• No results found

Het effect van de overeenkomst tussen gewenste en gekregen steun op ervaren effectiviteit

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Het effect van de overeenkomst tussen gewenste en gekregen steun op ervaren effectiviteit"

Copied!
19
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Het Effect van de Overeenkomst tussen

Gewenste en Gekregen steun op

Ervaren Effectiviteit

Bachelor these Sociale Psychologie

Lisa Naber

Studentnummer: 10180966 Universiteit van Amsterdam Begeleid door: L. Pauw Aantal woorden: 4133 Datum: 2 Juni 2017

(2)

Abstract

Sociale steun kan als een belangrijke beschermende factor voor fysieke en psychische klachten dienen. Eerder onderzoek suggereert een belang van overeenkomst tussen gewenste en gekregen steun. In het huidige onderzoek werd daarom gekeken naar het effect van de overeenkomst tussen gewenste en gekregen steun op ervaren effectiviteit. Deelnemers (N=104) voerden een gesprek in koppelvorm. Zij werden random verdeeld over de condities boos en bezorgdheid. Tevens werden de rollen van verteller en luisteraar random verdeeld. Voor en na het gesprek vulden alle deelnemers Qualtrics vragenlijsten in om de overeenkomst van steun en ervaren effectiviteit te meten. Verwacht werd een positief effect van

overeenkomst tussen gewenste en gekregen steun op ervaren effectiviteit. Uit de resultaten kwam echter geen significant effect naar voren. Mogelijk valt dit te wijten aan

methodologische factoren, verklaarbaar door de hot-cold empathy gap. Om de werkzaamheid van sociale steun te optimaliseren is het raadzaam het huidige onderzoek te repliceren.

(3)

Het Effect van de Overeenkomst tussen Gewenste en Gekregen Steun op Ervaren Effectiviteit In ons dagelijks leven maken we veelvuldig gebruik van de sociale steun van onze vrienden, familie en collega’s. Tevens bieden wij zelf op dagelijkse basis sociale steun aan hen. Sarason, Levine, Basham en Sarason (1983) beschrijven sociale steun als iets dat vaak wordt gezien als de beschikbaarheid van mensen op wie we kunnen bouwen, ons laten weten dat ze om ons geven, ons waarderen en van ons houden. Eerder onderzoek toont aan dat sociale steun van belang is voor het instant houden van het welzijn van de mens. Onder welzijn wordt zowel de fysieke als mentale gezondheid verstaan. Zo toonde Cobb (1976) in zijn onderzoek aan dat sociale steun mensen kan beschermen tegen een breed scala aan fysieke en psychische klachten, waardoor de hoeveelheid medicatie zou kunnen worden gereduceerd en herstel zou kunnen worden bevorderd. Het vaststellen van de werkzaamheid van sociale steun is van belang, omdat het wellicht een goedkoper en gezonder alternatief voor medicatie en therapie zou kunnen vormen. Semmer, Elfering,

Jacobshagen, Perrot, Beehr en Boos (2008) beschrijven sociale steun aan de hand van twee onderdelen. Namelijk een structureel component en een functioneel aspect. Het eerste refereert naar de grootte en aard van het sociale netwerk waarover iemand beschikt. Het tweede refereert naar de transactie van openlijke gedragingen tussen steunende en gesteunde mensen. Om meer inzicht te verkrijgen in de werkzame ingrediënten van sociale steun, is de huidige studie gericht op het functionele aspect.

De beschikbaarheid van sociale steun lijkt te fungeren als een belangrijke moderator voor stress. Heinrichs, Baumgartner, Kirschbaum en Ehlert (2003) beargumenteren dat het hormoon oxytocine het bufferend effect van sociale steun op stress responsiviteit bevordert. In zijn onderzoek toonde hij aan dat deelnemers in de sociale steun conditie en oxytocine conditie lagere cortisol waarden lieten zien na blootstelling aan stress dan deelnemers in de

(4)

conditie zonder sociale steun en placeboconditie. Oxytocine en dus sociale steun lijken daarmee van essentieel belang te zijn ter preventieve bescherming tegen stress.

Sociale steun kan bescherming bieden tegen stress en andere psychische en fysieke klachten. Naast de beschermende effecten, laten mensen een behoefte aan sociale steun zien. Eerder onderzoek toont aan dat mensen na het ervaren van emoties behoefte hebben deze te delen (Rimé, 2009) en gaan mensen bewust opzoek naar sociale steun (Zaki & Williams, 2013). Volgens Rimé, Finkenauer, Luminet, Zech & Philippot (1998) ontlokt het ervaren van negatieve emoties een social sharing proces. Dit is het proces waarbij de emoties met een ander worden gedeeld. Zaki en Williams (2013) beargumenteren dat emotieregulatie een interpersoonlijk proces is. Dit wil zeggen dat wanneer mensen emoties ervaren, ze ervoor kiezen anderen om hulp te vragen om de ervaren emoties te begrijpen en te managen. Tevens heeft social sharing positieve gevolgen als gevoelens van opluchting, verbondenheid tot de

sharing partner en heeft het een kalmerend effect (Singh-Manoux en Finkenfauer, 2001).

