• No results found

Olympische Spelen in Barcelona en Athene : een onderzoek naar legacystrategieën

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Olympische Spelen in Barcelona en Athene : een onderzoek naar legacystrategieën"

Copied!
57
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Voorwoord

Voorwoord

Bachelorscriptie Sociale Geografie en Planologie, 2014

Scriptiegroep Sport & Mondialisering, 734301370Y

Olympische Spelen in Barcelona en Athene

Een onderzoek naar legacystrategieën

Naam: Romana Stanco

Adres: Kattenburgerplein 68, 1018 KM Amsterdam

Email: Romana.Stanco@gmail.com Tel: 0643614152

Student nummer: 6121268 Begeleider: J.D. Markusse Datum: 17-07-2014

(2)

[Romana Stanco, 6121268]

Voorwoord

De Olympische Spelen in Barcelona en Athene: Dat is het onderwerp van deze scriptie die ik in het kader van de scriptiegroep sport en mondialisering en ter afronding van mijn bachelor sociale geografie aan de Universiteit van Amsterdam geschreven heb. De reden voor het kiezen van het onderwerp Olympische Spelen, is gelegen in de

organisatie van de mega-evenementen het WK 2014 en de Olympische Spelen van 2015 in Brazilië. Wat betekent de organisatie van de spelen daadwerkelijk voor de inwoners van de stad? Ik heb mij altijd geïnteresseerd voor dit soort evenementen en de uitwerking hiervan op een stad en haar bewoners. Met name in ontwikkelingslanden omdat wij hier altijd met een westerse bril naar zullen kijken en het interessant is de daadwerkelijke achtergrond te doorgronden.

Brazilië is het uiteindelijk niet geworden, maar desalniettemin bleef het onderwerp mij aanspreken en ben ik gaan kijken naar andere steden die ook Olympische Spelen

georganiseerd hebben. Omdat ik zelf twee jaar in Barcelona gewoond heb, en ik de stad altijd als erg mooi en aangenaam beschouwd heb, leek het mij interessant de stedelijke

ontwikkelingen van deze stad nader te onderzoeken. De grootste ontwikkelingsslag heeft plaatsgevonden in en rondom de Olympische Spelen, dus het leek mij de perfecte

mogelijkheid onderzoek te doen naar de invloed van zo’n Spelen op de stad en haar

inwoners. Om daarnaast een vergelijking te kunnen maken met een andere stad, heb ik voor nog een Zuid- Europese stad gekozen, Athene.

In deze scriptie staan legacystrategieën centraal en de invloed hiervan op processen van gentrification. Aan de hand van onder andere deze begrippen zal gekeken worden in hoeverre sprake is van gentrification in een van de steden. Hierbij zal ook gebruik worden gemaakt van een doelbereikingsonderzoek; in hoeverre hebben beide steden hun doelen bereikt?

Tijdens het onderzoek bleek wel dat het stigma dat aan Zuid- Europese landen geldt, ongeorganiseerde landen, in sommige gevallen wel klopt, maar in andere gevallen ook totaal niet klopt en er wel degelijk sprake is van gestructureerde planning. Het was leuk om ook deze kant van het verhaal te zien en om ook weer wat meer te weten te komen over de stad waar ik twee jaar gewoond heb. Door Barcelona lopen zal niet meer hetzelfde zijn als voorheen, en als ooit Athene eens bezoek, dan zal ik hier ook met heel andere ogen naar kijken.

Als laatste wil ik nog een aantal mensen bedanken voor alle hulp die zij mij geboden hebben tijdens het schrijven van mijn scriptie. Mijn begeleider en tweede lezer voor het beoordelen van mijn scriptie. Mijn familie en vrienden die mij hebben ondersteund tijdens het uitwerken van dit onderzoek. Tevens hoop ik dat u mijn scriptie met interesse leest.

(3)

Bachelor scriptie Sociale Geografie, 2014

Inhoudsopgave

Hoofdstuk 1: Inleiding & probleemstelling 4

1.1 Inleiding 4

1.2 Probleemstelling en structuur 5

1.3 Relevantie van het onderzoek 5

Hoofdstuk 2: Theoretisch kader 6

2.1 Legacy 6-8

2.2 Legacystrategieën 8-10

2.3 Stedelijke vernieuwing 10

2.4 Gentrification 11-12

2.4.1 Fasen van gentrification 13

2.4.2 Overheidsgestuurde gentrification 14-17

Hoofdstuk 3: Methodologie 18

3.1 Type onderzoek & research design 18

3.2 Methoden van data verzameling 18-19

3.3 Analysemethoden 19

3.3.1 Ex post evaluatie 19-21

3.4 Werkwijze van analysemethoden 21-24

Hoofdstuk 4: Case omschrijvingen 25

4.1 Barcelona 1992 25-28

4.2 Strategie: Doelen en beleid Olympische Spelen Barcelona 1992 29-31

4.3 Athene 2004 32-35

4.4 Strategie: Doelen en beleid Olympische Spelen Athene 2004 36-38

Hoofdstuk 5: Resultaten 39

5.1 Uitkomsten strategie: Legacy van de Olympische spelen in Barcelona 39-42

5.2 Uitkomsten strategie: Legacy van de Olympische Spelen in Athene 42-45

5.3 Ex post evaluatie 46-48

Hoofdstuk 6: Conclusie, aanbevelingen en discussie 49

6.1 Conclusies 49

6.2 Antwoord op de hoofdvraag 50

6.3 Discussie 50

6.4 Aanbevelingen 51

(4)

Hoofdstuk 1: Inleiding & probleemstelling

1.1 Inleiding

“Het ultieme sportevenement als het om competitie tussen plaatsen, profilering en potentiële stedelijke herstructurering gaat, is het globale spektakel van de Olympische Spelen” Short & Kim (1999) in (Rombouts, 2013).

Een commissie lid van het Olympische bod in Manchester zegt hierover in Cochrane et al (1996): “De impact van de spelen is veel groter dan de dagen van het evenement zelf. Er wordt een hoop werk gedaan in de stad, je komt in de kijker te staan voor een aantal jaar wat erg goed is voor de lokale economie en je bent voor een tijdje het centrum van de wereld.” Ook Grix (2013) wijst erop dat landen de spelen gebruiken om hun imago te verbeteren, zich globaal te profileren en toerisme, handel en groei van nationale trots te bevorderen. En ook Sadd (2010) beaamt dat de Olympische spelen gebruikt kunnen worden om stedelijke vernieuwing te bevorderen en dat gemaakte kosten gecompenseerd worden door de verbeteringen aan vliegvelden, riolering en behuizing.

Gaststeden kunnen de uitgaven aan mega-evenementen alleen verantwoorden door de veronderstelde positieve effecten op de economische en stedelijke ontwikkelingen te benadrukken, dit zou onder andere tot uitdrukking moeten komen in de creatie van banen, investeringen in nieuwe infrastructuur, verbeteren van het milieu en citymarketing. De rol van mega-evenementen, zoals de Olympische spelen, in het initiëren van zulke ontwikkelingen is steeds belangrijker geworden voor de grootstedelijke economie. De- industrialisatie en

globalisering hebben er voor gezorgd dat ontwikkeling op basis van lokale productie het verliest van ontwikkeling op globale schaal (Essex & Chalkley, 2003).

De vraag blijft echter of de organisatie van mega-evenementen louter positieve effecten, een deel van de effecten die ook wel legacy wordt genoemd (Sadd, 2010), oplevert. Stedelijke

vernieuwingen, waar de focus in dit onderzoek op ligt, lijken dit in de eerste plaats wel, maar wat zijn eventuele effecten die hierbij komen kijken?

Hiller (2006) beschrijft zo’n bijkomend effect: “De komst van de Olympische Spelen zorgt er vaak voor dat openbare gebieden worden opgeknapt, waardoor aangrenzende eigendommen meer waard worden. Oude huizen worden gesloopt en nieuwe moeten worden gebouwd om aan de standaarden van de beleidsmakers en de veronderstelde nieuwe gebruikers te kunnen voldoen. De nieuwe huizen die tegen hoge(re) prijzen worden aangeboden om de bouwkosten te kunnen terugverdienen, vinden aftrek bij kopers die vaak afkomstig zijn uit de hogere inkomensgroepen. Hierdoor worden de oorspronkelijke bewoners, meestal uit de lage inkomensgroepen,

verdreven.” Dit effect wordt ook wel gentrification genoemd. Sadd (2010) beaamt dit door te zeggen dat als er niet duidelijk van tevoren in kaart wordt gebracht welke veranderingen er gaan plaatsvinden en voor wie, gentrification in de hand gewerkt wordt.

In dit onderzoek wordt gekeken naar dit bijkomend effect van stedelijke vernieuwing. Is er in één van de steden sprake van gentrification en is dit daadwerkelijk een bijkomend effect zoals Hiller beweert of is dit een gewenst effect?

(5)

1.2 Probleemstelling en structuur

Zoals in de vorige paragraaf beschreven werd, wordt in dit onderzoek gefocust op legacystrategieën

en hun uitkomst.

De hoofdvraag van dit onderzoek luidt dan ook:

In hoeverre hebben Olympische legacystrategieën bijgedragen aan processen van gentrification in Barcelona en Athene?

Om deze hoofdvraag te kunnen beantwoorden, zal gebruik worden gemaakt van de volgende deelvragen:

In het theoretisch kader: 1) Wat is legacy?

2) Wat zijn legacystrategieën? 3) Wat is stedelijke vernieuwing? 4) Wat is gentrification?

