• No results found

Zien & Gezien worden: Een etnografisch onderzoek naar de ontwikkeling van (de)stigma-ervaring in de interactie met de GGZ.

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Zien & Gezien worden: Een etnografisch onderzoek naar de ontwikkeling van (de)stigma-ervaring in de interactie met de GGZ."

Copied!
75
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

0

Zien & Gezien worden

Een etnografisch onderzoek naar de ontwikkeling van

(de)stigma-ervaring in de interactie met de GGZ.

Masterscriptie door Hannah Beekman

Studentnummer: 11043490 MSc Applied Anthropology Graduate School for Social Sciences University of Amsterdam, Amsterdam

Supervisor: Robert Pool Tweede lezer: Mattijs van der Port

Aantal woorden: 23144 Aantal woorden adviesrapport: 1859

(2)

1

Abstract

This thesis is the result of an applied anthropological research into the stigma surrounding mental illness. During this research it emerged that both stigma- and destigma-experiences in interaction with mental healthcare are part of a complex and unique process. This study focuses on the experiencing person and his interpretation of (de)stigma. Generalizing statements, being reduced to a diagnosis, not being seen or heard, an unequal power relationship between care provider and patient, and lack of aftercare and support have been described as very stigmatizing. This therefore hinders the recovery process. On the other hand, destigma-experiences are characterized by the opposite. They have a positive influence on the process of recovery because attention is given to the individual and his problems in the specific context of his or her life story. This thesis argues for the value of a holistic, personal approach in healthcare based on the words of mental health-ambassadors. The function of the applied character is to provide an insight into the perception of (de)stigma experience of mental health-ambassadors, with the aim of making recommendations to the commissioning organization Samen Sterk Zonder Stigma so they can continue their mission to stimulate destigmatization in mental healthcare.

Keywords: Mental illness stigma – destigmatization - mental healthcare – applied anthropology –

(3)

2

Voorwoord

Dit afgelopen jaar is op geen enkele wijze verlopen zoals ik had verwacht. Het doen van onderzoek en het schrijven van deze scriptie is een leerzaam, soms frustrerend maar bovenal bijzonder traject geweest. De corona-crisis bracht een onverwachte wending voor iedereen en het aanpassingsvermogen van de mensen om mij heen was bewonderingswaardig.

Ik wil een aantal mensen bedanken die in grote mate hebben bijgedragen aan de succesvolle afronding van dit project. Ten eerste mijn ouders: jullie steun is altijd

onvoorwaardelijk geweest en betekent ongelofelijk veel voor mij. Daarnaast mijn vriend Justin, studiegenoten Stella en Patrick en vriendinnen Cindy en Marie: jullie stonden keer op keer klaar met bemoedigende woorden en ik kon altijd bij jullie terecht met mijn

onzekerheden. Jullie toverde een lach op mijn gezicht wanneer het nodig was en motiveerde mij eindeloos om door te zetten.

Ik wil mijn supervisor Robert Pool bedanken voor het altijd willen meedenken, de kritische blik en het vertrouwen in mij en dit project. Ik wil Samen Sterk zonder Stigma en in het bijzonder Luca Koppen bedanken voor hun ondersteuning. Luca, je bent een bron van inspiratie geweest.

Het laatste dankwoord gaat uit naar de ambassadeurs die lief en leed met mij hebben gedeeld. Bedankt voor de inspirerende verhalen, leuke gesprekken en de bijzondere inkijk in jullie leven. Ik heb genoten van de bijzondere ontmoetingen en ik heb grote bewondering voor jullie kracht.

(4)

3

Inhoudsopgave

Abstract ... 1 Voorwoord ... 2 Inleiding ... 5 Deel I ... 7 1.1 Introductie Onderwerp ... 7 1.2 Vraagstelling ... 8 1.3 Theoretisch Kader ... 10

1.4 Organisatie & Methodologie ... 16

Deel II ... 19

Hoofdstuk 1: De ontbrekende kern ... 19

Het verhaal van Tom ... 19

Analyse ... 23

Hoofdstuk 2: Van master student, naar psychiatrisch patiënt ... 26

Het verhaal van Chris ... 26

Analyse ... 31

Hoofdstuk 3: Warmte en aandacht ... 34

Het verhaal van Rosalie ... 34

Analyse ... 38

Hoofdstuk 4: Onbegrepen hormonen ... 40

Het verhaal van José ... 40

Analyse ... 43

Hoofdstuk 5: De zoektocht ... 46

Het verhaal van Jozef ... 46

Analyse ... 50

Hoofdstuk 6: Zij maakt het verschil ... 52

(5)

4

Analyse ... 56

Deel III ... 58

Conclusies ... 58

Overeenkomstige ervaringen ... 59

Maar… Het kan ook anders. ... 60

Resultaten ... 61

Literatuurlijst ... 64

(6)

5

Inleiding

Ze zei op een gegeven moment tegen mij: ‘wat wil jij nou? Je hebt toch een gezond

kind? Je hebt een leuke man? Wat wil jij?’ Alsof het mijn schuld was dat ik ziek was.

Dat vergeet ik dus nooit meer, dat vond ik zo erg. Ik kon daar toen geen woorden aan geven, maar dat is natuurlijk zo stigmatiserend, zie ik nu. Zo van: ‘het is jouw schuld,

kom op! Doe normaal!’ Natuurlijk wil ik dat, maar dat gaat niet… Ik vond het heel erg

toen ze dat zei… ik weet het nog exact. (José, 2020)

José is ambassadeur voor Samen Sterk Zonder Stigma (SSZS), een organisatie die zich inzet voor de destigmatisering van psychische aandoeningen in Nederland. Deze passage is een kenmerkende illustratie van één van de bijzondere interviews die ik heb afgenomen tijdens dit onderzoek. Een onderzoek naar stigma omtrent psychische aandoeningen. Specifiek kijk ik naar de ontwikkeling van (de)stigma-ervaring in de interactie met de geestelijke

gezondheidszorg (GGZ) in Nederland. Ik richt mij op de consequenties van (de)stigma-ervaring en de invloed hiervan op het persoonlijke herstel van de onderzoeksgroep: SSZS-ambassadeurs.

De GGZ oefent veel invloed uit op het herstel van een individu. Behandelingen, diagnoses en zorgprofessionals zijn componenten die hier een belangrijke rol in spelen. Echter, op welke manier bovengenoemde componenten (de)stigma-ervaringen beïnvloeden, wordt vaak genegeerd in andere onderzoeken naar stigma omtrent psychische aandoeningen. Tijdens dit onderzoek verken ik het perspectief van mijn onderzoeksgroep als het gaat om zorgverlening in Nederland, hun ervaringen zijn namelijk onderdeel van een dynamisch en complex proces. Ik zal in deze scriptie pogen dit proces bloot te leggen door een inzicht te bieden in de realiteit van mijn onderzoeksgroep. Ik onderzoek de ervaren consequenties van (de)stigmabeleving en waar de behoefte ligt als het gaat om psychische zorg. Wanneer gaat het goed, en wat kan er beter?

Deze scriptie bestaat uit drie delen. In deel I introduceer ik naast het onderwerp, ook mijn centrale vraagstelling. Het is belangrijk de kernconcepten van deze vraagstelling nader toe te lichten en dit doe ik in een beschrijving van het theoretisch kader. Daarnaast zal ik de

onderzoeksgroep en de organisatie waarmee ik samenwerk nader introduceren. Dit eerste deel van de scriptie wordt afgesloten met een beknopte beschrijving van het onderzoek en de methodologie.

(7)

6 De verhalen van mijn respondenten spelen hier de hoofdrol. Ik heb de subjectieve ervaringen van de respondenten in verhalende vorm opgeschreven, om zo een verkenning van het emic1 perspectief te kunnen geven. Elk hoofdstuk presenteert een casus, en deze wordt vervolgens afgesloten met een theoretische analyse en beknopte samenvatting van de belangrijkste punten.

Het laatste deel van de scriptie omvat de conclusies en resultaten. Dit is een applied antropologisch onderzoek en in de scriptie-bijlage kan een samenvattend onderzoeksrapport met aanbevelingen voor de organisatie gevonden worden.

1 Emic staat voor het perspectief van binnenuit, hoe iemand uit een bepaalde groep het zelf ervaart. Emic

(8)

7

Deel I

1.1 Introductie Onderwerp

Psychische aandoeningen komen overal ter wereld voor en brengen op zichzelf specifieke problematiek met zich mee. De frequentie van psychische aandoeningen in Nederland werd onderzocht in het NEMISIS-II-populatieonderzoek, en hieruit blijkt dat ruim vier op de tien Nederlanders op enig moment in hun leven voldoen aan de criteria van een psychiatrische diagnose (De Graaf et al. 2012:22). Dit onderzoek toont aan dat psychische aandoeningen, ook in Nederland, verre van ongebruikelijk zijn.

Een psychische aandoening wordt weleens ‘een tweesnijdend zwaard’ genoemd: wie er een heeft, moet zich niet alleen teweerstellen tegen de gevolgen van de aandoening zelf, maar ook tegen de afwijzende reacties van mensen om zich heen (Penn & Wykes 2003). Mensen met een psychische aandoening worden daarom niet alleen geconfronteerd met hun eigen kwetsbaarheid, ze krijgen ook te maken met negatieve reacties en opvattingen van anderen (Van Weeghel 2016:1). Deze reacties zijn vaak gebaseerd op negatieve

stereotypering en vooroordelen.

Uit onderzoek blijkt dat er veel negatieve stereotypen circuleren over mensen met een psychische aandoening en volgens dit onderzoek leven de volgende vier vooroordelen het sterkst: mensen met een psychische aandoeningen zijn gevaarlijk; ze zijn onvoorspelbaar en daardoor niet in staat om maatschappelijke rollen naar behoren te vervullen; ze zijn

verantwoordelijk voor hun toestand; en psychische aandoeningen zijn chronisch en hebben

een slechte prognose (Hayward & Bright 1997:44).

