Laat eens wat van je horen
Citation for published version (APA):
Miesen, R. J. E. H., & Zwart, A. H. (1984). Laat eens wat van je horen: verkenning van de relaties tussen
Drechtsteden en Rijnmond ten behoeve van de ruimtelijke planning. Technische Hogeschool Eindhoven.
Document status and date:
Gepubliceerd: 01/01/1984
Document Version:
Uitgevers PDF, ook bekend als Version of Record
Please check the document version of this publication:
• A submitted manuscript is the version of the article upon submission and before peer-review. There can be
important differences between the submitted version and the official published version of record. People
interested in the research are advised to contact the author for the final version of the publication, or visit the
DOI to the publisher's website.
• The final author version and the galley proof are versions of the publication after peer review.
• The final published version features the final layout of the paper including the volume, issue and page
numbers.
Link to publication
General rights
Copyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright owners and it is a condition of accessing publications that users recognise and abide by the legal requirements associated with these rights. • Users may download and print one copy of any publication from the public portal for the purpose of private study or research. • You may not further distribute the material or use it for any profit-making activity or commercial gain
• You may freely distribute the URL identifying the publication in the public portal.
If the publication is distributed under the terms of Article 25fa of the Dutch Copyright Act, indicated by the “Taverne” license above, please follow below link for the End User Agreement:
www.tue.nl/taverne
Take down policy
If you believe that this document breaches copyright please contact us at: openaccess@tue.nl
providing details and we will investigate your claim.
ARR
3
J
·
)
84
:
1
032
B
1).1
~~
Laat eens wat v~n je
---
-
·
1-(I~
N
0
z
z
0
z
w
(f)w
I
·W
z
w
(I / ~ --✓'',··. ---~
✓
.VERKENNING VAN DE RELATIES TUSSEN DRECHTSTEDEN EN RI.JNMOND
TEN BEHOEVE VAN
VERKENNING VAN DE RELATIES TUSSEN DRrXHTSTEUEN EN RIJNMOND TEN BEHOEVE VAN DE RUIMTELIJK;.: PLANNING
Een onderzoek uitgevoerd tijdens een stage bij het Streeklichaam Drechtsteden voor de Ruimtelijke Ordening
Ren~ Miesen en Onno Zwart Mei 1984
Voor U ligt "Laat eens vat van je horen", een verken-ning van de relaties tussen de Drechtsteden en Rljnmond ten behoeve van de ruimtelijke planning.
Deze verkenning kvam tot stand in een stageperiode van 4 maanden bij het Streeklichaam Drechtsteden voor de Ruiatelljke Ordening, onder begeleiding van het Sociaal-Geografisch Bureau te Dordrecht.
We danken hierbij onze begeleiders dre !DIM van de Heuvel en dre H Boere van het Sociaal-Geografisch Bureau der gemeente Dordrecht en prof dra CWW van Lohuizen, dre R Stolzenburg en dhr D Veldhorst arch HBO van de vakgroep Urbanietiek en Ruimtelijke Organisatie van de TH Eindhoven voor hun kritische, doch opbouwende en stimulerende begeleiding, de betrokkenen van het Streeklichaaa Drechteteden voor de geboden sta&esi-tuatie, de eleutelinformanten voor hun ■edeverking bij de interviews en de medewerkers van het Stads-kantoor voor de prettige verkefeer.
Zij allen hebben de afgelopen 4 maanden tot een leer-zaae en aangename periode voor one gemaakt.
Met deze studie vilden ve •eens vat laten horen• over de relatie tussen de Drechtsteden en Rljnmond, over-zichtelijker en diepgravender dan tot dus ver vaak ge-beurd is. Een belangrijk deel van het onderzoek verd gevorad door een reeks interviews, vaarin informan-ten •van zich lieinforman-ten horen•.
Ve hopen ■et deze studie een bijdrage te leveren aan de ruimtelijke ordening in de Drechtsteden, die juist in de intergemeentelijke vora vaarin deze plaats vindt het resultaat zal zijn van een voortdurende positieve discussie tussen de deelneaende gemeenten. We hopen ook in die zin •er nog eens vat van te horen".
Probleemstelling en doelstelling van deze studie zijn terug te vinden in de inleiding.
Fase 1 bevat een uitwerking van het gebruikte begrip-penkader: relaties en activiteitensystemen als het meest geschikte kader om relaties te beschxljven. Fase 2 bevat de inventarisatie van de voor handen zijn en in nota's verwerkte kennis omtrent relaties tussen
de Drechtsteden en Rljnmond.
Fase 3 bevat de uitwerking van een aantal interviews
met sleutelinformanten. Door middel van deze inter-views verd op de eerste plaats geprobeerd een duide-lijker beeld te verkrijgen van de economische relaties tue~en de Drechtsteden en Rljnmond. Deze zijn vooral in paragraaf 2 terug te vinden.
Fase 4 bevat aanbevelingen voor de ruimtelijke ordenin in de Drechtsteden, die rekening houdt met de relatie met Rljruaond. Deze aanbevelingen zijn mede gebaseerd op een aantal opvattingen over de rol van de ruimtelijke planning, velke in de openingsparagraaf van deze fase zijn verwoord.
Vooraf Inleiding
FASE 1 THEORETISCHE ONDERBOUW Relaties
Aktiviteiten en relaties Uitwerking van het model De aard van relaties Gebruikte literatuur fase 1
FASE 2 NOTA'S Inleiding O. Algemeen
1. Produktie van goederen 2. Produktie van diensten
3.
Produktie van informatie4.
Verplaatsing van aktiviteiten5.
Werken en Wonen6. Overige woonaktiviteiten
7.
Welzijnsaktiviteiten 8. Bestuur9.
Vervoer als bindend element Konklusies uit fase 2Lijst bestudeerde stukken
FASE
3
GESPREKKEN InperkingDe methodes kwalitatieve interviews Samenstelling lijst van sleutelpersonen .De gesprekken
O. De benadering van de p r o b l e m a t i e k
1. De Drechtsteden -1. -1.
1. 2.
De Drechtsteden als vestigingsplaats Het klimaat in de Drechtsteden Historie
Zijn er wel Drechtsteden?
olz. 2 6 9 10 11 12 15 17 19 20 24 31 33 35 38 40 43 44
46
47
49
51 5353
56 58 59 2. Rijnmond en de llrechtsteden -2.0.1. Inleiding 2.1. ~en gebied 2.2. 2. 3. 2.4. 2.5. 2.6. 2.1. 2.8.2.9.
Twee gebieden
Mentaliteitsverschillen Zijn het wel eenheden?
Relat:es tussen bedrijven
Afhankelijkheid
Oriëntatie De havens
De metaalsektor
~.10. Bestuurlijke kontakten
3.
Hoe werken de overteid en het bedrijfsleven en de rol van i n f o r m a t i e -3.1. De overheir!3.2. Splitsing van Zuid-Holland 3.3. Ruimtelijke planning 3.4. Het bedrijfsleven 3.5. Informatie 3.5.1. Inleiding 3.5.2. Formeel
3.5,3,
Informeel4. Overheid en bedrijfsleven, gaat dat samen?--4,0,1. Inleiding
4,1, Overheid
4,2, Het bedrijfsleven
4, 3, Overheid en bedrijfsleven
5,
Wat brengt de toekomst? _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ 5.0.1. Inleiding5,1. De ruimtelijke ordening 5,2. ~konomische verwachtingen
5
,
3
,
Technologische ontwikkelingen5,4, Mo6elijkheden voor de Drecht~teden
FAS~ 4 AANBEVELIN(:EN
Inleiding Sleutelhoofdstuk blz. 61 61 61 62 63 63
64
65 6667
68 6869
69
70 70 7172
72
72
73 7777
7778
78
80 80 80 81 81 82 83 84O.
Algemeen1. Produkti~ van goederen 2. Produktie van diensten
3.
Produktie van informatie 4. Verplaatsing van aktiviteiten5.
Werken en Wonen6. Overige voonaktiviteiten
7.
Welzijnaaktiviteiten8, :a-.-t1;13,u•
9.
Vervoer ale bindend elementRelaties Drec))tsteden-Rij-nmond samengevat
Bijlag,e blz. a6 88
92
94
95
97
99
100 101 103 105..
VOURAF
Dit onderzoek naar de relatie Rijnmond-Drechtsteden
is door ons verricht in een stagesituatie bij het
Streeklichaam Drechtsteden voor de Ruimtelijke Ordening, onder begeleiding van het
Sociaal-Geogra-fisch Bureau. Daarnaast was er nog begeleiding van
onze afstudeercommissie. De resultaten z(in in eerste instantie aRngeboden aan de plangroep van het Str.,-eklichaam.
