• No results found

Sekseverschillen in de expressie van verlegenheid en in de zelfrapportage van verlegenheid, op 4.5 jarige leeftijd

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Sekseverschillen in de expressie van verlegenheid en in de zelfrapportage van verlegenheid, op 4.5 jarige leeftijd"

Copied!
19
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

SEKSE IN DE EXPRESSIE EN ZELFRAPPORTAGE VAN VERLEGENHEID

Sekseverschillen in de Expressie van Verlegenheid en in de Zelfrapportage van Verlegenheid, op 4.5 Jarige Leeftijd

Julia Helena van Koolwijk

Universiteit van Amsterdam, Amsterdam, Nederland

Faculteit der maatschappij- en gedragswetenschappen Pedagogische en Onderwijskundige Wetenschappen

Masterscriptie Orthopedagogiek 2012-2013

Begeleiding: Dr. C. Colonnesi & Drs. M. Nikolic Studentnummer: 6132871

Telefoon: 06 14649835

E-mailadres: Julia.vankoolwijk@student.uva.nl

(2)

SEKSE IN DE EXPRESSIE EN ZELFRAPPORTAGE VAN VERLEGENHEID 2

Inhoudsopgave

Abstract ... 3

Inleiding. ... 4

Negatieve- en Positieve Expressies van Verlegenheid. ... 4

Sekseverschillen in de Expressies van Verlegenheid. ... 5

Zelfrapportage van Verlegenheid ... 8

Sekseverschillen in de Zelfrapportage van Verlegenheid ... 8

De Huidige Studie ... 9

Methode ... 10

Participanten. ... 10

Setting en Procedure ... 11

Coderen van de Gezichtsuitdrukking in de Performance Situatie ... 13

Coderen van de Gezichtsuitdrukking in de Zelfevaluatie Situatie ... 16

Betrouwbaarheid van de Observaties ... 17

Statistische Analyses ... 18

Resultaten. ... 18

Emotionele Reacties van Jongens en Meisjes ... 19

Expressies van Verlegenheid van Jongens en Meisjes ... 21

Zelfrapportage van Verlegenheid van Jongens en Meisjes ... 24

Zelfrapportage van Blozen van Jongens en Meisjes ... 28

Discussie ... 30

Sekseverschillen in de Performance Situatie ... 30

Sekseverschillen in de Zelfevaluatie Situatie ... 30

Beperkingen van de huidige studie ... 32

Aanbevelingen voor Toekomstig Onderzoek. ... 32

Conclusie ... 33

(3)

SEKSE IN DE EXPRESSIE EN ZELFRAPPORTAGE VAN VERLEGENHEID 3

Abstract

Shyness has mostly been investigated as a negative and unpleasant emotion. However, recent research suggests that shyness may have a positive and socially adaptive form. This study investigated gender difference in both the negative- and positive expression of shyness during toddlerhood. Furthermore gender differences in self-rated shyness was examined. Thirty boys and 39 girls of 4.5 years old were asked to sing for an audience (Performance situation). Afterwards they were queried regarding experiences of shyness and/or blushing during the performance (Self-evaluation situation). Their expression of negative- and positive shyness were coded. Boys and girls did not differ in the expression of negative- and positive shyness. In addition, there were no differences in the self-report of negative shyness and blushing between the sexes. However, in case of a positive expression of shyness during the

performance, girls reported shyness more often than boys. These results suggest that girls are more aware of their own positive expression of shyness than boys.

(4)

SEKSE IN DE EXPRESSIE EN ZELFRAPPORTAGE VAN VERLEGENHEID 4

Sekseverschillen in de Expressie van Verlegenheid en in de Zelfrapportage van Verlegenheid, op 4.5 Jarige Leeftijd

Negatieve- en Positieve Expressies van Verlegenheid

Het begrip verlegenheid verwijst naar behoedzaam gedrag tijdens confrontatie met nieuwe sociale situaties en/of het ervaren van zelfbewustzijn in sociaal evaluatieve situaties (Rubin, Coplan, & Bowker, 2009). Verlegenheid kan ook worden omschreven als een ambivalente vermijding van communicatief contact. Bij volwassenen uit dit zich door

glimlachen, blozen of het vermijden van de blik (Keltner, 1995). Verlegenheid in de kindertijd uit zich door afwending van de blik of het hoofd, het aanraken van het lichaam of het optillen van de armen (Reddy, 2005). Verlegenheid kan als negatieve- of als positieve emotie worden ervaren (Reddy, 2001; 2005) en de expressie, oftewel de uitdrukking (Van Dale, 2010), kan tevens negatief of positief van aard zijn; met een daarbij passende negatieve- of positieve gezichtsuitdrukking (Asendorpf, 1990; Reddy, 2001; 2005). Een negatieve

