• No results found

Het Nederlandse terbeschikkingstellingsbeleid in het licht van het resocialisatiebeginsel en het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Het Nederlandse terbeschikkingstellingsbeleid in het licht van het resocialisatiebeginsel en het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens"

Copied!
74
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

‘Pseudo – levenslang’

Het Nederlandse terbeschikkingstellingsbeleid in het licht van het resocialisatiebeginsel en het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens

Naam: Jeanne Kortenoever

Studentennummer: 10001892 Adres: Mail: Telefoonnummer: Docent: mr. K.M. Pitcher Datum : 6 oktober 2014

Universiteit van Amsterdam Master Strafrecht

(2)

1. Inleiding ... 2

2. Wettelijk kader van Tbs ... 6

2.1. Een korte geschiedenis van het huidige Nederlandse Tbs-beleid ... 6 

2.2. De Psychopatenwetten van 1925 ... 8 

2.3. Van Tbr naar Tbs ... 11 

2.4. Juridisch kader van de Tbs ... 12 

2.5. De verschillende varianten van Tbs ... 16 

2.6. Tbs met voorwaarden ... 17 

2.7. Tbs met dwangverpleging ... 17 

2.8. De longstay-afdeling ... 19 

2.9. Beleidsregels van de Tbs ... 21 

2.10. Overplaatsing van de reguliere Tbs-instelling naar de longstay-afdeling ... 23 

2.11. Verlenging van de plaatsing op de longstay ... 24 

2.12. De driejaarlijkse toets van het LAP  Naast de gang langs de rechter zal het LAP – als extra controle - om de drie jaar toetsen of de voortzetting van het verblijf op de longstay nog geoorloofd is. Deze toets is geregeld in het Beleidskader 2009 en wordt uitgevoerd op grond van artikel 3 Instellingenbesluit. ... 25 

2.13. Beroep bij de RSJ ... 26 

2.14. Adviezen van de RSJ ... 27 

2.15. Deelconclusie ... 29 

3. Het resocialisatiebeginsel ... 31

3.1. Een korte geschiedenis van het resocialisatiebeginsel ... 32 

3.2. Het resocialisatiebeginsel nu ... 33 

3.3. De longstay afdeling in het licht van het resocialisatiebeginsel ... 35 

3.4. De status ‘onbehandelbaar’ ... 36 

3.5. Deelconclusie ... 38 

4. De afdeling longstay in het licht van het EVRM ... 39

4.1. Het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens ... 39 

4.2. Artikel 3 EVRM – het folterverbod ... 41 

4.3. Jurisprudentie van het EHRM met betrekking tot artikel 3 EVRM ... 43 

4.3.1. Kotälla ... 44 

4.3.2. Einhorn ... 45 

4.3.3. Léger ... 45 

4.3.4. Vinter ... 46 

4.3.5. Magyar ... 47 

4.4. Levenslange gevangenisstraf en de longstay ... 48 

4.5. Toetsing aan de jure en de facto ... 49 

4.5.1. De jure ... 50  4.5.2. De facto ... 51  4.6. Artikel 5 EVRM ... 52  4.7. Artikel 5 lid 1 ... 53  4.7.1. Prescribed by law ... 53  4.7.2. Court ... 53  4.7.3. Lawful detention ... 54 

4.7.5. Artikel 5 lid 1 sub e ... 57 

4.8. Artikel 5 lid 4 EVRM ... 58 

4.8.1. Lawfulness ... 58 

4.8.2. Speedily ... 59 

(3)

4.9. Deelconclusie ... 62 

5. Conclusie ... 64 

Aanbevelingen ... 65 

Lijst met afkortingen ... 67 

Literatuurlijst ... 68 

1. Inleiding

Op 9 april jongstleden verklaarde de Rechtbank Den Bosch Dennie J. schuldig aan het stichten van een brand in een huis in Cuijk. Daarbij kwamen twee meisjes en hun moeder om het leven. De rechtbank rekende het de jongen zwaar aan en legde hem een gevangenisstraf voor de duur van twintig jaar en een terbeschikkingstelling (Tbs) met het bevel tot verpleging op. De rechter achtte “de uitvoering zodanig, dat de slachtoffers op geen enkel moment enige kans hebben gehad om het er levend af te brengen.” Met dit handelen had de verdachte blijk gegeven van een “volstrekt gebrek aan respect voor het leven van medemensen”. De rechtbank, welke werd geadviseerd door meerdere psychiaters, achtte de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar en oordeelde dat “de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van de maatregel van terbeschikkingstelling noodzakelijk maakt”.1 De raadsman van de verdachte gaf enkele minuten na de uitspraak de volgende verklaring: “Dat mijn cliënt verminderd

1

(4)

toerekeningsvatbaar is, klinkt niet echt door in het vonnis. Dit betekent voor hem levenslang.”2

Er kan worden betwist of de raadsman hiermee bedoelde dat deze forse straf gevoelsmatig levenslang zal zijn voor zijn cliënt of dat hij hiermee bedoelde dat zijn cliënt, in de praktijk, levenslang zal vastzitten. Dit laatste is niet ondenkbaar nu de Tbs-maatregel verschillende vormen kent, waaronder het verblijf op de longstay-afdeling, een afdeling waar mensen verblijven die zo een ernstige stoornis hebben dat solide en langdurige beveiliging vereist is.

Het bovenstaande is een voorbeeld van een rechterlijke uitspraak die zou kunnen leiden tot levenslange opsluiting onder het huidige Tbs-beleid.

De Tbs-maatregel heeft twee doelen: het resocialiseren van de terbeschikkinggestelde en het beschermen van de maatschappij tegen diezelfde persoon. In de meeste gevallen zal de terbeschikkinggestelde een traject volgen en indien dit goed verloopt de Tbs-instelling kunnen verlaten. Voor een enkeling gaat dit echter anders, sommige personen kunnen ‘onbehandelbaar’ worden geacht. Zij zijn zogezegd ‘uitbehandeld’ en worden niet meer geschikt bevonden om terug te keren in de maatschappij. De wetgever heeft bepaald dat de behandeling van een terbeschikkinggestelde in principe zes jaar mag duren.3 Mocht echter binnen deze zes jaar het recidivegevaar onvoldoende zijn verminderd, dan zal de nadruk komen te liggen op langer of permanent verblijf van de terbeschikkinggestelde in plaats van behandeling. De terbeschikkinggestelde kan als ‘longstay-patiënt’ worden aangemerkt wanneer de behandeling onvoldoende resultaat oplevert, het recidivegevaar niet of onvoldoende is verminderd en er geen zicht is op verbetering.4

Naar aanleiding van een rapport van het Landelijke Adviescommissie Plaatsing (LAP), een commissie bestaande uit psychologen en psychiaters, besluit het hoofd van de commissie namens de Minister van Justitie of de longstay-status wordt voortgezet en welk beveiligingsniveau wordt toegekend. Dit besluit kan keer op keer opnieuw worden genomen, waardoor een terbeschikkinggestelde in feite levenslang in de Tbs-kliniek blijft. Het eerste doel van de Tbs-maatregel, resocialisatie, valt op deze manier weg.5 In feite is dit in strijd met het wettelijke kader van Tbs. In artikel 2 lid 1 van de Beginselen wet terbeschikkinggestelden

2

http://www.volkskrant.nl/vk/nl/2686/Binnenland/article/detail/3632324/2014/04/09/Twintig-jaar-cel-en-tbs-voor-mastzitter-Cuijk.dhtml (laatst geraadpleegd 14-05-2014).

3

Kamerstukken II 1998/1999 24587 nr. 35, p.4. 4

Kamerstukken II 1998/1999 24587 nr. 35, p. 1. 5

http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/tbs/tbs-klinieken-en-longstay-afdelingen (laatst geraadpleegd 14-05-2014).

(5)

(Bvt) staat dat de ten uitvoerlegging van de vrijheidsbenemende straf of maatregel voor personen in een Tbs-kliniek zo veel mogelijk dienstbaar moet zijn aan de behandeling van de terbeschikkinggestelde en zijn terugkeer naar de maatschappij.

Bovendien lijkt plaatsen van een tbs-patiënt op de longstay-afdeling op verschillende punten in strijd met het internationale recht, waaronder het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens (EVRM). De tbs is een maatregel die grote gevolgen kan hebben voor een veroordeelde, zeker indien deze vanuit een tbs-kliniek op een longstay-afdeling wordt geplaatst. De tenuitvoerlegging van de longstay kan levenslange opsluiting betekenen. Artikel 3 EVRM, wat op deze maatregel van toepassing kan zijn, verbiedt de lidstaten die verbonden zijn aan dit verdrag haar burgers te folteren of een onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing te doen ondergaan. Als het Europees Hof van de Rechten van de Mens (EHRM) stelt dat de levenslange gevangenisstraf onder omstandigheden als ‘inhumaan’ beschouwd zou kunnen worden, omdat er geen enkel uitzicht meer op de terugkeer in de samenleving is, rijst de vraag of het opleggen van de longstay-maatregel, die eveneens een zeer geringe kans tot invrijheidstelling heeft, ook niet kan worden aangemerkt als een onmenselijke straf. Om deze vraag te beantwoorden, dus of er sprake is van tegenstrijdigheid tussen de Tbs-longstay maatregel en artikel 3 EVRM, moet worden nagegaan of er binnen de Tbs-longstay feitelijk en wettelijk uitzicht bestaat op invrijheidstelling.

De hoofdvraag van dit onderzoek is dan ook of het plaatsen van een persoon op een longstay-afdeling, met weinig tot geen kans op resocialisatie in de maatschappij, overeenkomt met artikel 2 lid 1 van de Bvt, de grondslag van het resocialisatiebeginsel, en of deze plaatsing rijmt met het EVRM en dan specifiek met artikel 3 en 5 lid 1 en 4 EVRM.

Zowel het aspect van resocialisatie, een van de hoofdpilaren van de Tbs-maatregel, en de (eventuele) tegenstrijdigheid met het EVRM zal met de hoofdvraag worden onderzocht. Het onderzoek zal gedaan worden aan de hand van uitspraken van het EHRM, zoals Van der Velden t. Nederland6 en de recente zaak Vinter t. UK.7 Hoewel de uitspraak van Vinter t. UK gericht is op de levenslange gevangenisstraf en niet direct op Tbs is dit arrest toch van belang omdat het Hof uitvoerig ingaat op het element levenslange gevangenisstraf in het licht van artikel 3 EVRM en de mogelijkheid van een herbeoordeling van de straf.8 Dit laatste is

6

EHRM 31 juli 2012,Van der Velden t Nederland. nr. 21203/10, http://hudoc.echr.coe.int/ (laatst geraadpleegd 22-6-2014).