5) Wat is overheidsgestuurde gentrification? In de caseomschrijvingen en resultaten

6) Wat waren de doelen van Barcelona voor het organiseren van de spelen? 7) Welk beleid is er gevoerd om de beoogde doelen te realiseren?

8) Wat waren de doelen van Athene voor het organiseren van de spelen? 9) Welk beleid is er gevoerd om de beoogde doelen te realiseren?

10) Wat is de legacy op het gebied van stedelijke vernieuwing in Barcelona? 11) Wat is de legacy op het gebied van stedelijke vernieuwing in Athene? 1.3 Relevantie van het onderzoek

De relevantie van dit onderzoek ligt hierin dat het belangrijk is om te weten in hoeverre

legacystrategieën bepalend zijn voor bijkomende effecten zoals gentrification. Volgens Hiller (1998) wordt er niet of nauwelijks naar deze bijkomende effecten gekeken. Zijn

legacystrategieën bepalend en is gentrification overheidsgestuurd, of is er altijd sprake van gentrification en maakt de gekozen strategie niet uit? Indien het antwoord ja is, kan

toekomstig beleid hier op worden aangepast zodat in de toekomst bijkomende effecten, die veelal negatieve gevolgen hebben voor de oorspronkelijke bewoners van de stad, zoveel mogelijk beperkt worden en kunnen de spelen daadwerkelijk positieve effecten hebben voor de gehele bevolking van de stad.

(6)

Hoofdstuk 2: Theoretisch Kader

Omdat er in dit onderzoek wordt ingegaan op legacystrategieën en hun uitkomst, zullen in dit hoofdstuk de belangrijkste begrippen omkaderd worden. Als eerste wordt hierbij gefocust op het begrip legacy.

2.1 Legacy

1) Wat is legacy en wat zijn legacystrategieën?

Onder Legacy (nalatenschap) worden de geplande en ongeplande, positieve en negatieve, tastbare en niet-tastbare structuren en/of effecten verstaan die gecreëerd zijn door een sportevenement en die overblijven na een sportevenement (Leopkey, 2013).

In de literatuur over dit onderwerp wordt zowel gesproken over legacy (nalatenschap) en erfenis. Deze begrippen worden dan ook vaak met elkaar verward. Het is echter wel belangrijk om op te merken dat legacy en erfenis niet hetzelfde zijn. Erfenis gaat over het brengen van het verleden naar de toekomst en gaat om de hoeveelheid geschiedenis, cultureel en moreel kapitaal dat van het verleden naar nu wordt gebracht. Legacy gaat meer om wat het nu, de huidige situatie, kan doen voor de toekomst en focust zich minder op het verleden (Nunan & O’Brien, 2012).

Volgens Lonis (2009) kan legacy meetbaar gemaakt worden op de volgende onderdelen:

 Verstedelijking van de stedelijke economie

 Creëren van werkgelegenheid

 Versterken toeristische sector

 Stedelijke vernieuwing

 Professionalisering

 Bevordering sportcultuur

 Saamhorigheid en betrokkenheid bevolking vergroten

 Gehandicaptenvoorzieningen verbeteren

 Milieu en duurzaamheid

(7)

Preuss (2006) hanteert een andere werkwijze, hij meet legacy op positieve en negatieve kanten:

Positief

Negatief

Nieuwe accommodaties Hoge constructiekosten

Algemene infrastructuur Onnodige investeringen

Stedelijke vernieuwing Publieke schuldenlast

Internationale reputatie Tijdelijke overlast door mensendrukte

Toenemend toerisme Verlies van permanente bezoekers

Verbetering maatschappelijk welzijn Stijgende huurprijzen

Toegenomen werkgelegenheid Tijdelijke toename werkgelegenheid

Toegenomen lokale bedrijvigheid Alleen tijdelijke toename bedrijvigheid

Relocatie van bedrijven Gedwongen verhuizingen

Citymarketing

Verbeterd gemeenschapsgevoel Interregionale samenwerking Productie van ideeën

Productie van culturele waarden Populair geheugen

Educatie

Ervaring en specialistische kennis

Over de meetbaarheid van het onderwerp legacy moet volgens Rombouts (2013), die zich baseert op een citaat van the Olympic Movement (2006), wel gezegd worden dat: “Het moeilijk is om de impact van de Olympische Spelen te meten omdat er meetbare en niet-meetbare ontwikkelingen zijn. Sommige ontwikkelingen komen door het organiseren van de Olympische Spelen, andere niet. Er is geen correcte manier om de impact van de spelen te meten.”

Legacy is dus een lastig te meten begrip. In het kader van dit onderzoek wordt in ieder geval uitgegaan van de legacy op het gebied van stedelijke vernieuwing. Daarnaast zullen de in de inleiding genoemde bijkomende effecten centraal staan. In andere onderzoeken worden mega evenementen namelijk vaak gezien als evenementen waarbij een direct causaal verband bestaat tussen het evenement en legacy. Er wordt vaak gekeken naar economische uitkomsten zoals groei van het BNP of toename in werkgelegenheid. Dit is voldoende rechtvaardiging van het evenement, waardoor er eigenlijk niet wordt gekeken naar andere bijkomende effecten (Hiller, 1998).

Het artikel van Hiller (1998) bespreekt deze bijkomende effecten aan de hand van een model waarbij wordt uitgegaan van drie connecties: een voorwaartse connectie, die verwijst naar de directe effecten van het evenement op een samenleving; een achterwaartse connectie, die verwijst naar de achterliggende politieke motieven die de organisatie van het evenement rechtvaardigen; en een parallelle connectie, die verwijst naar bijkomende effecten van een evenement, die niet direct onder controle staan van de organisatoren en waar vaak niet op geanticipeerd is.

(8)

Zoals eerder aangegeven wordt in dit onderzoek wel gekeken naar deze bijkomende effecten, de parallelle connectie. Een voorbeeld van zo’n parallelle connectie waar niet op geanticipeerd wordt, zijn effecten op de stedelijke omgeving; vaak wordt er wel rekening gehouden met verplaatsingen van oorspronkelijke bewoners, maar wordt er niet nagedacht over effecten van landspeculatie op omliggend onroerend goed. Hiller spreekt over hogere huren, verdwijnen van betaalbare woningen met als gevolg gentrification (Hiller, 1998). Ook Sadd (2010) zegt hierover dat er vaak gedacht wordt dat door positieve economische effecten, ook sociale effecten positief zullen zijn. Malfas et al. (2004) in Sadd (2010), zeggen hierover dat er wel positieve economische effecten kunnen optreden, maar dat dit niet automatisch betekent dat dit ook positieve sociale effecten heeft. Een voorbeeld dat ook zij weer geven zijn bewoners die hun sociale huurwoningen moeten verlaten, omdat er gebouwd moet worden voor de komst van een mega-evenement. Olds (1998) bevestigd dit ook door te zeggen dat mega-evenementen zoals de spelen er voor zorgen dat de arme stedelijke bevolking hieronder lijdt door gedwongen verplaatsingen, het verdwijnen van sociale netwerken en betaalbare woningen.

Interessant is om te kijken in hoeverre dit te maken heeft met de legacystrategie van een stad. Dan zou dit effect deel uitmaken van de volgens Hiller (1998) achterliggende motieven, de achterwaartse connectie. In de volgende paragraaf zal worden ingegaan op het begrip legacystrategieën.

2.2 Legacystrategieën

2) Wat zijn legacystrategieën?

Rombouts (2013) citeert in zijn scriptie: “Steden kunnen verschillende motieven hebben om de Olympische Spelen te organiseren. Van deze motivatie hangt ook de manier af waarop legacy wordt geanticipeerd en het implementatieproces dat gebruikt wordt om deze legacy te verkrijgen”. Brownill et al. (2013) hanteren in hun artikel het volgende model om

Legacystrategieën van verschillende steden voor sportevenementen, zoals bijvoorbeeld de Olympische spelen, te illustreren:

Atlanta Rio Barcelona

Sydney

Manchester/ Salford London*

Stadsniveau

Korte termijn publiek financieel rendement/ competitiviteit Lange termijn publiek financieel rendement/ gemeenschap Stadsdeel *Londens originele, meer

markt georiënteerde strategie werd beïnvloed door de economische recessie en daaraan gerelateerde afname in

(9)

Barcelona

Barcelona gebruikte de Olympische spelen als middel om de stad te herontwikkelen en daarvan de hele stad te laten profiteren. Het focuste zich niet zozeer op de Olympische locaties maar gebruikte de spelen om gebieden die al in herontwikkeling waren te integreren in de rest van de stad (Brownill et al., 2013).

Manchester/ Salford

In Manchester was sprake van de herontwikkeling van in onbruik geraakt land en het heroriënteren van stedelijke economie op de vrijetijd en toerisme sector. Sport en vrijetijd faciliteiten moeten daarnaast voor iedereen toegankelijk zijn (Smith, 2011).

Londen

Londen gebruikte de spelen om een sterk onderontwikkeld en arm gebied te ontwikkelen. Het zou bedrijven moeten stimuleren zich in het gebied te vestigen en daarnaast het leven van de bewoners te verbeteren (Sadd, 2010).

Sydney

In Sydney werden de spelen gebruikt om zich internationaal te profileren en zich als wereldstad op de kaart te zetten. Bovendien zou het voor promotie voor het geïsoleerd gelegen Australië zorgen en zo toerisme en investeringen kunnen aantrekken. Daarnaast werden de spelen gebruikt voor de creatie van tastbare legacy, zoals accommodaties en een vernieuwde infrastructuur (Chen & Spaans, 2009).