gezichtsuitdrukking kan men herkennen aan een fronsend, verdrietig of huilend gezicht, geïdentificeerd door een daling van de wenkbrauwen, samentrekken van de ogen en openen van de mond (Colonnesi, Napoleone, & Bögels, 2013). Negatieve uitingen van verlegenheid bij kinderen kan men dus herkennen aan het afwenden van de blik, het hoofd of het lichaam, tezamen met een negatieve gezichtsuitdrukking (Colonnesi, Bögels, de Vente, & Majdandžicì, 2012). Een positieve gezichtsuitdrukking is te herkennen aan een gesloten of open glimlach, geïdentificeerd door het verhogen van de hoeken van de lippen en wangen, vernauwing van de ogen en het openen van de mond (Colonnesi et al., 2013). Positieve uitingen van

verlegenheid zijn dus het met een positieve gezichtsuitdrukking afwenden van de blik, het hoofd of het lichaam (Colonnesi et al., 2012; Reddy, 2000). De glimlach die de positieve gezichtsuitdrukking kenmerkt, de coysmile, omvat het afwenden van de blik en/of het afwenden van het hoofd, vlak voor het einde van de apex; de maximale omvang van de lach

(5)

SEKSE IN DE EXPRESSIE EN ZELFRAPPORTAGE VAN VERLEGENHEID 5

(Asendorpf, 1990). Uit verschillende observationele studies naar dit type glimlach bij zuigelingen, is gebleken dat deze lach zich vaker manifesteert bij onbekenden dan bij bekenden (Reddy, 2000; Colonnesi et al., 2012).

Op verscheidene ontwikkelingsgebieden lijkt er een relatie te bestaan met verlegenheid. Karevold, Ystrom, Coplan, Sanson, en Mathiesen (2012) beschreven

verlegenheid in de kindertijd, overigens zonder onderscheid te maken tussen een negatieve- en positieve expressie van verlegenheid, als een voorspeller voor lagere sociale vaardigheden en een hoger niveau van angst- en depressiesymptomen in de vroege adolescentie. Daarnaast vonden Feinberg, Willer, en Keltner (2012) een relatie tussen verlegenheid en enkele positieve aspecten van de ontwikkeling. Verlegenheid bleek sociale functies te vervullen en het

vertrouwen in de verlegen persoon te vergroten. Bovendien werd verlegenheid door anderen gezien als een indicatie voor prosocialiteit en voor inzet bij sociale relaties. Er werd op verlegenheid gereageerd met affiliatief gedrag, meer vertrouwen en de wens aan te sluiten bij de verlegen persoon. Ook in deze studie werd er echter geen onderscheid gemaakt in het type expressie van verlegenheid. Recent onderzoek bestudeerde bij 2.5 jarigen de relatie tussen een negatieve- en positieve expressie van verlegenheid en angst (Colonnesi et al., 2013). De expressie van negatieve verlegenheid bleek positief gerelateerd aan het niveau van angst. De expressie van positieve verlegenheid bleek daarentegen negatief gerelateerd aan het niveau van angst. De auteurs suggereerden dat positieve expressie van verlegenheid een adaptieve strategie is in angstige situaties, dat wordt vertoond als een reactie op emotioneel positieve sociale aandacht en gevoelens van bescheidenheid en dankbaarheid of bewustzijn van het eigen succes kunnen oproepen (Colonnesi et al., 2013).

Sekseverschillen in de Expressies van Verlegenheid

Geslacht is een belangrijke variabele in onderzoek omdat er sekseverschillen bestaan op meerdere domeinen van het psychisch functioneren (Else-Quest, Higgins, Allison, &

(6)

SEKSE IN DE EXPRESSIE EN ZELFRAPPORTAGE VAN VERLEGENHEID 6

Morton, 2012). Zoals eerder vermeld lijken de effecten van de expressie van negatieve- en positieve verlegenheid op het psychisch functioneren bij 2.5 jarige kinderen te zijn

aangetoond (Colonnesi et al., 2013). In dit onderzoek werden geen significante verschillen gevonden tussen jongens en meisjes. Ook Volbrecht en Goldsmith (2010) vonden in een observationele studie bij 242 kinderen van drie jaar geen sekseverschillen, al maakte deze studie geen onderscheid tussen de expressie van negatieve- en positieve verlegenheid. De vraag blijft echter of dit voortduurt in de verdere ontwikkeling van de kinderen. Karevold et al. (2012) vonden tevens geen sekseverschillen in 4.5 jarigen, al trok deze studie de

betrouwbaarheid van de gebruikte vragenlijsten voor de moeders in twijfel vanwege de interpretatiegevoeligheid en werd ook hier geen onderscheid gemaakt tussen verschillende typen verlegenheid.