In dit woord vooraf willen we onze overwegingen en verwachtingen ten aanzien van dit onderzoek, met name voor de beleidsvoering "voor en door" de
Drechtsteden, aangeven.
In de regionale planvorming dient volgens ons niet enkel te worden uitgegaan van inzicht in de
ken-merken, knelp,inten en mogelijkheden van de eigen regio, maar ook van inzicht in het ••krachtenveld" waarin de regio zich bevindt. Dat krachtenveld bestaat uit de relaties die een re~io met andere regio's heeft. Het betnvloedtmede de
ontwikkelin-gen in een regio en de mogelijkheden de ontwikke-lingen in de toekomst te sturen.
Wordt dit in de praktijk van de ruimtelijke planninrr eveneens onderkerlll?
Het lijkt er eerder op dat de aandacht voor relaties met andere regio's nauwelijks verder gaat dan enkele verspreide opmerkingen. Deze zijn vaak eerder ge-baseerd op informatieverzameling ad-boe dan op ~t:ruc, -tureel onderzoek. Opmerkingen over consequenties
voor het te voeren beleid blijven vaak achterwege.
Een structurele beschouwing over de functioneel-ruimtelijke verwevenheid van een regio met andere regio's- dat vil zeggen, geen algemene beschouwing, maar per activiteit uitgewerkt- met daaraan g
ekop-peld uitspraken over de consequenties van het te
voeren beleid dient echter volgens ons een
belang-r~ke component van de regionale beleidsvoorbereiding te zun. Deze opinie komt voort uit de invloed die
wij aRn interregionale relaties toekennen.
'>ovens taande kijk op de praktijk van de ruimtelijke olannine hebhen we in onze stage will~n confronteren met de "relatie tussen Rijnmond en de Drechtsteden". In ~en eerdere fase van onze studie zijn we al met dit gebied in aanrakinF, gekor.ien •
w~
koz~n daarom voor deze r@';;io Is omdat we, gezien de industriele siF,natuur van beide gebieden en de infra~tructurele verbindingen, vermoedden dat er van een "krachtenveld" zoals hierboven beschrevensprake is; een krach:enveld dat vooral voor de D:rechtsteden van invloed is.
Ook in het Inter~emeentelijk Structuurplan
Drecht-steden wordt ~e~ignaleerd dat er onvoldoende
in-zicht in de relaties besta~t en dat dit als een
probleem kan worden gezien.
Dat dit onderzoeksv0orstel door de Plangroep werd ~ehono:reerd met een stagemogelijkheid onderstreept nog eens het belang en de noodzaak die aan een
dP-;,:el\ike inzichtvorming wordt eehecht.
A 1s "startvragen" ( het "praktijk:,robleem") van vaar ult dit onderzoek verder gestalte krijgt en waaraan het zijn zin ontleent kun,.en worden genoemd:
-Welke functioneel-ruimtelijke processen spelen zich ,,.f tussen beide F,f"bieden of kunnen zich daar tus-sen afspelen;
-Welke van die processen worden opgepakt in onder-zoek, planvormin,; en beleid en op welke wijze ge-beurt dat;
-~ijn er proces~en die niet worden opgepakt; komt dat wellicht omdat ~~ niet bestaan, ofschoon hun
besta,-.n te verwachten is;
toe-of moeten worden op~epakt;
-Is het nodig-gezien de omvang van de processen tussen d.e re•gio' s • in casu Rijnmond en de Drecbtsteden-en mogelijk- geziDrecbtsteden-en de aard Drecbtsteden-en omvang van de proces-sen, de bestuurlijke mogelijkheden- de interregionale processen,. in dit geval tussen de Drechtst.eden en Rijnmond, op - n structurele manier te betrekken bij de regionale plan- en beleidsvorming?
Om een indruk te geV-en van de relevantie van de-ze vragen en het onderzoek, beantwoording e·rvan zo.u bijV-oorbeeld ertoe kunnen leiden ,
-dat het beter mogelijk is de positie van de Drecht-steden (moge·lijkh~den, afhankelijkheid etc a}. in dit geval specifiek ten op.zicht• van Rijnmond"te oJDscbrij-v"n en te b"nut ten in b"leirtsvo,rming;,
-dat bij bepaald" beleidssedoren duidelijker stelling kan worden genomen ten opzichte van en lcan worden omg"gaan met het krachtenveld waarin de regio zich bevindt, met name bij de ruimtelijke planning; -dat argumenten gevonden worden voor samenwerking
dan wel het t-kken van beoaalde grenz·,.n in
In de probleem'3t.ellins en doel ■ tellirte 7.ijn deze punten ten behoeve van het onderzoek stelselmatig uitgewerkt.
Probleemstelling en doelstelling
"Relaties tussen de Drechtsteden en Rijnmond"
Dit onderzoek is gericht op de relaties tussen de
Drechtsteden en Rijnmond. In deze inleiding zullen
ve aangeven waarom relaties onderwerp van onderzoek zullen zijn (probleemstelling), met welk oogmerk ve die relaties villen onderzoeken (doelstelling) en op welke wijze ve dit onderzoek zullen aanpakken (operationalisatie). Vooraf een vat uitgebreide inleiding bij wijze van toelichting.
De studie is opgezet vanuit een planologische ach-tergrond. In de regionale plannen welke betrekking hebben op de regio's in de Zuidvleugel van de Rand-stad (Streekplannen Rijnmond en Zuid-Holland-Zuid, Intergemeentelijk Structuurplan Drechteteden) wordt niet alleen aandacht besteed aan de structuur en ontwikkeling van het plangebied zelf, maar ook aan het rijksbeleid en de relaties met andere plangebieden. Deze betnvloeden immers de ontwikkelingen in het plangebied zelf en kunnen ale randvoorwaarde worden opgevat. Daarin is voor een deel het belang van dergelijke relaties voor de ruimtelijke plannine gele-gen. Anderzijds geeft de aard en de intensiteit van de relaties met andere plangebieden, in vergelijking met die binnen het plangebied zelf, een indruk van de eigenidentiteit van het gebied en de verwevenheid met andere gebieden.
Dit-theoretische-belang van relaties voor de ruimte-lijke planning blijkt in de praktijk echter maar ten dele te worden opgepakt.
Te constateren valt, dat bij de afgrenzingevraag en de verwevenheid niet of nauwelijks wordt stilgestaan. Waar dit in de plannen gebeurt hebhen de opmerkingen een globaal karakter, is de onderbouwing beperkt of
afwezig of wordt de verwevenheid slechts voor een
beperkt aantal aspecten afgeleid. Men kan zich a f-vragen in hoeverre uitspraken over verwevenheid
eebaseerd zijn on feitelijk inzicht.
Waar d~ invloed van de wat verder onderbouwde rela -ties op ontwikkelingen in het plangebied a~n de orde is gaat deze met tal van onzekerheden gepaard. De invloed op de toekomstige ontwikkelingen hangt im-mers samen met ontwikkelingen en beleidsinspanningen in andere plangebieden welke, evenals de
betnvloe-dine van de interregionale relaties zelf, slechte in onderzoek, planvorming en beleid "over de grenzen heen" aan de orde kunnen zijn. En dat komt, gegeven
de huidige bestuurlijke barrieres in de zuidelijke Randstad niet of nauwelijks voor.
Met deze studie villen we dan ook een aanzet geven tot een meer fundamentele en onderbouwde beschouwing omtrent de relaties die in de verhouding Drechtste-den en Rijnmond aan de orde zlin.
Da.•,rbij zal met name gekeken worden naar de implica-ties (bijvoorbeeld mogelijkheden en beperkingen) van deze relaties voor de ruimtelijke planvorming en beleidsvorming in de Drechtsteden. Deze implicaties zullen, ook wanHeer de bestuurlijke barrieres in de toekomst bij de vorming van een nieuwe provincie Zuid-Holland-Zuid zullen verminderen, van belang
blijven.
In dit kader kRn bijvoorbeeld gewezen worden op de
afgrenzing van Rijnmond en de Drechtsteden als twee afzonderl;_ike :stadsgewesten in de"Structuurschets voor de Stedelij~e Gebieden ;98~" en de nRdruk die in deze schets gelegd wordt op het a?nsluiten bij
de specifieke kenmerken van de re,-;io' e in planvor -mine en beleid.
