• No results found

De sprongkracht van basisschoolkinderen met over- en normaalgewicht

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De sprongkracht van basisschoolkinderen met over- en normaalgewicht"

Copied!
40
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

0

De sprongkracht van

basisschoolkinderen met over- en

normaal gewicht.

Naam: Jesse Schoten Leerjaar: 4

Studiejaar: 2016-2017

Domein: Bewegen Sport & Voeding

Opleiding: Academie voor Lichamelijke Opvoeding aan de Hogeschool van Amsterdam Opdracht: Afstudeeronderzoek

Begeleider: Tim van Kernebeek Studentnr.: 500682068

Datum: 25 Juni 2017 Gelegenheid: 2e kans

(2)

1

Voorwoord

Eindelijk. Met bloed, zweet en tranen is mijn eindonderzoek af. De afgelopen maanden ben ik dit avontuur aangegaan, niet wetend dat het zo’n zware reis zou worden. In samenwerking met Luuk Kleine heb ik flink wat uren afgewerkt in de bibliotheek van Zaandam. Nu 4 maanden later ligt mijn scriptie voor u ‘het verschil in sprongkracht tussen kinderen met overgewicht en normaalgewicht in de leeftijd van 9 tot en met 12 jaar’.

De motorische ontwikkeling van kinderen is relevant voor het beroep wat ik later wil gaan uitoefenen. Het leek mij daarom interessant of kinderen met overgewicht een andere motorische ontwikkeling meemaken dan kinderen met normaalgewicht. Samen met mijn onderzoekspartner Luuk Kleijne en scriptiebegeleider Tim van Kernebeek ben ik tot mijn onderzoeksvraag gekomen.

Ik wil graag alle leden die deel uitmaken van het MAMBO project bedanken. Ik wil de deelnemende scholen en kinderen bedanken voor hun inzet en enthousiasme.

Tot slot wil ik in het bijzonder Tim van Kernebeek bedanken voor zijn hulp. Door zijn feedback, inzet en enthousiasme heb ik mijn eindonderzoek af kunnen maken tot wat het nu is.

(3)

2

Inhoudsopgave

Voorwoord ... 1 Samenvatting ... 3 Inleiding ... 4 Methode ... 9 Proefpersonen ... 9 Design ... 9 Procedure ... 9 Meetinstrumenten ... 10

Dataverzameling en statische analyse ... 11

Resultaten ... 13

Discussie ... 16

Conclusie ... 18

Aanbevelingen voor vervolgonderzoek ... 18

Aanbevelingen voor beroepspraktijk ... 18

Referentielijst ... 20

Bijlagen ... 24

Bijlage 1: Brief aan ouders ... 24

Bijlage 2: Zaalindeling ... 26

Bijlage 3: Protocol Springen-kracht ... 27

Bijlage 4: Afkapwaarde BMI ... 30

Bijlage 5: Overzichtsformulier per kind ... 31

Bijlage 6: SPSS Outputs ... 32

(4)

3

Samenvatting

Het doel van het onderzoek was om te achterhalen of er een verschil in sprongkracht is tussen kinderen met overgewicht in vergelijking tot kinderen met normaalgewicht in de leeftijd van 9 tot en met 12 jaar.

Aan dit onderzoek hebben 1180 deelnemers meegedaan. Daarvan was 573 (48,5%) van het vrouwelijk geslacht en 607 (51,5%) van het mannelijke geslacht. De leeftijd van de deelnemers was tussen de 9 en 12 jaar. De gemiddelde leeftijd van de deelnemer was 10,5 jaar. Al deze deelnemers waren afkomstig van verschillende basisscholen uit Amsterdam. Tijdens de testen werd er gebruik gemaakt van de 4-Vaardighedenscan. Het onderdeel wat gebruikt is voor dit onderzoek is het onderdeel springen-kracht. De Body Mass Index werd gebruikt voor het indelen van de gewichtsklassen.

Uit de resultaten komt een significant verschil in sprongkracht (p=<0,001) naar voren. Kinderen met normaalgewicht hebben een betere sprongkracht in vergelijking met kinderen met overgewicht.

De conclusie van dit onderzoek is dat leerlingen met overgewicht in de leeftijd van 9 tot en met 12 jaar een minder goede sprongkracht hebben ten opzichte van leerlingen met normaalgewicht in dezelfde leeftijdsklasse. Een aanbeveling voor de beroepspraktijk is dat de gymdocent rekening houdt met niveauverschillen in de klas en daarom zoveel mogelijk differentieert in de les om zo elk kind op eigen niveau te laten bewegen.

(5)

4

Inleiding

‘’In mijn tijd was buiten spelen iets heel normaals, daar dacht je niet over na. Tegenwoordig spelen kinderen meer met hun mobiel of zitten ze achter hun computer. Logisch, maar daardoor zie je steeds meer kinderen met overgewicht en andere problemen.’’

Johan Cruijff duidde dit aan als aanleiding voor zijn project schoolplein14. In de afgelopen dertig jaar is het aandeel mensen met overgewicht in Nederland toegenomen, zowel bij volwassenen als bij 4- tot 20 jarigen (CBS, 2012). Van de kinderen van 4 tot en met 17 jaar oud heeft 13,6% overgewicht waarvan 2,7% obesitas (Volksgezondheid, 2016).

De ‘vijfde landelijke groeistudie’ toonde in 2009 aan dat 13-15% van de Nederlandse kinderen overgewicht had. Dit is een verdubbeling en voor sommige leeftijdsgroepen een verdrievoudiging in vergelijking met de prevalentie van 1980 (Franssen et al., 2015).

Echter tonen diverse nationale en internationale onderzoeken aan dat de prevalentie van overgewicht bij kinderen de laatste jaren stabiliseert of zelfs daalt door een toenemende belangstelling voor meer bewegen en gezonder en minder eten (Franssen et al., 2015).

Toch kan er geconcludeerd worden dat het aandeel Amsterdamse kinderen met overgewicht hoger ligt dan de gemiddelde waardes in Nederland, namelijk 17,6% bij 5-jarigen en 24,9% bij 14-jarigen (Slot et al., 2014).

Motorische fitheid van kinderen is een essentieel onderdeel van fysieke fitheid en is van belang voor een actieve leefstijl (Collard et al., 2014). Kinderen in de leeftijd van zes tot en twaalf jaar maken de belangrijkste ontwikkeling door in de fijne en grove motoriek, maar kan belemmerd worden doordat kinderen in de schooltijd over het algemeen weinig bewegen en niet erg fysiek fit zijn (Feldman, 2013).