7

EHRM 9 juli 2013, nr. 66069/09, (Vinter e.a. t UK). http://hudoc.echr.coe.int/ (laatst geraadpleegd 22-6-2014). 8

Hoewel de levenslange gevangenisstraf en TBS een verschillende wettelijke insteek hebben, komt de longstay-afdeling en de levenslange gevangenisstraf feitelijk overeen.

(6)

belangrijk aangezien zonder deze herbeoordeling, ook wel de toets van de rechtvaardiging van het opleggen van de maatregel, het verblijf op de longstay-afdeling zal kunnen leiden tot een verkapte levenslange gevangenisstraf. Daarnaast zal worden gekeken naar artikel 5 lid 1 en lid 4 EVRM. Dit artikel ziet op onder andere een rechtmatige detentie na veroordeling door een bevoegde rechter. Tevens behelst dit artikel de mogelijkheid tot toetsing van een rechtmatige voortzetting van deze detentie. Er zal worden nagegaan of genoeg verband bestaat tussen de oplegging van de Tbs en de longstay en naar de mogelijkheden van de longstay-patiënt om de voortzetting van zijn detentie te laten toetsen door de rechter.

In hoofdstuk twee zal het wettelijke kader van Tbs aan bod komen, met een uiteenzetting van de achtergrond van het huidige Nederlandse systeem. Daarna zullen de voorwaarden voor de plaatsing van een veroordeelde in een Tbs-kliniek evenals de plaatsing in een longstay-afdeling worden besproken. Hierbij zal worden gekeken naar enkele relevante facetten van de longstay-afdeling. Tenslotte zal de verlenging van het verblijf in een longstay-afdeling worden behandeld.

In hoofdstuk drie zal het maatschappelijke en sociale perspectief van het Nederlandse Tbs-beleid centraal staan. Een van de hoofdpilaren van de Tbs, het resocialisatiebeginsel op grond van artikel 2 lid Bvt, zal onder de loep worden genomen. Hierbij zal het ontstaan van dit beginsel, de inhoud en de functie ervan worden besproken. Als laatste wordt bezien hoe de resocialisatie in verhouding staat tot de longstay-afdeling. In hoofdstuk vier zal het EVRM worden geïntroduceerd. Hierbij zal allereerst worden gekeken naar het toetsingskader van het EHRM. Daarna zullen de artikelen 3 en 5 EVRM achtereenvolgens behandeld worden. Tevens zal de link tussen de levenslange gevangenisstraf en het verblijf op een longstay-afdeling van de Tbs kliniek worden uiteengezet. Vervolgens zal worden getoetst of de plaatsing op de longstay als ‘inhumaan’ kan worden beschouwd in de zin van artikel 3 EVRM en of er voldoende verband bestaat tussen de oplegging van de Tbs, welke wordt voortgezet in de longstay, in de zin van artikel 5 EVRM. Dit onderzoek zal worden afgesloten met een conclusie en een aanbeveling ten aanzien van de longstay-afdeling in het licht van het resocialisatiebeginsel en het EVRM.

(7)

2. Wettelijk kader van Tbs 2.1. Een korte geschiedenis van het huidige Nederlandse Tbs-beleid

Het huidige Nederlandse Tbs-systeem heeft zijn wortels in de zogenaamde Psychopatenwetten uit 1925. De gedachte achter deze wetten was dat mensen met een gebrekkige ontwikkeling, dan wel een psychische stoornis, niet toerekeningsvatbaar konden worden bevonden voor de misdrijven die zij hadden begaan. Vóór het invoeren van deze wetten bestond er echter al een grondslag voor het niet toerekenen van een strafrechtelijke daad aan de dader. In artikel 37 lid 1 van het Wetboek van Strafrecht uit 1886 stond de volgende bepaling: “Niet strafbaar is hij die een feit begaat dat hem wegens de gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke storing zijner verstandelijke vermogens niet kan worden toegerekend.”9 Een handeling, die gekwalificeerd kon worden als misdrijf, maar gepleegd door een persoon met een gebrekkige ontwikkeling of een psychische stoornis werd niet erkend als een misdrijf maar als een daad gepleegd door een ‘zieke’. Een rechter toentertijd kon dan ook oordelen dat op grond van deze bepaling een ‘zieke’ in een krankzinnigengesticht, een ‘asyl’ genaamd, kon worden geplaatst voor de maximale duur van 1 jaar.10

9

Bemmelen, De Jong en Knigge, p.147. 10

(8)

Het scheiden van geesteszieken die een delict hadden gepleegd en de ‘gewone’ crimineel is niet iets van de afgelopen eeuw. Al in de klassieke tijd van de Grieken en Romeinen ging de rechter ervan uit dat sommige mensen niet verantwoordelijk voor hun daden konden worden gehouden door hun geestelijke gesteldheid. Desalniettemin werden deze mensen op dezelfde manier achter slot en grendel gezet als de ‘gewone’ crimineel.11 Niet toerekeningsvatbaarheid, maar afkomst, stand en geld speelden een rol. In tegenstelling tot het heden was het echter vanuit alle lagen van de bevolking geaccepteerd dat straffen voor de rijken anders uitvielen dan voor de armen.12

Pas rond 1750 kwam er verandering in de klassenjustitie en werd het onrechtvaardig geacht om alleen de armen een straf te laten ondergaan nu deze weinig mogelijkheden had om zich deugdelijk te verdedigen.13 De Italiaanse jurist Beccaria (1738-1794) pleitte dat straffen voor een ieder gelijk moeten zijn en dat een straf moet samenhangen met de schade die de dader de maatschappij heeft toegebracht.14 Rond dezelfde tijd hield de Franse arts Pinel (1745-1826) zich bezig met toerekeningsvatbaarheid. Hij probeerde naar de mens achter de misdaad te kijken om zo in te kunnen schatten of deze verantwoordelijk kon worden gehouden voor zijn daden. Zijn onderzoeken hadden invloed op de Franse Code Pénal die in 1811 tot stand kwam. Deze Code Pénal is de basis geweest voor ons huidige wetboek. Het is dan ook niet verwonderlijk dat, via de onderzoeken van Pinel, er in het Nederlandse Wetboek van Strafrecht van 1886, een bepaling is opgenomen over de strafrechtelijke verantwoordelijkheid van een niet-toerekeningsvatbaar persoon.15

Het Nederlandse strafrecht kent sinds het invoeren van het Wetboek van Strafrecht in 1886 een tweesporenstelsel. Enerzijds heeft het stelsel als doel het straffen van de dader, door middel van gevangenisstraf, anderzijds kennen wij de maatregelen, zoals de Tbs/Tbr-maatregel, welke als doel hebben de veiligheid van de samenleving te beschermen door middel van behandeling van gevaarlijke personen. Met het invoeren van de Ter beschikking van de Regering (Tbr)-maatregel kwam de tweedeling tussen een straf en een maatregel tot stand. Voor het opleggen van een straf was het noodzakelijk dat de dader verwijtbaar had gehandeld. De rechtsgrond van de Tbr-maatregel, en de huidige Tbs-maatregel, rust niet op de verwijtbaarheid van de dader die lijdt aan een geestelijke verstoring, maar op de noodzaak tot 11 Feldbrugge, p. 13. 12 Feldbrugge, p. 13. 13 Feldbrugge, p. 13. 14 Feldbrugge, p. 13. 15 Feldbrugge, p. 14.

(9)

bescherming van de maatschappij. Dit is het primaire doel van de Tbr/Tbs-maatregel. Het secundaire doel is het geven van een behandeling aan de psychisch gestoorde dader met als oogmerk het resocialiseren van het individu.16

Nu artikel 37 lid 1 WvSr vastlegde dat geesteszieken een misdrijf niet konden worden aangerekend, werden deze geesteszieken in een asyl geplaatst voor de duur van één jaar. Dit leidde echter niet tot het resultaat dat de wetgever bij het opstellen van de wet uit 1886 voor ogen had. Alle geesteszieken werden op deze manier over één kam geschoren waardoor de genezing stagneerde en het doel, het beveiligen van de maatschappij, niet werd bereikt. De oorzaak hiervan was dat er een ontslagbepaling bestond, artikel 28 van de Krankzinnigenwet, die de mogelijkheid gaf aan het asyl tot het ontslaan van een ‘krankzinnige’ als zijn stoornis niet meer kon worden vastgesteld. De taxatie, die aan dit ontslag ten grondslag lag, liet echter onverlet dat de mogelijkheid bestond dat de ‘krankzinnige’ aan een andere soort psychische aandoening leed.17 Het Wetboek van Strafrecht kende in dit stadium nog geen deelbaarheid van toerekeningsvatbaarheid.18 Oftewel, een misdrijf kon de verdachte worden aangerekend, wat leidde tot een gevangenisstraf, of het misdrijf werd de verdachte niet aangerekend, wat leidde tot het verblijf in een krankzinnigengesticht. Verminderd ontoerekeningsvatbaar, zoals wij dat kennen in ons huidige Tbs-beleid, was op dat moment nog niet door de wetgever opgenomen in het Wetboek van Strafrecht. Deze problematiek resulteerde tot het ontwerp van de Psychopatenwetten, die in 1925 in het Wetboek van Strafrecht werden opgenomen.19

2.2. De Psychopatenwetten van 1925

Voordat de Psychopatenwetten in het Wetboek van Strafrecht werd geïmplementeerd was het eerste wetsontwerp van de Psychopatenwetten al in 1911 door toenmalig Minister van Justitie E.R.H. Regout ingediend bij de Tweede Kamer.20 Hoewel het voorstel het nooit heeft gehaald, vormde het voorstel wel de basis voor de Psychopatenwetten van 1925. Het doel van het wetsontwerp van Regout was een nieuwe maatregel, de Ter beschikking van de Regering (Tbr), welke gericht moest zijn op de maatschappelijke veiligheid en op het bestrijden van de criminaliteit door de dader aan dwangverpleging te onderwerpen. Deze verpleging moest zo

