• No results found

Landmacht militairen aan het woord: Een borderline visie op landsgrenzen. Een onderzoek naar de visie van landmacht militairen op grenzen en grensoverschrijdende (militaire) samenwerking

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Landmacht militairen aan het woord: Een borderline visie op landsgrenzen. Een onderzoek naar de visie van landmacht militairen op grenzen en grensoverschrijdende (militaire) samenwerking"

Copied!
62
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)
(2)

2

Een borderline visie op landsgrenzen

Een onderzoek naar de visie van landmachtmilitairen op grenzen en grensoverschrijdende (militaire) samenwerking.

Bachelor scriptie Geografie, Planologie en Milieu Yalou te Slaa, s4562275

Radboud Universiteit Nijmegen

Faculteit van de Managementwetenschappen

Scriptiebegeleider: Martin van der Velde Tweede lezer: Lothar Smith

(3)

3

Voorwoord

Zutphen, 14/06/2018 Voor u ligt de thesis (mijn thesis) die onderzoek doet naar de visie van militairen op de grens. Deze thesis is geschreven als afstudeerproject van mijn bacheloropleiding Geografie, Planologie en Milieu aan de Radboud Universiteit Nijmegen. Ik bied op voorhand alvast mijn excuses aan voor dit lange voorwoord…

Afgelopen studiejaar heb ik ontzettend veel geleerd, niet alleen over woestijngebieden, Ierse

planningsystemen en provincieprojecten in Nederland (Gaaf Gelderland), maar ook over mezelf. Zo heb ik een aantal weken geleden geleerd dat in een Luchtmobiel Speciaal Voertuig rijden erg tof is (speciaal bedankje voor Erik!) en heb ik besloten een tussenjaar te nemen (iets wat ik altijd heb gezworen niet te doen, ‘omdat je er lui van wordt’) 1 om zo een functie opening voor de

officiersfunctie Inlichtingen en Veiligheid, Human Terrain Analist bij Defensie af te wachten. Met dat ik de knoop van mijn beroepskeuze had doorgehakt, moet ik eerlijk zeggen dat ik niet kon wachten tot het 28 juni zou zijn, ik mijn thesis kon inleveren en juichend de universiteit kon verlaten. Nu is het 14 juni, de dag van de conceptversie deadline en zo’n twee weken voor die rood-omcirkelde 28 juni waarnaar ik zo lang heb uitgekeken, en voel ik bijna een bepaalde nostalgie. Hoewel ik enkele dagen van het onderzoek flink heb vervloekt heb ik er, zeker in de laatste periode, namelijk enorm van genoten.

Dat brengt me dan bij alle mensen die ik wil bedanken. Allereerst mijn begeleider, Martin van der Velde, bedankt voor de vrije begeleiding en het vertrouwen in mijn gedachtegangen en motivaties. Elke keer als ik bij u weg ging na een gesprek liep ik de deur uit met nieuwe ideeën en inzichten en vernieuwd enthousiasme om verder te gaan. Bedankt hiervoor.

Verder wil ik al mijn respondenten vanuit de grond van mijn hart bedanken. Los van het feit dat ik zonder jullie niets op papier had kunnen zetten, hebben jullie het hele onderzoek namelijk een heel stuk dragelijker gemaakt. Daarmee wil ik jullie niet alleen bedanken voor jullie hulp, maar nog veel meer bedanken voor jullie ongekende openheid en vriendelijkheid, ik heb keer op keer enorm genoten van jullie verhalen.

Uiteraard wil ik mijn familie bedanken, niet eens per se vanwege de keren dat jullie me andere taken uit handen namen, maar gewoon omdat jullie zijn wie jullie zijn en ik zoveel van jullie hou.

En tot slot, Sjane, mijn Universiteits-echtgenote. Bedankt voor alle Urker uitspraken, alle sloten koffie, alle memes die ik miste door mijn onkunde van het internet, en alle lachbuien (helokipter). Zonder jou was ik deze 3 jaren heel anders doorgekomen.

1 28-06-2018. Ik blijf waarschijnlijk toch nog even op het Radboud rondhangen voor een Minor bij het CICAM

(4)

4

Samenvatting

Landmachtmilitairen over grenzen en grensoverschrijdende samenwerking

Dit onderzoek is een verkennende, kwalitatieve, studie naar de visie van landmachtmilitairen op grenzen en grensoverschrijdende samenwerking. Daarmee draagt dit onderzoek een nieuwe invalshoek aan in de maatschappelijke discussie over grenzen en belicht dit onderzoek een nieuw perspectief in de wetenschappelijke border narrative studies.

Allereerst worden verschillende theorieën rondom grenzen verkend. De complexiteit en het brede karakter van grenzen worden hier duidelijk uiteengezet. De selectietheorieën die de basis vormen van dit onderzoek brengen, in combinatie met de verzamelde data, interessante verbanden en tegenstellingen aan het licht. De data is een verzameling van standpunten van 11 respondenten, waarvan allen meer dan 3 jaar werkervaring hebben bij de Landmacht. In de vorm van semigestructureerde interviews is de data verzameld waarbij de nadruk lag op ontdekken hoe de militairen kijken naar grenzen en grensoverschrijdende samenwerking. Deze data is gecodeerd en geanalyseerd op basis van de theorieën. Met behulp van de deelvragen is een antwoord geformuleerd op de hoofdvraag: Wat is de visie van Nederlandse landmachtmilitairen op nationale grenzen, en hoe kijken zij aan tegen verdere grensoverschrijdende samenwerking?

Uit de resultaten blijkt dat de visie op de grens meervoud is. Allereerst lijken de militairen ietwat onverschillig als het gaat over landsgrenzen. De objectieve en afstandelijke relatie die de militairen in eerste instantie laten zien, slaat om op het moment dat er gesproken wordt over het weghalen van de grenzen. De vorming van de plek Nederland in combinatie met een bepaalde waardering van de Nederlandse identiteit zorgt ervoor dat de visie op de grens subjectiever wordt. De identiteit van Nederland wordt door de militairen gekoppeld aan de niet zichtbare, maar toch aanwezige landsgrens van Nederland. Het weghalen van de Nederlandse grenzen is daarmee een bedreiging van de identiteit van de militairen.

Deze gevoelsmatige visie beïnvloed echter niet de visie op grensoverschrijdende samenwerking. De landmachtmilitairen zijn het unaniem met elkaar eens dat verdere samenwerking noodzakelijk is om zo efficiënt en effectief mogelijk de internationale orde te handhaven. Toch komt de gevoelsmatige kant van de grenzen terug bij het onderwerp van een Europees leger. De strijd van een eigen (Nederlandse) identiteit en tegelijkertijd verdere samenwerking is hier nog in volle gang en heeft in de nabije toekomst geen uitkomst, de mentale grenzen van Nederland zijn hier nog te scherp voor in beeld.

Voor vervolgonderzoek kan mogelijk een meer afgebakende groep binnen de krijgsmacht onderzocht worden, wellicht kan een vergelijkende studie tussen verschillende functies of rangen bijdragen aan de discussie over grenzen.

(5)

5

Inhoudsopgave

Voorwoord ... 3 Samenvatting ... 4 Inhoudsopgave... 5 1. Inleiding... 7 1.1 Introductie ... 7 1.2 Relevantie ... 8 1.3 Doelstelling ... 9 1.4 Vraagstelling ... 9 1.5 Leeswijzer ... 10 2. Theoretisch kader ... 12

2.1 Wat is een grens? ... 12

2.2 Wat is een plek? ... 14

2.3 Actuele trends ... 14

2.4 Gevoelsmatige binding aan een plek ... 16

2.5 Conceptueel model en operationalisatie ... 17

3. Methodologie ... 20 3.1 Onderzoeksstrategie ... 20 3.2 Data verzameling ... 21 3.3 Data verwerking ... 23 3.4 Data analyse ... 23 4. Onderzoeksresultaten ... 26

4.1 Kennismaking met de respondenten ... 26

4.2 Beschrijving van de data ... 28

5. Harde grenzen (door) zacht hartje? - analyse ... 39

Werken bij Defensie, je moet het maar kunnen, willen? ... 39

Grenzeloze liefde ... 40

Defensie beyond borders ... 42

The United States of Europe ... 44

Balance is key ... 45

6. Conclusie ... 47

6.1 Beantwoording van de deelvragen ... 47

(6)

6 7. Discussie en aanbevelingen ... 51 7.1 Discussie ... 51 7.2 Aanbevelingen ... 52 8. Reflectie... 53 IV Literatuurlijst ... 55 V Bijlagen ... 58 i. Interviewvragen ... 58

ii. Respondentenlijst (en rangenoverzicht) ... 60

iii. Codelijst ... 61

(7)

7

1. Inleiding

1.1 Introductie

In de aanloop naar de afgelopen Tweede Kamerverkiezingen in maart 2017 was één van de stellingen uit de StemWijzer ‘Er moet een Europees leger komen’, waarop men eens, neutraal of oneens kon antwoorden. De wens voor een Europees leger is de afgelopen jaren een belangrijk discussiepunt in de Europese Unie geworden en deze stelling laat dat zien. De Europese Commissie (EC), en met haar enkele (politieke) aanhangers, ziet een toekomst voor Europa waarbij de Europese Unie meer inzet op gestructureerde samenwerking met een gedeeld veiligheidsbeleid (Europese Commissie, 2016). Niet alleen wordt de militaire kracht en het aantal mogelijkheden voor Europese lidstaten vergroot, ook verwacht de Europese Commissie fors economisch voordeel te halen uit verdere samenwerking. Een volgende stelling uit de StemWijzer was ‘Nederland moet de grenzen sluiten voor Islamitische immigranten’. Wellicht is deze stelling nog relevanter, kijkende naar wat destijds een grote zorg was voor Nederland en waarvan nu nog naweeën te voelen zijn in Europa en de wereld. Het doel van de StemWijzer is om kiezers een richtlijn te bieden voor de stemmingen, tegelijkertijd geven echter de stellingen een goed beeld van de belangrijkste kwesties die op dat moment spelen in de maatschappij. De stellingen reflecteren onderwerpen die in de afgelopen, en naar verwachting ook toekomstige jaren, belangrijke onderwerpen zijn binnen de Nederlandse maatschappij.

