• No results found

Spandoeken en varkenskoppen : een onderzoek naar de beweegredenen van demonstranten tegen vluchtelingen

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Spandoeken en varkenskoppen : een onderzoek naar de beweegredenen van demonstranten tegen vluchtelingen"

Copied!
65
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Spandoeken en varkenskoppen

Een onderzoek naar de beweegredenen van demonstranten tegen vluchtelingen

1-6-2016

Delia Spoelstra (10642579) Bachelorscriptie Sociologie Universiteit van Amsterdam

Faculteit der Maatschappij- en Gedragswetenschappen Aantal woorden 17474

Eerste begeleider: mr. S.P.F. (Sander) van Haperen MSC Tweede lezer: mw. Dr. A.J.J. (Anna) Aalten

(2)

Spandoeken en varkenskoppen Delia Spoelstra 1

Hoofdstuk 1: Inleiding 3

§1.1. Probleem, doel en vraag 4

§1.2 Relevantie 4

§1.3. Structuur scriptie 5

Hoofdstuk 2: Theoretisch kader 6

§2.1 Inleiding 6

§2.2 Institutionele achtergrond 8

§2.3 Het verklaren van beweegredenen 9

§2.3.1 Mobiliseren om te demonstreren 9

§2.3.2 De gulden middenweg 10

§2.3.3 Conclusie 11

§ 2.4 Vluchtelingen als mikpunt 12

§ 2.5 Nederland en nieuwkomers 14 Hoofdstuk 3: Methodologie 17 §3.1 Verzameling respondenten 17 §3.2 Interviews 19 §3.3 Operationalisering 19 §3.4 Analyse 21 §3.5 Methodologische voorwaarden 21 §3.6 Probleem(oplossing?) 22 Hoofdstuk 4: Resultaten 24 §4.1 Demografische gegevens 24 §4.2 Definitie vluchteling 24 §4.3 Onvrede 26 §4.3.1 Machtshebbers 27 §4.3.2 Grenscontrole 28 §4.3.3 Beleid 28 §4.3.3 Conclusie 29

§ 4.4 Eigen volk eerst 29

§ 4.4.1 Bezuinigingen 30

§ 4.4.2 Nederlandse slachtoffers 31

§4.4.2.1 De minima van de samenleving 31

§4.4.2.2 De ouderen 32

(3)

Spandoeken en varkenskoppen Delia Spoelstra 2

§ 4.4.4 Conclusie 34

§ 4.5 Persoonlijke overwegingen 35

§4.5.1 Persoonlijke ervaringen 35

§4.5.2 Verwachtingen en beeld vluchtelingen 36

§4.5.2.1 Meerdere landen en veiligheid 37

§4.5.2.2 Mannelijke vluchtelingen 37 §4.5.2.2 Onvrede in asielzoekerscentra 38 §4.5.2.3 Cultuurbotsing 38 §4.5.3 Conclusie 39 4.6 Nationalisme en etnocentrisme 39 4.6.1. Dreiging 40 4.6.2. Etnocentrisme en nationalisme 41 4.6.3 Conclusie 41

4 .7 De paria van de samenleving 42

4.7.1 Demografische samenstelling demonstranten 42

4.7.3 Racisten en nazi’s 43 4.7.2 Mislukkelingen en tokkies 44 4.7.4 Gehoord worden 46 Hoofdstuk 5: Conclusie 47 Hoofdstuk 6: Discussie 50 Literatuurlijst 52 Bijlagen 56

Bijlage 1: Algemene topiclist 56

Bijlage 2: topiclist Constant Kusters 59

(4)

Spandoeken en varkenskoppen Delia Spoelstra 3

Hoofdstuk 1: Inleiding

“Protest tegen asielzoeker wordt groter en grimmiger” kopt de Volkskrant (Stoker & Singeling, 2016) begin dit jaar. Het aantal incidenten in de vorm van protesten wegens onvrede over de komst van asielzoekers neemt toe waarbij de vorm en uitvoering luidruchtiger en gewelddadiger lijken te worden.

De eerste uit de hand gelopen demonstratie vond plaats op 16 December 2015 in Geldermalsen. Onder de betogers bevond zich een aantal vernielende en vuurwerk gooiende relschoppers die gedwongen werden naar voren te komen doordat politie en justitie dreigden met het openbaar maken van herkenbare foto’s (ibid.).

“Er is iets ontstaan in de samenleving, een onvrede, waardoor men denkt steeds verder te

kunnen gaan bij protesten. De norm van wat normaal is bij demonstreren verschuift. Blijkbaar hebben grote groepen mensen niet door dat ze inmiddels strafbare feiten plegen.” (Springer, geciteerd in Stoker&Singeling, 2016)

Volgens A. Springer, bondspenningmeester en lid van het dagelijks bestuur van de Nederlandse Politiebond, was de dreiging die werd toegepast op de betogers om zich te melden een bijzondere stap omdat dit alleen in uitzonderlijke zaken gebeurt. Politie en justitie zouden zo proberen om een signaal af te geven en mensen eraan te herinneren dat dit strafbare feiten zijn (Nederlandse Politiebond, 2016; Stoker & Singeling, 2016). Niet alleen politie en justitie maken zich zorgen over de wending die het vluchtelingendebat neemt in Nederland. Uit een opiniepeiling van EenVandaag (2016) blijkt dat 72% van de deelnemers aan het onderzoek vindt dat de demonstraties te ver gaan en 57% schaamt zich voor het gedrag van de demonstranten.

Hoogleraar maatschappelijke bestuurskunde Gabriël van den Brink kaart in een gesprek met Kim Bos mogelijke verklaringen aan voor het uit de hand lopen van deze demonstraties. Met de vluchtelingenstroom zou er een bepaalde vorm van onzekerheid geïntroduceerd zijn en er zou niet geluisterd worden naar de burgers. De demonstraties zijn een weerspiegeling van genegeerde maatschappelijke belangen waardoor een bepaalde vorm van maatschappelijke onvrede ontstaat. Hoogleraar regionaal bestuur Marcel Boogers vervolgt deze constatering door te stellen dat er niet geluisterd wordt naar de demonstranten

(5)

Spandoeken en varkenskoppen Delia Spoelstra 4

omdat het zou gaan over vreemdelingenhaat. Hij stelt dat er een algemene ongemakkelijkheid heerst in de maatschappij wanneer het gaat over vreemdelingenhaat en dat elke vorm hiervan weggemoffeld wordt (Bos, 2015).

De demonstraties zouden een resultaat van genegeerde maatschappelijke belangen zijn door de veronderstelling dat deze demonstraties gerelateerd zijn aan vreemdelingenhaat. De bovenstaande uitspraken wekken de vraag op of de demonstraties daadwerkelijk voortkomen uit pure vreemdelingenangst, of dat de beweegredenen van de demonstranten wellicht complexer zijn dan dat. De twijfel omtrent de beweegredenen vormt de aanleiding voor dit onderzoek.

§1.1. Probleem, doel en vraag

Zowel door de burgers als door politie en justitie worden de demonstraties geproblematiseerd. Er vindt een normverschuiving plaats over wat er wel en niet geoorloofd is tijdens demonstraties waardoor de demonstraties te ver zouden gaan. Doordat er niet geluisterd wordt naar de demonstranten worden de wellicht complexe beweegredenen gesimplificeerd tot vreemdelingenhaat. Er blijft onduidelijkheid bestaan over de werkelijke beweegredenen van demonstranten waardoor een mogelijke oplossing voor het probleem niet gevonden kan worden.

Dit onderzoek probeert de beweegredenen van de demonstranten tegen vluchtelingen te achterhalen om zo meer duidelijkheid te scheppen over de demonstraties. Wellicht zou dit nuttige informatie kunnen bieden voor de vorming van een oplossing van de geproblematiseerde demonstraties, nieuw beleid of vervolgonderzoek. De onderzoeksvraag luidt:

“Wat zijn de beweegredenen van individuen om te demonstreren tegen vluchtelingen?”

§1.2 Relevantie

“A social problem is a putative condition or situation that (at least some) actors label a ‘problem’ (Hilgartner & Bosk, 1988, p. 70). Zowel vanuit de Nederlandse politiebond als de opiniepeiling van EenVandaag (2016) komt naar voren dat de demonstraties gezien worden als een probleem. Aan de hand van de definitie van Hilgartner en Bosk (1988) kan gesteld worden dat de demonstraties een sociaal probleem vormen. Daarnaast wordt gewezen op een maatschappelijke onvrede die ten grondslag ligt aan de demonstraties tegen vluchtelingen. De inhoud van deze maatschappelijke onvrede blijft ook onverklaard. De maatschappelijke relevantie van dit onderzoek ligt in het bestaan van een schijnbaar sociaal probleem waar onduidelijkheid over bestaat. De wetenschappelijke relevantie schuilt in het verklaren van de

(6)

Spandoeken en varkenskoppen Delia Spoelstra 5

beweegredenen van de demonstranten. Waarom mensen demonstreren blijkt niet eenvoudig verklaarbaar te zijn wat volgens Carabain, de Goede en van Stekelenburg (2012) al blijkt uit de hoeveelheid verschenen protestliteratuur.

