• No results found

De invloed van stress voor, tijdens en na een gebeurtenis op de betrouwbaarheid van getuigenverklaringen

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De invloed van stress voor, tijdens en na een gebeurtenis op de betrouwbaarheid van getuigenverklaringen"

Copied!
16
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

De Invloed van Stress Voor, Tijdens en Na een Gebeurtenis op de Betrouwbaarheid van Getuigenverklaringen Heleen Nanninga Bachelorthese 10177639 Renée Visser

Aantal woorden zonder abstract: 5328 22-05-2015

(2)

De Invloed van Stress Voor, Tijdens en Na een Gebeurtenis op de Betrouwbaarheid van Getuigenverklaringen

Abstract

In deze studie wordt gekeken naar de betrouwbaarheid van getuigenverklaringen, met name naar hoe deze beïnvloed worden voor, tijdens en na een gebeurtenis. Eerst wordt de invloed van stress voor en tijdens een gebeurtenis besproken, waaruit wordt geconcludeerd dat stress vaker een positieve invloed heeft op het geheugen dan een negatieve. Stress geïnduceerde cortisol en langzame cortisol effecten bleken de achterliggende mechanismen hiervoor te zijn. Vervolgens wordt de invloed van stress na een gebeurtenis onderzocht. Geconcludeerd wordt dat een interview relatief snel na de waargenomen gebeurtenis een positief effect heeft op het lange termijngeheugen. De mate van intensiteit van stress en het effect daarvan op geheugen, en het verschil tussen mannen en vrouwen moet verder worden onderzocht. In het licht van getuigenverklaringen betekent dit dat een gematigde hoeveelheid stress de verklaringen betrouwbaarder maakt en dat het, indien mogelijk, aan te bevelen is om relatief snel na de gebeurtenis de getuigen te interviewen.

‘Geven de verklaringen van Holleeders intimi de doorslag in zijn moordproces?’ Zo luidde de kop van het Parool op 24-3-2015. In Holleeders zaak kwamen recent zijn ex-vrouw en zijn zussen naar voren met belastende informatie over de aanklacht tegen Holleeder. Deze zouden aanwezig zijn geweest bij gesprekken en deals over een aantal moorden die Holleeder op zijn geweten zou hebben. In deze zaak zijn de verklaringen van deze getuigen hetgeen wat de zaak maakt of breekt. Als de getuigen betrouwbaar zijn kan hij eindelijk worden veroordeeld voor al de misdaden die hij heeft begaan, zo niet, dan gaat er misschien een misdadiger vrijuit.

De betrouwbaarheid van getuigenverklaringen in delicten is erg belangrijk. Met een getuigenverklaring wordt een mededeling van een persoon bedoeld, van feiten of omstandigheden welke deze persoon zelf heeft waargenomen of ondervonden (juridischwoordenboek.nl, ART. 342 Wet van Strafvordering). Het komt meer dan eens voor dat er in een zaak alleen getuigen zijn die kunnen vertellen wat er is gebeurd, omdat er gewoonweg geen tastbaar bewijs is, of dit bewijs door omstandigheden niet gebruikt kan of mag worden. Onder deze omstandigheden is het cruciaal dat de verklaringen van getuigen betrouwbaar zijn. De tijd waarop men getuigen verhoort of voor laat komen in de rechtbank zou een factor in de mate betrouwbaarheid kunnen zijn. Dit wordt besproken omdat het in het gerechtssysteem vaak voorkomt dat de verklaringen van getuigen velen maanden of jaren na de gebeurtenis, nogmaals, nodig zijn tijdens een rechtszaak. Er wordt gekeken naar het effect

(3)

van de tijd die tussen de gebeurtenis en de verklaring zit. Als het ene moment betrouwbaarder is dan het andere moment kan hier rekening mee gehouden worden en kan dit mee worden gewogen in de beoordeling over de mate van betrouwbaarheid van verklaringen. Als laatste zou een heel aantal andere factoren de herinnering van een delict kunnen beïnvloeden. Als deze factoren bekend zijn zou hier, zoveel mogelijk, rekening mee kunnen worden gehouden in de praktijk.

Tijdens de waarneming van een trauma is er sprake van cortisol werking. De amygdala speelt een grote rol bij het opslaan van emotionele gebeurtenissen in het geheugen (Hamann, 2001). De amygdala, als ‘emotie centrum’ van de hersenen, reguleert vele hormonale paden door de hersenen, zo ook cortisol. Cortisol wordt geproduceerd door de hypothalamus-hypofyse-bijnierschors-as. De amygdala mediëert vervolgens het effect van cortisol op geheugenconsolidatie. Het effect van cortisol, als stresshormoon, zal verder worden besproken in deze studie. Uit een review van McGaugh (2004) bleek dat cortisol, gemediëerd door de amygdala, de herinnering van emotionele gebeurtenissen verbeterde, mits cortisol vooraf aan de foto’s of woorden die herinnerd moesten worden werd afgegeven. Getuigenverklaringen gaan vaak over traumatische gebeurtenissen die de getuigen hebben waargenomen. Dit zijn emotionele herinneringen en het is dus aannemelijk dat tijdens de vorming hiervan het brein te maken heeft met verhoogde niveaus van cortisol.