Andere studies naar algemene verlegenheid en blozen, een specifieke uitingsvorm van verlegenheid (Colonnesi, Engelhard, & Bögels, 2010), op latere leeftijd tonen daarentegen andere uitkomsten. Bögels, Alberts, en de Jong (1996) namen bij 195 studenten 18

verschillende vragenlijsten af. De resultaten lieten zien dat vrouwen sneller de neiging- en ook angst hadden om te blozen. Daarnaast hadden zij een hoger publiek zelfbewustzijn. Deze uitkomsten zijn in lijn met bevindingen van Drummond en Su (2012), waarbij 86

volwassenen werden gevraagd om een kinderliedje te zingen. Vrouwen hadden sneller de neiging om te blozen en de stijging van de bloedstroom in het gezicht, een maat voor de hevigheid van blozen, was bij vrouwen hoger dan bij mannen. Interessant genoeg scoorden de vrouwen tevens hoger op sociale angstschalen. Deze factoren bleken bovendien samen te hangen; sociale angst tijdens de uiting van verlegenheid vergroot namelijk de kans op een stijging van de bloedstroom in het gezicht. Als mogelijke verklaring voor de sekseverschillen noemen de auteurs dat mannen en vrouwen emotioneel verschillend reageren op de taak. Ook leken vrouwen een fysiologische aanleg tot blozen te hebben (Drummond & Su, 2012).

(7)

SEKSE IN DE EXPRESSIE EN ZELFRAPPORTAGE VAN VERLEGENHEID 7

Aangezien deze fysiologische aanleg al tijdens de kinderjaren aanwezig is (Ginsburg, Riddle, & Davies, 2006), is er mogelijk bij 4.5 jarigen al sprake van een sekseverschil in blozen.

Andere studies hebben zich specifieker gericht op aan een positieve expressie van verlegenheid gerelateerd gedrag, zoals de expressie van positieve emoties. Gevonden sekseverschillen in deze voorgaande onderzoeken kunnen indirect bewijs leveren voor verschillen in de expressie van positieve verlegenheid tussen jongens en meisjes. Er bestaat overeenstemming tussen studies dat vrouwen openlijk expressiever zijn dan mannen (Hall, 1984; Manstead, 1991; Hess, Senecal, Kirouac, Herrera, Philippot, & Kleck, 2000). Over één gezichtsuitdrukking bestaat unanimiteit; vrouwen glimlachen meer dan mannen (Hall & Halberstadt, 1986; LaFrance & Hecht, 1999). LaFrance, Hecht, en Paluck (2003) presenteerden een meta-analyse over sekseverschillen in glimlachen, gebaseerd op

bevindingen uit 162 onderzoeksrapporten. De studies wezen overwegend uit dat vrouwen en adolescente meisjes meer glimlachten dan mannen en adolescente jongens. Hall (1984) gaf als mogelijke verklaring dat vrouwen vaker glimlachen om opgewekt over te komen in situaties gekenmerkt door hoge sociale spanning, met als doel het gevoel van ongemak van anderen te verlichten (Hall, 1984). Mogelijk zegt dit glimlachen meer over sociaal vertoon naar anderen dan over een onderliggende emotie (LaFrance et al., 2003). Ekman en Friesen (1975) spraken over een set van algemene gedragsmatige richtlijnen, welke individuen hebben geleerd door socialisatie en die bepalend zijn voor de regulatie van gezichtsuitdrukkingen (Ekman & Friesen, 1975). Mensen presenteren zichzelf op een genderspecifieke manier als respons op de omgeving, met als doel de eigen sekse te benadrukken (Deaux & Major, 1987). Deze

geslachtsnormen zijn mogelijk ontstaan door zelf opgelegde voorschriften (Fiske & Stevens, 1993) en ‘self-fulfilling prophecies’ door anderen (Fischer, 1993). Cole (1985) bevestigde deze theorie met resultaten dat meisjes vaker een positieve gezichtsuitdrukking hadden bij het ontvangen van een teleurstellend cadeau dan jongens.