Het probleem van vooroordelen, negatieve stereotypering, sociale afwijzing en uitsluiting wordt samengevat met de term stigma: als een ongewenste, beschamende

eigenschap die de status van een individu in de ogen van anderen in de gemeenschap verlaagt (Stuart 2012:455). Dit onderzoek richt zich erop hoe dit stigma wordt ervaren door mensen met een psychische aandoening in Nederland. Ik heb, aan de hand van literatuur, de

historische context onderzocht waarin stigma bestaat, en in het veld gekeken naar hoe mensen met een psychische aandoening dit stigma ervaren en hoe dit wel of niet wordt beïnvloed door de GGZ. Wat zijn hiervan de consequenties voor iemands persoonlijke herstel?

Het meeste onderzoek naar stigma richt zich op wat stigma doet met de groep die wordt gestigmatiseerd, maar op de relatie tussen stigma-ervaring en de geestelijke

gezondheidszorg wordt vaak nauwelijks ingegaan. Echter, uit mijn onderzoek is gebleken dat elk van de respondenten zich op minstens één punt gestigmatiseerd heeft gevoeld door

(9)

8 individuele zorgverleners, een specifieke behandeling of het grotere systeem waarvan de GGZ deel uitmaakt. De weinige onderzoekers die zich wel richten op deze problematiek,

bevestigen dit.

Bijvoorbeeld Beate Schulze (2007), in haar onderzoek geeft zij een overzicht van relevante studies naar stigma-ervaring met betrekking tot professionals. De resultaten duiden dat stigma gerelateerd aan geestelijke gezondheidszorg goed was voor een kwart van alle gemelde stigma-ervaringen (ibid.:138). Vooral het gebrek aan persoonlijke interesse in de cliënten en de geschiedenis van hun mentale gezondheidsproblemen leidde tot ervaringen van stigmatisering.

Het is belangrijk dat er onderzoek gedaan wordt naar de relatie tussen stigmabeleving en de GGZ, omdat stigmatisering de effectiviteit van de behandeling van psychische

aandoeningen vermindert. Dit gebeurt mede door het beeld van mensen met psychische aandoeningen als incapabel te beschouwen om beslissingen te nemen over hun eigen leven. Dit beeld zorgt, onder andere, voor het negeren van de wensen van een patiënt tijdens de behandeling en heeft grote consequenties voor zowel het klinische, als maatschappelijke herstel van het individu (Corrigan 1998:211). Dit resulteert in beduidende financiële en economische gevolgen. Het gaat hier om zowel behandelingskosten voor het individu, als verminderde productiviteit op de arbeidsmarkt.

De maatschappelijke relevantie van dit onderzoek is dan ook erg groot, stigma moet op de kaart worden gezet. Ik hoop met dit onderzoek te kunnen bijdragen aan de

destigmatisering van psychische aandoeningen doormiddel van het bieden van inzicht in de belevingswereld van mensen met ervaring. Destigmatisering betekent letterlijk het tegengaan van, en het handelen zonder stigma. Dit concept wordt in de wetenschappelijke literatuur (nog) weinig gebruikt. Echter, ik zal gebruik maken van het concept destigma om aan te tonen wanneer mijn onderzoeksgroep ervaart te worden behandeld op basis van gelijkwaardigheden, in de context van het individu.

1.2 Vraagstelling

Deze scriptie gaat over een etnografisch onderzoek. Het is een dynamisch proces geweest, en de dynamiek heeft veel invloed gehad op de centrale vraagstelling. De oorspronkelijke onderzoeksvraag stelde de constructie van stigma centraal, namelijk: hoe construeren SSZS-ambassadeurs stigma, en hoe wordt deze constructie beïnvloed door de GGZ. Echter,

naarmate het onderzoek vorderde, verschoof de focus van het onderwerp. Ik merkte dat enkel de constructie van stigma de boodschap van de verhalen niet overbracht. Het leek mij

(10)

9 interessanter om de ervaring met de GGZ en de invloed daarvan op herstel uit te lichten. Maar, ook deze insteek omvatte opnieuw niet het centrale argument dat ik wilde maken. Wat ik uiteindelijk wil aantonen met dit onderzoek gaat over hoe de ervaringen van de onderzoeksgroep deel uitmaken van unieke processen. De ambassadeurs voelen zich enerzijds gestigmatiseerd: ze voelen zich namelijk niet gezien of gewaardeerd als individu. Anderzijds is er ook sprake van positieve, destigma-ervaringen. Naarmate het proces vordert monden de ervaringen uit in een verbetering van hun toestand. Psychische aandoeningen zijn complex, en een in acht neming van deze complexiteit is essentieel als het gaat om zowel wetenschappelijk onderzoek, als functionele zorgverlening.

Ik zal tijdens dit onderzoek geen oordeel vellen over de werkwijze en de attitude van zorgprofessionals. Ook kan ik geen conclusies trekken over of een behandeling stigmatiserend is (geweest). Echter, ik kan omschrijven wat door mijn onderzoeksgroep als

(de)stigmatiserend wordt ervaren. De uiteindelijke centrale vraagstelling luidt als volgt:

Hoe ontwikkelt de ervaring van (de)stigma zich in interactie met de GGZ?

De ervaringen van de ambassadeurs vormen de leidraad van dit onderzoek. De persoonlijke interpretatie van (de)stigma is gebaseerd op hun levensverhaal en dit geldt ook voor de betekenis van het concept herstel en de invulling van de verdere levensloop. Naast een verkenning van wat herstel voor hen is, en hoe dit wordt beïnvloed door de GGZ poog ik aan te tonen wat als (de)stigmatiserend wordt ervaren en hoe dit deel uitmaakt van een uniek proces. De overeenkomstige ervaringen zal ik uiteindelijk gebruiken om een algemene uitspraak te doen over (de)stigma in de GGZ.

Voordat ik mijn empirische bevindingen presenteer en een antwoord geef op bovenstaande onderzoeksvraag, wil ik ten eerste mijn theoretisch kader uiteenzetten. Ik zal illustreren dat naast theorieën over stigma, ook de context waarin stigma bestaat relevant is. Ik ga in op zowel de historische context van de psychiatrie in Nederland, als het huidige systeem waarmee de GZZ werkt. Het DSM classificatiesysteem is daar een belangrijk onderdeel van. Vervolgens zal ik de organisatie waarmee ik heb samengewerkt nader introduceren en ingaan op de methodologie. Ook introduceer ik de onderzoeksgroep en geef ik een korte

omschrijving van het verloop van het onderzoek. Dit alles werkt toe naar de hoofdstukken waarin de verhalen van mijn respondenten leidend zullen zijn.

(11)

10

1.3 Theoretisch Kader

Historische Context

Durkheims structuralistische theorie van sociale orde en deviance beschrijft hoe samenlevingen individuele mensen als afwijkend categoriseren en daarom inferieur

behandelen als een vorm van sociale controle of normhandhaving (Thorlindsson 2004:272). Deze theorie, die nog steeds door veel sociale wetenschappers wordt gebruikt, stelt dat de afwijking van het normale gedrag dat aan iemand wordt toegeschreven, moet worden gezien als het product van de samenleving en de toepasselijke normen bepalen of iemand al dan niet als minderwaardig wordt beschouwd (ibid.:272).

Op basis van deze normen worden mensen ingedeeld in sociale groepen met hun specifieke kenmerken en de waarden die de samenleving daaraan verbindt. Zoals

Thorlindsson (2004) bevestigt, beschouwt Durkheim deze normen en waarden als sociale feiten die de samenleving structuur en stabiliteit geven. Deze sociale feiten beïnvloeden de onderlinge relaties tussen mensen. Stigmatiserende interacties tussen mensen zijn in deze visie derhalve alleen te begrijpen als ik ze interpreteer vanuit de vastgestelde normen en waarden van een samenleving, in dit geval de Nederlandse samenleving. Het is echter belangrijk om de dynamische kenmerken van sociale normen en waarden, en dus ook van stigma, te erkennen.

Om het stigma omtrent psychische aandoeningen goed te begrijpen, wil ik de historische context in overweging nemen. De ontwikkeling van de psychiatrie is daar een belangrijk onderdeel van. Tijdens de late middeleeuwen en de vroegmoderne tijd bevonden mensen met ernstige psychische aandoeningen zich steeds meer in disciplinaire omgevingen voor de armen (Van Weeghel 2016:184). Zij konden niet in hun onderhoud voorzien en waren afhankelijk van bedelen. Lange tijd zijn mensen met een psychische aandoening opgegroeid op plaatsen samen met lichamelijk en geestelijk gehandicapten, armen en criminelen en dit heeft geleid tot het beeld van één groep mensen die de schuld kregen van hun armoede en geen nuttige bijdrage konden leveren aan de samenleving (ibid.:184).

Tot 1930 waren er voor patiënten met een psychische aandoening nauwelijks

therapeutische mogelijkheden. De oorzaken waren onbekend, psychische stoornissen kwamen overeen met andere onbekende stoornissen en vaak verbleven mensen, eenmaal opgenomen, de rest van hun leven in instellingen (Fabrega 1991: 98).

Een gevolg van het isolement waarin de psychiatrie traditioneel opereert, is dat de samenleving relatief weinig geld in deze sector heeft geïnvesteerd (Van Weeghel:185). Uit de

(12)

11 literatuur blijkt dat er pas sinds de laatste twee decennia actief in de samenleving is gewerkt om het uitvallen van mensen met een psychische aandoening te voorkomen, met name door de GGZ en poliklinische thuiszorg. Deze ontwikkeling kwam vooral tot stand onder druk van cliënten en familieorganisaties. Het sociale isolement van de ontwikkeling van de psychiatrie is echter een factor die de stereotype beeldvorming in verband met het stigma van psychische aandoeningen heeft versterkt (ibid.:185). Het gebrek aan kennis en het beeld van mensen met een psychische aandoening als afwijkend van de norm hebben bijgedragen aan de heersende negatieve vooroordelen in de maatschappij.