Kinderen met overgewicht blijken motorisch minder vaardig te zijn (D’Hondt et al., 2013). Zo ook in motorische vaardigheid in hinkel ten opzichte van leeftijdgenoten met normaalgewicht. Om de vaardigheid hinkelen uit te willen voeren wordt er gebruik gemaakt van sprongkracht. Drie aspecten van spierkracht kunnen worden onderscheiden, namelijk: de maximale kracht (de capaciteit om de grootst mogelijke spierspanning te ontwikkelen), de explosieve kracht (de capaciteit om een bepaald gewicht met de grootst mogelijke snelheid te verplaatsen in een zo kort mogelijke tijd) en snelkracht (het vermogen om herhaaldelijk een relatief kleine weerstand zo snel mogelijk te overwinnen).

(6)

5

Deze krachttypen komen allen terug in het hinkelen. Dit maakt dat hinkelen een goede indicator is om verschillen in de 3 verschillende kracht-vormen in kaart te brengen tussen kinderen met overgewicht en met normaal gewicht. Het goed doorlopen van de motorische ontwikkeling is van belang voor het welzijn van het kind (Feldman, 2010).

Een oorzaak van overgewicht is een positief energiebalans. Bij een positieve energiebalans wordt er gesproken van een verhoogde energie-inname in combinatie met een verlaagde energiegebruik (Joosen, 2005). Het welzijn van het kind wordt mede bepaald door zowel de fysieke als mentale gezondheid. Iemand met overgewicht kan op gebied van fysieke gezondheid onder andere hart- en vaatziekten, diabetes type 2 en klachten aan het bewegingsapparaat (de Jong, 2012) als gevolg hebben. Bij mentale gezondheid kan er gekeken worden op sociaal- en emotioneel gebied. Kinderen met overgewicht zijn vaker het doelwit voor pesterijen (Shapouri-Moghaddam, 2010). Het pesten leidt tot een lage zelfwaardering en een verhoogde kans op eenzaamheid (van Koperen & Seidell, 2010). Dit maakt dat de motorische ontwikkeling van kinderen belangrijk is omdat dit een positieve invloed heeft op het welzijn van een kind.

Ter onderbouwing van dit onderzoek, is er gekeken naar eerder gedane onderzoeken. In de eerder gedane onderzoeken wordt er gekeken naar een vergelijking van mensen met een hoog en normaal BMI en het beoefenen van motoriektesten.

In 2013 onderzochten D’Hondt et al. of er op korte termijn verbetering plaatsvond wat betreft grove motorische coördinatie bij kinderen met verschillende gewichtsklasse.

Aan dit onderzoek namen 50 kinderen deel met overgewicht (8 kinderen met obesitas) en 50 kinderen deel met normaal gewicht waarvan 52% van beide groepen jongens zijn. De kinderen die deelnamen, hadden een leeftijd tussen de zes en tien jaar. In 2007 vond de voormeting plaats en in 2009 de nameting. Bij de deelnemers wordt de lengte, gewicht en vetpercentage gemeten. Vervolgens wordt de BMI bepaald door gewicht/lengt2. Om de motoriek te meten is er gebruik gemaakt van de Körperkoordinationstest fur Kinder (KTK). De kinderen droegen geen schoenen en hadden lichte kleren aan. De conclusie van dit onderzoek is dat de kloof tussen normaal gewicht en overgewicht steeds meer toeneemt betreft de grove motorische coördinatie.

Uit een ander recent onderzoek (Willems et al., 2016) blijk dat 30% van de kinderen die getest zijn een motorische ontwikkelingsachterstand van meer dan een jaar hebben. Voor deze test zijn bij 4493 kinderen (6-12 jaar) van 30 Amsterdamse basisscholen de grove motoriek

(7)

6

bepaald. Om de motoriek te testen is gebruik gemaakt van de 4-Vaardighedenscan (Gelder, 2010). De kinderen werden getest door getrainde medewerkers en studenten.

Gentier et al. (2013) concludeerde dat kinderen met obesitas niet alleen problemen hebben met hun grove motoriek maar ook met hun fijne motoriek. Voor dit onderzoek zijn 12 meisjes en 22 jongens met obesitas getest en was er een controle groep waarbij het gewicht normaal is getest. Ook deze groep bestond uit 12 meisjes en 22 jongens. De leeftijd van deze kinderen was 7-13 jaar. Om de grove en fijne motoriek te testen is er gebruik gemaakt van de Bruininks-Oseretsky Test of Motor Proficiency, second edition (BOT-2). Verder is er in zuid Italië onderzoek gedaan naar peuters met normaal- en overgewicht. Met als doel of er een verschil is tussen het geslacht. De leeftijd van de deelnemers was 4,5 jaar ± 0,5. 38 deelnemers waren jongens en 42 deelnemers waren meisjes. Er werd gekeken naar zeven grove motorische vaardigheden (rennen, galop, tweebenige sprong, sprong, horizontale sprong, skipping en glijden) en vijf fijne motorische vaardigheden (twee handige beweging, aanhoudende stuiter, vangen, schieten en bovenhands gooien). Uit bovenstaand onderzoek komt naar voren dat de deelnemers met overgewicht een minder goed ontwikkeld grove motoriek hebben.

Om in kaart te brengen wat het probleem overgewicht als gevolg heeft bij het uitvoeren van bewegingen is er gekeken naar wat overgewicht doet met het menselijk lichaam. Uit onderzoek van Krul (2011) blijkt dat Nederlandse kinderen van 2 tot 17 jaar die te veel wegen, meer last hebben van hun enkels en voeten dan kinderen met een normaal gewicht. In het onderzoek komt naar voren dat kinderen met overgewicht in een vicieuze cirkel terecht kunnen komen waaruit moeilijk te ontsnappen is. Het overgewicht leidt tot problemen aan spieren en gewrichten wat als gevolg heeft dat kinderen minder willen of kunnen sporten. Door het gebrek aan bewegen leidt dit weer tot meer overgewicht (Krul, 2011). Door overbelasting van de gewrichten gaat het kraakbeen sneller slijten, waardoor de bewegingsvrijheid wordt beperkt. Door de afbraakproces van kraakbeen kan er pijn ontstaan en het gewricht minder soepel bewegen. Als er gekeken wordt naar de sprongkracht van kinderen met de leeftijd tussen de 9 en 12 jaar kan er geconcludeerd worden dat dergelijke onderzoeken waar de grove motorische eigenschap springen bij kinderen met overgewicht centraal staan niet veel zijn verricht. Het is essentieel om te blijven onderzoeken welke verhouding normaal en overgewicht heeft met verschillende motoriektesten. Jaarlijks zijn er verschillende verschuivingen in de Body Mass Index (BMI) van schoolkinderen in

(8)

7

Amsterdam wat maakt dat het belangrijk is om te blijven onderzoeken wat voor gevolgen dit heeft op de motoriek van schoolkinderen in de leeftijd van zes tot en twaalf jaar.

