• No results found

De effectiviteit van The Happiest Baby methode : het effect op het huilen en slapen van de baby & het slapen en de gevoelens van somberheid van de moeder

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De effectiviteit van The Happiest Baby methode : het effect op het huilen en slapen van de baby & het slapen en de gevoelens van somberheid van de moeder"

Copied!
83
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

De Effectiviteit van The Happiest Baby Methode

Het effect op het huilen en slapen van de baby & het slapen en de gevoelens van somberheid van de moeder

The Effectiveness of The Happiest Baby Method

The effect on the infant’s crying and sleeping & maternal sleep and depressive symptoms

Masterscriptie Orthopedagiek, Pedagogische en Onderwijskundige Wetenschappen

Universiteit van Amsterdam Simone van de Kuijt (10416609)

mw. dr. Eline Möller & mw. dr. Roos Rodenburg Amsterdam, juli, 2017

(2)

Samenvatting

Achtergrond: Het doel van deze studie was de effectiviteit van The Happiest Baby Methode

(THB) op het huilen en slapen van de baby en op het slapen en de gevoelens van somberheid van de moeder te onderzoeken. Methode: De effectiviteit is onderzocht door middel van een

case-based time series design (N = 9). Moeders hebben dagelijks in de baseline- en

interventiefase een dagboekje ingevuld en op de voor- en nameting vier vragenlijsten

ingevuld over de onderzochte variabelen. Resultaten: Na inzet van THB, zijn betekenisvolle afnames gevonden voor het huilen, betekenisvolle toenames voor het slapen van de baby, geen betekenisvolle toenames voor het slapen van de moeder en geen betekenisvolle afnames in de gevoelens van somberheid. Uit de vragenlijsten kwam naar voren dat moeders het huilen minder negatief ervaarden, het slapen van de baby kwalitatief was verbeterd, moeders minder chronisch slaaptekort en gevoelens van somberheid ervaarden. Conclusie: Er kan met voorzichtigheid gesteld worden dat THB effecten heeft op het huilen en slapen van de baby, het afnemen van chronisch slaaptekort en gevoelens van somberheid van moeders. Deze methode kan ouders weer in hun eigen kracht zetten en de negatieve gevolgen van excessief huilen verminderen of zelfs voorkomen.

(3)

Abstract

Background: This study examined the effectiveness of The Happiest Baby Method (THB) on

daily duration of infant’s crying and sleeping and maternal sleep and depressive symptoms.

Method: The effectiveness was examined with a case-based time series design (N = 9).

Mothers completed daily diaries and completed pre- and postquestionnaires on the studied variables. Results: This study found significant decreases in crying and significant increases for sleeping of the babies after THB. There were no significant increases found for maternal sleep and no significant decreases for maternal depressive symptoms. The outcome of the questionnaires was that after THB mothers experienced less negative feelings about the infant’s crying, the infant’s sleep improved qualitatively, decreases in maternal chronic sleep deprivation and maternal depressive symptoms were found. Conclusion: This study found some evidence on the effectiveness of THB for decreases in daily duration of infant’s crying, increases in daily duration of infant’s sleeping, decreases in maternal chronic sleep

deprivation and maternal depressive symptoms. This method can empower parents and prevent or decrease the negative consequences of excessive crying.

(4)

De Effectiviteit van The Happiest Baby Methode

Het effect op het huilen en slapen van de baby & het slapen en de gevoelens van somberheid van de moeder

Huilen en Slapen

Alle baby’s huilen vanaf de geboorte (Bornstein, Arterberry, & Lamb, 2014). Het is een biologische reflex waarmee baby’s communiceren, om bijvoorbeeld aan te geven dat zij honger of pijn hebben (Karp, 2015; Owings & Zeifman, 2004). Daarnaast wordt huilen gezien als hechtingsgedrag; door het huilen zorgen baby’s er namelijk voor dat de ouder naar hen toe komt (Bornstein et al., 2014). Huilen is normaal gedrag en volgt een patroon (Lasham, 2013; Watkins et al., 2013); vanaf twee weken na de geboorte neemt het huilen toe, met tussen zes en acht weken een piek waarbij de gemiddelde baby twee uur op een dag kan huilen. Na twaalf weken neemt het huilen langzamerhand weer af, maar het blijft wel aanwezig.

Echter, sommige baby’s huilen zoveel dat ouders negatieve gedachten over hun baby’s vormen. Bijvoorbeeld: “She was a devil child. When she was first born I used to check on her

breathing .. then I stopped. I didn’t even care.” (Levitzky & Cooper, 2000, p. 398). Het kan

gaan om een excessief huilende baby. Een veelgebruikte definitie voor excessief huilen is van Wessel, Cobb, Jackson, Harris, en Detwiler (1954). Gezonde baby’s die minimaal drie uur op een dag huilen, minimaal drie dagen in de week en dit voor drie weken of langer kunnen worden gezien als excessief huilende baby’s. Echter naast deze veelgebruikte definitie wordt ook gebruikgemaakt van de perceptie van ouders, omdat de definitie van Wessel et al. (1954) in de praktijk minder bruikbaar lijkt (Lasham, 2013). Voor deze definitie moet de hoeveelheid huilen namelijk voor drie weken of langer bij worden gehouden. Daarnaast kan het ook zo zijn als de baby niet excessief huilt volgens deze definitie een grote invloed hebben op de ouders. Daarom wordt er nu in Nederland vanuit gegaan dat een baby excessief huilt als ouders vinden dat hun baby veel huilt. Uit de review van internationaal onderzoek van Lucassen et al. (2001) bleek dat de prevalentie van excessief huilende baby’s tussen de 5 en 19% lag. Er was een groot verschil te zien in prevalentie door het gebruik van verschillende methodes en definities. In Nederland ligt het percentage van ouders die hulp zoekt bij een excessief huilende baby op ongeveer 22% (Brugman, Reijneveld, den Hollander-Gijsman, Burgmeijer, & Radder, 1999).

Naast huilen, slapen baby’s de eerste drie maanden na de geboorte veel (Boer, 2010). Slaap is onder andere belangrijk voor het verder ontwikkelen van de hersenen. Echter als baby’s excessief huilen hangt dit ook vaak samen met een verstoorde slaap (St James-Roberts,

(5)

Conroy, & Hurry, 1997; White, Gunnar, Larson, Donzella, & Barr, 2000). Uit het onderzoek van St James-Roberts et al. (1997), waaraan 530 moeders en hun baby’s (ongeveer zes weken oud) deelnamen, bleek dat baby’s die excessief huilden volgens de criteria van Wessel et al. (1954) gemiddeld 77 minuten minder lang sliepen dan baby’s die gemiddeld huilden. Ook uit het onderzoek van White et al. (2000), waar 40 moeders en hun baby’s (ongeveer twee maanden oud) deelnamen, bleek dat baby’s die excessief huilden volgens de criteria van Wessel et al. (1954) tot wel twee uur per dag minder sliepen dan baby’s die niet excessief huilden. Vooral de slaap in de nacht van baby’s was verstoord. De richting van de samenhang tussen het huilen en slapen van baby’s is nog onduidelijk, wellicht is er een onderliggende factor aanwezig. Bijvoorbeeld reflux, waardoor baby’s lichamelijk last hebben (St James-Roberts et al., 1997). Daarnaast is er de mogelijkheid dat door het huilen en onrustig zijn van baby’s, zij ook minder kans hebben om ongestoord te slapen.

Gevolgen van Excessief Huilen

Naast het feit dat excessief huilen samen kan gaan met slaapproblemen bij baby’s, kan excessief huilen verschillende gevolgen hebben voor baby’s, kinderen op latere leeftijd en de ouders (Korja et al., 2014; Levitzky & Cooper, 2000). Een eerste gevolg van excessief huilen voor baby’s is kindermishandeling (Reijneveld, van der Wal, Brugman, Sing, & Verloove-Vanhorick, 2004). Het shaken baby syndrome (SBS) is hersenletsel dat ontstaat door het heftig schudden van het kind door de ouders uit frustratie. Er is gebleken dat van kinderen waarbij

SBS is vastgesteld, de meeste ouders (88%) hadden aangegeven dat hun baby excessief huilde

en hierbij hulp nodig te hebben (Barr, Trent, & Cross, 2006; Talvik, Alexander, & Talvik, 2008). SBS heeft vele gevolgen, zoals het overlijden van de baby en op latere leeftijd; een achterstand in cognitieve vaardigheden, een taalachterstand en gedragsproblemen (Talvik et al., 2008). Als wordt gekeken naar de gevolgen voor kinderen noemen Korja et al. (2014) in hun onderzoek dat hoe langer de baby excessief huilde hoe meer gedragsproblemen ouders rapporteerden op driejarige leeftijd. Als wordt gekeken naar de gevolgen voor ouders komt uit onderzoek van Levitzky en Cooper (2000) naar voren dat moeders vaak een slaaptekort hebben, waardoor zij oververmoeid kunnen raken. Dit heeft tot gevolg dat zij zich gefrustreerd, angstig en eenzaam kunnen gaan voelen. Daarnaast kan er sprake zijn van spanningen in de partnerrelatie, gevoelens van onzekerheid en boosheid bij de ouders (Long & Johnson, 2001). Long en Johnson (2001) benoemen dat als er geen verklaring voor het huilen gevonden kan worden, dit leidt tot een toenemende onzekerheid en teleurstelling bij ouders. Tevens is gebleken dat hoe langer en frequenter de baby huilt hoe meer

(6)

opvoedingsstress bij beide ouders aanwezig was tot zelfs vier jaar later (Korja et al., 2014). Naast de bovengenoemde gevolgen voor ouders, is excessief huilen geassocieerd met depressieve gevoelens, met name bij moeders (Lasham, 2013; Maxted et al., 2005; Radesky et al., 2013). De richting van dit verband is nog niet duidelijk (Miller, Barr, & Eaton, 1993; Oberlander, 2005). Depressieve klachten zouden voor excessief huilen kunnen zorgen, de depressieve klachten kunnen als oorzaak worden gezien. Op deze oorzaak wordt later teruggekomen. Depressieve klachten zouden ook als gevolg van excessief huilen gezien kunnen worden (Oberlander, 2005). Huilen van baby’s wordt namelijk vaak gelinkt aan negatief affect, dat baby’s zich in een negatieve stemming bevinden (Miller et al., 1993). Dit samen met de ontroostbaarheid van het huilen kan bij moeders gevoelens van hulpeloosheid en mogelijk ook depressieve klachten oproepen. In dit geval kan de depressie van moeder weer negatieve gevolgen hebben voor kinderen, door bijvoorbeeld minder frequente en een verminderde kwaliteit van interactie in de ouder-kindrelatie (De Clercq, Vansteenkiste, Baeck, & Vercruysse, 2013).