Rio de Janeiro

Rio de Janeiro wil de spelen gebruiken om de stad te transformeren tot globale stad. Daarnaast zijn de spelen een mooie aanleiding om ook binnen Brazilië een belangrijker positie in te

kunnen nemen met de federale hoofdstad Brasilia en de financiële hoofdstad Sao Paulo als concurrenten. Verder moet er meer openbare ruimte komen voor de groeiende middenklasse. De planning is marktgeoriënteerd en gefocust op projecten (Brownill et al., 2013).

Atlanta

Atlanta gebruikte de spelen om de stad te marketen als wereldstad en focuste zich niet zozeer op de fysieke ontwikkeling van de stad (Brownill et al., 2013). Het imago van de stad moest verbeterd worden, de stad moest raciaal harmonieus overkomen en de stad moest af van zijn imago als een plek waar alleen conferenties gehouden werden (Tower Hamlets Council, z.j.). Athene

De spelen moesten een katalysator worden in het transformeren van Athene tot een moderne stad (Short, 2008). Een moderne stad die de concurrentie met andere steden in de wereld aan kon gaan (Pagonis et all., 2008).

(10)

De steden uit het bovengenoemde model van Brownill et al. (2013) hadden verschillende legacystrategieën. De een meer lange termijn strategie, de ander een korte termijn

strategie. Daarnaast richtten sommige steden zich op stedelijke vernieuwing van de hele stad, andere steden van een stadsdeel. Ook zijn er steden die voornamelijk als doel hadden de Olympische Spelen als middel te gebruiken om uit te groeien tot een belangrijke wereldstad. In dit onderzoek ligt de focus op Barcelona en Athene wiens strategieën in het hoofdstuk case omschrijvingen nader zullen worden toegelicht. Op de rest van de bovengenoemde steden zal dan ook niet verder worden ingegaan.

In het kader van dit onderzoek is gekozen voor een focus op stedelijke vernieuwing en de bijkomende effecten. In de volgende paragraaf zal worden ingegaan op dit begrip. 2.3 Stedelijke vernieuwing

3) Wat is stedelijke vernieuwing?

Groberg (1965) geeft een brede definitie van stedelijke vernieuwing en noemt het alle publieke en private inspanningen om zowel de fysieke als sociale omgeving van een stad te verbeteren. Het UiO (2011) geeft een iets bredere definitie en spreekt van de sociale, culturele, economische en fysieke ontwikkeling van steden alsmede de onderliggende oorzaken van deze processen. In Nederland wordt onder het begrip stedelijke vernieuwing verstaan: “Elke vorm van

vernieuwing van de bestaande stad in de breedste zin van het woord”, verstaan (Platform 31, 2014).

In Spanje betekent het begrip volgens de Spaanse krant El Mundo: “Een mechanisme dat probeert de verslechtering van stadswijken tegen te gaan en de kwaliteit van leven van de bewoners probeert te verbeteren” (Bravo, 2012).

Omdat het in dit onderzoek om stedelijke vernieuwingen ten behoeve van de Olympische Spelen draai en de bijkomende effecten hiervan gaat, zal hierop gefocust worden. Hiller (2009) zegt over deze stedelijke vernieuwingen ten behoeve van de Olympische Spelen dat:

“gentrification een van de bijkomende effecten van de organisatie van de Olympische spelen” is. Een aantal van de door Preuss gestelde negatieve vormen van legacy hebben ook te maken met het begrip gentrification: stijgende huurprijzen en gedwongen verhuizingen. In de volgende paragraaf zal het begrip gentrification verder worden toegelicht.

(11)

2.4 Gentrification

4) Wat is gentrification?

In het artikel van Marcuse (1985) worden twee definities van gentrification gehanteerd. Als eerste citeert hij Spain (1981): “Gentrification vindt plaats als nieuwe bewoners (meestal jonge, blanke professionelen die technische- en managementposities bekleden en een hoger inkomen en opleidingsniveau hebben), de oude bewoners (lagere inkomens, arbeidersklasse, arm, bejaard, minderheden of etnische groeperingen) vervangen.

De tweede definitie die gehanteerd wordt is degene waarbij de betekenis van gentrification is: “De beweging van middenklasse gezinnen naar stedelijke gebieden waardoor de waarde van eigendommen omhoog gaat en die als effect heeft dat armere families uit het gebied worden verdreven” (Marcuse, 1985).

Ook andere schrijvers geven definities van gentrification. Volgens Knox & Pinch (2006), betekent gentrification:

“De renovatie en vernieuwing van vervallen binnenstedelijke omgevingen door de toestroom van rijkere personen zoals de professionele middenklasse. Deze zorgt er voor dat arme burgers verdrongen worden” (Knox & Pinch, 2006). Volgens Briney (2014) komt dit veelal doordat huur- en huizenprijzen stijgen, waardoor deze burgers de buurt moeten verlaten. Leitner (1990) bevestigd dit eveneens door te zeggen dat binnenstedelijke vernieuwing vaak zorgt voor een afname in goedkope huurwoningen. Zij citeert ook Hartman (1984), die beweert dat dit komt doordat landprijzen omhoog gaan ten gevolge van economische groei en huurprijzen hierdoor ook omhoog gaan, waardoor bewoners met lage inkomens de huur niet meer kunnen betalen en moeten vertrekken (Leitner, 1990).

Watt ( 2009) noemt gentrification het proces waarbij de binnenkomende middenklasse de voormalige arbeiderswijken ‘overneemt’. Ook Hamnett (1973) gebruikt deze definitie van gentrification: “Het fenomeen gentrification, ofwel de invasie van de traditionele

arbeidersklassewijken door midden en hogere inkomensgroepen”. Gentrification is in het kort gezegd de verandering van de bevolkingssamenstelling van de wijk waarbij oorspronkelijke bewoners gedwongen worden de wijk te verlaten.

Volgens Marcuse (1985) vindt gentrification vaak plaats in gebieden waar goedkopere, oude en vervallen huizen omringd worden door hogere en middenklasse huizen, parken en instellingen. Een ander type locatie waar gentrification vaak plaatsvindt zijn gebieden waar een duidelijk verschil is tussen enerzijds dure, hoge klasse huizen en anderzijds goedkope, lage klasse huizen. Hamnett (1973) zegt dat gentrification vaak plaatsvindt in wijken die duidelijk toe zijn aan renovatie. De aantrekkingskracht van deze wijken ligt in de potentie die zij bieden op het gebied van milieu en esthetiek.

De processen die volgens Marcuse aan gentrification ten grondslag liggen zijn onder andere veranderingen in de stedelijke economie. De afname van de productiesector en de toename van de dienstensector hebben er voor gezorgd dat mankracht minder nodig is waardoor

(12)

wonen omdat daar simpelweg geen werk meer voor hen is. De vraag naar technische en managementopgeleiden is echter vergroot, zij zitten in hogere loonschalen, waardoor de vraag naar duurdere behuizing voor hen omhoog gaat omdat voor hen wel werkgelegenheid in het centrum is. Het centrum commercialiseert bovendien steeds meer, waardoor wat er nog overblijft voor bewoning, dit vaak toekomt aan hogere inkomens (Marcuse, 1985).

Demografische componenten die een rol spelen zijn dat gezinnen met kinderen vaak buiten de stad willen wonen en dat singles of stedelijke professionals vaak dichterbij het centrum van de stad willen wonen. Verder spelen vastgoedspeculaties een rol bij gentrification (Marcuse, 1985). Volgens Marcuse (1985) wordt vaak gedacht dat gentrification het gevolg is van een trek terug naar de stad doordat er een toename is in vraag naar een hogere kwaliteit huizen in het centrum van de stad. Gentrification is volgens hem echter geen gevolg van een trek naar de stad, maar een proces waarbij huishoudens met hogere inkomens van het ene gebied in de stad naar het andere gebied van de stad trekken.

Marcuse haalt in zijn artikel tevens aan dat veel schrijvers beweren dat gentrification er voor zorgt dat de kwaliteit van woningen verbeterd wordt, dat dit bijdraagt aan belastingen en dat het belangrijke delen van de stad opknapt door private investeringen. Negatieve effecten zoals gedwongen verhuizingen komen bijna niet voor. Daarom moet de stad gentrification stimuleren (Marcuse, 1985). Marcuse (1985) weerlegt dit in zijn artikel door te zeggen dat gentrification juist zorgt voor gedwongen verhuizingen doordat huurprijzen omhoog gaan en het aanbod in goedkope huizen omlaag.

Het proces van gentrification ziet er in schematisch overzicht als volgt uit:

Midden en hogere inkomensgroepen trekken

arbeiderswijk in

Fysiek

Buurt wordt opgeknapt, vernieuwde woningen en voorzieningen Economisch Toename bedrijvigheid en stijging huurprijzen Sociaal Gedwongen verhuizingen oorspronkelijke bewoners Sociaal Verandering samenstelling buurt (gentrification)

(13)

2.4.1 Fasen van Gentrification

Volgens Hackworth & Smith (2000), zijn er drie golven van gentrification: Eerste golf: 1950- 1973

- Sporadisch en wijdverspreid, voornamelijk in kleine wijken - Overheidsgestuurd om stedelijk verval tegen te gaan

- Arbeidersklasse ging er op achteruit omdat ingrepen klasse specifiek waren

Transitiefase 1974- 1978

Nieuwe bewoners kopen huizen in vervallen wijken waardoor de voedingsbodem voor de tweede golf van gentrification gelegd werd.