Er is gekozen voor de groep kinderen met de leeftijd van 9 tot 12 jaar oud. Kinderen met de leeftijd van 9 tot 12 jaar oud zitten in de dominantie fase volgens het neurologisch ontwikkelingsmodel van Mesker. Eén hersenhelft zal nu domineren en overheersend zijn bij alle functies (KNBSB, 2014). Aangezien kinderen in deze fase verschillende delen van het lichaam onafhankelijk van de andere delen kunnen bewegen is de motorische vaardigheid hinkelen op één been mogelijk.

Sprongkracht kan onderscheiden worden in verschillende vormen van kracht. De gymlessen op de basisschool worden opgezet aan de hand van de 12 leerlijnen. In een aantal van deze leerlijnen komen deze verschillende vormen van kracht expliciet aan bod. Explosieve kracht komt terug in de leerlijn springen, krachtuithoudingsvermogen in hardlopen en snelkracht is een eigenschap van de leerlijn tikspelen. Vanuit deze gedachte is de volgende onderzoeksvraag ontstaan:

“Is er bij basisschoolleerlingen uit Amsterdam in de leeftijd van 9 tot en met 12 jaar een verschil in sprongkracht tussen kinderen met overgewicht en normaalgewicht?”

De hypothese is dat er een significant verschil wordt verwacht tussen de sprongkracht van kinderen met overgewicht en kinderen met normaal gewicht met de leeftijd van 9 tot en met 12 jaar. Er wordt een verschil verwacht in de resultaten van het onderdeel springen-kracht tussen kinderen met overgewicht en kinderen met normaal gewicht omdat kinderen met overgewicht in hun voorgaande jaren waarschijnlijk minder actief zijn geweest dan kinderen zonder overgewicht. Het gevolg hiervan kan zijn dat kinderen met overgewicht een lager energieverbruik hebben (Fox et al., 2006). Echter, het energiegebruik bij voortbewegen is bij mensen met een hoog lichaamsgewicht juist hoger dan bij mensen met een lager gewicht (Brug & Visscher, 2004). Ook gekeken naar de vicieuze cirkel kan overgewicht leiden tot minder sporten wat weer kan leiden tot minderen prestaties. Deze prestatievermindering kan weer leiden tot minder zin in bewegen (Bulk-Bunschoten et al., 2005).

Als er wordt gekeken naar eerder gedane onderzoek van D’Hondt et al. kan er uit de resultaten worden afgeleid dat de kloof tussen kinderen met normaal gewicht en kinderen met overgewicht steeds meer toeneemt wat betreft de grove motorische coördinatie. De grove

(9)

8

motorische vaardigheid is dus minder bij kinderen met overgewicht in vergelijking met kinderen met normaalgewicht.

Naar aanleiding van de verwachting van dit onderzoek luid de hypothese:

De nulhypothese is dat de sprongkracht bij leerlingen die in een hoge gewichtsklasse zitten gelijk is aan leerlingen die in een normale gewichtsklasse zitten.

De onderzoekshypothese is dat de sprongkracht bij leerlingen die in een hoge gewichtsklasse zitten niet gelijk is aan leerlingen die in een normale gewichtsklasse zitten.

(10)

9

Methode

Proefpersonen

Dit onderzoek naar het verschil in sprongkracht tussen kinderen met normaalgewicht en overgewicht ben ik onderdeel van een grote longitudinaal onderzoek in de regio Amsterdam: Meten Amsterdamse Motoriek Basis Onderwijs (MAMBO). Tijdens dit onderzoek worden de deelnemers getest op de motorische vaardigheid in combinatie met lengte, gewicht en sportparticipatie.

Aan dit onderzoek gaan 1180 deelnemers mee doen. Daarvan is 573 (48,5%) van het vrouwelijk geslacht en 607 (51,5%) van het mannelijke geslacht. De leeftijd van de deelnemers is tussen de 9 en 12 jaar. De gemiddelde leeftijd van de deelnemers zijn 10,5 jaar. De deelnemers zitten allemaal op verschillende basisscholen die plaatsvinden in Amsterdam. De ouders en verzorgers hebben een brief ontvangen. Doormiddel van deze brief zijn de ouders geïnstrueerd over de inhoud van de test en de het doel van de verzamelende gegevens (Bijlage 1). Ook kunnen de ouders door middel van deze brief bezwaar maken betreft de deelnamen van hun kind aan dit onderzoek.

Design

De meetperiode vond plaats van 27 februari t/m 19 mei 2017. De groep testafnemers bestond uit 4e jaars studenten van de Academie voor Lichamelijke Opvoeding en studenten van Bewegingswetenschappen van de Vrije Universiteit. Testafnemers konden zich ook opgeven en kregen hier een vergoeding voor. Bij elke testdag was er een testleider aanwezig die de gehele test coördineerde.

Om de testafnemers te trainen, is er een trainingsdag georganiseerd. Deze dag viel plaats op 17 februari 2017. Deze trainingsdag werd begeleid door een getrainde testafnemers. Op deze dag werd het gehele (vernieuwde) protocol doorgenomen en werden de activiteiten in een circuitvorm doorlopen.

Procedure

Alle testafnemers krijgen voorafgaand aan de meetperiode een training om de 4-Vaardighedenscan af te kunnen nemen. Deze training is bedoeld om eventuele meetfouten te voorkomen en daardoor de betrouwbaarheid van de test te vergroten. De testafnemers leren

(11)

10

om te gaan met het programma Filemaker Pro op de Ipad en maken kennis met de 4 vaardigheden die getest worden.

Tijdens de meetdagen worden alles scores direct ingevuld op de iPad in het programma Filemaker Pro. De testen worden afgenomen tijdens de normale gymles. Dus de leerlingen hebben gymkleren aan. Afhankelijk wat de regel in school is kunnen de leerlingen schoenen aan hebben.

De gymzaal wordt voor elke testdag verdeeld in vier vakken zie bijlage 2. Wanneer de leerlingen zijn verzamelt volgt er een korte uitleg over de les die gegeven wordt door de testleider. Daarna worden de leerlingen op alfabetische volgorde in gelijke groepen verdeeld over de vier vakken. In elk vak komt een andere testonderdeel aanbod. Bij de 4-Vaardighedenscan vinden er naast de testen ook sportactiviteiten plaats. Bij elke testonderdeel wordt een sportactiviteit aangeboden wat de leerlingen kunnen doen als ze niet aan de beurt zijn. De volgende onderdelen worden getest met het bijbehorende spel: springen-kracht met de hindernisbaan, springen-coördinatie met balansborden, stuiten met jongleer spulletjes en stilstaan samen met sportparticipatie hebben het spel twister. Het doordraaisysteem wordt geregeld door middel van een vaste tijdschema.

