• No results found

5. CONCLUSIE: HET (ON)ZICHTBAAR MAKEN VAN ONLINE PRIVACY In Wanna Play? zoekt Verhoeven de grenzen van online privacy op in de publieke ruimte van

5.1 Een confronterende spiegel

Gedurende deze scriptie komt duidelijk naar voren dat de grenzen van online privacy onduidelijk zijn en deze houding is te herkennen in het discours rond Wanna Play?, waarin het concept van online privacy terugkomt in elke bron. De performance Wanna Play? laat zien dat er een gebrek is aan wederzijdse normen en waarden ten opzichte van online privacy en toont aan dat er behoefte is aan een debat tussen gebruikers zelf. Daarin kan enerzijds worden gesteld dat online privacy een illusie is, maar in het discours rond Wanna

Play? laten de media anderzijds een andere opvatting zien. Bovendien stellen Tilghman en

de media dat er een bepaalde morele eensgezindheid bestaat en dat ‘goede mensen’ nooit zo zouden handelen als Verhoeven. Daarnaast mag volgens deze deelnemers het internet niet door Verhoeven in Wanna Play? publiekelijk zichtbaar worden gemaakt. Het laat zien dat privacy op het internet door de media nog steeds wordt beschouwd als een private en veilige ruimte en dat ze daarom niet willen accepteren dat het een publieke uiting van het individu kan zijn. De houding van de media kan worden verklaard vanuit het huidige debat over online privacy dat nog steeds is gebaseerd op een concept uit 1890: ‘het recht om alleen gelaten te worden’. Zo praten de Duitse en buitenlandse media met het ‘slachtoffer’ Tilghman mee, omdat hij het recht heeft om alleen gelaten te worden door Verhoeven. Bovendien gaat deze groep er vanuit dat privacy op het internet bestaat en bovendien een fundamenteel recht is voor elke gebruiker. Deze houding resulteerde in een gepolariseerde discussie waar er geen ruimte was voor de kant van Verhoeven en het samenwerkende theater Hebbel am Ufer, omdat de media zijn blijven hangen in een gedateerd concept van (online) privacy.

Daarmee kan de ophef over Wanna Play? als een antwoord worden gezien op de onduidelijke grenzen van online privacy. Er is een bepaald besef van online privacy onder de gebruikers gekomen waar ze eerder nog niet direct mee in aanraking waren. Door Wanna

breekbaarder is dan gedacht en zelfs een mogelijke illusie. Er bestaat een gevoel dat de leden van de gemeenschap de controle verliezen over hun rol in de situatie en daarmee hun grip op de privacy binnen ‘hun’ veilige digitale ontmoetingswereld. Daarbij laat de verhitte discussie zien dat het openbaar maken van Grindr te confronterend is geweest voor de homowereld en geeft een bepaalde angst aan voor het verliezen van de gevoelde safe space van Grindr en van de ‘homo’-wijk Kreuzberg. Verder toont de reactie van de gemeenschap een gevoel aan, waarin de leden geen controle (meer) hebben over de interpretatie van anderen over de situatie, aangezien er wordt gezegd dat Verhoeven de homogemeenschap belachelijk maakt. Oftewel, de reacties en eventuele interpretaties van het voorbijkomende publiek mogen er niet zijn. Uiteindelijk heeft het ontstane besef ertoe geleid dat de gebruikers in opstand zijn gekomen en voor hun eigen privacy binnen de nieuwe media opkwamen. Alleen gebeurde dit niet tegen de bedrijven van de datingapplicaties zelf, maar tegen Verhoeven die het openbare karakter van datingapplicaties blootlegde met zijn theaterinstallatie.