Tweede golf: 1978-1988

- Gentrification als proces verankerd in vervallen stadsbuurten. - Door florerende economie, floreerde gentrification ook. - Overheid stimuleerde private markt, niet direct gentrification.

Transitiefase 1988- 1993

Door economische recessie en hierdoor gebrek aan kapitaal, stopt het proces van gentrification. Derde golf 1993-heden

- Grootschaliger, corporate investeringen hoger.

- Binnenstad maar ook wijken die verder van het centrum liggen.

- Herstructurering en globalisering zorgen ervoor dat ook grotere vastgoedontwikkelaars zich zijn gaan bezighouden met gentrification. Ze zijn niet meer de laatsten die in de rij

aansluiten, maar de eersten die met gentrification beginnen.

- Effectief verzet tegen gentrification verminderd en de arbeidersklasse wordt verplaatst vanuit de binnenstad.

- De staat is meer betrokken bij het proces van gentrification dan voorheen. De staat wilde zorgen voor betere omstandigheden voor private investeringen in de stad. De reden hiervoor was dat investeringen in retail, entertainment en woningen in het centrum als katalysator achter economische groei werden gezien.

Watt (2009), noemt deze derde golf van gentrification: overheidsgestuurde gentrification. Marcuse (1985) zegt hierover dat de overheid steeds meer investeert in gebieden waar gentrification plaatsvindt. In het kader van de Olympische Spelen is gentrification zoals dit in paragraaf 2.4 is uitgelegd, te algemeen. De invasie van voormalige arbeiderswijken door hogere inkomens en de commercialisering van het centrum waardoor alleen nog maar dure huizen overblijven en de rol van vastgoedspeculaties komen wel overeen met effecten die, zoals eerder beschreven, door de Olympische Spelen veroorzaakt worden. Het is in kader van dit sociaal geografisch onderzoek interessanter om naar deze derde golf van gentrification te kijken omdat dit de meest recente vorm van gentrification is en de Olympische Spelen hier ook deel van uitmaken. In de volgende paragraaf zal hier dan ook dieper op worden in gegaan.

(14)

2.4.2 Overheidsgestuurde gentrification

5) Wat is overheidsgestuurde gentrification?

Rond 1985 kregen steden in Noord- Amerika en Europa te maken met economische en fiscale problemen. Het besef groeide dan ook dat steden innovatiever en ondernemender moesten worden om deze situatie te verbeteren (Harvey, 1989). Lokale overheden moesten er voor zorgen dat steden aantrekkelijker werden om zo investeringen aan te trekken en daarmee ontwikkelingen te kunnen bewerkstelligen (Harvey, 1989). Ook Leitner (1990) geeft aan dat steden vanaf die tijd steeds meer moeten concurreren om bijvoorbeeld banen, handel en investeringen en dat steden een goed klimaat voor investeringen moeten creëren om deze aan te trekken.

De achterliggende oorzaak van deze shift is volgens Harvey (1989) het verdwijnen van ruimtelijke barrières voor bewegingen van goederen, mensen, geld en informatie. De competitie tussen steden is hierdoor steeds groter geworden. Ook Leitner (1990) spreekt over de vergrote snelheid in transport, communicatie en daardoor relocatie van productie als oorzaken van deze shift. De aanpak van steden veranderde dus van besturen rond de jaren ‘60, naar ondernemen in de jaren ‘70 en ’80 (Harvey, 1989). Leitner (1990) speelt hier op in door te zeggen dat lokale

overheden naast hun traditionele activiteiten zoals planning en controle, zich ook bezig zijn gaan houden met urbane ontwikkeling. Om dit stedelijk ondernemerschap te stimuleren, werd

publiek-private samenwerking steeds belangrijker (Harvey, 1989). Leitner (1990) zegt hierover dat er niet zozeer meer op de staat gesteund kan worden voor financiële middelen, maar dat die lokaal georganiseerd moeten worden door middel van publiek- private samenwerking. Andere actoren die volgens Harvey (1990) een rol spelen zijn educatieve en religieuze instellingen, delen van de overheid, arbeidsorganisaties, politieke partijen en lokale staatsapparaten. Leitner (1990) bevestigd dit, zij geeft aan dat gemeenten, lokale publieke en deels openbare

ontwikkelingsagentschappen een rol spelen. Ook Cochrane et al. (1996) bevestigen dit wederom door te zeggen dat de rol van bedrijven, lokale overheden en buurtgroepen in stedelijke

vernieuwing steeds groter is geworden.

Harvey (1989) onderscheid vier vormen van het bovengenoemde stedelijk ondernemerschap: 1. Door concurrentie binnen de internationale arbeidsverdeling, moeten bepaalde

voordelen die plekken hebben, worden geëxploiteerd. Dit kan bijvoorbeeld de exploitatie van olievelden zijn, maar ook het verbeteren van de fysieke en sociale infrastructuur om zo de basis als exporteur van goederen en diensten en daarmee de economische kracht van een plaats te verbeteren. Lokale overheden spelen hier voornamelijk een rol in door het geven van subsidies en steun waar nodig (Harvey, 1989).

2. Een stad kan ook proberen de concurrentiepositie te verbeteren door de ruimtelijke verdeling van consumptie. Het draait hierbij om investeringen om zo consumptie aan te trekken. Voorbeelden hiervan zijn gentrification, culturele innovatie, fysieke

vernieuwing van de stad, attracties voor consumenten zoals stadions, winkelcentra, exotische eetgelegenheden, havens allemaal ten behoeve van stedelijke vernieuwing.

(15)

Ook festivals, culturele evenementen en evenementen als de Olympische Spelen vallen hieronder. Het bijkomend voordeel hiervan is dat de stedelijke ruimte ook voor de vaste bewoners verbetert (Harvey, 1989).

3. Het vormen van de stad tot een belangrijk financieel centrum, stad waar de overheid zetelt, of plek waar informatie wordt verzameld en verwerkt. Infrastructuur is hierbij belangrijk, omdat efficiëntie en centraliteit binnen een wereldwijd

communicatienetwerk van groot belang is (Harvey, 1989). Het begrip, global city network sluit hier op aan. Het global city network bestaat uit global cities, steden die een belangrijk punt zijn van gespecialiseerde financiële en productiediensten en die er voor zorgen dat de wereldeconomie draaiend blijft (Renn, 2012). De steden worden onderling met elkaar verbonden door filialen van hetzelfde bedrijf of andere kantoren (Sassen, 2005).

4. Het vormen van militaire of defensie bases.

In het kader van dit onderzoek met als onderwerp Olympische Spelen, is het voornamelijk interessant om naar nummer twee te kijken, de vorm van stedelijk ondernemerschap waar gentrification en de Olympische Spelen onder vallen. Deze vorm van stedelijk ondernemerschap valt onder de achterwaartse connecties waar Hiller (1998) over schreef; achterliggende politieke motieven om een evenement zoals de Olympische Spelen te organiseren. Gentrification is in dit geval overheidsgestuurde gentrification omdat het wordt gebruikt om de ruimtelijke verdeling van consumptie te verbeteren.

Simson en Jennings (1992) in Cochrane at al. (1996) zeggen over deze vorm van stedelijke ondernemerschap dat: “Het een cliché is geworden dat de moderne Olympische spelen niet simpelweg een evenement is van twee en een halve week, maar dat het in plaats daarvan is uitgegroeid tot een geopolitiek spektakel van macht, geld en corruptie.” Aanleiding tot het noemen van dit citaat is het al eerder genoemde groeiend besef dat overheden zich meer moeten richten op globalisering (waardoor investeringen worden aangetrokken) in plaats van alleen op lokaal niveau als het op economische ontwikkeling aankomt. Plaats marketing is een manier om dit te bewerkstelligen en lokale overheden moeten zich hierbij pro-actief en

ondernemend opstellen (Cochrane et al, 1996). Het organiseren van mega- evenementen zoals de Olympische spelen is een belangrijk aspect geworden van deze lokale politiek van plaats marketing (Cochrane et al, 1996). Volgens Hiller (1998) reflecteert de allocatie van financiën van mega-evenementen deze politieke prioriteiten. Ook Olds (1998), spreekt hierover. De

Olympische Spelen is een evenement dat steeds meer geassocieerd wordt met de opkomst van ondernemend besturen op lokaal en regionaal niveau omdat steden en regio’s strategieën zoeken om kapitaal aan te trekken die stedelijke vernieuwing kan stimuleren.

De achterliggende oorzaak van de spelen als strategie om kapitaal aan te trekken en stedelijke vernieuwing te stimuleren, ligt volgens Andranovich & Burbank (2011) aan het feit dat mega-evenementen zoals de Olympische spelen en wereldtentoonstellingen al meer dan 100 jaar het podium delen in de globale politieke economie. Hierin zijn vier fasen te onderscheiden:

(16)

Fase 1: 1851-1963

Mega-evenementen werden gebruikt om industriële kracht en politieke heerschappij te laten zien. De Olympische spelen in het bijzonder, werden in deze periode steeds meer gebruikt om nationaal economische, politieke en culturele macht door middel van sportsuccessen te laten zien. De invloed op stedelijke ontwikkelingen was echter minimaal.

Fase 2: 1948-1984

In deze periode zochten landen steeds meer een internationaal platform om hun industriële resultaten tentoon te stellen en wilden ze op die manier een grotere rol in de wereld economie opeisen. Sportfaciliteiten werden een vlaggenschip van de organiserende stad, stedelijke ontwikkelingen waren echter bescheiden. In 1960 is er een omslag doordat de televisie steeds populairder werd en zorgde voor steeds meer mogelijkheden van exposure.

