• No results found

Hoofdstuk I: Proloog – Griekenland en de Balkan

2.4 Het Verdrag van Sèvres en ‘de Catastrofe’

De landing van de Grieken in Smyrna voerde de druk op om tot een algemeen besluit te komen met betrekking tot Turkije. Uiteindelijk werd de vorm van het aan de Turken op te leggen vredesverdrag voor een groot deel bepaald tijdens de Conferentie van Londen in het voorjaar van 1920. Lloyd George slaagde erin, als leider van die conferentie en mede dankzij de onervarenheid van de nieuwe Franse en Italiaanse premiers Millerand en Nitti, om bijna alle wensen van de Grieken veilig te stellen. De zone rond Smyrna zou onder een Grieks bestuur komen, waarna na vijf jaar een referendum zou worden gehouden over eenwording met Griekenland. Thracië zou tot aan de Chatalja linie, even buiten Constantinopel, naar de Grieken gaan. De Turken behielden Constantinopel als hoofdstad, maar de sultan en zijn regering werden onder internationale supervisie geplaatst. Verder zouden de Italianen en de Fransen ‘invloedsgebieden’ krijgen in Anatolië.

Het uiteindelijke verdrag werd pas op 10 augustus 1920 in het Franse plaatsje Sèvres ondertekend. Wat restte van Turkse soevereiniteit was niet meer dan een façade. Hoewel

91

Zie bijv. Mark Mazower, Duister Continent, Europa in de twintigste eeuw (Amsterdam 2002) 77. 92 Voor een uitgebreide beschrijving van de geweldplegingen van beide kanten in de korte periode na de landing zie Toynbee, The Western Question in Greece and Turkey 270-3 en 390-405.

93

Dockrill & Goold, Peace Without Promise, 196. George Curzon was minister van Buitenlandse Zaken en Edwin Samuel Montagu was minister voor India in het kabinet van Lloyd George.

39

de sultan het verdrag had ondertekend, heeft hij het nooit geratificeerd. De Kemalisten erkenden het verdrag al helemaal niet, terwijl zij inmiddels meer voor de Turken spraken dan de sultan in Constantinopel. Hierdoor bestond het verdrag eigenlijk alleen maar op

papier en niet in werkelijkheid.95 In de woorden van T.E. Lawrence: ‘the document is not the

constitution of a new Asia, but a confession, almost an advertisement, of the greeds of the

conquerors. No single clause of it will stand the test of three years’ practice’.96 Dat zou een

angstaanjagend accurate voorspelling blijken.

De drie jaar die volgden gingen gepaard met verschillende offensieven van de Grieken, omdat de zone rond Smyrna slecht te verdedigen was. Voor Kemal was de Griekse bezetting een geschenk uit de hemel. Dit was precies wat hij nodig had om zich op te kunnen werpen als de werkelijke leider van de Turken, nu de sultan onder curatele stond in Constantinopel. Tekenend in dit verband is dat de Grieks-Turkse Oorlog bij de Turken bekend staat als hun eigen Onafhankelijkheidsoorlog. De Grieken bleven echter geloven en hopen in een overwinning, door de vele Britse steunbetuigingen.

Verder dan morele steun kwamen de Britten echter nooit en de Grieken waren niet in hun eentje in staat de Turken onder Kemal te verslaan. Ondertussen begon het geallieerde front scheuren te vertonen. De Fransen besloten in het geheim toenadering te zoeken tot Kemal, waardoor het tij zich definitief keerde. De Griekse opmars werd op nog geen honderd kilometer van Ankara gekeerd. Ondertussen had Venizèlos de verkiezingen in Griekenland verloren en was het leger door de nieuwe leiders gezuiverd van Venizelistische officiers. De uiteindelijk nederlaag kwam in de late zomer van 1922. Het Griekse front viel als een kaartenhuis in elkaar na een nieuwe aanval van de Turken en binnen twee weken hadden de Turken het Griekse leger verdreven. Tijdens de chaotische terugtrekking van het Griekse leger ontstond paniek onder de lokale Griekse bevolking, die en masse richting de kust trok. Daar probeerden ze bootjes te vinden om ze naar de Griekse eilanden te brengen.