Tot ongeveer de jaren ’80 werd er gekeken naar beweegredenen van demonstranten vanuit een irrationele benadering. Wat demonstranten beweegt om de straat op te gaan zouden abnormale oprispingen zijn tegen een normaal functionerende maatschappij (Tromp, 2002, p. 244). Het percipiëren van beweegredenen als irrationeel ondervond veel kritiek binnen de wetenschap aangezien het niet zou verklaren waarom onvrede slechts in enkele gevallen tot protest leidt en het de rationele kant buiten beschouwing zou laten. Er werd gebroken met het paradigma waarbinnen beweegredenen als irrationeel gezien werden. De breuk leidde tot een rationele benadering van beweegredenen van demonstranten (ibid.). De focus ging hierna naar een soortgelijke verklaring waarbij de beweegreden het idee was dat protest een instrument was om de stand van zaken te veranderen (Klandermans, 1984). Deze rationele verklaringen worden tegenwoordig vaak gepercipieerd als te simpel. Waar de nadruk op zou moeten liggen bij het beschrijven en verklaren van beweegredenen van demonstranten blijft een punt van frictie binnen de sociale wetenschap. In dit onderzoek wordt geprobeerd iets toe te voegen aan deze discussie door naar beweegredenen van demonstranten te kijken binnen een zeer recent en hedendaags protest.

§1.3. Structuur scriptie

Aansluitend op deze inleiding zal het hoofdstuk waarin de relevante wetenschappelijke literatuur met betrekking tot het onderwerp van het onderzoek volgen, waarna in hoofdstuk drie de uitvoering van het onderzoek uiteen wordt gezet. Hoofdstuk vier betreft de resultaten en is opgedeeld in verscheidene paragrafen om zo de uiteenzetting van de beweegredenen helder en overzichtelijk te houden. De conclusie en daarmee het antwoord op de opgestelde onderzoeksvraag van het onderzoek wordt bij hoofdstuk vijf beschreven waarna in hoofdstuk zes de evaluatie van het onderzoek zal plaatsvinden gevolgd door suggesties voor vervolgonderzoek en aanbevelingen op basis van de resultaten.

(7)

Spandoeken en varkenskoppen Delia Spoelstra 6

Hoofdstuk 2: Theoretisch kader

Zoals in de inleiding beschreven staat is het doel van dit onderzoek om de beweegredenen van de demonstranten tegen vluchtelingen te beschrijven door de volgende hoofdvraag te beantwoorden:

“Wat zijn de beweegredenen van individuen om te demonstreren tegen vluchtelingen?”

In dit hoofdstuk zal een aantal onderwerpen die betrekking hebben op de hoofdvraag de revue passeren om zo weer te geven wat hierover bekend is binnen de wetenschappelijke literatuur, en hoe dit onderzoek zich hierbinnen positioneert. Er zal eerst een korte schets worden gegeven van wat zich op de achtergrond van de demonstraties tegen vluchtelingen afspeelt. In de tweede paragraaf zal ingegaan worden op de institutionele dimensie van het vluchtelingenbeleid en de implicaties hiervan. Vervolgens zal worden ingegaan op hoe de beweegredenen van demonstranten binnen de wetenschappelijke literatuur verklaard worden. Paragraaf vier zal worden ingegaan op een overzicht van verschillende theorieën die wellicht inzicht bieden in de vraag waarom het mikpunt van de demonstraties vluchtelingen zijn. De laatste paragraaf gaat verder door te kijken naar beweegredenen die gerelateerd zijn aan de context van de Nederlandse samenleving waarbinnen deze demonstraties plaatsvinden.

§2.1 Inleiding

Vervolging, armoede en het voortdurende conflict en het geweld in Syrië, Irak en andere delen van de wereld hebben een grootschalige verplaatsing van individuen in gang gezet. Door onder andere ontwikkelingen in Irak en Syrië is er sinds 2013 sprake van een stroomversnelling op het gebied van vluchtelingen die naar Europa komen. Het aantal asielaanvragen is in 2015 met 255,61% gestegen in vergelijking met 2012. In 2015 zijn er meer dan een miljoen mensen in Europa aangekomen waarvan de helft een oversteek heeft gemaakt over de Mediterrane zee. De helft van deze mensen waren Syriërs op de vlucht voor oorlog (UNHCR, 2016; Vluchtelingenwerk, 2015).

De grenzen van Europa staan onder druk door de toestroom van vluchtelingen. Hoe er moet worden omgegaan met deze enorme toestroom heeft geleid tot een maatschappelijk debat onder Nederlanders, zowel op burger als op politiek niveau. Op basis van een enquête die middels een steekproef is verspreid onder Nederlanders komt naar voren dat er enerzijds wordt er gesproken over de humanitaire redenen om vluchtelingen op te vangen en anderzijds wordt er verwezen naar de beperkte opvangcapaciteit van Europese landen en de gevolgen voor de verzorgingsstaat (I&O Research, 2015). Ook naar aanleiding van onderzoek naar het Nationaal Probleembesef van Nederland, uitgevoerd door het Sociaal Cultureel Planbureau

(8)

Spandoeken en varkenskoppen Delia Spoelstra 7

(SCP) wordt geconcludeerd dat door een combinatie van de grote toestroom vluchtelingen, media-aandacht en publieke discussies sinds de zomer van 2015 het thema immigratie en integratie boven aan de lijst van maatschappelijke zorgen gekomen (Ridder, Dekker & Houwelingen, 2016).

Figuur 1 (Dekker, Dijk, Houwelingen, Mensink & Sol, 2015)

In de bovenstaande tabel die samengesteld is door het SCP eind 2015 valt af te lezen dat de zorgen omtrent immigratie en integratie exponentieel gestegen zijn (Dekker et al., 2015). De oorzaak ligt volgens het SCP(Dekker et al., 2015) bij vluchtelingencrisis. Daarnaast is te zien dat de meningen onder de Nederlanders zonder twijfel verdeeld zijn met betrekking tot de vluchtelingen. Het merendeel (56%) geeft aan dat Nederland niet meer vluchtelingen moet toelaten, een derde heeft geen mening en dertien procent wil meer vluchtelingen opnemen. Een onderzoek naar de Europese opinie uitgevoerd door IFOP (2015) stelt daarnaast dat Nederland, in vergelijking met andere Europese landen, het meest negatief staat tegenover vluchtelingen. Overigens werd dit onderzoek achteraf sterk bekritiseerd op het gebied van sturende vraagstelling en interpretatie (Broer, 2015) waardoor de conclusie in twijfel getrokken kan worden. Wellicht zijn de conclusies uit het onderzoek van IFOP (2015) te extreem, maar dat de Nederlanders over het algemeen een negatieve houding hebben tegenover vluchtelingen wordt desondanks bevestigd door de onderzoeken van SCP (Dekker et al., 2015; Ridder et al., 2016) en I&O (2015).

Het verschil tussen het aantal demonstranten en het aantal mensen met een negatieve houding tegenover vluchtelingen is een interessante tegenstelling. Blijkbaar gaan niet alle ontevreden Nederlanders de straat op en lijkt er geen direct verband te zijn tussen de onvrede

(9)

Spandoeken en varkenskoppen Delia Spoelstra 8

met betrekking tot vluchtelingen en demonstreren. Wat beweegt groepen demonstranten om daadwerkelijk de straat op te gaan?

§2.2 Institutionele achtergrond

De manier waarop vluchtelingen gedefinieerd en geframed worden binnen de politiek is bepalend voor in hoeverre het gehanteerde asielbeleid gesteund wordt en hoe er gekeken wordt naar, en gereageerd wordt op de komst van asielzoekers (Verkuyten, 2004; Lynn & Lea, 2003; Appelbaum, 2002). Het officiële Nederlandse asielbeleid kenmerkt zichzelf als een eerlijk maar strikt, sober maar humaan beleid:

'Aan echte vluchtelingen (d.w.z. zij die bedreigd worden door hun overheid met

gevangenschap of de dood door hun politieke overtuigingen) moet asiel geboden worden in Nederland. Desalniettemin, om deze vorm van asiel mogelijk te maken, is het essentieel om een strikte selectie te maken van wie kunnen, en van wie niet kunnen worden toegelaten.' (Het

vreemdelingenbeleid kent z'n grenzen, Ministerie van justitie, 1996).

In het Nederlandse asielbeleid wordt gesproken over ‘echte vluchtelingen’, wat kenmerkend is voor een schijnbare tweedeling in de definitie van vluchtelingen. Deze tweedeling komt niet alleen voort uit beleid, maar is ook aanwezig in de media. Aan de ene kant wordt er gesproken over 'politieke vluchtelingen' en aan de andere kant over 'economische vluchtelingen'. De mate van support die gegeven wordt door de Nederlanders aan asielzoekers is afhankelijk van de mate van zelf-determinatie, ofwel in hoeverre de asielzoeker aansprakelijk is voor het verlaten van eigen land. Als de asielzoeker in kwestie geen andere keus gehad zou hebben dan vluchten is de empathie groot en wordt van het Nederlandse beleid verwacht dat er asiel geboden wordt. Als de asielzoeker wel een keus gehad zou hebben is, is er weinig of geen medeleven beschikbaar voor de asielzoeker. De manier waarop vluchtelingen gedefinieerd of geframed worden heeft veel invloed op de acceptatie van en de reactie op vluchtelingen (Verkuyten, 2004; Lynn & Lea, 2003;

Appelbaum, 2002).