Deze effecten zijn gevonden in verschillende culturen wat universaliteit zou kunnen impliceren. Tevens benadrukt het de werkelijkheid van de behoefte om te delen.

Eerder onderzoek toont aan dat mensen een sterke behoefte hebben aan het delen van hun emoties en dat dit positieve effecten op het welzijn kan hebben. Echter, dat wil niet zeggen dat sociale steun altijd effectief is. Onduidelijk blijft nog of mensen zich altijd beter voelen na het ontvangen van sociale steun. Bevindingen uit eerder onderzoek suggereren dat dit afhankelijk is van de respons van degene met wie de emotie wordt gedeeld (Brownell & Schumaker, 1984; Wetzer, Zeelenberg, & Pieters, 2006). Het aansluiten van de respons op de behoefte van de ander draagt bij aan de effectiviteit van steun. Tevens toonde onderzoek naar vrouwen met borstkanker aan dat zij zich psychologisch beter konden aanpassen op de diagnose wanneer zij gewenste steun ontvingen dan wanneer zij ongewenste steun ontvingen (Reynolds & Perrin, 2004). Volgens de theorie van Horowitz, Krasnoperova, Tatar, Hansen,

(5)

Person, Galvin en Nelson (2001) is sociale steun effectief wanneer deze aansluit op het doel van de ander. Horowitz et al. (2001) beschrijven dan ook een goal-matching hypothesis. Volgens deze theorie communiceren mensen signalen tijdens het delen van emoties die

uitdragen welke soort steun ze van de ander verlangen. Bijvoorbeeld wanneer iemand zegt “Ik weet niet wat ik moet doen”, vraagt iemand om steun in de vorm van advies. Wanneer iemand zegt “Ik voel me slecht”, vraagt iemand om empathische steun. Het doel is dit geval het ontvangen van advies of empathische steun. Indien men de steun conform het door het probleem geïmpliceerde doel ontvangt, is steun effectief.

Gebaseerd op de bevindingen uit voorgaand onderzoek, zou gesuggereerd kunnen worden dat het succes van sociale steun afhankelijk is van de overeenstemming tussen de behoefte van de verteller en het steunaanbod van de luisteraar. Dit zou kunnen betekenen dat sociale steun niet altijd effectief is, tenzij er aan de voorwaarde van overeenstemming wordt voldaan. Om dit idee nader te onderzoeken werd er in deze studie ingegaan op de vraag wat het effect is van de overeenstemming tussen gewenste en gekregen steun op de ervaren effectiviteit.

In de huidige studie voerden deelnemers in koppelvorm een kort gesprek, waarbij de een over een persoonlijke emotionele gebeurtenis vertelde aan de ander. De gesprekspartners waren te allen tijde voor elkaar onbekend. Hiervoor is gekozen om eventuele ruis, veroorzaakt door bestaande patronen van communicatie en daarmee ook het bieden van steun, uit te

sluiten. Tevens is er gekozen voor koppels van hetzelfde geslacht om eventuele ruis veroorzaakt door fysieke aantrekkingskracht te voorkomen. Voor en na het gesprek vulden beiden deelnemers vragenlijsten in waarmee de mate van gewenste (voorafgaand aan het gesprek) en gekregen steun (na het gesprek) werd gemeten. Variantie in sociale steun werd gecreëerd door twee typen steun te onderscheiden. Er werd gekeken naar een overeenkomst tussen cognitieve en socio-affectieve steun. Socio-affectieve steun wordt gekenmerkt door het

(6)

luisteren naar het probleem van de verteller, de verteller zijn/haar emoties te laten ventileren en het hebben van een ondersteunend gesprek met de verteller. Cognitieve steun wordt gekenmerkt door het adviseren, het bieden van een objectief perspectief en het rationaliseren van de keuzes van de verteller (Nils & Rimé, 2012). Volgens Rimé (2009) kan eenzelfde negatieve emotie de behoefte aan beide typen steun oproepen. Echter blijft nog onduidelijk onder welke omstandigheden een voorkeur voor een van beiden ontstaat. Pauw, Fischer, van Kleef en Sauter (in prep) beargumenteren juist dat verschillende emoties verschillende steunbehoeften induceren. Uit hun onderzoek kwam naar voren dat de emotie bezorgdheid gerelateerd was aan een voorkeur voor cognitieve steun en dat de emotie boosheid was gerelateerd aan een voorkeur voor socio-affectieve steun. Om variantie in steunbehoefte te creëren, werd er in het huidige onderzoek ook gekeken naar deze twee verschillende geïnduceerde emoties. Tevens is het interessant om te onderzoeken of de emoties met dezelfde steunbehoeftes zullen relateren.