Naast de bovenstaande onderzoeken naar de associatie tussen excessief huilen en depressieve klachten hebben Maxted et al. (2005) ook onderzoek gedaan naar deze associatie. In dit onderzoek hebben 93 baby’s (ongeveer twee maanden oud) en hun moeders (ongeveer 30 jaar oud) deelgenomen. Zij werden geworven via een kliniek voor excessief huilende baby’s. Allereerst werd onderzocht of de baby’s voldeden aan de criteria van excessief huilen van Wessel et al. (1954). Vervolgens hebben zij verschillende vragenlijsten bij de moeders afgenomen over depressieve symptomen, het temperament van de baby, slaap van de ouder, opvoedingsstress en het zelfvertrouwen van de ouder. Tot slot hebben de moeders ook drie dagen voor opname bij de kliniek een dagboekje ingevuld over het huilen en slapen van de baby. Uit de resultaten is gebleken dat bijna de helft van de moeders met een excessief huilende baby gemiddeld tot ernstig depressieve symptomen rapporteerden. Daarentegen is gebleken dat het aantal uur slaap van de baby’s niet gerelateerd was aan de mate van

depressieve symptomen. Tot slot is uit de resultaten gebleken dat de depressieve symptomen gerelateerd waren aan meer opvoedingsstress, minder zelfvertrouwen en meer slaapproblemen bij moeders.

Vik et al. (2009) bevestigen Maxted et al. (2005) in de gevonden associatie excessief huilen en depressieve symptomen bij moeders. Er namen 1015 vrouwen deel aan dit

onderzoek. Uit de resultaten is gebleken dat twee en zes maanden na de bevalling excessief huilen van baby’s (volgens de definitie van Wessel et al. (1954)) positief samenhing met depressieve symptomen. Daarnaast is naar voren gekomen dat een excessief huilende baby op

(7)

twee maanden, zelfs als het huilen is verminderd, op zes maanden met depressieve symptomen bij de moeder kan samenhangen. Het onderzoek van Radesky et al. (2013) bevestigt de onderzoeken van Maxted et al. (2005) en Vik et al. (2009) in de associatie tussen excessief huilen en depressieve symptomen. Er hebben 587 moeders deelgenomen en het huilen van de baby’s en de depressieve symptomen werden onderzocht. Uit de resultaten is gebleken dat van de baby’s waar moeders rapporteerden dat deze meer dan drie uur op een dag huilden, 75% van de moeders ook aangaf dat de baby’s enige tijd ontroostbaar huilden. Daarnaast is naar voren gekomen dat moeders met een baby die meer dan drie uur per dag huilde, een twee keer zo grote kans hadden op een mogelijke depressie en een vier keer zo grote kans als hun baby ontroostbaar huilde. Kortom, uit diverse onderzoeken is gebleken dat er een associatie is tussen excessief huilen en een mogelijke depressie, waarbij de mate van ontroostbaarheid een belangrijke factor is (Maxted et al., 2005; Radesky et al., 2013; Vik et al., 2009).

In tegenstelling tot Maxted et al. (2005) vonden Hiscock en Wake (2001), die onderzoek hebben gedaan bij 738 moeders verworven via consultatiebureaus, een positief verband tussen slaapproblemen van baby’s en depressie bij moeders. De richting van het verband is niet duidelijk. De depressie bij moeders kan er mogelijk voor zorgen dat hun baby onrustiger is of vaker wakker wordt ’s nachts, maar ook kan een baby die niet lang slaapt of vaak wakker wordt ’s nachts er mogelijk voor zorgen dat moeders depressieve symptomen gaan vertonen. De resultaten uit het onderzoek van Dennis en Ross (2005) bevestigen het onderzoek van Hiscock en Wake (2001), ook uit dit onderzoek bleek een positief verband tussen de slaap van de baby en depressieve symptomen bij moeder. Dit verband was het sterkst voor de variabelen hoeveelheid slaap van de baby in 24 uur en het aantal keer ’s nachts wakker worden van de baby.

Maxted et al. (2005) worden wel bevestigd in de associatie tussen slaapproblemen bij moeders en depressie door Dørheim, Bondevik, Eberhard-Gran, en Bjorvatn (2009). In deze studie werden 2830 vrouwen die zeven weken geleden bevallen waren in een ziekenhuis gevraagd om vragenlijsten in te vullen over slaap van de moeder en depressieve symptomen. Uit de resultaten is gebleken dat bij ongeveer 60% van de vrouwen slaapproblemen

voorkwam en bij ongeveer 15% een depressie. Daarnaast is gebleken dat er een positieve relatie was tussen de gerapporteerde kwaliteit en hoeveelheid verstoringen van slaap van moeder en depressie. De richting van het verband is nog onduidelijk, slaapproblemen zouden kunnen zorgen voor depressie, maar depressie zou ook kunnen zorgen voor slaapproblemen (Krystal, 2004).

(8)

Oorzaken voor Excessief Huilen

Drie modellen. Er kunnen verschillende oorzaken zijn voor het excessief huilen van

een baby (De Clercq et al., 2013). De Clercq et al. (2013) hebben drie theoretische modellen opgesteld die het huilen van een baby proberen te verklaren. Allereerst is er een medisch-organisch model, waarbij gedacht kan worden aan verstoringen in het maagdarmstelsel, zoals reflux of krampjes (De Clercq et al., 2013). Echter, na het voorschrijven van refluxmedicatie, verminderen de refluxklachten vaak, maar wordt er geen effect gevonden op het verminderen van het huilen van de baby. Daarnaast wordt vaak gedacht aan een koemelkallergie (Lasham, 2013). Uit de review van Iacovou, Ralston, Muir, Walker, en Truby (2012) is gebleken dat er voorzichtige aanwijzingen zijn dat voeding zonder koemelk kan zorgen voor een afname in het huilen bij baby’s. Daarentegen benoemt Lasham (2013) dat baby’s die excessief huilen in 95% van de gevallen gezond zijn. Het onderzoek van Zwart, Vellema-Goud, en Brand (2007) bevestigt Lasham (2013). Er waren 104 excessief huilende baby’s in het ziekenhuis

aangemeld, echter bij twee baby’s is mogelijk een medische oorzaak gevonden.

Om deze reden is er naast het medisch-organisch model het interactionele model (De Clercq et al., 2013). Dit model gaat ervan uit dat het excessief huilen veroorzaakt wordt in interactie met de omgeving. Zo kunnen baby’s reageren op de mentale gesteldheid van ouders. Zoals eerder genoemd kunnen depressieve klachten de oorzaak zijn van excessief huilen (Oberlander, 2005). Het zou mogelijk kunnen zijn dat moeders met een depressie minder goed de signalen van hun kind kunnen herkennen en hierop minder gepast kunnen reageren (Maxted et al., 2005). De ouder-kindinteractie zou hieronder kunnen leiden, er is namelijk gevonden dat er in de ouder-kindrelatie minder momenten van interactie zijn als de moeder depressieve klachten heeft (Hiltunen, 2003). Dit zou mogelijk kunnen zorgen voor het ontstaan van excessief huilen (De Clercq et al., 2013).

Tot slot is er het ontwikkelingspsychologische model (De Clercq et al., 2013). Dit model gaat ervan uit dat het huilen wordt veroorzaakt door het niet goed kunnen reguleren van stimuli door de baby. Hierbij zouden deze baby’s last kunnen hebben van onder- of overstimulatie. Met onderstimulatie wordt bedoeld dat baby’s te weinig prikkels krijgen; het is bijvoorbeeld erg stil rondom de baby. Het idee van onderstimulatie is teruggevonden in het onderzoek van Lohaus, Keller, en Voelker (2001). Er is gebleken dat er een negatieve

correlatie bestaat tussen de duur van oogcontact door moeder en de mate van huilen van een baby; hoe minder oogcontact moeder maakt, hoe meer de baby huilde. Daarentegen wordt met overstimulatie bedoeld dat baby’s te veel prikkels binnenkrijgen, er is bijvoorbeeld veel lawaai rondom de baby. Het idee van overstimulatie is teruggevonden in het onderzoek van

(9)

Mckenzie (1991). Uit deze resultaten is gebleken dat wanneer ouders de sensorische stimulatie verminderden het huilen van hun baby verminderde.

Het missende vierde trimester. Een andere verklaring voor het excessief huilen naast

de drie theoretische modellen van de Clerq et al. (2013) is de theorie dat baby’s een vierde trimester missen na drie trimesters in de baarmoeder (Karp, 2015). Gedurende deze drie trimesters ervaren baby’s allerlei sensaties in de baarmoeder, zoals de kleine ruimte, de zijpositie, het geluid, de beweging en het kunnen zuigen op hun vingers. Er is gebleken dat baby’s deze sensaties kalmerend vinden (Blass, 1994; Brackbill, 1970; Espocito et al., 2013; van Sleuwen et al., 2007). Volgens de theorie zijn baby’s drie maanden te vroeg geboren, nog niet helemaal ontwikkeld en missen zij gedurende deze periode de sensaties uit de

baarmoeder. Baby’s moeten echter na negen maanden geboren worden, onder andere omdat het hoofd van de baby anders te groot is om door het geboortekanaal te passen. Wanneer baby’s zijn geboren kunnen zij onrustig worden van alle nieuwe prikkels die zij ervaren (overstimulatie) of juist van prikkels die zij niet meer ervaren, zoals het constante geluid wat zij hoorden (onderstimulatie) (Lohaus et al., 2001; Mckenzie, 1991). Zij kunnen dit uiten in huilen, maar niet alle baby’s huilen excessief na de geboorte. Er is gebleken dat een moeilijk temperament bij baby’s gerelateerd is aan lang en vaak huilen (Barr, Kramer, Pless, Boisjoly, & Leduc, 1989). Mogelijk kunnen baby’s met een moeilijk temperament zichzelf niet goed kalmeren wanneer zij over- of ondergestimuleerd worden. Volgens Karp (2015) hebben deze baby’s de sensaties uit de baarmoeder nodig om de troostreflex te activeren en zo mogelijk te kalmeren. De oorzaak van excessief huilen zou dan liggen in het missende vierde trimester.