Op 9 september 1922 namen de Turken Smyrna in en enkele dagen later brak er brand uit.97

De vluchtelingen op de kade werden door de brand omsingeld en vele sprongen in paniek het water in. Zo kwam er in Smyrna een eind aan enkele millennia Griekse aanwezigheid in Anatolië. Deze gebeurtenissen staan in Griekenland nog altijd bekend als de Catastrofe.

95 De latere Franse premier Poincaré wees op de symboliek van het Parijse voorstadje Sèvres als

ondertekenplaats, als zijnde het centrum voor de Franse productie van porselein. Zie Smith, Ionian Vision, 128. 96 T.E. Lawrence, beter bekend als Lawrence of Arabia, in de Sunday Times in 1920, zoals geciteerd in Dockrill & Goold, Peace Without Promise, 214.

97

Er wordt nog steeds gesteggeld over wie de brand zou hebben aangestoken, maar het meeste bewijs wijst naar de Turken. Zie bijvoorbeeld Marjorie Housepian, Smyrna 1922, the destruction of a city (Londen 1972) 155-6.

40 2.5Het Verdrag van Lausanne

Met de Griekse nederlaag in Anatolië kwam er ook een eind aan de Megáli Idèa. De machtsbalans was definitief omgeslagen en de Grieken moesten hun droom van een nog groter Groot-Griekenland laten varen. Er werd een nieuwe vredesconferentie gehouden, dit keer in het neutrale Zwitserland. In Lausanne schoven de Kemalisten namens de Turken aan, de sultan had zijn macht definitief verloren. Bovendien schoven de Turken dit keer niet als verliezers aan, maar als overwinnaars.

De conferentie begon op 20 november 1922 en werd voor een groot deel geleid door de Britse minister van Buitenlandse Zaken Curzon. Het uiteindelijke verdrag werd pas op 24 juli 1923 getekend. De Britten waren er ondanks de overwinning van Kemal in geslaagd de meeste van hun doelen in het Nabije Oosten te bereiken zonder zelf een kogel te hebben

afgevuurd na de Eerste Wereldoorlog.98 Ze waren echter niet geslaagd in hun poging om het

oostelijk Middellandse Zeegebied aan Britse hegemonie te onderwerpen. Groot-Brittannië moest onder ogen zien dat het niet meer de prestige van de koloniale grootmacht genoot die het voor de oorlog had. Opvallend is wel dat de Fransen en Italianen, die duidelijk een pro-Turkse houding hadden aangenomen tijdens het conflict, niet de door hun gewenste financiële privileges in Turkije veilig wisten te stellen.

De Grieken moesten van bijna alle territoriale aanwinsten van na de Eerste Wereldoorlog afstand doen. Alleen West-Thracië, dat door Bulgarije was afgestaan in het Verdrag van Neuilly (1919), bleef voor de Grieken behouden. De grenzen van Griekenland zouden, met uitzondering van de toevoeging van de Dodekanesos in 1947, tot op de dag van vandaag hetzelfde blijven. De expansionistische droom van Groot-Griekenland met als hoofdstad Constantinopel kon definitief overboord en maakte plaats voor een realistischere behoudende buitenlandse politiek. Men zat echter nog met een probleem, de grote groepen minderheden. De oplossing die daarvoor gevonden werd, zou ingrijpende gevolgen hebben voor de etnische samenstelling en de sociale cohesie in het Griekse deel van Macedonië, zo ook voor Goumènissa.

98 W.N. Medlicott, British Foreign Policy Since Versailles, 1919-1963 (Londen, 1e druk 1940, herzien en uitgebreide nieuwe uitgave: 1968) 42.

41

Hoofdstuk III

Een nieuw bestaan in Goumènissa (1924-1940)

“I went down to the quay and saw a shipload of refugees land. A more tragic sight could hardly be imagined. I saw seven thousand people crowded in a ship that would have been taxed to normal capacity with two thousand. They were packed like sardines upon the deck, a squirming, writhing mass of human misery. They had been at sea for four days. There had not been space to permit them to lie down to sleep; there had been no food to eat; there was not access to any toilet facilities. […] They came ashore in rags, hungry, sick, covered with vermin, hollow-eyed, exhaling the horrible odor of human filth – bowed with despair…”99

Henry Morgenthau Sr.