Niet alleen speelt stress mogelijk een rol bij de opslag van geheugen, stress lijkt ook een rol te spelen bij hoe we onze aandacht verdelen. Volgens de attentional control theory (Eysenck, Derekshan, Santos en Calvo, 2007) zorgt stress ervoor dat we de controle kwijtraken over hoe we onze aandacht verdelen. Dit zou betekenen dat bepaalde details van een gebeurtenis niet worden geregistreerd op het moment zelf, laat staan dat ze worden opgeslagen. De aandacht wordt getrokken door bepaalde stimuli, deze selectieve aandacht is niet meer doelgericht door het individu zelf, maar bepaald door stimuli. In hoeverre de omstandigheden die aandacht krijgen vervolgens ook nog worden onthouden, is relevant voor getuigenverklaringen. Aan de andere kant kan er sprake zijn van selectieve opslag. Hierbij heeft de stimulus wel aandacht gekregen, maar is deze niet opgeslagen. Heeft stress hier veel invloed op? Bij getuigen van delicten is vaak een grote mate van stress aanwezig. Dit zou ervoor kunnen zorgen dat details van de gebeurtenis verloren gaan. Daarom zal worden besproken wat de precieze invloed is van stress op geheugen. Daarna zal zoals hier boven besproken de invloed van stress op geheugen worden besproken ná een gebeurtenis.

(4)

De Invloed van Stress Voor en Tijdens een Gebeurtenis op Geheugen

Getuigenverklaringen bevatten vaak gebeurtenissen waarin men is blootgesteld aan stressvolle, gewelddadige of angstige gebeurtenissen. Deze stress zou heel goed invloed kunnen hebben op het geheugen.

Uit onderzoek blijkt dat emotie een negatief effect heeft bij consolidatie van geheugen. Een mogelijke verklaring hiervoor is de activatie van glucocorticoiden (Kuhlmann, Piel en Wolf, 2005). Tijdens stress worden glucocorticoiden geactiveerd. Er werden 19 gezonde jonge mannen getest. Deze werden onderverdeeld in twee condities, de stress conditie en de controle conditie. Beide condities werd gevraagd, op de eerste dag, een woordenlijst te leren van 30 woorden, tien positief, tien neutraal en tien negatief. De stressor die gebruikt werd is de Trier Social Stress Test (TSST), een gestandaardiseerde psychosociale stressor, waarbij deelnemers voor publiek een presentatie moesten geven en hoofdrekenopgaven moesten maken (Kirschbaum en Hellhammer, 1993). De TSST werd gemaakt door de stressconditie op de tweede dag. Tijdens de follow-up, de test voor ophalen van geheugen, werd geconstateerd dat de deelnemers minder positieve en negatieve woorden wisten, maar dat er voor neutrale woorden geen effect was. Er werd aangetoond dat psychosociale stress een negatief effect heeft op het ophalen van geheugen en dat emotioneel materiaal hier extra gevoelig voor is.

Uit onderzoek van Kuhlmann et al. (2005) blijkt dat stress het geheugen beperkt voor de opslag van emotioneel materiaal. In het licht van getuigenverklaringen betekent dit dat als er sprake is van stress of hevige emotie tijdens het waarnemen van een gebeurtenis, dit negatief reflecteert op het geheugen. Uit onderzoek van Cornelisse, van Stegeren en Joels (2011) blijkt echter dat emotionele informatie beter werd onthouden dan neutrale informatie onder stressvolle omstandigheden.

De impact van psychosociale stress werd gemeten op het lange termijngeheugen voor neutrale en emotionele stimuli bij mannelijke en vrouwelijke studenten (Cornelisse, van Stegeren en Joels, 2011). Er deden 77 deelnemers mee, waarvan 54 vrouwen en 23 mannen. Deze werden ofwel gevraagd de TSST te maken of ingedeeld in een controlegroep. Daarna werd aan beide groepen een lange termijn taak voorgelegd, met hier in zowel emotionele als neutrale beelden. Zowel de concentratie van stresshormonen (cortisol) en het negatieve affect van de deelnemers ging omhoog tijdens de stresstaak. Het cortisol niveau van mannen steeg meer dan dat van vrouwen tijdens de stresstaak. Uit de resultaten bleek dat zowel mannen als vrouwen de emotionele informatie beter onthielden dan de neutrale informatie, in zowel de stress als controleconditie. De stressmanipulatie verwijst hier naar de gevoelens van iemand

(5)

tijdens het meemaken van een traumatische gebeurtenis. De emotionele of neutrale informatie die wordt verschaft kan worden gezien als objectieve aspecten van de waargenomen situatie. Het blijkt dat er geen effect van sekse en stress is en wel een effect van emotionaliteit. In getuigenverklaringen zou dus aan de ene kant relatief meer emotionele informatie moeten worden onthouden en aan de andere kant juist relatief meer neutrale informatie. Kuhlmann et al. (2005) en Cornelisse et al. (2011) spreken elkaar hierin tegen. Er wordt hier nog niet gekeken naar achterliggende mechanismen die zouden kunnen verklaren waardoor het ene onderzoek aangeeft dat geheugen verbetert en het andere dat het geheugen beperkt wordt door stress.