Volgens Karp (2015) bevestigt het patroon van huilen het bestaan van het vierde trimester. Huilen begint namelijk pas vanaf ongeveer twee weken, dan kunnen baby’s met een moeilijk temperament moeite gaan hebben met de over- en onderstimulatie, voor deze tijd slapen baby’s nog veel. De piek van het huilen rond de zes en acht weken komt overeen met het feit dat baby’s dan lichamelijk er toe in staat zijn om langer wakker te blijven en harder te huilen. Tot slot neemt het huilen af na twaalf weken, na het vierde trimester, dit gaat samen de vaardigheid die baby’s hebben om zichzelf te kalmeren na twaalf weken.

Naast het argument dat Karp (2015) noemt is er wetenschappelijke evidentie voor het bestaan van het vierde trimester (Joseph et al., 2015; Van Puyvelde et al., 2015). In het onderzoek van Van Puyvelde et al. (2015) zijn 11 moeders en hun baby’s onderzocht om te kijken naar de fysiologische overeenkomst in hartslag en ademhaling, wanneer de baby één, twee, vier, acht en twaalf weken oud was. Uit de resultaten is gebleken dat wanneer moeders het tempo van hun ademhaling veranderden en daarmee ook hun hartslag veranderden, de

(10)

baby’s zich tot en met acht weken aanpasten aan de ademhaling en hartslag van de moeder. Echter, na twaalf weken was er een duidelijk verschil te zien tussen de ademhaling en hartslag van moeder en hun baby. De onderzoekers hebben om die reden geconcludeerd dat er de eerste twee maanden wellicht nog sprake is van fysiologische mechanismen die ook in de baarmoeder plaatsvinden en dat na deze twee maanden de baby’s zich minder gaan richten op de moeder, maar meer op de omgeving. Dit komt overeen met het feit dat baby’s na de geboorte nog niet volledig ontwikkeld zijn.

Een tweede onderzoek geeft ook bewijs voor het missende vierde trimester. In het onderzoek van Joseph et al. (2015) zijn namelijk 35 baby’s onderzocht vanaf zes weken tot achttien weken onder andere om te kijken naar hun slaapritme. Uit de resultaten is gebleken dat baby’s tussen de 9 en 12 weken zelf melatonine gaan aanmaken en hun interne

biologische klok gaat werken. Vanaf dit moment krijgen baby’s een consequenter slaap-waakpatroon en is de slaapefficiëntie maximaal. Dit betekent dat baby’s dan gedurende de tijd in bed ook zoveel mogelijk van deze tijd daadwerkelijk slapen. Voor deze periode zijn ze volledig afhankelijk van de structuur die de ouders bieden en de melatonine in de

moedermelk. Dit onderzoek geeft opnieuw aan dat baby’s tot ongeveer twee/drie maanden nog niet volledig ontwikkeld zijn. Op basis van bovenstaande twee onderzoeken en het argument dat in Karp (2015) genoemd wordt, lijkt het idee van een missend vierde trimester met daarbij de behoefte aan de sensaties uit de baarmoeder mogelijk.

Interventies Excessief Huilen

Om de gevolgen van excessief huilen voor kinderen en ouders te voorkomen of te verminderen zijn er interventies en richtlijnen om het excessief huilen te verminderen. Deze interventies zijn gebaseerd op de bovengenoemde oorzaken. Gebaseerd op het eerste model van de Clercq et al. (2013); zijn er verschillende interventies die uitgaan van een medische oorzaak (Lasham, 2013). Echter, omdat er meestal geen medische oorzaak is en 95% van de baby’s gezond blijkt, zijn er ook interventies die niet alleen uitgaan van medische oorzaken. Eén van deze interventies is het KOALA-project, wat staat voor Kind en Ouder Advies voor Langdurig Huilende Baby’s (De Clercq et al., 2013), waarbij alle drie de bovengenoemde theoretische modellen betrokken. Naast het KOALA-project is er de Richtlijn Excessief huilen die in Nederland wordt toegepast (La Haye et al., 2013). Vanuit deze richtlijn wordt onder andere rust en regelmaat aanbevolen zodat er minder prikkels voor de baby zijn.

(11)

The Happiest Baby Methode

Gebaseerd op de theorie van het missende vierde trimester is de interventie: The Happiest Baby Methode (THB) ontwikkeld door de Amerikaanse kinderarts Dr. Harvey Karp (Karp, 2015). THB bootst door middel van vijf stappen (5 S’s) de sensaties uit de baarmoeder na en activeert op deze manier mogelijk de troostreflex.

Deze methode gebruikt vijf opeenvolgende stappen om een huilende baby te kalmeren en de baby langer te laten slapen (Karp, 2015). Als het gaat om het kalmeren van een

onrustige, huilende baby is de eerste stap het inbakeren van de baby. Deze stap zorgt ervoor dat de baby aandacht heeft voor de volgende stappen en zich geborgen voelt (Karp, 2015). Het inbakeren komt mogelijk overeen met de sensatie in de baarmoeder dat de baby weinig ruimte heeft. Onderzoek heeft aangetoond dat baby’s kalm worden van inbakeren en over het algemeen minder huilen dan wanneer baby’s niet ingebakerd worden (van Sleuwen et al., 2007). De tweede stap is de baby in de zij/buikpositie vasthouden, in plaats van op de rug (Karp, 2015). Deze positie zorgt er mogelijk voor dat het troostreflex wordt geactiveerd en baby’s geen last hebben van het Moro-reflex; een reflex die automatisch optreedt wanneer baby’s schrikken of op hun rug worden gelegd (Futagi, Toribe, & Suziki, 2012). Deze zij/buik positie komt overeen met de sensatie in de baarmoeder dat baby’s in de baarmoeder heen en weer floaten (Karp, 2015). De derde stap is shushing, dit houdt in dat de ouder een sussend geluid maakt passend bij het volume van het huilen van de baby (Karp, 2015). Baby’s zouden rustig kunnen worden van dit geluid, omdat dit mogelijk overeenkomt met het sussende geluid wat baby’s in de baarmoeder horen door het stromen van het bloed van de moeder door de aderen van de placenta (Walker, Grimwade, & Wood, 1971). Naast dit geluid horen baby’s ook geluiden uit de omgeving, deze kunnen harder zijn dan het geluid van een stofzuiger (Smith, Satt, Phelan, & Paul, 1990). Om deze redenen vinden baby’s het mogelijk fijn om geluid te horen in plaats van stilte om hen heen (Karp, 2015). Naast het sussende geluid dat ouders kunnen maken, kunnen ouders ook gebruik maken van white-noise. Dit kunnen verschillende geluiden zijn, zoals het geluid van een wasmachine, maar het zijn geluiden die monotoon op dezelfde frequentie aanhouden (Karacoc & Türker, 2014). Uit onderzoek is gebleken dat baby’s kalm worden van monotone aanhoudende geluiden (Brackbill, 1970). Vooral geluiden met een hoge frequentie zijn goed om een baby te kalmeren, zoals het geluid van een föhn (Karp, 2015).

De vierde stap is swinging, dit zijn kleine wiebelbewegingen die de ouder maakt zodat het hoofdje van de baby een beetje heen en weer beweegt en deze afstemt op de baby (Karp, 2015). Baby’s vinden deze stap mogelijk fijn, omdat zij in de baarmoeder ook veel beweging

(12)

ervaren. Uit onderzoek is daarnaast gebleken dat baby’s jonger dan zes maanden minder huilen en kalmer zijn als zij door hun moeder gedragen worden,(Espocito et al., 2013). De vijfde stap is het laten zuigen van de baby. Als de baby eenmaal gekalmeerd is, kan de ouder de baby een speen, de borst, een vinger aanbieden om de baby kalm te houden. De baby vindt het zuigen wellicht fijn, omdat in de baarmoeder de baby ook op zijn/haar vingers kan zuigen. Daarnaast is gebleken dat baby’s door het zuigen rustiger zijn, onder andere hun hartslag daalt (Blass, 1994). De vierde en vijfde stappen activeren mogelijk ook de troostreflex.

Om een huilende baby te kalmeren zijn er dus vijf stappen die kunnen worden

uitgevoerd, hierbij is het belangrijk dat stap twee, drie en vier gelijktijdig worden uitgevoerd (Karp, 2015). Echter, helpen de 5 S’s niet alleen om een baby te kalmeren, het helpt mogelijk ook om een baby beter te laten slapen. Stap één is hierbij hetzelfde, er wordt voorkomen dat de baby gaat rollen (Karp, 2015). Daarnaast komt uit van Sleuwen et al. (2007) naar voren dat baby’s die ingebakerd worden rustiger zijn en langer slapen. Stap twee wordt niet uitgevoerd, om veilig te kunnen slapen moet de baby namelijk altijd op de rug te slapen gelegd worden. Dit vermindert de kans op wiegendood (Task Force on Sudden Infant Death Syndrome, 2011). Wat wel toegepast kan worden is als de baby in het bedje wordt gelegd haar/hem eerst op de zij te leggen dan langzaam doordraaien naar de rug. Dit voorkomt dat de Moro-reflex wordt geactiveerd (Karp, 2015). Stap drie kan uitgevoerd worden met het aanzetten van een white-noise cd, het liefst nummers met een lage frequentie, zoals regen. Stap vier zou eventueel uitgevoerd kunnen worden als de baby erg gevoelig is voor beweging, door

bijvoorbeeld een schommel aan te schaffen waar de baby in kan slapen. Tot slot stap vijf kan uitgevoerd worden door een speen te geven wanneer de baby gaat slapen.