De definitie en framing van een vluchteling heeft dus grote invloed. Het fragment aan het begin van deze paragraaf afkomstig uit het Nederlands asielbeleid laat ook nog enige vraagtekens achter. Wat wordt er verstaan onder een ‘echte vluchteling’?

In het Verdrag betreffende de Status van de Vluchtelingen wordt de term vluchteling gedefinieerd aan de hand van vervolging. Een vluchteling wordt als dusdanig gedefinieerd wanneer hij of zij gegronde vrees heeft voor vervolging in eigen land op basis van onder

(10)

Spandoeken en varkenskoppen Delia Spoelstra 9

andere seksuele geaardheid, afkomst of religie. De uitvoering hiervan ligt bij de Immigratie en Naturalisatiedienst (IND) die deze definitie in de praktijk uitbreidt. Aangezien vervolging niet de enige vorm van gevaar is, breidt de IND in de praktijk deze definitie uit naar het vluchten voor oorlog. Het in 1951 opgestelde verdrag geeft blijkbaar een definitie die niet toereikend genoeg (meer) is gebleken, waardoor er onduidelijkheid bestaat over wanneer iemand precies tot de categorie ‘vluchteling’ behoort (Battjes, 2012). Vanuit het beleid wordt geen eenduidige definitie gegeven, maar hoe burgers reageren op de komst van vluchtelingen is hier wel van afhankelijk (Verkuyten, 2004). Een mogelijke beweegreden van demonstranten is een negatieve perceptie van wat precies verstaan wordt onder een ‘echte vluchteling’.

§2.3 Het verklaren van beweegredenen

Zoals in paragraaf 1 gesteld wordt is er een wanverhouding tussen het aantal ontevreden mensen binnen Nederland met betrekking tot de komst van vluchtelingen en demonstranten. Als zorgen en onvrede niet de primaire beweegredenen zijn om te demonstreren, wat dan wel? Deze vraag is niet simpelweg te verklaren, wat al blijkt uit de hoeveelheid verschenen protestliteratuur met betrekking tot dit onderwerp (Carabain, de Goede & van Stekelenburg, 2012, pp. 11-12).

§2.3.1 Mobiliseren om te demonstreren

De benaderingen die gehanteerd worden om antwoord te geven op de bovenstaande vraag hebben binnen de wetenschap grote veranderingen doorgemaakt. Tot de jaren ’80 werden beweegredenen verklaard als irrationele oprispingen tegen de normale maatschappij (Tromp, 2002, p. 244). Deze schoten tekort doordat er geen verklaring gegeven werd voor het feit dat situaties die als onrechtvaardig gepercipieerd worden slechts in enkele gevallen leiden tot protest. Als reactie op de verklaring van beweegredenen als irrationeel deden meer rationeel georiënteerde benaderingen hun intrede waarvan de mobilisatietheorie tot op de dag van vandaag veelvuldig gebruikt wordt (ibid.).

De mobilisatietheorie is als het ware tot stand gekomen naar aanleiding van de kritiek op de voorgaande theorieën (Tromp, 2002, pp. 244-245). Deze theorie maakt gebruik van het economische model van vraag en aanbod. Er wordt gesteld dat hoe beter de vraag is afgesteld op het aanbod, hoe succesvoller het protest is. De vraag bestaat uit de mate van onvrede en de aard van grieven van mensen. Het aanbod wordt gevormd door de organisaties in de samenleving die hierop inspelen door het juist verwoorden van deze onvrede en de grieven. Dat onvrede en grieven niet altijd leiden tot protest wordt door deze theorie wel verklaard.

(11)

Spandoeken en varkenskoppen Delia Spoelstra 10

Mensen moeten mobiliseerbaar zijn voor protest en organisaties moeten willen mobiliseren en acties opzetten. Om mensen te mobiliseren moeten de organisaties mensen overtuigen om aan een protestactie mee te doen.

Aan de mate van succes waarin het overtuigen lukt zitten een paar randvoorwaarden; mensen aan de vraagzijde moeten op de hoogte zijn van het protest en sympathiseren met het doel. De mobilisatietheorie verklaart dus wel waarom onvrede niet per definitie leidt tot protest, en waarom niet alle ontevreden mensen participeren wanneer er wel protest ontstaat. Daarnaast moet de manier waarop de organisaties die hierop inspelen goed aansluiten op de onvrede van deze mobiliseerbare mensen zodat er sympathie met doel van de demonstratie ontstaat (Carabain et al., 2012, p. 12; Tromp, 2002, pp. 244-245).

Uit de mobilisatietheorie volgt dat mogelijke beweegredenen van de demonstranten een combinatie zijn van onvrede, grieven, geïnformeerd zijn over het protest, het idee dat een bepaald protest deze onvrede goed verwoordt en, dit ligt dicht bij de vorige beweegreden, sympathie met het doel van het protest.

§2.3.2 De gulden middenweg

Uit de mobilisatietheorie komt een aantal beweegredenen van demonstranten naar voren. Toch blijft een aantal dingen schijnbaar onverklaard door het objectieve rationeel economische karakter. Binnen het kosten en batenmodel is er geen ruimte voor woede, morele betrokkenheid, verontwaardiging of maatschappelijke en culturele factoren die van invloed zijn (Tromp, 2002, pp. 247-248). Waar de verklaringen eerst te gefocust waren op het irrationele karakter is de benadering nu te rationeel van aard. Als deze rationeel economische benadering inderdaad niet volledig verklaart waarom mensen participeren in demonstraties tegen de komst van vluchtelingen moet er een andere verklaring gevonden worden.

Klandermans (1984) zet de eerste stap in de richting van een meer gematigd rationele verklaring. Aan de mobilisatietheorie voegt hij een nieuwe dimensie toe in de vorm van de instrumentele beweegreden. Hij houdt de beweegredenen die de mobilisatietheorie biedt wel aan, maar voegt hier aan toe dat mensen wel moeten denken dat de beoogde doelen van de demonstraties haalbaar zijn en dat deze het best bereikt kunnen worden in de vorm van protest. Met andere woorden, protestparticipatie wordt gezien als een middel om de gemarginaliseerde omstandigheden van een groep te verbeteren (Klandermans, 1984). Instrumentele beweegredenen kunnen geconceptualiseerd worden in termen van waarden en verwachtingen. Er moet waarde gehecht worden aan het beoogde doel, wat alleen als beweegreden fungeert wanneer protest gepercipieerd wordt als effectief (van Dijk,

(12)

Spandoeken en varkenskoppen Delia Spoelstra 11

Klandermans & Stekelenburg, 2011). De toegevoegde instrumentele dimensie biedt het nieuwe inzicht dat, behalve dat een goede afstemming van vraag en aanbod een beweegreden kan zijn, er wel gedacht moet worden dat hun problemen oplosbaar zijn door middel van protest.

Een combinatie van de mobilisatietheorie met de instrumentele dimensie van Klandermans (1984) geeft goede nieuwe beweegredenen weer, maar lijkt nog steeds vrij rationeel van aard. Literatuur over collectieve actieparticipatie komt wellicht het dichtst bij de gulden middenweg van irrationaliteit en rationaliteit. Deze benadering van beweegredenen gaat voort op de mobilisatietheorie in combinatie met de instrumentaliteit van Klandermans (1984) maar voegt hier de dimensie van irrationaliteit aan toe. Uit deze literatuur komen vier beweegredenen om te demonstreren naar voren. Allereerst moet er sprake zijn van het idee dat protest tot een oplossing kan leiden van als dusdanig gepercipieerde problemen. Daarnaast identificeren de demonstranten zich met hun mededemonstranten en druist de stand van zaken tegen hun normen en waardesysteem in. ‘Irrationele’ emoties als boosheid, verontwaardiging en frustratie fungeren als een versterker van de drie eerder genoemde beweegredenen en fungeren alleen als beweegreden in combinatie met de andere drie beweegredenen (Carabain et al., 2012, p. 11-12).

§2.3.3 Conclusie

Uit de literatuur komen verschillende beweegredenen van demonstranten naar voren. Tot de jaren ’80 werden de beweegredenen van demonstranten verklaard als irrationele oprispingen, waar door middel van de mobilisatietheorie een rationele visie tegenover werd gezet. Uit de mobilisatietheorie komt naar voren dat vanuit de demonstranten zelf onvrede leidt tot demonstreren. Voordat onvrede gezien kan worden als een beweegreden moeten er organisaties zijn die de onvrede goed verwoorden waarvan de demonstrant op de hoogte is. Onvrede, sympathie met het doel van protest door goede verwoording van onvrede en informatie over het protest worden als beweegreden gezien. De instrumentele dimensie die toegevoegd wordt aan de mobilisatietheorie geeft als nieuwe beweegreden het idee dat protest werkt om doelen te behalen. Literatuur over collectieve actie participatie voegt hier identificatie met mededemonstranten, een situatie die tegen het normen en waarden systeem indruist waarbij negatieve emoties met betrekking tot de situatie de beweegredenen versterkt. In de wetenschap is er veel discussie over de mogelijke beweegredenen van mensen om te gaan demonstreren. Enerzijds is er kritiek op de emotionele verklaringen, anderzijds is

(13)

Spandoeken en varkenskoppen Delia Spoelstra 12

er kritiek op de rationele benadering. Aangezien dit onderzoek een inductieve insteek heeft is er geen dominante benadering aangenomen voor het onderzoeken van de beweegredenen om te demonstreren van de respondenten. Later zullen de resultaten wel vergeleken worden met de bestaande literatuur om zo aan te geven in hoeverre de benaderingen toepasbaar zijn op een hedendaagse casus als de demonstraties tegen vluchtelingen.