Deze studie richtte zich op de vraag wat het effect is van de overeenkomst tussen gewenste en gekregen steun op de ervaren effectiviteit. Ervaren effectiviteit werd gemeten door de mate waarop de verteller aangaf zich geholpen en beter te voelen na afloop van het gesprek. Voorgaand onderzoek wijst uit dat het belang van de overeenstemming tussen gewenste en gekregen steun essentieel kan zijn voor de effectiviteit van sociale steun. Op basis van deze bevindingen is de verwachting dat uit dit onderzoek zal blijken dat de

overeenkomst tussen gewenste en gekregen steun een positief effect op de ervaren effectiviteit zal hebben.

Methode Procedure

De deelnemers werden ontvangen in de wachtkamer van het Family lab door de proefleider waar zij random werden toegewezen aan rol van verteller (A) of luisteraar (B).

(7)

Vervolgens werd deelnemer A als eerste verzocht met de proefleider mee te lopen naar de kamer waar hij/zij het eerste deel van de vragenlijst invulde. Als deelnemer A geïnstrueerd was, werd ook deelnemer B naar zijn/haar kamer gewezen voor het invullen van de

vragenlijst. Voor deze volgorde is gekozen omdat deelnemer A meer tijd nodig heeft dan deelnemer B voor het invullen van de vragenlijst voorafgaand aan het gesprek. Voordat de proefleider de kamers verliet, werden beiden deelnemers verzocht de proefleider te komen ophalen bij de proefleider kamer wanneer zij klaar waren met het invullen van de vragenlijst, zodat de proefleider de deelnemers kon begeleiden naar de gesprekskamer. Tevens werden zij geïnformeerd met de mededeling dat het gesprek waaraan zij zouden gaan deelnemen werd opgenomen, maar dat de proefleider niet meeluisterde en het dus een privégesprek was. De deelnemer die als eerste klaar was met het invullen van de vragenlijst, werd alvast verzocht in de gesprekskamer plaats te nemen. Zodra de gesprekspartner ook plaatsnam, kregen de deelnemers de opdracht om dinsdagdilemma’s met elkaar te bespreken en verliet de

proefleider de gesprekskamer. Na vijf minuten kwam de proefleider terug om het gesprek te instrueren en de sta-camera aan te zetten. Zodra de proefleider de kamer verliet en het startsignaal klonk, begonnen deelnemers het gesprek van acht minuten.

Wanneer het eindsignaal klonk, kregen de deelnemers nog één minuut om het gesprek af te ronden, waarna de proefleider terugkwam om het vervolg van het onderzoek uit te leggen. Dit keer werd deelnemer B verzocht als eerste mee te lopen met de proefleider, naar dezelfde kamer om de rest van de vragenlijst af te maken. In dit geval is voor deze volgorde gekozen omdat de deelnemer B voorheen moest wachten en de benodigde tijd voor de rest van het onderzoek gelijk is voor beiden deelnemers. Wederom werden beiden deelnemers geïnstrueerd om de proefleider na afloop van de vragenlijst op te halen bij de proefleider kamer, zodat de proefleider de laatste onderdelen op de computer kon opstarten.

(8)

Als de deelnemers hiermee klaar waren, begonnen zij aan het laatste onderdeel: het terugkijken van de videobeelden1. In dit onderdeel keken de deelnemers individueel het gehele gesprek van acht minuten terug in stukjes van twintig seconden, achter dezelfde computer. Om de twintig seconden werd het gesprek stopgezet om de drie, hieronder in materialen beschreven, vragen te beantwoorden. Voorafgaand aan dit onderdeel deden beiden deelnemers eerst een proefsessie van twintig seconden. De deelnemers werden wederom verzocht de proefleider op te halen bij de proefleider kamer wanneer ze klaar waren met het laatste onderdeel. Het onderzoek duurde in totaal ongeveer een uur.

Deelnemers

Aan het onderzoek participeerden 104 Nederlandssprekende deelnemers tussen achttien en vijfenzestig jaar, waarvan 32 mannen en 72 vrouwen met een gemiddelde leeftijd van 23.9 en een standaarddeviatie van 8.44. De deelnemers werden op verschillende wijzen geworven. Zo konden ze zichzelf aanmelden via www.lab.uva.nl. Ook zijn

eerstejaarsstudenten benaderd na afloop van een tentamen of college. Tevens hebben vrienden, kennissen en familieleden van de proefleiders aan het onderzoek deelgenomen. Wanneer deelnemers zich voor het onderzoek aanmeldden of werden geworven, werden zij van tevoren door de proefleiders gekoppeld. De deelnemers werden gekoppeld op basis van geslacht en de deelnemers mochten elkaar niet kennen. Random werden de koppels verdeeld over de condities boos en bezorgdheid.