Fase 3: 1984-2000

Steden wilden hun nationale en internationale status vergroten, waardoor de drang om een Olympische Spelen te kunnen organiseren steeds groter werd.

Huidige fase

Steden gebruiken de spelen om zichzelf te transformeren in centra van toerisme en culturele consumptie. De metropolitane gebieden wedijveren internationaal met elkaar voor

hulpmiddelen, toeristen en internationale investeringen. De spelen worden in deze fase ook steeds vaker gebruikt om stedelijke ontwikkeling te stimuleren.

Een nadeel van deze huidige fase is dat de nadruk op toerisme, productie en consumptie van evenementen zoals de spelen, het risico heeft dat zij erg speculatief is. Het zorgt er wel voor dat steden een positief imago opbouwen, maar als de focus hier teveel op ligt, dan kan de essentie van sociale- en economische problemen vergeten worden (Harvey, 1989).

Zoals in deze paragraaf beschreven is, is de concurrentie tussen steden door de globalisering steeds groter geworden. Om investeringen te kunnen blijven aantrekken en daarmee de stedelijke economie op gang te kunnen houden, moet het vestigingsklimaat aantrekkelijk worden gemaakt. Dit kan onder andere door bijvoorbeeld gentrification, de bouw van stadions en het organiseren van de Olympische Spelen. Volgens Hiller (1998), zijn dit voorbeelden van een achterwaartse connectie en zou gentrification in dit geval dus ook overheidsgestuurd zijn en deel uit maken van de legacystrategie. De mate waarin omkaderde begrippen in beide cases

(17)

In het kader van de Olympische Spelen ziet het proces van gentrification er als volgt uit

Uiteindelijk zorgt deze gentrification weer voor meer vraag naar hoogwaardige voorzieningen omdat mensen met hogere inkomens de wijk in trekken, daardoor worden investeringen ook weer aangetrokken.

Organisatie Olympische Spelen

Fysiek

Buurt wordt opgeknapt, vernieuwde woningen en voorzieningen Economisch Toename bedrijvigheid en stijging huurprijzen Sociaal Gedwongen verhuizingen oorspronkelijke bewoners Sociaal Verandering samenstelling buurt (gentrification)

(18)

Hoofdstuk 3: Methodologie

In Hoofdstuk 2 zijn aan de hand van literatuur de belangrijkste begrippen omkaderd en is ingegaan op legacy en legacystrategieën, stedelijke vernieuwing en gentrification en de rol van de overheid hierin. In dit hoofdstuk zullen de onderzoeksmethoden beschreven worden. Er zal worden ingegaan op het type onderzoek, de methode van dataverzameling en als laatste de analysemethode.

3.1 Type onderzoek en research design

Het type onderzoek bepaald de structuur van het onderzoek. De structuur van het onderzoek is belangrijk bij de keuze van de juiste analyse en dataverzameling methode (Bryman, 2008). Bryman (2008) beschrijft twee typen van onderzoek; kwantitatief en kwalitatief onderzoek. Kwantitatief onderzoek focust zich op het testen van bestaande theoretische modellen. Het betekent dat kwantitatief onderzoek, deductief onderzoek is. Het doel van dit soort onderzoek is om causale verbanden te ontdekken en deze te generaliseren. Generalisering is echter lastig vast te stellen en daarom moet gebruik gemaakt worden van een grote verzameling van data om deze te kunnen generaliseren.

Kwalitatief onderzoek bestaat volgens Bryman (2008) uit het vormen van hypothesen en is gebaseerd op ideeën, achtergronden en motieven van mensen. Er wordt meer gefocust op het waarom iets gebeurd en het resultaat van deze gebeurtenis dan het proces van het onderzoek. Dit maakt kwalitatief onderzoek inductief onderzoek. Het is echter wel zo dat zowel bij

kwantitatief als bij kwalitatief onderzoek, de verzameling van data, de analyse van deze

verzamelde data en de interpretatie van deze data centraal staan. Ook datavermindering en het herkennen van typische patronen staan bij beide onderzoeken centraal.

In dit onderzoek is voor de kwalitatieve onderzoeksmethode gekozen omdat aan de hand van het theoretisch kader en de bestudering van twee cases gekeken wordt of er een relatie bestaat tussen theorie en praktijk.

Een researchdesign wordt gebruikt om de manier waarop data verzameld en geanalyseerd wordt, te omkaderen. Afhankelijk van de doelen van het onderzoek, wordt het research design gekozen (Bryman, 2008). In dit onderzoek is gekozen voor een multiple case study. Dit betekent dat er een aantal cases onderzocht wordt (Yin, 2009). Bij een case study wordt een case

intensief en nauwkeurig geanalyseerd. Afhankelijk van het onderzoeksdoel kunnen dit cases zijn met unieke eigenschappen of cases met representatieve eigenschappen (Bryman, 2008).

3.2 Methoden van data verzameling

In paragraaf 3.1 is beschreven dat het research design het onderzoek vorm geeft. Belangrijk hierbij is de manier waarop deze data verzameld wordt. Omdat er zoveel verschillende manieren van data verzameling zijn (Bryman, 2008), wordt hier in deze paragraaf verder op ingegaan.

Net als het type onderzoek, kan ook dataverzameling zowel kwantitatief als kwalitatief zijn. De manier van verzamelen draagt dus of bij aan het type onderzoek. In paragraaf 3.1 is aangegeven dat dit onderzoek een kwalitatief onderzoek betreft. De analysemethode bij kwalitatief

(19)

onderzoek is veelal de analyse van documenten en het afnemen van bijvoorbeeld interviews (Bryman, 2008). In dit onderzoek wordt uitgegaan van een analyse van documenten, een literatuuronderzoek. De literatuur in de vorm van het theoretisch kader, biedt ondersteuning in het onderzoek naar de twee cases. Deze literatuur bestaat uit rapporten van het ATHOC en de COOB’92. Deze kunnen wellicht te positief gekleurd zijn omdat zij gemaakt zijn door de

organiserende partij en daardoor een wat vertekend beeld van de werkelijkheid kunnen geven. Deze subjectiviteit kan er voor zorgen dat de betrouwbaarheid van het onderzoek in het gedrang komt (Bryman, 2008). Verder zal er ook gebruik worden gemaakt van rapporten van andere instellingen en wetenschappers die onderzoek hebben gedaan naar gerelateerde onderwerpen. Hiervan wordt verwacht dat deze een stuk kritischer zullen zijn dan de rapporten van het ATHOC en de COOB’92 en dus ook een beter beeld van de werkelijkheid zullen geven en het onderzoek dus ook betrouwbaarder zullen maken. Omdat deze rapporten vaak al wat ouder zijn, zullen als laatste ook krantenartikelen, die de actualiteit en de ervaringen van de burger

reflecteren, gebruikt worden. Verwacht wordt dat deze kritisch zullen zijn op de legacy van de spelen en wellicht kunnen aantonen in hoeverre gentrification heeft plaatsgevonden.

Krantenartikelen zijn echter ook subjectief, want meningen van mensen, waardoor de betrouwbaarheid van het onderzoek in gedrang kan komen.

3.3 Analysemethode

In de vorige paragraaf is beschreven welk type onderzoek en welke methoden van data verzameling gebruikt worden. Deze paragraaf zal de analysemethode toelichten. Volgens Bryman (2008), is een analysemethode een manier om verzamelde data op een gestructureerde manier te analyseren zodat hier causale verbanden en conclusies uit kunnen worden getrokken. Net als de manier van dataverzameling, is de analyse methode afhankelijk van het type onderzoek: kwantitatief of kwalitatief.

De analysemethode die tijdens dit onderzoek zal worden gebruikt is een beleidsanalyse. Volgens Nagel (2002) in Verlet & Devos (2008) is een beleidsanalyse een systematische analyse van doelstellingen die men wil bereiken en de middelen om deze te bereiken. Daarnaast wordt gekeken naar de relatie tussen de doelstellingen en de middelen, om zo te kunnen besluiten welke middelen het beste zijn om de gewenste doelen te bereiken. Ook wordt er gekeken of er bijkomende effecten ontstaan. Het voorwerp van evaluatie, het evaluandum genoemd, zijn vaak prestaties in de publiek sector, omdat er in de publiek sector, niet zoals in de private sector, geen gedragsturend middel als de markt is (Verlet & Devos, 2008).

Volgens Verlet & Devos (2008) zijn er vier redenen om te evalueren.

 Ter ondersteuning van de beleidsplanning

 Ter ondersteuning van de beleidsuitvoering

 Het verschaffen van verantwoording omtrent de werking en geleverde diensten door overheidsdiensten

 Het trekken van lessen uit het gevoerde beleid om dit bij te kunnen sturen

Er bestaan drie soorten evaluaties: Een ex ante evaluatie: waarbij beleid vooraf beoordeeld wordt (Ministerie van Financiën, 1993). Deze evaluatie wordt gebruikt om een zo goed mogelijke voorbereiding op beleid te bewerkstelligen om zo tot een goed beleidsontwerp te komen

(20)

(Hanemaayer, 2014). Een ex durante analyse; deze wordt uitgevoerd als het beleid al in werking is gesteld en waarbij de uitvoering beoordeeld wordt om te zien of deze wel volgens plan verloopt en of er al dan niet bijsturing nodig is (Hanemaayer, 2014). Als laatste bestaat er ook nog een ex post evaluatie: deze vindt plaats nadat het beleid is uitgevoerd en de effecten

zichtbaar worden. Het wordt gebruikt om een bestaande situatie te beschrijven en te analyseren. De situatie wordt beoordeeld en er worden verklaringen aangereikt voor het ontstaan van de huidige situatie. Op basis hiervan is het mogelijk om lessen voor de toekomst te trekken (Ministerie van Financiën, 1993).