§ 2.4 Vluchtelingen als mikpunt

De bovenstaande literatuur geeft weer wat mensen mogelijkerwijs beweegt om te gaan demonstreren. Dat de demonstraties zich focussen op vluchtelingen wordt hiermee niet specifiek verklaard. In dit hoofdstuk zal een aantal verklarende theorieën uiteen gezet worden.

Een mogelijke verklaring voor de negatieve reactie op de komst van vluchtelingen kan gegeven worden door middel van ‘de Gevestigden en de Buitenstaanders’ theorie van Elias en Scotson (1965). Binnen deze theorie wordt gesproken over een samenleving die geconfronteerd wordt met de komst van nieuwkomers en de implicaties van deze gebeurtenis. Deze theorie werkt vanuit een figurationele benadering, die uitgaat van het axioma dat wanneer groepen met elkaar geconfronteerd worden binnen een groter geheel, in dit geval een samenleving, ze automatisch verbonden worden met elkaar. Twee centrale kenmerken van een figuratie waarbinnen individuen en groepen met elkaar verbonden zijn is interdependentie, ofwel onderlinge afhankelijkheid en een machtsbalans. Binnen een gevestigden-buitenstaandersfiguratie is er ook sprake van interdependentie. Interessant aan deze specifieke figuratie is dat het gaat om twee groepen die zichzelf zien als ‘anders’ dan de andere groep en zich dus ook niet als verbonden percipiëren, alhoewel dit wel het geval is. Ze bevinden zich immers binnen eenzelfde figuratie. De hoeveelheid macht van een gevestigde groep binnen een figuratie wordt over langere tijd opgebouwd. Wanneer de ‘gevestigden’ geconfronteerd worden met ‘buitenstaanders’ ontstaat het idee dat de positie op de machtsbalans bedreigd wordt en dat deze ook verdedigd moet worden. Het idee dat ‘de gevestigden’ bedreigd worden door ‘buitenstaanders’ zorgt voor een machtsstrijd waarbij machtsbronnen ingezet worden om deze te winnen. Er zijn twee vormen van machtsbronnen. Allereerst kunnen de gevestigden gebruik maken van stigmatisering van de ‘buitenstaanders’. Door het stigmatiseren van ‘buitenstaanders’ claimen gevestigden hun superieure positie. Ten tweede proberen ‘gevestigden’ sleutelposities in te nemen binnen belangrijke instituties om zo grote invloed uit te oefenen op de gang van zaken binnen de figuratie. Wanneer

(14)

Spandoeken en varkenskoppen Delia Spoelstra 13

‘gevestigden’ zich bedreigd voelen in hun positie op de machtsbalans ontstaat er een intensivering van een wij versus zij gevoel.

Dit laatste gevolg sluit aan op de besproken literatuur over collectieve actieparticipatie waar gesproken wordt over het feit dat demonstranten zich sterk met elkaar gaan identificeren waardoor er een sterk gevoel van collectiviteit, ofwel een wij-gevoel, ontstaat. Wanneer deze theorie doorgetrokken wordt naar de demonstraties tegen vluchtelingen zou een verklaring kunnen zijn dat de demonstranten zich door de komst van vluchtelingen bedreigd voelen in hun machtspositie binnen de Nederlandse samenleving. Een gevolg van deze zogenaamde ontstane machtsstrijd is onder andere het inzetten van de machtsbron stigmatisering van vluchtelingen waardoor ze als negatief gepercipieerd zullen worden. Wanneer de intensivering van het wij versus zij gevoel gecombineerd wordt met het positief percipiëren van ‘wij’ en het negatief percipiëren van ‘zij’ is er sprake van etnocentrisme(Billiet, Eisinga & Scheepers, 1996, p. 301). Een andere benaming van ‘wij’ versus ‘zij’ is de ‘ingroup’ versus de ‘outgroup’. De overwegend positieve kenmerken die toegekend worden aan de ingroup en de overwegend negatieve kenmerken die toegekend worden aan de outgroup zijn het resultaat van sociale identificatie met de ingroup en sociale contra-identificatie met de outgroup (ibid.).

Hogenstijn en van Middelkoop (2008) stellen dat de theorie van Elias en Scotson (1965) tekort schiet in het feit dat hij de groep 'onverschilligen', mensen die de machtsstrijd niet aangaan en zich ook niet bedreigd voelen niet betrekt in de analyse. Hoe het kan dat bepaalde mensen zich wel bedreigd voelen en bepaalde mensen niet heeft volgens Stephan (2014) verschillende oorzaken. Hiervoor benoemt hij het concept 'intergroup anxiety' dat bestaat uit vier kenmerken; een vorm van stress (woede of angst) die optreedt wanneer een ingroup geconfronteerd wordt met een outgroup (Stephan, 2014, p. 240). De veroorzakers van intergroup anxiety zijn persoonlijke karaktereigenschappen, opvattingen en andere gerelateerde overtuigingen, persoonlijke ervaringen en situationele factoren.

Een mogelijke verklaring voor de demonstraties tegen de komst van vluchtelingen is af te leiden uit de theorie van Elias en Scotson (1965) die stelt dat bepaalde Nederlanders, de gevestigden ofwel de ingroup, zich bedreigd voelen door massale komst van vluchtelingen, de buitenstaanders ofwel de outgroup. De eerder genoemde wanverhouding tussen het aantal demonstranten en de hoeveelheid ontevreden Nederlands zou mogelijkerwijs verklaard kunnen worden door de vier oorzaken die Stephan (2014) aangeeft voor intergroup anxiety die hierboven uiteen zijn gezet.

(15)

Spandoeken en varkenskoppen Delia Spoelstra 14

§ 2.5 Nederland en nieuwkomers

In paragraaf 2.2 en 2.3 is beschreven wat er bekend is over beweegredenen om te demonstreren, en hoe theoretisch verklaard kan worden waarom deze demonstraties gericht zijn tegen de komst van vluchtelingen. In deze paragraaf zal verder ingegaan worden op verklaringen die specifiek voor de Nederlandse samenleving gelden.

Nederland heeft in de afgelopen eeuwen vele nieuwkomers opgenomen waarbij de reactie van Nederland tegenover hen veelal positief was (van der Vet, geciteerd in Coenders, 2001). Toch kan niet gesteld worden dat de negatieve houding tegenover nieuwkomers van nu alleen bij deze tijd hoort. Uit mediaberichten vanaf de jaren ’80 (Scheppers & Peters, 1986) tot nu blijkt dat Nederlanders zich steeds regelmatiger op negatieve wijze, zowel verbaal als fysiek, tegenover nieuwkomers uiten.

De omslag in de houding van de Nederlanders blijkt te maken te hebben met het feit dat het bij de komst van nieuwkomers vooral om etnische minderheden gaat. Er wordt gesteld dat deze negatieve houding hand in hand gaat met het steeds diverser worden van de samenleving en een afzwakkende sociale norm die een negatieve houding tegenover etnische minderheden afwijst (Coenders, 2001). Scheepers, Felling en Peters (1986) kijken naar de achtergrond van deze negatieve houding tegenover allochtone nieuwkomers en stellen zelfs dat er sprake is van etnocentrisme. Er lijkt een verband te zijn tussen de divers geworden samenleving, een afzwakkende sociale norm die een negatieve houding tegenover etnische minderheden afwijst en het ontstaan van een etnocentrische ideologie in Nederland. De eerder genoemde componenten van etnocentrisme, een positieve houding tegenover de ingroup en een negatieve houding tegenover de outgroup, worden beiden geconstateerd door Scheepers, Felling en Peters (1986). Deze twee componenten zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Scheepers, Felling en Peters (1989) gaan verder op de positieve perceptie en sterke identificatie van de ingroup en stellen dat dit gezien kan worden als nationalisme.

Uit bovenstaande tekst komt naar voren dat de richting van de demonstraties, namelijk tegen vluchtelingen, niet alleen verklaard kunnen worden vanuit algemene theorieën, maar dat de Nederlandse context ook van invloed is. In Nederland zou sprake zijn van een etnocentrische ideologie die hand in hand gaat met nationalisme. Etnocentrisme bestaat immers uit twee componenten; sociale identificatie met de ingroup waarvan een positieve perceptie bestaat en sociale contra-idenfiticatie van de outgroup die negatief gepercipieerd wordt. Het eerste component, sociale identificatie met de ingroup waarvan een positieve perceptie bestaat, komt overeen met de definitie van nationalisme. De beweegredenen zouden dus nationalistisch of etnocentrisch van aard kunnen zijn. In combinatie met de

(16)

Spandoeken en varkenskoppen Delia Spoelstra 15

beweegredenen om te demonstreren die in paragraaf 2.2 uitgelegd zijn is hier een link te zien met de literatuur over collectieve actieparticipatie waarbij de komst van vluchtelingen als onwenselijk gezien wordt omdat zij geen onderdeel van de ingroup zijn. De context specifieke aspecten zijn dus wellicht meer ideologisch van aard.