Hier ontstaat een interessante situatie. Er is duidelijk veel commotie over immigranten waarbij men ook moet denken aan de vluchtelingencrisis van 2015. Als gevolg hiervan is voor veel Nederlanders hun houding ten opzichte van de grens veranderd vergeleken met vóór de vluchtelingencrisis. Tegelijkertijd laat de eerdergenoemde stelling over een mogelijk Europees leger zien dat overheden nadenken over grensoverschrijdende militaire samenwerking. Een nauwe samenwerking met andere Europese landen impliceert een zekere mate van vertrouwen en daarmee lijken harde en zachte grenzen minder belangrijk te worden, naast de al veelal opengestelde grenzen binnen Europa wordt nu immers ook beleidsmatig meer samengewerkt. Parallel aan de toenemende trend van grensoverschrijdende samenwerking houden vraagstukken als het sluiten van de grenzen en het verlaten van de Europese Unie het Nederlandse volk en de politiek ook in haar greep zoals enkele stellingen uit de StemWijzer van 2017 zo mooi laten zien. Binnen dit onderzoek ligt de focus op het bestuderen van de visie die men heeft op nationale grenzen, specifiek de visie van Landmachtmilitairen van Defensie. Een specifieke en unieke groep van de Nederlandse bevolking. Naar verwachting heeft deze groep een bepaalde visie op grenzen, vanuit zowel de organisatorische doelstellingen van Defensie als ervaring in conflictgebieden waarbij nationale grenzen regelmatig een rol spelen.

Ten tijde van de Eerste en Tweede Wereldoorlog was de mentaliteit van de Nederlandse Defensie compleet anders dan vandaag de dag. Defensie stond destijds in het teken van het beschermen van het ‘eigen’ land en wellicht het steunen van bondgenoten. Vandaag de dag spelen er zich binnen of direct rondom Nederland geen high-intensity conflicten af waarbij militair ingrijpen nodig is

(8)

8 (Conflictenteller, 2018). Echter beslaat de organisatie Defensie nog ruim 60.000 militairen en burgers, die volop worden ingezet voor militaire missies en humanitaire hulp wereldwijd (Rijksoverheid, 2018). Hoewel de organisatie duidelijk is veranderd als een gevolg van de veranderde maatschappij, blijft in ieder geval één aanname toch vrijwel gelijk, namelijk dat Nederlandse militairen zich inzetten voor Nederland en bondgenootschappelijke grondgebieden (Ministerie van Defensie, 2018). Deze kerntaak (1 van de 32) van de organisatie maakt grenzen een actief onderdeel binnen het werken bij Defensie. In dit onderzoek wordt daarom onderzocht wat het grensbesef, de visie op de grens, binnen de groep Landmachtmilitairen is en hoe en waardoor deze mogelijk is veranderd gedurende hun militaire loopbaan. Het personeel dat zich bij een organisatie aansluit, die vanuit de oorsprong in het teken staat van het beschermen van de staatsgrenzen (en bondgenootschappelijk grondgebied), heeft in de afgelopen jaren ook veranderingen in de maatschappij zien gebeuren en heeft daar waarschijnlijk op moeten inspelen en aanpassen. Dit onderzoek kijkt onder andere naar hoe is het voor Landmachtmilitairen met deze veranderende maatschappelijke veranderingen te werken in meer internationale omgevingen, tegelijkertijd wordt gekeken naar hoe deze Landmachtmilitairen naar landsgrenzen kijken.

1.2 Relevantie

In de huidige maatschappij is er een doorlopende en toenemende trend in cross-region en cross-border cooperation (Perkmann, 2007; Yeung, 1998, p.291). Er moet meer worden samengewerkt tussen bedrijven en organisaties en daaruit volgend is het een logisch gevolg dat overheden ook nadenken over militaire samenwerking. Organisaties als de Noord Atlantische Verdragsorganisatie (NAVO), de Verenigde Naties (VN) maar ook de Organisatie van Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE) zijn na de Tweede Wereldoorlog opgericht en uitgegroeid tot grote netwerken. De huidige Nederlandse missies beslaan meerdere continenten en er wordt samengewerkt met zowel lokale militaire organisaties als andere door de VN ingezette troepen. De visie van Defensie als organisatie over deze samenwerkingsaspecten is algemeen bekend: “Defensie staat voor vrede en veiligheid, in Nederland en daarbuiten. De krijgsmacht levert een bijdrage aan de stabiliteit en vrijheid in de wereld” (Ministerie van Defensie, Rijksoverheid, 2018). Dit onderzoek laat echter de organisatorische opinie en visie los en focust zich op de individuele visies van militairen binnen Defensie. Militaire organisaties zijn van oorsprong gebouwd op een sterk respect voor rangen, daarmee was het tot voor kort vrij ongebruikelijk dat de meningen van militairen worden gedeeld ondanks dat ze een zeer interessante onderzoeksgroep zijn. Echter is er een zichtbare verandering merkbaar, in de vorm van documentatie van het leven als militair. Medio 2017 zond NPO een seizoen van ‘kijken in de ziel’ uit, waarbij Coen Verbraak met 11 beroepsmilitairen het gesprek aan ging en begin 2018 kon men op Veronica de documentaire ‘Achter

2 - Beschermen van het eigen grondgebied en dat van bondgenoten;

- bevorderen van de (internationale) rechtsorde en stabiliteit; - leveren van bijstand bij rampen en crises.

(9)

9 de Linies: Missie Mali’ volgen.

Sinds enkele jaren lijkt de maatschappij een soort stuiptrekking te vertonen als het gaat over grenzen, sinds de toename van terroristische aanslagen en de vluchtelingencrisis in 2015 zijn de tegenbewegingen van Europa steeds beter aan het licht gekomen. Deze maatschappelijke ontwikkeling wordt door veel wetenschappers onderzocht, maar nog niet eerder is het vanuit het standpunt van de beroeps bekeken: de landmacht militair. Deze militairen kijken nu wellicht compleet anders naar grenzen dan 10, 20 jaar geleden, maar de visie van deze grensexperts kan wellicht een relevante bijdrage leveren aan de stuiptrekking en discussie rondom grenzen. Men kan het onderzoek beschouwen als een ‘op de werkvloer’-editie van een onderwerp dat normaliter vanuit organisatorisch of maatschappelijk standpunt wordt onderzocht. Dit sluit aan bij wetenschappelijk onderzoek naar border narratives en voegt een nieuw perspectief toe. Border narratives trachten grenzen meer persoonlijkheid te geven en zo het abstracte levendiger te maken (van der Velde & van Houtum, 2003; Newman, 2006). De narratives dragen mogelijk bij aan de achtergrond van het vormen van een grens en daarmee studies rondom de discourse van het afnemen van grenzen.

1.3 Doelstelling

Het doel van dit onderzoek is een kijk te nemen binnen de meningen en visies van ervaringsdeskundigen op het gebied van grenzen en conflicten en zo te bestuderen hoe ze tegen grenzen aan kijken, nu en voor de toekomst. Zoals gezegd kan men militairen zien als unieke ‘spelers in het veld’, die als gevolg van jaren werkervaring in grens- en conflictgebieden een eigen visie op grenzen hebben ontwikkeld. Het grootschalige en organisatorische standpunt van Defensie wordt in dit onderzoek losgelaten om zo van de daadwerkelijke militairen een visie te formuleren. Door de kleine schaal wordt van de experts een perspectief belicht dat mogelijk een bijdrage levert aan de maatschappelijke vraagstukken met betrekking tot Nederlandse en Europese grenzen en grensoverschrijdende samenwerking, omdat er een nieuwe visie aan deze vraagstukken wordt toegevoegd die mogelijk nieuwe antwoorden aandraagt.

1.4 Vraagstelling

De hoofdvraag van dit onderzoek is: Wat is de visie van Nederlandse landmachtmilitairen op nationale grenzen en hoe kijken zij aan tegen verdere grensoverschrijdende samenwerking? Om deze vraag te kunnen beantwoorden wordt met verschillende Landmachtmilitairen gesproken om zo een beeld te vormen van hun visie. Binnen dit onderzoek wordt geen onderscheid gemaakt tussen de verschillende rangen en functies van de respondenten. In het methodologische hoofdstuk is meer te vinden over de eigenschappen van de respondenten. Deze onderzoeksvraag levert een bijdrage aan de discussie over grenzen vanuit een ander perspectief dan nu veelal wordt belicht (maatschappij, politiek, economie..). Om deze hoofdvraag zo goed mogelijk te kunnen beantwoorden, wordt gebruik gemaakt van verschillende deelvragen. Tijdens de interviews worden meerdere achtergrond vragen gesteld om zo een zo compleet mogelijk beeld te krijgen van de algemene visies van de respondenten (meer over de

(10)

10 dataverzameling in hoofdstuk 3, Methodologie). Hieronder de deelvragen en hoe deze bijdragen aan het beantwoorden van de hoofdvraag:

1. Welke rol speelt de grens in het werk van Landmachtmilitairen?

Deze deelvraag schetst een basis die toelicht waar een mogelijk unieke visie van de Landmachtmilitairen vandaan komt. Vanuit de historie is Defensie opgericht om Nederlands grondgebied te beschermen en het meeste werk vond daarmee ook plaats bij de grenzen, om dezen te beschermen. Echter is er nu veel veranderd aan de taken van Defensie, waarmee de vraag opkomt in hoeverre grenzen vandaag de dag nog terugkomen in het werk van Defensiepersoneel, in dit geval specifiek Landmachtmilitairen. Dit onderzoek gaat uit van een bepaalde expertise van de respondenten als het aankomt op grenzen, wellicht ligt deze expertise anders dan verwacht. Mocht dat zo zijn komt dat met behulp van deze deelvraag aan het licht en kan zo beter een antwoord op de hoofdvraag gevormd worden.