De geheugen formatie modus en de geheugen opslag modus in de hersenen zouden ten grondslag liggen aan het effect van stress op geheugen (Schwabe, Joels, Roozendaal en Oitzl, 2012). Wanneer een persoon gestresst is kan dit volgens Schwabe et al. (2012) invloed op de richting van het effect van stress op geheugen hebben, ofwel een beperking ofwel een verbetering. Deze verschillende effecten zouden eventueel verklaard kunnen worden door de verschillende momenten waarop de stresshormonen adrenaline, noradrenaline, dopamine en de glucocoticoiden geactiveerd worden. Er wordt verondersteld dat snelle adrenaline, noradrenaline, dopamine en glucocorticoide interacties zorgen voor activatie van de basolaterale amygdala die ervoor zorgt dat men in de geheugen formatie modus komt. Activatie van de geheugen formatie modus zorgt ervoor dat de gebeurtenis makkelijker kan worden geconsolideerd in het lange termijngeheugen. De glucocorticoide acties zorgen vervolgens voor activatie van de geheugen opslag modus. Deze onderdrukt andere cognitieve processen zodat deze niet kunnen interfereren. Het moment waarop de stress ondervonden wordt is bepalend voor de richting van de invloed van stress op geheugen, beperkend of verbeterend, ofwel tijdens of na de gebeurtenis.

Humeur is een factor die invloed heeft op geheugen (Knott en Thorley, 2014). Het effect van met het humeur overeenkomende gebeurtenissen en met het humeur tegenstrijdige gebeurtenissen werd onderzocht, en het effect daarvan op het geheugen. Er werd gevonden dat congruentie van humeur zorgde voor verbetering in geheugen.

De rol van humeur tijdens de gebeurtenis en het moment van terughalen werd onderzocht (Knott en Thorley, 2014). Er deden 48 deelnemers mee, 36 vrouwen en 12 mannen. Deelnemers werden ofwel in een neutraal of negatief humeur gebracht door het kijken van videomateriaal, vervolgens kreeg men ofwel een neutrale of negatieve woordenlijst voor zich. Zowel meteen als een week later werden de negatieve woordenlijsten beter onthouden door de deelnemers die in een negatief humeur waren gebracht, en de neutrale

(6)

woordenlijsten beter onthouden door de deelnemers die in een neutraal humeur waren gebracht. Dit zou kunnen betekenen dat wanneer een getuige zich al angstig, gespannen of verdrietig voelde voor en tijdens de waargenomen gebeurtenis zonder dat deze hier direct invloed op had, de getuigenverklaring betrouwbaarder is dan wanneer een getuige zich juist blij of vrolijk voelde voor het waargenomen negatieve trauma. Uit het onderzoek (Knott en Thorley, 2014) bleek dat humeur een component is die invloed heeft op het geheugen en dus op de betrouwbaarheid van getuigenverklaringen. Als er sprake is van stress zowel voor als tijdens het waarnemen van het trauma, zou dit de betrouwbaarheid van de verklaring vergroten gezien de congruente emoties. De verschillen in geheugen tussen mannen en vrouwen, het type opwinding, soort stimulus en welke aspecten van waarneming, details of het geheel, worden onthouden werd onderzocht door Li Juan Liu, Grahan en Zorawski (2008). Nog niet al deze verschillen zijn besproken in de voorgaande onderzoeken. Hier wordt een geïntegreerd beeld gegeven van het verschil in effect. Details bleken minder goed opgeslagen te worden dan het geheel van de gebeurtenis. Dit is belangrijk wat betreft getuigenverklaringen, waar de details waardevoller zijn dan herinnering van het geheel.

De volgende onduidelijkheden worden naar voren gebracht; of het type opwinding belangrijk is (prettig of onprettig), of opwinding geheugen verbetert voor bepaalde stimuli (emotioneel of niet emotioneel), welke aspecten van de stimulus representatie worden beïnvloed (details of het geheel) en in hoeverre er een verschil is tussen mannen en vrouwen. Er deden 178 deelnemers mee die werden blootgesteld aan positieve, negatieve en neutrale foto’s. Daarna werden ze blootgesteld aan ofwel prettige, onprettige of neutrale video’s als opwinding-manipulatie. Na een week werd hen gevraagd zich zoveel mogelijk te herinneren van de vooraf getoonde beelden. Hieruit bleek dat zowel de positieve als negatieve foto’s beter werden onthouden na de blootstelling aan prettige en onprettige video’s, onafhankelijk van sekse. Ook werd gevonden dat bij zowel prettige en onprettige video’s eerder het geheel werd onthouden dan de details. Hieruit kan worden geconcludeerd dat opwinding, zowel positief als negatief, zorgt voor een beter algemeen geheugen (Li Juan Liu et al., 2008). Vooral het geheel werd goed onthouden in tegen stelling tot de details. In het geval van getuigenverklaringen kan dit een negatief effect zijn. Wat betreft getuigenverklaringen kan een beter algemeen geheugen van de situatie minder belangrijk zijn dan de details, bijvoorbeeld het herkennen van een dader of het onthouden van een nummerbord. We zouden kunnen concluderen dat stress tijdens de gebeurtenis invloed heeft op het geheugen. De invloed van stress net na de waargenomen gebeurtenis is echter nog niet besproken.

(7)

de gebeurtenis (Nielson en Powless, 2007). De consolidatie van nieuwe herinneringen is langzaam, zodat herinneringen nog beïnvloed kunnen worden door ervaringen in de periode nadat ze gevormd zijn. Nielson en Powless (2007) onderzochten of de mate van invloed, bijvoorbeeld opwinding of stress, tijdafhankelijk is snel na het leren. Er deden 212 deelnemers mee, deze kregen een woordenlijst om te leren. Na het leren kreeg men ofwel een positief of wel negatief videofragment te zien, respectievelijk een komedie- of een operatiefragment. Deze blootstelling gebeurde op vier verschillende tijdstippen, meteen na het leren, tien minuten erna, een half uur erna en driekwartier erna. Uit de resultaten bleek dat zowel positieve als negatieve opwinding die meteen, na tien minuten of na een haluur na het leren werd gepresenteerd leidde tot een beter ophalen van de herinnering een week na het onderzoek. Dit gold niet voor de deelnemers die pas na driekwartier werden blootgesteld aan een van de videofragmenten. Er werd geconcludeerd dat geheugen inderdaad op deze manier tijdafhankelijk is en dat de soort opwinding geen verschil maakt.