THB is van belang te noemen, omdat het een belangrijke toevoeging is aan de bestaande interventies en de richtlijn. Deze bestaan namelijk uit verschillende aspecten, waardoor het wellicht lang kan duren voordat ouders concreet weten wat bij hun baby werkt om het huilen te verminderen (De Clercq et al., 2013; La Haye et al., 2013). Het is namelijk van belang om ouders zo snel mogelijk te helpen, zodat er geen negatieve gevolgen van het excessief huilen kunnen ontstaan, zoals kindermishandeling of depressie (Lasham, 2013; Maxted et al., 2005). THB bestaat daarentegen uit vijf opeenvolgende stappen die ouders snel kunnen leren en toepassen, zodat zij direct handvatten aangereikt krijgen om het huilen te verminderen en de slaap te verbeteren (Karp, 2015). Daarnaast past deze methode goed bij de behoeften van ouders. Ouders willen graag hun baby troosten en op deze manier kunnen zij zelf actief iets doen aan het excessief huilen, waardoor zij zich wellicht ook zekerder kunnen voelen. Dit kan ervoor zorgen dat de negatieve gevolgen zoals onzekerheid en een depressie

(13)

te voorkomen zijn of te verminderen (Long & Johnson, 2001; Vik et al., 2009). Uit het onderzoek van Radesky et al. (2013) is namelijk gebleken dat de ontroostbaarheid de grootste kans gaf om een depressie te ontwikkelen. Tot slot sluit de methode ook mooi aan bij de behoeften van een baby, er worden mogelijk sensaties nagebootst uit de baarmoeder (Karp, 2015).

Effectiviteitsonderzoek The Happiest Baby Methode

Er is in Nederland echter nog geen onderzoek gedaan naar de effectiviteit van THB. In Amerika is dit al wel gedaan. In het onderzoek van Mcrury en Zolotor (2010) werd bij 35 moeders en hun baby’s de effectiviteit van THB onderzocht. Er werd onderzocht of er een verschil bestond in het huilen en slapen van de baby en de opvoedingsstress tussen twee condities. De eerste conditie bestond uit moeders die keken naar een video van de 5 Sen en de tweede conditie bestond uit moeders die keken naar een video over normale zorg van hun baby. Uit de resultaten is gebleken dat er gedurende de hele periode, week één tot en met week twaalf, geen verschil is gevonden tussen de twee condities wat betreft het huilen en slapen van de baby gemeten door middel van dagboekjes. Daarnaast is gebleken dat er ook geen verschil is gevonden tussen de twee condities wat betreft opvoedingsstress gemeten door middel van een vragenlijst in week zes. Hier kan uit afgeleid worden dat de 5 Sen mogelijk niet effectief zijn in het verminderen van huilen en het verbeteren van slaap. THB werd echter alleen door middel van een video aangeboden. Als er ook de mogelijkheid tot oefening en feedback van een expert werd aangeboden zou er wellicht wel een verschil kunnen ontstaan.

Een ander onderzoek naar de 5 Sen in combinatie met slaap en gewicht van de baby’s is gedaan door Paul et al. (2011). Hier werden 110 moeders en hun baby’s ingedeeld in één van de vier condities: een interventie waarin zij onder andere de 5 Sen kregen aangeleerd, een interventie met informatie over vaste voeding, beide interventies of geen van de interventies. Uit de resultaten is gebleken dat baby’s in de conditie met de 5 Sen op gezonder gewicht waren op één jaar en significant langer sliepen op 16 weken dan de andere condities. Paul et al. (2016) hebben in 2016 opnieuw onderzoek gedaan naar het slaap en gewicht van de

baby’s. Er waren 279 moeders en hun baby’s die deelnamen aan dit onderzoek. Er waren twee groepen, waarbij groep één onder andere THB aangeleerd kreeg en groep twee de

controlegroep was. Uit de resultaten is gebleken dat op 8, 16 en 40 weken baby’s ongeveer 20 tot 30 minuten langer ’s nachts sliepen dan de controlegroep en op 16 en 40 sneller zelf in

slaap konden vallen.

(14)

hebben onderzocht met een steekproef van 230 kinderen welke van vier interventies het meest effectief was voor het verlagen van de pijn en het verminderen van de duur van het huilen van kinderen die vaccinaties kregen. Dit werd gemeten door middel van een vragenlijst en

observaties. De interventies waren: (1) water voor en normale zorg door de ouder na

vaccinatie, (2) suikerwater voor en normale zorg door de ouder na vaccinatie, (3) water voor en 5 Sen door de onderzoeker na vaccinatie, (4) suikerwater voor en 5 Sen door de

onderzoeker na vaccinatie. Uit de resultaten is gebleken dat het water in combinatie met de 5 Sen zorgde voor de laagste pijnscore en de kortste duur van het huilen. Dit werd gevolgd door suikerwater in combinatie met de 5 Sen. Geconcludeerd kan worden dat de 5 S’s effectief zijn in het verminderen van pijn en huilen na het krijgen van een vaccinatie en dat suikerwater hierbij geen toegevoegde waarde heeft.

Uit bovenstaande is gebleken dat THB een belangrijke toevoeging is aan de bestaande interventies die worden toegepast in Nederland. Daarnaast is gebleken dat er een gebrek aan onderzoek is naar de effectiviteit van deze methode in Nederland en dat de onderzoeken in Amerika tegengestelde resultaten hebben. Het is daarom van belang dat THB wordt onderzocht. Tevens is het van belang om deze methode te onderzoeken zodat negatieve consequenties van excessief huilen, zoals depressieve gevoelens, verminderd of voorkomen kunnen worden. Tot slot zou onderzoek naar deze methode nieuwe kennis opleveren over interventies wat betreft excessief huilen.

Huidig Onderzoek

In deze studie wordt daarom de effectiviteit van THB onderzocht in een niet-klinische populatie van baby’s ongeveer 1 tot 3 maanden oud. De hoofdvraag in deze studie is: Wat is het effect van THB op het huilen en slapen van baby’s, de slaap van moeders en de gevoelens van somberheid van moeders? Deze studie heeft een case-based time series design, dit houdt in dat per gezin (moeder en hun baby) wordt onderzocht wat het effect is van THB op de variabelen in het verloop van de tijd.

Deze hoofdvraag wordt vervolgens opgesplitst in meerdere deelvragen. Allereerst wordt onderzocht of THB effect heeft op het huilen en het slapen van de baby (deelvraag 1). Er wordt verwacht dat baby’s minder huilen en meer slapen na toepassing van THB op dagelijks niveau en op de voor- en nameting. Ten tweede wordt onderzocht of THB effect heeft op de slaap van de moeder (deelvraag 2). Er wordt verwacht dat de slaap van de moeder toeneemt na inzet van THB op dagelijks niveau en op de voor- en nameting. Ten derde wordt onderzocht of THB effect heeft op de gevoelens van somberheid van de moeder (deelvraag

(15)

3). Er wordt verwacht dat moeders na toepassing van THB minder gevoelens van somberheid

hebben op dagelijks niveau en op de voor- en nameting. Tot slot wordt de samenhang tussen verschillende variabelen onderzocht. Zo wordt er gekeken of een verandering in huilen en slapen van de baby gerelateerd is aan een verandering in gevoelens van somberheid van de moeder (deelvraag 4). Er wordt verwacht dat veranderingen in huilen en slapen van de baby vooraf gaan aan verandering van gevoelens van somberheid. Ook wordt onderzocht of veranderingen in de hoeveelheid slaap van de moeder samenhangen met een verandering van gevoelens van somberheid van de moeder (deelvraag 5). Er wordt verwacht dat veranderingen in de hoeveelheid slaap van de moeder voorafgaan aan verandering van gevoelens van

somberheid.

Methode Participanten

De deelnemers uit dit onderzoek waren ouders met hun baby’s geworven via het verspreiden van flyers, professionals zoals verloskundigen, de website, de facebook-pagina en er is op diverse websites een wervingsoproep geplaatst. De website en de facebook-pagina waren aangemaakt bij start van dit onderzoek. Op de website stond onder andere informatie over het onderzoek, de onderzoeksruimte en op welke manier ouders konden deelnemen. Op de facebook-pagina stond een oproep om mee te doen aan het onderzoek en een link naar de website. De exclusiecriteria waren een baby ouder dan 16 weken, een medische verklaring voor het huilen en het niet voldoende beheersen van de Nederlandse taal door de ouder. Er hadden zich 19 ouders met hun baby’s aangemeld. Van de 19 ouders zijn er tien niet meegenomen in de analyses. Er zijn namelijk zes ouders met hun baby’s uitgevallen na aanmelding. Hier waren verschillende redenen voor, zoals een te grote afstand naar het UvA Family Lab, dat de baby koemelk-allergie leek te hebben of dat het beter ging na bezoek aan het consultatiebureau. De overige vier ouders met hun baby’s zijn niet meegenomen in de analyses, omdat zij gedurende het onderzoek zijn uitgevallen. Hierdoor waren er niet

voldoende gegevens aanwezig om de analyses uit te voeren. De demografische gegevens van de ouders en hun baby’s die deelnamen aan het onderzoek zijn te vinden in Tabel 1 (N = 9).