2. Wat is volgens Landmachtmilitairen de functie van een grens?

Hoe wel het op voorhand van het interview wordt aangegeven dat dit onderzoek gaat over landsgrenzen/nationale grenzen, is het alsnog interessant om te kijken wat de militairen voor functieomschrijving aan de grens geven. Op basis van deze omschrijving, ofwel hun definitie van grenzen, kan namelijk een opzet gemaakt worden binnen de analyse. Wat geven ze immers aan dat grenzen zijn en hoe benoemen en waarderen ze grenzen door de rest van het onderzoek.

3. Vinden Landmachtmilitairen grenzen belangrijk?

Dit is een vraag die sterk belang heeft op het vormen van de visie die de militairen hebben bij de grens. De visie bestaat uit meerdere delen, waaronder hoe belangrijk de militairen grenzen waarderen. Deze deelvraag helpt bij het beantwoorden van de hoofdvraag omdat, ook dit, een onderdeel vormt van een visie.

4. Wat vinden Landmachtmilitairen van internationale samenwerking?

Het tweede deel van de hoofdvraag gaat over verdere grensoverschrijdende samenwerking, deze deelvraag helpt daarmee bij het beantwoorden van de hoofdvraag doordat de mening wordt gevraagd over samenwerking. Dit kan zowel gaan over ervaringen, als ideeën voor de toekomst.

5. In hoeverre zien Landmachtmilitairen een Europees leger als haalbaar en wenselijk doel?

Afgelopen jaren is er meer speculatie over een mogelijk Europees leger. Dit is een ultiem voorbeeld van grensoverschrijdende samenwerking. Door de respondenten vragen te stellen over Europese samenwerking en een gedeeld leger kan er mogelijk een uitspraak worden gedaan over de grenzen van grensoverschrijdende samenwerking.

1.5 Leeswijzer

Dit verslag is opgebouwd uit verschillende delen, een introductie gedeelte een theoretisch gedeelte een empirisch gedeelte en een concluderend gedeelte.

(11)

11 In hoofdstuk 1 is de probleemstelling behandeld en zijn de relevantie en doelstelling van het onderzoek geformuleerd, er is afgesloten met de vraagstelling. Hoofdstuk 2 is het Theoretisch kader, waarin ingegaan wordt op theoretische concepten en gedachten die belangrijk zijn binnen dit onderzoek. In hoofdstuk 3 is de methodologie te vinden waarin de onderzoeksstrategie wordt toegelicht en de verschillende stadia van het data verzamelings- en analyseproces worden beschreven. In hoofdstuk 4 wordt vervolgens de verzamelde data beschreven en in hoofdstuk 5 wordt deze data geanalyseerd in combinatie met de theoretische achtergrond. Empirie en literatuur worden daarmee aan elkaar gekoppeld. Vervolgens worden deze inzichten in hoofdstuk 6 samengevat op basis van de onderzoeksvragen en de doelstelling, daarmee wordt antwoord gegeven op de geformuleerde hoofdvraag. Tot slot wijdt hoofdstuk 7 zich aan de discussie en aanbevelingen en wordt er in hoofdstuk 8 afgesloten met een reflectie.

(12)

12

2. Theoretisch kader

Dit hoofdstuk verduidelijkt de belangrijkste conceptuele achtergrond voor dit onderzoek. Zoals gebruikelijk wordt verwezen naar uiteenlopende studies en theorieën van wetenschappers vanuit verschillende disciplines. Dit kader is opgebouwd uit verschillende onderdelen, te beginnen met wat een grens is. Vervolgens worden meer gevoelsmatige theorieën over plekken aangekaart wat gevolgd wordt door enkele actuele trends als globalisering en deterritorialisation. De theorie wordt afgesloten door enkele concepten samen te brengen. In de laatste paragraaf, 2.5, is het conceptuele model te vinden voor dit onderzoek.

2.1 Wat is een grens?

Newman schreef in 2006 een paper, ‘The lines that continue to separate us: borders in our ‘borderless’ world’ waarin hij bijna een samenvatting geeft van verschillende standpunten met betrekking tot grenzen. In de conclusie benadrukt Newman de ironie dat de huidige discourse van een ‘grenzeloze’ wereld de onderzoeken naar grenzen nieuw leven heeft ingeblazen (2006, p.156). Deze hernieuwde interesse benadrukt, zo stelt hij, de complexiteit van grenzen en de hoeveelheid disciplines ze beslaan. Binnen deze paragraaf komt daarmee een grote hoeveelheid aan disciplines voorbij die met elkaar in verband staan betrekkende wat een grens is.

Galtung (1994) en Gallusser (1994) beschrijven de historische rol van de grens als het vormen van een afscheiding van economische en politieke gebieden, net als Newman en Paasi (1998). Newman spreekt in 2006 over het cliché dat grenzen instituties zijn die vastgehouden moeten worden, terwijl hij grenzen ziet als een proces waarbij het daadwerkelijke proces dan ook meer aandacht zou moeten krijgen. Grenzen zijn niet slechts lijnen op een kaart (Newman, 2006, p.148). Vandaag de dag is er binnen onderzoek naar grenzen vrijwel altijd sprake van een relationeel onderzoek, er zijn immers twee kanten van een grens (Löw & Weidenhaus, 2017). Weidenhaus stelt dan ook dat de enige manier om grenzen te bestuderen, altijd vanuit de aanname moet beginnen dat grenzen relaties zijn, relaties tussen plekken (2015, p.46). Hierbij speelt zowel de eerder genoemde historische rol van verdelen van economische en politieke gebieden een rol, als de meer sociaal antropologische invalshoek waarbij grenzen gezien worden als een verdeling tussen ‘hen’ en ‘ons’ (Newman, 2006. p.154). Deze verdeling tussen hen en ons komt vanuit verschillende disciplines samen en beslaat zeker ook een grote rol in de territoriale onderzoeken naar grenzen (Newman, 2006, p.148). Bijvoorbeeld het ‘othering’ en het daarmee uitsluitende en afbakende karakter van grenzen dat betrekking heeft op bevolkingsgroepen (Rovisco, 2009, p.1017). Daarover constateert Newman dat grenzen voor een samenwerking van disciplines zorgen voor een groepsbeeld, een visie waarbinnen je hoort of niet, het gaat over in- en buitensluiten (2006, p.147). Van Houtum en Strüver (2002) stellen dat het ‘overwinnen’ van grenzen een mentaal proces is, omdat men hierbij los laat van de maatschappelijke constructie dat je als individu op een enkele plek thuishoort (p.142).

(13)

13 Vanuit de complexiteit van het definiëren van grenzen wordt veelal een meer eenvoudige verdeling aangehouden, namelijk een onderscheid tussen harde en zachte grenzen. Newman noemt dit ook wel open of gesloten grenzen (2006). Harde grenzen worden omschreven als fysiek meer zichtbare en moeilijk over te steken grenzen en sluiten aan bij Newmans ‘gesloten’ grenzen. De al eerder genoemde lijnen op de kaart, die volgens Newman minder aandacht zouden moeten krijgen, zijn meer historische ofwel gesloten ofwel harde grenzen (2006, p.145). Dit type grens was veelal fysiek aanwezig en vormde daarmee een tastbare barrière van de ene plek en de ander.

Zachte grenzen worden door Newman veelal toegelicht met behulp van Europa en haar grenzen. Met het openstellen van de grenzen binnen Europa geeft Newman een verandering van de grens aan, een transformatie. Deze transformatie is van een sterk aanwezige grens naar een grens die vrijwel alleen nog mentaal een rol speelt (2006, p.145). Zachte grenzen worden door Eder (2006) beschreven als grenzen tussen mensen, omdat de mentale begrenzing van ‘ons’ en de ‘ander’ nog wel een rol speelt. Dit mentale aspect van grenzen trekken komt overeen met de stellingen van de antropologische invalshoek zoals de stelling van van Houtum en Strüver (2002), die al eerder genoemd werden over het overwinnen van de maatschappelijke constructie van een plek. De zachte grenzen zijn ingenieus als het aankomt op aanwezigheid, omdat het lastig te observeren is en veelal onbewust en op de achtergrond een rol speelt (van Houtum, 1998). Bijna iedere auteur over grenzen benoemt de sociale en culturele afscheidingen die voortkomen uit grenzen en grenzen in stand houden (..). Van Houtum concludeert ‘The constructed border is an imaginative, mental border’ (1998, 1999). Alvarez (1995) pakt het mentale aspect verdiepend aan door te spreken over persoonlijke, antropologische grenzen die men zichzelf oplegt in de alledag, en constateert dat deze van veel grotere invloed op ons leven zijn dan de grenzen die onze landen afbakenen. De zachte grens wordt daarmee veelal als mentaal proces van ‘othering’ gezien, maar betrekt ook het fysieke zachte zoals het ontbreken van militaire controles bij grensgebieden en hekwerken en muren.

Al met al komt het erop neer dat grenzen een afscheiding vormen, een ‘tot hier en niet verder’ (Löw & Weidenhaus, 2017) en tegelijkertijd zijn grenzen verbindend doordat er altijd sprake is van een relatie waarbij een verbintenis plaatsvindt vanuit het feit dat ze worden gescheiden (Christmann, 2015; Weidenhaus, 2015; Löw & Weidenhaus, 2017). Een grens is opgericht ter verdeling van twee aparte ‘gebieden’, waarbij de relatie tussen beide gebieden wordt beïnvloed en aangepast. Niet alleen is er met een grens een scheiding gevormd, maar ook is er een relatie gevormd tussen de gescheiden gebieden en worden ze onlosmakend verbonden door die, vanuit de definitie verdelende, grens. Tot slot beslaat die grens niet alleen zichtbare aspecten, maar ook mentale begrenzing speelt een rol, zeker wanneer harde grenzen zijn opgeheven en zachte grenzen blijven bestaan. Newman besluit in zijn conclusie van zijn studie naar de veranderingen binnen onderzoek naar grenzen dat de lijnen die ons verdelen wellicht minder vast en rigide zijn, maar zeker niet minder interessant (2006, p.156).