Bovenstaand onderzoek keek naar het geheugen na een aantal korte tijdsintervallen na presentatie van het fragment. Dit is relevant wat betreft de interviews die plaatsvinden meteen na een gepleegd misdrijf. Dit kan echter ook langer op zich laten wachten. Het onderstaande onderzoek kijkt naar de interactie tussen stress en tijd op het ophalen van geheugen vierentwintig uur later. Er werd geconcludeerd dat stress geïnduceerde cortisol niveaus specifiek de consolidatie van het lange termijngeheugen positief beïnvloedt (Elzinga, Bakker, Bremner, 2005). Glucocorticoiden beïnvloeden geheugenfuncties. Uit onderzoek blijkt dat verhoogde cortisol niveaus geassocieerd zijn met een beperkt declaratief geheugen. Het huidige onderzoek keek naar de effecten van stress geïnduceerde cortisol verhogingen op het type geheugenverwerking (ofwel encoderen, consolideren of ophalen) en op de aanwezigheid van emotie in het gebruikte materiaal. Zestien gezonde vrouwen werd gevraagd neutrale en emotionele woordenlijsten en stukken tekst te lezen, voor en na een stresstaak. Declaratief geheugen werd direct na de presentatie getest en vierentwintig uur later nogmaals. Op de test na vierentwintig uur wist men significant minder van het gepresenteerde materiaal na de stresstaak dan voor de stresstaak vergeleken met de test die meteen na presentatie werd afgenomen. Ook werden er sterke negatieve correlaties gevonden voor het ophalen van woorden en ruimtelijk geheugen, gepresenteerd na de stresstaak. Er werden geen significante correlaties gevonden tussen cortisol en het ophalen van geheugen op de eerste dag. Hieruit werd geconcludeerd dat stress geïnduceerde cortisol niveaus specifiek de consolidatie van het lange termijngeheugen negatief beïnvloeden. Ze onthielden minder door de stress geïnduceerde cortisol. Elzinga et al. (2005) keken al naar de invloed van cortisol. Cortisol

(8)

werkt echter op verschillende manieren, er zijn snelle effecten en langzame effecten. In het onderstaande onderzoek wordt gekeken naar de soort cortisol effecten die invloed hebben op herinnering en opslag, in combinatie met neutrale en emotionele stimuli. Dit kan misschien verklaren waarom emotionele stimuli soms beter en soms minder goed onthouden worden. Er werd onderscheid gemaakt tussen snelle en langzame cortisol effecten. Snelle effecten bleken emotioneel geheugen te beperken en langzame effecten bleken emotioneel geheugen te verbeteren. (Van Ast, Cornelisse, Meeter, Joels en Kindt, 2013). Angstige herinneringen worden beperkt om opgeslagen te worden. Dit vormt een kwetsbaarheidfactor bij de ontwikkeling van angststoornissen. Er werd gekeken of tijdsafhankelijke effecten van cortisol invloed hebben op geheugen-encodering en er werd een onderscheid gemaakt tussen emotionele en neutrale stimuli. De 64 deelnemers werden random verdeeld over drie condities met snelle cortisol effecten, langzame cortisol effecten en placebo effecten voor de geheugen-encodering taak. Tijdens het encoderen werden deelnemers blootgesteld aan neutrale of emotionele foto’s. Vierentwintig uur later werd de contextafhankelijkheid van hun geheugen getest. Uit de resultaten bleek dat de snelle cortisol effecten de emotionele context beperkten in het geheugen, langzame cortisol effecten bleken dit te verbeteren. Neutrale stimuli hadden geen effect.

Uit de onderzoeken in deze paragraaf blijkt dat er nog tegenstrijdigheid bestaat over de vraag of bij emotionele stimuli het geheugen beter of minder goed functioneert. Dit zou eventueel verklaard kunnen worden door de intensiteit van de stimuli. Hiervoor zou verder onderzoek moeten worden gedaan waarbij de intensiteit van de stimuli verschilt en gekeken wordt naar het resultaat hiervan op geheugen. Het is goed mogelijk dat de mate van opwinding het geheugen beïnvloedt, door intense opwinding zouden stimuli minder kans maken om opgenomen te worden in het geheugen dan stimuli met mindere mate van opwinding waarbij emotionele stimuli juist meer aandacht krijgen. In een aantal onderzoeken werd gecontroleerd voor aandacht, dat deze geen invloed had op het effect op geheugen (Liu et al., 2008, Nielson et al., 2007 en Elzinga et al., 2005). Hieruit bleken ook tegenstrijdige conclusies te komen. Daardoor zou gedacht kunnen worden dat aandacht geen invloed heeft op de mate van geheugen, en dat selectieve opslag de factor van invloed is. Behalve als het om selectieve aandacht gaat, dan maakt alleen de geregistreerde informatie kans om opgeslagen te worden. Dat men daardoor meer focust op het geheel dan op de details zou een verklaring kunnen zijn voor het feit dat details niet worden opgeslagen (Eysenck et al., 2007). Door de selectieve aandacht zouden de details geen kans maken om te worden opgeslagen omdat deze nooit zijn geregistreerd. Het moment waarop de stress plaats vind, voor of tijdens