Met het voorgaande als achtergrond kunnen de problee
-Velke relaties bestaan er tussen de Drechtsteden
en Rljnmond, welke zijn er bekend cq aan planvorming onderworpen en welke zijn minder of onbekend;
-Hoe kunnen de Drechtsteden, op basis van de relaties, in verhouding tot Rijnmond getypeerd worden1 wat is in dit opzicht de indentiteit van de Drechtsteden; -Ie het mogelijk ten behoeve van de ruimteli.ike
plan-vorming in de toekomst een aantal thans minder bekende relaties in de ~eschouwingen te betrekken? Doelstellingen1
-Het inventariseren van de relaties die thans bekend zijn cq. aan planvorming zijn onderworpen en van de opvattingen die er ten aanzien van de verhouding Rijnmond-Drechtsteden bestaan;
-Het aangeven en uitwerken van thans ■ inder bekende relaties welke relevant zijn voor het toekomstige (ruimtelijke) beleid in de Drechtsteden,. met name
in de verhouding tot Rljnmond;
-Het leveren van (methodologische) aanzetten voor een ruimtelijke planning die naar onze me■ing op meer diepgaande wijze uit zou moeten gaRn van en om zou moeten gaan met de eigen identiteit van een regio en de krachtenvelden (relaties) waarin deze gelegen is.
Operationalisatie
Ten behoeve van het onderzoek na~r de mogelijke rela -ties tussen Rljnmond en de Drechtsteden zal in de eerste fase een model worden opgesteld van de
rela-ties die tussen twee "verstedelijkte gebieden" op ~i::onaal niveau kunnen voorkomen en relevRnt zijn.
In een aan dit onderzoek voorafgaande theoriestudie
is aangetoond dat het wenselijk is uit te gaRn van
de activiteiten en functioneel-ruimtelijke relaties
die op dit schaalniveau onderscheiden kunnen worden, en niet van het stadsgewestbègrip dan wel de daarmee
in verband gebrachte samenhangen.
streeknlannen, worJen vastgesteld welke relaties b
kend 7,ijn en in welke mate ?:ij oncterwer·, van planvor zijn, alsmede op welke wijze tegen de verhouctinh Drecht~te<len-l!ijnmond wordt aangekeken.
Deze probleemstellin~ zal teven~ in een eerste ron worllen vo'>rgelegd aar, een aantal per~onen uit voor
de reeionale beleids- en onderzoekssfeer in gespre ken welke voornam"li.ik een ori'.'nterend en informe~l karakter mllen hebhen. De geRprekken hebben mede ten doel va·t te 8tellen welke minder bekende rela
ties in de verhouding Drechtsteden-Rijnmond aanwezi
zijn en va: t tP ,tellen l:ant{S welke ing,·.ngen
(sleutelper•onen in de tweede ronde) deze relaties verder verkend kunnen worden.
Vervolgens al worrlen va~tgeeteld welke relaties
op ba-sis van d.e verkenning in de eerste ronde
(nota's en ee~prekken) verder worden uitgewerkt. B
bel:tnt,-r\jke overweging bij deze selectie vormt het belang dat de betPeffende relaties kunnen spelen b -de aft,i:-enzing en bepaling V?.n de identiteit v~n
het Drechtstedengehied en
-de beleidsvorming, in casu de ruimtel(ike planvorm
in de Drechtsteden, waarbij '"' her7.ienine van het Intergemeentel\P< Structuurplan Drechtste,ien al,, e concrePt a:1.nknopi11gs punt l<an worden genoemd. In de derde fa,,e zullen, voor een belane;r;;k deel o b?.sis van ec'D a·,ntal kwalitatieve interviews in de tweede ronde met ~leutelpersonen, de geselecte~rde relati,,,, <>n hun relevantie voor de ruimtelijke pla
nin1: (wa, ronct~r de · fgren ·.ing en irlentiteit van de rPnio) kwalitatief worden uitgewerkt. Deze
inter-views ~ijn m~er se~tru~tureerd ~n formeler v~n a~rd .'u re"d~ kan wor<iPn vastr-;esteld, rlat in de ruimtel plan,,ing in het al1semeen va".k economische, informe
en bestunrl<_ike rel:üie~ onderbel i<'ht bliiven. Op ba van deze ,:voorlopi~e) stellin& zullen de ge~prekkE' in de eer,,t,-. ronde ten dele op dP7.e aspecten geri~
uit de economische (bedrijven, kamers van koophandel,
arbeidsbureaus,vakbonden), informele (pers) en be-stuurlijke sfeer benaderd worden. Uit de aangehaalde voorbeelden mag overigens blijken dat deze "sferen"
Wat is nu een relatie? We grijpen nog even terug naar de theoretische verkenning "Relaties en regio's". "Een relatie is een betrekking waarin zalcen of
personen tot elkander staan en ook een verband tussen verschijnselen. Door relaties worden el
e-menten met elkaar in verband eebracht en worden veranderingen doorgegeven.
Deze betrekking of dit verband kan op verschille n-de manieren beschreven worden. Gekeken kan worden
naar de richting, de aard, de intensiteit of het belang voor de verbonden elementen. Op die
manier kunnen uitspraken over het verband tus-sen die elementen worden gedaan.
Er kan bijvoorbeeld sprake zijn van een gezamenlijke afhankelijkheid of ori~ntatie, maar ook van daa d-werkelijke contacten en uitwisselingen.
Men kan in de betrekking verschillende accenten leggen: men kan geînteresseerd zijn in de elemen-ten en dan vooral in de functies die zij uitvoeren
(functie: taak die een element uitvoert en die dat element in relatie brengt met andere elemen-ten). Men kan geînteresseerd zijn in de relaties zelf: de beschrijving van de relaties levert dan een beeld op van de structuur. Let men vooral op de onderlinge beïnvloeding van de elementen door middel van hun relaties, dan staat de dyna-miek oentraal en spreken we van een systeem-benadering.
De beschrijving van relaties wordt bepaald door de manier waarop men tegen de werkelijkheid aan-kijkt." (p.5-4
In de volgende paragrafen zullen we op de eerste plaats proberen duidelijk te maken dat we vanuit
een geografische invalshoek geînteresseerd zijn in de relaties zelf. Kennis daarvan is een eerste
voorwa~rde om uitspraken te kunnen doen over de structuur van dat deel van de Randstad waPrin
Rijnmond en de Drechtsteden gelegen ·1.\jn. Kennis
daarvan is ook onontbe~rlijk bij bel· idsvorming en uitvoering ten aanzien van die structuur. Tevens zullen we duidelijk maken dat d, elementen van die geografische structuur de handelings
-verbanden zijn, meer in het bijzonder de activit
ei-ten die 7.ij uitvoeren. Daarbij ontstaan samenhangen, hetzij in rle vorm van gezamenlijke betrokkenheden, hetzij in de vorm van directe uitwisselingen. Voor zover deze samenhangen de ruimtelijke
ont-wikkeling beinvloeden ( en erdoor worden beïnvloed) zijn we erin geïnteresseerd: het gaat om de fu nctio-neel-ruimtelijk~ relaties als de kenmerkende
samenhan~ tus~;en activiteiten.
Daarbij zullen we ten behoeve van het onderzoek deze relaties nog scheiden in ge~ffectueerde en
niet-geregistreerde relaties. Daar onder de ge~ffectueerde relaties die groep wor~t verstaan
waar sprake is van een zichtbare uitwisseling wordt hiermee duidelijk gemaakt dat we, ook ten behoeve van de ruimtelijke planning, bij functio-neel ruimtelijke relaties ook te maken hebben met
niet zichtbare relaties die de ruimtelUke
AKTIVITEITEN EN RELATIES
In dit betoog zullen we aangeven hoe we willen komen tot een afperking van mogelijke funktioneel-rui ■ telijke relaties in de verhouding Drechtste-dengebied-Rijn■ ond. Vanuit een theoretische onder-bouv zullen ve een kompleet beeld trachten op te bouven van het totaal aan mogelijke funktioneel-ruimtelijke relaties tussen twee ~ebieden. De betekenis van het begrip funktioneel-ruimtelijke relatie zal in onderstaand betoog verduidelijkt worden.
Vooraf zij opgemerkt, dat we deze funktioneel-ruim-telijke relaties ale mogelijk onderwerp beschouwen voor een gezamenlijk beleid van de Drechtsteden. Daarbij gaan wij er vanuit dat bij een dergelijk beleid de mogelijk eigen positie van het
Drechtste-dengebied, hetzij ten opzichte van Rijnmond als beetuurlijke eenheid, hetzij in het totale haven-industrie-gebeuren waar zowel Rijnmond als de Drechtsteden onderdeel van uitmaken, uitgangspunt zal zijn en dat het beleid het doel zal hebben die mogelijk eigen positie verder te versterken.