Daarbij bracht dit alles een reactie teweeg bij publiek en deelnemers: het bepalen van de eigen houding ten opzichte van online privacy. De woede vanuit de homogemeenschap toont aan dat de confrontatie met de eigen privacy zeer gevoelig ligt. De reacties van Tilghman en de verdere (Berlijnse) homogemeenschap laten zien dat Verhoeven de pijnpunten van het concept online privacy weet aan te wijzen en daardoor slachtoffer wordt van zijn eigen vraagstelling. Volgens Junk zijn de vragen die Verhoeven oproept bij de gemeenschap zodanig ‘voortdrijvend’ dat een grote groep jonge mannen losgaat op de kunstenaar; men voelt zich persoonlijk aangevallen en vergeet daarom het intellectuele

argument in de discussie.117 Het toont aan dat het concept van online privacy zeer gevoelig

ligt binnen de homowereld en dat Verhoeven als (buitenlandse) kunstenaar de gebreken ervan niet mag aanwijzen en al helemaal niet zichtbaar maken in de publieke ruimte van Berlijn. Hieruit kan worden geconcludeerd dat het onderwerp te gevoelig en confronterend ligt voor de homogemeenschap en er daardoor nauwelijks een discussie mogelijk is.

Hetzelfde geldt voor de Duitse en buitenlandse media. De commotie rondom Wanna

Play? heeft veel onthuld over de onduidelijke normen en waarden van online privacy die

bestaan onder gebruikers. Een goed voorbeeld hiervan is het artikel van Chatzistefanou die stelt dat de pre-digitale moraal nog niet genoeg is ontwikkeld om de instrumenten, etiquettes

en regelingen voor wat privaat en publiek is naar behoren te herdefiniëren.118 Ondanks deze

stelling noemt de auteur Verhoevens werkwijze in Wanna Play? crimineel en wijdt de verhitte

!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!

117

Junk 2014

discussie dus niet aan de onduidelijke grenzen van online privacy. Deze houding laat zien waarom de ophef is geëindigd in een eenzijdig debat, waarin er geen vruchtbare dialoog over het concept online privacy heeft kunnen plaatsvinden zonder schuldigen aan te wijzen.

Wanna Play? laat zien dat theater een abstract begrip als online privacy kan

verbeelden in de publieke ruimte, maar deze vorm (nog) niet altijd wordt geaccepteerd door deelnemers, publiek, Duitse (en buitenlandse) media en Berlijnse homogemeenschap. Dit komt duidelijk naar voren in hun retoriek, waarin termen als privacy schending en digitale verkrachting veelvuldig worden gebruikt. Het idee dat online privacy een illusie is, zoals Verhoeven beweerd, is geen geldig argument voor deze partijen. Het toont aan dat het discours rond Wanna Play? het concept online privacy nog baseert op het idee over privacy dat bestaat uit het recht om alleen gelaten te worden. De dominante stemmen beweren namelijk dat de ‘slachtoffers’ van Wanna Play? ongevraagd onderdeel worden van Verhoevens kunstproject. Met andere woorden, het discours toont dat binnen de media het concept van privacy ‘vastgeroest’ is in het eigen kader en andere tegengeluiden niet worden geaccepteerd. Alleen de Nederlandse media hebben Verhoeven de ruimte gegeven zijn project te verdedigen, maar belichten daarin wel alleen zijn kant van het verhaal.

Kortom, het gebrek aan gedeelde normen en waarden op het internet zijn duidelijk terug te zien in het discours rond Wanna Play?, waarin het als kwalijk wordt gezien dat Verhoeven zijn onschuldige ‘slachtoffers’ gebruikt ten behoeve van zijn kunst. Verhoeven zegt in een later interview dat hij zich genoodzaakt voelde met het project te stoppen na het geweld en de protesten vanuit de homobeweging: “Het kon niet anders, maar het gaat ver. De vrijheid voor kunstenaars is net zo hard bevochten als de seksuele vrijheid. Doorgaan

zou uitgelegd zijn als arrogantie. Dat is mijn eer te na.”119 Ondanks het bekennen van schuld,

het maken van excuses en de beslissing om de theaterinstallatie stop te zetten worden Verhoeven en het theater Hebbel Am Ufer door Tilghman en in de Duitse en internationale media alleen maar als dader aangewezen en heftig bekritiseerd. Ook zorgt het constante benadrukken van een zogenaamde morele eensgezindheid ten opzichte van online privacy en het gebrek aan gevoel van urgentie ervoor dat het debat juist kapot wordt gemaakt.