(9)

de gebeurtenis heeft volgens Schwabe et al. (2012) invloed op de richting van de invloed van stress op geheugen, positief of negatief. Zowel positieve als negatieve opwinding tot aan een half uur na de gebeurtenis bleek een positief effect te hebben op geheugen (Nielson en Powless, 2007). Vierentwintig uur na de gebeurtenis bleken stress geïnduceerde cortisol niveaus een negatief effect te hebben op geheugen (Elzinga et al., 2005). Uit specifieker onderzoek van Van Ast et al. (2013) bleek dat snelle cortisol effecten de opslag van emotionele gebeurtenissen beperkten en langzame cortisol effecten bleken deze emotionele opslag juist te verbeteren. Dit zou het verschil in conclusies kunnen verklaren tussen de verschillende onderzoeken. Als laatste bleek dat humeur, voor en tijdens een gebeurtenis, invloed heeft op het geheugen. Humeur bleek een positief effect te hebben op geheugen. Als het humeur overeenkomt met de emotionele lading van de stimulus wordt de stimulus beter onthouden dan als het humeur tegenstrijdig is aan de emotionele lading van de stimulus (Knott en Thorley, 2014). Of de tijd waarop men gestresst is invloed heeft, voor of na de gebeurtenis, is hier besproken. Of de tijd waarop het ophalen van geheugen wordt opgehaald belangrijk is, is het onderwerp van de volgende paragraaf. In het juridische systeem komt het vaak voor dat men lang na het ervaren van een gebeurtenis wordt opgeroepen om als getuige naar voren te komen. De vraag is dan of het geheugen dan nog betrouwbare informatie heeft of dat de tijd het geheugen eventueel heeft aangetast.

De Invloed van Stress Na een Gebeurtenis op Geheugen

Heeft de hoeveelheid tijd tussen de stressvolle gebeurtenis en het ophalen invloed op de mate van correctheid van de herinnering? In het geval van getuigenverklaringen is een lange tijd tussen waarneming en het ophalen van geheugen meer regel dan uitzondering. In het juridische systeem komt het meer dan eens voor dat processen worden uitgesteld en deze wachttijd zo tot zelfs twee jaar kan oplopen. Getuigenverklaringen zouden hierdoor kunnen worden aan getast, aangezien er zoveel tijd over heen gaat dat herinneringen vervagen en onbetrouwbaarder worden. In deze paragraaf zullen langetermijneffecten van stress op geheugen worden besproken.

Tijdens juridische rechtszaken worden getuigen vaak meerdere malen verhoord. Tijdens deze verhoren wordt soms informatie aangeboden die eigenlijk voor de getuige niet klopt. Uit de vorige paragraaf bleek dat tot een half uur na de gebeurtenis, stress een positief effect had

(10)

op het geheugen (Nielson en Powless, 2007). Er is hier niet gekeken naar de kwetsbaarheid van geheugen langer dan driekwartier na de gebeurtenis. Ook is er nog niet gekeken naar de mogelijke opname van nieuw aangeboden informatie tijdens een verhoor. Een positief bijeffect van de beperking van geheugen door stress, is dat stress ervoor zorgt dat foute informatie minder snel kan worden opgenomen in het geheugen (Schmidt, Rosga, Schatto, Breidenstein en Schwabe, 2014). Er werden 64 deelnemers getest in een driedaags onderzoek. Op de eerste dag werden deelnemers blootgesteld aan acht video’s. Op dag twee vond de stress manipulatie plaats en de blootstelling aan foute informatie. Op de laatste dag werd het geheugen over de acht video’s getest. Een groot deel van de deelnemers bleek tijdens de geheugentest de foute informatie verwerkt te hebben in de waarneming van de video’s. Dit effect was groter voor neutrale video’s dan voor negatieve video’s. De opname van foute informatie in het geheugen bleek significant te worden beïnvloed door stress. Onder stress werd de foute informatie minder snel opgenomen in het geheugen. Uit de resultaten bleek dat naarmate de foute informatie langer na de video werd getoond deze sneller in het geheugen als waarheid werd opgenomen, mogelijk doordat de herinnering van de video al langzaam aan het wegzakken was. Er werd geconcludeerd dat als positief bijeffect van de beperking van geheugen door stress, de stress ervoor zorgt dat foute informatie minder snel opgenomen wordt in het geheugen als deze direct na de gebeurtenis wordt gegeven. Dit komt grotendeels overeen met de conclusie van Schwabe et al. (2012) over de geheugen opslag modus waardoor de foute informatie geen toegang krijgt tot het geheugen.

Schmidt et al. (2014) keken naar het effect van stress en foute informatie op geheugen na een relatief kort interval van één dag. Het onderstaande onderzoek kijkt daarom naar langere termijneffecten, een half jaar tot één jaar na de gebeurtenis. Het belang van timing van het interview bleek volgens Pipe, Sutherland, Webster, Jones en La Rooy (2004) af te hangen van een aantal factoren.