Het aangeven van zogenaamde funktioneel-ruimtelijke
relatiea tussen twee gebieden zou kunnen afhangen van bestaande regio-indelingen; wanneer we spreken over het Drechtstedengebied en over Rijnmond, d4n veronderstelt dat twee nodale regio's, die intern-se-l!irtandtg funktione-ren en die mogelijke#wijze op een hoger scpaalnivo als onderdeel van ~~n
funk-tionele eenheid kunnen worden gezien (konurbatie/ zuidvleugel Randstad). Vanuit een dergelijke regio-indeling kunnen funktioneel-ruimtelijke relaties gedefinieerd worden; een benadering echter die ons inziens zou kunnen leiden tot het reeds op voorhand uitsluiten van bepaalde inter-regionale samenhangen. Uit literatuuronderzoek is namelijk gebleken dat
regionale indelingen sterk afhankelijk zijn van de
gekozen kriteria en indikatoren. Naar ons oordeel
kan daarom beter gekozen worden voor een benadering die mogelijke funktioneel-ruimtelijke relaties afhankelijk stelt van de aktiviteiten die plaats-vinden in een gebied. Aktiviteiten die in feite ook ten grondslag liggen aan het optreden van re-laties.
Voor het totale gebied Drechtsteden-Rijnmond gaan we uit van het begrip geografische struktuur
(Hoekveld, blz. 92 in1 Bours en Lambooy), een binnen een gegeven natuur-ruimtelijke kontekst aanwezig geheel van huishoudens, bedrijven en overige
in-stellingen, die met elkaar samenhangen. Hetzij door direkte funktionele relaties, hetzij door middel van gemeenschappelijke betrokkenheden en afhanke-lijkheden. Dit manifesteert zich zowel in een maat-achappelijk en specifiek zijn als in materiële vormen en in de materiële uitdrukking van de re-laties.
Kennelijk manifesteren alleen de direkte funktio-nele relaties zich ruimtelijk. De gemeenschappe-lijke betrokkenheden en afhankelijkheden dienen als achterliggende randvoorwaarden en bepalen als zodanig de aktiviteiten en de daarmee samenhangende en daaruit voortvloeiende relaties; ze maken dus wel deel uit van de geografische etruktuur, maar
konkretiseren zich niet in de ruimtelijke struktuur die daaruit resulteert.
Samenvattend betekent het voorgaande dat we veer het behandelen van de theoretisch mogelijke rela-ties tussen twee gebieden uit zullen gaan van de
aktiviteiten die er plaatsvinden. Die aktiviteiten zien wij ale grondslag voor funktioneel-ruimtelijke
relaties.
Wat verstaan we nu onder dat ruime begrip
'aktivi-teiten'?
organisatie en milieu van de samenleving, h~t veld
waar de ruimtelijke planning in opereert, dat door
Foley is gemaakt (Kreukels, blz. 126), treffen we
een drietal aspekten aan waaruit die samenhang kan bestaan1
1, een normatief of kultureel aspekt;
2, een funktioneel aspekt;
3, een fysiek aspekt,
Waair het gaat om het opsporen van
funktioneel-ruim-telijke relaties, hebben we te maken met dat tweede,
funktionele aspekt, De ruimtelijke uitwerking van dat aspekt bestaat uit drie komponenten1
1, ruimtelijke verdeling van funkties en aktivi-teiten;
2, relaties;
3,
ruimtelijk patroon.De ruimtelijke verdeling geeft aan hoe de
aktivi-teit gestruktureerd is;~de relaties (binnen een aktiviteit) geven aan hoe een dergelijke struktuur funktioneert, ze beinvloeden de struktuur en worden erdoor beinvloed, Het ruimtelijk patroon tenslotte
omvat de uiteindelijke neerslag van de struktuur en de daarin voortkomende relaties,
Onderdeel van de organisatie van de samenleving zijn de zogenaamde handelingsverbanden1 huishouden•, bedrijven en overige instellingen, Vanuit deze handelingsverbanden worden de aktiviteiten onder-nomen die tezamen het door Foley benoemde
Funktio-nele Aspekt vormen, Ze kunnen immers beschreven worden in hun ruimtelijke verdeling, in hun samen-hang en als het daaruit voortkomende ruimtelijke patroon (overeenkomstig de ruimtelijke uitwerking van Foley).
De aktiviteiten die door de handelingsverbanden entplooil worden, lcunnen we nader omschrijven met behulp van een model dat door Chapin ontwikkeld
is (Kreukels, blz. 124),Chapin typeert de aktivi-teiten van bedrijven als produktieaktiviaktivi-teiten, de aktiviteiten van de huishoudens en individuen
ale woonaktiviteiten en de aktiviteiten van de
J
instellingen als welzijnsaktiviteiten, De verschil-lende aktiviteiten werkt Chapin vervolgens uit tot aktiviteitensystemen; de volgende indeling ont-staat dans (in een vrije vertaling)
Produktie aktiviteiten Woon aktiviteiten (reproduktie) Welzijns aktiviteiten
-produktie van goederen
-produktie van diensten (kommer -ciële dienstverlening/tertiaire
sektor)
-verwerving van inkomen
-deelname aan maatschappelijk le-ven en verenigingsaktiviteiten -deelname aan onderwijs,
ontwikke-ling en vorming -rekreatie -winkelen
-sociale kontakten
-niet-ko-■ erciële dienstverlening
(quartaire sektor)
-verzorging van onderwijs, ontwikke -ling en vorming
-bevordering welzijn (oa sociale zorg)
bestuur
Bij de produktieaktiviteiten zouden wij naast de
produktie van goederen en diensten, de produktie
van informatie willen toevoegen. In de meer tra-ditionele opvatting behorend bij en daterend uit
het Energietijdperk staat inderdaad de produktie
van goederen en diensten centraal. Informatie wordt daarbij als middel gebruikt. Nu we ale 'men
s-heid' echter de overstap maken naar het
Infor-matietijdperk (Goudappel) wordt het produceren van informatie juist doel op zich, Pro•uktie van
inforaatie, niet ~la middel ten behoeve van de pro-duktie van goederen en diensten, maar als doel om een informatiebestand op te bouwen, vaar te zijner tijd gebruik van gemaakt kan worden (opbouwen van een 'inforaatietank'). Er is dus niet uitsluitend sprake van een goederenhuishouding, zoals in het energietijdperk, aaar daarnaast ook een inforaa-tiehuishouding (informatietijdperk).
Het overzicht van de aktiviteitensystemen wordt dan als volgt1
Produktie aktiviteiten Woen aktiviteitea Welziüns aktiviteiten
-produktie van goederen -produktie van diensten -produktie van informatie
-verwerving van inkomen
-•eelnaae aan maatschappelijk le-ven en verenigingsaktiviteiten -deelnaae aan onderwijs,
ontwikke-ling en vorming -rekreatie -winkelen
-sociale kontakten
-niet-komaerciMle dienstverlening -verzorging van onderwijs,
ont-wikkeling en vorming -bevordering van welzijn -bestuur
Uitgaande van het funktionele &spekt van Foley kunnen ve nu voor elk onderscheiden aktiviteiten-systeem een drietal zaken aangeven,
1, Hoe kan de ruimtelijke verdeling zijn?
2, Hoe kunnen de relaties binnen een aktiviteiten-systeem zijn?
~. Welk ruimtelijk patroon ontstaat ofwel hoe ie een der«elijk aktiviteiteneyeteem in de ruimte
te herkennen?
We beperken ons daarbij tot de regionale schaal daar het onderzoek zich koncentreert op de ver-houding Drechtstedengebied-Rijnmond. Met naae zullen ve het geheel toespitsen op de samenhang tussen beide gebieden,
De onderscheiden aktiviteiten produktie, wonen en welzijn, komen in vezen overeen met de door de CIAM onderscheiden aktiviteiten verken, wonen en rekreatie, De CIAM onderscheidde echter ook de aktiviteit verkeer als verbindend eleaent tussen
•e
drie overige aktiviteitea, Hoewel verkeer dus eigenlijk niet op dezelfde 'lijn' ligt als de 'levensbehoeften• verken, wonen en rekreatie, ver-dient het terecht toch aparte aandacht vanwege de bindende werking, die onaiebaar ie, In het model dat ve zo dadelijk zullen presenteren ten aanzien van de aktiviteiten produktie, wonen en welzijn, zullen ve daaroa tevens de kategorie vervoer op-neaen, Verkeer be ■ chouven ve als de ruimtelijke aanifestatie van het aktiviteitensyeteem vervoer; om die reden wijkt onze terminologie enigszins af van die van de CIAM,In een model zullen ve nu die al.:tiviteitea aangeven die vij ale grondslag zien voor de aanwezigheid van funktioneel-ruimtelijke relaties tussen twee gebiedea, Per onderscheiden aktiviteit ie vervol-gens aangegeven vat de ruimtelijke verdeling ie, hoe de interne relatiee(binnen het aktiviteiten-eyeteem zelf) zijn en vat de ruimtelijke uitwerking ie, Naast de relaties binnen een aktiviteiten-eyeteem, die in kolom B zijn ondergebracht, vinden ve in het model ook de relaties tussen verschillen-de aktiviteitensystemen terug, Dit is gebeurd door het onderscheiden van een tueeenkategorie en een bindend element, verken en vervoer zijn op zich-zelf aktiviteiteneystemen die echter tussen de
andere &lctiviteitenayatemen in staan. Vervoer kun-nen we daarbij als aktiviteitenayateem zien, het-geen horizontaal wordt afgebeeld; er ie echter ook een vertikale werking, verkeer als middel om re-laties te onderhouden (koloa B). Op de zin en de betekenis van de tuasenkategorie verken, komen ve aog terug.