Psychische aandoeningen & de DSM

Tegenwoordig worden psychische aandoeningen als medische ziektes geclassificeerd, echter dit is niet altijd zo geweest. Het medicaliseringsproces heeft hier grote invloed op gehad. Medicalisering is het proces waarbij menselijke aandoeningen en problemen worden gedefinieerd en behandeld als medische aandoeningen, en dus het onderwerp worden van medisch onderzoek, diagnose, preventie of behandeling (Conrad 1992:210). Dit proces wordt beïnvloed door wetenschappelijk nieuw bewijs over aandoeningen, de ontwikkeling van nieuwe medicijnen of behandelingen, maar ook door sociale attitudes of economische overwegingen (ibid.:213). Conrad (1992) stelt dat medicalisering implicaties heeft voor sociale controle, macht, kennis, autoriteit en persoonlijke vrijheid, en benadrukt de menselijke bijdrage van het construeren van ziektes, en de brede context waarop het effect heeft

(ibid.:218).

Deze constructies zijn relevant omdat ze ook definiëren wat psychische aandoeningen zijn, hoe ze worden ervaren in de samenleving en in de medische professie. De definities zijn opgeschreven in de Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders (DSM), die de standaardclassificaties van psychische aandoeningen bevatten. Deze door de American

Psychiatric Association (APA) gepubliceerde handleiding wordt eveneens door professionals

in Nederland gebruikt om diagnoses te stellen2. Omdat ik tijdens dit onderzoek gesproken heb met mensen met een psychische diagnose, is het belangrijk de DSM mee te nemen in mijn theoretisch onderzoek.

De DSM is in 1952 opgesteld om een einde te maken aan de grote internationale spraakverwarring in de psychiatrische literatuur. Termen als ‘psychose’ of ‘depressie’ werden door verschillende auteurs anders ingevuld, en werden tevens beïnvloed door de diverse culturele overwegingen. De DSM bood eenheid in diagnosen. Er was een behoefte om alle

(13)

12 symptomen duidelijk te omschrijven, zo precies mogelijk te definiëren welke symptomen voorkomen bij een specifiek ziektebeeld, en hoeveel symptomen er aanwezig dienen te zijn voordat er gesproken kan worden van een bepaalde aandoening3. Echter, op de vastgestelde duidelijkheid die de DSM verschaft, is naast lof, ook veel kritiek.

Psychiater Jim van Os stelt in zijn boek ‘De DSM-5 voorbij’ (2018) dat de DSM, eerder dan een functioneel diagnostisch systeem voor de GGZ, misschien beter beschouwd kan worden als een cultureel fenomeen op zijn laatste been (ibid.:11). Volgens Van Os is ‘er

sprake van een kentering nu blijkt dat de nieuwste versie van de DSM zijn relevantie heeft verloren in het huidige cultureel-maatschappelijke bestel’ (ibid.:11). Het wordt nu duidelijk

dat het labelen van psychische klachten zijn beste tijd heeft gehad. Hij schrijft in zijn boek over de problematiek omtrent de DSM, maar ook over wat volgens hem belangrijk zou moeten zijn als het gaat om psychische zorg.

Ook psycholoog Peter Kinderman (2012) betoogt dat het ‘labelings-systeem’ in de psychiatrie uit de hand is gelopen, en heeft geleid tot een verwrongen visie op alledaags voorbijgaand psychisch lijden, gekarakteriseerd door een ongefundeerde nadruk op biologisch determinisme4 (ibid.:89). Van Os (2018) draagt hem aan in zijn studie, en Kinderman stelt hier dat: “clinici door de cultuur van labelen de kunst zijn verleerd om in enkele krachtige

volzinnen een state-of-the-art samenvatting te geven van waar de patiënt last van heeft, hoe dit zo is gekomen, en wat er aan gedaan moet worden” (Van Os 2018:11).

Kinderman bepleit een terugkeer naar een psychiatrie waarin hulpverleners kijken naar de mensen en hun problemen in de sociale context van hun bestaan, vanuit de visie dat

psychische problemen voorkomen als onderdeel van algemene menselijke variatie. Het gebruik van DSM-taal, gekenmerkt door honderden disorder-labels, zou moeten worden afgeschaft volgens de auteur, om te voorkomen dat mensen worden gereduceerd tot

stereotypen (Kinderman 2012:90). De crux van het probleem van de DSM diagnostiek zou te maken hebben met het feit dat de identiteit van mensen wordt gevoed door hun ervaringen, maar de psychiatrische diagnostiek het probeert te reduceren tot een label, en een abstract en onbewezen breinprobleem, aldus Van Os (Van Os 2018:24).

Zowel Van Os als Kinderman onderbouwen in hun pleidooi hoe psychiatrische zorg verbeterd kan worden, wat er ontbreekt en waarom de DSM onvoldoende functioneel is in het huidige systeem. Het is niet de eerste keer dat wetenschappers kritiek hebben op de gang van

3 Bron: https://www.psychologievandaag.com/in-therapie/wat-is-de-dsm/

4 Het biologisch determinisme is het idee dat alle vormen van gedrag, geloof en wil bepaald zijn door genetisch

(14)

13 zaken, de antipsychiatrie beweging maakte dit geluid al vele jaren eerder. Leden van deze beweging, zoals de Britse R.D. Laing, stelden de kerngedachten van de psychiatrie ter discussie. Zij bekritiseerden het feit dat een geestesziekte primair als een biologisch

verschijnsel beschouwd werd, zonder enige maatschappelijke of culturele betekenis (Crossley 1998:877). Bovendien onderzochten en bekritiseerden zij de sociale controlefunctie die het innam in de maatschappij (ibid.:878).

Naast kritiek op diagnoses, was er kritiek op de kwalitatieve scheidingslijn tussen ‘ziek’ en ‘gezond’ die de psychiatrie suggereerde. Volgens Laing (1965) was de psychiatrie gebaseerd op een onjuiste theorie, namelijk dat de ziekte werd gediagnosticeerd op grond van gedrag en toch biologisch behandeld werd. Ook Nederlands psychiater Jan Foudraine kon zich vinden in dit argument, en schreef in 1971 het boek ‘Wie is van Hout?’. Hij benadrukt het belang van diepgaand menselijk contact tijdens een behandeling, juist wanneer het gaat om een professionele relatie tussen een hulpverlener en diens patiënt. Nu, zo’n 50 jaar later, wordt de huidige psychiatrie en met name de DSM weer, of nog steeds, ter discussie gesteld. De argumenten van bovenstaande auteurs en met name het recente werk van Van Os (2018) en Kinderman (2012) zal ik gebruiken om mijn casussen te analyseren.

Dat diagnoses geen hogere waarheid vertellen, wordt ook duidelijk tijdens een recent onderzoek van zorginstelling GGnet. De kop van het krantenartikel luidt: ‘Een psychiatrische

instelling onderzocht patiënten opnieuw, en de helft van de diagnoses bleek niet te kloppen5’.

In de studie, die binnenkort gepubliceerd wordt in het blad European Psychiatry, wordt het onderzoek beschreven waar de Gelderse instelling in de afgelopen jaren de diagnoses van chronische patiënten tweemaal getest heeft. Beide keren bleken veel labels niet te kloppen. Ook andere krantenkoppen benadrukken de ingewikkelde situatie in de GGZ: ‘Twaalf jaar

lang slikte Kaya 32 pillen per dag tegen borderline, alleen klopte die diagnose niet6’. Uit

beide artikelen blijkt dat de verkeerd gestelde diagnoses beduidend negatieve consequenties hadden voor zowel het individu als de instelling. Er zijn weinig kwalitatieve onderzoeken omtrent dit onderwerp die de ervaring van mensen centraal stelt en dat er veel vraagtekens worden gezet bij het huidige systeem, geeft aan dat deze informatie wel nodig is.

Er is lange tijd geen duidelijkheid geweest over psychische aandoeningen maar tegenwoordig is er steeds meer wetenschappelijk onderzoek naar. Ook krijgt het vanuit

5 Bron:

https://www.trouw.nl/zorg/een-psychiatrische-instelling-onderzocht-patienten-opnieuw-en-de-helft-van-de-diagnoses-bleek-niet-te-kloppen~bd7aa7e4/

6 Bron:

(15)

14 maatschappelijk oogpunt meer aandacht. Psychische aandoeningen worden als medische ziektes geconstrueerd en de symptomen en bijbehorende behandelingen worden opgeschreven in de DSM. Het diagnostisch systeem van de DSM maakt dat het makkelijker wordt om symptomen in specifieke ordeningen in te delen, maar er zijn ook nadelen. Doormiddel van het stellen van diagnoses worden symptomen steeds meer gegeneraliseerd, dit terwijl juist de persoonlijke context van een individu van belang is. De samenhang tussen het labellen van psychische aandoeningen en stigma wordt in het volgende stuk nader toegelicht.

