• No results found

6. Conclusie

6.2 Beantwoording van de hoofdvraag

Met behulp van de deelvragen kan de hoofdvraag beantwoord worden. De hoofdvraag bestaat uit enkele onderdelen: de visie op grenzen en hoe verdere grensoverschrijdende samenwerking wordt gezien. Deze paragraaf houdt die structuur aan bij het beantwoorden van de hoofdvraag: Wat is de visie van Nederlandse landmachtmilitairen op nationale grenzen, en hoe kijken zij aan tegen verdere grensoverschrijdende samenwerking?

De visie van de militairen op de grens bestaat uit meerdere lagen. Uit alle antwoorden blijkt dat grenzen met name worden gezien als een institutioneel instrument dat bepaalde zaken van elkaar scheidt, met name met betrekking tot economische en politieke regelgeving. Grenzen zijn volgens deze landmachtmilitairen vooral een zaak die zich ‘op papier’ afspeelt en waar de meesten van hen zich niet bewust mee bezig houden. Echter wordt hierbij een laag toegevoegd wanneer het afschaffen van grenzen binnen Europa wordt besproken. Deze laag bestaat uit emotionele waardering van grenzen, die pas aan het licht komt als deze ‘bedreigd’ worden. Het idee van Europa als federale staat werd met vertwijfeling ontvangen, waarbij de meeste twijfel leek te komen van het idee om het huidige Nederland te verliezen. Yi-Fu Tuan’s topophilia (liefde voor een plek) speelde op. De militairen gaven aan dat Nederland verschilt van de buurlanden en landen uit het oosten van Europa. Duidelijk is geworden dat militairen grenzen associëren met ‘thuis’.

Een ander onderdeel uit de hoofdvraag heeft betrekking op internationale samenwerking. Uit de interviews is te concluderen dat landmachtmilitairen volledig achter internationale samenwerking staan. Internationale samenwerking is wenselijk omdat het draagvlak en mogelijkheden kan creëren. Uiteraard komen complicaties bij het samenwerken voor, bijvoorbeeld bij communicatie of materiaalverdeling, maar dit doet volgens de respondenten niet af aan de positieve punten van internationale samenwerking. Wanneer werd gevraagd naar de mogelijkheid van een Europees leger, waren de respondenten verdeeld. Drie van de elf respondenten zien een Europees leger als haalbaar en wenselijk, maar vinden dat er nog te veel complicaties op de werkvloer bestaan die dit tegenhouden. Zo zou er eerst een gedeeld internationaal beleid (bijvoorbeeld één ministerie van Buitenlandse Zaken) moeten komen en moet geïnvesteerd worden in materieel dat universeel aansluit. De overige acht militairen vinden het niet wenselijk om een Europees leger op te richten. Niet alleen verschillen de normen en waarden van verschillende nationaliteiten in Europa volgens hen te veel van elkaar, ook zijn de eigenschappen van de defensieapparaten te verschillend. Daarnaast wordt het verlies van zeggenschap over het eigen leger niet als positief gezien. De wens om de autoriteit te behouden lijkt een gevolg te zijn van emotionele

50 waardering. De militairen proberen deze te koppelen aan praktische argumentatie, zoals de eerder genoemde complicaties op de werkvloer, waarom een Europees leger niet haalbaar is.

Samenvattend bevat de visie op grenzen zowel een objectieve kant die onverschillig is wat betreft de waarde van grenzen, als een sterk emotionele kant die grenzen het liefst volledig omarmt. Volgens deze landmachtmilitairen moet internationale samenwerking blijven bestaan en verder ontwikkeld worden, omdat zowel het draagvlak nodig is als de stimulans om gezamenlijk te helpen. Een Europees leger wordt echter niet als wenselijk gezien. Hier komt de emotionele kant van grenzen naar voren. De militairen vinden een Europese gevechtseenheid wel een gunstig idee, zolang landen zeggenschap over hun leger hebben en daarmee hun eigen cultuurgrenzen intact kunnen houden. Mogelijk staan de zaken er over vijftig jaar anders voor. Als grensoverschrijdende samenwerking blijft toenemen (binnen Europa) ontstaat wellicht meer sense of place bij Europa en voelen inwoners zich steeds meer Europeaan. Kijkend naar de rol van emoties bij een plek binnen dit onderzoek ligt een Europese federale staat met eigen leger in de toekomst daarmee minder gevoelig.