Het bestuur, dat onderdeel uitmaakt van de velzijne-aktiviteiten, ia tevens te beschouwen als een bindend element tussen de verschillende aktivitei-teneyeteaen vanwege de invloed die daarop wordt uitgeoefend.
Mogelijke funktioneel-ruimtelijke relatie• binnen een geografische struktuur worden daarmee aange-geven door de kategorieën bestuur, verken, ver-voer en de interne relaties (kolom B).
Het aedel dat op de volgende bladzijde staat afge-beeld biedt een totaaloverzicht van aktiviteiten die ten grondslag liggen aan funktioneel-ruimte-lijke relaties binnen een geografische atruktuur. Ook deze relaties zijn in het model terug te vin-den. Voor het uit te voeren onderzoek biedt dit aodel een theoretische basis en we beschouwen het dan ook ale uitgangspunt voor one verdere werk.
i
i ~ 1 ~i
1 1 ~ i ;i
'
i
1 1=
~ ;!
:r
j 1 1.
t ~ 1 AKTIV]Tl-.:ITEN 1-.:N RJo.:LATII-:SAKTI VITEITI-:NSYSTl-.:t:M A RUIMTl-.:LIJKE Vl-:RDELING
-produktie van goederen produktie op Un plaat• filiaal&gevijz.e produlctie produk tieketene
dyna■ iech1 verplaatain,:en
-produlr.ti• van dienaten hoofdvestiging of filiaal lokale of regionale dienst ver 1 ening
dynaziech, verplaat11ingen
-produkUe van infor■atie( )) ■ iddel
-verken{1) bepaalde arbeidsmarkt lokaal of regionaal dyna•iech, verandering arbeids ■arkt -verwerving van inko■ en woonplaateen en werlr.pl.
-•eelna ■ e aan ■aat■ chappelijlr. on,teatrulr.tureerd le..-en en verenlgingsa.Jr. ti vit.
-4.eelna ■e aan onderwija, ont- verzorgingsnivo wt kke 11 ng en vor ■ i ng
-rekreatie ide ■
-winkelen ide ■
-■ octale kon takten ongestrulr. tureerd
-niet ko ■■ erciële d1entver- lokale of regionale lening die nat verlening
-Yerzorging van ondarviJ•, (aanbrengen '-van) ontwikkeling en vor■ ing voorzien! ngenh ierarchi e
-bevordering welzijn ide ■
-bestuur delegatie van beetuura-taken
-•ervoer al• bindenrl ele- land ( weg,spoor, pijp)
aent(4) water
lucht
tele-ko■■unikatie face to face
B Rl'.:LATIES INTERN binnen een aktivitei-tenayateem
goederenatromen eeeundair 1 informatie-11tro111en en lcapi taalatro-■en(2)
wijzigingen in de atro ■ en
"dienetenatro ■ en" secundair, infor•atie-stro11en(2)
wijzigingen in de stro•en
uitviaseling van gegevene
woon-werk relatie•
ui tvieselin,t
verplaat ■ in« tu ■ sen vo-nen en verken
bewe,ren binnen verzor-ging ■ ni vo
ide ■ idem
-"dienstenstro■■ n" ■ ecundairt infor ■atie-stro■en(2)re«ionale or~aniaatie
funktioneren van die hierarchie
!de ■
overlegatrukturen en
eamenverking-keuze van •ervoermiddel
C RUIMTELIJKE UlT\iERKIN1
bepaald rui ■ tebe ■ la« gebruik van aateriële infraatruktuur
veranderingen In ruimte-gebruik
bepaald rui ■ tebeal~ centru•verking (vooral) gebruik tele-ko-unikatie
veranderingen in rui ■ te ,tebruik
1 n for•a tie i nfrae truktuu· gebruik daarvan en de weer11lag op traditionel infra•truktuur verplaatsing en pendel gebruik infra ■ truktuur verechuiving pendelre-la tie•
lokatiee voor wonen en •oor werken
verplaat ■ lng en gebruik lnfrastruktuur
bepaald rui■ tebeslag be zoeker ■ atro ■ en gebruik t l"lfraa truktuur verplaateing ide ■ ide•
bepaald rui ■ tebeslag netwerkstruktuur centrumwerking
netverkstruktuur
ide ■
afbakening terri toriu ■
verkeer
aanver.igheid en gebruik nn inft'aatruktuur
(1) Op het raakvlak van produktieaktiviteiten en voon&ktiviteiten bevindt r.ich de 11en111 als onderdeel ..-an een arbeideproce ■ en een arbeida ■ arkt. Het &ktiYiteitenayatee ■ 'werken' dat wij hebben gemeend te sioeten inYoeren, bevat die arbeids ■ arkt. Werken nee ■ t in dit ■ adel daar11ee een tussenpoai t ie in.
(2) Het betreft hier infor11&tie (en kapitaal) voor direkt gebruik; de infor ■ atie- en kapitaaletro111en brenger. goederenetro ■en op g-ang en ondersteunen die, vandaar de ter ■ secundair. In het rel l.tieonderzoek dat wij doen
r.ijn r.e echter wel priaair onderwerp van onderzoek.
( }) Het gaat hier oa inforaatie ah doel, in teKenstel ling tot (2) vaar het ging 011 infor■atie ale ■ iddel. lnfor■atie ale doel leidt tot 'infor■atietanka' vaar •o~elijk gebruik van ge•aa.kt kan worden.
(4) Verkeer is al ■ akt1..-1teiteneyetee■ horizontaal afgebeeld; als ■ iddel 011 relati•a te onderhouden (bi n-dend ele ■ent) h het echter vertikaal verkr.a.a■ (kolo■ B).
Interne relatiee kolo■ B • verken, verkeer en beetuur geven veer vat de funi:tioneel-ruiateliJke relaties kunnen r.i n binnen een eo afieche atruktuur
PRODUrt'IEAXTIVITEITEH &ttiYi tet tene:,et••
• produktie Y&n ,:oederen
• produktie Tan diene ten
• produlr:tie ••n intoraatie
UITWERKING VAN HET MODEL
Konkretisering Rijftlllonà-Drechtsteden
Het in de vorige paragraaf gegeven model van akti-viteiten en relaties heeft een algemene strekking.
In deze paragraaf zullen we de algemene termen uit dat model verder uitwerken. Centraal etaat de vraag, ale een mogelijke relatie tussen Rijnmond
en de Drechteteden aanwezig ia, hoe kunnen we deze dan benoemen en herkennen?
Per blok van aktiviteitensyetemen uit het model, zullen we nu de B-kolom betreffende de relaties
binnen een aktiviteitenaysteem uitwerken voor
het gebied Rijnmond-Drechteteden.
relatie intern
goederenetro ■en eecundair I inforiaa.tie- en
kapi t&&letro ■en dienetenetro■en
eecundairt inforaatieatroaen
ui tvieeeling van K•geven,
konk:reti,erin«
Ri jn■ond-Drecht ■ tedtn aarktatrui:tuur, leider•/•ol~•ra
til ialen/hoofdYeat.
aarktçootte
interregionale dienaherlening fil ialen/hoofdvut.
o■ vang infor11at1enetverken
1marktgebied1 databanken
niet geatruktureerde en ,relnati tutio-nalheerde infor ■atleuitvheeling
De relaties in de produktieaktiviteiten worden al
naar gelang het karakter van de aktiviteiten onder-scheiden in goederenstromen, dienstenstromen en
informatiestromen. In de vorige paragraaf hebben we al toegelicht hoe deze stromen uit de aktivi-teiten kunnen worden afgeleid. De aard,
intensi-teit en de richting die deze stromen tussen
Rijn-mond en de Drechtsteden aannemen worden bepaald door de produktieetruktuur. De marktetruktuur kan dan ale een apart aepekt hiervan worden gezien.
Daarbij is de vraag aan de orde wie de marktleiders
en de marktvolgere zi,jn in de produktieetruktuur waar zij deel van uitmaken. Voor de Drechtsteden
6 kan specifiek de vraag gesteld worden of zij een volwaardig maar apart gelegen deel van het 'Nieuwe Waterweg• gebied zijn, of slechte afhankelijk t zijn van de marges die Rijnmond laat.
