• No results found

Hoe Goumènissa Grieks werd - De geschiedenis van een dorp in Macedonië in de twintigste eeuw

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Hoe Goumènissa Grieks werd - De geschiedenis van een dorp in Macedonië in de twintigste eeuw"

Copied!
95
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)
(2)
(3)

2

voor opa

Ik wil graag alle mensen die mij hebben geholpen bij de totstandkoming van dit onderzoek bedanken. Allereerst de geïnterviewden in Goumènissa, dorpshistoricus Chrístos Índos en de voorzitters van de lokale verenigingen Stèlios Tátsis en Drosyá Galoúpi. Myrtò Papadoyiòrgou wees mij tijdens mijn Erasmusperiode in Thessaloniki op het bestaan van Goumènissa en haar tante Òlga Yakovídou stelde haar huis in Goumènissa aan mij ter beschikking. Christína, María, Afrodíti en Yiòrgos vergezelden mij bij verschillende bezoeken aan het dorp, en Yiòrgos heeft op professionele wijze een aantal interviews vastegelegd op camera. Dr. Yiakovos D. Michailidis van de Aristoteleio universiteit van Thessaloniki gaf mij een aantal van zijn boeken met betrekking tot de Slavofonen. Daarnaast gaf hij enkele nuttige tips voor mijn onderzoek en wees mij op de digitale krantenarchieven. Katerína hielp mij met het doorspitten van de onoverzichtelijke archieven in Thessaloniki. Verder ben ik enorm veel dank verschuldigd aan vele Griekse vrienden die niet te beroerd waren om hun kostbare tijd te besteden aan het maken van de talloze ad verbum transcripten van de

interviews in het Grieks en hulp bij het lezen van krantenartikelen in katharèvousa-Grieks.1

Ten slotte was deze scriptie er nooit geweest zonder de prikkelende commentaren en handige tips van mijn begeleiders, Willem Melching en Jouke Turpijn.

Dat het Grieks met een ander alfabet wordt geschreven brengt in de transliteratie steevast onregelmatigheden met zich mee. Ik heb geprobeerd zo dicht mogelijk bij de uitspraak in het Grieks te blijven, dus een Nederlandse fonetische transliteratie, waarbij een accent aigu of grave de klemtoon aanduidt. Klinkers met een accent aigu (í, á, oú) zijn lang, klinkers met een accent graphe (è, ò) zijn kort. Bij het citeren van Griekstalige boeken heb ik de naam van de auteur zoals deze gewoonlijk in het Engels geschreven wordt gebruikt, terwijl ik de titel van het boek vertaald geef tussen blokhaken. Voor plaatsnamen heb ik voor zover mogelijk de naam gebruikt die in die tijd gangbaar was, dus Constantinopel tot en met de jaren 1930, daarna Istanbul. Met Macedonië bedoel ik het vaag omlijnde geografische gebied, terwijl met de Republiek Macedonië de staat ten noorden van Griekenland wordt aangeduid. West-, Centraal en Oost-Macedonië daarentegen slaan op de drie administratieve delen van Macedonië binnen de Griekse grenzen.

1

Katharèvousa [gezuiverd]-Grieks was een elitaire vorm van Grieks die was geconstrueerd om zoveel mogelijk terug te gaan op klassiek Koine Grieks. Was tot 1976 de officiële taal van de Griekse staat, maar werd

(4)

3

Inhoudsopgave

Voorwoord . . . 2

Inhoudsopgave . . . 3

Inleiding . . . 5

Hoofdstuk I: Proloog – Griekenland en de Balkan . . . . . 13

1.1Onafhankelijkheidsstrijd 14

1.2De ‘Megáli Idea’ 15

1.3Macedonië en de Macedonische Kwestie 17 1.4Wat is Macedonië? 17 1.5Wie zijn de Macedoniërs? 19 1.6De Macedonische Strijd 21

1.7De opkomst van Elefthèrios Venizèlos en de Balkanoorlogen 25 1.8De Eerste Wereldoorlog en het Nationale Schisma 27 Hoofdstuk II: Goumènissa in oorlogstijd (1900-1924) . . . . 30

2.1 Goumènissa onder de Ottomanen 30 2.2 Goumènissa en de (drie) Balkanoorlogen 33 2.3 Griekenland op de Parijse Vredesconferentie en de landing in Smyrna 36

2.4 Het Verdrag van Sèvres en ‘de Catastrofe’ 38 2.5 Het Verdrag van Lausanne 40 Hoofdstuk III: Een nieuw bestaan in Goumènissa (1924-1940) . . . 41

3.1 De Conventies van Lausanne en Neuilly 42

3.2 Bewegingen van en naar Goumènissa 47 3.3 Vestiging in Goumènissa – de eerste jaren 50 3.4 De hellenisering van Goumènissa 55 Hoofdstuk IV: De bergen in? Duitse bezetting en de twee burgeroorlogen (1940-1949) 60 4.1 Duitse bezetting 61

(5)

4

4.2 De bergen in? ‘To pròto andartikò’ 64

4.3 ‘To dèftero andartikò’ – de Griekse Burgeroorlog 68

Hoofdstuk V: Epiloog een Grieks Goumènissa (1950-heden) . . . 74

5.1 Polarisatie na de Burgeroorlog 74

5.2 Een Grieks Goumènissa 77

Conclusie . . . 81

Literatuurlijst . . . . 86

Bijlagen . . . 91

Bijlage I: Schema geïnterviewden 91

Bijlage II: kaart van Griekenland 92

Bijlage III: kaart van strijdtoneel in Turkije 1919-1922 93

(6)

5

Inleiding

“The introduction of the Western formula among these people has therefore resulted in massacre. […] Such massacres are only the extreme form of a national struggle between mutually indispensable neighbours, instigated by this fatal Western idea, and carried on unremittingly by the other deadly weapons of expropriation, eviction, hostile interference with education and worship and the use of the mother-tongue.”2

Arnold J. Toynbee

Een uur rijden ten noordwesten van Thessaloniki, vlakbij de Griekse grens met de Republiek

Macedonië, ligt Goumènissa.3 Een klein stadje van ongeveer 3000 inwoners dat als

marktplaats en administratieve zetel voor de omliggende dorpen fungeert. Een plaatsje, zo lijkt het, als alle andere in Griekenland. Er is een dorpsplein met een fontein en platanen die voor schaduw zorgen. Onder de platanen drinken backgammon spelende oude mannen langzaam hun koffie. Er is een gyrostent en uit de plaatselijke bar klinkt het onvermijdelijke kabaal van slechte Griekse popmuziek. Als je echter goed oplet, hoor je dat sommige van die oude mannen geen Grieks spreken, maar een taal die Slavisch klinkt. Wat is hier aan de hand, zijn zij niet Grieks? Op de kaart van het dorp zijn twee wijken te zien die veel strakker gepland zijn dan de rest van het dorp. Navraag leert dat er vier verschillende bevolkingsgroepen zijn in Goumènissa. Langzaam doemen de contouren op van een bewogen geschiedenis die teruggaat naar de introductie van het nationalisme.

Nationalisme als idee en politieke factor deed zijn intrede in postrevolutionair West-Europa in de vroege negentiende eeuw. Wat tijdens de Franse Revolutie begon als een emanciperende beweging die de macht bij het volk probeerde te leggen, was in de negentiende eeuw verworden tot een middel bij uitstek om de macht van de staat te

legitimeren.4 Het leidende principe bij staatsvorming was echter niet langer de macht van

een heerser, maar een ‘huis voor het volk’, de natiestaat. Een eigen natiestaat was de ultieme vorm van het zelfbeschikkingsrecht van een volk.

2

Arnold J. Toynbee, The Western Question in Greece and Turkey, A Study in the Contact of Civilisations (Londen 1922) 16-18. Met de Western formula doelde Toynbee op nationalisme.

3 De officiële naam van het land Macedonië is Voormalig Joegoslavische Republiek van Macedonië, maar voor het leesgemak wordt er in deze scriptie gesproken van de Republiek Macedonië. Zie hoofdstuk 1.4 voor de veelvoud aan definities van de term Macedonië.

(7)

6

Dat dit idee problemen op zou leveren daar waar verschillende volkeren of culturen door elkaar woonden, was nergens duidelijker dan bij de etnische en culturele lappendeken van de Balkan. Aan het begin van de negentiende eeuw was het leeuwendeel van de Balkan nog onderdeel van het multi-etnische Ottomaanse Rijk. Toen dat rijk aan macht begon in te boeten ontstonden er kleine natiestaten die hun ‘onbevrijde broeders’ probeerden te bevrijden van het ‘Turkse juk’. Dit expansionisme onder het mom van een historische of etnische claim op een gebied staat bekend als irredentisme. Probleem was echter dat er nauwelijks etnisch homogene gebieden waren aan te wijzen, waardoor de irredentistische claims van de jonge natiestaten voortdurend met elkaar overlapten.

Het meest gecompliceerde voorbeeld van deze conflicterende claims was de regio Macedonië, die aan het begin van de twintigste eeuw nog onderdeel uitmaakte van het inmiddels sterk verzwakte Ottomaanse Rijk. In de woorden van historicus Evangelos Kofos:

“it presented a microcosm of Balkan complexities.”5 Halverwege de negentiende eeuw was

bijna niemand begaan met dit gebied, maar rond de eeuwwisseling zou het de twistappel

worden van de nieuwe Griekse, Bulgaarse en Servische staten.6 De Macedonische Kwestie

zou in verschillende vormen gedurende de gehele twintigste eeuw oplaaien, en zelfs vandaag de dag vormt het nog aanleiding tot verhitte discussies tussen Griekenland en de Republiek Macedonië over wie het recht heeft de naam Macedonië te dragen.