16 Hofstee 1987, p.10. 17 Hofstee 1987, p. 8. 18 Hofstee 2003, p. 4. 19

Wet van 21 juli 1928, Stb. 251. 20

(10)

worden vormgegeven dat, indien mogelijk, de ‘misdadige psychopaat’ kon herstellen van zijn verstoorde geestestoestand.21

De ontoerekeningsvatbare dader moest op het moment van het begaan van het delict lijden aan een ‘gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis der geestesvermogen’ welke de openbare orde verstoorde. Deze stoornis behoefde geen specifieke aard of graad.22 Wel werden er verschillende aandoeningen onderscheiden, zoals psychosen, neurosen en psychopathieën.23 De verschillende opgenoemde psychische aandoeningen, naast de aard en de ernst van het delict, kon de rechter als handvat gebruiken voor de op te leggen straf. Het nieuwe artikel 37a WvSr gaf de rechter de mogelijkheid om een verdachte niet toerekeningsvatbaar te achten en deze voor de duur van twee jaar ‘ter beschikking van de regering’ te stellen. Dit hield in dat de dader een gedwongen verpleging moest ondergaan. Het opleggen van een dergelijke dwangverpleging moest wel worden toegepast als ‘ultimum remedium’ en de verdachte moest daadwerkelijk lijden aan een ziekelijke stoornis zoals beschreven in de Psychopatenwetten.24 Tevens moest er een misdrijf of overtreding zijn begaan zoals beschreven in artikel 37a WvSr. Tenslotte moest de dader een gevaar vormen voor de maatschappij.25 Vandaar dat een causaal verband tussen de stoornis van de verdachte en het gevaar dat hij vormde voor de maatschappij moest worden aangetoond.

In 1928 werden de Psychopatenwetten van 1925 gewijzigd. De wetgever was bij het aanpassen van de Tbr-maatregel van mening dat de ‘ontoerekeningsvatbaarheid’ wel deelbaar was, in die zin dat men van mening was dat er een geleidelijke overgang was van volkomen toerekeningsvatbaar tot het algeheel ontbreken daarvan.26 Het gevolg hiervan was dat nu niet alleen de ontoerekeningsvatbare dader in aanmerking kwam voor de Tbr-maatregel, maar ook de minder toerekeningsvatbare dader.27 De indeling met verschillende gradaties gaf de mogelijkheid aan de rechter om de dader zowel een gevangenisstraf als een maatregel op te leggen. De rechter, die tot die tijd alleen de Tbr kon opleggen, kreeg een ruimere bevoegdheid in die zin dat hij de dwangverpleging iedere twee jaar kon verlengen. Dit verlengen had als doel dat de terbeschikkinggestelde zou worden behandeld tot het moment dat hij of zij geen gevaar meer opleverde voor de samenleving. Zolang dit doel niet was bereikt kon een

21 Kamerstukken II 1910-1911, 239 nr. 4 p, 13. 22 Hofstee 1987, p. 13. 23 Feldbrugge, p. 16. 24 Hofstee 1987, p. 13. 25 Hofstee 2003, p. 9. 26 Hofstee 1987, p. 10. 27 Hofstee 2003, p. 9.

(11)

terbeschikkinggestelde eindeloos in een ‘asyl’ verblijven.28 Het verruimen van de bevoegdheid van de rechter kende ook een keerzijde. Door het invoeren van wijziging van de Tbr-maatregel ontstonden de eerste capaciteitsproblemen. Het gevolg van het invoeren van de bevoegdheid tot verlengen zorgde voor een exponentiele toename van de terbeschikkinggestelden. Hierdoor was de wetgever verplicht om ook de wet van 1928 weer aan te passen. Door in de wet van 1928 de zin ‘in het belang van de openbare orde’ toe te voegen, was de verwachting dat de toename van terbeschikkinggestelden zou verminderen. Deze toevoeging zou het onderscheid bloot moeten leggen tussen de dader die een dusdanig gevaar vormde voor de openbare orde en de dader bij wie dit gevaar niet groot genoeg was. Bij een gevaarlijke dader werd veelal een onvoorwaardelijke Tbr-maatregel opgelegd.29 De minder gevaarlijke dader kreeg een voorwaardelijke Tbr-maatregel. Tbr, in al haar vormen, bleef echter dusdanig populair dat de wetgever genoodzaakt was om een in 1933 een tussenwet, het Stopwetje aan te nemen.30,31

Deze ‘tussenwet’ hield in dat voor de opgesomde overtredingen in artikel 37 lid 3 (oud) van het WvSr geen Tbr meer kon worden opgelegd. Tevens werd het opleggen van Tbr voor vermogensdelicten aangescherpt. Dit werd zo ingevuld dat een Tbr-maatregel alleen mogelijk was indien de veroordeelde in één jaar drie maal een dergelijk delict had begaan.32

Het invoeren van het Stopwetje had als gevolg de vermindering van de veroordeelden wegens een vermogensdelict. Hoewel dit het gewenste effect was, ontstond er een nieuw probleem. De populatie van de instellingen veranderde drastisch. De meeste terbeschikkinggestelden waren plegers van een agressief delict. Deze ‘moeilijke’ categorie patiënten behoefde een ander soort behandeling. Helaas was door de alsnog enorme populatie binnen de instellingen en het tekort aan behandelend personeel, de Tbr-maatregel niet altijd even effectief.33

Het Stopwetje werd van 1933 tot 1947 drie keer verlengd, en met de intrekking van deze wet nam de druk op Tbr-instellingen weer toe.34 De daaropvolgende maatregel die werd aangenomen om de capaciteit in de instellingen te verminderen was het geven van vervroegd proefverlof. De meeste patiënten vervielen echter weer in hun oude gedrag zodra zij op verlof waren. Dit effect werd in 1958 weer een halt toe geroepen door het verscherpen van de regels 28 Feldbrugge, p. 17. 29 Hofstee 2003, p. 11. 30 Kamerstukken II 1932-1933, 184, nr. 2. 31

Wet van 21 april 1933, Stb. 179. 32

Hofstee 1987, p. 20. 33

Feldbrugge, p. 30. 34

(12)

van het proefverlof, wat weer, als een golfbeweging, leidde tot een capaciteitsprobleem.35, 36 Deze problematiek is altijd bepalend geweest voor het beleid van de Tbr, en later de Tbs. 37

Na de Tweede Wereldoorlog veranderde het beleid omtrent de terbeschikkinggestelden. De Commissie-Fick, welke door de regering ten behoeve van de wederopbouw de opdracht had gekregen om het gevangeniswezen te onderzoeken, stelde nieuwe beleidslijnen op die voorzagen in een betere zorg voor de gevangenen met een psychische verstoring. Dit resulteerde tot psychiatrische observatieklinieken, wat nu het Pieter Baan Centrum vormt, waar de ziekte van de dader kon worden beoordeeld zodat adequate hulp kon worden toegewezen.38 Door de jaren heen werd het Tbr-systeem nog velen malen onder de loep genomen en bijgeschaafd. Uiteindelijk leidde dit in 1988 tot een verandering van de maatregel.

2.3. Van Tbr naar Tbs

In 1988 werden de Psychopatenwetten van 1925 vervangen door de Wet herziening Tbr naar de Tbs-maatregel, het huidige stelsel. De verandering van naam bracht niet direct een verandering van grondslag met zich mee. Dezelfde gronden die golden onder de Psychopatenwetten bleven van toepassing.39 Wat wel veranderde was het objectieve criterium voor de oplegging van de Tbs-maatregel. Alleen misdrijven waarop een straf van vier jaar of meer stond, vormden een grond voor het opleggen van de maatregel. Hiermee werden de overtreding en een licht misdrijf geschrapt voor het opleggen van Tbs.40 Tevens was de rechter sinds de herziening bevoegd om de dader maximaal of met voorwaarden ter beschikking te stellen. Bij deze ‘gemaximeerde’ Tbs kon een termijn van maximaal vier jaar worden opgelegd, op grond van artikel 38e lid 1 WvSr. Deze grens van vier jaar was echter relatief, aangezien er uitzonderingen waren op de vier jaar-regel. Tbs mocht langer duren indien er sprake is van een misdrijf waarbij andere personen dan de dader in gevaar waren gekomen.41 Daarnaast moest er sprake zijn van een recidivegevaar. Bij oplegging van Tbs met voorwaarden werd de dader niet onder dwang verpleegd, zolang hij aan de voorwaarden, bijvoorbeeld toezicht of verplichte behandeling, voldeed.

35

Ministeriële circulaire 22 maart 1947, 2e afdeling C, nr. 1801. 36 Hofstee 2003, p. 17. 37 Feldbrugge, p. 17. 38 Feldbrugge, p. 20. 39 Hofstee 1987, p. 52. 40 Hofstee 2003, p. 20. 41 Hofstee 2003, p. 92.

(13)

Naast de uitbreiding van het stelsel met maximering en voorwaarden waren er belangrijke verschillen tussen Tbr en Tbs. Ten eerste kwam er de mogelijkheid tot hoger beroep. Waar een dader in het oude Tbr-systeem bij verlenging van de maatregel niet in hoger beroep kon, werd bij het nieuwe Tbs-systeem de mogelijkheid gecreëerd om tegen een verlenging beroep aan te tekenen. Een ander prominent verschil tussen Tbr en Tbs was dat het verlengen van Tbr zonder deskundig advies gebeurde. Bij Tbs moet de rechter elke zes jaar het oordeel van twee onafhankelijke gedragsdeskundigen raadplegen.42

Enkele jaren na de verandering van Tbr naar Tbs werd in 1997 de Bvt, ter aanvulling van het Tbs-systeem, ingevoerd. Dit was naar aanleiding van een rapport van de Commissie Fokkens welke was ingesteld om te onderzoeken in hoeverre personen aan wie een Tbs-maatregel met voorwaarden was opgelegd verschilden van personen welke in aanmerking kwamen voor een Tbs-maatregel met dwangverpleging.43 De Bvt heeft in het huidige stelsel als doel de interne rechtspositie voor terbeschikkinggestelden (met bevel tot verpleging) te regelen.44, 45 Net als dat de Psychopatenwetten doorklonken in het huidige Tbs-systeem, klinken ze door in de beginselen van de Bvt. In lid 1 van artikel 2 van de Bvt worden de doelstellingen van deze wet beschreven. Lid 2 stelt dat de maatregel Tbs zoveel mogelijk dienstbaar wordt gemaakt aan de behandeling van de veroordeelde en de voorbereiding op diens terugkeer in de maatschappij, met inachtneming van het karakter van die vrijheidsbenemende straf of maatregel. In lid 2 van artikel 2 van de Bvt staat geschreven dat de terbeschikkinggestelde aan geen andere beperkingen mag worden onderworpen dan welke noodzakelijk zijn voor de veiligheid van de maatschappij. 46

2.4. Juridisch kader van de Tbs

Het doel van de Tbs is de beveiliging van de samenleving tegen onaanvaardbare recidive risico’s. Door middel van verpleging in een instelling, en op indirecte wijze door middel van behandeling, wordt dit doel nagestreefd. Vanwege het ingrijpende karakter van de maatregel Tbs is de oplegging hiervan beperkt. De legitimiteit van de maatregel rust op het recht van de 42 Hofstee 2003, p. 48. 43 Oei en Groenhuijsen, p. 312. 44 Feldbrugge, p. 32. 45

De interne rechtspositie wordt bepaald door de bestemming van de inrichting waarin de terbeschikkinggestelde wordt opgenomen. De Bvt geldt voor de terbeschikkinggestelde die is opgenomen in een tbs-instelling. Hierin wordt de rechtspositie van de gedetineerde als gedetineerde in de detentiesituatie geregeld. Een aantal bepalingen daarvan zijn nader uitgewerkt in het Rvt. De externe rechtspositie, geregeld in het Wetboek van Strafrecht en Wetboek van Strafvordering, is gelijkelijk voor elke terbeschikkinggestelde van toepassing.