Vooraf Tijdens Achteraf

In dit onderzoek wordt uitgegaan van een ex post evaluatie, daarom zal op de overige twee typen evaluaties niet verder worden ingegaan.

3.3.1 Ex post evaluatie

Binnen het ex post evaluatieonderzoek wordt onderscheid gemaakt tussen vier soorten ex post evaluatie onderzoek (Peeters, 2002):

Analyse inzet instrument

Referentiepunt Voor- Na Met- Zonder

Situatieonderzoek

In het geval van een situatieonderzoek, wordt er uitgegaan van een nul situatie, de situatie voor het overheidsingrijpen. Deze wordt vergeleken met de huidige situatie, de situatie na het overheidsingrijpen. Doelstellingen vormen bij dit type onderzoek geen referentiepunt, de gevolgen wordt slechts geïnventariseerd (Peeters, 2002).

Beleidsevaluatie

Ex ante evaluatie Ex durante Ex post evaluatie

Geen doelstellingen beschikbaar Doelbereikingsonderzoek Situatieonderzoek Effectonderzoek Doelstellingen beschikbaar Effectiviteitsonderzoek

(21)

Effectonderzoek

Bij het effectonderzoek wordt nagegaan wat het effect van beleid is, er wordt gekeken naar de oorzaak- (beleid)- en- gevolg (effecten) relatie. Er wordt hierbij gekeken naar wat de uitkomst zou zijn geweest, als het beleid niet zou zijn toegepast. Een zo volledig mogelijke inventarisatie van het beleid komt hierbij aan de orde, daarnaast worden ook neveneffecten beoordeeld. Ook bij dit type onderzoek gelden doelstellingen niet als referentiepunt (Peeters, 2002).

Doelbereikingsonderzoek

Bij een doelbereikingsonderzoek wordt onderzocht in hoeverre bepaalde doelen zijn bereikt (Hoogerwerf & Herweijer, 2008). Bij een doelbereikingsonderzoek wordt uitgegaan van de vooraf gestelde doelen (Peeters, 2002)

Effectiviteitsonderzoek

Bij een effectiviteitsonderzoek wordt gekeken in hoeverre de doelbereiking aan het beleid te danken is (Hoogerwerf & Herweijer, 2008). De causale relatie tussen beleid als onafhankelijke variabele en het effect als afhankelijke variabele, staat dus centraal. Ook hier wordt weer geprobeerd een verklaring te geven voor de opgetreden resultaten om het beleid te kunnen verbeteren (Peeters, 2002).

Omdat ik aan de hand van vooraf gestelde doelen zal gaan kijken naar de uitkomsten van deze doelen (legacy), zijn zij behaald of niet? En vervolgens zal gaan kijken naar in hoeverre de legacystrategie hier invloed op heeft gehad, is gekozen voor een effectiviteitsonderzoek.

Bij het toepassen van de analysemethode moet wel rekening gehouden worden met het feit dat een valkuil tijdens dit onderzoek zou kunnen zijn dat ik zelf twee jaar in Barcelona heb gewoond. Dit kan een bevooroordeling veroorzaken in mijn perceptie van de legacy van de spelen in Barcelona. Daardoor kan het onderzoek subjectief van aard zijn en dit gaat ten koste van de betrouwbaarheid van het onderzoek (Bryman, 2008).

In de paragraaf analysemethode is aangegeven dat er zal worden gekeken naar de

legacystrategie (doelen en beleid) en de invloed daarvan op de uiteindelijke legacy (uitkomsten van strategie). In hoeverre zijn gestelde doelen bereikt en welke verklaringen zijn hier voor te vinden? Daarnaast zal er dieper worden ingegaan op het begrip gentrification; Is dit juist een bedoeld effect (overheidsgestuurde gentrification) en is hiermee het doel bereikt? Of is dit een onbedoeld bijkomend effect en worden hierdoor gestelde doelen niet bereikt?

3.4 Werkwijze analysemethode

In de bovenstaande paragraaf is de gebruikte analysemethode benoemd. In deze paragraaf zal verder worden ingegaan op de werkwijze van de analysemethode.

Documenten COOB’92 & ATHOC, wetenschappelijke artikelen

Uit de beschikbare literatuur zijn de documenten van de COOB ’92 en het ATHOC en bepaalde wetenschappelijke artikelen gekozen, omdat zij een goed beeld geven van de vooraf gestelde doelen en legacy. In het theoretisch kader is beschreven dat legacy lastig te meten is. Omdat deze scriptie geschreven is in het kader van de sociale geografie, zal in de bestudeerde literatuur vooral worden gekeken naar de sociaal geografisch aspecten, stedelijke vernieuwing,

(22)

De rapporten van de COOB’92 en ATHOC zijn rapporten van overheidsorganen met als doel een goede schets van de situatie voorafgaand aan, tijdens en na afloop van de Olympische Spelen te presenteren. Het maakt de rapporten tot een goede bron, maar zij kunnen over de uiteindelijke uitkomsten wellicht wat te positief gekleurd zijn omdat zij, zoals eerder al is aangegeven, in opdracht van de organisatie van de spelen geschreven worden. Daarom is het noodzakelijk om ook wetenschappelijke artikelen te onderzoeken om zo een goede vergelijking te kunnen maken. Daarnaast zullen krantenartikelen worden geraadpleegd om zo een goede schetst van de huidige situatie te kunnen verkrijgen.

Door middel van het raadplegen van deze literatuur, zullen de caseomschrijvingen van beide steden opgesteld worden.

Caseomschrijvingen Barcelona en Athene

In hoofdstuk vier zullen de cases Barcelona en Athene gepresenteerd worden. Beide steden proberen door middel van hun eigen legacystrategie vooraf gestelde doelen te bereiken. In de omschrijvingen wordt ingegaan op de stedelijke context van beide steden en doelen en beleid (strategie). In hoofdstuk vijf zullen de resultaten van deze strategieën (legacy) besproken

worden. Deze informatie zal dienen ter ondersteuning voor het beantwoorden van de vragen zes tot en met elf.

Na het opstellen van de caseomschrijvingen zal het eerste deel van het onderzoek opgesteld worden, het doelbereikingsonderzoek dat deel uitmaakt van het effectiviteitsonderzoek. Om dit te kunnen uitvoeren zal worden uitgegaan van een zelf opgesteld meetinstrument dat er als volgt uitziet:

De doelen waar vanuit zal worden gegaan zijn:

Doel 1: Nieuwe accommodaties Doel 2: Verbetering infrastructuur Doel 3: Hergebruik gebouwen Doel 4: Gentrification

Doel 5: Stedelijke vernieuwingen op stadsniveau Doel 6: Ontwikkeling stad tot plek van consumptie

Niet behaald Gedeeltelijk

behaald Wel behaald

Doel 1 Doel 2 Doel 3 Doel 4 Doel 4 Doel 6

(23)

Bovengenoemde doelen vallen onder het overkoepelende begrip stedelijke vernieuwing. De doelen worden gemeten aan de hand van de volgende niveaus:

Niet behaald: Als vooraf gestelde doelstellingen niet behaald zijn. Er zijn bijvoorbeeld geen

nieuwe gebouwen of er is geen nieuwe infrastructuur bijgekomen. Er is geen sprake van gebruik van nieuwe accommodaties na de spelen. Er is geen sprake van processen van gentrification, stedelijke vernieuwing heeft niet op stadsniveau plaatsgevonden maar heeft zich

geconcentreerd voorgedaan. De stad is niet verworden tot plek van consumptie

Gedeeltelijk behaald: Als vooraf gestelde doelstellingen gedeeltelijk behaald zijn. Er zijn

bijvoorbeeld enkele nieuwe gebouwen bijgekomen of er is nieuwe infrastructuur aangelegd. Een aantal gebouwen wordt hergebruikt. Er is gedeeltelijk sprake van gentrification. Er is sprake van vernieuwingen op stadsniveau, maar soms vinden zij plaats op geconcentreerd niveau. De stad heeft zich enigszins ontwikkeld als plek van consumptie.

Wel behaald: Als de vooraf gestelde doelstellingen wel behaald zijn Er zijn veel nieuwe

accommodaties bijgekomen, de infrastructuur is verbeterd, gebouwen worden hergebruikt, er is sprake van gentrification. De hele stad is vernieuwd, niet slechts een deel. De stad is verworden tot een plek waar veel geconsumeerd wordt.

Wat wel belangrijk is, is dat het begrip gentrification op twee manieren kan worden

geïnterpreteerd. Als overheidsgestuurd en dus een achterwaartse connectie, of als bijkomend effect en dus als parallelle connectie. De manier waarop dit geïnterpreteerd wordt is van belang bij het vaststellen van de doelmatigheid van het beleid. In dit onderzoek zullen in eerste instantie beide connecties overwogen worden.

Als het doelbereikingsonderzoek uitgevoerd is, kan er gekeken worden naar het effectiviteitsonderzoek; in hoeverre heeft de legacystrategie invloed op processen van gentrification?