1

Het huidige onderzoek is een onderdeel van een grotere studie. In het huidige onderzoek wordt enkel gekeken naar de constructen die hier worden toegelicht. Het terugkijken van de videobeelden neemt hierbij geen deel aan de meting van de voor het huidige onderzoek relevante constructen en wordt enkel genoemd in het kader van transparantie. De grotere studie betrekt een breder onderzoeksveld en om die reden worden er meer constructen gemeten, waaronder ook de constructen gemeten op de vragenlijsten ingevuld door de

deelnemers met rol B. Deze zullen hier niet verder worden toegelicht. De overige (en voor het huidige onderzoek irrelevante) constructen die in het kader van de bredere studie worden gemeten zijn: stemming, emotionele intensiteit, verbondenheid met de gesprekspartner en

(9)

De deelnemers binnen de condities werden eveneens random toegewezen aan de rollen van verteller (A) en luisteraar (B). Deelnemer A werd in de conditie boos gevraagd om te vertellen over een persoonlijke emotionele gebeurtenis waar hij/zij zich nog boos over voelde. Zo werd deelnemer A in de conditie bezorgdheid gevraagd een persoonlijke

emotionele gebeurtenis te vertellen waar hij/zij zich nog bezorgd over voelde. Aan deelnemer B werd in beiden condities gevraagd zo natuurlijk mogelijk te reageren op het verhaal van deelnemer A. Voorafgaand aan het onderzoek werden alle deelnemers verzocht een informed

consent te tekenen, goedgekeurd door de commissie ethiek van de Universiteit van

Amsterdam. Materialen

Voor en na het gesprek vulden zowel de deelnemers A als B Qualtrics-vragenlijsten in op een computer of een laptop. Afhankelijk van de rol kregen de deelnemers verschillende vragen en instructies.

De gespreksruimte. Het gesprek vond plaats in een kamer waarbij de twee stoelen voor deelnemer A en B schuin tegenover elkaar gepositioneerd waren. Recht tegenover de twee stoelen stond een losse sta-camera en op vier verschillende hoeken van de kamer hingen camera’s ter beschikking van de lab-ruimte. Er werd gebruik gemaakt van een mobiele telefoon voor het start- en eindsignaal.

Dinsdagdilemma’s. Voor het echte gesprek begon, kregen de deelnemers beiden een geplastificeerde kaart met daarop 10 onmogelijke dilemma’s om uit te kiezen zoals: “Liever voor de rest van je leven vijfentwintig kilo meer wegen of één jaar in de gevangenis”. De koppels kregen vijf minuten de tijd om deze dilemma’s met elkaar te bespreken, met het doel aan elkaar en de setting te wennen.

Socio-affectieve steun. Gewenste en gekregen socio-affectieve steun werd op basis van de scores van deelnemers A op Qualtrics vragenlijsten gemeten voorafgaand en na het

(10)

gesprek. Gewenste socio-affectieve steun werd gemeten door de vier vragen: ‘In hoeverre wilt u dat de ander… medeleven toont, begrip toont, empathie toont en steun biedt’. Alle vragen werden beantwoord aan de hand van een met de computermuis verschuifbare balk op een continue schaal van 0 (helemaal niet) tot 100 (helemaal wel). Gekregen socio-affectieve steun werd gemeten door de vier vragen: ‘Als u terugkijkt op het gesprek, in hoeverre heeft u dan het gevoel dat de ander… medeleven heeft getoond, begrip heeft getoond, empathie heeft getoond en steun heeft geboden’. Ook deze vragen werden beantwoord aan de hand van een met de computermuis verschuifbare balk op een continue schaal van 0 (helemaal niet) tot 100 (helemaal wel).

Cognitieve steun. Gewenste en gekregen cognitieve steun werd ook op basis van de scores van de deelnemers A op Qualtrics vragenlijsten gemeten voor en na het gesprek. Gewenste cognitieve steun werd gemeten door de vier vragen: ‘In hoeverre wilt u dat de ander… u helpt om anders naar de situatie te kijken, u helpt om betekenis te vinden in wat er is gebeurd, een perspectief van buitenaf biedt en wat er is gebeurd in perspectief plaatst’. Gekregen cognitieve steun werd gemeten door de vier vragen: ‘Als u terugkijkt op het gesprek, in hoeverre heeft u dan het gevoel dat de ander… u heeft geholpen anders naar de situatie te kijken, u heeft geholpen om betekenis te vinden in wat er is gebeurd, een

perspectief van buitenaf geboden heeft en wat er is gebeurd in perspectief heeft geplaatst’. Alle vragen werden beantwoord aan de hand van een met de computermuis verschuifbare balk op een continue schaal van 0 (helemaal niet) tot 100 (helemaal wel).

Overeenkomst van gewenste en gekregen steun. Overeenkomst van socio-affectieve steun werd gemeten door de verschilscores op de vragenlijsten die gewenste en gekregen steun maten, te berekenen. Hetzelfde werd gedaan om de overeenkomst van gewenste en gekregen cognitieve steun te meten.