46

http://wetten.overheid.nl/BWBR0008765/geldigheidsdatum_24-04-2014#HOOFDSTUKII (laatst geraadpleegd 24-04-2014).

(14)

samenleving om zich te hoeden tegen delictsrisico’s, die zich eerder hebben voorgedaan of waar de vrees voor bestaat dat ze zich zullen voordoen. De waarborgen ten aanzien van het opleggen, het verlengen en het ten uitvoer leggen van de Tbs zijn toegesneden op het ingrijpende karakter van de maatregel.47

De Tbs-maatregel is vastgelegd in een aantal wetten: het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafvordering, de Beginselenwet verpleging terbeschikkinggestelden, het Reglement verpleging terbeschikkinggestelden en een aantal andere uitvoeringsreglementen, zoals de beleidsregels omtrent de Tbs.48 Het Wetboek van Strafrecht en Wetboek van Strafvordering regelen voornamelijk de externe rechtspositie van de dader, zaken zoals het opleggen van de maatregel, de aanvang en de verlenging van de Tbs. De andere wetten, zoals de Beginselenwet verpleging terbeschikkinggestelden en het Reglement verpleging terbeschikkinggestelden, regelen de interne rechtspositie van de terbeschikkinggestelde, zoals de dagelijkse gang van zaken in de instelling, de verpleging, de besluitvorming, de behandeling en de inhoud van het (strafrechtelijke/medische) dossier van de terbeschikkinggestelde. Tevens regelen de Beginselenwet verpleging terbeschikkinggestelden en het Reglement verpleging terbeschikkinggestelden de verhouding van bevoegdheden tussen de instellingen en de Minister van Justitie.49 Een voorbeeld hiervan is de mogelijkheid van beroep op grond van artikel 69 Bvt. Dit artikel bepaalt dat een terbeschikkinggestelde rechtstreeks in beroep kan tegen door de Minister van Justitie genomen beslissingen.50

De huidige maatregel terbeschikkingstelling is geregeld in artikel 37a WvSr. De rechtbank heeft de bevoegdheid om op grond artikel 37a WvSr een persoon ter beschikking te stellen indien er aan drie voorwaarden op grond van artikel 37a lid 1 sub 1 en 2 WvSr is voldaan.51 Allereerst moet er sprake zijn van een dader bij wie, tijdens het begaan van het feit, een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond.52 Er is sprake van een ‘gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens’ indien verdachte een uit een aanlegstoornis of beschadiging van de hersenen voortvloeiende diepere vorm van zwakzinnigheid heeft.53 Uit de kamerstukken van 1980 blijkt dat er wordt gesproken van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens “indien de geestvermogens na een kortere of

47

Justitie – Een bijzondere maatregel, p. 15. 48

Zie hoofdstuk 2, par. Beleidsregels van de Tbs. 49

Feldbrugge, p. 32. 50

Artikel 69 Bvt (zie ook hoofdstuk 1 paragraaf De rechtspositie van de terbeschikkinggestelde). 51

Feldbrugge, p. 32. 52

Artikel 37a lid 1 WvSr. 53

(15)

langere periode van ontwikkeling tijdelijk of blijvend gestoord is geraakt.”54 Daarnaast kan de maatregel Tbs alleen worden opgelegd indien de dader een ernstig delict heeft begaan,55 dat wil zeggen een misdrijf waarop een gevangenisstraf van vier jaren of meer staat, of één van de in artikel 37a lid 1 sub 1 WvSr genoemde delicten.56, 57 Hierbij valt te denken aan (zeer) ernstige geweldsdelicten of delicten tegen het leven gericht, ook wel ‘geweldsmisdrijven’.58 Een derde voorwaarde is dat de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen, de oplegging van de maatregel vereist, het zogenaamde

gevaarscriterium.59

Terbeschikkingstelling wordt beschouwd als een van de meest ingrijpende maatregelen in het Nederlandse strafrecht. Dit heeft tot gevolg dat er een grondig onderzoek moet worden gedaan naar de geestestoestand van de dader. Om tot het oordeel te komen dat een dader lijdt aan een stoornis moet de rechtbank, op grond van artikel 37 lid 2 jo. artikel 37a lid 3 WvSr, beschikken over een multidisciplinaire (in het psychologische en psychiatrische veld) rapportage aangaande de dader en zijn omstandigheden. Het opmaken van dit rapport kan op ambulante evenals op klinische wijze gebeuren. Ambulant betekent in dit kader dat er een rapport omtrent de geestesgesteldheid van de verdachte wordt opgemaakt op het bureau van de Forensisch Psychische Diensten. Een rapport opstellen op klinische wijze houdt in dat de verdachte in het Pieter Baan Centrum één week wordt geobserveerd.60

Indien de verdachte weigert een dergelijk onderzoek te ondergaan zullen de gedragsdeskundigen, voor zover dit mogelijk is, gezamenlijk dan wel ieder van hen afzonderlijk over de reden van de weigering een rapport opstellen. De rechter zal in dit geval trachten een ander advies of rapport, waaraan de betrokkene wel bereid is om medewerking te verlenen, te overleggen.61

Het opleggen van Tbs is mogelijk indien uit het advies van deze gedragsdeskundigen, verricht op grond van artikel 37 lid 2 WvSr, blijkt dat bij de verdachte, tijdens het begaan van het strafbare feit, een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond, en dat die verdachte een gevaar vormt voor de algemene veiligheid van personen of

54

Kamerstukken II 1980-1981, 11 932, nr. 5, p. 31; Kamerstukken II 1979/80, 11 270, nr.12, p. 13. 55

Artikel 37a lid 1 sub 1 WvSr. 56

Artikel 37a lid 1 sub 1 WvSr. 57

Dit zijn de artikelen 132, 285, eerste lid, 285b, en 395 van het WvSr, 175, tweede lid, onderdeel b, van de Wegenverkeerswet 1994, en 11, tweede lid, van de Opiumwet.

58

Kelk, p. 342. 59

Artikel 37a lid 1 sub 2 WvSr. 60

Feldbrugge, p. 35. 61

(16)

goederen. Hoewel het advies van de deskundigen vaak wordt overgenomen62 heeft de Hoge Raad in 1979 bepaald dat de rechter niet verplicht is om de conclusies van het advies aan te nemen.63, 64 Wel dient de rechter, op grond van artikel 359 WvSv, in zijn vonnis of arrest expliciet aan te geven of hij rekening heeft gehouden met het advies, de ernst van het delict, de maatschappelijke beroering en de mate van toerekeningsvatbaarheid van de dader.65 Tevens dient de rechter, middels een ander rapport of advies, alsnog vast te stellen dat er ten tijde van het begaan van het delict sprake was van een gebrekkige ontwikkeling dan wel een gestoorde geestesvermogen.66 In het geval van verminderde of sterk verminderde toerekeningsvatbaarheid kan er door de rechter worden gekozen voor een gevangenisstraf en een Tbs-maatregel.67

Een dader kan ook ontoerekeningsvatbaar worden geacht. Dit betekent dat een persoon ‘niet in voldoende mate weet te beschikken over de capaciteiten om de betekenis van zijn gedrag te beseffen’.68 Het delict is dan gepleegd vanuit een waangedachte. Er ligt aan de gedraging geen vrije wilsbeslissing meer ten grondslag. Een dergelijke wilsbeslissing vormt de basis voor strafrechtelijke verwijtbaarheid.69 Ingeval er sprake is van een dader welke geheel ontoerekeningsvatbaar wordt bevonden, kan deze, op grond van artikel 39 WvSr, geen straf opgelegd krijgen nu deze dader tijdens het begaan van het strafbare feit ‘onder invloed’ handelde van zijn stoornis. Dit houdt in dat de dader een beroep kan doen op een schulduitsluitingsgrond, de dader handelde immers niet uit vrije wil maar werd geleid door zijn ziekelijke stoornis. Het delict is dan niet aan zijn schuld te wijten en kan derhalve niet leiden tot het opleggen van een straf nu wij in ons strafrechtsysteem uitgaan van het adagium ‘geen straf zonder schuld’.70 De dader krijgt dan vaak alleen een Tbs-maatregel opgelegd of een opname in een psychiatrisch ziekenhuis op grond van artikel 37 lid 1 WvSv.71 Dit laatste is geen vorm van Tbs. De Tbs onderscheidt zich van een plaatsing psychiatrisch ziekenhuis door concrete gevaarzetting voor anderen, de ernst van het begane delict en de wijze waarop

62

Indien de verdachte weigert mee te werken aan een dergelijk onderzoek dan vervalt de eis uit artikel 37 lid 2 en kan de rechter zonder multidisciplinair advies alsnog overgaan tot de oplegging van de maatregel Tbs. Uit het onderzoek van het WODC blijkt echter dat ongeveer 70% van de rapporten werden overgenomen door de rechtbank, 63 HR 20 maart 1976, NJ 1976, 492. 64 Van Dijk, p. 22. 65 HR 9 januari 2001, NJ 2001, 112. 66 HR 9 januari 2001, NJ 2001, 112. 67 Artikel 38 lid 3, 4 en 5 WvSr. 68 Cleiren en Verpalen, p. 351. 69 Mevis, p. 707. 70 Van Bemmelen, p. 143. 71 Muller en Vegter 2005, p. 204.