In het midden van de regio Macedonië ligt Goumènissa, aan de voet van de Païkoberg. De vier eerder genoemde bevolkingsgroepen die het plaatsje rijk is zijn de dòpyi, de zigeuners, de Voulgaropròsfyges en de Pontiërs. De dòpyi zijn met, in mindere mate, de zigeuners de ‘oorspronkelijke’ bewoners van het dorp, terwijl de andere twee groepen

gezamenlijk vluchtelingen worden genoemd.7 De term dòpyos betekent zoveel als ‘local’ in

het Grieks.8 De dòpyi van Goumènissa spraken voordat het dorp binnen Griekenland viel

een Slavisch dialect. Dit dialect vertoont veel overeenkomsten met het Bulgaars, maar heeft

ook Turkse, Griekse en Servische invloeden.9 Om ze van Grieks sprekende groepen te

onderscheiden is er in een eeuw tijd een heel palet aan termen bedacht die vaak etnische connotaties hebben. De meest neutrale term, die ik in deze tekst zonder etnische of

5

Evangelos Kofos, ‘National heritage and national identity in nineteenth and twentieth-century Macedonia’, in: Martin Blinkhorn en Thanos Veremis ed., Modern Greece, Nationalism and Nationality (Londen 1990) 103-141, aldaar 104.

6

Mark Mazower, De Balkan, een geschiedenis (Amsterdam 2002) 135.

7 De zigeuners hebben zich waarschijnlijk in de 18e eeuw in Goumènissa gevestigd.

8 Dòpyos = ντόπιος, εντόπιος afkomstig van de topos, de plek. Een andere term die vroeger meer gebruikt werd is gigennís, γηγενής, iemand die geboren is op de grond die hij bewoont.

9 Spyros Altikis, Η Γουμένισσα η Παϊκική – ματιές με αγάπη στην ιστορία της [Païkaans Goumenissa – liefdevolle blikken op haar geschiedenis] (Thessaloniki 2002) 21.

(8)

7

nationale connotaties zal gebruiken, is Slavofonen; zij die Slavisch spreken.10 Nadat in 1912

Goumènissa onder Griekenland was komen te vallen, moesten de Slavofonen het als vreemd element in de Griekse natiestaat ontgelden. Een decennium later zou met de komst van vluchtelingen de samenstelling van Goumènissa definitief veranderen. Deze vluchtelingen arriveerden in Griekenland met de grote bevolkingsruilen op de Balkan die de etnische homogenisering moesten bevorderen.

De Voulgaropròsfyges waren vluchtelingen, zoals de term al aangeeft, uit Bulgarije.11

Zij vestigden zich in Goumènissa na de ‘vrijwillige’ bevolkingsruil tussen Bulgarije en Griekenland in 1924. Ten oosten van de dorpskern ligt hun wijk, die een duidelijk herkenbaar rechthoekig patroon heeft. Deze Grieks sprekende gemeenschap kwam uit Áno Vodená, het tegenwoordige Gorni Voden, nabij Plovdiv in het zuiden van Bulgarije. Ze worden ook wel Oost-Roumelioten genoemd, naar de staat Oost-Roemelië die daar korte tijd bestond voordat het zich bij Bulgarije voegde in 1885 (officieel pas in 1908). Net na hun komst werden ze officieel Noord-Thraciërs genoemd. Dit was een teken dat Griekenland destijds nog irredentistische claims op dat gebied legde, (West-)Thracië lag immers in Griekenland.

De Pontiërs dankten hun naam aan de Pontus regio in het noordoosten van het huidige Turkije. Zij waren de vervolgingen door de Turken op de orthodoxe bevolking tijdens en na de Eerste Wereldoorlog ontvlucht en werden onder de gedwongen bevolkingsruil tussen Griekenland en Turkije in 1923 in Goumènissa gevestigd. Ze spraken een Grieks dialect wat dicht bij het oud-Grieks staat en voor andere Grieken niet te verstaan is. Omdat ze ook Turks spraken werden ze denigrerend Turkofonen genoemd, of Kaukasiërs vanwege de ligging van de Pontus naast de Kaukasus. De meesten van hen werden gevestigd in een kleine nieuwe wijk ten westen van de dorpskern van Goumènissa.

De vluchtelingen (pròsfyges) hadden, omdat ze Grieks spraken, huis en haard in Turkije en Bulgarije moeten verlaten om een nieuw bestaan in een vreemde omgeving op te bouwen. De Slavofone dòpyi aan de andere kant waren nog maar net onder de Griekse staat komen te vallen en moesten hun ‘Grieksheid’ nog bewijzen. Zo bevonden zich plots drie groepen in Goumènissa die alledrie een andere betekenis gaven aan hun ‘Grieksheid’. De dòpyi moesten daarbij ineens hun dorp en landbouwgrond delen met de nieuwkomers.

10

Andere termen zijn onder meer Macedoniër, Slavomacedoniër, etnische Macedoniër, Bulgaar, Bulgaarsgezinde, Bulgaarssprekende.

(9)

8

Nieuwkomers die bovendien aan hun loyaliteit aan de Griekse staat twijfelden en hen niet als volwaardige Grieken zagen. Wie was er nou eigenlijk het ‘Griekst’?

De onderlinge relaties tussen deze groepen vormen de aanleiding voor dit onderzoek. De zigeuners van Goumènissa, in heel Griekenland bekend om hun muziek, zijn in dit onderzoek buiten beschouwing gelaten. De relaties tussen de zigeuners en de overige bevolking vormen een ander, niet minder belangrijk onderwerp dat echter buiten de schaal van dit onderzoek valt. Ik heb voor een plaats in centraal Macedonië, zoals de regio in Griekenland genoemd wordt, gekozen omdat in de historiografie de aandacht voornamelijk uitgaat naar dorpen en plaatsen in het westen van Grieks Macedonië. In die regio zijn/waren de Slavofonen het talrijkst, zelfs ver na de Tweede Wereldoorlog bleek daar nog

een duidelijke scheiding te bestaan tussen de dòpyi en pròsfyges.12 In Goumènissa leek die

scheiding na de Tweede Wereldoorlog juist veel minder scherp te zijn geworden. Wat verklaart dat in de tweede helft van de twintigste eeuw de banden en relaties tussen de verschillende groepen beduidend waren verbeterd, terwijl dat in West-Macedonië veel minder het geval was?

Het antwoord op die vraag moet voornamelijk gezocht worden in de gezamenlijke ervaringen van de Duitse bezetting en de daaropvolgende burgeroorlog. De kant die men in die periode koos of werd gedwongen te kiezen zou de onderlinge banden meer gaan bepalen dan de afkomst uit een van de groepen. Goumènissa vormt een mooi voorbeeld van hoe onder de extreme omstandigheden van oorlogen een redelijk uniforme Griekse nationale identiteit werd gecreëerd in een gebied waar het nationaal bewustzijn halverwege de negentiende eeuw nog grotendeels afwezig was. Die ‘natievorming’ begon al rond de eeuwwisseling, toen Goumènissa aan de frontlinie lag van het Griekse irredentisme. Grote nationale historische gebeurtenissen als de Macedonische Strijd, de Balkanoorlogen, de beide Wereldoorlogen, het Nationale Schisma en de Burgeroorlog trokken allemaal hun sporen door Goumènissa.

Deze grote thema’s van de moderne Griekse geschiedenis zijn in Nederland grotendeels onbekend. In die zin is Goumènissa een goede gids om kennis te maken met deze veelbewogen geschiedenis en wat deze grote gebeurtenissen betekenden voor ‘gewone’ mensen, die vaak niets anders hadden gedaan dan op het verkeerde tijdstip op de verkeerde plek te zijn. De gebeurtenissen uit de eerste helft van de twintigste eeuw zijn zeer

12

Zie bijvoorbeeld: Riki van Boeschoten, ‘When Difference Matters: Sociopolitical Dimensions of Ethnicity in the District of Florina’, in: Jane K. Cowan ed., Macedonia, The Politics of Identity and Difference (Londen 2000) 28-46, aldaar 39.

(10)

9

bepalend geweest voor hoe de Griekse maatschappij er na de oorlog uit kwam te zien en kunnen een verklaring geven voor de gevoeligheid van veel Grieken voor iets eenvoudigs als een buurland dat zich een naam toe-eigent die de Grieken als puur Grieks zien.