Meetinstrumenten Motoriek:

Om de motoriek te meten van de leerlingen wordt er gebruik gemaakt van de 4 vaardighedenscan die door Van Gelder & Stroes is ontwikkeld (Bijlage 3). De test-hertestbetrouwbaarheid van de 4 vaardighedenscan is bij 624 kinderen van 6 tot 13 jaar bepaald: de beoordelaarsbetrouwbaarheid (ICC = 0,93) en bij 583 kinderen is de inter-beoordelaarsbetrouwbaarheid (ICC = 0,97). De Standard Error of Measurement (SEM) van de motorische leeftijd is 0,67 jaar. Hieruit kan er worden opgemaakt dat de 4 vaardighedenscan een betrouwbaar instrument is om de grove motoriek van basisschoolkinderen te meten (Gymmermansoog, 2016). Momenteel zijn de onderzoekers van de HvA bezig met het vast stellen of de 4 vaardighedenscan valide is (Gymmermansoog, 2016).

Een onderdeel van deze test is springen-kracht. Hiermee wordt de sprongprestatie in kaart gebracht. Om springen-kracht te meten is er een afstand uitgezet. Deze afstand is 9 meter lang meestal de helft van één volleybalveld. De lijnen worden extra duidelijk gemaakt door er pionnen neer te zetten. Op deze manier weten de leerlingen waar ze naar toe moeten. De leerlingen starten achter de eerste lijn hier gaan de leerlingen alvast op één been staan. Het doel van de test is om in zo min mogelijk hinkels met het zelfde been aan de overkant te

(12)

11

komen. Aan de overkant gekomen mogen de leerlingen met het andere been terug. Op de iPad wordt aangegeven hoeveel hinkels de leerling er over deed verder wordt er aangegeven of de leerling op schoenen/blote voeten deel neemt aan de test.

De leerlingen die niet aan de beurt zijn, zijn bezig op een hindernisbaan. Doel van de hindernisbaan is de leerlingen bezighouden zoals in een normale gymles om zo etalage-effecten te minimaliseren.

Gewichtsklasse

Lengte en gewicht worden gemeten in een afgezet deel van de gymzaal. In de meeste gevallen vindt dit plaats in de materiaalruimte. Dit heeft te maken met de privacy van de leerling. Het gewicht van de leerling wordt gemeten met een weegschaal: SECA Robusta 813. De lengte van de leerlingen wordt gemeten met de lengtemeter: SECA Stadiometer 213. Tijdens deze meeting wordt er aan de leerlingen gevraagd om de schoenen uit te doen. De gymkleding blijft wel aan. Bij eventueel zware kleding (trui, vest etc.) wordt er gevraagd om deze wel uit te doen. Om te bepalen in welke gewichtsklasse de deelnemers zitten wordt er gebruikt gemaakt van de BMI afkapwaarden die door H. Talma (2010) zijn opgesteld (zie bijlage 4). Om te kunnen werken met deze tabel zijn de volgende gegevens nodig: leeftijd, lengte, gewicht en geslacht. De BMI wordt berekend met de volgende formule: BMI= Gewicht/Lengte2 . Met de uitkomst van deze formule wordt er bepaald of de deelnemer valt in ernstig ondergewicht, ondergewicht, normaal gewicht, overgewicht of ernstig overgewicht

Dataverzameling en statische analyse

Tijdens de metingen worden de gegevens genoteerd op de iPad in het programma Filemaker Pro. Vervolgens is de dataset vanuit Filemaker naar Excel geëxporteerd en daarna ingeladen in SPSS versie 22.0.

De leeftijd wordt berekend door de tijd uit te rekenen tussen de geboortedatum en de testdatum. Voor dit onderzoek worden leerlingen met overgewicht en ernstig overgewicht in één groep gezet en de andere groep is normaal gewicht. De gewichtscategorieën ondergewicht word niet meegenomen in de analyse. Op deze manier zijn er twee groepen ontstaan voor dit onderzoek.

De variabele die er gebruikt worden zijn de scores van het onderdeel springen-kracht van de 4- Vaardighedenscan. De scores zijn door van Gelder (2010) verdeeld in groepen zie bijlage 5 voor dit overzicht.

(13)

12

Om de betrouwbaarheid zo goed mogelijk te waarborgen, zal op 2 manieren de data geanalyseerd worden:

Analyse methode 1:

Analyse methode 1 bestaat uit de 4-Vaardighedenscan van Van Gelder waarbij de ruwe gegevens zijn omgerekend naar de score bij deze test. Bij de 4-Vaardighedenscan wordt er aan de hand van de vastgestelde motorische leeftijd geanalyseerd of de gegevens normaal verdeeld zijn. Dit wordt gedaan middels een boxplot en histogrammen. Wanneer de gegevens niet normaal verdeeld zijn wordt er gebruik gemaakt van de Mann-Withney U-test om het verschil te kunnen toetsen tussen de controlegroep (normaalgewicht) en interventiegroep (overgewicht) te vinden.

Analyse methode 2:

Er is tevens een analyse gedaan op de ruwe data. Wanneer er uit de boxplot en histogrammen is gebleken dat de gegevens niet normaal verdeeld zijn, wordt er gekeken naar de ruwe data van het hinkelen op rechts en links apart over 9 meter.

Als er uit de ruwe data is gebleken dat de gegevens normaal verdeeld zijn, wordt er gebruikt gemaakt van de Independent Sample T-test om eventuele verschillen in sprongkracht tussen de controlegroep (normaalgewicht) en interventiegroep (overgewicht) te vinden.

(14)

13

Resultaten

Descriptieve informatie

In totaal hebben 2471 proefpersonen deelgenomen aan het onderzoek. Na het filteren van het Excel bestand op basis van leeftijd, missende waarden, gewichtsklasse en blessures bleven er 1180 proefpersonen over (Figuur 1). Door deze ontbrekende gegevens zijn er 1291 leerlingen niet meegenomen.

Van de 1180 proefpersonen die deel hebben genomen aan dit onderzoek hadden 377 leerlingen overgewicht (32%) en 803 leerlingen een normaalgewicht (68%) volgens de BMI-afkapwaarden (Tabel 1). Onderzocht is of er een verschil tussen sprongkracht en gewicht is bij kinderen met overgewicht en normaalgewicht. De volgende resultaten zijn naar voren gekomen uit de gegevens (Tabel 2).

Figuur 1: Proefpersonen onderverdeelt in leeftijd, missende waarden, gewichtsklasse en blessures

Tabel 1

Proefpersonen onderverdeelt naar gewichtsklasse, exclusie en totaal

Totaal Overgewicht Normaalgewicht Geëxcludeerd

(15)

14 Tabel 2

Descriptieve tabel van basisschoolleerlingen (leeftijd 9 tot en met 12 jaar)

Analyse methode 1

Uit de histogram 1 (Bijlage 6) en de box plot (Figuur 2, Bijlage 6) is er op te maken dat de gegevens niet normaal verdeeld zijn. In het figuur is op te maken dat er een uitschieter is tussen de score van 10 en 12,5. Omdat de gegevens niet normaal verdeeld zijn is er gebruik gemaakt van de Mann-Whitney U-test om het verschil te kunnen toetsen tussen kinderen met overgewicht en normaalgewicht (Tabel 3).