(8)

SEKSE IN DE EXPRESSIE EN ZELFRAPPORTAGE VAN VERLEGENHEID 8

Zelfrapportage van Verlegenheid

Als het individu tijdens een verlegen ervaring de verlegenheid bij zichzelf erkent, is het in staat om zelfbewustzijn en een gevoel van ongemak te melden (Riding & Rayner, 2001). Dit vermogen wordt ook wel zelf-gerapporteerde verlegenheid genoemd (Alm, 2007). Het individu herkent bij zichzelf dat het niet weet wat te zeggen in een gesprek, waarbij terughoudendheid gepaard gaat met intense mentale activiteit. Meestal denkt het individu hoe inadequaat het is en vreest om een negatieve indruk te maken bij anderen, waardoor het handelen wordt geremd (Riding & Rayner, 2001). Banerjee (2002) focuste zich op het begrip van mentale toestanden van de proefpersonen en de associatie daarvan met verlegenheid. Zes- tot elfjarigen werden gevraagd interpersoonlijk gedrag van personages uit verhaaltjes te verklaren. Begrip van mentale toestanden, zorgen over evaluatie van anderen en het niveau van verlegenheid bleken van invloed te zijn op het toekennen van verlegenheid aan anderen. Colonnesi et al. (2010) voegden hier aan toe dat kinderen die een hoge mate van verlegenheid vertoonden ook vaker, verbaal- en non-verbaal, verlegenheid toeschreven aan anderen.

Taalniveau van kinderen blijkt tevens sterk gerelateerd te zijn aan het vermogen om emoties, verlangens, overtuigingen en intenties te benoemen (Ruffman, Slade, Rowlandson, Rumsey, & Garnham, 2003).

Sekseverschillen in de Zelfrapportage van Verlegenheid

Hoewel er overeenstemming bestaat tussen studies dat leeftijd een factor is dat van invloed is op de zelfrapportage van verlegenheid (Bennett & Gillingham, 1991; Colonnesi et al., 2010; Reddy, 2000), is onderzoek naar sekseverschillen in de zelfrapportage van

verlegenheid zeer beperkt. Bovendien bieden voorgaande onderzoeken tegenstrijdige

resultaten. Zoals eerder genoemd hebben Colonnesi et al. (2010) analyses gedaan bij vier- tot negenjarigen sekseverschillen in het toekennen van verlegenheid aan anderen. Proefpersonen kregen korte verhalen gepresenteerd en moesten emoties toekennen aan de hoofdpersoon. Er

(9)

SEKSE IN DE EXPRESSIE EN ZELFRAPPORTAGE VAN VERLEGENHEID 9

zijn zowel bij non-verbale- als bij verbale toekenning van verlegenheid geen significante verschillen gevonden tussen de geslachten. Deze resultaten spreken echter bevindingen uit andere studies tegen. Zo heeft voorgaand onderzoek uitgewezen dat meisjes in de laatste jaren van de basisschool meer op het eigen handelen reflecteren (Admiraal, Geboers, Geijsel, & ten Dam, zoals geciteerd in Peschar, Hooghoff, Dijkstra, & ten Dam, 2010) en emoties beter kunnen encoderen en decoderen (Hall, 1984; Manstead, 1991) dan jongens. Encoderen staat voor het omzettingsproces van gedachten en gevoelens in taal en decoderen staat voor het vertalen van een boodschap naar bewustzijnsinhouden (Muylle, 2008). Onderzoekers hebben daarnaast aanwijzingen gevonden dat er belangrijke sekseverschillen zijn in de manier waarop kinderen interpersoonlijke conflicten oplossen (Miller, Danaher, & Forbes, 1986). Wellman (zoals geciteerd in Walker, 2005) definieert theory of mind als het begrip dat mentale toestanden van anderen in termen van overtuigingen, verlangens en gevoelens kunnen verschillen van henzelf en dat acties vaak het product zijn van deze mentale toestanden. Walker (2005) heeft bij drie- tot vijfjarigen de relatie tussen theory of mind en sociale competentie onderzocht, door twee theory of mind taken af te nemen die het begrip van false

belief meten. False belief is het vermogen om te erkennen dat anderen mogelijk handelen op

basis van overtuigingen die onwaar zijn (Razza & Blair, 2009). Resultaten wezen uit dat bij jongens hogere scores van theory of mind, lagere scores van verlegenheid voorspellen. Bij meisjes is dit niet gevonden. Gebleken is dat meisjes competenter waren dan jongens in het uitvoeren van de theory of mind taken. (Walker, 2005). Tot dusver is het nog onduidelijk of meisjes ook bewuster zijn dan jongens van hun verlegen gevoelens.

De Huidige Studie

De huidige studie is ontworpen om te onderzoeken wat bij 4.5 jarigen het effect van geslacht is op (a) de expressie van verlegenheid en (b) de zelfrapportage van verlegenheid. Gezichtsuitdrukkingen van verlegenheid zijn bij kinderen geobserveerd tijdens een

(10)

SEKSE IN DE EXPRESSIE EN ZELFRAPPORTAGE VAN VERLEGENHEID 10

experimentele taak met twee specifieke situaties. In de ‘Performance situatie’ werd het kind verzocht om op een podium een liedje te zingen voor een publiek: de proefleider, de vader en een ‘onbekende cameravrouw’. Vervolgens werden in de ‘Zelfevaluatie situatie’ vier vragen aan het kind gesteld over zijn ervaringen tijdens het zingen. In beide situaties werden de expressies van (negatieve- en positieve) verlegenheid geobserveerd. Tevens werden negatieve gezichtsuitdrukkingen zonder kenmerken van verlegenheid gecodeerd als negatieve reacties en werden positieve gezichtsuitdrukkingen zonder kenmerken van verlegenheid gecodeerd als positieve reacties.