De effecten van de timing van het ophalen van gebeurtenissen werd hier onderzocht bij kinderen, over een gebeurtenis van één en twee jaar geleden. Vijfenvijftig kinderen deden mee. Deze waren allen blootgesteld aan een nieuwe gebeurtenis op een leeftijd tussen vijf en zes jaar. Daarna werden de kinderen ofwel kort daarna geïnterviewd, een week na de gebeurtenis of eerder, of lang daarna, één of zes maanden erna. Allen werden ze na één jaar nogmaals geïnterviewd over de gebeurtenis. In een tweede experiment deden nog twintig extra kinderen mee. Deze waren nog niet geïnterviewd vóór het meetmoment van één jaar na de gebeurtenis. In alle condities verminderde het geheugen naar mate de tijd vorderde. Hoe erg het geheugen verminderde over de gebeurtenis verschilde per conditie. De kinderen die na

(11)

een week of eerder en na een jaar geïnterviewd werden herinnerden zich relatief minder na een jaar dan de kinderen die pas na één of zes maanden waren geïnterviewd en dan na een jaar nogmaals worden geïnterviewd. Dit gold ook voor de kinderen die geen eerste interview hadden gehad, deze hadden na een jaar een minder goed geheugen over de gebeurtenis dan de kinderen die al na één of zes maanden waren geïnterviewd. Uit de resultaten werd geconcludeerd dat eerdere interviews een positief effect hebben op het geheugen een jaar na de gebeurtenis, mits dit eerste interview één of zes maanden na de gebeurtenis plaatsvindt. De kinderen die het eerste interview pas na één of zes maanden hadden herinnerden zich meer details van de gebeurtenis dan de kinderen die al na een week, of eerder, na de gebeurtenis waren geïnterviewd. De effecten van timing van het interview bleken af te hangen van het soort informatie, emotioneel of neutraal. Emotionele informatie werd over het algemeen beter onthouden. De conclusie van Schmidt et al. (2014) dat foute informatie door stress minder snel wordt opgenomen wordt hier weerlegd. Hier wordt geconcludeerd dat door het interview relatief meer informatie wordt onthouden. Ook de foute informatie die eventueel werd aangeboden wordt daarin verwerkt. In het licht van getuigenverklaringen betekent dit dat het geheugen minder betrouwbaar is. Foute informatie wordt in het geheugen verwerkt door interviews, waardoor de getuigenis niet correct is. Door Schmidt et al. (2014) werd echter geconcludeerd dat door de ervaren stress de foute informatie minder snel werd opgenomen in het geheugen.

Pipe et al. (2004) deden onderzoek naar het verschil in effecten van timing van het interview. Er wordt hier gesproken van lange en korte termijneffecten. Wanneer is iets echter een lang of kort termijneffect? In sommige onderzoeken wordt een dag na de gebeurtenis als lang beschouwd en in andere onderzoeken is de lange termijn pas na twee jaar. Het verschil in consolidatie processen en invloeden van buiten af tussen na twee jaar en na een dag, is groot. Kan men deze uitkomsten dan wel met elkaar vergelijken als de verschillen zo groot zijn?

Uit deze paragraaf kan geconcludeerd worden dat geheugen tijdafhankelijk is. De hoeveelheid informatie waarvan men denkt dat men die zich herinnert is misschien groter, maar de betrouwbaarheid ervan daalt. In het licht van getuigenverklaringen is dat het belangrijkst. Opwinding die direct na de gebeurtenis plaatsvindt heeft een positief effect op geheugen en ook op betrouwbaarheid. Over de invloed van de soort stimuli, neutraal of emotioneel, is aan de hand van deze onderzoeken geen duidelijke conclusie te trekken. De onderzoeken spreken elkaar tegen. Een interview na de gebeurtenis verbeterde het ophalen van details van de gebeurtenis een jaar later, bleek uit onderzoek van Pipe et al. (2004) bij kinderen. Met interviews zou men voorzichtig om moeten gaan. Als bijeffect van de

(12)

beperking van geheugen door stress vonden Schmidt et al. (2014) dat er direct na de gebeurtenis fout gepresenteerde informatie niet wordt opgeslagen. Bij getuigenverklaringen kan bijvoorbeeld een politie-interview net na de gebeurtenis suggestief zijn. Dit zou volgens Schmidt et al. (2014) geen negatieve invloed hebben op het geheugen. Volgens Pipe et al. (2004) bleek dat als het interview snel na de gebeurtenis wordt gehouden, een week of eerder, dit wel een negatief effect heeft op de betrouwbaarheid van geheugen en dus ook op de verklaringen.

Conclusies en Discussie

Wat is de invloed van stress voor, tijdens en na een gebeurtenis op de betrouwbaarheid van getuigenverklaringen? Aan de ene kant werd er geconcludeerd dat zowel mannen als vrouwen de emotionele informatie beter onthielden dan neutrale informatie, zowel met als zonder stress. Hier wordt een effect van emotionaliteit gevonden, stress had hier geen specifiek effect op. Humeur bleek een invloed te hebben op geheugen (Knott en Thorley, 2014). Humeur dat congruent met de opgeroepen emotie van de gebeurtenis was, bleek een positief effect te hebben op het geheugen. Opwinding bleek over het algemeen een positief effect te hebben op het geheugen (Li Juan Liu, Graham en Zorawski, 2008). Deze specificeerden echter wel dat dit vooral geldt voor het geheel en niet voor de details van de gebeurtenis. Dit wordt als beperkend geïnterpreteerd voor wat betreft getuigenverklaringen. Hier zijn details namelijk vaak waardevoller dat het geheel. Aan de andere kant vonden Kuhlmann et al. (2005) dat psychosociale stress het geheugen beperkt en dat emotioneel materiaal hier het gevoeligst voor is. Wel werd er een positief bijeffect gevonden van de beperking van geheugen door stress (Schmidt et al., 2014). Stress zorgt ervoor dat foute informatie die verschaft wordt na de gebeurtenis minder snel kan worden opgenomen in het geheugen. Het geheugen is tijdafhankelijk, bleek uit onderzoek naar de invloed van tijd op geheugen. Dit geldt zowel voor intervallen van tien tot dertig minuten na het trauma (Nielson en Powless, 2007) als voor intervallen van vierentwintig uur tot twee jaar na het trauma (Elzinga et al., 2005, Van Ast et al., 2013, Pipe et al., 2004). De achterliggende mechanismen voor deze bevindingen bleken de geheugen opslag modus, stress geïnduceerde cortisol en langzame cortisol effecten te zijn (Elzinga et al., 2005, Van Ast et al., 2013) Stress geïnduceerde cortisol niveaus bleken specifiek de consolidatie van het lange termijngeheugen te bevorderen en langzame cortisol effecten bleken het emotionele geheugen te verbeteren.