(16)

Tabel 1

Demografische Gegevens Ouders en hun Baby’s

Gegevens Baby 1 Baby 2 Baby 3 Baby 4 Baby 5 Baby 6 Baby 7 Baby 8 Baby 9

Leeftijd baby* 3 mnd, 5 dgn 2 mnd, 9 dgn 2 mnd, 7 dgn 1 mnd, 3 dgn 1 mnd, 24 dgn 1 mnd, 24 dgn 3 mnd, 12 dgn 2 mnd, 1 dg 1 mnd, 22 dgn

Geslacht baby Meisje Jongen Jongen Jongen Meisje Meisje Meisje Meisje Jongen

Leeftijd moeder* 31 jr 32 jr 22 jr 32 jr 29 jr 37 jr 34 jr 37 jr 34 jr

Afgeronde opleiding moeder

HBO Universiteit HAVO HBO HBO Universiteit PHD HBO HBO

Afgeleide opleiding vader

HBO Universiteit VWO MBO MBO HBO PHD MBO HBO

Kind in kinderrij Eerste Eerste Eerste Eerste Eerste Tweede Eerste Tweede Tweede

Duur zwangerschap 38 wkn, 6dgn 42 wkn 38 wkn 40 wkn, 4 dgn 39 wkn 37 wkn 39 wkn 39 wkn, 4 dgn 40 wkn

Verloop zwangerschap Goed Goed Bijzonderheden** Goed Goed Goed Goed Goed Goed

APGAR-score*** 10/10 11/9 10/10 9/10 9/9 9/10 9/11 8/10 9/10

Voeding Borstvoeding Kunstflesvoeding Borstvoeding & Kunstflesvoeding

Kunstflesvoeding Borstvoeding Borstvoeding Borstvoeding Borstvoeding & Kunstflesvoeding

Kunstflesvoeding

(17)

Procedure

Dit onderzoek was goedgekeurd door de Ethische Commissie van de Faculteit

Maatschappij en Gedragswetenschappen van de UvA. Als ouders zich hadden opgegeven via de e-mail of via het formulier op de website werden zij opgebeld door een

onderzoeksassistente om een afspraak te maken voor het eerste huisbezoek (T1) en het bezoek aan het UvA Family Lab. Tijdens het eerste huisbezoek werd kennisgemaakt met de ouders en werd het onderzoek opnieuw uitgelegd aan de hand van de informatiebrief. Ook werd het toestemmingsformulier ondertekend. Vervolgens werd gevraagd aan de ouder of zij vijf minuten over hun baby wilden vertellen (Five Minute Speech Sample Task, FMSS; Gottschalk & Gleser, 1969) en kon de moeder de online vragenlijsten invullen. Tot slot werd er uitleg gegeven over de online dagboekjes. De ouders hielden vanaf het eerste huisbezoek drie tot zeven dagen een baseline-dagboekje bij en na het bezoek aan het UvA Family Lab 14 dagen een interventie-dagboekje.

Het bezoek aan het UvA Family Lab vond drie tot zeven dagen na het eerste huisbezoek plaats. Deze anderhalf uur durende workshop werd gegeven door een

orthopedagoge die gecertificeerd was in THB. Ouders vulden allereerst een vragenlijst in over prikkelverwerking (Infant/Toddler Sensory Profile-NL, ITPS; Dunn & Daniels, 2002).

Vervolgens kregen zij informatie over het normale huilpatroon, excessief huilen, theorieën over de oorzaken van excessief huilen, het missende vierde trimester, de troostreflex en slaapgewoonten, zoals het altijd op de rug te slapen leggen van de baby. Daarnaast werden de vijf stappen van THB uitgebreid uitgelegd en gevisualiseerd met een pop. Hierna was er ruimte voor de ouders om te oefenen met hun eigen baby of met een pop, hierbij werden zij ondersteund door de orthopedagoge. Tot slot was er ruimte voor vragen van de ouders. De ouders kregen na afloop van het bezoek een informatieboekje met alle vertelde informatie tijdens het bezoek mee, een inbakerdoek en een USB-stick met daarop een dvd van THB en een cd met white-noise. Drie dagen na dit bezoek vond telefonisch contact plaats, waar er verschillende onderwerpen aan bod kwamen; zoals hoe het ging met de geleerde technieken en er werd gevraagd waar ouders nog hulp bij nodig hadden.

Vervolgens kwam de onderzoeksassistente één week na het bezoek aan het UvA Family Lab thuis langs voor de boostersessie. Tijdens deze één uur durende boostersessie werden de geleerde technieken van de workshop, de 5 Sen, opnieuw doorgenomen door een onderzoeksassistente samen met de ouders. Hierbij deden de ouders de 5 Sen stap voor stap voor en gaf de onderzoeksassistente waar nodig ondersteuning en bijsturing. Tevens werd er extra informatie gegeven aan de ouders over slaap van de baby. Er werd verteld over

(18)

slaaprituelen, vaste bedtijden, de waak-slaaptechniek en white-noise. Deze informatie stond ook in het informatieboekje over slaap die de ouders kregen. Tot slot vond er twee weken na het bezoek aan het UvA Family Lab een derde huisbezoek plaats (T2) waar de testbatterij van vragenlijsten online door moeders werd ingevuld, werd gevraagd hoe het nu ging met de geleerde technieken en werden de ITPS (Dunn & Daniels, 2002) en de FMSS (Gottschalk & Gleser, 1969) afgenomen.

Kortom, de deelnemers werden op twee momenten gevraagd een testbatterij van vragenlijsten in te vullen over hun baby en henzelf en gedurende 3-7 dagen een baseline-dagboekje en 14 dagen een interventie-baseline-dagboekje bij te houden (Zie Figuur 1). De testbatterij bestond uit verschillende vragenlijsten, maar voor dit onderzoek werden alleen de

vragenlijsten gebruikt met betrekking tot het huilen en slapen van de baby, slapen van de moeder en de gevoelens van somberheid van de moeder. Wat betreft de dagboekjes werd voor deelvraag 1 en 2 de data voor de gehele dag en per nacht gebruikt, voor de overige deelvragen werd alleen de data voor de gehele dag gebruikt. De ouders ontvingen geen beloning voor deelname aan het onderzoek. Zij kregen wel een boekje met relevante resultaten van hun baby, zoals de hoeveelheid huilen en slapen gedurende de verschillende meetmomenten weergeven in grafieken. Aanmelding via mail of formulier Eerste huisbezoek waar moeders testbatterij invullen en ouders beginnen het baseline-dagboekje bij te houden (T1)

Bezoek aan het UvA Family Lab (3-7 dagen na eerste huisbezoek) en ouders beginnen met het invullen van het interventie-dagboekje Eén week geleerde technieken toepassen Boostersessie tijdens een huisbezoek

Eén week geleerde technieken toepassen

Derde huisbezoek waar moeders testbatterij invullen en stoppen met het interventie-dagboekje bijhouden (T2)

(19)

Meetinstrumenten

Huilen van de baby. Om het huilen van de baby te onderzoeken op meetmoment T1

en T2 werd de Cry Perception Scale (CPS; Lester, Zacheriah-Boukydis, Garcia-Coll, Hole, & Peucker, 1992) afgenomen. Deze bestond uit acht items over de beoordeling van het huilen van de baby door de moeders op een 7-punts Likert schaal. Een voorbeelditem is: Het huilen

van mijn baby klinkt: 1 = gekalmeerd, 7 = geprikkeld. Daarnaast waren er vier vragen over

het gevoel dat moeders hebben bij het huilen van de baby. Hier werd ook gebruik gemaakt van een 7-punts Likert schaal (1 = helemaal niet, 7 = extreem). Een voorbeelditem is: Hoe

verdrietig maakt het huilen van uw baby u? Een hogere score betekende een meer negatieve

beoordeling van het huilen en het ervaren van een meer negatief gevoel door het huilen. Hierbij was de minimumscore die behaald kon worden op deze vragenlijst 12 en de

maximumscore 84. Tot slot wordt er nog gevraagd naar wat ouders zien als mogelijke redenen voor het huilen. Er waren 12 verschillende antwoordopties waar ouders drie opties van

konden kiezen. Van dit instrument is er nog geen informatie bekend met betrekking tot de betrouwbaarheid en validiteit.

Slaap van de baby. Om de slaap van de baby te onderzoeken op meetmoment T1 en

T2 werd de Sleep Index afgenomen (SI; Wolke, Söhne, Riegel, Ohrt, & Osterlund, 1998). Deze bestond uit 14 items, waarbij er voornamelijk gebruik werd gemaakt van

meerkeuzevragen en enkele open vragen. Voorbeelditems zijn: Waar slaapt uw baby

meestal?, Hoeveel uur slaapt uw baby gemiddeld per dagdeel? Van dit instrument is nog geen

informatie bekend met betrekking tot de betrouwbaarheid en validiteit.

Slaap van de moeder. Om de slaap van de moeders te onderzoeken op meetmoment

T1 en T2 werd de Chronic Sleep Reduction Questionnaire afgenomen (CSRQ; Dewald, Short, Gradisar, Oort, & Meijer, 2012). Deze bestond uit 20 items, waarbij gebruik werd gemaakt van meerkeuzevragen. De vragenlijst was oorspronkelijk ontwikkeld voor

adolescenten, maar deze is aangepast voor volwassenen in dit onderzoek. Deze vragenlijst bestond uit vier schalen: slaaptekort (zes items), irritatie (vijf items), energieverlies (vijf items) en slaperigheid (vier items). Elke vraag had drie antwoordopties, waarbij er ordinaal 1 (nee), 2 (soms) en 3 (ja) kon worden gescoord. Een voorbeelditem is: Ik zou langer willen

slapen. Een hogere score betekende dat moeders een grotere indicatie hadden voor een

chronisch slaaptekort. Hierbij was de minimumscore die behaald kon worden op deze

vragenlijst 20 en de maximumscore 60. Voor dit instrument is de Cronbach’s alfa α = 0,85 en de SD = 6,71 (Dewald et al., 2012). De Chronbach’s alfa geeft aan dat de interne consistentie van deze vragenlijst hoog is. Tot slot is de validiteit onderzocht en is bevonden dat de

(20)

vragenlijst correleert met verschillende slaapvariabelen. Er is een positieve correlatie

gevonden tussen een hoog slaaptekort op de CSRQ en de behoefte aan slaap en een negatieve correlatie tussen een hoog slaaptekort op de CSRQ en de tijdsduur van de slaap. Dit betekent dat er bewijs is dat de CSRQ inderdaad het gewenste begrip, slaaptekort, meet.

Gevoelens van somberheid van de moeder. Om de gevoelens van somberheid bij

moeders te onderzoeken op meetmoment T1 en T2 werd de Edinburgh Postnatal Depression

Scale (EPDS; Cox, Holden, & Sagovsky, 1987) afgenomen. Deze vragenlijst bestaat uit tien

items, waarbij gebruikgemaakt werd van meerkeuzevragen. Elke vraag had vier

antwoordopties, waarbij de items van 1 (nee, helemaal niet), 2 (nauwelijks), 3 (ja, soms), 4 (ja, zeer vaak) konden worden gescoord. Een voorbeelditem is: Ik heb kunnen lachen en de

zonnige kant van de dingen kunnen inzien. Een hogere score betekende dat ouders een grotere

indicatie hadden voor een mogelijke depressie. Hierbij was de minimumscore 10 en de maximumscore 40. Bij een score van 20 of hoger is er een mogelijke depressie aanwezig. Voor dit instrument is de Cronbachs alfa α = 0,80 en de SD = 3,70 (Brouwers, Baar, & Pop, 2001). De Chronbach’s alfa geeft aan dat de interne consistentie van deze vragenlijst hoog is. Tot slot is de validiteit onderzocht. Er is gevonden dat 73% van de vrouwen die boven de cut-off score van 10 scoren ook een depressie hadden volgens de klinische criteria voor een depressie. Dit betekent dat de EPDS het begrip depressie meet.