51

7. Discussie en aanbevelingen

In dit hoofdstuk worden de resultaten verder besproken.

7.1 Discussie

Uit de analyse blijkt dat het conceptueel model niet in balans was. De uitkomst van dit onderzoek laat zien dat persoonlijke opvattingen en binding met plekken een veel grotere rol spelen dan verwacht bij het vormen van de visie op grenzen. In het oorspronkelijke conceptueel model was persoonlijke invloed niet als factor opgenomen. Dit bleek tijdens het verzamelen van de data een tekortkoming.

De resultaten uit het onderzoek zijn anders dan verwacht. Militairen blijken niet meer zo intensief te maken te hebben met grenzen als voorheen. Daarnaast staan ze niet per sé op een andere manier stil bij grenzen, iets wat ik wel had verwacht van deze groep ‘experts’. Mijn verwachting met betrekking tot de visie op grenzen ging uit van een ander type belang dat militairen hebben bij de grenzen. Hoewel de militairen grenzen zien als een manier om duidelijkheid te creëren, is de grens niet per definitie de institutie die ze zien als bepalend voor Nederland en de Nederlandse cultuur. Naar mijn idee is het echter niet de grens die gevoelig ligt, maar de Nederlandse identiteit en integriteit. Deze identiteit en integriteit zijn met internationale samenwerking nog steeds sterk aanwezig, al dan niet in het onbewuste van de militairen. Wanneer zo over Nederland gesproken werd, leek Nederland niet per definitie vast te liggen door de grenzen, de identiteit leek los te staan van de grenzen. Wanneer echter gesproken werd over het weghalen van de grenzen en daarmee dus het vormen van een nieuwe ‘eenheid’ met andere nationaliteiten, lijkt de grens gezien te worden als bepalend voor de Nederlandse identiteit. Terugkomend op John Lennons Imagine, “Imagine there’s no countries, it isn’t hard to do… Imagine all the people, living life in peace”: het lijkt erop dat in ieder geval deze groep landmachtmilitairen zich deze wereld zonder landen nog niet kan voorstellen.

De groep respondenten bestond uit landmachtmilitairen met diverse rangen en functies. Deze diversiteit heeft naar mijn idee een goede basis gelegd voor een onderzoek van dit type. Bij vervolgonderzoek kan een scherpere afbakening in rang en functie wenselijk zijn. Voor verdiepende studies geeft dit wellicht andere resultaten, naar verwachting vooral bij de concepten over werkervaring en de organisatorische standpunten van Defensie.

De verrassende uitkomsten kunnen veelal herleid worden naar de afname van de aanwezigheid van grenzen in het alledaagse werk van de landmachtmilitairen. De oorspronkelijke verwachting was dat de aspecten vanuit het werkveld meer zouden bijdragen aan de visie van deze militairen. Bij aanvang van dit onderzoek noemde ik landmachtmilitairen experts met betrekking tot grenzen, echter werd in de loop van het onderzoek duidelijk dat deze expertise wellicht onterecht was toegekend. De juiste woorden ontbreken me tot op heden, maar expertise lijkt misplaatst en kan beter vervangen worden door iets in de richting van: ‘vanuit de oorsprong opgericht rondom grenzen, maar tegenwoordig van grensoverschrijdend karakter’.