(11)

Ervaren effectiviteit. Ervaren effectiviteit werd ook gemeten op basis van de scores van de deelnemers met rol A op Qualtrics vragenlijsten. Hiervoor werden de volgende drie vragen gesteld: ‘In hoeverre voelde u zich beter door het gesprek?’, ‘In hoeverre heeft het gesprek u geholpen met de situatie om te gaan?’ en ‘In hoeverre heeft dit gesprek uw negatieve gevoelens verminderd?’. Deze vragen werden beantwoord op een zevenpunts Likert-schaal, variërend van 1 (helemaal niet) tot 7 (helemaal wel).

Debriefing. Na afloop van het experiment kregen de deelnemers 10 euro uitbetaald. Indien de deelnemers eerstejaars waren en voor participatiepunten meededen kregen zij 1 participatiepunt.

Resultaten

Om de hypothese te toetsen dat de overeenkomst tussen gewenste en gekregen steun een positief effect heeft op ervaren effectiviteit werd een regressieanalyse uitgevoerd. Hierin waren ‘overeenkomst op socio-affectieve steun’ en ‘overeenkomst op cognitieve steun’ de onafhankelijke variabelen. ‘Ervaren effectiviteit’ was de afhankelijke variabele. Zowel ‘overeenkomst op socio-affectieve steun’ als ‘overeenkomst op cognitieve steun’ werden berekend door de totaalscores van gekregen steun te minimaliseren met de totaalscores van gewenste steun. Dit wil zeggen dat hoe dichterbij de uitkomst van deze berekeningen bij nul waren, hoe meer er sprake was van een overeenkomst. ‘Ervaren effectiviteit’ werd berekend door de totaalsom van alle deelnemers te nemen. Omdat er in deze studie werd gekeken naar de ervaren effectiviteit van de deelnemers met rol A (N=52), zijn alleen de data van hen geanalyseerd.

Voor het uitvoeren van de regressie, zijn de assumpties van homoscedasticiteit, onafhankelijkheid en multicollineairiteit gecontroleerd. Aan deze assumpties werd voldaan. De assumpties voor normaliteit en lineairiteit zouden kunnen worden beschreven als zwak, gezien de residuen geen sterk lineair verband weergaven en er enige mate werd afgeweken

(12)

van een normale verdeling. Om deze reden is het belangrijk om de resultaten op zorgvuldige wijze te interpreteren. Op basis van de resultaten uit de regressieanalyse, komt er geen effect van overeenkomst tussen gewenste en gekregen steun op ervaren effectiviteit naar voren. Dit wil zeggen dat er geen lineair verband is gevonden tussen de overeenkomst van gewenste en gekregen steun (voor zowel socio-affectieve als cognitieve steun) en ervaren effectiviteit. Tevens wil dit zeggen dat uit deze resultaten blijkt dat een overeenkomst tussen gewenste en gekregen steun geen significante voorspeller is voor ervaren effectiviteit. De resultaten laten zien dat de twee onafhankelijke variabelen 8% van de variantie verklaarde (=.08,

F(2,49)=.187, p>.05). Zowel de overeenkomst tussen gewenste en gekregen socio-affectieve

steun is geen significante voorspeller gebleken voor ervaren effectiviteit (b*=.3, p>.05), evenals de overeenkomst tussen gewenste en gekregen cognitieve steun (b*=.8 p>.05). Deze bevindingen zijn niet in overeenstemming met de hypothese. Daarom mag H0 niet worden verworpen.

Discussie

Het doel van dit onderzoek was het toetsen van de vraag wat het effect is van de overeenkomst tussen gewenste en gekregen steun op ervaren effectiviteit. De hypothese was dat een overeenkomst tussen gewenste en gekregen steun een positief effect zou hebben op ervaren effectiviteit. Tegen deze verwachting in, is er echter geen positief effect gebleken. Hier kunnen verschillende verklaringen aan ten grondslag liggen.

Ten eerste bestaat de mogelijkheid dat een overeenkomst tussen gewenste en gekregen steun geen effect heeft op ervaren effectiviteit. In verband met de resultaten uit eerder

onderzoek, lijkt dit echter onwaarschijnlijk. Deze tonen namelijk aan dat er positieve effecten voortkomen uit een dergelijke overeenkomst (Brownell & Schumaker, 1984; Wetzer,

Zeelenberg, & Pieters, 2006; Horowitz et al., 2001; Reynolds & Perrin, 2004). Verschillen in de gehanteerde methoden tussen het huidige onderzoek en voorgaand onderzoek zouden

(13)

wellicht de resultaten van het huidige onderzoek kunnen verklaren. Zo waren de gesprekspartners in het huidige onderzoek voor elkaar onbekend, in tegenstelling tot voorgaande studies. Hiervoor is bewust gekozen om eventuele al bestaande patronen van communicatie en het geven van steun uit te sluiten als confound. Dit wil echter niet zeggen dat het delen van emoties met onbekenden geen confounds met zich mee brengt. Mogelijk brengt het delen van emoties met een onbekende, onvoorziene implicaties met zich mee. Het zou namelijk zo kunnen zijn dat bekende patronen van communicatie nodig zijn om de gegeven steun op juiste wijze te interpreteren en er daarom spraken zou kunnen zijn van ruis bij een onbekende gesprekspartner.