Tabel 3

Uitkomsten Mann-Withney U-test

Normaalgewicht Mean Rank Overgewicht Mean Rank Z p Totaal 667,92 425,60 -11,638 <0.001 Analyse methode 2

Uit histogram 1 (Bijlage 6) is op te maken dat 11 de meest behaalde score bij het onderdeel springen-kracht is. Dit is terug te zien in de histogram 1 (Bijlage 6) waarin alle metingen van springen-kracht zijn verwerkt. Bij de histogrammen 2.1 en 2.2 (Bijlage 6) zijn de metingen van het onderdeel springen-kracht onderverdeeld in het hinkelen met rechts en het hinkelen met links. Aan de hand van de ruwe data van het hinkelen (recht en links apart) komt naar voren dat de gegevens normaal verdeeld zijn. Hierdoor zijn er in totaal 49 extra missende waarden (Tabel 4). Hieruit komt naar voren dat er onder de 49 proefpersonen die niet over 9 meter kunnen hinkelen, meer proefpersonen met overgewicht zitten in verhouding tot proefpersonen met normaalgewicht. Namelijk 51,0% om 31,1% (Tabel 4). Wanneer deze proefpersonen wel mee zouden worden genomen, zou het verschil in overgewicht en normaalgewicht nog verder uit elkaar liggen.

Leeftijd Std Lengte Std Gewicht Std BMI Std Jongens Meisjes Totaal

Overgewicht 10,74 1,06 1,48 9,13 52,02 10,39 23,36 2,85 176 (29%) 201 (35%) 377 (32%)

Normaalgewicht 10,68 1,03 1,45 8,92 36,63 6,46 17,25 1,49 431(71%) 372 (65%) 803 (86%)

(16)

15

Om verschil te kunnen toetsen tussen de groepen overgewicht en normaalgewicht is er gebruik gemaakt van de Independent Sample T-test (Tabel 5). Uit de resultaten is op te maken dat er een significant verschil is gevonden tussen de gegevens.

Tabel 4

Overzicht verdeling van 49 extra missende waarden bij over- en normaalgewicht

Normaalgewicht Overgewicht

Niet Missing 68,9 % 31,1 %

Missing 49,0 % 51,0 %

Tabel 5

Independent Samples T-test, score aantal hinkels over 9 meter bij over- en normaalgewicht

Gem. Overgewicht Gem. Normaalgewicht Verschil t-waarde p-waarde

19,99 16,45 -3,54 -12,614 <0,001

Std. Deviatie

(17)

16

Discussie

Het doel van dit onderzoek was om te onderzoeken of er een verschil in sprongkracht is tussen kinderen met overgewicht en kinderen met normaalgewicht in de leeftijd van 9 tot en met 12 jaar.

Bij analyse methode 1 is er gebruik gemaakt van de 4-Vaardighedenscan van Van Gelder analyse. Doordat er bij de 4-Vaardighedenscan aan de hand van de vastgestelde motorische leeftijd wordt geanalyseerd, is er een plafond score. Dit resulteert in dat de gegevens niet normaal verdeeld zijn. Dit heeft als gevolg dat er een meting is gedaan met de Mann-Whitney U-test.

Doordat er is geanalyseerd op de uitkomstmaat van de 4-Vaardighedenscan (springen-kracht subschaal), zijn de gegevens niet normaal verdeeld. Daarom wordt er ook een analyse gedaan op de ruwe data (Analyse methode 2). Bij de ruwe data is er geen sprake van een plafond score en is er een normaal verdeling zichtbaar. Omdat er een normaal verdeling naar voren is gekomen wordt er gebruik gemaakt van de Independent Sample T-test. Doordat er gekeken wordt naar de ruwe data vallen er 49 proefpersonen af (Tabel 4) om de reden dat er meer testpersonen met overgewicht in deze groep zitten dan dat er in de geteste groep zitten. Dit kan de uiteindelijke gegevens beïnvloeden. Uit de independent Sample T-test komt naar voren dat kinderen met normaalgewicht beter scoren met een gemiddelde van -3,54 hinkels in vergelijking met kinderen met overgewicht. Uit de resultaten is gebleken dat er een significant verschil bestaat tussen de sprongkracht van kinderen met overgewicht in vergelijking tot kinderen met normaalgewicht. De onderzoekshypothese ‘de sprongkracht bij leerlingen die in een hoge gewichtsklasse zitten niet gelijk is aan leerlingen die in een normale gewichtsklasse zitten’ wordt in dit onderzoek aangenomen. De nulhypothese ‘de sprongkracht bij leerlingen die in een hoge gewichtsklasse zitten gelijk is aan leerlingen die in een normale gewichtsklasse zitten’ wordt in dit onderzoek verworpen. Hieruit komt naar voren dat kinderen met overgewicht in sprongkracht minder presteren in vergelijking tot leerlingen met normaalgewicht. Het onderzoek van D’Hondt et al. komt overeen met de resultaten die naar voren zijn gekomen. In het onderzoek van D’Hondt et al. werd verklaard dat de grove motorische vaardigheid bij kinderen met overgewicht minder is dan kinderen met normaalgewicht. Dit werd uit de resultaten afgeleid. Kinderen met overgewicht blijken een motorisch vertraagde ontwikkeling in sprongkracht te hebben. Dit komt overeen met eerder gedaan onderzoek waaruit is gebleken dat kinderen met een motorisch vertraagde

(18)

17

ontwikkeling meer kans hebben op overgewicht (Slining et al., 2010). Overgewicht en een motorische achterstand liggen dus in elkaars verlengde. Hinkelen schaart zich ook onder de grove motoriek. Gentier et al. (2013) concludeerde dat kinderen met overgewicht problemen hebben met hun grove motoriek. Dit blijkt ook uit de resultaten waarin naar voren komt dat kinderen met overgewicht slechter presteren dan kinderen met normaalgewicht bij het hinkelen.