(17)

dat gevaar in de toekomst moet worden tegengegaan.72 Voor het opleggen een Tbs-maatregel hoeft er geen sprake te zijn van een causaal verband tussen de verstoorde geestestoestand en de feiten. Wel is vereist dat er sprake is van gelijktijdigheid van het strafbare feit en de verstoorde geestestoestand van de dader.73 Dit houdt in dat het delict is gepleegd door de dader op het moment dat deze leed aan een psychische stoornis.

De verhouding tussen een causaal verband en het gelijktijdigheidsbeginsel kwam naar voren in het arrest Kraggenburg. In dit arrest oordeelde de Hoge Raad dat voor het opleggen van een Tbs-maatregel niet was vereist dat er een aantoonbaar causaal verband is tussen de psychische stoornis en het gepleegde delict. De Hoge Raad stelde het volgende:

‘Ingevolge art. 37a, eerste lid, Sr. kan de verdachte bij wie tijdens het begaan van het feit een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond, op last van de rechter ter beschikking worden gesteld. Dit artikel eist, anders dan bij de vraag of het feit de verdachte kan worden toegerekend, niet meer dan een verband bestaande uit gelijktijdigheid.’74

Er is sprake van een causaal verband, zoals omschreven in artikel 37 lid 1 (plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis), indien de dader ‘onder invloed’ van de stoornis handelt. Uit artikel 37a lid 1 WvSr valt op te maken dat slechts vereist is een ‘verband bestaande uit gelijktijdigheid.’75

2.5. De verschillende varianten van Tbs

Het huidige Nederlandse Tbs-systeem kent twee verschillende vormen van het ter beschikking stellen van daders:

 Enerzijds bestaat er de Tbs met voorwaarden, op grond van artikel 37a jo. 38 WvS. Dit is een relatief ‘lichtere’ vorm van de maatregel aangezien deze inhoudt dat de dader niet hoeft te worden opgenomen als hij of zij verplicht gedragstherapie ondergaat of hulp aanneemt. Deze maatregel wordt opgelegd indien er sprake is van een dader die een ernstig gevaar vormt voor zijn omgeving en bij wie er sprake is van een onacceptabel recidivegevaar.76

72

Aanwijzing plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis (pz-maatregel) op grond van artikel 37 lid 1 WvSr. 73

Feldbrugge, p.37. 74

HR 22 januari 2008, Sancties 2008, II m.nt. Mevis, LJN BC1311, r.o. 4.4.2. 75

HR 13 maart 1979, NJ 1979, 364 m.nt. ALM. 76

(18)

 Anderzijds kent het Nederlandse Tbs-systeem de variant Tbs met bevel tot verpleging van overheidswege (Tbs met dwangverpleging), op grond van artikel 37a jo. 37b WvSr. Deze wordt gezien als de meest ingrijpende vorm van de Tbs-maatregel.

Beide vormen zullen in de volgende paragrafen behandeld worden.

2.6. Tbs met voorwaarden

De Tbs met voorwaarden vindt haar wettelijke basis in artikelen 37a en 38 WvSr. Voor de Tbs met voorwaarden geldt, evenals bij de Tbs met dwangverpleging, het gevaarscriterium. Voor het opleggen van Tbs met voorwaarden geldt dat door het handelen van de dader de veiligheid van de samenleving weliswaar is aangetast maar niet dusdanig dat het gerechtvaardigd is om iemand in een instelling te plaatsen.77 In de praktijk houdt dit in dat Tbs met voorwaarden niet voor ernstige delicten, zoals verkrachting of moord, wordt opgelegd.78 De Tbs met voorwaarden heeft een voorwaardelijk karakter en kan worden omgezet naar Tbs met dwangverpleging.79 Deze vorm van de Tbs-maatregel duurt op grond van artikel 38d lid 1 in beginsel twee jaar. Deze kan één keer worden verlengd met nog één of twee jaar indien het recidivegevaar niet is afgenomen.80 De maximale duur is dus drie of vier jaar. Deze maximumduur van vier jaar kan niet worden overschreden, tenzij de maatregel wordt omgezet in de Tbs met dwangverpleging.81 Uit artikel 38 lid 3 volgt dat een maatregel tot Tbs met voorwaarden kan worden gecombineerd met een gevangenisstraf ten hoogste van vijf jaar.82

Het belang van de veiligheid wordt voldoende gewaarborgd geacht indien er steun en behandeling wordt geboden aan de dader. Daarbij geeft artikel 38 lid 2 WvSr aan dat de rechter in zijn uitspraak een bevoegde instelling kan aanwijzen, die de terbeschikkinggestelde zal moeten ondersteunen met het houden aan de opgelegde voorwaarden.

2.7. Tbs met dwangverpleging

Indien de rechter Tbs met dwangverpleging oplegt zal de dader worden opgenomen in een Tbs-instelling waar hij een behandeling zal moeten ondergaan.83

Het primaire doel van Tbs met dwangverpleging beoogt de samenleving te beschermen tegen een recidiverende dader. Secundair heeft deze vorm als doel de dader te 77 Hofstee 2003, p. 95. 78 Wolters, p. 21. 79 Artikel 38c WvSr. 80 Artikel 38d lid 2 WvSr. 81

Artikel 38d lid 2 jo. artikel 38e WvSr. 82

Artikel 38 lid 2 WvSr. 83

(19)

verplegen en te behandelen, in een van de Tbs-instellingen, aan zijn gestoorde geestesvermogen.84 De onderlinge verhouding tussen verpleging en behandeling kan als volgt worden beschreven: “verpleging en behandeling zijn de instrumenten waarmee er wordt gestreefd naar de beveiliging van de maatschappij op korte en lange termijn.”85 Zodra op korte als op lange termijn het recidivegevaar is opgeheven, of sterk verminderd is tot een aanvaardbaar niveau, kan de Tbs met dwangverpleging worden opgeheven.86 Het gevolg hiervan is dat de terbeschikkinggestelde niet ‘genezen’ hoeft te zijn als hij de instelling mag verlaten. Het is echter mogelijk dat de behandeling niet aanslaat en dat deze geen perspectief biedt op verbetering.87

In de Bvt worden de definities van behandelen en verplegen nader uitgewerkt. Artikel 1 lid 3, paragraaf U spreekt over:

“verpleging: het samenstel van handelingen, gericht op de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de verpleegde voor de veiligheid van anderen dan de verpleegde of de algemene veiligheid van personen of goederen, en de verzorging van de verpleegde tijdens de tenuitvoerlegging van de vrijheidsbenemende straf of maatregel, waaronder begrepen het doen van een aanbod aan de verpleegde tot en het bevorderen en vergemakkelijken van zijn behandeling.”88

De behandeling wordt als volgt omschreven:

‘het samenstel van handelingen, gericht op een dusdanige vermindering van de uit de stoornis van de geestvermogens voortvloeiende gevaarlijkheid van de verpleegde voor de veiligheid van anderen dan de verpleegde of de algemene veiligheid van personen of goederen dat het doen terugkeren van de verpleegde in de maatschappij verantwoord is.’89

De maatregel tot verpleging duurt in beginsel twee jaar.90 Indien het recidivegevaar sterk is verminderd of zelfs niet meer aanwezig is zal de opgelegde Tbs-maatregel op grond van artikel 38 WvSr worden beëindigd.91 De officier van justitie kan op grond van artikel 509t WvSv, voordat de (twee jaar) termijn afloopt, een eis tot verlenging indienen bij de rechter.

84 Hofstee 2003, p. 94. 85 Hofstee 2003, p. 94. 86 Cleiren en Nijboer, p. 139. 87 Hofstee 1987, p. 69. 88

Artikel 1 lid 3 sub u Bvt. 89

Artikel 1 lid 3 sub v Bvt. 90

Artikel 38d lid 1WvSr. 91

(20)

Gaat de rechter mee in deze eis dan kan hij de maatregel verlengen met nog eens twee jaar.92 Indien er sprake is van een opgelegde Tbs-maatregel op grond van een (ernstig) geweldsdelict en het gevaar tot recidive bij de terbeschikkinggestelde na vier jaar Tbs nog niet afgenomen, dan bestaat de mogelijkheid om de maatregel te verlengen.93 In de praktijk betekent deze verlengingsmogelijkheid dat Tbs een levenslange ‘straf’ kan worden. Vaak komen deze terbeschikkinggestelden terecht op de longstay-afdeling van een Tbs-instelling.94

2.8. De longstay-afdeling

Hoewel de term ‘longstay’ van de laatste jaren is, bestaat er al sinds het ontstaan van de Psychopatenwetten in 1928 een afdeling waar mensen voor een langere tijd verblijven. Zoals in de korte geschiedenis van de Tbs al aan bod kwam was het voor de rechter mogelijk om het verblijf in een instelling (‘asyl’) te verlengen zolang hij dat nodig achtte. Wat wel is veranderd in de afgelopen decennia is de aard van het delict. In de jaren voor en na de Tweede Wereldoorlog werd Tbr vaak opgelegd in verband met economische delicten. In de jaren zestig van de vorige eeuw werd de Tbr-maatregel voornamelijk opgelegd in verband met zeden of geweldsdelicten.95 Deze delinquenten van zeden- en geweldsdelicten waren door hun agressieve karakter vaak in combinatie met een psychische aandoening, zoals schizofrenie, moeilijker te behandelen. Het gevolg hiervan was dat deze terbeschikkinggestelden langer in een Tbs instelling moesten verblijven voordat deze ‘genezen’ konden worden verklaard. Bij een enkeling sloeg de behandeling helemaal niet aan.96 Voor deze groep was er een oplossing nodig.