Dit onderzoek tracht de volgende hypotheses te bestuderen: (a) Op basis van de resultaten van Bögels et al. (1996); Drummond en Su (2012) en LaFrance et al. (2003) wordt verwacht dat meisjes op 4.5 jarige leeftijd in sociaal evaluatieve situaties meer expressies van negatieve- en positieve verlegenheid vertonen dan jongens; (b) Op basis van de resultaten van Admiraal et al. (2010); Hall (1984); Manstead (1991) en Walker (2005) wordt verwacht dat er bij meisjes op 4.5 jarige leeftijd een sterkere relatie tussen zelf-gerapporteerde verlegenheid en de expressie van verlegenheid is dan bij jongens. Bewijs voor hypothese (a) zou

sekseverschillen in de expressie van verlegenheid ondersteunen, op 4.5 jarige leeftijd. Bewijs voor hypothese (b) zou sekseverschillen in de zelfrapportage van verlegenheid ondersteunen, op 4.5 jarige leeftijd.

Methode

Participanten

Participanten maakten deel uit van een longitudinaal onderzoek aan de Universiteit van Amsterdam over de risico- en beschermende factoren van sociale angst bij jonge kinderen. Gezinnen werden tijdens de zwangerschap van het eerste kind benaderd, door folders bij verloskundigen, bij zwangerschapscursussen, in babywinkels, via advertenties in tijdschriften en in gynaecologie klinieken in Amsterdam. Metingen werden uitgevoerd in het

(11)

SEKSE IN DE EXPRESSIE EN ZELFRAPPORTAGE VAN VERLEGENHEID 11

Onderzoekscentrum voor Ouder en Kind op de Universiteit van Amsterdam. Negen-en-zestig eerstgeboren kinderen (Mleeftijd = 53.27 maanden, SD = 0.67, range = 3 maanden)

participeerden in de studie (30 jongens, 39 meisjes). Alle ouders spraken vloeiend Nederlands of Engels. Ouders hadden een gemiddeld- tot hoog opleidingsniveau, op een schaal van 1: basisschool; tot 8: universiteit (Mvader = 6.39, SD = 1.72; Mmoeder = 6.93, SD = 1.29). Kinderen met een Apgarscore van hoger dan acht, een geboortegewicht boven 2500 gram en geen neurologische afwijking, konden participeren in het onderzoek. De observaties werden uitgevoerd tijdens een twee uur durend bezoek van het kind met de vader.

Setting en Procedure

De metingen vonden plaats in een experimentele ruimte met drie door

afstandsbediening gecontroleerde camera's, waarmee close-up beelden konden worden gemaakt van het gezicht en het bovenlichaam van het kind. Tevens werden enkele vragenlijsten thuis door ouders ingevuld en opgestuurd naar het onderzoekscentrum. De resultaten uit de vragenlijsten werden echter niet meegenomen in de huidige studie. Het experiment bestond uit twee situaties: de Performance situatie en de Zelfevaluatie situatie. Een derde afgenomen experimentele situatie, waarin het kind het opgenomen optreden terugkeek op een televisie, werd niet meegenomen in de huidige studie. Het doel van het experiment was om verlegen gedrag van het kind te observeren bij blootstelling aan een sociaal evaluatieve situatie. Specifiek werd er gekeken naar zelfbewuste reacties, zoals verlegenheid. Naast zelfbewuste reacties is er gekeken naar fysiologische reacties. Fysiologische maten werden echter niet meegenomen in de huidige studie.

Performance Situatie

Figuur 1 illustreert de opstelling voor de experimentele procedure van de Performance situatie. Er staat een zwart podium met een gouden ster tegen de muur aan. De microfoon is aangesloten op een versterker. Tijdens het optreden neemt de proefleider plaats op de witte

(12)

SEKSE IN DE EXPRESSIE EN ZELFRAPPORTAGE VAN VERLEGENHEID 12

poef, rechtsvoor het podium. Links voor het podium staan twee stoeltjes; de linker is voor de vader en de rechter is voor ‘de onbekende cameravrouw’. Materiaal voor fysiologische metingen is tijdens deze procedure aanwezig. In de Performance situatie werden kinderen blootgesteld aan een emotioneel intensieve sociale situatie, in welke ze werden gevraagd om een liedje te zingen voor een publiek: de proefleider, de vader en een ‘onbekende

cameravrouw’. De ‘onbekende cameravrouw’ beschikt tijdens de experimentele procedure over een hoge resolutie camera om de bloosreactie te meten. Voorafgaand aan de

Performance situatie is het materiaal afgedekt. De experimentele procedure van de Performance situatie eindigt na het applaus.