Door deze thema’s en grote gebeurtenissen op lokaal niveau te bekijken, wordt ineens duidelijk dat toevalligheden en druk veel meer een rol spelen in de loyaliteiten, keuzes en identiteit van de bevolking dan abstracte ideeën als ideologie of etniciteit. Historicus Basil C. Gounaris is een van de weinigen die dat in deze regio opmerkt: “personal antipathies of varying degrees, individual peculiarities and everyday incidents, sometimes details of an extremely private nature, are to be taken into account, as far as national orientation is concerned, because they defined preferences more frequently than modern

historians could assume.”13

Wat de regio Macedonië zo interessant maakt met betrekking tot nationalisme is dat er nauwelijks een duidelijke nationale oriëntatie of nationaal bewustzijn onder de bevolking was toen het gebied zich plotseling in het centrum van de irredentistische strijd van de jonge Balkanstaten bevond. Hierdoor kon het gebeuren dat uit dezelfde familie mensen verschillende nationaliteiten ‘kozen’, en dat zelfs mensen die eerst voor het ene kamp gekozen hadden nog van ‘nationaliteit’ wisselden. Nationaliteit of nationaal bewustzijn is dan ook geen genetisch gegeven, maar een aangeleerde of aangenomen set normen en waarden. Een natie is een ‘imagined community’ in de woorden van de politicoloog Benedict Anderson. Gezamenlijke ervaringen met deze ingebeelde groep zoals oorlogen versterken het gevoel tot die groep te behoren.

Voor mijn onderzoek naar de lokale geschiedenis heb ik mij, naast enkele publicaties van dorpshistorici, vooral gebaseerd op de interviews die ik tijdens bezoeken over een periode van twee jaar gehouden heb met de oudste bewoners van het dorp. In deze gesprekken heb ik hen gevraagd naar hoe zij de eerste jaren na de vestiging van de vluchtelingen ervoeren, hoe de onderlinge relaties in die eerste periode waren en wat hun ouders hen verteld hadden. De meesten hadden slechts een enkele vraag nodig om van wal te steken, waarbij ik alleen onderbrak om duidelijkheid te krijgen over data en details. Interessant bij deze gesprekken is dat de geïnterviewden hun eigen verhalen niet zo zeer als geschiedenis beschouwden, maar als iets alledaags. Hun verhaal stond voor hen los van de geschiedenis zoals die op school geleerd werd, dat voor hen iets onveranderlijks en heiligs

13 Basil C. Gounaris, ‘Social cleavages and national “awakening” in Ottoman Macedonia’, in: East European Quarterly, 29 (1995), 409-426, aldaar 416.

(11)

10

heeft. Andere onderzoekers zijn hier ook tegenaan gelopen.14 Van grote waarde waren

verder de gesprekken met het inmiddels gepensioneerde schoolhoofd, Chrístos Índos. Als dorpshistoricus heeft hij een uitgebreide kennis van de lokale geschiedenis, die hij graag met mij deelde.

Archiefonderzoek bleek een stuk moeilijker. Allereerst ontbreken gewoonweg heel veel archieven, sommige hebben de vele oorlogen in het gebied niet overleefd en andere zijn simpelweg kwijtgeraakt. Daar komt bij dat van de enkele algemene archieven voor de regio die er zijn een goede indexatie ontbreekt en digitalisering nog op zich laat wachten, wat het zoeken bijkans onmogelijk maakt. Van slechts één regionale krant, van duidelijk liberale signatuur, is het archief (digitaal) bewaard gebleven en goed te doorzoeken. Voor de algemene Griekse en regionale geschiedenis heb ik mij gebaseerd op de uitgebreide bestaande historiografie in het Engels en Grieks.

Het grootste gevaar bij deze historiografie, zeker met betrekking tot de Macedonische Kwestie, is de chauvinistische partijdigheid van vele historici. Zoals verschillende onderzoekers opmerken, werd en wordt geschiedschrijving veelvuldig misbruikt om het officiële nationale discours te ondersteunen, waarbij “propaganda algauw

tot wetenschap verheven wordt.”15 Geschiedschrijving speelt een belangrijke rol bij het

creëren en ondersteunen van een nationaal besef, door een diachroon element toe te

voegen aan het nationale saamhorigheidsgevoel.16 De ingewikkelde lappendeken en

ambivalente ‘etniciteit’ tot ver in de twintigste eeuw van de bevolking van Macedonië zorgen voor anachronismen in de historiografie als “the injection of national content” ver

voordat nationalisme zijn intrede gedaan had in het dagelijks beleving van die bevolking.17

De werken van een aantal vooraanstaande Griekse historici vormen een redelijke uitzondering op de meerderheid van chauvinistische geschiedschrijving, hoewel men daar ook waakzaam moet blijven voor ingeroeste termen en opvattingen in hun discours. Reden voor hun relatieve onpartijdigheid is allicht het feit dat het noorden van Griekenland na de jaren 1940 stabiele en redelijk veilige grenzen had, en ze zich dus minder gedwongen zagen

om etnische claims te verdedigen.18 Voor de bevolkingsruilen en dan met name de vestiging

14 Anastasia N. Karakasidou, Fields of Wheat, Hills of Blood – Passages to Nationhood in Greek Macedonia 1870-1990 (Chicago 1997) 231-232.

15

Evangelos Kofos, Nationalism and Communism in Macedonia (Thessaloniki 1964) 1. 16 Leerssen, Nationaal denken, 80.

17 Paschalis Kitromilides, ‘Imagined Communities and the Origins of the National Question in the Balkans’, in: M. Blinkhorn en T. Veremis ed., Modern Greece: Natiolism and Nationality (Athene 1989) 23-65, aldaar 52. 18 Iakovos D. Michailides, ‘On the Other Side of the River: The Defeated Slavophones and Greek History’, in: Jane K. Cowan ed., Macedonia – The Politics of Identity and Difference (Londen 2000) 68-84, aldaar 71.

(12)

11

van de vluchtelingen in Griekenland is het werk van Elisabeth Karakasidou vooruitstrevend

in nauwkeurigheid en onpartijdigheid.19 Vier decennia eerder zat Dimitri Pentzopoulos met

zijn nuttige studie nog duidelijk gevangen in de loopgraven van het anti-Marxisme.20 De

sterke verdeling in de Griekse maatschappij tussen links en rechts maakt dat bij de nationale geschiedschrijving goed opgelet moet worden tot welk kamp een historicus behoort. Apologetische argumenten zijn eerder regelmaat dan uitzondering daar waar het de strijd tussen communisten en patriotten, of voor de Tweede Wereldoorlog Venizelisten en anti-Venizelisten aangaat.

Voordat Goumènissa aan bod komt, zal ik in het eerste hoofdstuk van deze scriptie een kort overzicht van de Griekse geschiedenis geven tot en met de Eerste Wereldoorlog. Tevens waag ik een poging de complexiteit en vele facetten van de Macedonische Kwestie toe te lichten, want enig begrip van de gevoeligheden en verschillende belangen die bij deze regio speelden is vereist voor het duiden van de gebeurtenissen in Goumènissa en het noorden van Griekenland in de eerste helft van de twintigste eeuw. In het tweede hoofdstuk komt voor het eerst Goumènissa aan bod. Na een korte voorgeschiedenis zal worden stilgestaan bij de Macedonische Strijd en de Balkanoorlogen in het dorp, waarbij blijkt dat zelfs toen nog van ‘nationaliteit’ gewisseld kon worden. Vervolgens komt in hetzelfde hoofdstuk naar voren hoe Griekenland, op instigatie van de Britten, het gebied rond Smyrna binnenviel. Deze inval in wat nu Turkije is zou leiden tot een verpletterende nederlaag van de Grieken, een gebeurtenis die nog steeds simpelweg de Catastrofe genoemd wordt in Griekenland.

Eén van de meest verstrekkende gevolgen van deze ‘catastrofe’ voor Griekenland was de gedwongen bevolkingsruil tussen Turkije en Griekenland. In hoofdstuk III zal eerst worden ingegaan op de totstandkoming en uitvoering van deze bevolkingsruil (en die tussen Griekenland en Bulgarije) en de gevolgen voor de Griekse staat. Daarna zal de focus liggen op het interbellum in Goumènissa, de vestiging van de vluchtelingen en hun verhoudingen met de dòpyi, alsmede de houding van de staat tegenover de Slavofone dòpyi. Waar in het interbellum de groepen redelijk gescheiden bleven, zou dat na de Tweede Wereldoorlog en de burgeroorlog veranderen. Tijdens de Tweede Wereldoorlog was er onder de verscheidene verzetsgroepen al sprake van een oorlog in de oorlog. Deze onderlinge strijd zou kort na de bevrijding overgaan in een burgeroorlog die Griekenland verdeelde in

19

Elisabeth Kontogiorgi, Population Exchange in Greek Macedonia – the Rural Settlement of Refugees

1922-1930 (Oxford 2006).

(13)

12

“patriotten en communisten”, in links en rechts. Dit nieuwe decennium van oorlog, door sommigen in Goumènissa de ‘twee burgeroorlogen’ genoemd, zal worden behandeld in het vierde hoofdstuk. De nieuw ontstane scheiding tussen links en rechts in de Griekse samenleving bleek in Goumènissa uiteindelijk sterker te zijn dan de scheiding tussen de dòpyi en de vluchtelingen. In de epiloog zal de naoorlogse periode in vogelvlucht voorbijkomen om aan te komen bij het Goumènissa van nu, een plaatsje op het eerste gezicht zoals alle andere in Griekenland.

(14)

13

Hoofdstuk I

Proloog – Griekenland en de Balkan

Το Βασίλειον της Ελλάδος δεν είναι η Ελλάς.