De ouders van Pávlos Mouratídis trouwden in het plaatsje Argyríon (Akdağmadeni), diep in het huidige Turkije in de bergen achter Ankara. De vier kinderen die het stel daar kreeg, stierven allen voor hun derde levensjaar. In Akdağmadeni leefden ongeveer 5.000 Pontische

Grieken, op een totaal inwonertal van 8.000.100 Zij hielden zich bezig met metaalproductie

en –bewerking, gewonnen uit de nabijgelegen ijzerrijke bergen. Toen de Turken tijdens en na de Eerste Wereldoorlog hun homogeniseringpolitiek opvoerden en zich na de Armeniërs op de Pontische Grieken gingen richten, voelden velen van hen zich gedwongen te vluchten. De ouders van Pávlos Mouratídis trokken naar Ankara, waar op 15 juni 1924, al na de Griekse nederlaag bij Smyrna, Pávlos werd geboren.

Er was geen plaats meer voor hen in het nieuwe Turkije, waardoor ze twintig dagen later noodgedwongen verder trokken richting de kust om vandaar per schip, tezamen met vele andere vluchtelingen, naar Griekenland te vertrekken. Voordat ze het schip opgelaten werden, werden de vrouwen met een paardentondeuse kaal geschoren. Bij aankomst in Thessaloniki werden Pávlos’ ouders met andere vluchtelingen opgevangen in tentenkampen buiten de stad. Daar vormden ze onderling raden om op zoek te gaan naar een plek om zich in hun nieuwe ‘vaderland’ te vestigen. Zo kwamen de ouders van Pávlos met een groep Pontiërs uit Akdağmadeni in september 1924 aan in Goumenissa, waar ze voorlopig

99

Henry Morgenthau Sr. op zijn eerste dag in Thessaloniki, 11 november 1923, bij aanvang van zijn werk als hoofd van de Refugee Settlement Commission. Morgenthau was de Amerikaanse ambassadeur aan de Porte tijdens de eerste jaren van de Eerste Wereldoorlog en de Amerikaanse Oost-Europa en Midden-

Oostendeskundige tijdens de Parijse Vredesconferentie. Henry Morgenthau, I was sent to Athens (New York 1929) 101-102.

100 Εγκυκλοπαίδεια του Ποντιακού Ελληνισμού [Encyclopedie van het Pontische Griekendom] (Thessaloniki 2006) deel 1, 58-59. De Pontische Grieken woonden in het oosten en noordoosten van het huidige Turkije, in het gebied wat de Pontus wordt genoemd. Zij spraken/spreken een Grieks dialect dat dicht bij het oud-Grieks staat, voor andere Grieken zo goed als onverstaanbaar.

42

opgevangen werden in de huizen die achtergelaten waren door de Goumenissioten die

eerder hadden besloten hun heil in Bulgarije te zoeken.101

De vlucht van de familie Mouratídis en de Pontiërs uit Akdağmadeni was onderdeel van de vrijwel complete verdrijving van de Griekse aanwezigheid in Anatolië. Na de beslissende nederlaag van het Griekse leger en de chaotische terugtrekking die daarop volgde, sloegen meer dan een miljoen Grieks-orthodoxe christenen op de vlucht voor het zegevierende Turkse leger van Kemal Atatürk. Zij verlieten halsoverkop huis en haard en trokken naar de kust om daar met overbelaste schepen een veilig heenkomen in Griekenland te zoeken. Wraakacties van de Turken bleven tijdens deze vlucht niet uit, en naast executies werden vele mannen van militaire leeftijd gevangen genomen en op marsen gestuurd naar de binnenlanden van Turkije.

De Griekse staat kreeg op een bevolking van 4,5 miljoen binnen zeer korte tijd de toestroom van 1,2 miljoen vluchtelingen te verwerken, de meesten nauwelijks beschikkend over kleren en in getraumatiseerde staat. Om de situatie nog nijpender te maken bevond Griekenland zich, na tien jaar bijna continu op voet van oorlog te hebben gestaan, op de rand van een bankroet. Het was duidelijk dat Griekenland niet zelfstandig in staat was om de vluchtelingen op een redelijke wijze in de Griekse samenleving op te nemen. Griekenland, in de persoon van Venizèlos, richtte zich daarop op de internationale gemeenschap en de Hoge Commissaris voor de Vluchtelingen van de Volkenbond, Fridtjof Nansen, om tijdens de vredesconferentie in Lausanne vooraleerst een oplossing te vinden voor het vluchtelingenprobleem.