Voor de meetmethode is er ruimte voor verbetering. Bij de nieuwste procedure (2017) van de

4-Vaardighedenscan vinden er naast de testen ook sportactiviteiten plaats. Deze sportactiviteiten hebben onder andere als reden de leerlingen een opdracht mee te geven tijdens het wachten. Bij het onderdeel springen-kracht wordt er naast de test ook de activiteit: hindernisbaan beoefend. Bij elke test wordt er telkens één leerling getest, zo ook bij het onderdeel springen-kracht. De rest van de leerlingen zijn de activiteit hindernisbaan aan het beoefenen. De hindernisbaan vergt na een aantal rondes de algemene lichamelijke uithoudingsvermogen en kracht. Naast de grondmotorische eigenschap coördinatie is ook kracht een eigenschap wat onder andere nodig is bij het onderdeel springen-kracht. De leerling die als eerst wordt getest is nog niet op de hindernisbaan geweest en heeft daardoor een hoger energieverbruik. Kinderen met overgewicht hebben een lager energieverbruik terwijl het energiegebruik hoger is dan bij kinderen met normaalgewicht. Als een kind met overgewicht voor de test een aantal rondes op de hindernisbaan heeft uitgevoerd zal het energieverbruik nog minder worden. Kinderen met normaalgewicht hebben hier minder last van. Dit zorgt voor een verminderde betrouwbaarheid van de toetsing en kan een reden zijn dat er een verschil ontstaat in de spreiding van de scores.

Als er wordt gekeken naar de test springen-kracht van de 4-Vaardighedenscan is er te zeggen dat er op een ordinale schaal wordt gemeten. Er wordt alleen gekeken naar de hele keren van de hinkels. Verder zitten er geen tussenwaarden tussen het aantal hinkels. De vraag is dus of het aantal hinkels wel een nette continue variabel is aangezien de score hetzelfde blijft wanneer de laatste hinkel over 9 meter net over of ruim over de achterlijn is. De test springen-kracht is hierdoor makkelijk bruikbaar, maar heeft wel een lage resolutie. Het gevolg hiervan is dat veel waardes bij elkaar liggen bij het eindresultaat, waardoor er tussen de groepen normaalgewicht en overgewicht een minder specifiek verschil is aan te tonen.

(19)

18

Conclusie

Op basis van de resultaten kan geconcludeerd worden dat leerlingen met overgewicht in de leeftijd van 9 tot en met 12 jaar een minder goede sprongkracht hebben ten opzichte van leerlingen met normaalgewicht in dezelfde leeftijdsklasse. Uit de resultaten is gebleken dat een significant verschil aangetroffen is tussen de groepen overgewicht en normaalgewicht. Uit verschillende eerder gedane onderzoeken komen de resultaten overeen met de resultaten van dit onderzoek.

Aanbevelingen voor vervolgonderzoek

Naar aanleiding van de resultaten en de discussie zijn er een aantal verbeterpunten in het vervolgonderzoek. Om dit onderzoek meer betrouwbaarheid te geven zal er bij de 4-Vaardighedenscan tussen de geteste proefpersoon en de proefpersonen die bezig zijn bij de sportactiviteiten een derde rol toegepast kunnen worden. Om de kans op vermoeidheid tijdens de test te verkleinen zal de eerstvolgende proefpersoon die wacht om getest te worden, plaatsnemen op de bank om te herstellen van de uitvoering op de hindernisbaan. Hierdoor zal de energie stijgen richting de normale energielevel.

Om specifieker te kunnen meten kan er gekeken worden naar een continue schaal van meten. Dit wil zeggen dat er tussen het aantal hinkels tussenwaarden zijn. Dit kan gedaan worden door te kijken naar de afstand die iemand kan hinkelen met een beperkt aantal keer hinkelen in plaats van te kijken naar het aantal keer hinkelen over 9 meter. Door te kijken naar de afgelegde afstand kan er specifieker gemeten worden en dus nauwkeuriger naar de prestatie van de proefpersoon worden gekeken. De test springen-kracht is hierdoor minder praktisch, maar de resolutie is wel hoger.

Aanbevelingen voor beroepspraktijk

Er zijn een aantal aanbevelingen voor de beroepspraktijk. Een eerste aanbeveling is dat gymdocenten die werkzaam zijn bij verschillende basisscholen uit Amsterdam, in de lessen lichamelijke opvoeding rekening moeten houden met niveauverschillen. Een kind met overgewicht draagt een zwaarder lichaamsgewicht mee in vergelijking met kinderen met normaalgewicht. Het is daarom belangrijk dat er in de gymles wordt gedifferentieerd op niveau per kind. Voorbeelden om het hinkelen makkelijker te maken voor kinderen met overgewicht is dat er gehinkeld mag worden waarbij één hand tegen de muur of het klimrek word gehouden of de hinkelbaan verkleinen.

(20)

19

Een tweede aanbeveling is dat de gymdocent een proactieve rol kan spelen in het stimuleren van bewegen. Een manier om dit te bewerkstelligen is om kinderen (met overgewicht) specifieke huiswerkopdrachten mee te geven, wat te maken heeft met bewegen. Een voorbeeld kan zijn dat er met stoepkrijt een eigen route moet worden uitgetekend buiten op de tegels. Vervolgens moet er over dezelfde route worden gehinkeld. Het is belangrijk dat kinderen (met overgewicht) niet alleen in de lessen lichamelijke opvoeding maar ook in hun vrije tijd gestimuleerd worden om te gaan bewegen.

(21)

20

Referentielijst

1. Aussems, M. (2014). Visie op Jeugd Deel 2: Motorische ontwikkeling en motorisch leren. Geraadpleegd van

https://www.knbsb.nl/media/downloads- verenigingsondersteuning/visie-op-jeugd/VisieopJeugdD2-Motorischeontwikkelingenmotorischlerenv1.1.pdf

2. Braet, C. (2005). Psychological profile to become and to stayobese. International journal of obesity, abstract.

3. Braet, C., Mervielde, I., & Vandereycken, W.

(1997). Psychological Aspects of Childhood Obesity: A ControlledStudy

4. Brug, J., & Visscher, T. (2004). Determinanten van overgewicht. Geraadpleegd van

https://link.springer.com/article/10.1007/BF03059808

5. Bulk-Bunschoten, A., Renders, C., Leerdam, F. van, & Hirasing, R. (2005, september). Overbruggingsplan voor kinderen met overgewicht. Geraadpleegd van

http://dare.ubvu.vu.nl/bitstream/handle/1871/47993/190018.pdf?sequence=1

6. Collard, D., Chinapaw, M., Verhagen, E., Valkenberg, H., & Lucassen, J. (2014, mei). Motorische fitheid van basisschool kinderen (10-12 jaar). Geraadpleegd van

https://www.kennisbanksportenbewegen.nl/?file=3065&m=1422883286&action=file.dow nload

7. Cruijff, J. (2012, 25 april). Buiten spelen zou een vak moeten zijn op school. Geraadpleegd van http://www.cruyff-foundation.org/schoolplein14/achtergrond/

8. D'Hondt, E., Deforche, B., Bourdeaudhuij, I. De, Vaeyens, R., Philipearts, R., & Lenoir, M. (2013). A longitudinal analysis of gross motor coordination in overweight and obese children versus normal-weight peers. International Journal of Obesity, 37, 61-67.