Dagboekjes. Voor dit onderzoek moesten de ouders ongeveer drie weken een

dagboekje bijhouden, waarbij voor ongeveer één week (3-7 dagen) het baseline-dagboekje werd gebruikt en de daaropvolgende twee weken het interventie-dagboekje. In het baseline-dagboekje werd gevraagd naar het huilen, onrust en slapen van de baby (aantal uur/minuten per dagdeel) en het slapen van de ouder (aantal uur/minuten per dagdeel). Hierbij kon gebruikgemaakt worden van een papieren tijdsbalk. Daarnaast werd gevraagd naar het zelfvertrouwen in het troosten, (on)zekerheid door het huilen, interpretatie van het huilen (item afkomstig uit de CPS; Lester et al., 1992), de gespannenheid bij het ’s nachts wakker worden van de baby, of de baby was ingebakerd en of deze werd wakker gemaakt voor een voeding ’s nachts. Tot slot werd gevraagd naar gespannenheid, vermoeidheid,

veerkracht/energie, neerslachtigheid en gevoelens van angst. Deze vijf items kwamen uit de

Profile of Mood States (POMS; Baker, Denniston, Zabora, Polland, & Dudley, 2002). In het

interventie-dagboekje werden dezelfde items gebruikt als in het baseline-dagboekje met toevoeging van een aantal items over THB. Dit waren items met betrekking tot gebruik van de white-noise cd, of THB overdag is toegepast om de baby te troosten en of THB is toegepast ’s nachts bij het huilen van de baby. De dagboekjes en de papieren tijdsbalken zijn gebaseerd op

(21)

het model van Barr, Kramer, Boisjoly, McVey-White, en Pless (1988). In dit onderzoek werd alleen gebruik gemaakt van de items over het huilen en slapen van de baby, het slapen van de ouder, de depressieve gevoelens van ouders (het item ‘neerslachtig’) en de items over THB.

Statistische Analyses

Om de hoofd- en deelvragen te beantwoorden werd gebruikgemaakt van het

visualiseren door middel van grafieken, Simulation Modelling Analysis (SMA), kwalitatieve analyses en de Reliable Change Index (RCI). Om deelvraag 1 (Heeft THB effect op het huilen

en het slapen van de baby?) te beantwoorden werden analyses met SMA uitgevoerd voor het

huilen en het slapen van de baby, gemeten met de dagboekjes. Met SMA kunnen analyses uitgevoerd worden die worden toegepast om tijdsreeksen te onderzoeken in een klinische setting met weinig waarnemingen per fase, vooral als er weinig waarnemingen in de

baselinefase zijn (Borckardt et al., 2008). Bij SMA wordt gebruikgemaakt van bootstrapping: er worden herhaald duizenden steekproeven willekeurig getrokken op basis van de ingevoerde data. In SMA wordt allereerst gecontroleerd voor autocorrelatie in de tijdreeksen. Er kan namelijk een hoge correlatie zijn tussen de verschillende datapunten van één variabele. Vervolgens wordt onderzocht of er effecten zijn te vinden op level niveau, hierbij worden de gemiddelden van de baseline- en interventiefase gebruikt. Er wordt dan berekend wat de statistische significantie is van de verandering tussen de baseline- en interventiefase. Die verandering wordt aangegeven met een fase-effect, Pearson R. In dit onderzoek is sprake van een significant effect wanneer α ≤ 0,05 en er is sprake van een trend wanneer 0,05 ˂ α ≤ 0,10 Voor deelvraag 1 betekent dit dat er werd berekend of het huilen en slapen met zichzelf samenhing over verschillende dagen en ook voor de nachten (autocorrelatie). Daarnaast betekent dit dat er werd berekend of het huilen en slapen van de baby over de gehele dag en per nacht significant veranderd was in de interventiefase ten opzichte van de baselinefase (fase-effect).

Daarnaast werden er kwalitatieve analyses gedaan om deelvraag 1 te beantwoorden; voor het huilen van de baby, gemeten met de CPS, en het slapen van de baby, gemeten met de

SI. Er werden kwalitatieve analyses gedaan in plaats van de RCI, omdat de Cronbach’s alfa en

de standaarddeviatie voor deze vragenlijsten niet bekend waren. Voor het huilen van de baby werden er totaalscores berekend voor de T1 en T2 op de CPS en werd een verschilscore berekend. Voor de slaap van de baby werd gekeken naar het verschil tussen T1 en T2 op de SI wat betreft de hoeveelheid slaap per dagdeel, het aantal keer ’s nachts wakker worden, hoe lang het duurde om weer in slaap te vallen en wat de langste periode van slapen was de

(22)

afgelopen twee weken. Ook werd gekeken naar het huilen en slapen van de baby door middel van het visualiseren met grafieken. Dit werd gedaan door met de baseline- en

interventiedagboekdata in Excel een grafiek te maken. Door middel van de grafiek kon er globaal worden gekeken of er veranderingen waren opgetreden tussen de baseline- en interventiefase. Ook werd het gebruikt om de analyses te interpreteren.

Om deelvraag 2 (Heeft THB effect op de slaap van de moeders?) te beantwoorden werd er gevisualiseerd door middel van grafieken. Daarnaast werden er analyses met SMA uitgevoerd voor de slaap van de ouders, gemeten met de dagboekjes. Er werd berekend of de slaap van de ouders met zichzelf samenhing over verschillende dagen en ook voor de nachten (autocorrelatie). Ook werd berekend of slaap van de ouders over de gehele dag en per nacht significant veranderd was in de interventiefase ten opzichte van de baselinefase (fase-effect). Daarnaast werd de RCI berekend voor de slaap van de ouders, gemeten met de CSRQ op T1 en T2. De RCI is een methode waarop de scores op twee meetmomenten (voor- en nameting) met elkaar kunnen worden vergeleken. Deze wordt berekend door de totaalscores op een vragenlijst te berekenen voor de voor- en nameting. Vervolgens wordt er een verschilscore berekend (nameting – voormeting). Door middel van de standaarddeviatie en interne

consistentie (α) wordt de standaardmeetfout berekend (Se = SD √(1- rxx)). Er is echter sprake van twee metingen, daarom worden er twee standaardmeetfouten berekend (Sdif = √(2Se²)). Tot slot kan door middel van de verschilscore van de voor- en nameting te delen door de Sdif de RCI worden berekend. Wanneer de RCI > 1.96 of < - 1.96 is, heeft een significante

verandering opgetreden. Op deze manier wordt onderzocht of er een significante verandering heeft plaatsgevonden tussen de voor- en nameting. Voor deelvraag 2 betekent dit dat er werd berekend of de slaap van de ouders significant is veranderd op de T2 ten opzichte van de T1.

Om deelvraag 3 (Heeft THB effect op de gevoelens van somberheid van moeders?) te beantwoorden werd er gevisualiseerd door middel van grafieken. Daarnaast werden er

analyses uitgevoerd met SMA voor de gevoelens van somberheid van de ouders, gemeten met het item Neerslachtigheid uit de dagboekjes. Er werd berekend of de gevoelens van

somberheid met elkaar samenhing over verschillende dagen (autocorrelatie). Ook werd berekend of de gevoelens van somberheid van de ouders significant veranderd was in de interventiefase ten opzichte van de baselinefase (fase-effect). Ook werd de RCI berekend voor de gevoelens van somberheid van de ouders, gemeten met de EDPS op T1 en T2. Dit betekent dat er wordt berekend of de gevoelens van somberheid van de ouders significant is veranderd op de T2 ten opzichte van de T1.

(23)

verandering in gevoelens van somberheid?) en 5 (Is een verandering in slapen van de ouder gerelateerd aan een verandering in gevoelens van somberheid?) te beantwoorden werden

cross-correlatiecoëfficiënten berekend voor de samenhang tussen het huilen van de baby en gevoelens van somberheid, het slapen van de baby en gevoelens van somberheid en het slapen van de moeder en gevoelens van somberheid. Cross-correlatiecoëfficiënten worden berekend met SMA. Hiermee wordt onderzocht wat de samenhang is tussen twee variabelen en hoe deze zich tot elkaar verhouden. Er wordt zowel gekeken naar positieve en negatieve correlaties als naar positieve lags (hangt de variabele op één dag samen met de andere

variabele op de daaropvolgende dag) en negatieve lags (hangt de variabele op één dag samen met de andere variabele op de vorige dag). Voor deelvraag 4 betekent dit dat werd berekend of het huilen en slapen van de baby over de gehele dag positief of negatief samenhing met gevoelens van somberheid. Ook werd berekend op welke manier deze zich tot elkaar verhielden, ging een verandering in het huilen en slapen van de baby vooraf aan de

verandering in gevoelens van somberheid of ging verandering in gevoelens van somberheid vooraf aan veranderingen in huilen en slapen van de baby. Voor deelvraag 5 betekent dit dat werd berekend of het slapen van de moeder over de gehele dag positief of negatief samenhing met gevoelens van somberheid. Ook werd berekend op welke manier deze zich tot elkaar verhielden, ging een verandering in slaap van de moeder vooraf aan een verandering in gevoelens van somberheid of ging de verandering in gevoelens van somberheid vooraf aan een verandering in slaap van de moeder.

Resultaten Diagnostische Informatie

In Tabel 2 is informatie te vinden over de gezinnen die zijn geïncludeerd in de analyses. Hier is onder andere vermeld hoeveel dagen zij THB hebben toegepast. Uit Tabel 2 is gebleken dat ouders THB overdag de meeste dagen van de interventiefase hebben

toegepast, maar ’s nachts THB veel minder toepassen. Daarnaast is gebleken uit Tabel 2 dat ouders de verschillende stappen van THB niet altijd consequent toepassen zowel overdag als ’s nachts.

(24)

Tabel 2

Aantal Dagen Baseline- en Interventiedagboekje Ingevuld, Aantal Dagen THB-Methode Toegepast Overdag en ’s Nachts, Aantal Stappen Overdag en ’s Nachts Toegepast & Aantal Dagen White-Noise Toegepast.