Αποτελεί ένα μέρος μόνο, το πιο μικρό και το πιο φτωχό.21

Joánnis Kolèttis in 1844

De staat Griekenland is historisch gezien nog jong. Haar huidige grenzen zijn nog jonger, want het Griekenland van net na haar onafhankelijkheidsstrijd was maar een fractie van de huidige staat. In de honderd jaar die volgden voegde Griekenland na verschillende oorlogen telkens nieuwe gebieden aan zijn territorium toe. Deze gebieden werden meestal op het afbrokkelende Ottomaanse Rijk veroverd. In deze periode hebben de Grieken wel militaire nederlagen geleden, maar dit leidde nooit tot het moeten opgeven van de nieuwe aanwinsten of ander territoriaal verlies. Dit sterkte de Grieken in hun idee dat de nieuwe

21

“Het Koninkrijk Griekenland is niet [het hele] Griekenland. Het vormt slechts een deel [daarvan], het kleinste en het armste.” Toespraak van de Griekse minister-president voor de Constitutionele Vergadering, Πρακτικά

της Α’ εν Αθήναις Εθνική Συνελεύσεως [Handelingen van de 1e Nationale Vergadering te Athene].

Kaart gebaseerd op Clogg, A concise history of modern Greece, 42. Origineel bestand: http://en.wikipedia.o rg/wiki/File:Greekhist ory.GIF

(15)

14

Griekse nationale staat iets onvermijdelijks was. Sterker nog, er ontstond een geloof, bekend als de Megáli Idèa, dat alle gebieden die een Griekse geschiedenis hadden en waar

Grieken woonden ooit binnen de grenzen van die Griekse staat zouden gaan vallen.22

1.1 Onafhankelijkheidsstrijd

Aan het begin van de 19e eeuw was de macht van het Ottomaanse Rijk tanende. Lokale

leiders waren in staat om zich meer macht toe te eigenen. De opkomst van Ali Pasja, gebaseerd in Ioannina, is hiervan misschien wel het beste voorbeeld. Deze in Albanië geboren moslim had zich na een bandietenbestaan opgewerkt in het Ottomaanse leger. Als Pasja had hij zichzelf een bijna autonoom rijk vergaard binnen het Ottomaanse Rijk. Aan zijn hof werd zelfs alleen Grieks gesproken. Hij zag in de Griekse nationalisten weliswaar concurrenten voor zijn macht, maar zijn hevige verzet tegen de Porte gaf de Griekse

opstand op de Peleponnesos in het begin precies de bliksemafleider die het nodig had.23 In

1821 verklaarden de Griekse nationalisten op de Peleponnesos namelijk de oorlog aan de Ottomanen. Na een succesvol begin waarin de Peleponnesos en het gebied ten noorden van de Golf van Korinthe onder controle van de opstandelingen kwamen, brak al snel onderlinge strijd uit. De sultan riep na meerdere mislukte pogingen de opstand neer te slaan in 1825 de hulp in van een trouwere Pasha, die van Mohammed Ali in Egypte. Die slaagden er bijna in de opstandelingen definitief te verslaan, maar de Ottomanen hadden zich verkeken op het

belang van de grote mogendheden bij een Griekse staat.24

Rusland zag in de Balkan met zijn orthodox-christelijke bevolking de ideale mogelijkheid om zijn invloedssfeer uit te breiden en om eindelijk vrije doorgang naar de Middellandse Zee te verwerven, ten koste van het Ottomaanse Rijk. Dit scenario beviel de Fransen en Britten niet, die vreesden voor een te grote Russische invloed. Frankrijk wilde haar militaire en economische invloed in het Ottomaanse Rijk niet kwijtraken en Groot-Brittanië voelde dat haar hegemonie over de Middellandse Zee werd bedreigd. In eerste instantie steunden de Fransen en de Britten dan ook de soevereiniteit van het Ottomaanse Rijk, maar toen Rusland ongeremder in zijn ambities werd, zochten ze de oplossing in een gezamenlijk optreden om zo te voorkomen dat alleen de Russen invloed zouden krijgen in de nieuwe Griekse staat.

22 Μεγάλη Ιδέα = Grote Idee 23

De ‘Porte’ duidt op het centrum van de Ottomaanse macht. De naam komt van de poort naar het paleis van de sultan in Constantinopel/İstanbul.

(16)

15

Zo maakte een gezamenlijke Britse, Franse en Russische vloot korte metten met de Ottomaanse/Egyptische vloot in de slag bij Navarino in 1827. Dit bleek de beslissende klap te zijn om het Ottomaanse militaire overwicht te breken. Vijf jaar later zou de nieuwe Griekse staat officieel vorm krijgen en erkend worden. Op de Conferentie van Londen (1832) werd, zonder Griekse aanwezigheid (!), door Groot-Brittanië, Frankrijk en Rusland besloten dat de nieuwe staat een monarchie zou worden en geen republiek. Het zou zeker niet de laatste keer zijn dat de grote mogendheden, ten voor- of ten nadele, zouden ingrijpen in de gang van zaken in de jonge Griekse staat om hun eigen belangen veilig te stellen.

De geestelijke aanjagers achter de opstand waren bijna allemaal Griekse intellectuelen die in het Westen gestudeerd hadden en daar de idealen van de Franse Revolutie en de Renaissance hadden meegekregen. Zij waren zich bewust geworden van de enorme bewondering in het Westen voor hun klassieke Griekse voorouders. Ze speelden in op die bewondering om steun te krijgen van de westerse mogendheden. De keuze voor Athene als hoofdstad, in 1830 niet meer dan een dorpje, maar ooit het centrum van de klassieke bloeiperiode, gaf aan dat de nieuwe staat zich op de Oudheid richtte voor haar legitimatie. Het Byzantijnse en Orthodox-christelijke verleden werden als achterhaald gezien. Tegelijkertijd voelden de lokale krijgsheren, die verantwoordelijk waren voor het militair slagen van de opstand, zich achtergesteld in de nieuwe staatsindeling. Zij hadden zich een grotere invloed voorgesteld, maar zeker na de komst van koning Otto met zijn Beierse gevolg, bleef er voor hen weinig over. Er ontstond een zeker spanning tussen de ‘autochtonen’, zij die uit het kerngebied van de revolutie kwamen, en de ‘heterochtonen’,

zij die pas na de onafhankelijkheid naar de nieuwe staat waren gekomen.25 De

‘heterochtonen’ hadden vaak een opleiding in het Westen genoten, waardoor zij sneller in aanmerking kwamen voor een functie in het nieuwe staatsapparaat. Een van deze heterochtonen, een uit Epirus afkomstige dokter, zou de fundamenten leggen voor een ideologie die de Griekse politiek tot 1922 zou bepalen.

1.2 De ‘Megáli Idea’

In 1844 sprak de latere minister-president Ioánnis Kolèttis tot de Constitutionele Vergadering. De kern van zijn betoog was dat niet alleen de mensen die binnen de grenzen van het kleine koninkrijk vielen Grieken waren, maar eenieder die in een gebied met Griekse

25

De autochtonen zagen zichzelf als volwaardigere Grieken omdat zij de ‘echte’ strijders waren uit de Onafhankelijkheidsstrijd, de heterochtonen zagen zichzelf als volwaardigere Grieken vanwege hun betere opleiding en kennis van de Oudheid.

(17)

16

geschiedenis woonde en/of de Griekse taal sprak.26 De ‘Megáli Idèa’, de Grote Idee was

geboren. De komende tachtig jaar werd dit de term waar alle irredentistische en expansionistische ambities van de kleine staat aan werden opgehangen. Deze idee voorzag in een Groot-Griekenland dat alle gebieden waar Grieken woonden en die een Griekse geschiedenis hadden zou omvatten. Hiermee was onlosmakelijk het geloof in de onvermijdelijke ondergang van het Ottomaanse Rijk verbonden. De grote hoofdprijs van deze droom was dan ook Constantinopel, door de Grieken simpelweg Pòlis, de Stad, genoemd. De Megáli Idèa had vele vormen, sommigen voorzagen zelfs een herstel van het

oude Byzantijnse Rijk in haar glorietijd.27 Dit betekende een verandering, tenminste binnen

de nationale politiek, in de houding ten opzichte van het Byzantijnse Rijk. Het werd niet langer als achterhaald en verwerpelijk werd gezien, maar als een glorieuze voortzetting van de Griekse geschiedenis die in ere moest worden hersteld.

De eerste uitbreiding van de grenzen van de Griekse staat was nog ten koste van de Britten. In 1864 droegen zij de Ionische eilanden over als een soort geschenk voor de

nieuwe koning Yiòrgos.28 Daarna werden steeds delen van het afbrokkelende Ottomaanse

Rijk aan de Griekse staat toegevoegd. In 1881 werd Thessalië ingelijfd zonder dat de Grieken

daar een schot voor hadden hoeven te lossen.29 Halverwege de jaren 1890 kwamen de

Kretenzers voor de zoveelste keer in opstand. Dit keer kon men vanuit Athene niet langer roerloos toekijken en in 1897 verklaarde Griekenland de oorlog aan het Ottomaanse Rijk. Het avontuur liep echter uit op een vernedering. Toch kreeg Kreta een status als autonome staat onder de zoon van de Griekse koning. Pas in 1913, na de Balkanoorlogen, zou Kreta officieel bij de Griekse staat gevoegd worden, maar zelfs een duidelijke militaire nederlaag leidde dus niet tot gebiedsverlies. Sterker nog, het doel werd door inmenging van de grote mogendheden in zekere zin toch bereikt. Deze territoriale aanwinsten sterkten de Grieken steeds meer in hun geloof in de onvermijdelijke uitbreiding van de Griekse staat.