Hierbij zal uit worden gegaan van de achterwaartse connectie (achterliggende politieke motieven) en de parallelle connectie (bijkomende effecten) zoals Hiller (1998) dit beschreven heeft. De effectiviteit van de strategie zal dan ook bekeken worden aan de hand van deze begrippen. Wat betreft de achterwaartse connectie zal er gekeken worden naar het begrip overheidsgestuurde gentrification en wat betreft de parallelle connectie zal er gekeken worden naar het begrip gentrification. Het eerste begrip omdat dit in het licht van de Olympische spelen het meest interessant is, het tweede begrip omdat dit in het licht van sociaal geografisch

onderzoek het meest interessant is. Hierbij wordt ook de definitie van de derde fase van stedelijk ondernemerschap van Harvey (1989) gehanteerd en waaronder de bouw van stadions,

winkelcentra, havens en de Olympische spelen en ook gentrification vallen.

Daarnaast zal het model van Brownill et al. (2013) nogmaals geëvalueerd worden; klopt dit model wel, of ontbreekt er nog een legacystrategie en moet het model gemodificeerd worden om zo het onderzoek naar legacystrategieën compleet te kunnen maken en causale verbanden te kunnen leggen tussen de onafhankelijke variabele legacystrategie en de afhankelijke variabele legacy?

(24)

Athene staat nog niet in dit model en zou op de volgende manier in het model geplaatst kunnen worden omdat het vergroten van de globale competitiviteit het belangrijkste doel was maar het hierbij wel om stadsniveau ging.

Atlanta Rio Barcelona

Athene

Sydney

Manchester/ Salford London*

Over de gekozen werkwijze moet wel gezegd worden dat alleen een analyse van deze rapporten, wetenschappelijke artikelen en krantenartikelen niet afdoende zal zijn voor het creëren van een compleet beeld van de relaties tussen legacystrategieën en gentrification. Gezien het beperkte kader van deze scriptie is het echter onmogelijk alle aspecten in ogenschouw te nemen omdat dit te omvangrijk zou zijn. Dit gaat wel ten koste van de betrouwbaarheid van het onderzoek.

In dit hoofdstuk is ingegaan op de methodologie die tijdens dit onderzoek is gebruikt. Het type onderzoek, het research design, de methoden van dataverzameling en de analysemethode. Ik ben mij bewust van de voor en nadelen van deze methoden. Zo is het begrip legacy en ook gentrification moeilijk te meten maar is getracht deze middels bovengenoemd meetinstrument te meten. Daarnaast bepaald de ervarenheid van de lezer ook in hoeverre data op de juiste manier geanalyseerd kunnen worden. Zoals eerder al aangegeven, kunnen deze bovendien door eigen ervaring worden beïnvloedt. De gekozen analysemethode, een ex post evaluatie, zou echter een goed beeld moeten kunnen schetsen van de uitkomsten van de vooraf gestelde doelen en de invloed van de legacystrategie hierop, en zou daarmee een goed advies moeten kunnen geven voor toekomstig op te stellen beleid.

Stadsniveau

Korte termijn publiek financieel rendement/ competitiviteit Lange termijn publiek financieel rendement/ gemeenschap Stadsdeel *London’s originele, meer

markt georiënteerde strategie werd beïnvloed door de economische recessie en daaraan gerelateerde afname in investeringen vanuit de private sector

(25)

Hoofdstuk 4: Case Omschrijvingen

In de eerste paragraaf van dit hoofdstuk zal de case Barcelona beschreven worden aan de hand van de historisch stedelijke ontwikkeling. Daarna zal er worden ingegaan op de doelen en het gevoerde beleid voor het organiseren van de Olympische Spelen. In de tweede paragraaf zal dit voor Athene worden gedaan.

4.1 Barcelona 1992

(26)

Barcelona ligt in het zuidwesten van Europa. Het is de hoofdstad van Catalonië, één van de zeventien autonome regio’s in Spanje.

Bron: Google maps, 2014

(27)

De afgelopen twee eeuwen heeft Barcelona zich op stedelijk gebied fors ontwikkeld. Zo werden in de negentiende eeuw de middeleeuwse stadsmuren afgebroken (Walker & Porraz, 2003),

waardoor buursteden en dorpen geannexeerd konden worden. De verschillende wijken van Barcelona, Ciutat Vella, Eixample, Sants-Montjuïc, Les Corts, Sarrià- Sant Gervasi, Gràcia, Horta- Guinardó, Nou Barris, Sant Andreu en Sant Martí, dragen nog steeds hun oude dorpsnaam (COOB’92-1, 1992).

In de negentiende eeuw werd ook het door Idelfons Cerdà ontworpen plan voor hervorming en expansie doorgevoerd. Dit resulteerde in de wijk Eixample, wat uitbreiding betekent. Het plan kenmerkt zich door een patroon van straten met huizenblokken van 100 bij 100 meter (COOB’92-1, 1992). De rijkere middenklasse verhuisde naar de Eixample, terwijl de oude stad veranderde in een industrieel gebied met veel sloppen en stagnatie in stedelijke ontwikkeling (Walker & Porraz, 2003).

De komst van de wereldtentoonstelling van 1929 stimuleerde de modernisering van Barcelona. De Barrio Gotico in de Ciutat Vella werd hierbij vernieuwd. Het zorgde ook voor de ontwikkeling van Plaza Catalunya en geasfalteerde wegen. Daarnaast was er sprake van een toename van het aantal parken, hotels en horeca (Generalidad de Catalunya, 2014).

Door de komst van de wereldtentoonstelling kwamen er ook veel autochtone migranten naar de stad, waar eigenlijk geen huisvesting voor beschikbaar was. Hierdoor ontstonden er sloppenwijken op de Montjuïc (Walker & Porraz, 2003).

In de daaropvolgende jaren ontstond er economische ontwikkeling, waardoor de vraag naar ruimte voor grote bedrijven steeg en de grondprijzen toenamen. Fabrieken werden daarom

verplaatst van het centrum naar de periferie (Pareja Eastaway et al., 2008). Hierdoor ontstond een industriële ring rondom Badalona en Montcada. Het trok tevens migranten vanuit het zuiden van Spanje aan die terecht kwamen in de slechte behuizing die voor hen gebouwd werd. Daarnaast verspreidden zij zich over de stad, zoals langs de zeezijde (Walker

& Porraz, 2003).

In 1953 werd voor het eerst een initiatief genomen tot het opstellen van een stadsplan dat deze stedelijke ontwikkelingen moest ordenen. Dit werd het Pla General Metropolità (PGM) genoemd (Monclús, 2003).

Door de snelle industrialisatie in de jaren zestig, had men te kampen met buurten die geen infrastructuur, kwalitatief hoogwaardige behuizing en riolering hadden. De gemeente paste daarom ook kleine interventies toe om de buurten te herstructureren (Pareja Eastaway et al., 2008).

In 1970 kwam er een derde golf van industriële en woningontwikkeling op gang, waarbij een tunnel door de bergen en een snelweg langs de kust werden aangelegd (Walker en Porraz, 2003). Vanaf deze periode kwam langzaam een einde aan de grote migratiestroom.

Barcelona en andere steden verloren aan populariteit ten opzichte van kleinere plaatsen zoals Terrassa, Mataró en Granollers. Bedrijven vestigden zich steeds vaker in andere steden en dieper in het metropolitane gebied. De binnenstad liep hierdoor leeg, en doordat steeds meer bedrijven zich buiten de stad vestigden, werd de bevolking daar ook toe gedwongen (Pareja Eastaway et al., 2008).

(28)

In 1979 werd het eerste socialistische gemeentebestuur onder leiding van Oriol Bohigas gekozen. Vanaf toen werd burgerparticipatie belangrijk (Degen & García, 2012). Op het niveau van stedelijke ontwikkeling uitte dit zich in de vorm van democratisch urbanisme (Munoz, 2014). Dit betekent dat publieke ruimten sociale cohesie en burgerlijke en politieke participatie moesten bevorderen. Openbare ruimten dienen buurten met elkaar te verbinden en democratisering van de openbare ruimte werd gerealiseerd door het organiseren van bijvoorbeeld festivals. De polarisatie, die ontstaan was doordat de rijke middenklasse naar de Eixample verhuisd was, de arbeidersklasse in de oude stad achterbleef en de migranten in de buitenwijken, moest door dit democratisch

urbanisme worden tegengegaan (Degen & García, 2012). Het doel was daarnaast om het historisch centrum, dat last had van degradatie van huizen en stedelijk meubilair, op te knappen. Soms

werden complete huizenblokken gesloopt en nieuwe straten, zoals de Rambla del Raval, aangelegd (Silva, 2011). Daarnaast moest de architectonische kwaliteit van de periferie verbeterd worden door middel van interventies en strategisch geplaatste monumenten, om zo de kwaliteit van de publieke ruimte te verbeteren en daarmee de kwaliteit van leven van de gebruikers. Dit wordt het Barcelona-model genoemd (Silva, 2011).

In het jaar 1979 werd ook het project ‘De nieuwe centraliteit’ opgestart. Het bestond uit tien

gebieden die buiten het centrum lagen waarin de dienstensector en publieke voorzieningen werden geconcentreerd om zo nieuwe centrale punten te creëren (Monclús, 2003). De gebieden lagen dicht bij al bestaande of toekomstige infrastructuur en in voormalig industriële gebieden (Majoor, 2008). In oktober 1986 kreeg Barcelona de spelen toegewezen en in de zes jaar die daarop volgden werden enorme investeringen gedaan door de stad Barcelona, in infrastructuur, de bouw van accommodaties en publieke en private communicatie (COOB’92-2, 1992). De ontwikkelingen verliepen volgens de strategische planning van het Barcelona-model (Marshall, 2000). Toen Barcelona zich kandidaat stelde voor de spelen, was men zich er van bewust dat de spelen een katalysator konden zijn om gewenste stedelijke vernieuwing verder in gang te zetten en te investeren in de toekomst (Beard, 2011).