Naast deze produktielijn kunnen ook de verhoudingen
in de managementelijn genoemd worden, de verdeling
van hoofdvestigingen en filialen. Waar worden, ale ondernemingen meerdere vestigingen in dit gebied hebben, de beslissingen genomen en waar worden ze
uitgevoerd? Voor de dienstverlening komt hier nog
de vraa~ bij binnen welk gebiei van de diensten gebruik gemaakt wordt. Zijn er bedrijven die dienst-verlenende funkties vervullen voor het gehele
ge-bied en waar zijn die gevestigd?
Het belang van informatie is de laatste jaren snel
toegenomen. Behalve de vraag op welk nivo en voor welke regio databestanden worden opgebouwd en ge-bruikt, kan daarnaast ook de vraag gesteld worden of niet-geregistreerde en niet-gestruktureerde
informatie wordt uitgewisseld en gebruikt.
• dyna•1•ch I verplaat ■ing van aktiviteitttn
wijzigingen in de stro111en bedr1 jh ■igratle
1odjzi~ingen in de ■ arlctetrulctuur
Twee bijzondere aepekten in de
produktieaktivitei-ten die hun invloed op de relaties, in casu de stro-men, kunnen hebben, zijn de produktietechniek en
de processen van groei, inkrimping, fusie e.d.
Enerzijds zijn ze van invloed op veatigingeplaate-eisen en kunnen ze op den duur leiden tot bedrijfs-verplaatsingen; dit heeft uiteraard gevolgen voor
de stromen. Anderzijds kunnen door deze processen
rle verhoudingen op de markt en de relaties in de produktie veranderen, hetgeen eveneens zijn weer-slag heeft op de stromen.
TIJSSENKATEGORIE WERKER • verken od7na.aiach1 verandering a.rbeideu.rlct voon-verlc relatie• uitvisaeling-regionale arbeid11marlr:t voon en werkgebieden
inko ■ende en uitgaande pendel verechuivingen in de arbeidi,aarkt
invloed var, voon-verk relatie• op verhuiz. invloed nieuvlr:o ■ er• op de arbeid1111arkt
In de vorige paragraaf is de tussenkategorie
'wer-ken' vertaald in het begrip arbeidsmarkt. Op de
arbeidsmarkt staan het aanbod van arbeidsplaatsen
en het aanbod van produktiekrachten tegenover el-kaar. In de relatie Drechtsteden-Rijnmond kan dan
de vraag gesteld worden of bepaalde delen van de
arbeidsmarkt een interregionaal karakter hebben;
dat wil zeggen dat woon- en werkgebieden over de beide regio's verdeeld zijn. Wanneer dat het geval is, konkretiseert zich dat in pendel tussen de Drechtsteden en Rijnmond. Al naargelang de intensi-teit en de richting kunnen uitspraken gedaan wor-den over de arbeidsmarkt(en). Daarnaast kunnen de pendelstromen ook op kwalitatieve wijze geanaly-seerd worden; dat kan verschillende arbeidsmarkten opleveren. De pendelgegevens dienen afgezet te worden tegen de totale inkomende en uitgaande pendel en tegen de totale beroepsbevolking.
Tengevolge van bedrijfsverplaatsingen en verhuizingen van werknemers is de arbeidsmarkt voortdurend in beweging. Beide migratiebewegingen beînvloeden de pendel. Omgekeerd kan de vraag gesteld worden of werknemers uit werkmotieven van woonplaats
veran-deren en of ondernemingen op grond van de woonplaats v-n hun werknemers zich elders vestigen,
Bovendien verschijnen op de arbeidsmarkt steeds weer nieuwe arbeidskrachten en arbeidsplaatsen. Men kan de vraag stellen of personeelswerving uit-sluitend in de eigen regio of ook in aangrenzende regio's plaatsvindt,
'w'OONAK'I'I VI TEITJ-:N
• ..-erverving van inkomen verplaateing tussen wonen eelektieve migratie
.deelname aan onder'lfije, ont
-en werken situerJn~ en verdeling lokaties(wohen) bewcegen binnen verz.orgings- verz.or~ingsnivo' a
vtlclceling en vormin« nivo gebruik/bf!z.oekereatro1t1en
lokatie•
• rekreatie ldelll idelll
• winkelen
-deelnaae aan maatachappelijlt leven en verenigingealct.
on,teatruk tureerd ide■
• ,eciale kon takten
De woonaktiviteiten bevatten verwijzingen naar zowel produktieaktiviteiten ale de nog te behande-len welzijneak.tiviteiten. Bij de woonaktiviteiten staat echter het wonen centraal en wordt er van daar uit bekeken welke keu zes mensen maken en •. welke oriëntaties ze hebben. In de relatie Rijn -mond-Drechtsteden is dan de vraag aan de orde of
deze keuzeproce,sen en oriëntaties zich afspelen op interregionaal nivo. Ori~nteren mensea uit Rijn-mond zich bij het zoeken naar een woning ook sp de Drechtsteden -hetgeen zou kunnen blijken uit selektieve migratie- en maken ze g•bruik van voor-zieningen in de Drechtsteden? Een zelfde vraag kan voor inwoners van de Drechtsteden ten aanzien
van Rijnmond gemt~ld worden.
De deelname aan het maatschappelijk en
verenigings-leven en de sociale kontakten hebben we ongestruk-tureerd genoemd omdat deze te divers van aard zijn om benoemd te kunnen worden. Ze kunnen niet, zoals d6 overige woonaktiviteiten, worden gezien als een reaktie op bewust opgezette strukturen. Doorgaane
zullen ze bovendien van lokaal karakter zijn en op regionaal nivo nauwelijks merkbaar. Sociale kontakten kunnen uit velerlei achter~onden voort-komen; voor zover ze bovendien in andere
aktivi-teiten voorkomen en een rol spelen achten we ze daarin inbegrepen, Niettemin worden sociale kon-takten wel aangehaald om bijvoorbeeld de selektieve migratie en segregatie van minderheden te kunnen verklaren. Alleen op dit deelaspekt mag men spreken
van relaties waarin mo~elijk enige struktuur aan te brengen is (voor zover het de migratie betreft).
Het is echter te betwijfelen of deze struktuur ep langere termijn geldigheid behoudt, hetgeen voor de overige processen vel het geval is.
. IIELZIJJISilTIVITEITU
.niet-k•-•rcille cUen■ tTerl. ... eraerpaa Tan ondervij ■ ,
oe:t-vikkeling en Toraing dienatenetro ■ en Cunlttion•r•• hte.rarehi• reaionale u.1tv1aael1ng regionale organiaatie regioaale ea■enverkin& !de■
• lt••orderinc velsiJn ide ■
.. )eatuur
Bij de velzijnsaktiviteiten is, in tegenstelling tot de produktieaktiviteiten en ko11111erciële dienst-verlening, sprake van een bewust aangebrachte or-ganisatie en hierarchie. Voor de relatie Rijnmond-Drecht:steden speelt hier het feit of de dienstver-lening en verzorging per regio ie op~ezet of voor beide regio's tezamen en bovendien of er, als de opzet per regio is gebeurd, sprake is van s&11en-verking en uitwisseling van gegevens.
o.-erlegatru):tu.ren en a&11enverking
regionale aaaenverlt1n.« keördina tie/ ah t ■-lnc
Bij het bestuur, ais onderdeel van de welzijnealc-tiviteiten, ie er welhaast per definitie sprake van organisatie en een strenge afbakening van be-voegdheden. We hebben daarnaast gekonstateerd dat het bestuur zich bezighoudt met het brede scala van de genoemde aktiviteiten en relaties. In de relatie Rijnmond-Dr,chteteden is aan de orde hoe de bestuurlijke grenzen getrokken zijn, welke regionale indelingen er gemaakt zijn en tevens of _.,, oa11ille van de interregionale relaties die er dan toch zullen zijn, over die grenzen heen geke-ken wordt en er gezamenlijke aktiviteiten, hetzij in
de vorm van samenwerking, hetzij in de vorm van koördinatie en onderlinge afstemming, ontplooid worden. Met name vanwege de barri,res die bestuur-lijke grenzen plegen op te werpen, kunnen deze vor-men van savor-menwerking vaak een informeel karakter
dragen.
VERKi:ER
~ ver•oer ala bindend elu1ent keuze ••n Yervoer■iddel interregionale •erbindingen pbru11r:
Verkeer en vervoer hebben we oaechreven ale het bindend element tussen de aktiviteiten. Langs de verschillende mogelijkheden die daartoe open staan, werden de relaties effektief tot stand gebracht •
Daarbij ie vaak nog een keuze mogelijk. In de
re-latie lijnmond-Drechtsteden is het van belang na te gaan welke mogelijkheden geboden worden en op welke wijze daarvan gebruik gemaakt wordt.