26 Πρακτικά της Α’ εν Αθήναις Εθνική Συνελεύσεως [Handelingen van de 1e Nationale Vergadering te Athene]

190-198. Te raadplegen op http://www.hellenicparliament.gr/onlinePublishing/PRA/index.htm, laatst geraadpleegd 20-06-2014.

27 Vergelijk dit met Mussolini’s droom van een hersteld Romeins Rijk. 28

Koning Otto was na toenemend verzet tegen zijn autocratische manier van regeren afgezet. Daarvoor in de plaats werd Prins Wilhelm van Sleeswijk-Holstein-Sonderburg-Glücksburg na instemming van de grote mogendheden tot George I, Koning der Hellenen gekroond. Deze titel is tekenend voor de nieuwe weg die Griekenland in was geslagen, de vorige Koning, Otto, had immers Koning van Griekenland als titel.

29 Thessalië werd aan Griekenland overgedragen als onderdeel van het Verdrag van Berlijn (1878), een verdrag dat de vrede en de machtsbalans moest herstellen op de Balkan na de Russisch-Turkse Oorlog van 1877-78.

(18)

17 1.3 Macedonië en de Macedonische Kwestie

Het grootste deel van de negentiende eeuw had de jonge staat voornamelijk te maken met het Ottomaanse Rijk als tegenstander en met de inmenging van de grote mogendheden in deze strijd. De gebieden waar om gevochten werd hadden een overwegend Grieks karakter. Na de inlijving van Thessalië richtte de Megáli Idèa zich echter op Macedonië. Hier was Griekenland niet langer de enige jonge staat die beweerde aanspraak te kunnen maken op dit volgende deel van de Ottomaanse ‘taart’. Andere jonge staten op de Balkan als Servië en Bulgarije legden ook claims op dit vaag omlijnde gebied, met de havenstad Thessaloniki als hoofdprijs.

Macedonië is misschien wel een van de beste voorbeelden van de complexiteit van nationalisme en de verscheidenheid aan problemen die het teweeg kan brengen. De term betekent voor verschillende groepen totaal andere dingen en weet nog steeds mensen tegen elkaar in het harnas te jagen, alleen al om het gebruik van de naam. Tot halverwege de negentiende eeuw vermoedde niemand echter nog dat het gebied een twistappel zou worden die de gemoederen al meer dan een eeuw in meer of mindere mate bezighoudt. Om de van alle kanten hoogoplopende emoties te begrijpen, zal eerst kort uitgelegd moeten worden wat met de term Macedonië bedoeld wordt, of beter, wat er allemaal mee bedoeld kan worden.

1.4 Wat is Macedonië?

Het probleem van de definitie van Macedonië begint al bij de vraag welk gebied het betreft. In de loop van bijna drieduizend jaar heeft het gebied dat aangeduid werd met Macedonië steeds verschuivende grenzen gehad. De naam vindt zijn oorsprong in het Koninkrijk Macedon, dat vanaf de vijfde eeuw v.Chr. een rol van betekenis ging spelen in de Griekse wereld van de Oudheid. Het koninkrijk zelf besloeg tijdens de hoogtijdagen onder koning Philippus II (359-336 v.Chr.) een gebied dat grotendeels valt binnen de huidige Griekse provincies West- en Centraal-Macedonië. Zijn zoon Alexander de Grote veroverde in korte tijd een enorm wereldrijk, dat even snel weer in stukken uiteen viel. Twee eeuwen later werd de laatste opvolger van Alexander de Grote verslagen door de Romeinen. Wat overbleef was een Romeinse provincie met de naam Macedonië die een veel groter gebied omvatte dan het veroverde koninkrijk. In de eeuwen die volgden werd de provincie vergroot, om later weer opgedeeld te worden.

Vanaf de vierde eeuw na Chr. ging de naam naar het diocees Macedonië, dat een nog groter gebied omvatte, met Thessaloniki als hoofdstad. Dit gebied zou overgaan naar

(19)

18

het Byzantijnse Rijk. Enkele eeuwen later duikt de naam Macedonië in een onverwachte hoek op in het Byzantijnse Rijk. De naam werd gegeven aan een thema, een administratieve eenheid, maar het gebied dat onder de naam viel lag in Thracië, dicht bij Constantinopel zelf, en had dus geografisch niets met zijn voorgangers te maken. Ergens in de elfde eeuw n.Chr. werd dit gebied weer samengevoegd met Thracië en daarmee verdween de term voorlopig als naam van een administratieve eenheid.

De Ottomanen vielen het gebied rond Thessaloniki binnen in de veertiende eeuw. Zij gebruikten de term Macedonië niet. Het gebied lag ongeveer binnen de grenzen van de vilajets Monastir, Skopje en Thessaloniki. De term dook in de regio pas weer op in de negentiende eeuw, meegebracht door klassiek geschoolde westerse reizigers en diplomaten. In diezelfde periode begon het gebied een twistappel te worden tussen de

(20)

19

nieuw ontstane natiestaten in de regio.30 Op dat moment ontstond er een heel scala aan

geografische definities voor Macedonië, afhankelijk van de politieke agenda van de schrijver of cartograaf. De Macedonische Kwestie was geboren.

Tegenwoordig kunnen drie dingen met de term Macedonië bedoeld worden. De bekendste daarvan is de Republiek Macedonië die bij het uiteenvallen van Joegoslavië

ontstond.31 Daarnaast is er een gebied in Noord-Griekenland met de naam Macedonië, dat

grotendeels samenvalt met de grenzen van het oude koninkrijk Macedon, en onderverdeeld is in drie bestuurlijke periferieën. Naast deze twee politieke of administratieve eenheden wordt er ook nog gesproken van ‘geografisch Macedonië’. Hiermee wordt een gebied bedoeld dat over zes staten is verdeeld. Naast kleine gebieden in Albanië, Servië en Kosovo valt geografisch Macedonië binnen de grenzen van Bulgarije, Griekenland en de Republiek Macedonië. Om de verwarring nog groter te maken zijn voor die drie delen weer namen verzonnen om ze politiek neutraler te maken. Het Griekse deel staat bekend als Egeïsch Macedonië, het Bulgaarse deel als Pirin-Macedonië en de Republiek Macedonië als Vardar-Macedonië.

1.5 Wie zijn de Macedoniërs?

Minstens zo ambivalent als het antwoord op de vraag waar Macedonië ligt, is het antwoord op de vraag wie de Macedoniërs zijn. De Balkan, en in het bijzonder Macedonië, ligt op een kruispunt van belangrijke handels- en migratieroutes. Oost-west is er de verbinding tussen de Adriatische Zee en Constantinopel, in de Romeinse tijd bekend als de Via Egnatia. Noord-zuid loopt de enige relatief begaanbare route van Centraal Europa naar de Egeïsche Zee door de vallei van de Axiosrivier (tegenwoordig bekend als de Vardar) die uitmondt nabij Thessaloniki. Het is dan ook niet vreemd dat hier door de eeuwen heen steeds weer nieuwe volkeren zich gevestigd hebben, hetzij door verovering, hetzij door te mengen met de plaatselijke bevolking.

In de Oudheid waren er verschillende stammen in het gebied gevestigd. Van die stammen breidden de Macedoniërs langzaamaan hun macht uit, tot zij het hele gebied veroverd hadden. De beroemdste van de Macedoniërs uit de Oudheid is uiteraard Alexander de Grote, die met zijn veldtochten in korte tijd een enorm rijk veroverde. Door de klassieke Grieken werden de Macedoniërs als half-barbaars gezien, maar de Macedoniërs zelf rekenden zich tot de Grieken.

30 De natiestaten zijn Griekenland, Servië en Bulgarije.

(21)

20

In de zesde eeuw na Chr. migreerden de eerste Slaven naar het gebied, gevolgd door Bulgaren in de zevende eeuw. De Slaven en Bulgaren slaagden erin zich permanent te vestigen in de regio, hoewel de kustgebieden onder Byzantijnse invloed bleven. Onder leiding van de Bulgaren stichtten ze gezamenlijk het Bulgaarse Rijk dat de eeuwen die volgden zou strijden om invloed met het Byzantijnse Rijk. De Bulgaren zouden geleidelijk de taal en cultuur van de Slaven overnemen. Aan het begin van de twintigste eeuw vormden de

Slaven nog steeds de meerderheid in de rurale gebieden.32

Al voor de val van Constantinopel in 1453 werd het gebied veroverd door de Ottomanen. De Ottomanen koloniseerden het nieuw veroverde gebied met Turken, om zo nog een groep aan de al complexe mix toe te voegen. De Ottomanen maakten in de periode van hun grootste expansies meer gebruik van gedwongen of aangemoedigde bevolkingshervestiging. Zo werden de Sefardische Joden ten tijde van de Inquisitie in Spanje ontvangen in het Ottomaanse Rijk en aangemoedigd zich te vestigen in de steden van het rijk. Thessaloniki werd zo een grotendeels Joodse stad, een karakter dat de stad pas definitief kwijt zou raken na de Holocaust in de Tweede Wereldoorlog.