(14)

14

2.2 Wat is een plek?

In de bovenstaande paragraaf wordt de grens met name als harde lijn gezien, die het een van het ander verdeeld (en daarmee ook verbindt). Een andere opvatting van grenzen, uitgaande van de verdeling van harde en zachte grenzen, betrekt een meer emotionele binding met een plek. Een plek wordt door Löw en Weidenhaus gedefinieerd als een ‘relational arrangement of social goods and living beings in places’ (2017, p.557). Om een plek tot plek te maken is er een tweevoud aan onderdelen nodig: spacing ofwel acties binnen een plek, en ‘sense making’, ofwel een waarde vormen aan de acties binnen de plek (Löw & Weidenhaus, 2017, p. 555). Volgens Löw en Weidenhaus kan een grens ook een plek vormen, dit sluit aan op hoe onder andere Galtung (1994) een grensgebied beschrijft als unieke plek.

Een plek hoeft niet rondom een grens te zijn, Doreen Massey is een geografe die zich onder andere bezig heeft gehouden met plekken. Volgens Massey (1994) worden plekken gecreëerd door gevoelens en persoonlijk handelen en persoonlijke relaties. Meer over Massey ’s theorie in paragraaf 2.2.1

2.2.1 Verandering in het bestuderen van grenzen door discoursen

Galtung (1994) en Gallusser (1994) beschrijven de historische rol van de grens als het vormen van een afscheiding van economische en politieke gebieden, net als Newman en Paasi (1998). De huidige functie van grenzen is niet meer slechts een fysieke afscheiding van de ander, maar grensgebieden worden tegenwoordig ook bestudeerd als unieke plekken waar samenwerking en samenleven wordt bestudeerd (Galtung, 1994; Gallusser, 1994; Lebuhn, 2013; Löw & Weidenhaus, 2017). Uit verschillende publicaties blijkt dat er in de loop der jaren veel is veranderd in het bestuderen van grenzen, onder andere als gevolg van de postmodernistische samenleving (Rovisco, 2009; Newman 2006). Rovisco beargumenteert dat het postmodernisme een sterke trend laat zien richting een afname van duidelijke verdelingen van Europese imperialisten. Newman bekijkt de veranderde interesse in grenzen vanuit het punt dat voorheen grenzen als standaard werden aangenomen en daarmee alleen werden beschreven, terwijl tegenwoordig een meer kritische houding bestaat tegenover de grens, meer analytisch. Verder constateert Newman (2006) dat de discourse van een afname in strak begrensde territoria mede aan de grondslag ligt voor deze verandering ten opzichte van de grens.

2.3 Actuele trends

Deze paragraaf beslaat actuele trends die een bijdrage leveren aan hoe grenzen in stand worden gehouden en invloed hebben op de visie op grenzen. Alle onderstaande aspecten zijn sterk met elkaar verbonden; er is geprobeerd een grove onderverdeling te maken beginnend met de trend van afnemende (harde) grenzen, gevolgd door grensoverschrijdende samenwerking.

2.3.1 Deterritorialisation, opengestelde grenzen, een grenzeloze wereld

De eerder genoemde harde grenzen passen bij het territoriale aspect van grenzen omdat dit tot de verbeelding spreekt met hekwerken en muren. Vanuit de globaliserende wereld speelt

(15)

15 grensoverschrijdende samenwerking een steeds grotere rol, met als gevolg dat veel grensgebieden zijn aangepast om deze samenwerking en handel te verbeteren. Grenzen vormen daarin nog steeds een afscheiding (Newman, 2006; Galtung 1994). Globalisering gaat samen met een afname van de territoriale begrenzing en heeft daarmee zeker overeenkomsten met de ‘borderless world’ discourse (Mau & Mewes, 2012). De discourse van een grenzeloze wereld wordt door velen als uiterst doel gezien, bijvoorbeeld John Lennons Imagine, die de luisteraar vraagt te bedenken hoe een wereld zonder grenzen voor volledige vrede zou zorgen. Newman (2006) benadrukt hoe de discourse van een wereld zonder grenzen de focus terugbracht naar studies over grenzen en hoe grenzen worden gevormd, in de conclusie van dit onderzoek geeft hij aan dat de discussie of de wereld grenzeloos aan het worden is of niet, onbelangrijk is voor het grotere geheel van de samenleving. Tegen het eind van zijn beredenering over wat ons scheidt stelt Newman dat zowel territoriale als mentale grenzen in het dagelijks leven een grote rol spelen. Van Houtum benoemt deze, onbewuste, aanwezigheid van grenzen in meerdere studies (1998; 1999; 2002), borderless zijn we op basis van die uitspraken dus niet. Volgens Newman is deze vorm van grenzen de meest interessante, vanuit het feit dat de hedendaagse grenzen informatie bieden over de maatschappij en de ordening van landen en regio’s (2006, p.156) ‘which tells us more about the spatial and social ordering of society than the mere existence of the lines, be they visible or invisible to the human eye’.

2.3.2 Grensoverschrijdende samenwerking

Van Houtum en Strüver (2002) tonen aan dat cross-border cooperation mensen dichterbij lijkt te brengen in ruimtelijke zin, als gevolg van het overschrijden van de grenzen, echter blijft de sociale opvatting dat de ander een ‘ander’ is wat een bepaalde afstand behoudt. ‘Being near and far at the same time is what defines the stranger’(van Houtum & Strüver, 2002. p.143.). Transnationaal is een term uit de politicologie die grensoverschrijdende samenwerkingen beslaat tussen verschillende nationale overheden. Keohane en Nye (1973) spreken over supra-governmental of inter-governmental regulering (Mau & Mewes, 2012). Transnationalisatie kan daarmee gekoppeld worden aan de groeiende Europeanisatie. Perkmann (2007) stelt dat de wens om verdere politieke samenwerking te stimuleren (cross-border) komt vanuit de drijfveer meer draagvlak te kunnen creëren en zo een hardere stem te laten horen. Hoewel grensoverschrijdende samenwerking echter een sterke toename laat zien de afgelopen decennia, ook zeker binnen Europa, blijft men binnen Europa een bepaalde waarde hechten aan nationale grenzen vanuit Nationale trots en het economische raamwerk (van Houtum, 1998)(paragraaf 2.2). Verder stelt van Houtum dat het ‘gat’ tussen mens en regelgeving (ofwel handelsbelangen en dergelijke), te groot is. Dit wordt verduidelijkt door een voorbeeld in Europa aan te halen, hoewel in ruimtelijk aspect Europeanen dicht bij elkaar wonen is het de mentale afstand van de ‘ander’, ofwel het andere land, wat de scheiding versterkt (van Houtum & Strüver, 2002). Paasi (1998) wijdt deze scheiding ook aan het gat tussen het dagelijkse leven van mensen en het bedrijfsleven.

(16)

16

2.4 Gevoelsmatige binding aan een plek

Verschillende studies (Massey, 2005; Newman, 2006; Yeung, 1998; Rovisco, 2009) beschrijven de individuele waarde van grenzen, voortgekomen uit de persoonlijke ervaring. Dit ligt dicht tegen de constatering van van Houtum dat het overwinnen van grenzen een mentaal proces is (1998). Het openen van de grenzen geeft mensen het gevoel dat grenzen een veel minder grote rol spelen in hun dagelijkse leven (Newman, 2006). Dit is waar Newman beargumenteert dat veel van onze dagelijkse routines en habitus een gevolg is van de grenzen die nog altijd doorwerken in onze normen en waarden (2006, p.152). Verschillende studies proberen border narratives te onderzoeken en zo een scherper beeld te vormen van de effecten die grenzen hebben op de alledag van mensen (Newman, 2002. p.154). Border narratives zijn de standpunten en visies van personen en hoe ze naar grenzen kijken, dit geeft niet alleen meerdere perspectieven, maar ook een bepaalde dynamiek aan de grenzen door de achterliggende vorming van de visies (van der Velde & van Houtum, 2003). Onderzoekers moeten volgens Newman persoonlijke- en groeps-perspectieven verzamelen die zo handvatten vormen voor het beter begrijpen van grenzen en de effecten. De border narratives die nog steeds het een van het ander onderscheiden zijn opnieuw te verbinden aan de mentale grenzen die in gedachten nog bestaan, maar ook een soort identiteitsbesef en het gevoel bij een plek te horen.

Doreen Massey schreef in haar leven veel over plekken en hoe een plek gevormd wordt. Massey schrijft in een artikel in 1995 ‘Places and their pasts’ over hoe de geschiedenis van een plek bijdraagt aan de vorming van de plek en beargumenteert dat de historie van een plek bijdrage levert aan hoe de een plek gewaardeerd wordt. Plekken, zo stelt Massey, worden niet slechts door hun ligging gevormd maar ook door de historie. De identiteit van een plek staat daarmee niet ‘vast’, maar is veranderlijk en beïnvloedbaar (1995, p.186). Dit sluit aan bij Massey ’s voorbeeld van nationale-staten. ‘They once did not exist; during their existence their boundaries have frequently shifted; and maybe one day in the future they will not exist again. … boundaries of nation states are temporary, shifting phenomena which enclose, not simply ‘spaces’, but relatively ephemeral envelopes of space-time’ (Massey, 1995, p.189). Wat Massey interesseert aan Europa is de poging om ‘Europa’ tot een plek te maken, als geheel. Rovisco benadrukt in 2004 dat er binnen Europa een gedachte, of angst, heerst waarbij verdere samenwerking gezien wordt als een bedreiging van de eigen cultuur (Rovisco, 2004; 2009).

Een volgende gevoelsmatige verbintenis die men heeft met een plek wordt door Yi-Fu Tuan geïntroduceerd in de jaren ’70: Topophilia, ook wel ‘liefde voor een plek’. Na onder andere Massey, van Houtum, Newman en Paasi te hebben bestudeerd over grenzen, is het duidelijk dat persoonlijke verbintenis met een plek bijdraagt aan de visie op de plek en de grenzen van deze plek. Dit alles ligt in het straatje van humanistische geografie die de mens centraal stellen, met haar eigen ervaringen en het individu als bestuurder zien van het eigen denken (Cloke, Philo & Sadler, 1991). Yi-Fu Tuan’s begrip

(17)

17 topophilia zet de emotie centraal door te beschrijven dat mensen liefde en waardering voelen bij een geproduceerde plek. De plek, waar de liefde betrekking op heeft, heeft altijd een eigen waardering en is vaak een gevolg van hoe een individu die plek invult (sense of place, placemaking) (Massey, 1994; Tuan, 1990).