52

7.2 Aanbevelingen

Hoewel in het methodologische hoofdstuk gesproken wordt over een zo breed mogelijke groep respondenten van verschillende functies en kazernes, bleek in de loop van het onderzoek hoe breed Defensie eigenlijk is. Het verkennende karakter van dit onderzoek maakt de keuze voor een brede groep respondenten valide. Voor eventuele toekomstige verdiepende onderzoeken bestaat een noodzaak om dit meer af te bakenen.

Verder onderzoek kan bestaan uit intern vergelijkend onderzoek op basis van verschillende functies of verschillende rangen. Naar verwachting bestaat een verschil tussen de visie van hoofdofficieren en de manschappen. Dit verschil kan bijvoorbeeld voortkomen uit de invloed van de organisatie Defensie op hogere officieren, maar verschil in visie kan ook voortkomen uit de verschillen tussen rangen als het gaat over verantwoordelijkheid met betrekking tot besluitvorming. Officieren moeten immers vanuit hun rang anders denken dan de manschappen.

Verder kan onderzoek worden uitgevoerd met een extern-vergelijkend karakter. Naar verwachting heeft Defensiepersoneel (de militairen) een andere visie op grenzen en grensoverschrijdende samenwerking dan andere civiele beroepen of specialisaties. Niet alleen is het interessant om te onderzoeken welke verschillen er zijn in de visies en waar deze verschillen vandaan komen, overeenkomsten zijn eveneens een interessante focus van onderzoek. Wellicht heeft Defensie sterke overeenkomsten met bepaalde disciplines.

53

8. Reflectie

De reflectie is opgebouwd uit drie onderwerpen, beginnend met de literatuur, gevolgd door de gebruikte methoden en tot slot reflecteer ik op de resultaten.

Reflectie op de theoretische basis

Bij aanvang van dit onderzoek bestond het conceptueel model uit slechts vier factoren die invloed hebben op de vorming van de visies van de militairen. Hoewel in de drie jaren van de opleiding Geografie, planologie en milieu de invulling van mensen altijd centraal heeft gestaan, vergat ik persoonlijke opvattingen op te nemen. Toen echter het kwartje viel dat plekken persoonlijke betekenissen hebben en daarmee invloed op de visie op grenzen, was het eenvoudig hierbij passende theorieën te benoemen.

Bijna alle theorieën in het theoretisch kader kunnen in verband gebracht worden met elkaar. De gebruikte theorieën hebben een goede basis gevormd voor de analyse en het verdere onderzoek en misschien heeft de versimpelde weergave van deze theorieën, die zo complex in verband staan met elkaar, een meer duidelijke basis gevormd. Hoewel de belangrijkste bevindingen uit het onderzoek goed zijn onderbouwd door deze theorieën zou ik in de toekomst meer verdieping zoeken in de theorieën. Vanwege de complexiteit van het onderwerp wilde ik niet te veel afbreuk doen aan de resultaten door te veel verschillende onderzoeken aan te halen, achteraf had dat wel gekund mits ik een scherper onderscheid had gemaakt in het theoretische kader.

Reflectie op de toegepaste methoden

Het oorspronkelijke idee bij mijn verzamelde data was om het te coderen met behulp van Atlas.Ti. Na enkele weken neigde ik er naar hier van af te stappen omdat de memo’s en kruislings vergelijken van de data mij genoeg leek te zijn. Na een gesprek met mijn begeleider, meneer Van der Velde, besloot ik toch te coderen met Atlas.Ti. Het verwerken van de data is daarmee kwalitatief sterker geworden, omdat er gebruik is gemaakt van een meer concrete techniek. Een volgende keer zou ik echter meer vergelijkende analyses willen uitvoeren met verschillende codes.