Nota bene,
De relatie Rijnmond-Drechtsteden is er ,,n van de vele die er bestaan in het ~andstedelijk gebied,
Voor Rijnmond kan nog gewezen worden op die met
Den Haag, met het 'Groene Hart• en met de Zeeuwse en Zuid-Hollandse eilanden. Voor de Dreclteteden is er de relatie met West.Brabant, met de Zeeuwse en Zuid-HollandsP. eilanden en met Zuid-Holland Oost. Op een nog hoger echaalnivo kunnen weer andere gebieden worden aangehaald.
Dit onderzoek is echter bewust gericht op en
afge-perkt tot de relatie llijnmond-Drechteteden; met de aantekening dat het relatieve belang dat daaraan gehecht kan worden niet los gezien kan worden van de overige hier genoemde interregionale verbanden.
DE AARD VAN RELATIES
Ten behoeve van de aard van relaties kunnen we
een onderscheid maken tussen geëffektueerde
rela-ties en niet-geregistreerde relarela-ties. Wanneer we
in dit verband spreken over relaties, dan doelen we
daarmee op funktioneel-ruimtelijke relaties, zoals
we ook al eerder uiteengezet hebben. Het
relatie-begrip hebben we eerst theoretisch vormgegeven
naar soorten relaties, die we ondergebracht hebben
in het relatiemodel, en nu geven we dat
relatiebe-grip nog meer inhoud door ook een onderscheid naar
de aard van relaties te maken.
Geëffektueerde relaties zijn die relaties waarbij
sprake is van een uitwisseling en bovendien van een
zichtbare uitwisseling. Met andere woorden, deze
relaties zijn zichtbaar en zijn ook terug te
vin-den in het (ruimtelijk) beleid waar zij als
uit-gangspunt cq grondslag gehanteerd kunnen worden.
In fase twee van dit onderzoek, waar we kijken naar
de bekende relaties, houden we ons dus bezig met
de geëffektueerde relaties.
De niet-geregistreerde relaties daarentegen zijn
niet zichtbaar; zij spelen zich grotendeels 'in
het verborgene• af en zijn nauwelijks zichtbaar te maken. Toch bepalen zij mede de maatechappelijke
en ruimtelijke ontwikkelingen. De term
niet-gere-gistreerde relaties behoeft enige toelichting1
zoals gezegd zijn deze relaties mede bepalend voor
maatschappelijke en rtimtelijke ontwikkelingen en
hebben ze dus wel degelijk hun effekten. Met
niet-geregistreerd bedoelen we echter dat er geen
di-rekt verband te leggen is tussen wat we waarnemen
en wat daar 'achter zit'; deze relaties worden dus niet geformaliseerd.
Wanneer we, in het kader van het ruimtelijk beleid,
■aar evengoed in het kader van alle andere vormen van (overheids)beleid, een zo goed mogelijk inzicht
9
willen verkrijgen in de maatschappelijke en
ruimte-lijke ontwikkelingen om die vervolgens zo adekwaat
en effektief mogelijk te kunnen beïnvloeden, dan
is het onontbee:rlijk om ook een beeld te trachten op te bouwen van de niet-geregistreerde relaties.
Daarvoor willen we deze groep van
niet-geregistreer-de relaties onniet-geregistreer-derverniet-geregistreer-delen in twee kategorieën1
indirekte·relaties en informele relaties.
Indirekte relaties kunnen we karakteriseren als de binding tussen twee •f meer eenheden, bijvoorbeeld
vanwege een gezamenlijk belang, zonder dat dat
ech-ter zichtbaar wordt of uitmondt in een
direkt-kon-takt of zonder dat men dat zichtbaar wil maken; of
ook als, die relaties waarbij geen sprake is van
een direkte uitwisseling. De tweede kategorie, de
informele relaties, zijn relaties die zich in het
verborgene afspelen, dat wil zeggen buiten de
offi-ciële kanalen om, en die nooit geïnstitutionaliseerd
zullen zijn. Het is zelfs de vraag of deze relaties gestruktureerd zullen zijn. Bij de informele
rela-ties vindt wel een uitwisseling plaats, maar die is
niet zichtbaar. Dat begrip "nie-t zichtbaar" moeten
we echter ook ruimer opvatten in die ain dat er
relaties kunnen zijn, die wel zichtbaar te maken
zijn, maar die niet 'opgepakt' worden, ofwel omdat
men het niet ziet, ofwel omdat men deze relaties
niet zichtbaar wenst te maken.
Samenvattend kunn~n we de drie verschillend geaarde
relaties als volgt typeren:
geëffektueerde relaties
niet-geregistreerde relaties
-indirekte relaties -informele relaties
1 uitwisseling en
boven-dien een zichtbare uit-wisseling
1 geen uitwisseling
1 geen zichtbare uit-wisseling
Van alle drie zullen we een voorbeeld geven (een
verduidelijkt kan worden. Bij geëffektueerde rela-ties valt te denken aan pendelstromen; bij indirek-te relaties kan het gaan om een gezamenlijk belang bij het herstel van de scheepsbouwsektor en onder informele relaties vallen bijvoorbeeld de (vrij-blijvende) industriële kontakten, al dan niet on-der het genot van een goed glas wijn.
Indirekte en informele relaties zijn naar onze••-ning te zeer onderbelicht gebleven in de loop der tijden; ze zijn te karakteriseren als onbekende ■aar wel aanwezige relaties, en verdienen en nood-zaken een nader onderzoek. In de hoop dat deze re-laties toch enigszins te doorgronden zullen zijn. Aan de hand van one model voor aktiviteiten en re-latie ■ en de uitwerking daarvan zullen we voor het gebied Drechteteden-Rijnaond trachten enige greep te krijgen op deze niet-geregistreerde relaties, waarvan we verwachten dat ze toch in niet geringe mate bijdragen tot de ontwikkelingen in het gebied. De derde fase van one onderzoek zal zich daarmee richten op deze niet-geregistreerde relaties.
GEB~UIKT~ LIT~RATUUR FASE I
1. Bours, A. en Lambooy, J.G.·(red.);
Stad en Stadsgewest in de ruimtelijke orde; Assen 1970.
2. Goudappel, H.M.;
Kreatieve Konsolidatie als voorbereiding tot de informatiestad, bijdrage aan het symposium Innovatie in het stedelijk gebeuren, 20-10-1983 te Bergen op Zoom.
3. Kreukels, A.M.J.;
Planning en planningproces; Den Haag 1980.
INLEIDING FA~B 2
Fase 2 van ons onderzoek is bedoeld om de bekende en aan planvorming onderworpen relaties tussen de Drechtsteden en Rijnmond te inventariseren. Deze inventarisatie is uitgevoerd om het
theore-tische model dat in de vorige fase is opgesteld
te kunnen invullen voorzover het de g
eeffectueer-de relaties betreft , en leemtes te signaleren.
~agegaan is op welke wUze deze effectuering terug te vinden is in de beleidsnota's van Rijk, de pr~-vincie 7.uid-Holland, het Openbaar L+chaam Rijnmond en het Streeklichaam Drechtsteden voor de Ruimte-lijke Ordening. Voorts is geput uit een aantal "neu-trale" onderzoeksnota•s.
In de nota's worden, doorgaans op verschillende plaatsen, uitspraken geda,,n over de relatie Rijnm ond-Drechtsteden. Die uitspraken hebben zowel op alg
e-mene zaken als op specifieke aspecten betrekking.
In een aantal gevallen worden deze ui tsprake:, met
cijfers ondersteund. Verder zijn een aantal belei ds-opvattingen te vinden, al dan niet in aansluiting op cijfers en uitspraken.
Deze uitspraken en opvattingen zijn geinventariseerd.
vervolgens zijn ze naar de categorie~n van het
theoretisch model "actviteiten en relaties"
gegroe-peerd en bewerkt. Per instantie is nagegaan welke uitspraken gedaan worden, of deze met cijfers
onder-steund zijn en of de beleidsopvattingen met de
uit-spraken in overeenstemmi.,g zijn (er althanR aan
refe-reren).
Deze verslaglegging bevat enkel de bewerking. De
nadruk ligt, vaak noodgedwongen,op het kwalitatief
aspect van de relaties. Per categorie van het model
worden in een kommentaar conclusies getrokken en
worden ook de stellingnames van de verschillende
overheden met elkaar vergeleken.
F.en aantal kanttekeningen willen we nog plaatsen.