Stigma beleving & consequenties

De term stigma is beroemd gemaakt door de Canadese socioloog Erving Goffman (1963) in zijn boek ‘Stigma: Notes on the Management of Spoilt Identity’ en Goffman definieert stigma als: ‘an attribute that is deeply discrediting, and that reduces the bearer from a whole and

usual person to a tainted, discounted one’ (ibid.:3). Gestigmatiseerde individuen bezitten een

eigenschap, of worden verondersteld een eigenschap te bezitten, die een sociale identiteit overbrengt die als minderwaardig wordt ervaren in een bepaalde sociale context (Crocker 1999:90). Hoe dit zich manifesteert, is onderzocht door de sociologen Link en Phelan (2001). Ik gebruik hun inzichten omdat ze het concept stigma verder hebben ontwikkeld op basis van Goffmans theorie, en stigma benaderen vanuit verschillende, toepasbare perspectieven. Volgens hen is er sprake van stigma wanneer er vier gerelateerde factoren bij betrokken zijn. Ten eerste moet een persoon kenmerken hebben die als abnormaal worden geïdentificeerd. Het betreft vooral afwijkingen die maatschappelijk relevant zijn, zoals in dit geval: psychische aandoeningen. Ten tweede moeten er brede opvattingen zijn die deze afwijkingen als negatief en ongewenst bestempelen. Bij mensen met een psychische aandoening zijn het vooral ongunstige kenmerken zoals agressie, onvoorspelbaarheid, afhankelijkheid en gebrek aan capaciteiten die het beeld bepalen (ibid.:369).

Ten derde wordt er onderscheid gemaakt tussen de categorieën ‘zij’ en ‘wij’ om het verschil verder te benadrukken. De identiteit van de gecategoriseerde groep, in dit geval de mensen met een psychische aandoening, wordt dus grotendeels bepaald door het label waar ze op blijven steken. Link en Phelan stellen dat het gebruik van taal hier subtiel aan bijdraagt: mensen spreken van ‘schizofreen’ of ‘manisch-depressief’ zijn, in plaats van deze ziektes te

hebben. Dit derde onderdeel van het stigma verbergt een belangrijk dilemma binnen de

psychiatrie: bij de diagnose - als onderdeel van het verlenen van hulp - worden mensen gecategoriseerd als ‘drager van een psychische aandoening’. Een ongewenst label waar mensen misschien niet vanaf komen (ibid.:370).

(16)

15 Tenslotte ervaart de gelabelde groep de negatieve gevolgen in termen van

discriminatie en statusverlies. Volgens Link en Phelan (2001) ontbreekt dit onderdeel vaak in de beschrijving van stigma, terwijl er volgens hen alleen sprake kan zijn van stigma als de betreffende groep op deze manier de negatieve gevolgen ervaart (ibid.:371). Stigma is dus nauw verweven met generalisatie. De eigenschappen die als ongewenst worden bestempeld, krijgen een centrale plek in de identiteit van de gestigmatiseerde groep. Dit maakt dat

gestigmatiseerde individuen enkel worden gezien als hun ongewenste eigenschap, in dit geval een psychische aandoening, en dat de negatieve stereotypen en vooroordelen worden

geprojecteerd op de groep als geheel. De individualiteit van de mens gaat hierdoor verloren. Als ik de eerder genoemde conceptualiseringen van stigma gebruik en als ik wil kijken naar hoe mijn onderzoekspopulatie stigma ervaart, is het belangrijk om de verschillende soorten stigma te identificeren die het meest relevant zijn voor deze studie, namelijk publiek en zelf-stigma. Op basis van de hierboven genoemde literatuur kan worden gesteld dat het publieke stigma tot uiting komt in de algemeen overeengekomen negatieve stereotypen die binnen een samenleving heersen. Zelfstigma kan worden gezien als een soort gevolg. Corrigan (2009), die veel heeft bijgedragen aan de studie van stigma omtrent

psychische aandoeningen, stelt dat zelfstigma optreedt wanneer mensen met een psychische aandoening het psychiatrische label beginnen te zien als een belangrijk onderdeel van hun identiteit (ibid.:75). Mensen kunnen gaan geloven dat de heersende negatieve beelden een kern van waarheid hebben, dat ze op zichzelf van toepassing zijn en dat ze daarom een negatieve benadering krijgen (ibid.:76). (Zelf-)stigma heeft een negatieve invloed op het herstel van het individu (Drake 2014:238) en omdat herstel het primaire doel is van

behandeling, moet stigma als belemmering voor herstel specifieke aandacht krijgen binnen de GGZ.

Iemand die daar onderzoek naar heeft gedaan is Beate Schulze (2009). Zij geeft een overzicht van relevante studies naar stigma-ervaring met betrekking tot professionals in de GGZ. De resultaten tonen aan dat stigma gerelateerd aan geestelijke gezondheidszorg goed was voor een kwart van alle gemelde stigma-ervaringen (ibid.:138). Vooral het gebrek aan interesse in hun persoon en de geschiedenis van hun mentale gezondheidsprobleem leidde tot ervaringen van stigmatisering.

Nauw verwant aan de hierboven genoemde literatuur is het bredere concept van wat de ‘labelling-theorie’ wordt genoemd. Deze theorie beschrijft hoe de zelfidentiteit en het gedrag van individuen kunnen worden bepaald of beïnvloed door de termen die worden gebruikt om ze te beschrijven of te classificeren (Link 1989:414). Deze theorie wordt geassocieerd met de

(17)

16 concepten van self-fulfilling prophecy en stereotypering en zal daarom waardevol zijn voor dit onderzoek. De labeltheorie stelt dat afwijking niet inherent is aan een handeling, maar zich in plaats daarvan richt op de neiging van meerderheden om minderheden, of diegenen die worden gezien als afwijkend van de standaard culturele normen, als negatief te labelen

(ibid.:415). Het stigma omtrent psychische aandoeningen wordt sterk beïnvloed door het label van geestesziek zijn.

Uit bovenstaande literatuur kan geconcludeerd worden dat het stigma omtrent psychische aandoeningen wordt veroorzaakt door de algemene negatieve stereotypen en vooroordelen die heersen in de maatschappij. Gestigmatiseerde individuen worden op basis van één gegeneraliseerd kenmerk behandeld en veroordeeld. Zoals eerder genoemd, is een belangrijk concept in dit onderzoek het tegenovergestelde, namelijk destigma: letterlijk het tegengaan van, en het handelen zonder stigma. Dit concept wordt in de wetenschappelijke literatuur (nog) weinig gebruikt. Echter, ik zal gebruik maken van het concept destigma om aan te tonen wanneer mijn onderzoeksgroep ervaart te worden behandeld op basis van

gelijkwaardigheden, in de context van het individu: het tegenovergestelde van wat het stigma pretendeert te doen.

De zojuist omschreven theorieën verschaffen ten eerste een belangrijke verdieping in de context van stigma omtrent psychische aandoeningen. De geschiedenis van de psychiatrie in Nederland, en de ontwikkeling en het gebruik van de DSM zijn belangrijk om niet alleen het systeem van de GGZ te kunnen begrijpen, maar ook de ervaringen van mijn onderzoeksgroep. De theorie over stigma biedt een kader om mijn empirische bevindingen in te

plaatsten. Het geeft tevens belangrijke informatie over de algemene wetenschappelijke interpretatie van het concept. Dit theoretische kader bestaat uit de bouwblokken, en deze zullen belangrijk zijn tijdens de analyse van het etnografisch materiaal. Waaruit dat materiaal bestaat, hoe ik het heb verkregen en wie mijn respondenten precies zijn zal ik nader toelichten in de volgende, en tevens laatste sectie van dit eerste deel van de scriptie.

1.4 Organisatie & Methodologie

Dit onderzoek is zoals eerder genoemd, naast wetenschappelijke literatuur, vooral gebaseerd op levensverhalen. In deze verhalen staan de persoonlijke ervaringen van mijn respondenten in interactie met de GGZ centraal. De focus op dit specifieke vraagstuk komt voort uit mijn samenwerking met Samen Sterk zonder Stigma (SSZS). SSZS is een organisatie die het taboe op psychische aandoeningen in Nederland wil doorbreken, met als doel ‘discriminatie van

(18)

17 maatschappelijke agenda zetten en bespreekbaar maken (Van Weeghel 2016). De organisatie wil destigmatisering stimuleren door projecten uit te voeren op de werkvloer, in de media, op school, in de wijk en in de zorg.

In samenwerking met SSZS heb ik dit kwalitatieve onderzoek uitgevoerd. Door het uitvoeren van etnografisch onderzoek draag ik dan ook bij aan het aanvullen van de bestaande empirische data, die reeds aanwezig zijn over dit onderwerp. Als ik mijn onderzoeksvraag beantwoord gebaseerd op de verkregen data, kan ik de organisatie concrete informatie bieden over (de)stigma beleving en de effecten hiervan op herstel, die zij vervolgens via hun netwerk kunnen doorspelen aan zorgprofessionals en instellingen. De onderzoeksresultaten zullen worden gepresenteerd in een onderzoeksrapport.

In samenwerking met SSZS heb ik de onderzoeksvraag toegespitst op de relatie tussen stigma-ervaring en de GGZ en de organisatie heeft een belangrijke bijdrage geleverd door mij toegang te bieden tot de onderzoeksgroep: de ambassadeurs. Deze zelfbewuste mensen met ervaring zijn de spil van de beweging. Zij hebben een cruciale rol in het

destigmatiseringsproces middels het agenderen, stimuleren en verbinden (Van Weeghel 2016). Deze ambassadeurs werken (vrijwillig) samen met de organisatie, en doen dit door bijvoorbeeld lezingen te geven of mee te werken aan workshops voor professionals.

Zoals hierboven genoemd, zijn de ambassadeurs mensen met ervaring. Allen hebben zij te maken (gehad) met psychische aandoeningen, de GGZ en diagnostiek gebaseerd op de DSM. De persoonlijke omstandigheden van de ambassadeurs zijn als vanzelfsprekend erg uiteenlopend. Een vergelijking maken tussen verschillende kwetsbaarheden of diagnoses zal ik dan ook niet doen. De conclusies worden gebaseerd op de geleefde ervaring, en ik zal enkel de overeenkomstige aspecten gebruiken om een uitspraak te doen over de invloed van de GGZ op hun interpretatie van (de)stigma-ervaring en het uiteindelijke persoonlijke herstel.