Naast Grieken, Slaven, Turken en Joden woonden er nog meer bevolkingsgroepen in Macedonië. Aan het eind van de Ottomaanse overheersing waren de belangrijkste van die andere groepen de Vlachen en de Albaniërs. De Vlachen waren voornamelijk schaapsherders die een dialect spraken verwant aan het Roemeens en dat, net als het Roemeens, een afstammeling is van het Latijn. De Albaniërs vormden vooral in het westen van Vardar-Macedonië een grote minderheid. In de Republiek Macedonië vormen ze met zeker een kwart van de bevolking nog steeds de grootste etnische minderheid die tot op de

dag van vandaag op gespannen voet leeft met Slavische meerderheid.33

Bij de groepen hierboven is het van belang te benadrukken dat men nauwelijks van etnische groepen kan spreken, behalve allicht in het geval van de Vlachen. Veel meer gaven de term Griek of Bulgaar bijvoorbeeld de sociale status van een persoon aan, waarbij ‘Griek’ synoniem was voor handelaar en ‘Bulgaar’ een boer of landarbeider betekende. Sterker nog, meertaligheid was wijdverspreid en men gebruikte verschillende talen om tussen

32 De Slaven in (Grieks) Macedonië worden door de Grieken meestal Slavofonen genoemd, zij die Slavisch spreken. Dit is waarschijnlijk een betere benaming voor de Slaven van het gebied dan Macedoniërs, Bulgaren of Grieken, zeker voor de intrede van een nationaal bewustzijn, waarbij soms de ene broer de Griekse kant koos en de andere broer de Bulgaarse kant.

(22)

21

verschillende sociale domeinen te bewegen, waarbij Grieks de taal van de rijkere klassen en

bourgeoisie was, Turks de taal van de staat en Bulgaars/Slavisch de taal van het platteland.34

Dan rest de vraag welke van al deze verschillende groepen zich Macedoniër mag noemen. Dat deze vraag nog steeds de gemoederen hoog kan doen oplopen geeft aan dat het antwoord erop nog niet gevonden is. Om de verwarring compleet te maken worden met de term ‘Macedoniër’ door verschillende mensen verschillende dingen bedoeld. Het kan gewoonweg betekenen dat iemand uit het geografische gebied Macedonië komt. Buiten Griekenland kan het ook een inwoner van de Republiek Macedonië betekenen, of meer

specifiek, een ‘etnische Macedoniër’ uit dezelfde staat.35 In Griekenland betekent de term

meestal iemand die uit de Griekse provincie Macedonië komt. De lokale bevolking in diezelfde provincie, waarvan in ieder geval de voorouders Slavisch spraken, worden door de Republiek Macedonië wel Macedoniërs genoemd, maar noemen zichzelf meestal ‘locals’ (ντόπιοι/dòpyi) of lokale Macedoniërs (dòpyi Makedònes). Naast dòpyi worden ze door andere Grieken ook vaak Slavofonen (Slavisch-sprekenden) genoemd. Als ze zich meer verbonden voelen met de Republiek Macedonië noemen ze zichzelf ook wel Slavo-Macedoniërs, een term die andere Grieken juist weer gebruiken voor de etnische Macedoniërs in de Republiek Macedonië. De term Macedoniër kan dus afhankelijk van de context verschillende met elkaar contrasterende dingen betekenen.

Tot in de negentiende eeuw daarentegen was de term Macedoniër nog nauwelijks in gebruik. Vanaf het moment dat de nieuwe natiestaten in de regio hun oog op het gebied

lieten vallen werd de term echter aantrekkelijk.36 Wie zich Macedoniër mocht noemen kon

namelijk beslag leggen op de historische erfenis van Alexander de Grote, wat aanzienlijke prestige zou geven voor de nieuwe staten. Naast de zeer strategische ligging van het gebied stond dus ook letterlijk de geschiedenis op het spel. De onderlinge ijver om de harten van de bevolking, en daarmee het gebied, te winnen is bekend geworden als de Macedonische Strijd.37

1.6 De Macedonische Strijd

Aan het einde van de negentiende eeuw was de regio Macedonië een van de laatste gebieden in het ooit omvangrijke Europese deel van het Ottomaanse Rijk. Het gebied was de

34

Jane K. Cowan, ‘Idioms of Belonging: Polyglot Articulations of Local Identities in a Greek Macedonian Town’, in: Peter Mackridge & Eleni Yannakakis ed., Ourselves and Others, The Development of a Greek Macedonian

Cultural Identity Since 1912 (Oxford 1997) 153-171, aldaar 156. 35

Dit als onderscheid van de Albanese etnische groep in dezelfde staat. 36 Griekenland, Bulgarije en Servië.

(23)

22

irredentistische twistappel voor de expansiedrift van de omringende jonge natiestaten Griekenland, Bulgarije en Servië. Om verwarring te voorkomen zal in de tekst met de term Macedonië het vaag afgebakende geografische gebied bedoeld worden.

Een nationaal bewustzijn was onder de bevolking van Macedonië tot ver in de negentiende eeuw afwezig, bij veel plattelanders zelfs nog tot in het begin van de twintigste eeuw. Dat er geen etnische conflicten waren in het Ottomaanse Rijk voor het ontstaan van de natiestaten in de negentiende eeuw, lag niet aan onderlinge tolerantie, maar aan het

ontbreken van iedere vorm van nationaliteitsbesef onder de onderdanen van de sultan.38

Talrijk zijn de anekdotes van westerlingen of van lokale intellectuelen die als vurige pleitbezorgers van een nationaal bewustzijn op een plaatselijke bevolking stuitten die helemaal niet bezig was met of ze Grieks danwel Bulgaars was. Wanneer hen gevraagd werd tot welke groep ze behoorden, was het antwoord meestal een schouderophalend “we zijn

christenen, hoezo?”39

Onderscheid onder de Ottomanen werd gemaakt op basis van religie en alle orthodoxe christenen vielen onder het patriarchaat van Konstantinopel. Dat de liturgie van de orthodoxe kerk volkomen in het Grieks was, was de Bulgaarse nationalisten een doorn in het oog. Zij konden het niet verkroppen dat hele Slavisch-sprekende gemeenschappen op zondag de dienst in het Grieks moesten aanhoren. Dit leidde uiteindelijk tot een schisma binnen de orthodoxe kerk waarbij in 1872 het Bulgaarse Exarchaat ontstond. Het exarchaat was zonder medeweten van het patriarchaat goedgekeurd door de sultan, die bepaalde dat een 2/3 meerderheid in een gemeente de eis was om over te kunnen gaan naar het exarchaat. Hij hoopte zo de Bulgaren en de Grieken tegen elkaar uit te kunnen spelen.

Parallel aan deze kerkelijke ontwikkeling begonnen de Bulgaren, en in mindere mate de Grieken en de Serven, scholen te stichten in Macedonië. Dit was mogelijk na een reeks hervormingen in het Ottomaanse Rijk die bekend staan als de Tanzimat en bedoeld waren om het rijk te moderniseren naar westers voorbeeld. Via het onderwijs probeerden de rivaliserende staten de lokale bevolking voor hun zaak te winnen. Zo kwam het vaak voor dat in kleine dorpen zowel een Bulgaarse als een Griekse school werd gesticht.

Na de autonomie van Bulgarije in 1878 en de annexatie door Bulgarije van Oost-Roemelië in 1885 kreeg de onderlinge rivaliteit meer politieke kleur. Bulgarije kon het niet verkroppen dat het Verdrag van San Stefano nooit was uitgevoerd. Dat verdrag werd getekend na de voor de Ottomanen rampzalig verlopen Russisch-Osmaanse Oorlog van

38 Elisabeth Kontogiorgi, Population Exchange , 25. 39 Zie bijvoorbeeld Mazower, De Balkan, 79.

(24)

23

1877-1878. In het verdrag was een enorm Bulgarije met daarin onder andere Macedonië voorzien. Dit zou Rusland, de machtige bondgenoot die Bulgarije als haar invloedssfeer zag, een overweldigend overwicht op de Balkan verschaffen. De andere grote mogendheden, met name Groot-Brittannië, waren verbijsterd en al snel werd een gereviseerd verdrag getekend in Berlijn (1878). Het grote “San Stefano-Bulgarije” was daarin geslonken tot ongeveer de helft van de omvang van het huidige Bulgarije. De Bulgaren waren er op gebrand dat hun volgende annexatie (een deel van) Macedonië zou zijn.

Naast de Bulgaren waren ook de Serviërs, de Grieken en in veel mindere mate de Roemenen actief in het gebied. De Serviërs beperkten zich vooral tot het noordwestelijke deel, terwijl de Bulgaren zich richtten op het noordelijke, westelijke, centrale en oostelijke deel. De Grieken waren verzekerd van de steun in het zuidelijke deel, en mengden zich voornamelijk in het westelijke, centrale en oostelijke deel in de strijd. De Roemenen deden sporadische pogingen de Vlachen voor zich te winnen, zonder al te veel succes.