In 1996 werd de motie Bremmer en Rehwinkel aangenomen door de Tweede Kamer.97 In deze motie verzochten de Kamerleden J. Bremmer en C.P. Rehwinkel de regering om na te denken over een beleid dat zich specifiek zou richten op patiënten van de Tbs-instellingen waar de kans op herhaling zo groot is, en bij wie de behandeling niet aanslaat, waardoor ze een blijvend gevaar vormen voor de samenleving. Naar aanleiding van de motie van Bremmer en Rehwinkel werd de Commissie ‘Zorg voor vóórtdurend delict gevaarlijke Tbs-verpleegden’ (hierna: de commissie) gevormd.98 De doelstelling van deze commissie was

92 Artikel 38d lid 2 WvSr. 93 Artikel 38e lid 1 WvSr. 94 Feldbrugge, p. 38. 95 Feldbrugge 1987, p. 125. 96 Parlementair onderzoek TBS nr. 5, p. 18. 97 Kamerstukken II 1995-1996, 23 445 en 24 256, nr. 22. 98 Kamerstukken II 1998-1999, 24 587, nr. 35, p. 5.

(21)

het onderzoeken van een tweetal punten. Allereerst was het streven van de commissie het ontwikkelen van een visie ten behoeve van de ‘vóórtdurend delict gevaarlijke’. De commissie beschreef de voortdurend delict gevaarlijke als volgt:

“Een tbs-verpleegde bij wie na verpleging en behandeling van acht jaar de delictgevaarlijkheid niet of onvoldoende is afgenomen en voor wie bij resocialisatie dan wel doorplaatsing naar een algemene zorgvoorziening, bescherming van de maatschappij onvoldoende is gewaarborgd.”99

Daarnaast zocht de Commissie naar een weg om de voortdurend delict gevaarlijke terbeschikkinggestelden op een dusdanige manier te behandelen en te verplegen dat het recidive- en delict gevaar werd beperkt en dat het leven in de instelling op een zo comfortabel mogelijke manier tot stand zou komen.100 De eerste longstay-afdeling voor dit soort daders was FPC Veldzicht welke in 1999 was opgericht.101

In deze nieuwe longstay-afdeling ging men er vanuit dat de behandeling niet langer gericht was op het veranderen en verbeteren van de persoonlijkheid.102 De behandeling en de verpleging was gefocust op het tegengaan van de achteruitgang van zijn of haar geestelijke toestand. De overwegingen die ten grondslag lagen aan de oprichting van deze afdeling waren behalve van zorginhoudelijke aard ook van bedrijfsmatige en financiële aard. De prognose was namelijk dat door het afnemen van de intensieve behandeling de dagprijs van een bed in de instellingen lager zou uitvallen.103

De Commissie stelde dat het opzetten van instellingen met een longstay-afdeling de behandelingscapaciteit binnen de Tbs-instellingen zou veranderen. De plaatsing van de terbeschikkinggestelde waar de behandeling na acht jaar niet of nauwelijks aansloeg zou ruimte geven aan diegene bij wie de behandeling wel zou kunnen leiden tot het gewenste resultaat.104 De Minister van Justitie nam de aanbevelingen van de commissie over, behalve het acht jaarcriterium. In plaats daarvan nam de Minister van Justitie als uitgangspunt een maximale behandelperiode van zes jaar.105

99

De Kogel en Verwers 2003, p. 31. 100

Van der Wolf, 2012, p. 79. 101

De Kogel & Verwers 2003, p. 27. 102 Longstay Advies RSJ, p. 10. 103 De Kogel en Verwers 2003, p. 29. 104 De Kogel en Verwers 2003, p. 31. 105 Kamerstukken II 1998-1999, 24 587, nr. 35, p. 4.

(22)

2.9. Beleidsregels van de Tbs

Het huidige longstay-beleid wordt voornamelijk vormgegeven door beleidsregels. Een van de belangrijkste is het longstay beleidskader 2005.106 Deze stelde dat enkele jaren eerder zich geleidelijk een subgroep vormde binnen de Tbs klinieken bij wie de behandeling niet bleek te leiden tot een voldoende afname van het delict risico.107 Naar aanleiding hiervan werd besloten om de longstay voorziening in te stellen.Zoals in de vorige paragrafen is beschreven is de populatie van de Tbs alsmaar gegroeid. Het beleidskader 2005 had dan ook als doel de longstay, in al haar facetten, tegen het licht te houden om zo de maatregel aan te scherpen.108 Een van de uitkomsten hiervan was de expliciete mogelijkheid tot de uitplaatsing uit een van de longstay-instellingen om het fenomeen ‘vergaarbak’ tegen te gaan. Dat wil zeggen dat de parlementaire onderzoekscommissie vreesde dat de longstay een verzamelplaats dreigde te worden van terbeschikkinggestelden met een veelheid aan stoornissen en diversiteit aan delictgevaar, welke door hun onbehandelbare status (dure) plaatsen op de longstay bezet hielden.109

Uit een evaluatierapport van de Commissie Visser van mei 2006 over het effectief gebruik maken van de Tbs-maatregel en het tegengaan van het alsmaar terugkerende capaciteitsprobleem, kwam naar voren dat het huidige systeem te ‘algemeen’ werd beschouwd.110 Patiënten bij wie de behandeling niet aansloeg werden niet gescheiden van patiënten bij wie dat wel het geval was. De Commissie Visser oordeelde dat de ontwikkeling van de Tbs steeds vaker, via de longstay, leidde naar een in de praktijk levenslange vrijheidsstraf, wat niet het juiste uitgangspunt van het Tbs-beleid was. Ze stelde dat als gevolg van het langdurige karakter van de ‘straf’ deze uiteindelijk niet meer in verhouding zou staan tot het ooit gepleegde delict. Dit zou leiden tot het negatieve effect van een ‘vergaarbak’ van terbeschikkinggestelden op de longstay-afdeling.111

Het longstay beleidskader 2005 schreef dan ook voor dat gedurende het verblijf in de instelling voortdurend dient te worden gekeken of er een minder ingrijpend middel kan worden ingezet. Telkens dient er aan de subsidiariteit en de proportionaliteit te worden getoetst of het verblijf op de longstay nog gerechtvaardigd kan worden. De instelling doet dit door middel van een tweewekelijks evaluatierapport. Indien er uit dit rapport blijkt dat het recidivegevaar is afgenomen of dat er sprake is van een nieuwe behandelmethode die zou 106 Kamerstukken II 2004-2005, 29 452, nr. 35. 107 Kamerstukken II 2004-2005, 29 452, nr. 35, p. 1. 108 Kamerstukken II 2004-2005, 29 452, nr. 35, p. 1. 109 Kamerstukken II 2005-2006, 30 250, nrs. 4-5, p. 70. 110 Wolters, p. 19. 111 Kamerstukken II 2005-2006, 30 250, nrs. 4-5, p. 116.

(23)

kunnen aanslaan bij de terbeschikkinggestelde, kan het hoofd van de instelling een verzoek tot overplaatsing aanvragen bij het ITZ.112 Door het creëren van deze mogelijkheid tot overplaatsing of zelfs beëindiging van de status ‘longstayer’ is de longstay de jure geen levenslange opsluiting, maar blijft ‘de deur’ op een kier staan. De mogelijkheden zijn echter gering. Alleen indien de delict gevaarlijkheid bijvoorbeeld door ziekte of ouderdom afneemt of in het geval dat er een nieuwe behandeling komt die aanslaat bij de patiënt, is de terugkeer naar het behandelcircuit mogelijk.113

Enkele jaren later werd dit beleidskader bijgeschaafd tot het beleidskader 2009. Ook deze was gericht op de capaciteitsproblematiek van de longstay. Tevens werd er een oplossing bedacht om de heterogene samenstelling van de populatie recht aan te doen. Men zag in dat sommige terbeschikkinggestelden een hoge mate van materiële beveiliging en zorg nodig hebben, maar dat er ook terbeschikkinggestelden zijn die zich kenmerken door een geringe behoefde aan materiële beveiliging en een grote behoefde aan zorg door toezicht, structuur en begeleiding. Om dit tot stand te laten komen werden er verschillende zorgniveau’s ingesteld.114 Allereerst de reeds bestaande (zuivere) longstay, een afdeling met een hoog intensieve beveiliging maar met een laag (of soms hoog) zorgniveau. Daarnaast kwam er een nieuwe afdeling bij; de Longcare met beveiliging. Dit is een afdeling met midden intensieve beveiliging en met een matig of hoog zorgniveau. 115 En tenslotte de normale Longcare. Dit is een afdeling waar terbeschikkinggestelden verblijven die behoefde hebben aan een hoog intensief zorgniveau in combinatie met lage beveiliging.

Het Beleidskader uit 2009 is tegenwoordig van toepassing en bestaat voornamelijk uit beleidsregels. Hoewel beleidsregels formeel geen algemeen verbindende voorschriften zijn, kunnen ze desalniettemin als recht in de zin van artikel 79 Wet op de Rechterlijke Organisatie worden toegepast, zo oordeelde de Hoge Raad in 1990.116 Hierbij dient als kanttekening te worden geplaatst dat het Beleidskader 2009 niet is gepubliceerd in de Staatscourant doch slechts als kamerstuk. Dit is van belang in het kader van de openbaarheid van bestuur en de rechtszekerheid. Zonder deze bekendmaking kan een beleidsregel niet als ‘recht’ in de zin van artikel 79 Wet op Rechtelijke Organisatie worden aangemerkt. Nu dit met het Beleidskader

112 Kamerstukken II 2004-2005, 29 452, nr. 35, p. 11. 113 Parlementair onderzoek TBS nr. 5, p. 27. 114

Beleidskader Longstay Forensische Zorg 2009, p. 8. 115

Beleidskader Longstay Forensische Zorg 2009, p. 8. 116

(24)

2009 niet is gebeurd is het dan ook de vraag of deze wel aan te merken zijn als ‘recht’. 117

2.10. Overplaatsing van de reguliere Tbs-instelling naar de longstay-afdeling

De overplaatsing van een terbeschikkinggestelde van de reguliere Tbs-afdeling naar de longstay-afdeling lijkt in de praktijk een interne verplaatsing van afdeling naar afdeling. Dit is echter niet het geval; de plaatsing van een terbeschikkinggestelde naar een andere afdeling moet worden gezien als een externe overplaatsing, waarbij verschillende instanties betrokken zijn.118

Allereerst is er een plaatsbeschikking van de Minister van Justitie nodig, de afdeling Individuele Tbs-zaken van het Ministerie van Justitie (ITZ).119 Deze ministeriële last tot overplaatsing van de terbeschikkinggestelde naar de longstay afdeling kan worden gegeven op grond van de tenuitvoerlegging van de maatregel gegeven in artikel 37b lid 1 WvSr.120 De grondslag van het besluit tot overplaatsing van de terbeschikkinggestelden is gelegen in artikel 11 Bvt.121