Methoden

Dit onderzoek is gebaseerd op kwalitatieve, etnografische onderzoeksmethoden. Ik heb

gebruik gemaakt van zowel observatiemethoden als verschillende soorten interviewmethoden. De verhalen van de ambassadeurs bieden mij een inzicht in (de)stigma-ervaring, hoe

(de)stigma wordt geïnterpreteerd en wat de relatie is tussen deze ervaring en de GGZ. Ik heb ervoor gekozen om met hen interviews te houden in de vorm van ‘levensverhaalgesprekken’ en ik heb hiervoor een ongestructureerde interviewvorm gebruikt die de nadruk legt op de levensloop van mijn respondent. Zoals Corbin en Morse (2003) in hun artikel over deze methode beschrijven, is het doel een ontspannen en vertrouwelijke sfeer te creëren om op

(19)

18 deze manier zoveel mogelijk informatie te verzamelen (ibid.:338). Ik heb gebruik gemaakt van een open vraagstelling, zodat ik dieper in het onderwerp kon duiken en nieuwe wegen van onderzoek kon verkennen zoals deze worden gegenereerd door de antwoorden van de

geïnterviewden (Corbin & Morse 2003:340).

Tijdens dit onderzoek heb ik meerdere keren met mijn respondenten gesproken om zo tot een beter begrip te komen van hun levensverhalen. De tijd tussen interviews bood zowel mij als onderzoeker, als de geïnterviewde de gelegenheid om na te denken. De aspecten die in een interview werden besproken, konden in een volgend gesprek worden verduidelijkt en uitgediept (Earthy 2008:431). Naast deze belangrijke voordelen ben ik van mening dat het houden van meerdere interviews een positieve bijdrage levert aan de ontwikkeling van

vertrouwen en rapport tussen mij en mijn respondenten. Dit is ook de reden waarom ik ervoor heb gekozen mijn onderzoekspopulatie klein te houden.

In de loop van tien weken heb ik in totaal zes ambassadeurs gesproken. Gemiddeld sprak ik elk individu twee á drie keer. Deze gesprekken verschilden van elkaar in zowel de vorm, als de inhoud. Naast het afnemen van interviews, heb ik vooral gesprekken gevoerd met de ambassadeurs over hun persoonlijke geschiedenis, en hun dagelijks leven. Ook heb ik een aantal keer geobserveerd tijdens dagelijkse activiteiten.

De in totaal zes ambassadeurs zijn verspreid over het hele land. Ik ben op plekken geweest waarvan ik niet eens wist dat ze bestonden. Ik heb met bussen, treinen, trams en metro’s gereisd en heb uren door ramen getuurd met een zenuwachtig gevoel op de heenweg, en een tevreden maar ook soms emotioneel gevoel op de terugweg. Ik was onder de indruk van wat mij verteld werd. Ik werd geraakt door de openheid, maar ook door de kwetsbaarheid van de mens. Er werd gelachen, maar soms ook gehuild tijdens de gesprekken. Ik voelde empathie en frustratie, maar ook bewondering. Achteraf voel ik me vooral dankbaar, in een bevoorrechtte positie dat ik dit onderzoek mocht doen. De ambassadeurs hebben mij toestemming gegeven hun verhalen te gebruiken voor dit onderzoek. Ik heb de gesprekken met toestemming opgenomen, en zij zijn op de hoogte van wat er precies met de informatie gedaan wordt. Om de privacy te beschermen zijn alle namen in dit onderzoek aangepast. De bijzondere verhalen worden gepresenteerd in het volgende, tweede, deel van deze scriptie. Elk verhaal is gebaseerd op meerdere gesprekken en bestaat zowel uit beschrijvingen als quotes. Na de presentatie van elke casus zal ik verder ingaan op de analyse.

(20)

19

Deel II

Hoofdstuk 1: De ontbrekende kern

Het verhaal van Tom

Tom en ik spreken elkaar voor de tweede keer. Hij woont ver weg, maar omdat hij in de buurt van mijn woonplaats was voor werk, nodigde ik hem uit bij mij thuis. Spannend, maar dat ik mijzelf open stel, hoort bij dit onderzoek. Ik zorg voor koffie, en op de afgesproken tijd wordt er aangebeld. Tom komt binnen met zijn contrabas. Hij is fervent muzikant en speelt naast zijn werk als architect in een klassiek orkest. Hij heeft de contrabas die middag aangeschaft en is zichtbaar erg gelukkig met zijn aankoop.

Voorliefde voor muziek hebben we allebei. Tijdens onze eerste ontmoeting hebben we daar dan ook veel over gepraat. Ook ter sprake kwam zijn persoonlijke achtergrond. Hij is nu ongeveer een jaar ambassadeur bij SSZS. Er wordt mij al snel duidelijk dat Tom zich in wil zetten voor de destigmatisering van psychische aandoeningen omdat hij een voorbeeld wil zijn voor anderen, iets wat hij altijd heeft gemist. We beginnen het interview.

Tom is in zijn pubertijd al eens in aanraking gekomen met de GGZ. Zijn thuissituatie was niet ideaal, zijn ouders leden onder een depressie en ook verslaving speelde een rol. Met Tom ging het niet goed, hij zat niet lekker in zijn vel en als puber kreeg hij therapie. Iets wat naar eigen zeggen niet heel veel zin had, hij stond er toentertijd niet voor open. De instabiele thuissituatie en het feit dat hij een puberende tiener was zorgde er op dat moment voor dat hij geen hulp kon, en wilde accepteren. Hij kon de boel naar eigen zeggen makkelijk manipuleren. In zijn latere leven, na een turbulente periode, zocht hij wel hulp. Dit ging niet zonder slag of stoot, en de ervaring waarover hij vertelt is geen fijne. Een aantal sessies met een psychologe resulteerde in een, voor hem, onjuiste diagnose. Hij herkende zich niet in hoe hij werd neergezet, en vanaf dat moment voelde hij zich niet serieus genomen. Ik vraag hem mij te vertellen over deze ervaring.

Ja ik denk in totaal… dat ik een behandeling of 10-12 heb gehad. Er zijn ook geen echte testen afgenomen, het zijn alleen gesprekken geweest. Wel een IQ-test, maar voor de rest eigenlijk niks. Ze heeft me toen die diagnose ook zelf helemaal niet verteld. Dat las ik achteraf in een rapport.

Tom wordt gediagnosticeerd met een narcistische persoonlijkheidsstoornis. Waar normaal gesproken een behandeling begint na het stellen van een diagnose, lijkt het voor hem te zijn

(21)

20 afgelopen. Zijn psychologe suggereert geen verdere hulpverlening en Tom begint zelf

onderzoek te doen.

Ik voelde me verongelijkt, denk ik. Plus het gevoel van, Ja, maar… ik wil dit labeltje niet de rest van mijn leven hebben, omdat het niet klopt! Ik herken mij niet in dit beeld. En, eh… dat was het beeld wat ik op dat moment had, en omdat te gaan verifiëren ben ik een heleboel gaan lezen daarover.

Tom had geen afspraken meer staan bij deze psychologe, en na het opzoeken van talloze informatie schrijft hij haar een brief. Hij uit zijn ongenoegen per mail en probeert zijn standpunt te onderbouwen. Hij herkent zich niet in dit ziektebeeld en wil daar graag over in gesprek gaan. Op zijn mail wordt niet gereageerd. Hij voelt zich niet serieus genomen. Ik vraag hem of hij het los heeft kunnen laten, iets waarop ik eigenlijk het antwoord al weet:

Eh… nee… Ik heb daar toentertijd op aangedrongen dat mijn opmerkingen ook in mijn dossier opgenomen zouden worden. Want er werd mij al heel snel duidelijk dat door het uitblijven van een reactie, er zoiets was van, ja, daar gaan we niet over in discussie, dat staat nou eenmaal vast. Dus ik heb dat wel in mijn dossier laten opnemen, en toen ik jaren later opnieuw bij de GGZ kwam, toen stond dat er ook inderdaad in. Maar wel nog steeds met die verkeerde diagnose… Dat staat daar nu nog gewoon in, en dat irriteert mij mateloos. Want ik heb zoiets van dat is niet de juiste diagnose.

Na het korte traject en de onprettige ervaring met deze psycholoog heeft Tom een tijd geen contact met de hulpverlening. Het gaat een aantal jaren goed, maar na een scheiding en de gedwongen verkoop van zijn huis ging het steeds slechter. Ik vraag hem wanneer hij door had dat hij er niet alleen uit zou komen, en hij vertelt mij dat het heel laat pas kwam. Tom kampte met suïcidale gedachtes en naarmate deze erger werden, heeft hij de knoop toch doorgehakt. Ik vraag hem naar of zijn eerdere ervaringen met de hulpverlening deze laat genomen beslissing hebben beïnvloed:

Eh… lastig te zeggen, ik denk dat daar twee kanten aanzitten. Misschien had ik zonder die negatieve ervaringen wel eerder hulp gezocht. Maar aan de andere kant, hulp zoeken is niet iets wat in mijn systeem zit. Ik ben een beetje opgegroeid met het idee van zelf kunnen, zelf alles oplossen. Maar toch kwam ik in aanraking met iemand die mij wel serieus nam.

(22)

21 Ik vraag hem naar wat het verschil maakte tussen de twee ervaringen:

Mij serieus nemen, absoluut. Ik heb het je al eerder verteld, maar die eerste

behandeling met die foute diagnose, ja dat was een meisje van 23 jaar. Waarschijnlijk net klaar met haar studie, en ja… volgens mij had ze gewoon gebrek aan ervaring, zowel levenservaring als professionele ervaring. Niet serieus genomen worden… dat vond ik nog wel het ergste van alles. A) Ik wilde dat labeltje niet omdat het gewoon niet bij me paste, maar B) ik werd gewoon niet gehoord. Ik voelde mij eigenlijk daarna, na die behandeling vele malen slechter dan daarvoor. De ervaring van mij als kind met de GGZ, gezinstherapie, die was al niet erg goed. Plus dat ik ook nog vond dat mijn ouders niet goed ondersteund werden, ja en dan deze ervaring… ik had het helemaal gehad met de GGZ.