Gloria E. Anzaldúa publiceerde in 1987 een boek ‘Borderlands’ waarin ze op poëtische wijze verhaal doet over haar leven in een borderland, een gebied dat in haar geval niet bij Mexico hoorde en niet bij de Verenigde Staten. In de poëzie komt naar voren hoe ze vanuit de verschillende culturen worstelde met haar identiteit, een conclusie die Sandercock (1995) bestudeert de tweestrijd die in Anzaldua ’s verhaal naar voren komt en concludeert dat Anzaldua grenzen als het ware overstijgt, ze identificeert zichzelf namelijk met meerdere identiteiten, ook al levert dat soms tegenstrijdigheden op. Hierbij denkt men voorbij zijn/haar eigen nationaliteit en de daarbij horende maatschappelijke identiteit (Rovisco, 2010, p.1026; Kiratly, 2015). Dit is een voorbeeld van het overstijgen van de mentale grenzen zoals van Houtum en Strüver onder andere al noemden (2002) en wordt ook wel een Cosmopolitan mindset genoemd (Rovisco, 2009).

2.5 Conceptueel model en operationalisatie

Wellicht meer een gedachtegang dan een conceptueel model, maar onderstaand model beslaat de basis van dit onderzoek. Helemaal rechts staat wat dit onderzoek tracht te kunnen verwoorden, namelijk de visie van Landmachtmilitairen op de grens en internationale (grensoverschrijdende) samenwerking. Volgens dit model zijn er een aantal factoren die daar, mogelijk, invloed op hebben. Deze concepten worden onder het model toegelicht.

(18)

18 Maatschappelijke ontwikkelingen: naar verwachting hebben maatschappelijke ontwikkelingen invloed op hoe men naar grenzen en grensoverschrijdende samenwerking kijkt. Dit kan verantwoord worden door bijvoorbeeld de vluchtelingen crisis van 2015, deze crisis beïnvloedde namelijk de gedachtegangen van burgers en van politieke partijen met betrekking tot grenzen. In het theoretisch kader zijn maatschappelijke ontwikkelingen ook terug te vinden in de discourse van een grenzeloze wereld. Deze maatschappelijke ontwikkelingen zijn ook terug te vinden in de inleiding, waarbij enkele stellingen vanuit de StemWijzer genoemd werden met betrekking tot actuele onderwerpen die de maatschappij bezig hielden.

Organisatorische standpunten van Defensie: niet alleen de kerntaken van Defensie zullen naar verwachting invloed hebben op de visie die men heeft op grenzen, maar ook meer historische eigenschappen van Defensie kunnen invloed hebben op de visie. Wellicht zijn de militairen bij Defensie gegaan vanuit nationalistische gevoelens waarbij ze het beschermen van Nederlands grondgebied wel eens heel hoog hebben kunnen staan. Al met al zal de werkgever en de unieke historie van de organisatie ongetwijfeld invloed hebben op hoe de militairen naar de grens kijken.

Functie binnen Defensie: de landmacht heeft ruim 15.000 militairen in dienst, deze militairen voeren niet allemaal dezelfde taken uit. Zo beslaat de landmacht gevechtsfuncties, specialistische functies, logistieke functies enzovoorts. De verwachting is dat het type functie ook invloed heeft op de visie van grenzen. Een infanterie soldaat heeft wellicht een andere kijk op grenzen dan een infanterie generaal of een logistiek aanspreekpunt. De inhoud van de functie en daarmee hoe grenzen terugkomen in het werk zal hoogstwaarschijnlijk invloed hebben op hoe een militair naar grenzen kijkt.

Werkervaring: hoewel dit geen onderzoek is dat vergelijkt of de visie van langer dienende militairen afwijkt van de visie op grenzen van kort dienende militairen, speelt werkervaring naar verwachting wel een rol in de visie op de grens. Niet alleen zal een generaal-majoor van de Landmacht vanuit de functieomschrijving anders hebben moeten omgaan met grenzen, ook zal een generaal-majoor waarschijnlijk langer dienen en daardoor meerdere uitzendingen hebben meegedraaid die invloed hebben op de visie op grenzen. Er is bij dit onderdeel nog een onderscheid gemaakt tussen vakkennis, gericht op de functie en uitvoerende taken en uitzendingen, waarbij gedoeld wordt op een soort ‘reality check’ bij terugkomst naar Nederland.

Persoonlijke opvattingen: dit onderdeel van het conceptueel model geeft ruimte aan persoonlijke en emotionele waarderingen van Nederland en grenzen. Uit het theoretisch kader blijkt dat persoonlijke waarderingen voor plekken een rol spelen in de geografie. Het is lastig te verwoorden en wordt daarom versterkt door concepten als topophilia, sense of place en nationalisme.

Naar verwachting zijn dit de factoren die bijdragen aan de visie van de militairen op grenzen én de visie op grensoverschrijdende samenwerking. Een laatste verband is gelegd van de visie op grenzen naar de

(19)

19 visie op grensoverschrijdende samenwerking. Hoewel de vijf hoofdfactoren dit indirect al impliceren, verduidelijkt dit verband een mogelijk 6e factor die de visie op grensoverschrijdende samenwerking beïnvloedt.

Tot slot, ter verduidelijking, in dit onderzoek wordt onderzoek gedaan naar nationale grenzen / landsgrenzen / territoriale grenzen. De aangehouden definitie van grens/grenzen is daarmee: geografische grenzen die verschillende landen (staatkundige grondgebieden) van elkaar scheidt. In het onderzoek wordt ook wel gerefereerd naar landsgrenzen, of fysieke grenzen. Tenzij anders vermeld gaat het in dit onderzoeken over deze definitie van grenzen.

(20)

20

3. Methodologie

In dit hoofdstuk worden de methoden besproken die zijn toegepast bij het verzamelen en analyseren van de data, om zo tot de resultaten en resultatenanalyse te komen. Allereerst wordt kort afgebakend wat de situatie en omvang van het onderzoek is, dit wordt opgevolgd door de methoden van data verzamelen en vervolgens de methoden van het analyseren van deze data.

3.1 Onderzoeksstrategie

Dit onderzoek is een kwalitatief onderzoek wat geplaatst kan worden onder het type case study wegens de case ‘defensie’3, maar bij dit onderzoek past ook een fenomenologische benadering, waarbij het fenomeen grenzen wordt onderzocht tussen hen die daar ervaring mee hebben vanuit hun werkveld. De verkennende aard van de hoofdvraag vraagt om veel diepgang om, zo mogelijk, nieuwe en onverwachte aspecten te ontdekken (Creswell, 2013, p.48). Vanuit dit verkennende doel is daarom ook de keuze gevallen op een kwalitatief onderzoek. Het empirisch-analytische karakter van kwantitatief onderzoek, waarbij het proces statischer is en minder aandacht schenkt aan veranderingen over de tijd, is een misfit bij deze onderzoekvraag.

Kwalitatief onderzoek beslaat onderzoek ‘in het veld’, waarbij het ‘fenomeen’ of de ‘case’ grenzen wordt bestudeerd in een poging tot een mogelijke verandering van hoe men naar het fenomeen kijkt te kunnen interpreteren (Denzin & Lincoln, 2011, p.3). Creswell (2013) voegt aan deze definitie van kwalitatief onderzoek toe dat men altijd begint met aannames en assumpties over een onderwerp, waarbij deze op een zo natuurlijk mogelijke manier bestudeert moet worden en waarbij het proces dan ook uiterst relevant is voor het onderzoek. Door de kwalitatieve aard van dit onderzoek is er veel ruimte gelaten voor individuele opinies van de respondenten die zo tot unieke en persoonlijke invullingen heeft geleid. Dit sociaal constructivistische karakter moedigt, naar Creswell (2013), de semigestructureerde opzet van onderzoek doen aan. Er zijn op voorhand geen analyses gemaakt om op deze manier zo veel mogelijk open te staan voor de uitspraken van de respondenten, dit versterkt het maken van een zo min mogelijk persoonlijk beïnvloedde analyse. De flexibiliteit van het onderzoek wordt met deze aanpak vergroot wat meer ruimte laat voor het onverwachte en daarmee hoe de respondenten betekenissen maken van hun ervaringen. Dit onderzoek draait op de perspectieven van respondenten waarbij juist geprobeerd wordt een complexe werkelijkheid beter in beeld te krijgen, wat onder andere gebeurd door open te staan voor deze perspectieven (Moustakas, 1994).

Verdere motivatie van dit onderzoek betrekt het type respondenten, namelijk de militairen. Kwalitatief onderzoek geeft de mogelijkheid ‘silent voices’ te bestuderen. Niet alleen zijn Landmachtmilitairen een unieke groep met betrekking tot een perspectief op grenzen, maar ook zijn individuele militairen niet vaak de hoofdgroep respondenten binnen een onderzoek. Deze onderzoekseenheid is een onverwachte, maar toch zeer voor de hand liggende onderzoeksgroep

(21)

21 vanwege hun expertise en unieke perspectief op grenzen. Dat brengt ook het type onderzoek tot een fenomenologische benadering. Het fenomeen dat wordt bestudeerd is de grens. Militairen hebben op een unieke manier te maken met grenzen in hun werk, deze aanname maakt dat de grens voor hen een speciaal fenomeen is wat waarschijnlijk afwijkt van de visie over het fenomeen grens van de Nederlandse bevolking. De gedeelde ervaring van uitzendingen en dag in dag uit een grens construeren vormt de basis. Er is een keuze gemaakt slechts Landmachtmilitairen te bestuderen. Dit onderzoek kan voor elk onderdeel van Defensie worden uitgevoerd (Marine, Luchtmacht, Marechaussee), echter vraagt de verkennende aard van dit onderzoek voor een kleinere, meer specifieke groep. De keuze is hierbij gevallen op de Landmacht. Landmacht personeel staat, letterlijk, met beide benen in het veld. De Marine heeft wellicht een heel ander beeld van de grenzen in verband met hun operationele gebied, wat grotendeels op het water is. Tot slot is er geen onderscheid gemaakt in het aantal dienstjaren, hiermee zijn dus zowel vrij nieuwe als langer dienende militairen gesproken. Hoewel het aantal dienstjaren en daarmee de werkervaring zeker een interessante factor is voor een vergelijkende studie, wordt in dit onderzoek het aantal dienende jaren niet als hoofdonderwerp bestudeerd.