Figuur 1. Opstelling voor de Experimentele Procedure van de Performance Situatie

Zelfevaluatie Situatie

Figuur 2 laat de opstelling zien voor de experimentele procedure van de Zelfevaluatie situatie. Tijdens de Zelfevaluatie situatie namen de vader en het kind plaats op de bank en de proefleider op het blok naast de bank. De procedure bestond uit vier vragen, twee

(13)

SEKSE IN DE EXPRESSIE EN ZELFRAPPORTAGE VAN VERLEGENHEID 13

de ervaringen van het kind tijdens het optreden: ‘(1) Hoe voelde je je toen je zong?, (2) Was je verlegen toen je zong?, (3) Weet je wat vaak gebeurt met iemands gezicht (of wangen?) als iemand verlegen is? en (4) Denk je dat je rode wangen hebt gekregen?’. De antwoorden op de experimentele vragen, vraag twee en vier, zijn statistisch geanalyseerd. De eerste vraag werd gesteld om de participanten te laten wennen aan de nieuwe testsituatie en de derde vraag werd gesteld om te controleren of de participanten de betekenis van het woord blozen kenden.

Figuur 2. Opstelling voor de Experimentele Procedure van de Zelfevaluatie Situatie

Coderen van de Gezichtsuitdrukking in de Performance Situatie

The Observer XT 11.0 event logging software (Noldus, Trienes, Hendriksen, Jansen, & Jansen, 2000) is gebruikt om de video-observaties te coderen. Het coderingssysteem is ontwikkeld op basis van literatuur van Asendorpf (1990), Colonnesi et al. (2012), Colonnesi et al. (2013) en Reddy (2000; 2001). Het doel van het coderingssysteem is om op microniveau de expressie van emoties bij kinderen te coderen. Met behulp van dit programma werd het gedrag van kinderen gecodeerd als state event of als point event. Een state event is een gebeurtenis met een minimale duur van anderhalve seconde, met een duidelijk begin en een einde. Een point event is een gebeurtenis zonder een bepaalde duur (Colonnesi et al., 2013).

(14)

SEKSE IN DE EXPRESSIE EN ZELFRAPPORTAGE VAN VERLEGENHEID 14

In Figuur 3 is een voorbeeld van een uitdrukking van negatieve- en van positieve verlegenheid te zien.

Figuur 3. Expressie van Negatieve Verlegenheid (negatieve gezichtsuitdrukking en blik

afwenden) en Expressie van Positieve Verlegenheid (positieve gezichtsuitdrukking, blozen, blik afwenden en hoofd afwenden)

Noot. Proefpersonen hebben toestemming verleend voor het verstrekken van beeldmateriaal.

De Performance situatie heeft een maximale duur van 120 seconden. Het coderen van de procedure werd gestart na de aankondiging van het optreden door de proefleider. Als de duur van het optreden korter dan 120 was, werd de observatie bij aanvang van het applaus gestopt. Voorafgaand aan de statistische analyses is er bij deze korte video-observaties berekend hoeveel gedragingen het kind gemiddeld zou hebben vertoond indien de observatie 120 seconden had geduurd. Als het optreden langer dan 120 seconden duurde, stopte de observatie automatisch. Tabel 1 geeft de gedragingen, typen, beschrijvingen en

(15)

SEKSE IN DE EXPRESSIE EN ZELFRAPPORTAGE VAN VERLEGENHEID 15

Tabel 1

Gecodeerd Gedrag, Type, Beschrijving en Doelgedragingen van de Performance Situatie

Gecodeerd gedrag

Gedrag Type Beschrijving

Neg Gezichtsuitdrukking SE Fronsend, verdrietig en huilend gezicht, geïdentificeerd door een

daling van de wenkbrauwen, samentrekken van de ogen en

openen van de mond

- Huilen MO

Pos Gezichtsuitdrukking SE Gesloten en open glimlach geïdentificeerd door omhoogtrekkende

mondhoeken, samentrekken van de ogen, stijging van de wangen

en openen van de mond

- Lachcontrole MO Tegenhouden van de glimlach door de mond te sluiten met

spierspanning in de lippen

Blozen SE Huid wordt rood in het gezicht en in de nek

Sociale Focus SE Kijken naar of focussen op het interactiepunt

Niet-Sociale Focus SE Wegkijken van het interactiepunt of focussen op een niet-sociale

stimulus (de grond, de microfoon, etc.)