De Tbs-instelling waar de terbeschikkinggestelde op dat moment nog verblijft meldt de terbeschikkinggestelde aan bij het Landelijke Adviescommissie Plaatsing (LAP).122 Deze multidisciplinaire commissie bestaat uit verschillende deskundigen.123 De commissie onderzoekt de terbeschikkinggestelde om na te gaan of deze voldoet aan een tweetal criteria neergelegd in artikel 11 lid 2 Bvt.124 Ten eerste dient de terbeschikkinggestelde conform de laatste inzichten van de forensische psychiatrie (de ‘state of art’), alle behandelingsmethoden te hebben ondergaan, dat wil zeggen minimaal twee behandelingen, zonder dat dit heeft geleid tot een vermindering van het delict/recidive gevaar.125 Het recidivegevaar moet bestaan uit een zodanig risico voor fysieke schade aan zichzelf, maar vooral aan anderen, dat de maatschappij hiertegen beschermd dient te worden.126 De tweede voorwaarde is dat er geen mogelijkheid tot plaatsing in de Geestelijke Gezondheidszorg (GGz) is vanwege het vereiste hoge beveiligingsniveau ten aanzien van de terbeschikkinggestelde. Dit beveiligingsniveau moet gegarandeerd kunnen worden om te voorkomen dat de terbeschikkinggestelde nieuwe

117 Belinfante en De Reede, p. 151. 118 Parlementair onderzoek TBS nr. 5, p. 41. 119 Kamerstukken II 2004-2005, 29 452, nr. 35, p. 10. 120 De Kogel en Verwers 2003, p. 32. 121 Artikel 11 Bvt. 122 Kamerstukken II 2004-2005, 29 452, nr. 35, p. 10. 123 Parlementair onderzoek TBS nr. 5, p. 41. 124

Artikel 11 lid 3 jo. artikel 11 lid 1 en 2 Bvt. 125

Kelk, p. 348. 126

(25)

delicten begaat. De behoefde van een hoog beveiligingsniveau is bij longstay-patiënten vaak dusdanig groot dat een plaatsing in een GGz-kliniek niet mogelijk is.127

Indien aan deze voorwaarden is voldaan is de plaatsing in een longstay-afdeling gerechtvaardigd.128 De uitkomst van dit onderzoek gaat terug naar de afdeling ITZ. Het hoofd van de afdeling ITZ beslist naar aanleiding van dit rapport of de tbs-patiënt op de wachtlijst voor de landelijke longstay-voorziening wordt geplaatst. Indien dit het geval is geeft de afdeling ITZ, namens de Minister van Justitie een beschikking tot plaatsing op de longstay-afdeling.129

Er zijn verschillende mogelijkheden om het verblijf op de longstay te laten toetsen. Ten eerste kan een terbeschikkinggestelde in beroep bij de rechter, daarnaast kan bij de drie jaarlijkse toets van het LAP naar voren komen dat het verblijf op de longstay-afdeling niet langer gerechtvaardigd kan worden en tot slot kan er beroep worden aangetekend bij de beroepscommissie van de RSJ. Alle drie de mogelijkheden zullen in de volgende paragrafen besproken worden.

2.11. Verlenging van de plaatsing op de longstay

De maatregel Tbs kan op vordering van het Openbaar Ministerie hetzij met één jaar hetzij met twee jaar worden verlengd op grond van artikel 38d lid 2 WvSr. De noodzakelijkheid van de opgelegde Tbs-maatregel wordt iedere twee jaar door de rechter, op vordering van het Openbaar Ministerie (artikel 509o WvSv) opnieuw beoordeeld aan de hand van de procedure voorgeschreven in artikel 509t WvSv.130 Tegen deze beslissing staat beroep open op grond van artikel 509v WvSv. Bij deze verlengingszitting wordt getoetst of voortzetting van het verblijf in een Tbs-kliniek nog noodzakelijk is. De rechter zal dit aan de hand van het gevaarscriterium van artikel 38d lid 2 moeten onderzoeken. Dit betekent dat alleen zal worden getoetst of er een reële vrees is voor aantasting van de veiligheid van anderen, goederen en de algemene veiligheid van personen. Dit gevaarscriterium wordt nader geconcretiseerd in artikel 37a lid 4. Van belang is hierbij de ernst van het begane feit en de veelvuldigheid van voorafgegane veroordelingen van misdrijven. 131

Deze toets aan het gevaarscriterium op grond van artikel 38d lid 2 ligt anders bij een plaatsing van een terbeschikkinggestelde op de longstay. Hiervoor is geen structurele

127 Parlementair onderzoek TBS nr. 5, p. 66. 128 Kamerstukken II, 2004-2005, 29 452, nr. 35, p. 9. 129 Kamerstukken II 2004-2005, 29 452, nr. 35, p. 10. 130 Artikel 509t WvSv. 131

(26)

rechtsgeldige mogelijkheid om te kunnen beoordelen of de voortzetting van de plaatsing op de longstay nog gerechtvaardigd kan worden. 132 Door het ontbreken van een behandeling en het uitzichtloze en demotiverende karakter van de longstay-afdeling zal de terbeschikkinggestelde niet snel verbetering van zijn verstoorde geestesvermogen laten zien. De rechter zal hierdoor niet in staat zijn de mogelijkheden tot beëindiging van de longstay-maatregel te toetsen, waardoor deze hoogstwaarschijnlijk slechts een oordeel zal vormen op basis van de redenering dat de terbeschikkinggestelde delictgevaarlijk is omdat deze al op de longstay wordt verpleegd. De terbeschikkinggestelde zal dan zelf moeten aantonen dat hij niet meer delictgevaarlijk is.133 In feite komt het er in de praktijk vaak op neer dat het proces van verlenging slechts een geformaliseerd proces wordt waar de rechter zonder diepgaand onderzoek zal beoordelen of er wel of niet sprake kan zijn van verlenging.134

In het geval de rechter van mening is dat de voortzetting van het verblijf op de longstay niet meer gerechtvaardigd kan worden heeft hij de mogelijkheid om het verblijf te beëindigen door de verlenging van de Tbs-maatregel stop te zetten. Met deze beslissing maakt de rechter het besluit (het plaatsen van een terbeschikkinggestelde op de longstay-afdeling) van de Minister van Justitie ongedaan.135

2.12. De driejaarlijkse toets van het LAP                   

Naast de gang langs de rechter zal het LAP – als extra controle - om de drie jaar toetsen of de voortzetting van het verblijf op de longstay nog geoorloofd is.136 Deze toets is geregeld in het Beleidskader 2009 en wordt uitgevoerd op grond van artikel 3 Instellingenbesluit.137 

Deze toets van het LAP werd in 2009 ingevoerd ter verbetering van de rechtspositie van de terbeschikkinggestelden.

Centraal staat bij deze toets de vatbaarheid van de terbeschikkinggestelde ten aanzien van behandeling. Indien nieuwe medicatie, interventies dan wel nieuwe behandelingen niet aanslaan kan het verblijf op de longstay worden verlengd. 138

Een voorwaarde bij deze toets is dat de behandelaar ‘face-to-face’ de terbeschikkinggestelde onderzoekt.139

132

Van der Wolf 2012, p. 173. 133

Dallinga en Van Marle, p. 30. 134

Van der Wolf 2012, p. 216. 135

Kamerstukken II 2008-2009, 29 452, nr. 98, p. 23. 136

Beleidskader Longstay Forensische Zorg 2009, p. 23. 137

Beleidskader Longstay Forensische Zorg 2009 en artikel 3 Instellingenbesluit. 138

Beleidskader Longstay Forensische Zorg 2009, p. 23. 139

(27)

Uit dit onderzoek zijn drie verschillende resultaten mogelijk. De opties zijn geformuleerd in het Beleidskader.140 Ten eerste kan een behandelaar besluiten dat het recidivegevaar is afgenomen en dat een behandeling met als doel resocialisatie op zijn plaats is. De behandelaar zal dit advies aan de Minister van Justitie voorleggen, welke het besluit kan bevestigen. De terbeschikkinggestelde zal dan worden teruggeplaatst naar een reguliere Tbs-instelling.141

Ten tweede kan er worden besloten dat het recidivegevaar bij de terbeschikkinggestelde wel is afgenomen maar dat deze (nog) niet klaar is voor resocialisering. In dit geval zal er een advies komen van het LAP aan de Minister van Justitie om de terbeschikkinggestelde over te plaatsen van de longstay-afdeling naar een GGz met betrekking tot kwaliteit van leven (de zogeheten ‘Longcare’).142 De derde optie is het verlengen van het verblijf op de longstay.143

2.13. Beroep bij de RSJ

Tegen een beslissing tot plaatsing op een longstay-afdeling, zoals neergelegd in artikel 11 Bvt, staat op grond van artikel 69 lid 1 onder a Bvt rechtstreeks beroep open bij de beroepscommissie.144 Dit beroep kan worden ingediend bij de Raad voor Strafrechttoepassing en Jeugdbescherming (RSJ).145 Deze mogelijkheid tot beroep wordt beschouwd als extra waarborg bovenop de driejaarlijkse evaluatie van het LAP.

Indien er sprake is van een ingesteld beroep bij de RSJ dan toetst deze de overplaatsing slechts marginaal. Inhoudelijke elementen, zoals de behandeling van de terbeschikkinggestelde, worden door de RSJ niet onderzocht. Wel toetst de RSJ of de motivering van het besluit tot overplaatsing van de terbeschikkinggestelde naar de longstay-afdeling deugdelijk is opgesteld.146

Op grond van artikel 62 lid 1 Bvt kan een terbeschikkinggestelde die beroep aantekent bij de RSJ tegen de beslissing tot plaatsing op de longstay zich laten bijstaan door raadsman of een andere vertrouwenspersoon, die daartoe van de beroepscommissie toestemming heeft

140

Beleidskader Longstay Forensische Zorg 2009. 141

Beleidskader Longstay Forensische Zorg 2009, p. 24. 142

Het verschil tussen longcare en longstay is gelegen in het beveiligingsniveau. Longstay is voor terbeschikkinggestelden met een hoog beveiligingsniveau en een laag, matig of hoog zorgniveau;

longcare met beveiliging is voor terbeschikkinggestelden met een gemiddeld beveiligingsniveau en een matig of hoog zorgniveau. Longcare is voor terbeschikkinggestelden met een laag beveiligingsniveau en een hoog zorgniveau.