Een andere mogelijkheid als gevolg van het delen van emoties met een onbekende zou kunnen zijn dat men niet snel geneigd is om daadwerkelijk de emoties te uiten. Rimé,

Philippot, Boca en Mesquita (1992) toonden in hun onderzoek aan dat mensen, ongeacht leeftijd, een voorkeur laten zien voor het delen van emoties met mensen uit hun intieme cirkel. De deelnemers in de huidige studie werden gevraagd een persoonlijke emotionele gebeurtenis te delen met de ander. Dit wil echter niet zeggen dat zij uiting aan hun emotie gaven tijdens het gesprek. Wellicht rapporteerde zij enkel de gebeurtenis. Dit zou kunnen betekenen dat vertellers de emoties onderdrukten. Uit onderzoek van Gross en Levenson (1997) kwam naar voren dat wanneer men emoties onderdrukt, dit niet leidt tot opluchting. Sterker nog, het onderdrukken van emoties kan negatieve effecten op het psychologisch functioneren hebben. Zo kan het de efficiëntie van de cognitieve verwerking verslechteren en het vermogen van onze sociale partners om onze behoeften en plannen te volgen belemmeren. Mocht dit het geval zijn geweest, zou het zo kunnen zijn dat de luisteraar wellicht moeite had met het opvangen van de signalen die steunbehoefte zouden uitdragen en er daardoor niet in slaagden adequaat te reageren op de verteller.

(14)

nodig hebben om zich beter te voelen. Rimé (2009) beargumenteert dat mensen over het algemeen een socio-affectieve benadering hanteren als het gaat om het verlangen en bieden van steun. Socio-affectieve steun heeft enkel een positief effect op de ervaren effectiviteit, terwijl cognitieve steun kan bijdragen aan emotioneel herstel. Het verschil is dat ervaren effectiviteit enkel gevoelens van opluchting op de korte termijn oplevert, terwijl emotioneel herstel het uitdoven van een verleden negatieve ervaring betrekt (Rimé, 2009). Dit zou kunnen impliceren dat wat men van tevoren aan steun wenst, niet altijd effectief is. Een dergelijke hypothese zou kunnen duiden op een discrepantie tussen een gevoelsmatige behoefte en een daadwerkelijke behoefte. Mogelijk zou dit kunnen worden verklaard door de

hot-cold empathy gap (Loewenstein, Prelec & Shatto, 1998). Deze theorie beschrijft hot- en cold states. Dit zijn lichamelijke drijfveren die ons kunnen aanzetten tot impulsief gedrag. Dit

houdt in dat wanneer iemand op dieet is en heel veel honger heeft, hij/zij eerder zal neigen tot het eten van voedsel waar hij/zij zin in heeft in plaats van voedsel dat volgens het dieet verantwoord is. Het hebben van honger is in dit geval een hot state. Wanneer iemand zich in een cold state bevindt, zou dat betekenen dat iemand zich verzadigd voelt en daarom niet snel geneigd zal zijn om onverantwoord voedsel te eten. Oftewel, lichamelijke drijfveren kunnen aanzetten tot verhoogde behoefte aan directe behoeftebevrediging in tegenstelling tot

uitgestelde bevrediging, zelfs wanneer is dit in strijd is met het lange termijn doel. Hetzelfde zou kunnen gelden voor het ontvangen van sociale steun. Dit zou kunnen betekenen dat een deelnemer van tevoren kon beredeneren welke soort steun hij/zij zou willen ontvangen omdat de deelnemer op dat moment in een cold state verkeerde. Door het uiten van de emotie tijdens het gesprek bevond de deelnemer zich misschien in een hot state waardoor de behoefte aan steun veranderde. Wellicht is de verteller zich gaan uiten op een manier die niet in lijn is met het uitdragen van signalen (Horowitz et al., 2001) voor het ontvangen van de aangegeven gewenste steun. Hierdoor heeft de luisteraar misschien een ander soort steun geboden, die op

(15)

dat moment wel effectief was en de verteller wel degelijk effectiviteit ervoer. Echter, de gewenste steun is veranderd tussen het meet- en het gespreksmoment.