Het ontbrak de bevolking van Macedonië aan een nationaal bewustzijn. Via propaganda, druk en geweld probeerden de verschillende partijen de bevolking voor hun doel te winnen. Bij de keuze voor de ene of de andere groep speelden heel veel factoren

een rol, waarbij nationalisme waarschijnlijk het minst belangrijk was.40 Van veel groter

belang bij de keuze, in ieder geval voor het losbarsten van de gewapende strijd, waren zeer plaatselijke en persoonlijke factoren, iets wat in de historiografie vaak over het hoofd wordt

gezien.41 Een mooi voorbeeld komt uit het dorpje Poròia, waar een patriarchistische notabel

zijn zoon naar een Bulgaarse school stuurde, omdat de Griekse school hem geen beurs

aanbood.42 De bevolking probeerde de kant te kiezen van de partij waarvan ze verwachtten

dat die als winnaar uit de bus zou komen, of zoals de Britse diplomaat Charles Eliot het

omschreef: ‘in zekere zin is een volk in Macedonië slechts een politieke partij’.43 Een Franse

consul beweerde zelfs dat als hij genoeg economische middelen zou hebben, hij de

bevolking had kunnen overtuigen dat ze Fransen zouden zijn.44

40 Kontogiorgi, Population Exchange, 31. 41

Een historicus die dat wel opmerkt Gounaris, zie met name: ‘Social cleavages’, 409-426. 42 Idem, 416.

43 Zoals geciteerd in Mazower, De Balkan, 145. 44

H.N. Brailsford, Macedonia: Its Races and their Future (London 1906) 102-103, zoals geciteerd in Dimitris Livanios, ‘'Conquering the souls': nationalism and Greek guerrilla warfare in Ottoman Macedonia, 1904-1908’ in: Byzantine and Modern Greek Studies, 23 (1999), 195-221, aldaar 200.

(25)

24

In 1893 werd in Thessaloníki de Interne Macedonische Revolutionaire Organisatie

opgericht door een groep Macedoniërs met sterke banden met Bulgarije.45 Zij hadden als

doel een autonoom Macedonië te creëren dat zich later, net als Oost-Roemelië, bij Bulgarije zou voegen. Al vrij snel vormden ze gewapende bendes die bekend werden als comitatzi’s. Met deze gewapende bendes brak er een nieuwe fase aan in de strijd om Macedonië. De bendes gingen geweld gebruiken om dorpen en gemeenschappen in de armen van het Exarchaat, en daarmee de Bulgaren, te dwingen. Tien jaar na hun oprichting zagen ze hun kans schoon om met een opstand hun doel te verwezenlijken. Deze Ilindenopstand, voornamelijk geconcentreerd in het vilajet Monastir, werd echter vrij eenvoudig, maar met veel geweld, door de Ottomanen neergeslagen. Saillant detail is dat de eerste dag van de opstand tegenwoordig zowel in Bulgarije als in de Republiek Macedonië herdacht wordt.

Het directe resultaat van de opstand was dat Griekenland en ook de grote mogendheden wakker geschud waren over de Bulgaarse intenties in Macedonië. Met name Rusland en Oostenrijk-Hongarije, de twee grote mogendheden met de meest directe belangen op de Balkan, eisten dat het Ottomaanse Rijk hervormingen door zou voeren die de gelijkheid en veiligheid van de christenen zou garanderen. Griekenland op haar beurt begreep dat als het niet in zou grijpen, ze een groot deel van Macedonië voorgoed zou verliezen. Al snel werden er Griekse bendes gevormd die het gebied infiltreerden. De bendes bestonden uit lokale bandieten en vrijwilligers uit Griekenland zelf, vaak aangevuld met soldaten en officieren uit het Griekse leger. Vanaf 1904 brak er zo een gewapende guerrillastrijd uit om invloed in Macedonië, dat nog steeds onder Ottomaans bestuur stond. De Ottomanen grepen soms in, maar konden tegen de guerrilla’s in de bergen weinig uitrichten.

Deze guerrillaoorlog staat in Griekenland bekend als de Macedonische Strijd en er is geen dorp in Grieks Macedonië dat geen pleintje heeft met een standbeeld gewijd aan de

‘Macedoniëstrijders’.46 Met de aanwezigheid van de comitatzi’s en hun methodes in het

gebied was duidelijk dat de komst van de Griekse strijders tot een escalatie van geweld zou leiden. Plaatselijke prominenten van het andere kamp werden vermoord door de bendes wanneer ze een dorp bezochten en de bevolking werd gemaand voor het juiste kamp te kiezen. Als de bevolking van een dorp werd toegesproken, werd hen niet zozeer verteld bij welke natie ze hoorden, maar bij welke kerk, daar de lokale bevolking zich niet met

45

Vanaf hier wordt met de term Macedoniër een inwoner uit het gebied Macedonië bedoeld, zonder etnische connotaties.

(26)

25

nieuwigheden als de Griekse of Bulgaarse natie kon identificeren.47 Het zal niet verbazen dat

sommige dorpen door het geweld regelmatig van kleur zijn veranderd, afhankelijk van welke partij het dorp als laatst had bezocht. In de woorden van Dimitris Livanios: ‘‘nationalism’,

whatever that meant in [the] early twentieth century, rested on the barrel of a gun.’48

In 1908 kwam er door de revolutie van de Jong-Turken een voorlopig einde aan de

Macedonische Strijd.49 Het resultaat na vier jaar strijd was dat de Grieken erin geslaagd

waren veel terrein te veroveren danwel heroveren op de Bulgaren en te voorkomen dat ze Macedonië voorgoed kwijt zouden raken. Een belangrijke reden voor dat succes was het economische overwicht van de Grieken. De loyaliteit van de comitatzi’s en hun Griekse tegenhangers was voor een niet te onderschatten deel gebaseerd op het inkomen dat ze ontvingen als bendeleden en minder op hun nationalistische of patriottische sentimenten. De doorgewinterde bandieten waren makkelijker tot actie te dwingen als er buit in het vooruitzicht stond. Zelfs prominenten uit de IMRO waren soms bereid voor beter geld van

‘loyaliteit’ te wisselen.50 Dit bevestigt eens te meer wat ook Basil C. Gounaris opmerkt:

‘Siding with, or even fighting for, a certain camp, did not necessary imply different culture or

different genealogical and historical myths.’51

1.7 De opkomst van Elefthèrios Venizèlos en de Balkanoorlogen

Na de Jong-Turkse revolutie sloeg de euforie al snel om in verbittering. De nieuwe machthebbers bleken een Turkse variant in plaats van een Ottomaanse variant van het nationalisme voor te staan en de situatie verslechterde voor de christelijke bevolking van het rijk. Met dat laatste als voorwendsel probeerden met name Oostenrijk-Hongarije en Rusland zich weer meer invloed toe te eigenen op de Balkan. Ondertussen pleegde in Athene de Militaire Liga, een samenzwering van ongeveer 250 officieren, in 1909 een

geweldloze coup.52 Ze uitten daarmee hun ongenoegen jegens het zwakke optreden van de

regering en de corruptie binnen de regering en het leger en eisten het aftreden van die

47 Livanios, ‘Conquering the souls’, 216. De Bulgaren benadrukten dat de dienst in de eigen taal gehoord moest worden terwijl de Grieken de nadruk legden op het ‘juiste, oorspronkelijke’ Christendom van het patriarchaat. 48 Idem, 220.

49 Deze revolutie begon in Thessaloniki, geboorteplaats van Mustafa Kemal (Atatürk). 50 Livanios, ‘Conquering the souls’, 212.

51

Gounaris, ‘Social cleavages’, 416.

52 Voornamelijk afkomstig uit de middenklassen, zie Thanos Veremis, The Military in Greek Politics (Londen 1997) 38 en 73.

(27)

26

regering.53 Het was de eerste inmenging in de politiek van het Griekse leger, maar het zou

zeker niet de laatste zijn.

De coupplegers zagen in Elefthèrios Venizèlos de ideale nieuwe minister-president. Venizèlos stond bekend als een liberaal. Hij was gepokt en gemazeld in de Kretenzische politiek, waar hij een van de grootste voorvechters was van ènosis, unificatie met de Griekse staat. Venizèlos slaagde erin om de politieke impasse die was ontstaan te doorbreken en de Militaire Liga zover te krijgen zichzelf op te heffen. Verder richtte hij de Liberale Partij op en

voerde hij talloze sociale hervormingen en militaire reorganisaties door.54 Met de komst van

Venizèlos in de nationale politiek kregen de nieuwe bourgeoisie en de middenklassen voor

het eerst het heft in handen in de Griekse politiek.55 Tot dan toe was de macht telkens in

handen geweest van leden van de clans van de onafhankelijkheidsstrijd en de intellectuele elite.

Griekenland voegde zich onder Venizèlos in 1912 bij de Balkan Liga (Servië, Montenegro, Griekenland en Bulgarije). Tot ieders verbazing lieten de jonge Balkanstaten hun onderlinge geschillen in deze Liga achterwege en trokken ze gezamenlijk ten strijde tegen het Ottomaanse Rijk in de Eerste Balkanoorlog. Het doel was de Ottomanen uit de Balkan te verdrijven. Voor het eerst opereerden de kleine staten geheel op eigen houtje en het lukte ze binnen enkele weken Epirus, Macedonië en West-Thracië te veroveren op de Ottomanen. De Bulgaren kwamen bijna tot aan Constantinopel, de Grieken namen Thessaloniki in en de Serven Kosovo en Skopje. De vrede van Londen betekende in mei 1913 het einde van de Eerste Balkanoorlog.