(13)

Het tijdstip waarop een interview werd afgenomen, en wat daar aan vooraf gaat bleek ook relevant. Als er na één of zes maanden na de gebeurtenis een interview plaatsvond, en vervolgens één jaar later weer, bleek dit tweede interview relatief betrouwbaarder dan wanneer het eerste interview niet had plaatsgevonden of eerder had plaatsgevonden. Zowel de tijd tussen de gebeurtenis en het ophalen, als het tijdstip waarop de opwinding teweeg werd gebracht hebben invloed op het geheugen. De rol die cortisol hier speelt is duidelijk naar voren gekomen. Cortisol heeft grote invloed op de mate waarin herinneringen blijven bestaan in het geheugen.

In het licht van getuigenverklaringen kunnen de conclusies als volgt worden geïnterpreteerd. Stress tijdens het meemaken of waarnemen van een gebeurtenis zorgt voor een betrouwbaardere verklaring achteraf. Als men voor en tijdens de gebeurtenis dezelfde emoties en hetzelfde humeur ervaart zorgt dit voor een accuratere verklaring. Vooral de betrouwbaarheid van de verklaring van het geheel van de waargenomen gebeurtenis stijgt door de ervaren stress, de details worden hierdoor echter minder goed onthouden. Dit is beperkend voor getuigenverklaringen, aangezien details cruciaal zijn in deze verklaringen, het geheel heeft meestal minder waarde. Deze conclusies vragen echter om meer evidentie aangezien de onderzoeken van Kuhlmann et al. en Schmidt et al. (2005, 2014) hier andere resultaten voor vonden. Dit kan mogelijk komen door de intensiteit van de stress die niet is meegenomen in de onderzoeken. Het positieve bijeffect van stress dat Schmidt et al. (2014) vonden is zeer relevant voor de betrouwbaarheid van getuigenverklaringen. Stress zorgt ervoor dat suggestieve, foute informatie die tijdens verhoren en interviews wordt aangeboden aan getuigen niet wordt opgenomen in het geheugen. Het geheugen is als het ware afgesloten door de stress die ervaren wordt, waardoor het waargenomen beeld intact blijft en de foute informatie niet kan worden toegelaten. Indien mogelijk kan worden aanbevolen om niet direct na de gebeurtenis maar na één maand of langer een verklaring te laten afnemen. Door deze verklaring consolideren de herinneringen beter en blijven deze bewaard tot één jaar nadat de gebeurtenis plaatsvond. Er zijn een aantal punten van kritiek al naar voren gekomen die hier uitgebreider besproken zullen worden.

Ten eerste is een aantal onderzoeken uitgevoerd bij alleen mannen of alleen vrouwen met een heel kleine sample grootte, allen studenten aan de universiteit waar het onderzoek werd uitgevoerd. De reden die hiervoor wordt aangedragen is het verschil in cortisol niveaus in mannen en vrouwen en de verschillende effecten en gevoeligheid bij de verhoging hiervan. In vervolgonderzoek zou dit beter moeten kunnen met grotere, gemengde groepen. Er bestaan verschillen tussen mannen en vrouwen wat betreft de invloed van angst. Vrouwen blijken

(14)

volgens het Nationaal Kompas (Gezondheid en Ziekte, www.nationaalkompas.nl, 2015) ongeveer twee keer zo vaak een angststoornis te hebben dan mannen. Als vrouwen sneller angstiger zijn zouden deze over het algemeen betrouwbaardere getuigen zijn dan mannen. Het verschil in betrouwbaarheid tussen mannen en vrouwen zou specifiek moeten worden onderzocht om relevante conclusies te kunnen trekken.

Ten tweede wordt er in verschillende onderzoeken een verschillende definitie van ‘lange termijn’ gehanteerd. Sommige onderzoekers nemen de term ‘lange termijn’ als relatief begrip binnen hun eigen onderzoek: vergeleken met tien minuten wordt een uur beschouwd als lange termijn. Andere onderzoekers vergelijken echter een dag na de gebeurtenis met twee jaar later. Deze verschillende interpretaties van ‘lange termijn’ zouden niet met elkaar vergeleken mogen worden.

Eerder is al genoemd dat de tegenstrijdige resultaten wat betreft de invloed van stress op geheugen eventueel verklaard zouden kunnen worden door de intensiteit van de stress. Extreme stress zou het geheugen kunnen beperken en gematigde stress zou juist extra focus teweeg kunnen brengen, wat zorgt voor een verbetering in geheugen. Dit zou kunnen worden onderzocht door middel van twee verschillende condities, enerzijds extreme stress, en anderzijds een gematigde stress conditie. Als controle conditie zou een conditie kunnen worden genomen zonder stress. Hierdoor zou men meer helderheid krijgen in de tegenstrijdige resultaten en wordt de intensiteit van stress als factor onderzocht.