Tot slot is er ook wat te zeggen voor de politieke context van de beweegredenen. Storm en Naastenpad (2003) wijzen op een politieke verandering die de huidige negatieve houding van Nederlanders tegenover immigranten en vluchtelingen verklaart. Er wordt gesproken over de schijnbaar abrupte omslag binnen de Nederlandse politiek met de komst van Pim Fortuyn. Fortuyn sprak onder andere over immigranten en het feit dat ze zich moeten aanpassen aan de Nederlandse normen en waarden om zo de Nederlandse cultuur te beschermen van de minderheidsculturen. Mensen die deze visie delen worden ook wel assimilationisten genoemd (Uitermark, Traag & Bruggeman, 2016).

Met deze visie trok hij veel rechtse, en zelfs racistische, stemmers. Storm en Naastepad (2003) stellen dat met de komst van Fortuyn het debat over immigratie en cultuur voor aangewakkerd werd, en dat dit een algehele ontevredenheid van de Nederlandse bevolking blootlegde waardoor er een sneeuwbal effect van een xenofobische en racistische manier van denken ontstond. Deze manier van denken was oververtegenwoordigd onder de stemmers op Lijst Pim Fortuyn, waarvan Fortuyn partijvoorzitter en partijleider was. Er leek geen sprake te zijn van een correlatie tussen inkomensniveau en de steun van Lijst Pim Fortuyn (LPF). Daarentegen was er wel een oververtegenwoordiging van de laag- en middelbaar opgeleiden die sympathiseerden met de islamitische standpunten en het anti-immigratie programma van LPF. Hoewel de Nederlanders zich altijd geprofileerd hebben als een tolerant, liberaal en onbevooroordeeld volk leek het na deze politieke omslag onmogelijk deze identiteit vol te houden en heeft Fortuyn het debat over immigratie permanent veranderd (Storm & Naastepad, 2003).

De verandering van het immigratiedebat is niet zonder slag of stoot gegaan. Fortuyn valt in de trend van assimilationistische politieke sleutelfiguren die zwaar bekritiseerd worden. Provocerende uitspraken zorgen weliswaar niet voor steun van de meerderheid van de debat deelnemers maar resulteren wel in een prominente positie binnen het debat. De ‘Gevestigden en Buitenstaanders’ theorie vindt hier een nieuwe toepassing in. Onder andere Fortuyn kan gezien worden als een buitenstaander wanneer het gaat over zijn assimilationistische visie. Hij zette zich immers af tegen een dominante tolerante en liberale cultuur die de Nederlandse politiek kenmerkte. De oppositie binnen het politieke debat die deze politieke cultuur aanhield kan gezien worden als ‘gevestigden’. Het provoceren van de

(17)

Spandoeken en varkenskoppen Delia Spoelstra 16

‘gevestigden’ ging hand in hand met het ontvangen van sterke kritiek. Toch betekende dit geen ondergang van Lijst Pim Fortuyn. Zolang negatieve aandacht van ‘de gevestigden’ samen gaat met steun vanuit andere hoeken is dit een goede methode voor het winnen van terrein binnen, in dit geval, het immigratie en integratie debat (Uitermark et al., 2016). De eerdere toepassing van de ‘Gevestigden en Buitenstaanders’ theorie plaatste de demonstranten in de groep ‘gevestigden’ die zich bedreigd voelden door de komst van ‘buitenstaanders’ ofwel vluchtelingen. Toch gaan de demonstraties samen met de benodigde kritiek en zorgen vanuit politie en justitie, de tweede kamer en de Nederlandse burgers (Stoker & Singeling, 2016; EenVandaag, 2016, NOS, 2016). Er valt wat voor te zeggen om de demonstranten wellicht tot de ‘Buitenstaanders’ te rekenen, net als Uitermark et al. (2016) Fortuyn tot deze groep rekent. De negatieve aandacht voor de uitvoering van de demonstraties is essentieel om onderdeel te worden van het vluchtelingendebat, maar daar zit ook een randvoorwaarde aan:

“Generating negative attention is an essential element of any sustained challenge, but will turn challengers into pariahs unless they also receive support.”(ibid)

Dit heeft tot effect dat wanneer er geen steun ontvangen wordt in combinatie met de negatieve aandacht van de gevestigden hun positie als ‘demonstrant’ hen kan reduceren tot de paria.

Als de positie van de demonstranten als ‘gevestigden’ hen motiveert om te demonstreren tegen vluchtelingen maar de negatieve aandacht van politie en justitie en de Nederlanders hen positioneert als ‘buitenstaanders’ is de positie van de demonstranten wellicht meer fluïde van aard.

Een algehele ontevredenheid van de Nederlandse bevolking met betrekking tot immigratie en integratie is niet geheel verassend als dit wordt vergeleken met de cijfers uit de opiniepeilingen die weergegeven zijn in hoofdstuk 2.1. Wel verassend is dat de xenofobische en racistische manier van denken vooral onder groepen met een bepaald opleidingsniveau ontstond. Dit kan enerzijds iets zeggen over de demografische samenstelling van de demonstranten en anderzijds biedt dit een uitbreiding van mogelijke ideologische beweegreden. Deze beweegredenen zouden nationalistisch, etnocentrisch, racistisch en xenofobisch van aard kunnen zijn.

(18)

Spandoeken en varkenskoppen Delia Spoelstra 17

Hoofdstuk 3: Methodologie

In dit hoofdstuk zal worden besproken hoe de data verzameld is. Zoals in de inleiding gesteld werd is het doel van dit onderzoek om te achterhalen wat de beweegredenen zijn van individuen om te demonstreren tegen vluchtelingen. Het onderzoeken van een complex begrip als ‘beweegreden’ vereist een flexibele methode waarbij, tot op zekere hoogte, ruimte geboden wordt aan de persoonlijke percepties en ervaringen van de demonstranten. Kwalitatieve interviews zijn uitermate geschikt wanneer het idee heerst dat bepaalde meningen en ervaringen genegeerd, verkeerd geïnterpreteerd of onderdrukt worden (Byrne, 2012, p. 209-210). In de inleiding wordt gesuggereerd dat er niet geluisterd wordt naar het door de demonstranten geproduceerde tegengeluid (Bos, 2015) wat geleid heeft tot de beslissing om gebruik te maken van kwalitatieve interviews voor de beantwoording van de hoofdvraag en het succesvol voltooien van dit onderzoek. Daarnaast is de doelstelling van het onderzoek om achter de beweegredenen van de demonstranten tegen vluchtelingen te komen. Er is gekozen voor een inductieve aanpak om te voorkomen dat de verwachtingen ten aanzien van de beweegredenen een beperking zouden betekenen.

Dit hoofdstuk is opgedeeld in vijf paragrafen waarbij de paragrafen afzonderlijk gewijd zullen worden aan een aspect van het onderzoeksproces. De eerste paragraaf beschrijft de respondenten. Daarnaast wordt in deze paragraaf uitgelegd op welke manier de respondenten benaderd zijn, en hoe het verzamelen van respondenten verlopen is. De tweede paragraaf beschrijft hoe de interviews zijn afgenomen in het kader van de interviewtechniek en de indeling van de interviews. De daarop opvolgende paragraaf gaat over de belangrijkste concepten binnen het onderzoek met bijbehorende operationele definities. De derde paragraaf richt zich op de dataverwerking en de analysemethode. Paragraaf vier bespreekt de methodologische voorwaarden waarbij speciale aandacht besteed wordt aan betrouwbaarheid, representativiteit en validiteit. De laatste paragraaf gaat over het verloop van de dataverzameling en de (opgeloste) problemen die hierbij kwamen kijken.

§3.1 Verzameling respondenten

In deze paragraaf wordt een overzicht geboden van de respondenten. Daarnaast wordt gesproken over hoe de respondenten verzameld zijn en welke overwegingen hierbij een rol hebben gespeeld in de methode van verzameling.

(19)

Spandoeken en varkenskoppen Delia Spoelstra 18

Respondent Leeftijd Woonplaats Opleidingsniveau Werk Organisatie

1. Toonssen 41 Den Bosch VMBO Uitkering NBVSympathisant

2. Wolters 45 Winterswijk MBO Voorman vleesindustrie Lokale anti AZC demonstraties

3. Othalla 25 Oisterwijk MBO Beveiliger AZC Propaganda leider Zwart Front

4. Kusters 45 Arnhem VMBO Voorzitter NVU Voorzitter NVU

5. Anoniem 29 Hengelo MBO Uitkering Pegida

Generation Identitair

6. Kooi 38 Oudenbosch MBO Werk- voorbereider Actieleider Voorpost

Leider ordedienstPegida

7. Kievit 45 Rotterdam MBO Zuivel distributie Pegida

8. Jakobs 52 Rotterdam MBO Thuiszorg Pegida

9. Anoniem 40 Zaltbommel VMBO K Uitkering Break the System

10. Schilder 44 Den Bosch VMBO Uitkering Oprichter NBV Tabel 1: respondenten

Voor het verzamelen van respondenten is gebruik gemaakt van het sociale medium Facebook voor het benaderen van demonstranten die mogelijkerwijs mee zouden willen werken aan het onderzoek. Iemand werd benaderd wanneer hij of zij aanwezig stond bij een demonstratie, getagd was in een foto van een demonstratie of een bericht over een demonstratie geplaatst had bij een Facebook-groep.