9. Feldman, R. S. (2013). Ontwikkelingspyschologie (5e ed.). Amsterdam, Nederland: Pearson Benelux.

(22)

21

10. Franssen, S. J., Wal, M. F. Van der, Jansen, P., & Eijsden, M. (2015, 5 augustus). Onder- en overgewicht Amsterdamse kinderen. Nederlandstijdschrift voor geneeskunde, (159), 1-8. Geraadpleegd van

http://www.stuurgroepondervoeding.nl/wp- content/uploads/2015/11/artikel-NTG-Onder-en-overgewicht-bij-Amsterdamse-kinderen.pdf

11. Fox, E. L., Bowers, R. W., & Foss, M. L. (2006). Fysiologie voor lichamelijke opvoeding, sport en revalidatie (4th ed.). Maarssen: Elsevier gezondheidszorg.

12. Gelder W van, Stroes H. Leerlingvolgsysteem bewegen en spelen. Maarsen: ReedBusinessEducation; 2010.

13. Gentier, I., D'Hondt, E., Shultz, S., Deforche, B., Augustijn, M., Hoorne, S., Lenoir, M. (2013). Fine and gross motor skills differ between healthy-weight and obese

children. Research in Developmental Disabilities, 34, 4043-4051.

14. Groot, I. De, & Bruggink, J. W. (2012, 3 juli). Steeds meer overgewicht. Geraadpleegd van https://www.cbs.nl/nl-nl/nieuws/2012/27/steeds-meer-overgewicht

15. Gymmermansoog. (2016). De gymleraar monitort de motorische ontwikkeling van basisschoolleerlingen en werk met de jeugdarts samen. Geraadpleegd

vanhttp://www.allesinbeweging.net/sites/default/files/Gymmermansoog%20Nieuwsbrief %201%20V1.2.pdf

16. Joosen, A. M. C. P. (2005). Energy metabolism, fat mass regulatoin and predisposition to obesity. Universitaire pers Maastricht, 0(0), 1-127. Geraadpleegd van

https://cris.maastrichtuniversity.nl/portal/files/1523046/guid-ceaee5de-6bea-4868-ac0a-696f846f5ad2-ASSET1.0

17. Jong, S. De. (2012). Gewoon lekker in je vel. Faculty of Law, Economics and Governance Theses, 1(1), 1-46. Geraadpleegd van

https://dspace.library.uu.nl/bitstream/handle/1874/257637/Scriptie%20Suze%20de%20Jo ng..pdf?sequence=1&isAllowed=y

(23)

22

18. Kiphard, E., & Schilling, F. (2014). KTK-NL handleiding (Körperkoordinationstest für

Kinder). Destelbergen, België: Sig Vzw Vormingsdienst.

19. Koperen, M. Van, & Seidell, J. (2010, mei). Overgewichtpreventie, een lokale aanpak naar Frans voorbeeld. Praktische Pediatrie, pp. 10-14. Geraadpleegd van

http://bis.zwolle.nl/cms/Bis.nsf/0/2a193f87520a3f0fc12577af004eb6de/$FILE/bijlage%20 1%20bij%20Programma%20Zwolle%20Gezonde%20Stad%20art.%20obesitas.pdf

20. Krul, M. (2011, 24 mei). Te zware kinderen meer last van spieren en gewrichten. Geraadpleegd van https://www.erasmusmc.nl/1172194/2011/3218214

21. Morano, M., Colella, D., & Caroli, M. (2011). Gross motor skill performance in a sample of overweight preschool children. International Journal of Pediatric Obesity, 42-46.

22. Shapouri-Moghaddam, M. (2010). Overgewicht bij kinderen. Universiteit van Twente, 0(0), 1-41. Geraadpleegd van

http://essay-test.utsp.utwente.nl/60115/1/scriptie_M_Shapouri-Moghaddam.pdf

23. Slining, S., Adair, L. S., Davis Goldman, B., Borja, J. B., & Bentley, M. (2010). Infant overweight is associate with delayed motor development. The Journal of Pediatrics, 157(1)

24. Slot, J., Groeneveld, M., & Greven, J. (2014, april). Staat van gezondheid 2014.

Geraadpleegd van https://www.ois.amsterdam.nl/assets/pdfs/2104_factsheet_gezond.pdf

25. Talma H. (2010) Groeidiagrammen 2010. Den Haag: TNO, 2010.

26. Volksgezondheidenzorg. (2016). Bijna 14% van de jeugd heeft overgewicht. Geraadpleegd van

https://www.volksgezondheidenzorg.info/onderwerp/overgewicht/cijfers-context/huidige-situatie#node-overgewicht-naar-opleiding

(24)

23

27. Willems, W. A. J. J., Erken, I. E., Johannes, M., Kernebeek, W. G. van, Schipper, A. de, & Toussaint, H. M. (2016). Goed bewegen van basisschoolleerlingen is onze

(25)

24

Bijlagen

Bijlage 1: Brief aan ouders

[logo school]

Amsterdam, [datum] Geachte ouders en verzorgers,

De [naam school] hecht veel waarde aan een optimale bewegingsontwikkeling van uw kind. Zo wordt er jaarlijks een beweegtest afgenomen. De uitkomsten van deze test worden gebruikt om de gymlessen aan te laten sluiten op het niveau van de kinderen. Ook wordt de beweegtest gebruikt om de motorische ontwikkeling van uw kind in kaart te brengen.

De ALO Amsterdam (Academie voor Lichamelijke Opvoeding) doet in samenwerking met de faculteit der Bewegingswetenschappen van de VU, onderzoek naar beweegtests en heeft hiervoor contact opgenomen met de [naam school]. Studenten en onderzoekers van de ALO zullen meester [naam] (vakleerkracht bewegingsonderwijs) tijdens de gymles helpen met het afnemen van de beweegtest in groep 3 t/m 7. Deze test bestaat uit 4 oefeningen:

- Hinkelen (op één been) - Stilstaan op één been

- Huppel- en springoefeningen - Stuiten met een bal

- Daarnaast zal de lengte en het gewicht van uw kind gemeten worden

(sportkleding aan, schoenen & sokken uit), waarbij een geavanceerde weegschaal wordt gebruikt die de lichaamssamenstelling kan bepalen (bijv. spiermassa & vetmassa) en worden er enkele vragen gesteld over zwemdiploma’s en lidmaatschap van een sportvereniging.

Naast het gebruiken van de testgegevens door meester [naam], gebruikt de ALO de gegevens voor onderzoek over de motorische ontwikkeling van kinderen. Hierbij zal niet gekeken worden naar het individuele kind maar naar een grote groep kinderen.