Geconcludeerd kan worden dat Barcelona al ver voor de spelen bezig was met een structurele planning van de stad volgens het zogenoemde Barcelona-model. Uit het bovenstaande blijkt dat Barcelona de spelen als katalysator voor verder stedelijke vernieuwing zag. In de volgende paragraaf zal dieper worden ingegaan op het gebruik van de Olympische Spelen als katalysator.

(29)

4.2. Strategie: doelen en beleid Olympische Spelen Barcelona 1992

6) Wat waren de doelen van het stadsbestuur van Barcelona voor het organiseren van de Olympische spelen?

Barcelona was de eerste stad die de spelen in de eerste plaats doelbewust wilde binnenhalen met als motief de vernieuwing van de stad (Beard, 2011). Binnen het hoofddoel van stedelijke vernieuwing, vallen desondanks verschillende subdoelen die hieronder beschreven zullen worden. Daarnaast refereren Degen en García (2012) ook aan het verbeteren van de ruimtelijke verdeling van consumptie zoals Harvey (1989) deze beschrijft en zeggen zij dat Barcelona de competitie met andere steden aanging op het gebied van massatoerisme en conventies.

Het stadsbestuur van Barcelona heeft de spelen zo gepland, dat deze in lijn lag met wat men al tijdens de opstelling van het uiteindelijk PGM in 1976 voor de stad voor ogen had (Nunan & O’Brien). De vernieuwingen die rond de spelen plaatsvonden, verliepen volgens het idee van nieuw urbanisme (Martinson, 1998). Karakteristieken van nieuw urbanisme zijn:

beloopbaarheid, connectiviteit, gemengd gebruik, gemengde huisvesting, sociale diensten, hoogstaande architectuur en stedelijk ontwerp, traditionele buurtstructuren en slimme

manieren van transport (O’Driscoll, 2013). De stad moet gaan lijken op een klein dorp, pleinen en openbare ruimten moeten zorgen voor gezelligheid en gemeenschapsgevoel (Knox & Pinch, 2006).

Uiteindelijk moest er een uitgebalanceerd geheel ontstaan, zodat de stad er in zijn geheel op vooruit ging, en niet slechts een gedeelte van de stad (Montaner, 2010). Sport- accommodaties werden daarom doelbewust over de stad verspreid (Monclús, 2003). Bovendien was een

onderdeel van de stedelijke vernieuwing het toepassen van een minimale hoeveelheid nieuwbouw, met vier hoofdclusters rondom de stad en vernieuwing van het havengebied (Beard, 2011). De locaties moesten een breed aanbod aan vrijetijdsactiviteiten bieden, met zowel een goede bereikbaarheid vanuit het centrum als vanuit andere gebieden (COOB’92-2, 1992). Het was hierbij belangrijk dat er niet alleen ten tijde van de spelen geen files zouden ontstaan, maar dat deze ook na de spelen vermeden werden (Beard, 2011). Een ander belangrijk onderdeel van de stedelijke vernieuwing was dan ook het opknappen van het wegennetwerk (Monclús, 2003).

Een van de vier hoofdclusters was het Parc de Mar-cluster waar ook het Olympisch dorp moest komen. De komst van het Olympisch dorp zou er voor zorgen dat de stad naar de zeezijde zou worden geopend, een lang gekoesterde wens (Monclús, 2003). Het cluster moest een recreatief en sportief gebied voor de stad worden. De in het gebied gelegen wijken Barceloneta en Poblenou moesten residentiële gebieden worden (COOB’92- 1, 1992). Naast huizen moesten er ook retail- en andere voorzieningen komen om er voor te zorgen dat het een levendig en divers gebied zou worden (Mckay & Plumb, 2001). Ook de aanleg van een haven was een doel voor dit cluster. Belangrijk was dat deze haven ook na de spelen nog als jachthaven en recreatiegebied gebruikt zou kunnen worden (COOB’92-2, 1992). Ook de riolering in dit gebied moest verbeterd worden (Silva, 2011)

Het cluster Montjuïc moest het belangrijkste stadspark worden; de Vall d’Hebron werd in

de Olympische plannen opgenomen, omdat de verstedelijking van het gebied moest worden tegen gegaan. Het vierde gebied, Diagonal, werd de westelijke poort naar de stad (Monclús,

(30)

2003). Voor de spelen was dit een rommelig gebied en de verbindingen met l’Hospitalet,

Esplugues en de Avinguda Diagonal en het centrum Barcelona waren slecht (COOB’92-2, 1992). Doel was dan ook deze verrommeling tegen te gaan en de verbindingen met omliggende gebieden te verbeteren (COOB’92-2, 1992).

Tenslotte was het doel om er voor te zorgen dat de accommodaties ook na de spelen nog in gebruik zouden blijven. Nieuwe projecten moesten daarom een al bestaandevraag naar sportaccommodaties beantwoorden, zodat deze niet zonder functie zouden komen te staan (COOB’92-2, 1992).

7) Welk beleid is er gevoerd om de beoogde doelen te realiseren?

Om er voor te zorgen dat stedelijke vernieuwingen ook daadwerkelijk gerealiseerd werden en niet alleen beperkt bleven tot een facelift, moest er volgens een strategisch plan gewerkt worden (COOB’92-2, 1992). Om die reden werd al vroeg begonnen met de voorbereiding van de spelen en werd er een plan voor legacy opgesteld (Beard, 2011). Dit strategisch plan is onderdeel van het al eerder genoemde Barcelona-model. Het betekent dat er sprake was van de onderkenning van een sterke en langdurige strategische vorming, een goed stedelijk ontwerp en dat er goed gefinancierde sociale programma’s kwamen (Nunan & O’Brien, 2012). Onderdeel van deze strategische vorming, was het kiezen van doordachte locaties voor de vernieuwingen en accommodaties (COOB-92’2, 1992). Tijdens de spelen is het bestuurlijk centrum van de Ciutat Vella naar de Eixample en het bovenste deel van de Diagonal verplaatst. Andere grootschalige projecten zijn in de periferie gelokaliseerd om er voor te zorgen dat er geen concentratie van activiteit in het zuidwesten van de stad plaatsvond. Bovendien vormt Barcelona een rechthoek, met de zee, de bergen en de rivieren Besós en Llobregat als

afbakening. De Olympische gebieden werden strategisch in één van deze hoeken geplaatst, de vier hoofdclusters (Montaner, 2010).

Om het strategisch plan ten uitvoering te kunnen brengen, werd er onder andere een

overeenkomst tussen de stad Barcelona, de Spaanse overheid, de Generalitat van Catalonië, het Spaans Olympisch Comité en het IOC aangegaan (Brunet, 1995). Alle publieke besturen werden hierdoor betrokken bij de organisatie van de spelen. Zo was er een sterke invloed van de centrale overheid, de Generalitat van Catalonië en de lokale overheid van Barcelona. De

organisatie en voorbereiding werd gedaan door publieke instellingen (UEL, 2007). Verder was er sprake van publiek-private samenwerking (Brunet, 1995). Dit uitte zich in een mix van publieke en private investeringen (McKay & Plumb, 2001) Gebrek aan samenwerking tussen deze twee partijen zou er voor kunnen zorgen dat er een onevenwichtige verdeling tussen publieke en private ruimte zou kunnen ontstaan, waarbij publieke ruimte geprivatiseerd werd (Silva, 2011). Ook werd al in 1987 de COOB’92 opgericht, het Committee Olympic Organising Barcelona ’92. In de fase na de oprichting werden richtlijnen, overeenkomsten en financiële kaders

vastgesteld. De richtlijnen van de COOB’92 waren erg belangrijk, zij zouden er voor moeten zorgen dat de legacy zo groot mogelijk zou worden. Verder werd er per project gekeken naar de allocatie van financiën, waarmee accommodaties bijvoorbeeld konden worden gebouwd of omgebouwd (COOB’92-2, 1992).

Een ander onderdeel van de strategische aanpak was het in het leven roepen van Barcelona Promocío, welke er voor moest zorgen dat de accommodaties ook na de spelen gebruikt zouden worden (Nunan & O’Brien, 2012). In het kandidatuurdossier stond dat men accommodaties zou

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

The aim of this study was to identify the determinants of crown allometry in tropical biomes by fitting site-specific crown allometric relationships between crown dimensions and

Het initiatief heeft nu ruimte om zelf voorstellen te doen voor de ontwikkeling van de wijk, op het raakvlak van sociale, ruimtelijke, economische en culturele vernieuwing.. Het is

Table A.1 is an extended version of Table 1 in the main text and additionally includes the first-stage effect (the effect of Catholic background on attending Catholic high school),

Bij vruchtbomen zijn (fruit)kwekers en verzendhulzen de afnemers op basis van contracten. De afzet van rozen op contract Is grotendeels afzet aan verzendhuizen. Dit is ook het

Willem Jan de Kogel Plant Research International Postbus 69, 6700 AB Wageningen T 0317 48 06 54 E willemjan.dekogel@wur.nl I www.pri.wur.nl Programmaleiding Duurzame

Hoewel naar onze mening de examentijd en ook de wijze waarop geexamineerd wordt discutabele zaken kunnen zijn, heeft de mogelijkheid de examentijd op één zitting van twee uren

Whether we are changing the physical characteristics of a traffic situation, or are organizing police road controls, or are publicly informing road drivers about specific road

Naar verwachting zal een inventarisatie en analyse van talige elementen in een aantal cultuurnota’s van geselecteerde Nederlandse gemeenten meer kunnen zeggen over hoe de