3.2 Data verzameling

In stijl van het sociaal constructivistische framework is het belangrijk om de vragen breed op te stellen. Door open vragen te stellen moeten respondenten nadenken over wat deze vraag voor hen betekent, dit geeft ruimte voor eigen interpretatie en daarmee constructie van hun visie. In dit onderzoek is het werk van de respondenten de bijzondere achtergrond vanwege de unieke karakteristieken van het werk. Een onderdeel van dit onderzoek is hoe de dienstjaren en daarmee het werken bij de Landmacht hun visie op de grens beïnvloedt, en beïnvloed heeft.

De data is verzameld door middel van semigestructureerde interviews. Ter voorbereiding op het verzamelen van de data zijn de programma’s ‘Kijken in de ziel van de militair’ (NPO, 2017) en ‘Achter de linies: Missie Mali’ (Veronica, 2018) bekeken. Deze documentaire-stijl programma’s geven beiden een kijkje in het denken van de Nederlandse militair en de werkomstandigheden.

In bijlage 1 is de lijst met interviewvragen te vinden die aan de basis ligt van elk interview. Deze opgestelde vragen waren het uitgangspunt en de semigestructureerd aard van de interviews is daarmee veelal voorbij deze vragen gegaan. De hoofdonderwerpen van de vragen werden langzaamaan ingeleid door te beginnen met de keuze om bij Defensie te gaan werken en een beschrijving van de huidige functie. Vervolgens is er gesproken over hoe de dagbesteding er uit ziet en hoe en in welke mate grenzen daarbij een rol spelen, dit beslaat deelvraag één, twee en drie. Andere onderwerpen die in de interviews werden besproken hebben betrekking op de organisatorische visie van Defensie en hoe de respondent aansluiting vindt bij die visie gevolgd door hun eigen visie op grenzen.

3.2.1 Procedure

De onderzoeken vonden veelal plaats op afgesproken locaties als bij iemand thuis of een openbare ruimte als de bibliotheek. Gemiddeld duurden de interviews tussen de 30 tot 40 minuten, elk interview

(22)

22 is opgenomen. Na een algemeen praatje met de respondenten werd het interview gestart, waarbij altijd werd begonnen met de vraag wat hun functie is bij Defensie, inclusief een eigen geformuleerde functiebeschrijving

Tijdens het afnemen van het interview was het, zoals benoemd, belangrijk om de respondent de ruimte te geven om zijn/haar gedachten op orde te brengen over een vraag of een onderwerp. Het bleek dat een aantal vragen niet voor de hand liggend waren en daardoor werd in de loop van het interview daarmee een antwoord geconstrueerd doordat het gesprek nieuwe gedachten stimuleerde en daarmee een antwoord verder uitbreidden.

Aan het einde van het interview werd de persoon tegenover mij altijd de vraag gesteld of ze nog op of aanmerkingen hadden over een van de vragen, of iets dat daar los van stond. De ervaring leerde dat hier veel inhoudelijk sterke uitspraken uit naar voren kwamen. Tot slot werd met het afsluiten altijd gevraagd of voor een mogelijke terugkoppeling of verdere uitleg van een antwoord opnieuw contact mocht worden opgenomen.

3.2.2 Respondenten

De groep respondenten bestaat uit 11 Landmachtmilitairen met minstens 3 jaar werkervaring bij Defensie, verspreid over verschillende kazernes en van verschillende rangen. Er zijn 6 individuele interviews afgenomen en er is één focusgroup met 5 Landmachtmilitairen van hetzelfde peloton gehouden. De militairen zijn allen in het verslag verwerkt met rang en voornaam ter verduidelijking omdat enkele militairen dezelfde rang hebben. Achternamen zijn achterwege gelaten wegens privacy-redenen.

Een eerste vereiste, namelijk dat de respondenten ten minste 3 jaar werkzaam zijn bij Defensie, is er om zo toch mogelijkheid te hebben om een (minimale) ontwikkeling te ontdekken. Dit criteria betekent dat iemand met deze ervaring is begonnen omstreeks 2015, wat binnen het hoogtepunt van de vluchtelingencrisis valt. De werkervaring is verder belangrijk omdat de respondenten daarmee beter binnen de organisatie staan en beter bekend zijn met routines en de aanpak van de Landmacht, hiermee ligt de basis van de respondent binnen Defensie dichter in de buurt van het gemiddelde. Los hiervan zijn het aantal dienstjaren niet bijzonder relevant, wellicht kan significant verschil in dienstjaren tussen de respondenten juist een verschil of ontwikkeling weergeven van de veranderde visie op het fenomeen grens, dat is echter niet een kerntopic binnen dit onderzoek. Het doel is om zowel respondenten met hogere rangen als respondenten met lagere rangen te spreken, waarbij lagere rangen de voorkeur geniet wegens de praktische ervaring en de ‘silent voices’ (Creswell, 2013).

De respondenten zijn niet gefixeerd zijn op één enkele basis of één peloton, maar juist verspreid door Nederland. Hiermee wordt voorkomen dat één ‘type’ militair aan bod komt als gevolg van een sterke gedeelde mening die bijvoorbeeld binnen een peloton overheerst. Wel is er een focus-group geweest binnen een medisch peloton van de luchtmobiele brigade in Schaarsbergen.

(23)

23 In bijlage 2 is een overzicht te vinden van de respondenten4 en in aansluiting op dit overzicht is bij de onderzoeksresultaten te vinden wat hun visie is en opvattingen zijn over het onderwerp. In hoofdstuk 4.1 worden ze voorgesteld. Onderstaand is een kort overzicht van de rang, naam, eenheid, leeftijd en aantal dienstjaren, oplopend in rang:

- Korporaal Justin, medische dienst commandotroepen – 25 jaar – 5 jaar in dienst - Korporaal Marvin, 13 luchtmobiel – 25 jaar – 4 jaar in dienst

- Sergeant David, logistieke eenheid 11 lichte brigade – 24 jaar – 4 jaar in dienst - Sergeant 1 Ruben, medische dienst 13 luchtmobiel – 34 jaar – 18 jaar in dienst - Sergeant 1 Erik, medische dienst 13 luchtmobiel – 33 jaar – 17 jaar in dienst - Sergeant 1 Maike, medische dienst 13 luchtmobiel – 25 jaar – 4 jaar in dienst

- Sergeant-Majoor Edwin, medische dienst 13 luchtmobiel – 45 jaar – 24 jaar in dienst

- Vaandrig Robin, pelotonscommandant medische dienst 13 luchtmobiel – 25 jaar – 3 jaar in dienst - Liaison Officier John, Oberstleutnant Duitsland Pantser Cavalerie – 48 jaar – 30 jaar in dienst - (Reservist) Majoor Gerben, PMESII, CIMIC – 45 jaar – 12 jaar in dienst

- (Gepensioneerd) Generaal-Majoor Celie – 75 jaar – 37 jaar gediend

3.3 Data verwerking

De opgenomen data is getranscribeerd met behulp van Word2016. Vervolgens zijn deze transcripties overgezet naar het coderingsprogramma Atlas.Ti 8. De militairen zijn in de transcripties niet bij naam genoemd, maar wie een uitspraak heeft gedaan wordt wel toegekend aan de desbetreffende militair.

3.4 Data analyse

Het analyseren van de data is in verschillende fasen uitgevoerd. Het ontwikkelen van deze fasen is gedaan met behulp van Creswell (2013), Vennix (2011) en Kuckartz (2013). Het programma Atlas.Ti(8) gebruikt voor het coderen van de data.

Wester en Peters (2004) onderscheiden drie soorten coderen, open coderen, thematisch coderen en selectief coderen. Bij selectief coderen wordt specifiek gecodeerd op basis van het zoeken van samenhang binnen het interview (Vennix, 2011, p. 265), thematisch coderen wordt uitgevoerd met een focus op de in tevoren, op basis van het onderzoek, vastgestelde codes (Wester & Peters, 2004, p. 94). Tot slot geeft open coderen als het ware een korte samenvatting van het interview. Bij het analyseren van de data is van al deze vormen van coderen gebruik gemaakt, in de verschillende fasen. Een belangrijk uitgangspunt binnen dit onderzoek is het open staan voor verassende antwoorden en verbanden, dit vraagt op een open coderingsstijl. De directe focus naar grenzen vraagt echter om een meer selectieve en thematische manier van coderen.

(24)

24 Fase 1: Memo’s schrijven. Een belangrijk onderdeel van dit kwalitatieve onderzoek is tussentijdse reflectie en analyses die de interviewvragen verder ontwikkelen voor de resterende interviews. In de loop van het verzamelen van de data zijn daarom memo’s gemaakt met tussentijdse bevindingen, om aanpassingen van vragen en dergelijke uiteindelijk toe te lichten. Onder deze fase valt daarmee ook het uitlichten van key-elementen uit interviews die direct van belang zijn voor het onderzoek, deze onderwerpen zijn ook wel de onderwerpen waar later de analyse op voort bouwt. Deze memo’s zijn in de resultaten verwerkt en zullen benoemd worden als tussentijdse conclusies dan wel verrassende uitspraken.

Fase 2: Eerste codering met behulp van Atlas.Ti. Alle transcripten zijn toegevoegd aan Atlas.Ti binnen een overkoepelend project. De eerste ronde was open coding, uit deze ronde van coderen is een korte analyse uitgevoerd met betrekking tot de codes. Het doel van deze ronde van coderen was het verzamelen van dat wat opvalt.

Fase 3: Analyse eerste coderingen. Na het open coding zijn de codes bijgeschaafd en onder overkoepelende ‘group codes’ samengevoegd, enigszins gekoppeld aan de thema’s van fase 1. De lijst met codes die hieruit is gevormd is de structuur geweest voor de volgende fase (Kuckarts, 2013, p. 81). Deze structuur wordt bij de onderzoeksresultaten genoemd en toegelicht.