De beweegtest zal plaatsvinden op: [datum]

Met de gegevens wordt zeer zorgvuldig omgegaan. Alleen de gymdocent en enkele medewerkers van de Academie voor Lichamelijke Opvoeding kunnen de gegevens van uw kind bekijken. Ook u kunt de gegevens inzien als u dat wilt en daarover vragen stellen aan meester [naam]. Mocht u bezwaar hebben tegen deelname van uw kind, dan kunt u dat kenbaar maken via onderstaand strookje. Als u geen bezwaren heeft, hoeft u dus niet te reageren.

Met vriendelijke groet,

Tim van Kernebeek w.g.van.kernebeek@hva.nl

Antoine de Schipper a.w.de.schipper@hva.nl

Eindverantwoordelijk:

(26)

25

Vrije Universiteit Amsterdam 020-5988461

[naam], docent Bewegingsonderwijs

---

Ik geef geen toestemming voor mijn kind om mee te doen aan de beweegtest tijdens de gymles op [datum].

Naam kind: _____________________________________________

(27)

26

Bijlage 2: Zaalindeling

(28)

27

Bijlage 3: Protocol Springen-kracht

(29)
(30)
(31)

30

Bijlage 4: Afkapwaarde BMI

(32)

31

Bijlage 5: Overzichtsformulier per kind

(33)

32

Bijlage 6: SPSS Outputs

Geslacht

Frequency Percent Valid Percent

Cumulative Percent

Valid Jongen 607 51,4 51,4 51,4

Meisje 573 48,6 48,6 100,0

Total 1180 100,0 100,0

Geslacht Categorie Normaalgewicht

Frequency Percent Valid Percent

Cumulative Percent Valid Jongen 431 53,7 53,7 53,7 Meisje 372 46,3 46,3 100,0 Total 803 100,0 100,0 Statistics Normaalgewicht

BMI Leeftijd lengte GEWICHT

N Valid 803 803 803 803 Missing 0 0 0 0 Mean 17,247 10,68 145,172 36,631 Median 17,100 10,60 145,000 35,800 Std. Deviation 1,4928 1,026 8,9179 6,4636 Variance 2,229 1,053 79,530 41,778 Range 7,1 4 53,1 36,5

Geslacht Categorie Overgewicht

Frequency Percent Valid Percent

Cumulative Percent

Valid Jongen 176 46,7 46,7 46,7

Meisje 201 53,3 53,3 100,0

(34)

33

Statistics Overgewicht

BMI Leeftijd lengte GEWICHT

N Valid 377 377 377 377 Missing 0 0 0 0 Mean 23,364 10,74 148,862 52,206 Median 22,800 10,80 148,500 50,600 Std. Deviation 2,8532 1,059 9,1317 10,3923 Variance 8,141 1,121 83,388 107,999 Range 15,5 4 52,0 57,9

Statistics Normaal en Overgewicht

BMI Leeftijd lengte GEWICHT

N Valid 1180 1180 1180 1180 Missing 0 0 0 0 Mean 19,201 10,70 146,351 41,607 Median 18,200 10,70 146,000 39,500 Std. Deviation 3,5004 1,037 9,1464 10,7539 Variance 12,253 1,074 83,656 115,647 Range 20,1 4 56,5 68,6 Gewichtsklasse

Frequency Percent Valid Percent

Cumulative Percent

Valid Normaalgewicht 803 68,1 68,1 68,1

Overgewicht 377 31,9 31,9 100,0

(35)

34

Case Processing Summary

GEWICHT

Cases

Valid Missing Total

N Percent N Percent N Percent

SpKr leeftijd Normaalgewicht 803 100,0% 0 0,0% 803 100,0%

(36)

35 Figuur 2: Verdeling van de beste scores per gewichtsklasse

(37)

36 Statistics TotaalHinkels Normaalgewicht N Valid 779 Missing 24 Overgewicht N Valid 352 Missing 25 Statistics GEWICHT N Valid 49 Missing 0 GEWICHT

Frequency Percent Valid Percent

Cumulative Percent

Valid Normaalgewicht 24 49,0 49,0 49,0

Overgewicht 25 51,0 51,0 100,0

(38)

37 Statistics GEWICHT N Valid 1131 Missing 0 GEWICHT

Frequency Percent Valid Percent

Cumulative Percent Valid Normaalgewicht 779 68,9 68,9 68,9 Overgewicht 352 31,1 31,1 100,0 Total 1131 100,0 100,0 Descriptive Statistics

N Mean Std. Deviation Minimum Maximum

SpKr leeftijd 1180 9,30 1,825 4 12

GEWICHT 1180 1,64 ,933 1 3

Ranks

GEWICHT N Mean Rank Sum of Ranks

Beste Score Normaalgewicht 803 667,92 536338,50

Overgewicht 377 425,60 160451,50 Total 1180 Test Statisticsa SpKr leeftijd Mann-Whitney U 89198,500 Wilcoxon W 160451,500 Z -11,638

Asymp. Sig. (2-tailed) ,000

(39)

38

Group Statistics

GEWICHT N Mean Std. Deviation Std. Error Mean

TotaalHinkels Normaalgewicht 779 16,4480 4,09882 ,14686

Overgewicht 352 19,9943 4,93952 ,26328

Independent Samples Test

Levene's Test for Equality of

Variances t-test for Equality of Means

F Sig. t df Sig. (2-tailed) Mean Difference Std. Error Difference 95% Confidence Interval of the Difference Lower Upper TotaalHinkels Equal variances assumed 17,596 ,000 -12,614 1129 ,000 -3,54631 ,28114 -4,09792 -2,99470 Equal variances not assumed -11,764 578,148 ,000 -3,54631 ,30147 -4,13841 -2,95421

(40)

39

Bijlage 7: Inleverbewijs Ephorus

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Om de deelvraag ‘Wat is het mogelijke verschil tussen het toepassen van UV-C ontsmetting en de reguliere methode in een varkenstransportwagen?’ te beantwoorden zijn

De internationale betekenis van bosreservaten is zeergroot. Ongeveer de helft van de landen in Europa kent een nationaal bosreservatenprogramma. In vrijwel alle landen zijn echter

Na veel gereken aan de resultaten van het onderzoek in september bleek dat voor de geblokte typen niet alleen ongeveer dezelfde smaakmodellen gelden, maar ook dat de

De gedachte daarbij was dat wanneer de kwaliteit van scholen met relatief weinig niet- westerse allochtone en gewichtsleerlingen aanzienlijk beter beoordeeld werd

In dit onderzoek worden de factoren in kaart gebracht die van invloed zijn op de implementatie van beleid door professionals: meer specifiek wordt onderzocht in hoeverre

The economic crisis of 2007 was taken as a starting point to study the development of Corporate Social Responsibility (CSR) communication of Dutch banks over a longer period of

Division Julius Center for Health Sciences and Primary Care, University Medical Center Utrecht, Utrecht, The Netherlands. Child Health Evaluative Sciences, The Hospital for