Het contact leggen met respondenten ging, zoals vaak het geval is met onderzoek, wat moeizaam. Hoewel er vele verzoeken uitstonden bij verschillende kazernes en pelotons, kwam de uiteindelijke groep respondenten van een meer persoonlijke benadering en een via-via-kennissenkring. Na zes interviews liep ik vast bij het bereiken van militairen. Dit is uiteindelijk opgelost door een focusgroep, nadat een contactpersoon voorstelde tijdens de lunchperiode langs te komen. Achteraf heeft dit veel interessante dialogen opgeleverd, omdat de militairen met elkaar in gesprek konden en zo met elkaar de discussie konden aangaan. Als ik dit besef eerder had gehad, had ik graag nog twee extra focusgroepen willen houden om te kijken hoe de onderlinge dynamiek in een gesprek tot bepaalde antwoorden leidde.

54

Reflectie op de resultaten

Zoals in de discussie al duidelijk is geworden, was ik verrast door de uitkomsten. Ik kan me het moment herinneren tijdens het coderen van de interviews dat ik een trend begon te ontdekken over wanneer emoties bij een grens opkwamen. Voor mijn gevoel had ik daarmee iets goeds te pakken, een echt resultaat. Dat goede gevoel werd direct opgevolgd door het ongeloof dat ik in eerste instantie in mijn conceptuele model geen enkele persoonlijke input had weergegeven. De theorieën over de betekenis van plekken voor mensen waaraan ik al die jaren tijdens de bachelor zoveel waarde had gehecht, was ik vergeten te benoemen en nu bleek dat juist die emotionele kant voor een interessante twist zorgde. Al met al ben ik tevreden over het onderzoek. Hoewel ik af en toe de draad van de analyse kwijt was, geloof ik uiteindelijk een goed beeld te hebben geschetst van de situatie.

55

IV Literatuurlijst

Alvarez, R. R. (1995). The Mexican-US border: the making of an anthropology of borderlands. Annual Review of Anthropology, 24, pp.447-470.

Anzaldua, G. (1987). Borderlands / La Frontera. The New Mestiza. San Fransisco, California: Aunt Lute Books.

Christmann G (2016) Das theoretische Konzept der kommunikativen Raum(re)konstruktion. In: Christmann G (ed.) Zur kommunikativen Konstruktion von Räumen. Theoretische Konzepte und empirische Analysen. Wiesbaden: VS, pp. 89–111

Cloke, P., Philo, C., & Sadler, D. (1991). CH.3 Peopling Human Geography and the Development of Humanistic Approaches. In Approaching Human Geography (pp. 57-93). London: Chapman. Conflictenteller, opgehaald 21.2.2018

Creswell, J. W. (2013). Qualitative inquiry & research design; choosing among 5 approaches. Thousand Oaks, California : SAGE Publications, Inc. .

Denzin, N. K., & Lincoln, Y. S. (2011). Introduction: The discipline and practice of qualitative research. In The Sage handbook of qualitative research (4th ed.) (pp. 1-19). Thousand Oaks, CA: Sage.

Eder, K. (2006). Europe's Borders: The Narrative Construction of the Boundaries of Europe. European Journal of Social Theory, 9(2), pp. 255-271.

Gallusser, W. A. (1994). editor 1994a: Political boundaries and coexistence . Bern: Peter Lang. Galtung, J. (1994). Coexistence in spite of borders: on the borders of the mind. Political boundaries

and coexistence, Bern: Peter Lang, pp.5-17.

Keohane, R., & Nye, J. S. (1973). Transnational Relations and World Politics. Cambridge: MA: Harvard University Press.

Kiratli, Osman Sabri (2015): ‘The role of identity in support for supranational integration in EU Foreign and Security Policies’, European Integration online Papers (EIoP), 19(7), pp. 1-37. Kuckarts, U. (2013). Chapter 4: Three Basic Methods of Qualitative Text Analysis. In U. Kuckarts,

Qualitative Text Analysis: A Guide to Methods, Practice & Using Software (pp. 65-120). London: SAGE Publications Ltd.

Lebuhn, H. (2013). Local border practices and urban citizenship in Europe. CITY. Analysis of Urban Trends, Culture, Theory, Policy, Action, 17(1), pp.37-51.