Het bovenstaande middel voor het benaderen en verzamelen van respondenten is gekozen om verschillende reden. Allereerst waren er vermoedens dat de actoren van het beoogde onderzoeksveld lastig te bereiken zouden zijn. Aangezien Facebook de mogelijkheid biedt voor een groter bereik is voor dit verzamelmiddel gekozen om de non-response van het lastige onderzoeksveld te verkleinen (Bryman, 2004, p.98). Daarnaast vonden in de onderzoeksperiode te weinig demonstraties plaats om bij aanwezig te zijn voor het vinden van voldoende respondenten. Bovendien waren de demonstraties die wel plaatsvonden niet

(20)

Spandoeken en varkenskoppen Delia Spoelstra 19

gevarieerd genoeg waardoor de mogelijke respondenten die verzameld zouden worden tijdens demonstraties tot een oververtegenwoordiging van bepaalde organisaties achter demonstraties zouden leiden. Het verzamelen van respondenten via Facebook heeft ertoe geleid dat er een grote variatie in de respondenten op het gebied van organisaties is.

Met oog op de grootte van het onderzoek en de tijd waarin het onderzoek plaatsvond is gekozen voor een klein sample van tien respondenten. Om dit sample zo representatief mogelijk te houden voor wat verstaan wordt onder ‘demonstranten tegen de komst van vluchtelingen’ is er geprobeerd om de (soorten) organisaties achter de demonstraties zo gevarieerd mogelijk te houden. Zoals in tabel 1 gezien kan worden is er sprake van acht verschillende organisaties waar de respondenten bij aangesloten zijn. Daarnaast is er ook gekozen voor interviews met een aantal sleutelfiguren binnen organisaties omdat zij met hun kennis een breder perspectief kunnen bieden op de beweegredenen van de bij hun organisatie aangesloten demonstranten.

§3.2 Interviews

De interviews zijn afgenomen met behulp van een topiclists. Voor de demonstranten was deze topiclist op een andere manier vorm gegeven dan voor de sleutelfiguren. De topiclists waarvan gebruik zijn gemaakt zijn te vinden in de bijlagen. Bij de interviews is er is een algemene inleiding gegeven waarbij gesproken wordt over het onderzoek en het interview waarbij er duidelijk is overlegd of de respondent prefereert om anoniem te blijven of niet. Voor de sleutelfiguren werd de originele topiclist voor demonstranten gebruikt en aangevuld op basis van de informatie die bij voorbaat vergaard kon worden over de desbetreffende respondent. Daarnaast werden er nog thema’s toegevoegd met betrekking op de organisatie, aanleiding voor demonstraties en demonstranten die op de georganiseerde demonstraties afkwamen. Tijdens het dataverzamelingsproces is er voornamelijk gewerkt met sensitizing concepts die de respondenten door middel van antwoorden invulling hebben gegeven (Nooij, 1987). De interviews waren semi-gestructureerd van aard waarbij de voorkeur lag op een herindeling van het interview op basis van de antwoorden en de respondent zelf. Op deze manier werd de respondent zoveel mogelijk ruimte geboden en gemotiveerd om te antwoorden zoals hij of zij wil en er zoveel mogelijk (nieuwe) data verzameld wordt (Bryman, 2012, p. 471). De interviews zijn allen opgenomen en na afname getranscribeerd.

§3.3 Operationalisering

In de hoofdvraag van dit onderzoek worden vier concepten genoemd die toelichting vereisen; beweegreden, demonstrant, demonstratie, vluchteling.

(21)

Spandoeken en varkenskoppen Delia Spoelstra 20

In dit onderzoek naar de beweegredenen van demonstranten om te demonstreren tegen de komst van vluchtelingen wordt de volgende definitie gehanteerd: argumenten, factoren, ideeën, achtergronden, motieven en motivaties die ertoe bewogen hebben dat de respondenten gingen demonstreren. Dit is een ruim concept waarvoor bewust gekozen is. Vooraf hard gedefinieerde concepten zijn zelfbevestigend omdat ze ons instrueren om op een bepaalde manier naar een fenomeen te kijken. Het is verleidelijk om van te voren een duidelijke afbakening te geven van wat verstaan wordt onder beweegredenen maar dit ontneemt de mogelijkheid om verrast te worden door onvoorziene beweegredenen (Silverman, 2011).

Wanneer er gesproken wordt over demonstraties in dit onderzoek gaat het over visuele demonstraties waarbij er sprake is van bewuste fysieke aanwezigheid. Dit betekent dat er gekeken wordt naar demonstraties die plaatsvinden op straat in groepsverband, en niet het uiten van onvrede op sociale media of het verspreiden van flyers en dergelijke. Daarnaast gaat het specifiek om demonstraties tegen vluchtelingen. Ook ligt de nadruk op de demonstraties die plaatsvinden naar aanleiding van, of onder andere gericht zijn op, de recente vluchtelingenstroom die vanaf 2013 in een stroomversnelling is gekomen. Het aantal asielaanvragen in 2015 is met 255,61% gestegen sinds 2012 (Vluchtelingenwerk, 2015). De nadruk op recent heeft tot effect dat in het onderzoek alleen demonstraties tegen vluchtelingen vanaf 2013 worden meegenomen. Onder demonstranten worden individuen verstaan die aanwezig waren bij de demonstraties die voldoen aan de criteria zoals hierboven worden geschetst.

Het vierde en laatste concept betreft ‘vluchtelingen’. In het Verdrag betreffende de

Status van de Vluchtelingen is in 1951 een definitie opgesteld voor wat verstaan kan worden

onder vluchtelingen. Hierin wordt beschreven dat iemand als dusdanig gezien kan worden als hij of zij gegronde vrees heeft voor vervolging en in eigen land geen bescherming gevonden kan worden. De uitvoering hiervan ligt in Nederland bij de Immigratie en Naturalisatiedienst (IND) die deze definitie in de praktijk uitbreidt tot ‘wanneer iemand gevaar loopt’. Het

Verdrag betreffende de Status van de Vluchtelingen focust op vervolging om kenmerken

zoals seksuele geaardheid, afkomst en religie. IND voegt hier de vlucht van oorlog aan toe. Het opgestelde verdrag in 1951 geeft blijkbaar een definitie die niet toereikend genoeg (meer) is gebleken waardoor er onduidelijkheid bestaat over wanneer iemand precies tot de categorie ‘vluchteling’ behoort (Battjes, 2012). Vanuit het beleid wordt geen eenduidige definitie gegeven, maar hoe burgers reageren op de komst van vluchtelingen is hier wel van

(22)

Spandoeken en varkenskoppen Delia Spoelstra 21

afhankelijk (Verkuyten, 2004). Hierom is gekozen om het concept vluchtelingen door de respondenten zelf te laten definiëren.

§3.4 Analyse

Na het afnemen en transcriberen van de interviews zijn de data geanalyseerd. Dit proces heeft zich op een iteratieve wijze in drie fases voltooid. Er is begonnen met het aanbrengen van zo open mogelijke codes op de transcripten. Door zo open mogelijk te coderen wordt de mogelijkheid geboden om zoveel mogelijk afstand te nemen van de eigen ideeën waardoor de codes voortkomen uit de data, in plaats van uit de onderzoeker (Charmaz, 2006, p. 48). Dit heeft een totaal van 1273 codes opgeleverd waarmee de tweede fase van het dataverwerkingsproces aanbrak. In deze fase werden de open codes met elkaar vergeleken en naast de transcripten gehouden. Op basis van de terugkoppeling van de open codes naar de transcripten en de vergelijking van de open codes onderling werden vergelijkbare open codes hergecodeerd waardoor overkoepelende axiale codes ontstonden.

Met behulp van de opgestelde axiale codes zijn de interviews nogmaals geanalyseerd. Nadat de fase van het opstellen van axiale codes voltooid was, zijn de axiale codes vergeleken met elkaar waarna er verbanden herkenbaar werden tussen verscheidene axiale codes. Door het vinden van deze verbanden kon er onderscheid gemaakt worden tussen hoofd- en subcodes die ertoe hebben geleid dat de diverse beweegredenen onderscheiden konden worden. Daar komt bij dat de samenhang duidelijk werd waardoor de beantwoording van de onderzoeksvraag mogelijk werd.

§3.5 Methodologische voorwaarden

Binnen kwalitatief onderzoek ligt de validiteit van het onderzoek voornamelijk in de interpretatie van de data en de methode die is gebruikt om deze te verzamelen (Bryman, 2004). Eerder in dit hoofdstuk werd beargumenteerd waarom interviews het beste onderzoeksinstrument zijn met betrekking tot de hoofdvraag. Het mogelijke probleem van de validiteit bij dit onderzoek ligt bij de conclusies die getrokken worden op basis van de verzamelde data. In hoeverre de conclusies juist zijn is afhankelijk van de correcte interpretatie (Bryman, 2004).