Na jaren doorkabbelen beland Tom in een depressie. Pas als hij echt geen kant meer op kan besluit hij opnieuw aan de bel te trekken. Dit keer komt er iemand op zijn pad die hem wel helpt. Ik vraag hem naar wat voor soort behandelaar dit was:

Qua persoon bedoel je? Het was een vrouw van mijn leeftijd, net iets na de 50 schat ik. Maar ook iemand met brede ervaring, en iemand die gewoon heel goed kon luisteren. Iemand die mij een aantal keer keihard terecht gewezen heeft. Met de neus op de feiten heeft gedrukt. Er zijn daar ook nog uitgebreide testen gedaan, die waren onderdeel van de behandeling. Het was een gespecialiseerd traject. Er kwamen toen hele andere resultaten naar boven. Dus een depressie, en een post traumatische stressstoornis. En op basis daarvan is toen een behandelplan opgesteld.

Tom knapt op door de gesprekken met haar aan te gaan. Hij vertelt over zijn behandeling: Enerzijds de gesprekken, ze heeft me daar enorm bij geholpen. Maar ze had ook vanaf het begin aangedrongen op groepstherapie. En in het begin had ik zoiets van nee, dat wil ik absoluut niet, sorry maar ik heb het al druk genoeg met mijn eigen hoofd en eigen gedachten, ik wil niet ook nog eens de sores van andere mensen erbij horen. Zij zei: ‘Ja, dat zijn uitvluchten, je durft niet’. Ze zei het niet letterlijk, maar daar kwam het op neer. Zij triggerde mij daar heel erg mee, en uiteindelijk heb ik gezegd ja dit is wel een goed idee, nu ben ik er klaar voor.

De behandeling sleept Tom erdoorheen. Hij wordt door zijn hulpverlener geconfronteerd met zijn eigen gedrag, en dit maakt dat hij zich serieus genomen voelt. Zijn therapeut durft tegen

(23)

22 hem in te gaan en hij wordt getriggerd door haar suggesties en uitspraken. Hij ervaart dit als uitermate positief, een connectie opbouwen met iemand creëert vertrouwen.

We raken aan de praat over psychische aandoeningen en welke plek dit inneemt in zijn leven. Hij is zich na zijn behandeling vooral bewust geworden van taal.

Ik zeg: ik heb een depressie, en niet ik ben depressief of ik ben een depressief persoon. Het zijn twee verschillende dingen, het is onderdeel van wat je meemaakt. Het feit dat ik een depressie heb, betekent niet dat ik elke dag somber ben. En dat beeld hebben mensen toch vaak bij een depressie. Of ik het als ziekte zie? Ja en nee… kijk ten eerste hebben wij gewoon een systeem in Nederland en in de Westerse wereld dat je alleen maar een behandeling kunt krijgen of een ondersteuning kan krijgen op het moment dat je een stoornis hebt. Alles is daarop gericht, je moet een stoornis hebben. Je kunt ook even psychologische hulp of bijstand nodig hebben zonder dat je een stoornis hebt, maar dat kan niet in ons systeem. Je moet een labeltje hebben, een plaatje hebben anders kun je niet geholpen worden. Enerzijds is het een stoornis, maar ik denk dat depressie zo ontzettend veel voorkomt…

Toch was Tom wel blij met zijn diagnose, hij vertelt verder:

Ja fijn is niet het goede woord natuurlijk, maar ik was blij met die diagnose PTSS omdat ik daar zelf nooit aan gedacht zou hebben. Kijk die depressie dat wist ik wel. Voor mij zat daar een oorzaak onder… een moeilijke jeugd… dat heeft mij ook gevormd tot wie ik ben, en daar moet je dan maar mee leven. Die acceptatie had ik gewoon niet. Ik kon niet accepteren dat het alleen die depressie was, daar moest een oorzaak onder liggen. En pas toen ik die diagnose PTSS kreeg werd de relatie tussen de twee mij duidelijk. In die zin was ik heel blij met die diagnose. Het was voor mij echt… nu vallen de puzzelstukjes in elkaar, nu snap ik het pas…

Hij praat verder over wat hij denkt dat er mis is met het huidige systeem. Gebaseerd op zijn ervaringen is hij tot bepaalde inzichten gekomen. Mede door zijn ambassadeurschap is hij zich gaan verdiepen in de werkwijze van de GGZ. Tijdens de gesprekken vertelt hij hier graag over:

Misschien mag ik in dit gedachtegoed toch even het werk van Jim van Os aanhalen, ik weet niet of je die naam kent? Het is een psychiater en hoogleraar en hij reduceert alle behandelingen in de kern tot vier vragen. Met name het beginstuk van de behandeling, wie ben jij, wat is er met je gebeurd, wat wil je eraan veranderen en wat heb je

(24)

23 daarvoor nodig? En, hij lijdt een ontzettend goede boerenverstandaanpak die het begin kan vormen voor elke therapie, en dat er daarna verschillende methodes zijn die het beste bij een bepaalde problematiek of bij een bepaalde persoon passen, ja dat geloof ik wel. Maar ik heb de indruk dat het hele systeem zo moeilijk in elkaar is gaan zitten, dat die kern niet meer geraakt wordt.

Tom stelt dat het einddoel een behandeling moet zijn, en dat het resultaat daarvan kan verschillen.

Voor de ene is dat zo met zichzelf geconfronteerd worden dat ‘ie opeens beseft hoe die in zijn leven staat, voor iemand anders kan dat een stuk zelfacceptatie zijn, of een stuk inzicht. En in mijn geval, was het ook een helpende diagnose. In de zin van, de

puzzelstukjes vielen in elkaar daardoor. Maar het had ook een andere situatie kunnen zijn… in de zin van, er komt wel een bepaalde diagnose uit maar die heeft niet dat effect. Ook dan moet de behandeling daarop aansluiten. Die diagnose is enerzijds erg belangrijk, maar het is de basis geworden voor het hele behandelsysteem en ik denk dat dat niet zo hoeft te zijn.

De ervaringen van Tom met de GGZ staan recht tegenover elkaar. Enerzijds positief, anderzijds negatief. Dit heeft er voor hem toe geleid dat hij zich is gaan verdiepen in het grotere zorgsysteem. Door zijn ervaringen om te zetten in kennis, heeft Tom een duidelijk beeld gecreëerd van wat voor hem belangrijk is, maar ook waar het eventueel beter zou kunnen.

Tijdens zijn laatste behandeling voelde hij zich serieus genomen, en was de relatie met zijn behandelaar gelijkwaardig. De verschillende puzzelstukjes van zijn leven en persoonlijke geschiedenis vielen op z’n plek, verklaard door een specifieke diagnose. Hij onderbouwt zijn argument en zou willen dat deze doelmatige aanpak meer zou worden toegepast. Niet alleen omdat hij denkt dat depressie vele malen vaker voorkomt dan bekend is, maar ook omdat hij denkt dat het daadwerkelijk invloed heeft op hoe je als mens verder door het leven gaat.

Analyse

Het verhaal van Tom bevat een aantal belangrijke aspecten. Ten eerste krijgt hij al snel te maken met het diagnostiseringsproces van de GGZ. Gebaseerd op enkele conversaties met een hulpverlener wordt een conclusie getrokken waarin Tom zich niet herkent. Er is echter geen sprake van overleg, het stroeve contact wordt verbroken en een reactie blijft uit. Dit resulteert in een gevoel van machteloosheid, en zijn klachten worden niet behandeld. De

(25)

24 frustratie van een, voor hem, verkeerd gestelde diagnose resulteert in een verslechtering van zijn situatie.

De functie van deze diagnose lijkt in het verhaal van Tom misplaatst. Niet alleen herkent hij zich niet in deze diagnose, er volgt ook geen behandeling. Jim van Os (2018) stelt dat het in de diagnostiek uiteindelijk gaat om het feit dat een diagnostische formulering nuttig is voor de patiënt. Het is belangrijk dat de patiënt zich in de diagnose herkent, psychische aandoeningen zijn namelijk vanuit het perspectief van het individu onderdeel van diens levensverhaal (ibid.:28). Tom geeft aan dat een deel van de klachten ontwikkelt zijn tijdens zijn jeugd, gedurende de behandeling had hij dan ook behoefte gehad aan verdieping, een breed perspectief. Diagnostiek is enkel waardevol als het informatie verschaft over de zorgbehoeften in het therapeutisch model, iets wat in dit geval niet is gebeurd. De diagnose van een psychische aandoening dient voor het individu herkenbaar te zijn binnen de context van zijn of haar leven (ibid:29).

Daarnaast is het belang van de (uitleg van de) diagnose discutabel, stelt Van Os (2018). De auteur betoogd dat de fase van het kwalitatieve proces waarin een individu zich bevindt veel belangrijker is dan de diagnose (ibid.39). Dat Tom na een aantal behandelingen zijn diagnose op een definitieve manier gepresenteerd kreeg, heeft voor hem geen enkel voordeel gehad. Hij geeft aan zich vele malen slechter te hebben gevoeld na deze behandeling, dan daarvoor. Het perspectief van een therapeutische behandeling als behulpzaam, was in dit geval dan ook niet van toepassing.