De gevonden resultaten in dit onderzoek zijn niet in lijn met eerder gevonden

resultaten uit vergelijkbaar onderzoek. Om die reden is het raadzaam het huidige onderzoek te repliceren en wellicht een andere meetmethode te hanteren voor gewenste steun. Deze

meetmethode zou gericht moeten zijn op het meten van gewenste steun terwijl de deelnemers in een hot state verkeren, zowel tijdens het meet- en het gespreksmoment. De verwachting is dat er in dat geval een significant effect van een overeenkomst tussen gewenste en gegeven steun op ervaren effectiviteit zal blijken. Mocht dit niet het geval zijn, zou dit mogelijk verklaard kunnen worden door de implicaties die een onbekende gesprekspartner met zich mee brengen.

Om meer inzicht te verkrijgen in de werkzame ingrediënten van sociale steun, is het van belang dit construct nader te onderzoeken en het hierboven genoemde advies in de hand te nemen. Mogelijk komen we met deze toekomstige inzichten dichterbij een psychisch en fysiek gezondere samenleving.

(16)

Referenties

Brownell, A., & Shumaker, S. A. (1984). Toward a theory of social support: Closing conceptual gaps. Journal of Social Issues, 40, 11-36. doi:10.1111/j.1540-4560.1984.tb01105.x

Gross, J. J., & Levenson, R. W. (1997). Hiding feelings: The acute effects of inhibiting negative and positive emotions. Journal of Abnormal Psychology, 106, 95-103. Heinrichs, M., Baumgartner T., Kirschbaum, C., & Ehlert, U. (2003) Social support and

oxytocin interact to suppress cortisol and subjective responses to psychosocial stress. Biol Psychiatry, 54, 1389-1398. doi:10.1037/0021-843X.106.1.95 Horowitz, L. M., Krasnoperova., E. N., Tatar, D. G., Hansen, M. B., Person, E. A.,

Galvin, K. L., & Nelson, K. L. (2001). The way to console may depend on the goal: Experimental studies of social support. Journal of Experimental Social Psychology,

37, 49-61. doi:10.1006/jesp.2000.1435

Loewenstein, G. Prelec, D., & Shatto, C. (1998). Hot/cold intrapersonal empathy gaps and the prediction of curiosity.

Nils, F., & Rimé, B. (2012). Beyond the myth of venting: social sharing modes determine the benefits of emotional disclosure. European Journal of Social Psychology, 42, 672-681. doi:10.1002/ejsp.1880

Pauw, L. S., Sauter, D. A., van Kleef, G. A., & Fischer, H. A. (in prep). Sense or sensibility? Desirability of socio-Affective vs. cognitive support in response to social sharing. Reynolds, J. S., & Perrin, N. A. (2004). Mismatches in social support and psychosocial

adjustment to breast cancer. Health Psychology, 23, 425-430. doi:10.1037/0278-6133.23.4.425

(17)

Rimé, B., Finkenauer, C., Luminet, O., Zech, E., & Philippot, P. (1998). Social

sharing of emotion: New evidence and new questions. European Review of Social

Psychology, 9, 145–189. doi:10.1080/14792779843000072

Rimé, B., Philippot, P., Boca, S., & Mesquita, B. (1992). Long-lasting cognitive and social consequences of emotion: Social sharing and rumination. European review of social

psychology, 3, 225–258. doi:10.1080/14792779243000078

Sarason, I. G., Levine, H. M., Basham, R. B., & Sarason, B. R. (1983). Assessing social support: The social support questionnaire. Journal of Personality and Social Psychology, 44, 127-139. doi:10.1037/0022-3514.44.1.127

Semmer, N. K., Elfering, A., Jacobshagen, N., Perrot, T., Beehr, T. A. & Boos, N. (2008). The emotional meaning of instrumental social support. International Journal of Stress

Management, 15, 235–251. doi:10.1037/1072-5245.15.3.235

Singh-Manoux, A., & Finkenauer, C. (2001). Cultural variations in social sharing of emotions: An intercultural perspective on a universal phenomenon. Journal of

Cross-Cultural Psychology, 32, 647–661. doi:10.1177/0022022101032006001 Wetzer, M. I., Zeelenberg, M., & Pieters, R. (2006). Consequences of socially sharing

emotions: testing thee motion-response congruency hypothesis. European

Journal of Social Psychology, 37, 1310-1324. doi:10.1002/ejsp.396

Zaki, J., & Williams, W. C. (2013). Interpersonal emotion regulation. American Psychology

Association, 13, 803-810. doi: 10.1037/a0033839

Zech, E., & Rimé, B. (2005). Is talking about an emotional experience helpful? Effects on emotional recovery and perceived benefits. Clinical Psychology & Psychotherapy,

(18)