Nog geen tweeënhalve week na het tekenen van de vrede brak de Tweede Balkanoorlog uit. De onderlinge verdelingen van het op de Ottomanen veroverde gebied waren nog niet bepaald in het Verdrag van Londen, maar wel was een Albanese staat gecreëerd. Hierdoor moesten de Grieken en de Serven grote delen van het door hen veroverde gebied weer afstaan. Bulgarije aan de andere kant droomde nog steeds van het annexeren van heel Macedonië. Met een megalomaan gebrek aan strategisch inzicht besloot de Bulgaarse leiding de Serven en de Grieken tegelijkertijd aan te vallen, waarmee de Balkan Liga net zo snel weer uiteen viel als dat die gevormd was. Rusland had de Bulgaren van tevoren gewaarschuwd dat ze niet op haar steun moesten rekenen, terwijl ook duidelijk was dat Roemenië en het verbolgen Ottomaanse Rijk zich in de strijd zouden

53 De coup is bekend als de pronunciamento van 1909. 54

Michael Llewellyn Smith, Ionian Vision, Greece in Asia Minor 1919-1922 (Londen, tweede, herziene versie 1998) 11.

(28)

27

mengen in het geval van een nieuwe oorlog. Met andere woorden, Bulgarije zou compleet omsingeld worden en zo geschiedde.

Nadat de Roemenen Sofia tot op een steenworp afstand genaderd waren werd er een nieuwe vrede getekend in augustus 1913 in Boekarest. Dit keer werden er wel grenzen bepaald. De verdeling van Macedonië zou, met uitzondering van wat kleine aanpassingen na de Eerste Wereldoorlog, niet meer veranderen tot aan de afscheiding van de Republiek Macedonië in 1991 van Joegoslavië. Griekenland wist in beide oorlogen te profiteren van de inspanningen van de Serven en kreeg er veel territorium bij (zie kaart pagina 13). Deze overwinningen zorgden voor een toenemend prestige van Venizèlos in Griekenland. Hij werd steeds meer gezien als de voorman van de Megáli Idèa en als grote leider van Griekenland. Dit laatste leidde tot spanningen met de Griekse koning. De territoriale veranderingen op de Balkan en met name het toegenomen prestige van Servië leidden echter tot een onevenwichtige machtsbalans in het gebied die een jaar later zou leiden tot het uitbreken van een derde Balkanoorlog. Deze oorlog groeide binnen enkele dagen uit tot de Eerste Wereldoorlog.

1.8 De Eerste Wereldoorlog en het Nationale Schisma

Al in 1912 had Venizèlos contacten onderhouden met David Lloyd George in Engeland, die

destijds nog minister was maar vanaf 1916 tot 1922 premier van Engeland zou zijn.56 Lloyd

George, Venizèlos en Churchill, die ook bij sommige gesprekken aanwezig was, voorzagen een Grieks-Britse hegemonie in de Middellandse Zee met enkele marinebases voor de Britten op Griekse eilanden. Ze spraken over het toekomstige Groot-Griekenland en hadden

het zelfs over het aan Griekenland overdragen van Cyprus.57 Toen in 1914 de Eerste

Wereldoorlog uitbrak, was het daarom niet vreemd dat Venizèlos trachtte Griekenland bij de Entente te scharen. In het begin waren de geallieerden echter nog huiverig voor een openlijk bondgenootschap met Griekenland uit angst dat Bulgarije en het Ottomaanse Rijk hun neutraliteit zouden opgeven. Wanneer de Ottomanen en later ook de Bulgaren zich aan de kant van de Centrale Mogendheden in de oorlog mengden, was dat niet langer een probleem.

Venizèlos hoopte door aan de kant van de geallieerden mee te vechten meer steun te krijgen voor de Griekse territoriale claims in Thracië en Anatolië. Hij geloofde in de

56 Zie Smith, Ionian Vision 12-18. 57

In 1878 werd door de Ottomanen het bestuur over Cyprus overgedragen aan de Britten, waarna het bij de uitbraak van WO I geannexeerd werd door Groot-Brittannië. In het Verdrag van Lausanne (1923) werd de soevereiniteit pas officieel aan Groot-Brittannië overgedragen.

(29)

28

uiteindelijke overwinning van de Entente en zag een kans om bij de overwinning de Griekse territoriale wensen ingewilligd te zien. Op 23 januari 1915 beloofde Grey, de Britse minister van Buitenlandse Zaken, Griekenland ‘zeer belangrijke territoriale compensaties aan de Klein-Aziatische kust’ in ruil voor Griekse deelname aan de kant van de Entente, precies

waar Venizèlos op hoopte.58

De Griekse koning Constantijn I zat Griekse toetreding tot de geallieerden echter in de weg. Afkomstig uit een van origine Duits koningshuis en getrouwd met de zus van Keizer Wilhelm II van Duitsland, wilde hij liever dat Griekenland neutraal bleef of zich aansloot bij

de Centrale Mogendheden.59 Omdat de koning het buitenlandse beleid goed moest keuren

en hij aansluiting met de geallieerden herhaaldelijk afwees, voelde Venizèlos zich tot twee keer toe gedwongen af te treden in 1915. Bij zijn tweede aftreden had hij de Engelsen en de Fransen al toegestaan te landen in Thessaloniki. Hoewel de koning, en daarmee Griekenland, dit had afgekeurd, gingen de geallieerden toch door met hun landing in Thessaloniki. Daarmee schonden ze vrij openlijk de officiële neutraliteit van Griekenland.

Uiteindelijk gebeurde het haast onvermijdelijke. Er werd door opstandige aanhangers van Venizèlos een revolutie op touw gezet in Thessaloniki, die vooral slaagde dankzij de hulp van de Franse generaal Sarrail. Deze revolutionaire beweging noemde zich

de Ethnikí Ámyna, de Nationale Verdediging.60 Ongeveer een maand na de opstand kwam

Venizèlos naar Thessaloniki om daar met de Ámyna een ‘Provisionele Regering’ op te zetten. Vanaf dat moment waren er twee regeringen die namens Griekenland zeiden te functioneren. De Provisionele Regering in Thessaloniki, met dat deel van het leger dat zich bij hen had aangesloten, sloot zich aan bij de geallieerden. Eind mei 1917 besloten de Engelsen in samenwerking met en op instigatie van de Fransen de koning te dwingen af te

treden.61 Wanneer hun troepen uiteindelijk in Piraeus landden en naar Athene

marcheerden, trad Constantijn in juli 1917 af. Venizèlos keerde daarop met zijn Provisionele Regering terug naar Athene, waarna er weer één regering namens Griekenland was.

58 Lloyd George, Memoirs of the Peace Conference (Yale 1939) 780. Niet de eerste Britse belofte uit die tijd voor deze regio die niet nagekomen werd. Vergelijk bijvoorbeeld Balfour’s voorstel en beloftes voor het Midden-Oosten en het Sykes-Picot pact.

59 De latere dictator (1936-1941) Ioánnis Metaxás had grote invloed op de germanofiele oriëntatie van koning Constantijn I.

60 Voor een gedetailleerde beschrijving van de planning en uitvoering van deze opstand/coup zie Veremis, Military in Greek Politics 50-60.

61

Frances Stevenson, Lloyd George, a Diary (Londen 1971) 161. Dagboek van de secretaresse, minnares en, na het overlijden van zijn eerste vrouw, vrouw van Lloyd George. Ze noemt Constantijn in haar dagboek ‘Tino’ (van het Griekse Konstantínos).

(30)

29

De gevolgen van deze splitsing, die bekend werd als de Ethnikòs Dichasmòs, het Nationale Schisma, zouden de politieke en militaire wereld in Griekenland lang blijven domineren. Het land werd verdeeld in Venizelisten en anti-Venizelisten of royalisten. De rest van de Eerste Wereldoorlog vocht Griekenland aan de zijde van de Entente. Griekse divisies speelden een rol in het doorbreken van het Bulgaarse Front en de nederlaag van de Centrale Mogendheden in de Balkan. Na de overwinning van de Entente op de Centrale Mogendheden was het aan Venizèlos om op de Parijse Vredesconferentie de Griekse territoriale claims te verdedigen en te proberen ze te verzilveren.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Copyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright owners and it is a condition of

Tom en Michael maken een werkplan om met een experiment in de klas te laten zien dat niet elke bloeddonor geschikt is om bloed te doneren aan iemand met bloedgroep A. Michael

Rode bloedcellen uit de ene druppel bloed plakken aan elkaar doordat hun antigenen binden aan antistoffen uit de andere druppel bloed.. Uit het antwoord moet

De case-study van de rietsuikerteelt en -productie laat zien dat de koloniale techniekontwikkeling voor een groot deel werd vormgegeven door Nederlandse deskundigen en

Maar wat zelfs de Trust en het Internationaal Ondernemersverbond nog niet hebben vermocht: het samenvereenigen van het geheele Proletariaat, door één druk, één bedreiging, één

Het decreet betreff ende de bodemsanering en de bodem- bescherming (DBB).. Twee rechtsgronden

Met deze verkenning hopen we lessen te trekken voor (nieuwe) politieke partijen, maar ook over de algemene aantrekkingskracht van de lokale politiek: Veel inwoners

In deze inleiding op dit themanummer worden eerst enkele grote lijnen getrokken door de geschiedschrijving over de Eerste Wereldoorlog; vervolgens wordt vooral ingegaan op het