Zowel de relatie Rijnmo~d-Drechtsteden als de tref-woorden (theoretisch model) die we voor het in
kaart brenP,en daarvan gebruiken vormen een door
ons geka,-zen ingang. De relatie Rijnmond-Drechtsteden
vormt geen Rtructureel aandachtspunt in de nota's. Op zich al een conclusie\ Dit betekent evenwel dat
w'• ,1e oomer1< ineen die <iaarover toch gemaakt worden uit hun verband halen. In zekere zin is daarmee
"erder van "L"n int"rpretati•· dan van een invt!'ntaris a-tie c.prake.
Voorts zijn de nota's gedateerd. 7.e geven de
opvat-tingen op een bepaald tijdstip weer. Onduidelijk is
vaak of uitspraken gebaseerd zijn op feitelijke gegevens. Waar deze ter onderbouwing ontbreken zijn er twee mogelijkheden. De uitspraken kunnen berusten op vermoedens of op niet hard te maken ervaringskennis. Het kan echter ook z\jn dat gege-vens wel voorhanden zijn, maar in de bestudeerde
nota's niet expliciet worden opgepakt. De nota's
geven mogelijk slechts een deel van de aanwezige
kennis en standpunten we~r.
Nog moeil\iker is het na te gaan op welke w\ize
uitspraken over relaties doorwerken in het te voeren bel~id. De bestuurl\jke scheiding lijkt
daarbij een rol te spelen. Waar dat te pas komt zullen we in de conclusies op deze "vertalingen"
ingaan.
In principe hebhen we gestreefd naar een
verge-lijkbaar overzicht van de opvattingen van de ver-schillende instanties. Dat dit maar ten dele tot
stanrt is gekomen is voor een belangrijk deel te
wijten aan de willekeurige wijze waarop in de nota's aandacht aan de relaties wordt besteed.
o.
AlgemeenDe Drechtsteden en Rijnmond moeten als twee afzon-derlijke stadsgewesten worden beschouwd. (bijv. Struc-tuurschets 1983 ) Stadsgewesten worden omschreven als neen gespreid samenstel van een of meer grote centra met omringende kleine kernen, die door hun vele onderlinge relaties een functione0l geheel
vormen". ( Verstedelijkingsnota 1976 Het stads gevest is dus een empirisch begrip, maar er wordt tegelijkertijd een planologische betekenis aan ver-bo ■den. Binnen de stadsgewesten moet namelijk ge-streefd worden naar de ruimtelijke afstemming van activiteiten wanneer blijkt dat binnen het gebied van de steden en de kernen afzonderlijk de mogelijk-heden tot een dergelijke afste!lllllin,; te gerinR zijn. Bij de uiteindelijke aanwijzing worden als criteria gehanteerd de bevolkingsomvang van de centrale stad of agglomeratie, de omvang van het eebied
afstand tot het centrum, het voorzieningenniveau ên voon-verk relaties.(Studierapport il 3, p 10-13) In de Verstedelijkingsnota wordt nog geconstateerd dat beide stadsgewesten vel zodanig met elkaar verbonden zijn dat de woningbehoefte en woningbouw-mogelijkheden van beide stadsgewesten in onderlinge samenhang moeten worden bezien.( Structuurplan 1a, p 49) In de Structuurschets worden beide gebieden echter als aparte woningmarkten aangeduid.
In deze schets worden ook de ruimtelijke ontwikkelings-mogelijkheden beschreven. Deze ?.ijn gebaseerd op een onderscheid in
3
varianten in een voorafga;,,nd studierapport: selectieve instraling, de zgn ringvariant en concentratie. Men kiest vonr concen-tratie. (Studierapport p 77)Provincie
Zuid-Holland•
+
stad:sgewatbestaande open ruimte
Joegevoegde open ruimte
ruimtelijke SCMtding
tussen noord• en zuid
-vleugel · bofferzonn 1nt~sivering bestNl'td s~edet,jk gebied
~
, , , eventuele rmgontWlkkehngDe provincie beschouwt het gebied Drechtsteden-Rijnmond als ~In stadsgewest Rotterdam. Binnen dit stadsgewest onderscheidt men de agglomeraties Rotterdam en de Drechtsteden. Onder een stadsge-west verstaat men een stelsel van functioneel op elkaar betrokken ·kernen, waarbij meestal sprake is van een ori~ntatie op een centrale stad of aer, lo-meratie. Het is een planologisch begrip en geen bestuurlijk.(Nota 2ap 16) Een ag?,lomeratie is een min of. meer aaneengesloten stedelijke bebouwing, een a2.ntal kernen omvattend. De agglomeratie Rot-terdam vervult binnen het stadsgewest het hoogste niveau, daarna volgt lJordrecht als centrum van de Drechtsteden.
De agglomeratie Drechtsteden is sterk verbonden met de agglomeratie Rotterdam wat betreft wonen,
werken en verzorging. Deze samenhang moet tot uiting
komen in de stimulering van de vorming van het
stadsgewest Rotterdam als een functioneel
samenhan-gend geheel en een verzelfstandiging van de
agglomeratie Drechtsteden als een functioneel ~n ruimtelijk samenhangend geheel. (Ontwerp streekplan ZHZ p~3)Dit wil men bereiken door de toekenning
van een taakstelling aan de Drechtsteden ten behoeve van de bevolkingsoverloop uit Zuid-Holland en vooral Rijnmond ( rapport Groeistad Dordrecht )
'
een verbetering van de ruimtelijke inrichting en vergroting van de interne samenhang van de Drec
ht-steden, ondermeer door versterking van de positie
van Dordrecht als centrale hoofdkern. In het
Struc-tuurplan Drechtsteden wordt opgemerkt dat de Drecht-steden vroeger over verschillende streekplannen waren verdeeld. Hierin werd eveneens gepleit voor een betere samenhang en een hierarchische geleding
van de centrumvorming, hetgeen niet door alle kernen werd onderschreven. Daarin is mede een aan-leiding gelegen de kernen in een streekplan te behandelen en de verzelfstandiging te benadrukken.
(Structuurplan la, p 23)
Het stadsgewest Rotterdam moet zodanig geleed worden dat de beide agglomeraties hun eigen karakter en zelfstandigheid behouden: bundeling van de stede-lijke functies en scheiding van de stedelijke
con-centraties door een bufferzone. De positie van het stadsgewest Rotterdam als geheel moet steeds
voorop staan, een versterking van de Drechtsteden
daarbinnen zal deze positie ten goede komen.
De ontwikkelingen in Drechtsteden ~n Rijnmond zijn
tesamen bepalend voor Zuid-Holland. Het ontwikkelen
van het stadsgewest Rotterdam als een geheel impli-ceert het aanvaarden van uitwisselingen tussen de agglomeraties. ( De economie van Zuid-Holland, p 24) Ruimtelijk vormen de Drechtsteden een onderdeel van de verstedelijkin~Ras Rijnmond-Breda-Antwerpen.
13
Deze as wordt ook door verbindinGen van materiele
infra~tructuur ondPrsteund. Door de verstedelijkings
-druk uit Rijnmond op de Drechtsteden is dit deel
van de as zich ook ruimtelijk tot een deel van ~ljnmond aan het ontwikkelen, zonder dat echter
sprake is van een samenhan:~ tussen de kernen. Via
de voorgestelde maatregelen moet daar verbetering
in komen. ( Nota 2a p 17)
Rjinmond
Rijnmond omschrijft zichzelf als een onderdeel van de
zuidelijke randstadvleugel, een stedelijke zone,
be-staande uit de stadsgewesten Leiden, Den Haag,
Rotterdam en Dordrecht; het ene onderdeel hierin
kan functies vervullen ten behoeve van het andere.
( Streekplan Rl\nmond 4, p 11) De stadsgewesten Rot-terdam en Den Haag zijn dominant. Het stadsgewest
Rotterdam, omschreven als een samenhangend
ver-stedelijkt gebied dat in overwegende mate op Rotter-dam is georienteçrd, heeft wel een hechte functio-nele relatie met de Drechtsteden, maar is in de eerste plaats toch een zelfstandige bestuurlijke ~n functione.le eenheid. Het stadsgewest Rotterdam valt "om bestuurlijke redenen" samen met Rijnmond. (Streekplan Rijnmond 4, p 150) Rijnmond biedt werk-gelegenheid en bovenregionale voorzieninRen voor elders wonenden. De Drechtsteden zijn een neven-centrtL~ met een uitstralingseffect op buitenwaarts gelegen ~ebieden. (Streekplan Rijnmond
5
,
p 8)Rijnmond wil de problemen in eigen huis oplossen (zie
ook bestuur ) ; eerst op langere termijn komen de Drechtsteden in aanmerki-ng voor vestiging van ac-tiviteiten. "Op deze wijze kunnen de economiische en verzorgingsfuncties van de Rotterdamse agglomeratie
en de Drechtsteden voor een groot gebied
gehand-haafd blijven zoniet versterkt worden." (Streekplan