Fase 4: Tweede codering met behulp van Atlas.Ti. Met de meer gestructureerde codelijst is opnieuw de data bestudeerd. Afhankelijk van de nieuw aangegeven verbanden zijn er meerdere fragmenten gecodeerd of juist gedecodeerd. Het doel van deze fase is een verdieping te maken in de analyse van de data. Deze fase heeft daarmee meer focus op specifieke onderwerpen en mogelijke verbanden gelegd.

Fase 5: Thematische matrix. Na het coderen van de data is een thematische matrix opgesteld (Kuckarts, 2013), ook wel een display (Miles & Huberman, 1994). De thematische matrix is door middel van een tabel met de geïnterviewden aan de ene kant en de onderwerpen/thema’s die onderzocht worden aan de andere kant, een kern weergave van de data. De opzet hiervoor was als volgt:

Fase 6: Uitwerken thematische matrix. In deze fase wordt de matrix, dus de verzamelde data per onderwerp en persoon, uitgewerkt in kleine samenvattingen. In hoofdstuk 4.1 is een beschrijving van de verzamelde data te vinden, wat een uitgebreide uitwerking is van de matrix. De analyse van de data is

(25)

25 te vinden in hoofdstuk 4.2, waarbij met een kritische blik naar alle resultaten wordt gekeken. De data beschrijving en analyse uit hoofdstuk 5 vormt de basis voor het beantwoorden van de hoofdvraag in de conclusie en discussie.

(26)

26

4. Onderzoeksresultaten

Dit hoofdstuk beslaat het empirische deel van het onderzoek. Het hoofdstuk begint met een beschrijving van de verzamelde data (4.1). Hierbij staat centraal een overzicht te creëren over wat de respondenten in de interviews hebben gezegd, hebben benadrukt en eventueel wat ze hebben gevraagd. Na het beschrijvende onderdeel is in hoofdstuk 5 een analyse van de data te vinden.

4.1 Kennismaking met de respondenten

Onderstaand worden de respondenten kort voorgesteld, oplopend in het aantal dienstjaren.

Sergeant David (24), logistieke eenheid 11 lichte brigade, 3 jaar in dienst

De sergeant ging naar de VeVa5, waarna hij solliciteerde naar een infanterie gevechtsfunctie. Na afwijzing om een blessure is hij vervolgens als logistiek aanspreekpunt als onderofficier terechtgekomen. De taak van iemand in deze functie is een eenheid te voorzien van het juiste materiaal, ook ten tijde van oefeningen.

Vaandrig Robin (25), pelotonscommandant medische dienst 13 luchtmobiel, 3 jaar in dienst

Ten tijde van het groepsgesprek was de Vaandrig voor de eerste dag officieel werkzaam in de officiersfunctie, na afronding van de opleiding aan de Koninklijke Militaire Academie in Breda. Na goed te zijn opgeleid en op verschillende kazernes te hebben meegelopen tijdens stageperioden heeft de Vaandrig nu als taak een overkoepelende actor te spelen. Een pelotonscommandant is als het ware de driehoek die kapitein, luitenant en sergeant-majoor samenpakt en een groot deel van het werk beslaat logistieke regelingen met betrekking tot het peloton en oefeningen.

Korporaal Marvin (25), 13 luchtmobiel, 4 jaar in dienst

Werkzaam bij defensie sinds 2014 en begonnen als soldaat is Marvin intussen opgeklommen tot korporaal. Ten tijde van het interview vervulde de, toen noch, soldaat een staff-functie om zo meer tijd vrij beschikbaar te hebben voor zijn hbo-studie. Deze studie is in het belang van Defensie, omdat hij wil solliciteren naar een officiersfunctie bij de Koninklijke Militaire Academie. Echter is in een paar weken na het interview de functie veranderd en is Marvin nu Korporaal.

Sergeant 1 Maike (25), medische dienst 13 luchtmobiel, 4 jaar in dienst

Sergeant Maike is 3 jaar werkzaam bij Defensie, na afronding van haar militair verpleegkundige diploma. Net als sergeant Erik is zij verantwoordelijk voor de afvoer van gewonden.

(Reservist) Majoor Gerben (45), PMESII en CIMIC, totaal 12 jaar in dienst

De reservist-majoor heeft al eerder bij Defensie gewerkt, opgekomen met de dienstplicht begin jaren ’90 begon de majoor bij de manschappen van de Commandotroepen. Na 4 jaar gewerkt te hebben bij

5 mbo-opleiding Veiligheid & Vakmanschap, de VeVa bereidt jongeren voor op een baan binnen de krijgsmacht

(27)

27 Defensie is hij gestopt om te gaan studeren. Vanuit een drang maatschappelijk verantwoord werk te doen is de majoor teruggegaan naar Defensie en maakt hij als reservist sinds 2010 onderdeel uit van de economische tak van het PMESII-commando (Politiek, Militair, Economisch, Sociale, Infrastructurele en Informatie commando). Het doel van deze eenheid is om in conflictgebieden het bedrijfsleven weer op te krikken, dit gebeurt in dienst van een commandant die zowel NAVO of UN kan zijn. Daarnaast is de Majoor een field-worker, binnen het civiel militair interactie commando (CIMIC, Civiel Militaire Coördinatie), CIMIC heeft als doel verbindingen te maken tussen militairen en civiele partijen als ontwikkelingsorganisaties, gemeenten, fabrieken enzovoorts. Kenmerkend voor Nederland is de 3-D approach, diplomatie, defence en development die Defensie probeert te combineren binnen uitzendingen. CIMIC en PMESII passen in die approach.

Korporaal Justin (25), medische dienst commandotroepen, 5 jaar in dienst

De korporaal is begonnen als soldaat MAG-schutter (staat voor MAG-mitrailleur) en zo doorgegroeid naar een medische functie binnen een infanterie-eenheid. De dag tot dag besteding in Nederland beslaat het trainen en opleiden van eenheden, zo staat de korporaal als medisch-specialist voor een groep militairen om kennis op peil te houden en zit hij zelf in de schoolbanken om van andere specialisten te leren.

Sergeant 1 Erik (33), medische dienst 13 luchtmobiel, 17 jaar in dienst

De sergeant van de eerste klasse is onderdeel van de verpleegkundige dienst en de rol van de sergeant is de afvoer van gewonden. Op uitzending vervult de sergeant als het ware de rol van civiele ambulanceverpleegkundige. Wanneer de sergeant niet op uitzending is bestaat een groot onderdeel van het werk uit het op peil houden van kennis van andere militairen (o.a. als ze op uitzending gaan) en het voorbereiden van oefeningen binnen en buiten Nederland.

Sergeant 1 Ruben (34), medische dienst 13 luchtmobiel, 18 jaar in dienst

De sergeant is tijdens zijn meest recente missie naar Mali gevolgd door de documentairemakers van Veronica (Achter de linies: Missie Mali) en beslaat dezelfde functie als sergeant 1 Maike en Erik. Daarmee is de sergeant verantwoordelijk voor de afvoer van gewonden. Ten tijde van het interview gaf de sergeant aan te stoppen bij Defensie en binnen enkele weken te beginnen met een functie in het ziekenhuis binnen de afdeling cardiologie.

Sergeant-Majoor Edwin (45), medische dienst 13 luchtmobiel, 24 jaar in dienst

De sergeant-majoor is begonnen ten tijde van de dienstplicht en heeft een functie gezocht binnen de Landmacht. De huidige rol van de sergeant-majoor is de opvang en afvoer van gewonden nadat deze door de opbreng naar een ‘ziekenopvang’ zijn geweest en verplaatst kunnen worden naar een andere locatie. Waar de opbreng de gewonde vanuit de conflictlocatie naar de arts brengt neemt de sergeant-majoor hen over.

(28)

28

Liaisonofficier John (48), Oberstleutnant Duitsland Pantser Cavalerie, 30 jaar in dienst

Dit interview was een schriftelijk interview wegens de locatie van de liaisonofficier. In 1989 rondde de John de officiersopleiding in Breda af en sindsdien is hij in dienst geweest van Defensie. De eerste functies waren met name gericht op Command en Control ondersteuning, wat ondersteuning van de commandovoering is, en planning. Sinds enkele jaren is de liaisonofficier meer bezig met civiel-militaire samenwerking en is hij gevestigd in Duitsland. Hoewel de rang van de officier doet lijken alsof hij een Duitse militair is, is hij echter een schakel vanuit het Nederlandse Defensie om meer samenwerking met Duitsland te stimuleren en optimaliseren.

(Gepensioneerd) Generaal-Majoor Celie (75), 37 jaar gediend

De gepensioneerde generaal-majoor Celie is met 19 jaar begonnen bij Defensie als dienstplichtig soldaat en heeft 37 jaar bij Defensie gewerkt voordat hij met pensioen ging (en economie-docent werd op een middelbare school). Vanuit de dienstplicht is de generaal-majoor naar de Koninklijke Militaire Academie in Breda gegaan met als studierichting werktuigbouwkunde. In de 37 jaren dienst is de generaal-majoor op meerdere uitzendingen geweest. Joegoslavië wat een van de eerste uitzendingen was van Defensie, Afghanistan, Noord-Ierland en het Midden-Oosten.

4.2 Beschrijving van de data

Deze paragraaf is opgebouwd uit verschillende onderdelen, beginnend met een korte uitleg van de codes en dus de codelijst. Dit wordt opgevolgd door een beschrijving van elke afzonderlijke interview, in verband met deze codes.

In bijlage 3 is een uitdraai te vinden van de codes en code groups, dit is een export van programma Atlas.ti8. De eerste ronde van coderen was open coding, hiermee is een lijst van 15 codes ontstaan, de een meer toegekend aan uitspraken dan een ander. Over het algemeen is er een verdeling gemaakt van deze 15 codes onder overkoepelende ‘group codes’ die overeenkomen met de onderzoeksvragen. Deze group codes zijn: grenzen, meer samenwerking, NL-defensie eigenschappen (t.o.v. anderen), persoonlijke achtergrond, vakkennis en werkervaring. Op basis van deze codes worden de resultaten per interview, op chronologische volgorde van afname van het interview, beschreven.