B I THB-O THB-N Stappen THB-methode W-N

Overdag Nacht

Stap 1 Stap 2 Stap 3 Stap 4 Stap 5 Stap 1 Stap 2 Stap 3 Stap 4 Stap 5

Baby 1 5 14 12 7 0 9 7 1 12 0 2 3 0 7 0 Baby 2 4 14 14 10 2 9 8 13 14 0 3 2 3 10 5 Baby 3 7 13 13 2 11 10 13 13 8 1 1 2 2 1 5 Baby 4 5 14 12 10 11 9 6 5 12 8 2 2 0 5 3 Baby 5 6 13 12 0 12 7 8 6 12 0 0 0 0 0 12 Baby 6 3 14 13 14 11 8 4 12 11 13 13 8 13 14 8 Baby 7 3 14 12 7 4 11 9 10 11 0 3 5 3 7 11 Baby 8 4 14 14 5 14 14 14 14 1 5 5 5 5 1 14 Baby 9 3 11 11 11 11 0 11 11 10 11 0 11 11 11 0

Noot. B = Aantal dagen baseline, I = Aantal dagen interventie, THB-O = Aantal dagen THB-methode overdag, THB-N = Aantal dagen THB-methode ’s nachts, W-N =

Aantal dagen white-noise, Stap 1 = Inbakeren, Stap 2 = Zij/buikligging, Stap 3 = Sshhen bij het oortje, Stap 4 = Het hoofdje zachtjes wiebelen, Stap 5 = Speen, borst, pink aangeboden.

(25)

Huilen en Slapen van de Baby

Dagelijkse metingen huilen en slapen van de baby. Om te onderzoeken of THB

effectief is in het significant verminderen van het huilen en het toenemen van de slaap van de baby’s in de interventiefase ten opzichte van de baselinefase (hypothese 1) zijn er allereerst met SMA autocorrelaties en fase-effecten berekend voor het huilen en de slaap van de baby’s, over de gehele dag en per nacht. De resultaten hiervan zijn te vinden in Tabel 3 en 4. Zie ook de grafieken in Bijlage A t/m D voor het verloop van het huilen en slapen per baby, zowel per gehele dag als per nacht.

Tabel 3

Resultaten Simulation Test Dagelijks Huilen van de Baby en Huilen van de Baby Gedurende de Nacht in Minuten.

Variabele Dag Nacht Dag Nacht Dag Nacht

M (bas) M (int) M (bas) M (int) AC AC r r

Huilen Baby 1 156,00 83,57 24,00 11,79 0,37* -0,06 -0,55† -0,21 Baby 2 26,25 19,64 2,50 1,36 0,25† 0,05 -0,14 -0,17 Baby 3 116,71 69,23 10,71 5,00 0,15 0,23† -0,45† -0,29 Baby 4 216,00 128,93 6,00 1,43 0,40* 0,42* -0,67* -0,49 Baby 5 71,00 25,92 0,33 0,23 0,29† -0,13 -0,62* -0,06 Baby 6 110,00 72,86 0,00 0,00 -0,05 0,00* -0,20 0,00 Baby 7 95,00 64,29 0,00 16,07 0,08 -0,10 -0,30 0,36 Baby 8 337,50 111,50 0,00 1,07 0,66* -0,07 -0,80* 0,13 Baby 9 120,00 130,91 5,00 10,91 0,19 0,22 0,10 0,23

Noot. M (bas) = Gemiddelde berekend over de baselinefase. M (int) = Gemiddelde berekend over de

(26)

Tabel 4

Resultaten Simulation Test Dagelijks Slapen van de Baby en Slapen van de Baby Gedurende de Nacht in Minuten.

Variabele Dag Nacht Dag Nacht Dag Nacht

M (bas) M (int) M (bas) M (int) AC AC r r

Slapen Baby 1 849,00 926,07 291,00 303,21 -0,06 0,01 0,45* 0,12 Baby 2 811,25 830,36 285,00 302,50 -0,26 0,15 0,11 0,24 Baby 3 741,14 725,38 266,43 267,69 0,02 -0,16 -0,09 0,02 Baby 4 768,00 807,86 312,00 271,07 -0,12 0,12 0,11 -0,26 Baby 5 935,83 948,08 330,00 323,46 -0,08 -0,14 0,03 -0,04 Baby 6 834,67 849,64 290,00 308,57 -0,02 -0,15 0,06 0,28 Baby 7 665,00 767,14 290,00 292,50 0,35* -0,09 0,54† 0,04 Baby 8 690,00 866,79 300,00 310,71 0,16 -0,11 0,66* 0,29 Baby 9 865,00 778,64 315,00 283,64 0,51* 0,53* -0,58 -0,38

Noot. M (bas) = Gemiddelde berekend over de baselinefase. M (int) = Gemiddelde berekend over de

interventiefase. AC = autocorrelatie lag 1. *p ≤ .05. †p ≤ .10

Huilen over de gehele dag. Voor baby 4, 5 en 8 is een significant negatief fase-effect gevonden voor het huilen over de gehele dag. Dit betekent dat het huilen gedurende de hele dag significant is afgenomen in de interventiefase ten opzichte van de baselinefase. Voor baby 1 t/m 3, 6, 7 en 9werd geen significant fase-effect gevonden voor het huilen over de gehele dag. Dit betekent dat het huilen gedurende de hele dag niet significant is afgenomen in de interventiefase ten opzichte van de baselinefase. Voor baby 1 en 3 werden wel trends gevonden naar het afnemen van huilen gedurende de hele dag in de interventiefase ten opzichte van de baselinefase.

Huilen per nacht. Voor baby 1 t/m 9werd geen significant fase-effect gevonden voor het huilen per nacht. Dit betekent dat het huilen ’s nachts niet significant is afgenomen in de interventiefase ten opzichte van de baselinefase.

Slapen over de gehele dag. Voor baby 1 en 8werd een significant positief fase-effect gevonden voor het slapen van de baby over de gehele dag. Dit betekent dat voor deze baby’s het slapen significant is toegenomen gedurende de hele dag in de interventiefase ten opzichte van de baselinefase. Voor baby 2 t/m 7 en 9 is geen significant fase-effect gevonden voor het slapen van de baby over de gehele dag. Dit betekent dat het slapen niet significant is

toegenomen gedurende de hele dag in de interventiefase ten opzichte van de baselinefase. Voor baby 7 is wel een trend gevonden naar het toenemen van de slaap gedurende de hele dag in de interventiefase ten opzichte van de baselinefase.

(27)

Slapen per nacht. Voor baby 1 t/m 9werd geen significant fase-effect gevonden voor de slaap per nacht. Dit betekent dat voor deze baby’s het slapen ‘s nachts niet significant is toegenomen in de interventiefase ten opzichte van de baselinefase.

Voor- en nameting huilen en slapen van de baby. Naast de analyses uitgevoerd met

SMA zijn er ook kwalitatieve analyses uitgevoerd om te onderzoeken of het huilen significant is afgenomen en het slapen significant is toegenomen van de baby’s op de nameting (T2) ten opzichte van de voormeting (T1). De resultaten zijn te vinden in Tabel 5 en 6.

Tabel 5

Scores op de Voor- en Nameting en Verschilscores op de CPS.

Baby Voormeting Nameting Verschilscore

1 34 34 0 2 47 48 1 3 66 35 31 4 58 49 9 5 48 18 30 6 40 31 9 7 47 39 8 8 58 38 20 9 56 40 16 Tabel 6

Hoeveelheid Slaap per Dag, Aantal Keer ’s Nachts Wakker Worden, Duur voor Weer in Slaap Vallen, Langste Periode Slaap Afgelopen Twee Weken. Gemeten op de Voor- en Nameting (verkregen van de SI)

Baby Hoeveelheid slaap Aantal keer wakker

Duur voor weer in slaap vallen

Langste periode slaap

Voor Na Voor Na Voor Na Voor Na

1 17u, 30min 16u 1 1 45min 45min 6u 9u

2 13u, 30min 13u, 15min 2 1 10min 10min 7u, 30 min 10u

3 13u, 30min 12u 2 2 15min 40min 4u 6u

4 11u 15u, 15min 1 1 45min 30/40min 5u 7u

5 14u, 30min 16u 1 1 30min 15min 5u 8u

6 19u 12u, 30min 2 1 15min 5min 6u 7u

7 13u 13u, 45min 3 2 15min 15min 5u 4u, 30min 8 14u, 30min 13u, 30min 2 1 30min 10min 5u 5u, 45min 9 13u, 4 min 13u, 30min 1 1 30min 2min 6u 10u

(28)

Huilen. Voor de moeders van baby 3 t/m 9 is de score op de CPS op de T2 lager dan de score op de T1 (verschilscores variërend van 8-31). Dit betekent dat deze moeders het huilen minder negatief hebben beoordeeld en een minder negatief gevoel hebben ervaren met betrekking tot het huilen op de T2 vergeleken met de T1. Voor de moeders van baby 1 en 2 zijn de scores op de CPS op de T1 en T2 (ongeveer) gelijk. Hier heeft geen verandering in perceptie en gevoel over het huilen opgetreden.

Als de kwalitatieve analyses vergeleken worden met de analyses uitgevoerd met SMA is hier een overeenkomst te zien voor baby 2. Het (bijna) niet vinden van een verschil tussen T2 en T1 met de kwalitatieve analyses komt overeen met een niet-significant fase-effect. Ook is een overeenkomst gevonden voor baby 3 t/m 5 en 8. Het afnemen van de score op T2 vergeleken met T1 op de CPS komt namelijk overeen met het vinden van een trend naar het afnemen van het huilen in de interventiefase en een significant negatief fase-effect. Tot slot is er geen overeenkomst gevonden voor baby 1, 6, 7 en 9. Er is een positieve verandering in perceptie en gevoel over het huilen gevonden voor baby 6, 7 en 9, maar er zijn niet-significant fase-effecten. Voor baby 1 is geen verschil gevonden in perceptie en gevoel over huilen, maar is er wel een trend naar het afnemen van het huilen in de interventiefase gevonden.