Apex PE De fase van de glimlach als de mondhoeken maximaal omhoog

staan

Blik Afwenden PE De blik afwenden van het interactiepunt

Hoofd Afwenden PE Het hoofd afwenden van het interactiepunt

Lichaam Afwenden PE Het lichaam afwenden van het interactiepunt

Lippen Vouwen PE Vouwen van of bijten op de lippen

Tong Uitsteken PE Uitsteken van de tong met spierspanning

Doelgedragingen

(16)

SEKSE IN DE EXPRESSIE EN ZELFRAPPORTAGE VAN VERLEGENHEID 16

Neg Reacties Aantal negatieve gezichtsuitdrukkingen zonder afwending van de blik of

het hoofd

Neg Verlegen

Expressies

Aantal negatieve gezichtsuitdrukkingen waarin een afwending (blik,

hoofd of beiden, of van het lichaam) heeft plaatsgevonden gedurende de

expressie.

Pos Reacties Aantal positieve gezichtsuitdrukkingen (glimlachen) zonder

afwending van de blik of het hoofd

Pos Verlegen

Expressies

Aantal positieve gezichtsuitdrukkingen waarin een afwending (blik,

hoofd of beiden, of van het lichaam) heeft plaatsgevonden in 1.5 tot 0

seconden voorafgaand aan de apex van de glimlach.

Noot. Pos = Positieve. Neg = Negatieve. SE = State event. PE = Point event. MO =

Modificator.

Coderen van de Gezichtsuitdrukking in de Zelfevaluatie Situatie

In de Zelfevaluatie situatie omvatte de totale geanalyseerde observatie de verbale- en non-verbale antwoorden op de twee experimentele vragen en de totale observatietijd was de duur van de twee antwoorden. De andere twee vragen zijn ter controle gecodeerd. Ieder non- verbaal antwoord kreeg een algemene code: expressie van (a) positieve verlegenheid, (b) negatieve verlegenheid, (c) gecombineerde verlegenheid (negatief, positief) en (d) geen verlegenheid. De geanalyseerde observatie bestond uit twee episodes; het antwoord op de tweede vraag en het antwoord op de vierde vraag. Het coderen van beide episodes werd gestart nadat de proefleider de vraag had gesteld. Een episode werd een seconde nadat het kind de vraag had beantwoord beëindigd. Tabel 2 is een weergave van de gecodeerde gedragingen en beschrijvingen uit de Zelfevaluatie situatie.

(17)

SEKSE IN DE EXPRESSIE EN ZELFRAPPORTAGE VAN VERLEGENHEID 17

Tabel 2

Gecodeerd Gedrag en Beschrijving van de Zelfevaluatie Situatie Gecodeerd gedrag

Geen Expressie van Verlegenheid

- Positieve gezichtsuitdrukking, Negatieve gezichtsuitdrukking

of Neutrale gezichtsuitdrukking - Sociale focus

Negatieve Expressie van Verlegenheid

- Negatieve gezichtsuitdrukking

- Blik afwenden en/of hoofd afwenden. Eventueel lichaam afwenden, lippen vouwen,

tong uitsteken, niet-sociale focus en/of blozen

Positieve Expressie van Verlegenheid

- Positieve gezichtsuitdrukking

- Apex en blik afwenden en/of hoofd afwenden. Eventueel lichaam afwenden, lippen

vouwen, tong uitsteken, niet-sociale focus en/of blozen

Gecombineerde Expressie van Verlegenheid

- Positieve gezichtsuitdrukking en Negatieve gezichtsuitdrukking

- Apex en blik afwenden en/of hoofd afwenden. Eventueel lichaam afwenden, lippen

vouwen, tong uitsteken, niet-sociale focus en/of blozen

Betrouwbaarheid van de Observaties

De observaties van de Performance situatie werden gecodeerd door zeven onafhankelijke observatoren: twee masterstudenten, vier bachelorstudenten en één

promovendus. Allen ondergingen een protocoltraining onder leiding van Dr. C. Colonnesi. Met behulp van het programma ‘The Observer XT 11.0’ is over 11 observaties (±16%) van het totale aantal video-observaties de interbeoordelaarsbetrouwbaarheid tussen alle

(18)

SEKSE IN DE EXPRESSIE EN ZELFRAPPORTAGE VAN VERLEGENHEID 18

observatoren berekend (Cohen’s waarde = .83). Tevens is de betrouwbaarheid van het coderen van negatieve- en positieve gezichtsuitdrukkingen over 10 observaties berekend (gecorrigeerd voor κ maximum = 0.76) en is over 10 observaties de betrouwbaarheid berekend van het coderen van de point events: apex, blik afwenden en hoofd afwenden (gecorriceerd voor κ maximum = 0.64)