Löw, M. (2016). The Sociology of Space. New York: Palgrave Macmillan.

Löw, M., & Weidenhaus, G. (2017). Borders that relate: Conceptualizing boundaries in relational space. Current Sociology Monograph, 65(4), pp.553-570.

56 Massey, D. (1995). Places and Their Pasts. History Workshop Journal, 39, pp 182-193.

Massey, D. (2005). For Space. London: SAGE.

Mau, S., & Mewes, J. (2012). Horizontal Europeanisation in contextual perspective . European Societies, 14:1, pp. 7-34.

Miles, M. B., & Huberman, A. M. (1994). Qualitative data analysis: an expanded sourcebook . London: Sage.

Ministerie van Defensie, via Rijksoverheid.nl

Moustakas, C. (1994). Phenomenological research methods. Thousand Oaks, CA: Sage.

Newman, D. (2006). The lines that continue to separate us: borders in our 'borderless' world. Progress in Human Geography, 30:2, pp.143-161.

Newman, D., & Paasi, A. (1998). Fences and neighbours in the post-modern world: Boundary narratives in politival geography. Progress in Human Geography, 22, pp. 186-207.

Perkmann, M. (2007). Construction of New Territorial Scales: A Framework and Case Study of the EUREGIO Cross-border Region. Regional Studies , 41(2), pp.253-266.

Rovisco, M. (2009). Reframing Europe and the global: conceptualizing the border in cultural encounters . Environment and Planning D: Society and Space, 28, pp.1015-1030. Sandercock, L. (1995). Voices from the Borderlands: A Meditation on a Metaphor. Journal of

Planning Education and Research, 14, pp.77-88.

Thrift, N. (2006). Space. Theory, Culture and Society, 23(2-3), pp. 139-155.

Tuan, Yi-Fu, (1974). Topophilia: A study of environmental perception, attitudes and values. Columbia University Press.

Tuan, Y.-F. (1990). Topophilia. New York: Columbia University Press.

van der Velde, M., & van Houtum, H. (2003). Communicating borders. Journal of Borderland Studies, in: Communicating borders (special issue), 18, pp.1-76.

van Houtum, H. (1998). The Development of Cross-border Economic Relations, A Theoretical and Empirical Study of te Influence of the State Border on the Development of Cross-border Economic Relations between Firms in Border Regions of the Netherlands and Belgium. Tilburg: CentER.

van Houtum, H. (1999). Internationalisation and mental borders. Tijdschrijft voor Economische en Sociale Geografie, 90, pp.329-335.

van Houtum, H., & Strüver, A. (2002). Borders, Strangers, Doors and Bridges. Space and Polity, 6:2, pp.141-146.

Vennix, J. A. (2011). Theorie en praktijk van empirisch onderzoek. Harlow: Pearson Education. Weidenhaus, G. (2015). Soziale Raumzeit. Berlijn: Suhrkamp.

57 Wester, F., & Peters, V. (2004). Kwalitatieve analyse: uitgangspunten en procedures. Bussum:

Coutinho.

Yeung, H. W.-c. (1998). Capital, state and space contesting the borderless world. Transactions of the Institute of Britisch Geographers, 23:3, pp. 291-310.

58

V Bijlagen

i.

Interviewvragen

- Opnemen en gebruiken volledige naam en functie in het eind verslag

- Aantal dienstjaren, en (vorige) functie(s). Dit geeft mogelijkheid om relatief ‘nieuwe’ militairen te vergelijken met militairen die al langer in dienst zijn en wellicht anders beïnvloedt zijn door maatschappij/ervaring

- Waarom bent u destijds bij Defensie gaan werken? o Wat motiveerde u voor een baan bij Defensie? o Wat verwachtte u destijds van een baan bij Defensie? o Hoe heeft u het de selectieprocedure ervaren?

- Wat is uw huidige functie bij Defensie? o Bent u in deze functie begonnen?