Slapen. De hoeveelheid slaap over de gehele dag is voor baby 4, 5, 7 en 9 toegenomen op de T2 vergeleken met de T1. Voor baby 1 t/m 3, 6 en 8 is deze afgenomen op de T2

vergeleken met de T1. Wat betreft het aantal keer wakker worden per nacht is dit voor baby 1, 3, 4, 5 en 9 gelijk gebleven als T2 vergeleken wordt met T1. Voor baby 2, 6 t/m 8 is dit afgenomen per nacht. Daarnaast is gekeken naar de duur voordat de baby’s weer in slaap vielen. Dit is gelijk gebleven voor baby 1, 2 en 7 op T1 en T2, afgenomen op de T2

vergeleken met de T1 voor baby 4 t/m 6, 8 en 9, toegenomen op de T2 vergeleken met de T1 voor baby 3. Tot slot is er gekeken naar de langste periode slaap in de afgelopen twee weken. Voor baby 1 t/m 6, 8 en 9 is deze toegenomen op de T2 vergeleken met de T1. Voor baby 7 is deze afgenomen op de T2 vergeleken met de T1.

Als de kwalitatieve analyses vergeleken worden met de analyses uitgevoerd met SMA is hier een overeenkomst te vinden voor baby 1, 7 en 8. Bij deze baby’s is de slaap volgens moeder op verschillende punten verbeterd van T1 naar T2, zoals minder vaak wakker worden en zijn er ook een trend en significante fase-effecten gevonden. Voor baby 2 t/m 6 en 9 is geen overeenkomst tussen de kwalitatieve analyses en de analyses uitgevoerd met SMA te zien, hier is de slaap van de baby volgens de moeder verbeterd op verschillende punten, maar er zijn niet-significante fase-effecten voor slaap van de baby.

(29)

Slaap van de Moeder

Dagelijkse metingen slaap van de moeder. Om te onderzoeken of THB effectief is in

het significant toenemen van de slaap van de moeders in de interventiefase ten opzichte van de baselinefase (hypothese 2) zijn er allereerst met SMA autocorrelaties en fase-effecten berekend voor slaap van de moeders, over de gehele dag en per nacht. De resultaten hiervan zijn te vinden in Tabel 7. Zie ook de grafieken in Bijlage E en F voor het verloop van het slapen van de moeders, zowel per gehele dag als per nacht.

Tabel 7

Resultaten Simulation Test Dagelijks Slapen van de Moeder en Slapen van de Moeder per Nacht in Minuten.

Variabele Dag Nacht Dag Nacht Dag Nacht

M (bas) M (int) M (bas) M (int) AC AC r r

Slapen Baby 1 486,00 423,21 291,00 265,71 0,47* 0,05 -0,26 -0,21 Baby 2 461,25 356,79 288,75 259,29 -0,02 -0,13 -0,53* -0,20 Baby 3 410,00 403,08 259,29 255,38 -0,10 -0,01 -0,05 -0,05 Baby 4 477,00 363,21 327,00 262,50 0,31* 0,59* -0,61* -0,59† Baby 5 462,50 458,46 327,50 350,38 -0,04 0,69* -0,05 0,67† Baby 6 525,00 484,29 230,00 287,14 0,21 -0,09 -0,15 0,41† Baby 7 495,00 497,36 285,00 274,29 0,05 0,12 0,02 -0,15 Baby 8 363,75 410,36 303,75 288,21 -0,10 -0,02 0,28 -0,18 Baby 9 535,00 415,91 315,00 267,27 0,09 0,13† -0,37 -0,25

Noot. M (bas) = Gemiddelde berekend over de baselinefase. M (int) = Gemiddelde berekend over de

interventiefase. AC = autocorrelatie lag 1. *p ≤ .05. †p ≤ .10

Slapen over de gehele dag. Voor de moeders van baby 2 en 4 is een significant negatief fase-effect gevonden voor het slapen van de moeder over de gehele dag. Voor deze moeders is de slaap significant afgenomen in de interventiefase ten opzichte van de

baselinefase. Voor de moeders van baby 1, 3, 5 t/m 9 is geen significant fase-effect gevonden voor het slapen van de moeder over de gehele dag. Dit betekent dat de slaap van deze

moeders niet significant is toegenomen in de interventiefase ten opzichte van de baselinefase. Slapen per nacht. Voor de moeders van baby 1 t/m 9 is geen significant fase-effect gevonden voor het slapen van de moeder per nacht. Dit betekent dat de slaap van de moeders niet significant is toegenomen in de interventiefase ten opzichte van de baselinefase. Voor de moeders van baby 5 en 6 is wel een trend gevonden voor het toenemen van de slaap van de moeder per nacht in de interventiefase ten opzichte van de baselinefase. Voor de moeder van baby 4 is een trend gevonden naar het afnemen van de slaap van de moeder per nacht in de

(30)

interventiefase ten opzichte van de baselinefase.

Voor- en nameting slaap van de moeder. Naast de analyses uitgevoerd met SMA

zijn er RCI’s berekend voor de CSRQ om te onderzoeken of slaap van de moeders significant is toegenomen op de nameting (T2) ten opzichte van de voormeting (T1). Resultaten hiervan zijn te vinden in Tabel 8.

Tabel 8

Resultaten RCI Slaap van de Moeder (CSRQ).

Baby Voor Na Verschilscore RCI

1 37 29 -8 -2,18* 2 39 39 0 0,00 3 36 35 -1 -0,27 4 39 39 0 0,00 5 32 28 -4 -1,09 6 47 40 -7 -1,90 7 35 35 0 0,00 8 34 40 6 1,63 9 37 27 -10 -2,72* Noot. *p < 0,05.

Voor de moeders van baby 1 en 9 is gevonden dat zij significant minder chronisch slaaptekort ervaarden op T2 ten opzichte van T1 (Z = < -1,96 bij α = 0,05). Voor de moeders van baby 2 t/m 8is gevonden dat zij niet significant minder chronisch slaaptekort ervaarden op T2 ten opzichte van T1 (Z = < -1,96 bij α = 0,05).

Als de RCI’s vergeleken worden met de analyses uitgevoerd met SMA is hier geen overeenkomst te zien wat betreft het slapen van de moeders van baby 1, 2, 4, 5, 6 en 9. Uit de RCI’s is namelijk gebleken dat de moeders van baby 1 en 9 significant minder chronisch slaaptekort ervaarden. Echter is er geen significant fase-effect gevonden over de gehele dag en per nacht voor de slaap van de moeders van baby 1 en 9, de slaap lijkt juist te zijn afgenomen. Voor de moeders van baby 2 en 4 is geen significant verschil op de CSRQ gevonden, echter er blijkt dat de slaap significant is afgenomen over de gehele dag. Voor de moeders van baby 5 en 6 is geen significant verschil op de CSRQ gevonden, er is echter wel een trend gevonden naar het toenemen van de slaap per nacht. Voor de moeders van baby 3, 7 en 8 is wel een overeenkomst te vinden, er is geen significant verschil op de CSRQ gevonden evenals geen significant fase-effect.

(31)

Gevoelens van Somberheid van de Moeder

Dagelijkse metingen gevoelens van somberheid van de moeder. Om te

onderzoeken of THB effectief is in het significant verminderen van gevoelens van somberheid van de moeders in de interventiefase ten opzichte van de baselinefase (hypothese 3) zijn er allereerst met SMA autocorrelaties en fase-effecten berekend. De resultaten hiervan zijn te vinden in Tabel 9. Zie ook de grafieken in Bijlage G voor het verloop van de gevoelens van somberheid van de moeders, zowel per gehele dag als per nacht.

Tabel 9

Resultaten Simulation Test Dagelijkse Gevoelens van Somberheid van de Moeder.

Variabele M (bas) M (int) AC r

Gevoelens van somberheid

Baby 1 1,00 1,07 -0,06 0,14 Baby 2 1,75 1,93 0,13 0,08 Baby 3 1,43 1,23 0,19 -0,17 Baby 4 2,20 1,71 0,14 -0,23 Baby 5 1,33 1,23 -0,21 -0,09 Baby 6 1,33 1,71 0,58* 0,17 Baby 7 1,00 1,29 -0,15 0,17 Baby 8 2,00 1,86 0,46* -0,19 Baby 9 2,00 2,00 0,00 0,00

Noot. M (bas) = Gemiddelde berekend over de baselinefase. M (int) = Gemiddelde berekend over de

interventiefase. AC = autocorrelatie lag 1. *p ≤ .05. †p ≤ .10

Voor de moeders van baby 1 t/m 9is geen significant fase-effect gevonden voor de gevoelens van somberheid van de moeder. Dit betekent dat de gevoelens van somberheid niet significant zijn afgenomen in de interventiefase ten opzichte van de baselinefase.

Voor- en nameting gevoelens van somberheid van de moeder. Naast de analyses

uitgevoerd met SMA zijn ook RCI’s berekend om te onderzoeken of de gevoelens van somberheid van moeders significant zijn afgenomen op de nameting (T2) vergeleken met de voormeting (T1). Resultaten hiervan zijn te vinden in Tabel 10.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De medisch pedagogisch hulpverlener maakt een afspraak voor een (telefonische) afspraak in de eerste week dat de baby weer thuis

The keynote presentation was provided by Anne Nafstad and Marlene Daelman, entitled: “Excursions into the richness of human communication: theory and practice during and

Bij minder dan 5% van alle baby’s die veel huilen en niet makkelijk te troosten zijn, is er een lichamelijke oorzaak van het huilen.. Voorbeelden van oorzaken zijn:

Gegeven het feit dat de kansen tot JA toenemen en de aard ervan verandert als een kind leert lopen, wordt verwacht dat baby’s tussen de 11 en 16 maanden die kunnen lopen vaker

It was expected that study one and study two would show that both stakeholder-oriented firms and perceived cues of being watched increase stakeholder punishment compared

Met eenzelfde argumentatie wijst de Hoge Raad erop dat perioden waarin (nog) geen deelneming werd gehouden en/of een periode waarin geen deelneming (meer) wordt gehouden,

Kijk bijvoor- beeld eens of de baby zijn hoofd al draait.. Waar kijkt hij naar en wat veroorzaakt

Baby’s vermaken zich het beste met materiaal waaraan ze veel zelf kunnen ontdekken op veel verschillende manieren.. Bekers, zakdoekjes,