Korporaal Marvin, 13 luchtmobiele brigade, 25 jaar.

“Ik ben werkzaam bij de luchtmobiele brigade, dat ken je? Het is een lichte infanterie-eenheid, licht wil zeggen dat we geen pantservoertuigen hebben. We doen alles te voet of per helikopter, we zijn op onszelf aangewezen.” Het begin van het interview wordt door de, nu korporaal, gesproken over het doel van zijn brigade en de inzetbaarheid van deze lichte eenheid, onder andere tijdens rampen zoals MH17, “Iedereen werd opgeroepen en dat bleek enorme chaos te zijn. Sindsdien hebben we een bepaalde compagnie, die een soort oproepdienst heeft”. Binnen de luchtmobiele brigade is er altijd één compagnie beschikbaar om direct ingezet te worden. “Dat is ook nodig, als we zeggen binnen 48 uur overal inzetbaar te zijn, moeten we dat kunnen waarmaken als er een natuurramp voorkomt of een conflict uit

(29)

29 de hand loopt.”

“Ik heb niet altijd bij Defensie willen werken.” De korporaal beschrijft zijn leerweg, waarin hij in de 3e klas van het middelbare onderwijs het besluit nam om bij de Koninklijke Marechaussee te willen werken. Hoewel hij destijds te jong was om als onderofficier te beginnen heeft dat er uiteindelijk wel voor gezorgd dat hij bij de Landmacht terecht is gekomen. De vraag of het gevoel van ‘Nederlander zijn’ de keuze bij Defensie te gaan werken wordt niet direct afgeslagen, “De uitdaging is de reden dat ik er in geïnteresseerd raakte, maar het is allebei een beetje”, daaraan direct toevoegend “Maar het is niet zoals in Amerika dat je vol voor het vaderland..”. Voortkomend uit deze uitspraak blijkt dat de eer die Amerika aan haar soldaten toekent bijna het tegenovergestelde is van hoe de zaken er in Nederland voor staan. “Wat ik wel een beetje mis is het respect van de maatschappij tegenover Defensie”. Deze mening wordt versterkt door de teleurstelling die doordruipt in de manier van spreken, “het is ook wel een beetje vanuit de politiek naar Defensie toe, met die bezuinigingen. Een beetje een ondergeschoven kindje is het geworden”.

Hoewel er wordt gesproken van een ondergeschoven kindje, slaat het gesprek volledig om wanneer de documentaire ‘Kijken in de ziel van de militair’ wordt aangehaald, met name wanneer de eigenschappen van de Nederlandse militairen worden benoemd. “Onze Defensie stelt qua omvang, zeker vergeleken met Amerika, niet veel voor. Maar qua mensen zeker wel.” Het Nederlandse defensieapparaat lijkt door buitenlandse eenheden, ontmoet op oefening en uitzendingen, geprezen te worden om de zelfstandigheid en kritische militairen, “Bij ons, is, iedereen die denkt mee. Het geheel is veel beter omdat iedereen meedenkt”.

Ten tijde van het interview zou de, dan nog soldaat6, in februari 2019 voor het eerst op uitzending gaan, naar Mali7. “We noemen het een potlood-lijst, dat wil zeggen dat er nog veel kan veranderen in eenheden en politieke besluitvorming.” Het blijkt sterk door dat de korporaal hier naar uit kijkt, hij geeft aan dat het trainen voor een bepaald doel is en dat het tijd is voor hem om die situatie eens mee te maken. De brede internationale inzetbaarheid wordt tijdens de opleiding en de tussenperioden (tussen uitzendingen) goed geoefend door in internationale context op oefening te gaan “Curaçao, Frankrijk, Duitsland, België, Nederland natuurlijk ook, Amerika. Met name veel in Duitsland en Amerika wel.” De vraag of deze internationale, of in ieder geval Europese samenwerking toekomst heeft waarbij een Europees leger hoort, wordt afgekeurd “Europees leger?... Ik hoop het niet.” Ter onderbouwing geeft de korporaal aan dat het voor en nadelen heeft om met één leger verder te gaan als Europa. Het grootste nadeel hierbij is dat je als land de zeggenschap over je eigen verliest “Je moet delen met anderen. Je hebt niet, als je je leger nodig hebt voor iets, moet je het bij een hogere politiek, buiten je eigen land, opzoeken. Daarmee verlies je de directe macht over je eigen leger, en dat vind ik wel enigszins belangrijk.” De trots van de sterke zelfstandige eigenschappen van de Nederlandse militairen

6 Binnen de nieuwe functie gaat de, nu, korporaal niet meer mee met de uitzending van feb.2019 7 ed. 13-6-2018: er is bericht gegeven dat missie Mali stopt in de loop van 2019

(30)

30 wordt hierbij opnieuw genoemd, “je krijgt dan te maken met andere normen en waarden, en andere voorschriften.” Wanneer de andere scenario’s voor meer samenwerking worden opgenoemd, waaronder verdere samenwerking maar geen gedeeld leger, wordt duidelijk gemaakt dat dat eigenlijk al gebeurt. Niet alleen werken gelijke onderdelen van verschillende landen al samen, zoals de Nederlandse commando’s met de Deense Commando’s, maar ook op missies zit met men verschillende nationaliteiten in eenzelfde regio om een bepaald doel te bereiken. “In Mali werken we, luchtmobiel, samen met Duitse helikopters. Dus daar ondersteunen we elkaar in. En ik Irak zitten we met Amerikanen op een trainingsmissie, je vult elkaar ook aan.”. Zeker ten tijde van de VN-missies lijken missies, uitgevoerd door slechts 1 nationaal leger niet meer voor te komen, elke missie is een samenwerkend verband. “De VN gaat niet alleen op missie, niet 1 land. Er zijn er meer nodig dat maakt de VN sterk. Nou, tenzij je Amerika bent, dan ga je wel eens alleen op missie”.

Een volgende vraag betrekt het open staan van de grenzen binnen Europa, zoals dat vandaag de dag het geval is, hierop wordt positief gereageerd. “Ja, het is goed voor de economie en de saamhorigheid. De andere optie brengt meer verzuiling mee van iedereen die grenzen dicht gaat gooien, zoals die populistische partijen roepen met de vluchtelingen.” Het sluiten van grenzen en daarmee het meer controle hebben op wie een land binnenkomt wordt niet als iets positiefs gezien. “Lekker afzonderen van de wereld, dat heeft helemaal geen zin.” De maatschappelijke ontwikkelingen van globalisering en cross-border cooperation lijken hiermee een grote rol te spelen in de visie van de korporaal. En zeker als Defensie moeten die gesloten grenzen, volgens de korporaal, geen streven zijn.

Dit liep over in een nieuw onderwerp, de veranderde rol van Defensie. Waar voorheen Defensie puur als Nederlands leger tegen een vijandig leger vocht zijn deze tegenwoordig verruild voor meer oorlogen binnen grenzen en verre conflicten (Mali, Afghanistan..). Daarmee is het voor Defensie wellicht minder belangrijk om stevig aan grenzen vast te houden “Je hebt zo bijna geen grenzen mee, zeker binnen Europa, of althans, het is niet meer zo zwart-wit als vroeger.” Neem het voorbeeld van Mali, daar zitten momenteel meerdere groeperingen die met elkaar in strijd zijn. Als militairen is het de bedoeling dat je jezelf op de hoogte houdt over de situatie in de wereld, zo blijkt uit het verhaal. Voor een uitzending krijgt een eenheid te horen over de achtergrond van het gebied en het conflict, maar het verdere werk doet men zelf.

Wanneer de interviewvragen zijn beantwoord en de vraag wordt gesteld of er nog aanvullingen of opmerkingen zijn, geeft de korporaal het volgende aan “Sinds WOII is er voor Nederland geen directe dreiging meer, dat ze worden aangevallen, afgezien van aanslagen, maar letterlijk aangevallen door een andere strijdkracht. Dus ik denk dat die grens, ja… die is er gewoon niet meer eigenlijk. Of nou, misschien is die er wel, maar dat gevoel is er niet meer.” De vraag of Defensie daarmee geen taak meer heeft om de Nederlandse grenzen te beschermen wordt afgeslagen, “o nee, dat is het zeker wel. Je hebt de 3 kerntaken en één ervan is het beschermen van NL grondgebied en van bondgenoten.” Die kans, dat het echt nog aankomt op het beschermen van de Nederlandse grens vanwege een conflict binnen Europa acht de korporaal echter nihil, de kans van een niet Europees land op Europa ligt al hoger “maar ik denk

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Cognitieve defusie zorgt er daarbij ook voor dat gevoelens en gedachten wel aanwezig zijn, maar ervaren worden als minder sterk en opdringerig (intrusief).. Ze roepen minder

Daarmee verbetert hij niet alleen de kwaliteit van zijn eigen handelen maar ook de kwaliteit van de groep, van de praktijk waarvan hij deel uitmaakt. Oefenen is een belangrijk

Hoewel de meerderheid van de ondervraagde militairen van mening is dat burgers de prioriteiten van Defensie goed begrijpen (73 procent) en dat burgers loyaal zijn aan Defensie

Naarmate veteranen tijdens de uitzending vaker getuige waren van ellende en geweld, rapporteren zij na afloop van de missie vaker last te hebben van schuld en schaamte,

Naar het RVA-kantoor van uw woonplaats (u vindt de gegevens van het kantoor door uw postcode in te geven in de rubriek "Een RVA-kantoor zoeken".. onderaan de homepage van

Meer dan 75 jaar later kunnen we dat wat mij betreft nog steeds zo zien: onze vrijheid geeft ons de mogelijkheid om te zijn wie je wilt zijn, te zeggen wat je wilt, vrij te

Als u geen pensioen meer bij ons opbouwt, dan krijgen uw kinderen wezenpensioen als u overlijdt, zie 3.9 U overlijdt, uw partner of ex-partner overlijdt of uw kind overlijdt..

Kort daarna viel het oog op RTO, een stichting die veel doet voor iedereen in de gemeente Oirschot die te maken heeft met de ziekte kanker.. Een prachtig en fantastisch goed