NEE

 Wat was uw eerste functie bij Defensie?  Wat was in deze functie uw dagtaak?  Hoe heeft u werk in deze functie ervaren?

 Bent u in deze functie op uitzending geweest? (waarheen?) JA

 Wat is in deze functie uw dagtaak?

 Wat vindt u het meest belangrijke aspect van uw huidige functie?  Bent u in deze functie al op uitzending geweest? (waarheen?) o Heeft u ambities voor andere functies?

 Binnen Defensie, welke?  Buiten Defensie, wat?

• Waarom zou u weggaan bij Defensie?

- Wat vindt u de meest belangrijke waarde binnen de organisatie Defensie? - Hoe kijkt de organisatie naar de grenzen?

o Waarin blijkt dit door in uw werk?

o Wordt u beïnvloed door de organisatorische doelen en belangen? (hoe?) - Kan u aansluiting vinden in die organisatorische visie?

o Ja/nee, hoezo? - Wat is uw visie op de grens?

o Waarom is deze zo?

o Denkt u dat uw visie door maatschappelijke ontwikkelingen wordt beïnvloed? - Denkt u dat Defensie door maatschappelijke ontwikkelingen wordt beïnvloed?

JA

 In positieve of negatieve zin?

 Wat merkt u hiervan binnen uw werk? NEE

 Wat vindt u daarvan? Zou de organisatie zich moeten aanpassen?

- Wat vind u van verdere Europese samenwerking? Ziet u een toekomst? (evt. a.d.h.v. de door de EC opgestelde scenario’s).

- Wat is u tijdens uw loopbaan bij Defensie het best bijgebleven, op werkvlak?

Interviewvragen Liaisonofficier John (schriftelijk interview)

59

2.Wilt u eventueel een kort overzicht geven van eerdere functies binnen Defensie, en het aantal dienstjaren? (deze vraag geeft mij de mogelijkheid om visies te vergelijken tussen militairen die al langer in dienst zijn t.o.v. hen die net zijn begonnen)

3.Waarom bent u destijds bij Defensie gaan werken?

- Wat motiveerde u? - Wat verwachtte u?

- Speelde ‘Nederland’ en rol bij de keuze voor Defensie (Had/heeft u plichtsgevoel NL te beschermen of waren/zijn het andere aspecten van Defensie die u bij de organisatie houden?)

4.Hoe zou u uw functie omschrijven en hoe lang zit u al in deze functie?

- Wat is uw dagtaak bij deze functie? (hoe ziet de alledag eruit?)

- Spelen grenzen binnen deze functie een grote rol? (Met deze vraag probeer ik een beeld te vormen of grenzen in uw functie een rol spelen, of dat het eerder een bijzaak is. Ik kan me bijvoorbeeld voorstellen dat het tussen verschillende

functies verschilt wat de rol van grenzen is). U gaf in een eerdere mail aan dat grenzen niet specifiek genoemd

worden, maar wel veelal van toepassing is binnen Defensie, hoe werkt dit oor in uw werk? - Wat vindt u het meest belangrijke aspect van deze functie?

5.Bent u in uw huidige, of eerdere, functie op uitzending geweest? (humanitaire uitzendingen mag u evt. ook toelichten, in de volgende vragen spreek ik echter steeds over een conflict)

- Waarheen?

- Welke rol speelden grenzen binnen het conflict?

- Heeft de uitzending u op een bepaalde manier beïnvloed, met name uw visie op grenzen?

6.Wat is (volgens u) de visie van de Defensie op grenzen?

- Blijkt deze visie door in uw werk? En zo ja, hoe? - Kunt u aansluiting vinden in die organisatorische visie? - Is deze in uw opinie

7.Wat vindt u van grenzen?

- Vindt u het bestaan van Nationale grenzen belangrijk?

- Wat is uw visie op het openstellen van grenzen in, bijvoorbeeld, Europa? Is dit een goeie trend?