Wat betrouwbaarheid betreft ligt het voornaamste probleem bij de uitvoering van de interviews. De interviews hadden de voorkeur op herindeling op basis van de respondenten zelf om zo de respondent veel ruimte te bieden voor een persoonlijk antwoord. Naar aanleiding van een interessant of opvallend antwoord werd er doorgevraagd. De perceptie van interessant of opvallend, en ook de andere kant van niet interessant en niet opvallend

(23)

Spandoeken en varkenskoppen Delia Spoelstra 22

heeft het effect dat de informatie die verzameld werd door middel van de interviews afhankelijk was van de onderzoeker die het interview afnam. De data die wel of niet verzameld zijn hebben uiteraard ook weer invloed op de bevindingen en de conclusies van het onderzoek.

Door de variatie in organisatie waarbij de respondenten aangesloten zijn kan gesteld worden dat de respondenten redelijk representatief zijn voor de totale groep ‘demonstranten tegen de komst van vluchtelingen’. Er is overigens een ongelijke man/vrouw verhouding, waarvoor geen verklaring te vinden is. Het is onduidelijk of deze man/vrouw verhouding ook te zien is bij de demonstraties zelf of dat het slechts in dit sample het geval is. In hoeverre dit problematisch zal zijn valt over te twisten, afhankelijk van de vraag of de verhouding ook zichtbaar is in de demonstraties en of er sprake is van een duidelijk verschil in beweegredenen afhankelijk van het gender perspectief. De focus van het onderzoek ligt specifiek op demonstranten die aanwezig zijn bij demonstraties tegen vluchtelingen. Toch valt respondent 9 hier niet onder aangezien tijdens de afname van het interview pas duidelijk werd dat deze respondent niet aanwezig was bij een specifieke demonstratie tegen vluchtelingen, maar slechts bij een demonstratie tegen de regering, waaronder het vluchtelingenbeleid, wat afdoet aan de representativiteit.

§3.6 Probleem(oplossing?)

Om het probleem met de validiteit van het onderzoek door het gebrek aan meerdere (controle) codeurs op te lossen is gekozen voor de zorgvuldige fase van open coderen. Door zo open mogelijk te coderen blijven de codes dicht bij de data en zijn ze minder afhankelijk van de interpretatie van de codeur (Charmaz, 2004, p. 54-55).

Het probleem met betrekking tot de representativiteit is opgelost door respondent 9 die niet onder de afbakening van onderzoekspopulatie viel te markeren als ‘exceptional case’. Dit betekent dat de respondent niet is gebruikt om tot nieuwe data en inzichten te komen maar slechts tot versterking van de gevonden data. Wanneer respondent 9 een uitspraak deed die een goed beeld gaf van de data is deze opgenomen in hoofdstuk 4.

Ten derde was er tijdens het uitvoeren van het onderzoek een probleem met de wanverhouding tussen het doen van inductief onderzoek en het hooghouden van de betrouwbaarheid. Om zo dicht mogelijk bij het ideaaltype van inductief onderzoek (beginnen vanuit data in plaats van theorie) te blijven, is er geprobeerd om met een relatief beperkt theoretisch kader te beginnen en de topiclists flexibel voor verandering op basis van het interview te houden. Het proberen te voldoen aan de voorwaarden van inductief onderzoek

(24)

Spandoeken en varkenskoppen Delia Spoelstra 23

leidde ertoe dat er een probleem is ontstaan met de betrouwbaarheid omdat de openheid van de interviews (te) veel ruimte bood voor de beslissingen van de onderzoeker tijdens het interview om wel of niet verder te vragen. De beïnvloede verzamelde data hebben namelijk weer invloed op de conclusies.

(25)

Spandoeken en varkenskoppen Delia Spoelstra 24

Hoofdstuk 4: Resultaten

In het vorige hoofdstuk is aangegeven hoe het onderzoek om antwoord te geven op de hoofdvraag: “Wat zijn de beweegredenen van individuen om te demonstreren tegen

vluchtelingen?” In dit empirische hoofdstuk zal uiteen gezet worden wat de resultaten zijn

van het uitgevoerde onderzoek.

§4.1 Demografische gegevens

Van de tien respondenten, verspreid over negen interviews die hebben deelgenomen aan het onderzoek waren acht man en twee vrouw. De respondenten hebben geparticipeerd in de demonstraties via verschillende organisaties: Noord-Brabant Verzetsfront (NBV), Zwart Front, Nederlandse Volks-Unie (NVU), Pegida, Génération Identitair, Voorpost en Break the System. In tabel 1, zichtbaar in paragraaf 3.1, wordt schematisch weergegeven wat de leeftijd, woonplaats, het opleidingsniveau van de respondenten is. Daarnaast wordt weergegeven via welke organisatie de respondenten hebben meegedaan aan demonstraties en wat hun rol binnen deze organisatie is. Voor de respondent van Zwart Front is genoteerd waar de organisatie oorspronkelijk vandaan komt in verband met de voorkeur om volledig anoniem te blijven. Daarnaast wordt naar deze respondent verwezen als Othalla, de schuilnaam waaronder hij bekend is.

De respondenten hebben een gemiddelde leeftijd van 40,4 jaar met een spreiding van 27 jaar. Dit lijkt een grote spreidingsbreedte, maar in feite liggen maar drie respondenten relatief ver van het gemiddelde af. Voor opleidingsniveau geldt dat alle respondenten laag of middelbaar opgeleid zijn. Wat beroepen betreft zijn vier van de tien respondenten werkloos en zijn de andere respondenten werkzaam als voorman vleesindustrie, beveiliger in een asielzoekerscentrum, werk- voorbereider, zuiveldistributie en thuiszorg. Daarnaast is ook gesproken met de voorzitter van de politieke partij NVU.

§4.2 Definitie vluchteling

Zoals in hoofdstuk 2.2 besproken, wordt binnen het Nederlands asielbeleid een tweedelige definitie geïmpliceerd. Er wordt gesproken over ‘echte vluchtelingen’ aan wie wel asiel geboden moet worden en om dit te kunnen doen moet er een strikte selectie gemaakt worden van wie wel en niet kunnen worden toegelaten (Het vreemdelingenbeleid kent z'n grenzen, Ministerie van justitie, 1996). Wanneer iemand als ‘echte’ vluchteling geclassificeerd wordt,

(26)

Spandoeken en varkenskoppen Delia Spoelstra 25

en dus wanneer iemand niet als dusdanig gezien kan worden, blijft onduidelijk doordat de definitie die voortkomt uit het Verdrag Betreffende de status van de vluchteling niet overeenkomt met hoe de IND deze definitie in de praktijk uitvoert om onderscheid te maken. Hoewel er geen duidelijke definitie is van een vluchteling is de manier waarop burgers reageren op de komst van vluchtelingen hier wel van afhankelijk (Verkuyten, 2004; Lynn & Lea, 2003; Appelbaum, 2002).

De onduidelijkheid over wanneer iemand daadwerkelijk een vluchteling is en wanneer niet komt terug wanneer hierover gesproken wordt met de demonstranten. De respondenten houden hier verschillende visies op na die van invloed zijn op de persoonlijke mening van de respondenten met betrekking op de komst van vluchtelingen. De perceptie van de respondenten op de vluchtelingendefinitie is tweedelig. Enerzijds houden de respondenten een binaire definitie aan, anderzijds een enkelvoudige definitie. Het onderscheid tussen en de inhoud van beide definities worden hieronder uitgelegd aan de hand van een citaat afkomstig van een van de respondenten.

“Een asielzoekers komt hier om het beter te hebben, of dat nou is vanwege geld of om met iemand te zijn hier. Een vluchteling vlucht voor zijn leven.” (Anoniem)

De bovenstaande quote is afkomstig van een van de respondenten die een binaire definitie aanhouden van de term ‘vluchteling’. Deze visie op vluchtelingen komt overeen met het Nederlandse asielbeleid waarbij een schijnbaar verschil is tussen een ‘echte’ vluchteling en een ‘niet-echte’ vluchteling. De respondenten die deze definitie aanhouden verwijzen naar ‘niet-echte’ vluchtelingen met de termen asielzoekers en gelukszoekers.

De implicatie van deze binaire definitie is de mening die de respondenten hebben over vluchtelingen. In hoeverre er empathie getoond wordt voor vluchtelingen of asielzoekers is afhankelijk van de zelf-determinatie die de vluchteling of asielzoeker wordt aangerekend (Appelbaum, 2002). Vluchtelingen hebben volgens deze definitie geen andere optie dan vluchten, terwijl asielzoekers of gelukszoekers dit wel hebben. De respondenten geven aan dat vluchtelingen wel asiel geboden moet worden.

“Nee, er is geen verschil. Het is een woordkeuze.” (Kooi)

De respondenten die een enkelvoudige definitie aanhouden stellen dat het verschil tussen vluchtelingen, asielzoekers en ‘gelukszoekers’ irrelevant is. Er is al jaren sprake van een

(27)

Spandoeken en varkenskoppen Delia Spoelstra 26

migrantenstroom. Sinds afgelopen zomer is deze stroom versneld, maar afgezien van de versnelling is er in feite geen verschil tussen de migrantenstroom destijds en de vluchtelingenstroom nu. Hetzelfde geldt voor de mensen die onderdeel zijn van deze stroom. Er is geen verschil tussen vluchtelingen, asielzoekers en gelukszoekers. Ze zijn allemaal onderdeel van een normale (versnelde) migrantenstroom. Deze termen zijn slechts een andere benaming voor ‘migrant’.