Als laatste wordt er in een heel aantal artikelen niet expliciet aangegeven wat er precies gemeten wordt. Zo als eerder aangegeven kan er ofwel sprake zijn van selectieve aandacht of selectieve opslag. Bij selectieve aandacht maakt de informatie die geen aandacht heeft gekregen door stress nooit een kans om op geslagen te worden. Bij selectieve opslag zorgt stress ervoor dat, al is informatie geregistreerd, deze niet wordt opgeslagen. Men zou hier specifiek onderzoek naar kunnen doen. Als er in één conditie meteen na een leertaak en stress taak geheugen wordt getest, test men selectieve aandacht. Als er in een andere conditie een bepaalde tijd over heen gaat en dan geheugen wordt getest, zou selectieve opslag gemeten worden.

(15)

Referenties

Ast, van, V. A., Cornelisse, S., Meeter, M., Joëls, M., & Kindt, M. (2013). Time-dependent effects of cortisol on the contextualization of emotional memories. Biological psychiatry, 74(11), 809-816.

Cornelisse, S., van Stegeren, A. H., & Joëls, M. (2011). Implications of psychosocial stress on memory formation in a typical male versus female student

sample. Psychoneuroendocrinology, 36(4), 569-578.

Elzinga, Bernet M., Abraham Bakker, and J. Douglas Bremner (2005). "Stress-induced cortisol elevations are associated with impaired delayed, but not immediate recall." Psychiatry research 134.3 (2005): 211-223.

Eysenck, M. W., Derakshan, N., Santos, R., & Calvo, M. G. (2007). Anxiety and cognitive performance: attentional control theory. Emotion, 7(2), 336.

Hamann, S. (2001). Cognitive and neural mechanisms of emotional memory. Trends in cognitive sciences, 5(9), 394-400.

Kirschbaum, C., Pirke, K. M., & Hellhammer, D. H. (1993). The ‘Trier Social Stress Test’–a tool for investigating psychobiological stress responses in a laboratory

setting. Neuropsychobiology, 28(1-2), 76-81.

Knott, L. M., & Thorley, C. (2014). Mood-congruent false memories persist over time. Cognition & emotion, 28(5), 903-912.

Kuhlmann, S., Piel, M., & Wolf, O. T. (2005). Impaired memory retrieval after psychosocial stress in healthy young men. The Journal of Neuroscience,25(11), 2977-2982.

Liu, D. L. J., Graham, S., & Zorawski, M. (2008). Enhanced selective memory

consolidation following post-learning pleasant and aversive arousal.Neurobiology of learning and memory, 89(1), 36-46.

(16)

McGaugh, J. L. (2004). The amygdala modulates the consolidation of memories of emotionally arousing experiences. Annu. Rev. Neurosci., 27, 1-28.

Nielson, K. A., & Powless, M. (2007). Positive and negative sources of emotional arousal enhance long-term word-list retention when induced as long as 30min after learning. Neurobiology of learning and memory, 88(1), 40-47.

Opgehaald 9-4-2015 van, jurischwoordenboek.nl;

http://jw.juridischwoordenboek.com/contentDefinition.asp?termRechtsgebiedId=1006393

Opgehaald 4-5-2015 van, nationaalkompas.nl;

http://www.nationaalkompas.nl/gezondheid-en-ziekte/ziekten-en-aandoeningen/psychische-stoornissen/angststoornissen/hoe-vaak-komen-angststoornissen-voor/

Pipe, M. E., Sutherland, R., Webster, N., Jones, C., & Rooy, D. L. (2004). Do early interviews affect children's long‐ term event recall?. Applied cognitive psychology, 18(7), 823-839.

Schwabe, L., Joëls, M., Roozendaal, B., Wolf, O. T., & Oitzl, M. S. (2012). Stress effects on memory: an update and integration. Neuroscience & Biobehavioral Reviews, 36(7), 1740-1749.

Schmidt, P. I., Rosga, K., Schatto, C., Breidenstein, A., & Schwabe, L. (2014). Stress reduces the incorporation of misinformation into an established memory. Learning &

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De eerste drie weken werden besteed aan (aanvullende) training in groepsoptreden. Deelname aan het onderzoek geschiedde uiteraard op vrijwillige basis en onder de absolute

Eventually, the modelling will further the understanding of the importance of the filters on trait composition and will serve as an interpreter for spatial and temporal

guided stereotactic lesion localization, as a complementary biopsy tool.. This biopsy modality utilizes 5 steps: (1) stereotactic localization

To estimate the position of a blind node, underwater localization systems use either two-way acoustic ranging between blind and reference nodes or one-way acoustic ranging

Although increased physical activity has been associated with improved cardiometabolic outcomes, the intervention effects in the current study were not mediated by

How accurate can the favorability function model the OFF spatiotemporal dynamics using existing data collected for practical pest management.. How do stakeholders evaluate the

De oprichters van de Stichting - Jef Helmer en anderen - hadden al vroeg een netwerk opgebouwd in Tsjecho- Slowakije en reisden geregeld naar het land om zich actief in te zetten

Van hem bestaan beelden, geschriften, inscripties, beschrijvingen van tijdgenoten als Cicero en we hebben in het Allard Pierson Museum dus onze kleizegel, die hij met zijn eigen