De attitude van een professional wordt van groot belang geacht in het begeleiden van het proces van herstel, en externe verwachtingsloosheid kan worden geïnternaliseerd en zo leiden tot negatieve verwachtingsloosheid omtrent de eigen mogelijkheden (ibid.:37). Uit het verhaal van Tom blijkt dat zijn persoonlijke herstel tijdens de behandeling geen prioriteit had. Er is geen sprake van wederzijdse communicatie geweest, en inspraak in de behandeling kreeg hij niet.

Uit verschillende onderzoeken blijkt dat veel stigma-ervaringen gerelateerd zijn aan de gezondheidszorg (Schulze 2007, Corrigan 1998 & 2009). Stigmatisering vermindert de

effectiviteit van een behandeling, en dit heeft mede te maken met het heersende beeld van mensen met een psychische aandoening als incapabel om beslissingen te nemen over hun eigen leven. Corrigan (1998) stelt dat dit beeld onder andere zorgt voor het negeren van de wensen van een individu tijdens een behandeling (ibid:32). Dit feit lijkt te rijmen met het verhaal van Tom en hij interpreteert deze ervaring dan ook als stigmatiserend.

(26)

25 GGZ, maar als het na een aantal jaar opnieuw slecht gaat, zoekt hij toch hulp. Uit zijn verhaal blijkt dat de behandelaar waar Tom terecht komt zijn problematiek op een tegenovergestelde manier behandelt. Er wordt ruimte geboden voor de ontwikkeling van het eigen verhaal en zijn ervaringen krijgen een plaats in de context van zijn eigen levensgeschiedenis. Er worden, gebaseerd op de gesprekken en een aantal testen, nieuwe diagnoses gesteld en in tegenstelling tot eerdere ervaringen, herkent hij zich in de nieuwe diagnostiek. Een functionele diagnose gaat over de vertaling van een medisch probleem naar onderliggende functies die

therapeutisch beïnvloed kunnen worden. De functionele vertaling biedt ruimte voor de precieze formulering van persoonlijke zorgbehoeften (Van Os 2018:33).

Het is belangrijk te benadrukken dat de opnieuw gestelde diagnoses een hulpmiddel zijn voor Tom, in plaats van een leidraad voor de behandeling. Van Os (2018) stelt dat de diagnostiek moet worden gezien als de verbinding tussen het verhaal van een individu, en de formele uitspraak over zorgbehoeftes en behandelindicaties (ibid.:33). Hij bouwt een

vertrouwensband op met zijn behandelaar. Dat ze hem benaderd als gelijke, aandacht heeft voor zijn woorden en in overleg besluit wat de beste behandeling is, maakt dat deze

behandeling een positief effect heeft gehad op Toms herstel en verdere levensloop. De eerder ontbrekende kern werd nu wel geraakt en de ervaring wordt als dermate destigmatiserend geïnterpreteerd. De behandeling leidt tot een dialoog tussen twee gelijkwaardige individuen. Wat Tom frustreert is de afhankelijkheid van het systeem op diagnoses en labels. Psychische diagnoses wekken de intentie dat de moeilijkheden van de mens op dezelfde manier worden begrepen als lichamelijke ziektes (Kinderman 2013:90). Psycholoog

Kinderman pleit ervoor dat men moet erkennen dat tegenspoed en leed normale aspecten zijn van een menselijk leven en dat er geen radicale scheiding zou moeten zijn tussen een

moeilijke, maar normale, mentale staat en een psychische aandoening. Dit is iets waar Tom zich in kan vinden, en omvat ook deels de motivatie voor zijn ambassadeurschap.

Het verhaal van Tom toont aan dat de verschillende GGZ behandelingen veel invloed hebben gehad op zijn herstel. Enerzijds is zijn situatie verslechterd en voelde hij zich

gestigmatiseerd, anderzijds ervoer hij de positieve resultaten van een voor hem functionele, destigmatiserende behandeling. Langdurig, persoonlijk contact met eenzelfde hulpverlener creëerde vertrouwen. De aansluitende diagnostiek fungeerde als hulpmiddel, en bracht inzicht en begrip. De persoonlijke benadering gaf Tom de regie terug in handen. Gezien en gehoord worden maakte het verschil, en heeft Tom handvaten gegeven voor de toekomst.

(27)

26

Hoofdstuk 2: Van master student, naar psychiatrisch patiënt

Het verhaal van Chris

Ik bel aan. Een hoge flat in een buitenwijk van een grote stad. Het is koud en het regent, maar ik heb zin in de middag. We hebben elkaar eerder ontmoet, een goed gesprek gevoerd in een café met een kop koffie. Chris is een open jongen en hij vertelt graag over van alles en nog wat. Over oppervlakkige dingen, maar ook inhoudelijk over de invloed van een psychische aandoening op je leven. De deur gaat open, en al snel begint het gesprek. Ik vraag naar zijn jeugd: uit wat voor soort gezin kom je? Hij vertelt me over de goede band met zijn ouders en zus en over de verschillende opleidingen die hij heeft gevolgd. Als hij over zijn huidige werk begint zie ik een fonkeling in zijn ogen. Chris is begin 30 en werkzaam als digitaal ontwerper. Hij is creatief en ontwikkelt educatieve games. Hij lijkt op zijn plek, en gelukkig als mens. Dit is echter niet altijd zo geweest.

Chris komt tijdens een drukke periode in zijn leven terecht in een psychose7. Hij is op dat moment aan het werk als vrijwilliger op een festival en vertelt me over de wereld waarin hij terecht kwam.

Ik ben op een gegeven moment verward geraakt en toen ben ik met een hulpverlener gaan praten en het was een heel warrig gesprek. En toen.. eh.. moest ik naar het toilet, dus ik vroeg of dat mocht en dat kon niet. Dat gesprek ging door en toen kwam er uiteindelijk een politie agent bij zitten, waarom weet ik niet. Ik moest nog steeds naar het toilet dus ik stond op. Zij zag een verwarde man die opstond, ik kreeg handboeien om en ging het politie busje in. Die eerste ervaring was gelijk slecht. Het was een verwarde man die naar het toilet moest, maar zij dachten dat ik agressief werd… En, nou ja, politie busje en toen naar een politiecel, daar heb ik een paar uur gezeten [voordat ik naar de kliniek ging].

Hij wordt opgenomen in een kliniek en ik vraag hem naar het contact met zijn psychiater. De echte psychiater, daar sprak ik 20 minuten per week mee. Ja, met 20 minuten kan je niks. Ik had een gesprek met hem en hij zei: ‘ja meneer van Veen, een psychose is

vaak een teken van een chronische aandoening, daar bent u uw hele leven zoet mee.’

Ik vroeg hem naar wat dat betekende voor mijn werk als ontwerper, en hij zei: ‘Ja

7 Een psychose is een toestand waarbij iemand zijn of haar grip op de realiteit voor een zekere periode kwijt is.

Symptomen van een psychose zijn bijvoorbeeld hallucinaties of waanbeelden. Bron:

(28)

27

meneer van Veen, dat is voor u een gepasseerd station…’ Er was geen discussie

mogelijk, dat was gewoon zo. Wat ben ik blij dat ik daar toen niet naar geluisterd heb. Dit was één van de eerste gesprekken... Hij was er bij tijdens mijn opname, geloof ik 20 minuutjes… Tussendoor heb ik wat gepraat met de psychiater in opleiding en toen in week 4 met hem. Ik had wel een soort van door, dit is een mening. Maar goed, het is wel gezegd. En zo zijn er wel meer dingen gebeurd tijdens die opname…

Tijdens de opname krijgt Chris vanaf het begin medicatie. Na een aantal weken ging het steeds beter en voelde zowel Chris als zijn ouders dat hij weer terug kwam bij zichzelf. Ondanks dat werd zijn medicatie nog steeds verhoogd.

[…] en toen veranderde ik in een soort zombie. Mijn ouders vroegen, waar zit ‘m dat dan in, dat de medicatie verhoogd wordt? En toen zeiden ze: ‘ja hij is toch nog wel erg

psychotisch, want hij is de hele tijd in zijn aantekeningen boekje aan het schrijven.’

Mijn ouders zeiden toen, ja dat is heel normaal gedrag voor Chris, dat doet ‘ie altijd. En ja daar… dat soort dingen. In al die… zeker die eerste maanden, dat stigma wat ik heb meegemaakt in de zorg… Van de politiecel, tot een gepasseerd station, totdat ik in een soort zombie veranderde. Het zijn allemaal een soort vooroordelen die niet

gestaafd waren aan… Ja, je had het ook kunnen vragen: ‘ben je altijd aan het

schrijven, of is dat alleen nu?’ Al dat soort dingen, er zitten zoveel aannames…

Chris krijgt op verschillende manieren te maken met aannames en negatieve stereotyperingen. Er wordt vanuit gegaan dat verwarde mensen agressief en gevaarlijk zijn. Hij wordt in

handboeien geslagen en mee genomen naar een cel. Zelf stelt hij nooit agressieve intenties te hebben gehad, hij was verward en moest naar het toilet. Eenmaal in de kliniek krijgt hij op het moment dat hij een diagnose krijgt niet alleen te horen dat dit ‘levenslange’ consequenties heeft, maar ook dat hij zijn werk niet meer zou kunnen uitoefenen. Met medicatie wordt de psychose behandelt, maar het gedrag dat hij vertoont is volgens het protocol nog steeds een symptoom van zijn aandoening, zodoende wordt deze medicatie continu verhoogd totdat hij helemaal niks meer kan. Dit terwijl zijn gedrag voor hem normaal is.

Hij geeft aan dat hij tijdens deze periode weinig tot geen ondersteuning en begeleiding heeft gehad. Er is hem geen enkele keer gevraagd naar zijn behoeftes. De behandeling

bestond uit enkel medicatie die de psychiater voorschreef. Het 20 minuten consult met de psychiater ging dan ook vooral over die medicatie, verdere gesprekken vonden er niet of nauwelijks plaats.