Interessant is dat de respondenten die een enkelvoudige definitie aanhouden wel erkennen dat er een verschil is tussen mensen die vluchten voor oorlog en mensen die hier komen om het bijvoorbeeld financieel beter te hebben. Toch zou een aparte definitie ontwikkelen voor mensen met verschillende redenen om naar Nederland te komen onnodig zijn. Volgens de respondenten gaat het niet om waar mensen vandaan komen, maar om waarom ze hier komen. Immers, als iemand vlucht van oorlog, zijn ze net als ‘gelukszoekers’ op zoek naar een beter leven. Vluchten van een financiële situatie is net zo zeer een keuze als vluchten vanuit oorlog. De respondenten die uitgaan van een eenzijdige definitie lijken relatief weinig empathie te tonen voor vluchtelingen. Het gebrek aan empathie komt overeen met de theorie van Appelbaum (2002) dat empathie afhankelijk is van zelf-determinatie. Het feit dat deze respondenten de vluchtelingen veel aansprakelijker stellen voor de keuze om het land te verlaten dan de respondenten die uitgaan van een binaire definitie verklaart ook het schijnbare gebrek aan empathie voor vluchtelingen en de mening dat dat er geen reden is om bepaalde ‘migranten’ wel toe te laten in Nederland en andere ‘migranten’ niet.

§4.3 Onvrede

In de vorige paragraaf is aangegeven dat de manier waarop burgers reageren op de komst van vluchtelingen afhankelijk is van hoe vluchtelingen gedefinieerd en geframed worden. De definitie en het frame heeft daarnaast ook invloed op in hoeverre het gevoerde beleid gesteund wordt (Verkuyten, 2004). Vanuit de mobilisatietheorie komt naar voren dat een grote reden van demonstranten om te participeren in protest voortkomt uit onvrede. Dit blijkt bij de demonstraties tegen vluchtelingen ook het geval te zijn.

De implicaties van de aangehouden definities die hierboven aangegeven worden hebben betrekking op wie wel asiel geboden zou moeten worden en aan wie niet. De respondenten die een binaire definitie aanhouden stellen dat ‘echte’ vluchtelingen wel asiel geboden moet worden. De respondenten met een enkelvoudige definitie daarentegen stellen dat niemand toegelaten zou moeten worden. De definitie van ‘vluchteling’ is essentieel voor

(28)

Spandoeken en varkenskoppen Delia Spoelstra 27

de mening over hoe er met vluchtelingen moet worden omgegaan. Opmerkelijk is dat algemene onvrede over het vluchtelingenbeleid hier schijnbaar los van staat.

“En dan is het wel heel makkelijk om de asielzoekers de schuld te geven, maar voor mij zijn de echte schuldigen de regering.” (Schilder)

Door zowel de respondenten met een binaire definitie van vluchtelingen als door de respondenten met een enkelvoudige definitie wordt aangegeven dat het probleem niet bij vluchtelingen ligt. Onafhankelijk van of de respondenten begrip tonen voor vluchtelingen is deze groep niet het doel van de demonstraties. Een algehele onvrede met betrekking tot de machtshebbers en het beleid dat zij uitvoeren vormt het mikpunt van de respondenten. Waar de onvrede specifiek betrekking op heeft zal in de volgende deelvragen uiteen gezet worden.

§4.3.1 Machtshebbers

Zoals in het bovenstaande citaat van Schilder wordt aangegeven is het werkelijke mikpunt van de demonstraties gericht op de machtshebbers. Er wordt veelvuldig aangegeven dat het verlaten van eigen land door vluchtelingen een logisch gevolg is van het uitbreken van slechte omstandigheden. Dat er nu sprake is van een crisis kan vluchtelingen dus niet verweten worden. Door negen van de tien respondenten is verwezen naar de overheid, de regering en de Europese Unie als daadwerkelijke schuldhebbers. Er wordt gewezen op een open-deur politiek die gevoerd wordt vanuit de Europese Unie. De massa immigratie zou veroorzaakt zijn doordat de Europese machtshebbers de vluchtelingen uitgenodigd hebben onder het mom van voldoende Europese welvaart voor iedereen. Het verlaten van slechte omstandigheden zou aangedreven zijn door deze uitnodiging waarna een stroomversnelling in de komst van vluchtelingen heeft plaatsgevonden.

Onvrede over hoe vervolgens met de stroomversnelling omgegaan wordt door de Nederlandse overheid vormt een rode draad door de data. Verkuyten (2004) stelt dat het frame en de definitie van vluchtelingen invloed heeft op de steun van het beleid. Tegenstrijdig met deze theorie van Verkuyten (2004) lijkt de steun voor machtshebbers en het beleid dat gevoerd wordt los te staan van het verschil tussen de twee eerder genoemde definities. Er namelijk is een algehele onvrede onder alle respondenten over de machtshebbers en het beleid. Daarnaast worden ook dezelfde componenten van het beleid bekritiseerd door de respondenten met verschillende definities van vluchtelingen. Zoals eerder genoemd wordt is er over het feit dat de vluchtelingencrisis ontstaan is door het handelen van de Europese machtshebbers, de uitgevoerde grenscontrole en de kosten van het

(29)

Spandoeken en varkenskoppen Delia Spoelstra 28

beleid. De definitie van vluchtelingen heeft daarentegen wel invloed op de aard van de onvrede.

§4.3.2 Grenscontrole

Het eerste probleem wat aangekaart wordt door de respondenten begint al bij het grensbeleid dat gevoerd wordt aan de Nederlandse en Europese grens. De respondenten met een enkelvoudige definitie pleiten voor dichte grenzen. Aangezien er sprake is van een ‘vluchtelingencrisis’ is zou het volgens de respondenten zaak zij om de stroom vluchtelingen zo snel mogelijk te stoppen. De respondenten die een binaire definitie van vluchteling aanhouden zijn hier ietwat gematigder in en stellen dat ‘echte vluchtelingen’ wel opgevangen zouden moete worden, maar dat door het gebrek aan grenscontrole het onduidelijk is of het ook daadwerkelijk alleen om ‘echte vluchtelingen’ gaat. Onafhankelijk van welke definitie de respondenten aanhouden wordt er een direct verband gezien tussen het gebrek aan controle en de aanslagen. Het zou te makkelijk zijn voor terroristen en strijders van de Islamitische Staat om met de grote stroom vluchtelingen de grens over te gaan. Onder de respondenten heerst over dit onderwerp een algemene onzekerheid die gepaard gaat met frustratie en woede.

§4.3.3 Beleid

Ten tweede wordt gesproken over de hoge kosten die gemaakt worden door het gevoerde beleid. Volgens de respondenten gaat er te veel geld naar het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers en asielzoekerscentra (COA). De algemene onvrede over de hoge kosten staat los van de aangehouden definitie van vluchtelingen. De aard van de onvrede is hier wel aan verbonden. De respondenten met een enkelvoudige definitie zijn van mening dat vluchtelingen over het algemeen niet opgevangen zouden moeten worden en dat er in principe geen geld zou moeten gaan naar het COA. De respondenten die een binaire definitie aanhouden en die van mening zijn dat vluchtelingen wel opgevangen moeten worden nuanceren deze uitspraak door te zeggen dat de opvang soberder zou moeten zijn. Er heerst algemene verontwaardiging over de hoeveelheid kosten die gemaakt worden. Daarnaast wordt aangegeven dat de kosten ook oplopen doordat vluchtelingen te makkelijk toeslagen, subsidies en uitkeringen aan kunnen vragen. In lijn met de uitspraak dat de vluchtelingen zelf niet verantwoordelijk zijn voor de crisis wordt het feit dat vluchtelingen gebruik maken van de toeslagen, subsidies en uitkeringen hen ook niet aangerekend. Er wordt zelfs gesteld door een respondent dat ze dat ook zou doen als ze zich in dezelfde situatie zou bevinden.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Het Europees Sociaal Fonds Investeert in jouw toekomst.. Mede mogelijk

''Het is goed voor gemeenten om zich te realiseren dat ze voor een enorme opgave staan.. Het is goed voor gemeenten om zich te realiseren dat ze voor een enorme

In Bamenga’s visie worden mensen niet meer van het kastje naar de muur gestuurd, maar gekoppeld aan één ambtenaar die alles weet wat vluchtelingen moeten weten.. Tsai kan zich

Laatst had ik een gezin die statushouders zijn en hier al een paar jaar wonen, maar er zijn zo veel dingen in dat gezin.. Dingen die te maken hebben met de school van hun

Door deze oorzaken schiet de begeleiding van vluchtelingen soms tekort en ontstaan er allerlei problemen.. Deze problemen worden vervolgens

Daarnaast heeft de gemeente de mogelijkheid om (2) Fouad bijzondere bijstand te verstrekken voor noodzakelijke kosten die voortvloeien uit bijzondere omstandigheden.. Dat betekent

Onderwijs voor vluchtelingen moet aan alle kwaliteitsvereisten van onderwijs voldoen en moet garant kunnen staan voor een warm.. welkom, een vlotte leerloopbaan en duurzaam

Subsidiaire bescherming is het statuut dat iemand krijgt die niet in aanmerking komt voor de vluchtelingenstatus, maar die niet kan terugkeren naar zijn land omdat hij of zij dan