Reflectie

Over het algemeen denk ik dat ik adequaat ben omgegaan met de verkregen feedback van mijn begeleider. Het verschil tussen het Bachelorproject en een vak als POR is dat er aanzienlijk minder feedbackmomenten zijn. Je bent daarom veel meer op jezelf en de al vergaarde kennis uit de vakken als POR en VRT aangewezen. Soms is het echter lastig om niet in verwarring te raken met de kennis die is opgedaan bij POR. De regels en eisen van het product lijken namelijk niet helemaal gelijk. Dit heeft zo nu en dan wat stress veroorzaakt. Gelukkig was onze begeleider meer dan bereid antwoord te geven op al onze vragen. Na het inleveren van de eerste versies, kregen we per mail een document teruggestuurd met notities in hetzelfde bestand waarin feedback werd gegeven. Ik heb de door onze begeleider gemarkeerde stukken in mijn eigen document gemarkeerd. Daarnaast heb ik de kern van elk feedbackpunt van onze begeleider per onderdeel en alinea (bijvoorbeeld: Inleiding, alinea 1: …) opgeschreven. Tevens heb ik voor mezelf de kern van de algemene feedback genoteerd. Vervolgens ben ik begonnen met het herstructureren van mijn inleiding, toen de methode, discussie en abstract. De resultaten heb ik als laatste onderdeel herschreven. Elk verwerkte feedbackpunt heb ik doorgestreept. Op die manier heb ik uiteindelijk alle feedback verwerkt.

Het project verliep over het algemeen vrij soepel. Samen met vier andere meiden voerde ik de onderzoeken uit in het lab. De taken van het plannen, de werving en het boeken van het lab werden om de twee weken overgedragen zodat de taken min of meer gelijk verdeeld waren. De werving en daarmee het plannen verliep niet altijd even makkelijk. Daarom had de een hier soms meer werk aan dan de ander. Iedereen was gelukkig meer dan bereid elkaar te helpen. Vanaf het begin is er een Whatsapp groep gemaakt die we met zijn vijven deelden. Ik denk dat we hier allemaal heel veel aan hebben gehad.

Ik denk dat we alle vijf adequaat met de ethische aspecten van het onderzoek zijn omgegaan. Een goed voorbeeld is dat we de deelnemers informeerden met het feit dat het

(19)

gesprek zou worden opgenomen maar dat wij niet zouden meeluisteren. We benadrukten dat het een privégesprek was. Hier hebben we ons te allen tijde aan gehouden, terwijl we wel de mogelijkheid hadden om wel mee te luisteren.

Ik heb veel tijd besteed aan het herschrijven van mijn these, al ben ik bang dat hij voor mijn gevoel nooit helemaal af zal zijn. Een sterk punt van mijn onderzoeksverslag is de manier waarop ik de feedback van onze begeleider heb gebruikt om een beter gestructureerd theoretisch kader te verwerken in de inleiding en discussie. Een zwakker punt van mijn onderzoeksverslag is dat deze theoretische lijn krachtiger en kernachtiger zou kunnen zijn. Daarnaast zijn de gevonden resultaten niet significant en is officieel niet aan alle assumpties voldaan. Althans, een deel van de assumpties worden beoordeeld als ‘zwak’. Tot slot is APA iets waar ik onzeker over ben. Het vinden van eenduidige APA-regels heb ik als bijna

onmogelijk ervaren. Het lijkt erop dat iedereen iets anders doet. Zo komt wat er in Starreveld staat niet altijd overeen met wat wij tijdens POR hebben geleerd en van onze begeleider terugkregen. Hiermee bedoel ik met name de regels met betrekking tot de referenties in de literatuurlijst (bijvoorbeeld wel of geen alfabetische volgorde van namen binnen 1 referentie) en de lay-out van de kopjes en sub kopjes (wel of niet dik/schuingedrukt).

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De advocaat stort alle bedragen die hij van de cliënt ontvangt voor rekening van derden onmiddellijk door aan deze derden.. De advocaat is verzekerd voor zijn

De KMDA engageert zich om alle door Toerisme Vlaanderen en de stad Antwerpen geïntroduceerde site inspections & fam trips samen te bespreken en op de meest geschikte

“basisverstrekkingen” per jaar, geldt voor die situatie een aparte regeling: op jaarbasis kan per patiënt de basisverstrekking 560501 maximaal 9 keer verhoogd worden met een

Dit onderdeel is vanuit de theorie niet los besproken maar is wel zichtbaar als een rode draad door hoofdstuk 2 heen waarbij wordt aangegeven dat tevreden medewerkers als het

Some of the positive effects associated with multiple identity in the intergroup context, such as intergroup bias reduction, have been found to only take place among minority groups

In geval van de toekenning van een gedeeltelijke opdracht of verbreking van de overeenkomst door de OPDRACHTGEVER, erkent de OPDRACHTGEVER dat de ONTWERPER hem

Een verbond der verlossing (waarin Christus optreedt voor alle mensen (maar alleen zij die aan de voorwaarden van dat verbond voldoen zullen zalig worden).. Een genadeverbond

Overall, all stakeholders found it to be a good experience, but also with some challenges: A main contribution of the paper is the discussions of two of the most challenging