(29)

28 Na een periode van twee maanden komt Chris weer thuis. Hij omschrijft de moeilijke transitie die hij meemaakt, van master student naar psychiatrisch patiënt. Hij benoemt het patiënt zijn een fulltime job, iets wat de volledige aandacht vraagt. Een vermoeiende, pijnlijke periode. Hij had last van depressieve gevoelens en omschrijft een gevoel van rouw. Rouwen om zijn oude leven. Ondanks zijn depressie en de ervaringen in de kliniek is hij genoodzaakt zijn leven weer op orde te krijgen. Hij komt terecht in een bureaucratisch traject. Het UWV. Hij is niet ziek genoeg voor een Wajong uitkering, maar kan ook niet werken. Uiteindelijk lukt het hem om zich in te schrijven voor een bijstandsuitkering en krabbelt hij steeds wat verder op. Hij doet vrijwilligerswerk, en via een ervaringsdeskundige werkplek krijgt hij uiteindelijk een vast contract.

Een psychose is nooit terug gekomen, maar een half jaar nadat hij stopte met zijn medicatie kreeg hij een manie8. Ik vraag naar hoe dit voor hem was en hij benadrukt de positieve kanten. Bruisend van zelfvertrouwen en creativiteit stak hij zijn kop in het zand. Tot zijn ouders doorhadden dat er iets niet klopte en Chris weer zijn medicatie ging gebruiken. Hij vertelt over de depressieve periode die daarop volgde en hoe hij daarmee omgaat:

[…] maar ik kan wel rationeel zeggen van, ja, dit is een periode en dat gaat voorbij. Dus dat helpt heel erg. En ja, toen ben ik die medicatie ben gaan slikken, dat doe ik nu [trouwens] standaard. Ik heb in de afgelopen jaren een stuk of 5 keer mijn medicatie verhoogd omdat ik slecht ging slapen, verward ging denken, nachtmerries had… Dat zijn altijd wel tekenen dat ik de manische kant op schiet. Dus als ik er vroeg bij ben en dat demp, dan… nooit meer echt een complete manie of psychose, maar ik merk wel dat het chronisch is, ik blijf kwetsbaar. Ik moet altijd opletten of het goed met me gaat, vooral met de medicatie.

Het medicatie gebruik wordt geregeld via zijn huisarts, ik vraag naar of er nog andere artsen over meebeslissen:

[…] Nee, dus eh… Ik doe het nu met mijn huisarts. Toevallig ben ik van huisarts gewisseld omdat die ging verhuizen. Toen ik van de GGZ naar de huisarts ging heeft mijn psychiatrisch verpleegkundige bewust contact gehad met de huisarts, of ‘ie er

8 Een manie is een periode van minstens een week, waarin iemand het grootste gedeelte van de tijd een

abnormaal goede stemming heeft, weinig slaap nodig heeft en overloopt van energie. Tijdens een manische periode is er sprake van een verstoord realiteitsbesef. Bron: https://www.psyq.nl/bipolaire-stoornis/manische-episode

(30)

29 affiniteit mee had, of ‘ie er mee om kon gaan. Want anders zou ik een andere moeten zoeken.

Hij vervolgt zijn verhaal en benadrukt het verschil in omgang met de kliniek en zijn huidige behandelaar:

Ik denk dat… ja het verschil gaat over dat ik [daar] een eh… een diagnose was die behandelt moest worden en [hier] een mens was met psychoses. Dat is de hele crux. En mijn psychiatrisch verpleegkundige heeft ook wel eens gezegd: ‘ik werk nu 25 jaar

en jij verrast me nog!’ Kijk, dat is het hele ding. Als je in je werkwijze natuurlijk zo…

nou ja, bezig bent met diagnoses en pillen dan… daar gaat het helemaal niet om. Dat zijn randvoorwaarden, dat is bijzaak. Het gaat erom dat je leven op zijn kop wordt gezet door zo’n ziekte en dat het gaat om de zoektocht van wat is voor jou een goed en gelukkig leven. Daar kan medicatie bij horen, daar kan therapie bij horen, daar kan allerlei zorg bij horen maar uiteindelijk is dat om te zorgen dat je een voor jou goed leven hebt. Dus dat.

Ik vraag hem naar wat hij miste tijdens zijn eerste behandeling:

Nou ja gewoon… ik denk dat het uiteindelijk gaat over menselijk contact, over… weet je, dat er dus vanuit een psychiater geen enkel… Ik heb één keer een gesprek gevoerd met een psychiatrisch verpleegkundige [in de kliniek] tijdens een wandeling dat ze zei:

‘poe, ja, het is wat hé, dat dit jou overkomt?’. Maar eigenlijk is er gewoon geen enkel

besef van A) dat het een enorm ding is, opgenomen zijn, en B) dat je naast een diagnose ook nog een mens bent. Dat je gezien wordt uiteindelijk. Daar was gewoon geen enkele aandacht voor, voor wie je bent…

Het verschil tussen de twee behandelingen, gebaseerd op wat Chris beschrijft, lijkt duidelijk. Hij interpreteert de eerste ervaring als stigmatiserend, omdat hij zich gereduceerd voelt tot een diagnose. Er wordt geen interesse getoond in zijn persoonlijke context en de focus ligt enkel op het afvlakken van symptomen doormiddel van medicatie. Tijdens de volgende ervaring, als hij in een manie raakt gevolgd door een depressieve periode, voelt hij zich gezien en

gewaardeerd als mens. We raken aan de praat over diagnoses.

Hij uit frustratie naar de huidige psychiatrie en stelt dat er een soort hunkering is naar wetenschappelijke, duidelijke labels, en een diagnose stellen op basis van wat je kunt zien. Dit terwijl de geest een soort black box is, zegt Chris. ‘Uit de box komt gedrag, en op basis

(31)

30 Schizo-affectief… dat is een soort combinatie van bipolair en schizofrenie. Goed, ja… toen mijn eerste psychose er was kreeg ik een checklist met iets van 150 ja en nee vragen. Er zijn eerst controle vragen, en als je daar ja op antwoord dan ga je een soort diepere vragenlijst in, bijvoorbeeld gebaseerd op angst, of psychose. En nou ja, toen heb ik de psychose diagnose gekregen, toen na mijn manie [pas] schizo-affectief, gebaseerd weer op zo’n vragenlijst. Toevallig deed ik toen mee met een

wetenschappelijk onderzoek, daar werd weer zo’n test gedaan en toen kwam er schizofrenie uit als diagnose. Maar ik was depressief tijdens het afnemen van die vragenlijst in dat ziekenhuis [waar het onderzoek plaatsvond] en toen zeiden ze van:

‘ja, je bent depressief dus je kunt nu helemaal niet uitkomen bij een schizo-affectieve stoornis’. Nou ja, de flowchart kan er niet uitkomen [dacht ik]. Je snapt ook meteen

waarom er mensen zijn met 8 of 13 diagnoses, het is geen… of… het is gebaseerd op een momentopname. En mensen veranderen natuurlijk, op een ander moment ben je weer anders. En ja dat heeft niks te maken met… een diagnose probeert zoiets definitiefs te zeggen, maar dat kan natuurlijk helemaal niet.

Ik merk frustratie in Chris zijn verhaal. Ik vraag hem naar of hij denkt dat het beter is dat er geen diagnose is, of dat het op een andere manier gaat:

… wat handig is, is dat als je een diagnose hebt, dan komt er een set medicatie bij kijken. En die set… ja dat helpt. Ik denk dat stemmingsstabilisatoren een andere functie hebben dan antidepressiva en dat antipsychotica weer anders werken dan andere medicatie, dus hé, in die zin geeft het opties om te zeggen van ja, wat wil je behandelen en op welke manier. En in die zin is het handig om te zeggen van ja

bepaalde medicatie die past hierbij en net zozeer als therapieën passen bij een bepaalde diagnose. Maar goed… je zou natuurlijk ook… het hoeft niet aan diagnoses te hangen. Je kan natuurlijk ook veel meer… er zijn veel mogelijkheden om te kijken naar wat is je individuele situatie en wat past daarbij. En natuurlijk kan je daar checklists voor gebruiken, maar of een diagnose dan bijna zowel bij psychiaters als bij

zorgverzekeraars het hangen aan checklists, diagnoses… het is zo definitief allemaal, en het heeft zo weinig te maken met het individu. Het is een soort self fullfilling

prophecy. Je hebt een bepaalde diagnose nodig om een behandeling betaald te krijgen,

en als de diagnose niet meer tot het betalen van een behandeling leidt, dan krijgt negen van de tien mensen een nieuwe diagnose. We zitten zo in een systeem waarin we een

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Een neveneffect is dat tijdens het bespreken van “ik en de ander” met de verschillende mensen in het netwerk, ook voor die “anderen” duidelijk wordt waar de centrale persoon

Homo-, lesbische en bi-jongeren worden vaak omringd door heteroseksuele mensen in wie zij zich niet of weinig kunnen herkennen en waarbij zij het gevoel hebben ‘anders’ te

In de gesprekken die Awel voerde met de groep kinderen die weinig contact heeft met de ouder vertellen zij dat ze het gevoel hebben dat de ouder hen niet ‘kent’ en niet weet wat er

Jezus Christus; er zijn eenige hoed.anigheden, tlie er tusschen- beid.e komen; nu, ware overtuigtngen zijn d.e rechte hoe- danigheden om d.en zondaar Christus te

Uit de beschreven voorbeelden blijkt dat het ontwerpen van toekomstscenario’s een zeer geschikte methodiek is voor samenwerkend leren en collectieve en individuele reflectie

Ton Anbeek, ‘In puinhopen voel ik mij prettig, ergens anders hoor ik niet thuis.’ Over de wederopbouw van de Nederlandse literatuurgeschiedschrijving.. handboek voor de

Copyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright owners and it is a condition of

Copyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright owners and it is a condition of