143

Beleidskader Longstay Forensische Zorg 2009 p. 23/24. 144 Longstay Advies RSJ, p. 55. 145 Parlementair onderzoek TBS nr. 5, p. 41. 146 Kamerstukken II, 2005-2006, 30 250, nrs. 4-5, p. 43.

(28)

gekregen. De terbeschikkinggestelde dient echter wel met zeer sterke argumenten te komen om de RSJ ervan te overtuigen dat er van de plaatsing moet worden afgeweken.147

Naast de mogelijkheid tot het instellen van een beroep op grond van artikel 69 lid 1 Bvt, kan de terbeschikkinggestelde beklag indienen tegen beslissingen van het hoofd van de inrichting, op grond van artikel 56 Bvt. Besluiten die hiervoor in aanmerking komen zijn onder andere het achterwege laten van een jaarlijkse evaluatie, de plaatsing of voortzetting van het verblijf op een afdeling voor intensieve zorg als bedoeld in artikel 32, lid 1 en 2 of een beslissing die een beperking inhoudt van het contact met de buitenwereld als bedoeld in hoofdstuk VII van de Bvt.148

2.14. Adviezen van de RSJ

De RSJ is belast met twee verschillende taken. Allereerste vervult ze een rechtsprekende functie, zoals het beoordelen van het beroep op grond van artikel 69 lid 1 onder a Bvt en ten tweede geeft ze advies aan de Minister van Justitie over het Tbs-beleid.

De adviezen van de RSJ bespreken de knel- en verbeterpunten van het Tbs-beleid. De afgelopen jaren heeft de RSJ zich ook toegelegd op het adviseren van de Minister van Justitie ten aanzien van de longstay-afdeling. In deze paragraaf zullen enkele adviezen worden besproken.

Zoals eerder al werd opgemerkt is de capaciteit van de Tbs-instellingen beperkt en daardoor problematisch. Verschillende maatregelen waren er al genomen sinds het invoeren van de Psychopatenwetten in 1925. Ondanks de verschillende maatregelen, zoals het uitbreiden van de Tbs-instellingen, bleef het capaciteitsprobleem zich door de jaren voordoen. De toestroom van terbeschikkinggestelden groeide (en groeit) alsmaar.149 Zo kwam uit onderzoek van de RSJ naar voren dat in tussen 1995 en 2006 het aantal plaatsen voor (reguliere en vanaf 1999 ook longstay) terbeschikkinggestelden exponentieel is gestegen; van 650 plaatsen naar 1738.150 Verder concludeerden de RSJ dat sinds de totstandkoming van de longstay er een enorme instroom was van terbeschikkinggestelden op deze afdeling en dat de verwachting was dat deze in de toekomst steeds meer zal toenemen.151 Om deze problemen tegen te gaan had de RSJ een advies opgesteld in februari 2008. De RSJ bracht in het Advies Longstay een

147

Cleiren en Nijboer 2004, p. 1544. 148

Artikel 32, lid 1 en 2 en 56 lid 1 e Bvt. 149 Longstay Advies RSJ, p. 3. 150 Longstay Advies RSJ, p. 13. 151 Longstay Advies RSJ, p. 9.

(29)

drietal denkrichtingen naar voren. Het rapport van dit Advies Longstay is aan de Minister van Justitie gegeven ter verbetering van de rechtspositie van de in een longstay geplaatste terbeschikkinggestelde.152,153

Allereerst stelde de RSJ dat de plaatsing van een terbeschikkinggestelde naar de longstay-afdeling met rechtswaarborgen moet worden omkleed. Om dit te realiseren was er een onafhankelijk advies nodig, gemaakt door het LAP of door een andere onafhankelijke commissie. De toetsing van de overplaatsing zou tevens niet meer door de Minister van Justitie moeten gebeuren maar door een bevoegd rechtscollege.154 Ten tweede gaf de RSJ als advies om de plaatsing van een terbeschikkinggestelde over te laten aan een nieuw Verlofadviescollege voor de Tbs, waar zowel juristen als gedragsspecialisten in zitten. Tenslotte kwam de RSJ met een laatste advies; een rechterlijke toetsing van het besluit van de Minister van Justitie tot verplaatsing naar de longstay-afdeling.155

Om het probleem van ‘vergaren’ op de longstay-afdeling tegen te gaan en de kans op terugkeer naar de maatschappij niet alleen in theorie te realiseren maar ook in praktijk, raadde de RSJ aan om een terbeschikkinggestelde op de longstay met tussenpozen terug te plaatsen naar de behandelafdeling. Hierdoor werd het procedurele schot tussen longstay en resocialisatie een ‘half-doorlaatbare waterkering’ en kon er meer informatie over de terbeschikkinggestelde worden verzameld wat kon worden gebruikt door de rechter bij het verlengen van de maatregel. 156

Na het rapport van 2008 van de RSJ kwam er in 2011 een nieuw rapport uit naar aanleiding van de oplopende duur van het verblijf van terbeschikkinggestelden in een kliniek.157 Deze oplopende duur is, volgens de RSJ, gelegen in het feit dat veel advocaten hun cliënten adviseren om niet mee te werken aan Pro-Justitia-onderzoeken158 naar hun mentale gesteldheid nu de duur van de Tbs vaak langer uitvalt dan een gevangenisstraf. Hierdoor ontstond de angst dat de maatregel steeds minder in verhouding zou komen te staan tot de

152

Longstay Advies RSJ, p. 34. 153

De adviezen van het RSJ worden als aanbeveling en advies gebruikt voor en door de Minister van Justitie ten behoeve van het bepalen van het beleid rondom de Tbs

154 Longstay Advies RSJ, p. 37. 155 Longstay Advies RSJ, p. 39. 156 Longstay Advies RSJ, p. 34. 157

RSJ Advies, De oplopende duur van de Tbs 158

Door middel van een Pro-Justitia onderzoek wordt nagegaan of er tijdens het plegen van een delict sprake was van een psychische stoornis of een gebrekkige ontwikkeling van het geestesvermogen. Tevens wordt gekeken wat de recidive risico’s zijn en in hoeverre hiermee rekening moet worden gehouden bij de berechting. Op basis van Pro-Justitia onderzoek beslist de rechter of er een gevangenisstraf of een tbs- maatregel. Een combinatie van een gevangenisstraf en een maatregel is ook mogelijk.

(30)

ernst van de gepleegde feiten. Een voorbeeld hiervan is de mogelijkheid tot overplaatsing naar de longstay-afdeling.159

Ook in dit rapport adviseerde de RSJ dat de herbeoordeling ten aanzien van het verlengen van de longstay, welke eens in de drie jaar plaatsvindt, toe is aan een hervorming.160 Bovendien stelde de RSJ dat het uitvoeren van een Tbs-maatregel gericht moest zijn op de resocialisatie aan de hand van een verplegings- en behandelingsplan. Deze wettelijke verplichting brengt, aldus de RSJ, met zich mee dat er een motiverend klimaat moet worden gecreëerd dat de terugkeer naar de behandeling, of zelfs de maatschappij, moet bewerkstelligen.161

2.15. Deelconclusie

In het tweede hoofdstuk is de ontstaansgeschiedenis van de maatregel Tbs omschreven. Vanuit de gedachte dat de misdadiger, wiens geestesgesteldheid dusdanig was verstoord, niet kon worden geplaatst in een reguliere gevangenis, is de maatregel aan het begin van de vorige eeuw ontstaan. De maatregel Tbr, en later Tbs, vloeide voort uit de Psychopathenwetten. Hoewel de maatregel door de jaren heen is aangepast en veranderd heeft deze nooit haar karakter verloren.

De huidige maatregel, die zijn grondslag heeft in artikel 37a WvSr e.v., de Bvt en de Rvt, kent verschillende varianten, bestaande uit de Tbs met voorwaarden en Tbs met dwangverpleging. Deze laatste variant geeft de rechter de bevoegdheid om een verdachte op te laten nemen in een Tbs-instantie teneinde hem onder behandeling van een arts te stellen. De duur van deze maatregel is in beginsel twee jaar.162 Deze kan op verzoek van de Minister van Justitie worden verlengd.163

Indien de intensieve behandeling in de inrichting geen soelaas biedt en de verstoorde geestesstoornis van de terbeschikkinggestelde geen verbetering toont, komt deze in aanmerking voor de afdeling longstay.

Al in 1996 werd er gesproken over een groep terbeschikkinggestelden die als ‘blijvend delict gevaarlijk’ werden beschouwd. Het gevolg hiervan was dat er in 1996 een motie werd ingediend.164 In deze motie werd een verzoek gedaan om een speciale voorziening binnen de

159

RSJ Advies, De oplopende duur van de Tbs, p. 5. 160

RSJ Advies, De oplopende duur van de Tbs, p. 6. 161

RSJ Advies, De oplopende duur van de Tbs, p. 6. 162

Artikel 38 lid 1 WvSr. 163

Artikel 38e lid 1 WvSr. 164

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

With this article the author intends to fill one of these gaps in the narrative of social history and focuses specifically on the experiences of teachers who taught

Teneinde een eventuele belemmering hiervan voor bedrijfsoverdrachten te voorkomen wordt voorgesteld om per 1 januari 2005 de bedrijfsopvolgingsregeling te verruimen door

1 De Centrale Raad van beroep stak een stokje voor deze ‘innovatieve’ praktijk, omdat de daarvoor vereiste wettelijke basis ontbreekt.. 2 De Raad trekt daarbij een vergelijking met

Zoals eerder vermeld worden er in een teeltsysteem met de aantallen ingebogen takken en scheuten gespeeld en bekeken of de plant voldoende productie haalt. Er wordt getracht om met

Goud, mirre en wierook zijn kostbaar, Maar door de hemel is gegeven:. Jezus, Hij kwam voor ons

Omdat artikel 13 lid 4 Zvw niet toestaat dat de vergoeding voor niet-gecontracteerde zorg wordt gedifferentieerd naar de financiële draagkracht van de individuele verzekerde, zal

3) Oorzakelijk verband tussen de schending van een resultaats- verbintenis met betrekking tot de medische behandeling en de lichamelijke schade. Bestaan van een oorzakelijk

Copyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright owners and it is a condition of