Statistische Analyses

Data werden beoordeeld op skewness en kurtosis (George & Mallery, 2001). Vanwege scheve verdelingen werd de assumptie van normaliteit geschonden. Alle data uit de

Performance situatie zijn zowel parametrisch- als non-parametrisch getoetst. Omdat de uitkomsten van de analyses gelijk waren, zijn de resultaten van de parametrische toetsen gerapporteerd. Vanwege de beperkte onderzoeksgroep in de Zelfevalutatie situatie, is deze data enkel getoetst met non-parametrische toetsen. Er is in de huidige studie gebruik gemaakt van proporties, tenzij het anders staat aangegeven. De verkregen data werden verwerkt met behulp van het computerprogramma ‘Statistical Program for Social Sciences (SPSS)’, versie 20. Om de hypothese te toetsen dat geslacht invloed heeft op de expressie van negatieve- en positieve verlegenheid in de Performance situatie, zijn de data geanalyseerd met een één weg variantie analyse voor herhaalde metingen. Aanvullend zijn tevens de data over de relatie tussen geslacht en negatieve- en positieve gezichtsuitdrukkingen exploratief bekeken met één weg variantie analyse voor herhaalde metingen. Er is vervolgens exploratief gekeken naar sekseverschillen in blozen en bij het vertonen van een niet-sociale focus, met een t-toets voor twee onafhankelijke steekproeven. Om de hypothese te toetsen dat geslacht invloed heeft op de zelfrapportage van verlegenheid en op de zelfrapportage van blozen, zijn de data

geanalyseerd met Kruskal-Wallis toetsen. Om sekseverschillen in de attributie van verlegenheid te onderzoeken zijn er chi-kwadraat toetsen gebruikt.

(19)

SEKSE IN DE EXPRESSIE EN ZELFRAPPORTAGE VAN VERLEGENHEID 19

Resultaten

Gegevens van alle 69 participanten (30 jongens, 39 meisjes) zijn meegenomen in de analyses van de Performance situatie. Echter, door onbruikbaarheid van sommige video- observaties uit de Zelfevaluatie situatie is besloten om de analyses over het bij zichzelf herkennen van verlegenheid uit te voeren met 35 participanten (14 jongens, 21 meisjes) en de analyses over het bij zichzelf herkennen van blozen uit te voeren met 38 participanten (15 jongens, 23 meisjes).

Emotionele Reacties van Jongens en Meisjes in de Performance Situatie

Allereerst zijn er beschrijvende analyses uitgevoerd om te exploreren welke

emotionele reacties jongens en meisjes vertoonden tijdens het optreden. Tabel 3 geeft inzicht in de gemiddelde scores en standaarddeviaties van de frequentie van gezichtsuitdrukkingen, niet-sociale focus en blozen van jongens en meisjes in de Performance situatie. Gekeken naar de proporties kan opgemerkt worden dat meisjes tijdens het optreden vaker een negatieve gezichtsuitdrukking leken te vertonen dan jongens (Mjongens = 0.14, SD = 0.27, Mmeisjes = 0.21,

SD = 0.31). De frequentie van positieve gezichtsuitdrukkingen lag daarentegen hoger bij

jongens (Mjongens = 0.47, SD = 0.30, Mmeisjes = 0.44, SD = 0.35), maar dit sekseverschil is zeer klein te noemen. Tevens leken jongens iets hoger te scoren dan meisjes bij het vertonen van een niet-sociale focus (Mjongens = 0.52, SD = 0.27, Mmeisjes = 0.49, SD = 0.30) en bij blozen

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Een tweede aanpassing van de Richtlijn is dat er meer aandacht is voor milieutechnische goede biobrandstoffen, die, net als in de oorspronkelijke Richtlijn, dubbel mogen tellen voor

This paper analyzes the relation between FDI and the rate of corruption of a country, starting from the literature on the macroeconomic effects of corruption on FDI, and

Bergen en While (2005: 2) stellen dat enige vaagheid rond een wet leidt tot meer beleidsvrijheid. Dat klopt ook in dit geval, maar de vaagheid rondom de Taaleis zorgt ook voor

De voornaamste knelpunten waar de stil pandhouder tegenaan kan lopen zijn dat er in beginsel een pandrecht wordt gevestigd op een voorwaardelijk eigendomsrecht en dus niet op

Simpele modellen – taalmodellen zonder smoothing, of een weging met enkel de tf component – werken net zo goed als de gegevens maar groot genoeg zijn (Hiemstra & Hauff

The first part focuses on the results of the prominence of public values in private organisations by the formulation of an overview of mentioned values in the annual reports,

As for the association of these variables with the freedom house indices of Civil Liberties and Political Rights, shown in models 13 through 22 in the appendix, all

Archive for Contemporary Affairs University of the Free State