• No results found

Bittere Strijders

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Bittere Strijders"

Copied!
58
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

B

ittere

S

trijders

(2)
(3)

Bittere Strijders

De rol van de Binnenlandse Strijdkrachten in West-Nederland in de roerige naoorlogse periode

Masterthesis Geschiedenis

Sjoerd Kramer

10663134

Examinator: Prof. dr. P. Romijn

(4)
(5)

Inhoudsopgave

Inleiding 5

Historiografische achtergrond 6

Methode en opzet 8

1. De Binnenlandse Strijdkrachten 11

1.1 Het Nederlandse verzet 11

1.2 De oprichting van de Binnenlandse Strijdkrachten 14

1.3 De taken en discipline na de bevrijding 16

1.4 Besluit 18

2. De handhaving van de orde 21

2.1 De overname van het gezag 21

2.2 De politietaken van de Binnenlandse Strijdkrachten 25

2.3 Besluit 29

3. De arrestaties 31

3.1 Arrestaties door de Binnenlandse Strijdkrachten 31

3.2 Moffenmeiden 34 3.3 Besluit 37 4. De interneringskampen 39 4.1 De toestand in de kampen 39 4.2 Mishandelingen in de kampen 43 4.3 Besluit 46 Slot 47 Bibliografie 51

(6)
(7)

Inleiding

Na het verlossende woord op 4 mei 1945 dat de Duitsers en de geallieerden een wapenstilstand hadden afgesloten leek Nederland na vijf jaar bezettingstijd volledig bevrijd. Echter, het land zou vanaf die dag een periode in gaan waarin het in een overgang was van oorlog naar vrede. Hoewel men over het algemeen bekend is met beelden van feestvreugde en opluchting, begon deze periode in West-Nederland, het laatste door de Duitsers bezette gebied, gelijk zeer moeizaam. Na de aankondiging van het einde van de oorlog duurde het nog een aantal dagen totdat de capitulatieakte werd ondertekend door de Duitsers. In deze dagen was het in West-Nederland niet duidelijk wie verantwoordelijk zou zijn voor de ordehandhaving en zodoende ontstond er in dit gebied een machtsvacuüm. Ook nadat de Geallieerde troepen en het Militair Gezag het gebied waren binnengetrokken kostte het enige tijd totdat de orde volledig was hersteld.1

Eén van de actoren in West-Nederland in de eerste weken na de bevrijding waren de Binnenlandse Strijdkrachten (BS). De BS waren een organisatie die bestond uit verschillende organisaties uit het gewapend verzet. Deze bewegingen waren in de bezettingstijd betrokken geweest bij verschillende operaties tegen de bezetter. Met het oog op coördinatie voegde de regering in Londen ze medio 1944 samen in de BS en bracht ze onder haar bevel. prins Bernhard werd hierbij aangewezen als opperbevelhebber. Naast de sabotagedoeleinden tijdens de gewapende strijd tegen de Duitsers was één van de opdrachten aan de BS ook om in het geval van een plotselinge bevrijding de ordehandhaving over te nemen van de bezetter. Zodoende zou een machtsvacuüm kunnen worden voorkomen.2

Ondanks deze doelstelling kregen de BS in West-Nederland in de eerste dagen na de bevrijding bevel van het geallieerde opperbevel om niets te doen om de Duitse troepen te provoceren en ook niet in de openbaarheid te treden. Desalniettemin waren een aantal onderdelen al actief in dit gebied. Zij begonnen onder andere met de ontwapening van de Duitse soldaten en namen de ordehandhaving van hen over.3 In de dagen die volgden namen de BS steeds meer taken op zich en waren zij naast de

ordehandhaving ook betrokken bij het oppakken en interneren van collaborateurs en de jacht op de zogeheten ‘moffenmeiden’, vrouwen die een seksuele relatie hebben gehad met een Duitser. De activiteiten van de BS zorgden soms voor ongeregeldheden, zoals gewapende confrontaties met Duitse soldaten en de publieke vernedering van collaborateurs en ‘moffenmeiden’.4 In de weken die volgden

werden de BS uitgebreid, omdat een dienstplichtleger nog niet te realiseren was. De BS bleven in deze weken verantwoordelijk voor de uitvoering van de ordehandhaving en de internering van collaborateurs. Echter, er kwamen veel klachten over het handelen van de BS. Er werd rondverteld dat er veel nieuwe

1 B. Schoenmaker, ‘Bevrijding langs een omweg’, in: C. Klep en B. Schoenmaker, De Bevrijding van Nederland 1944-1945

(’s Gravenhage 1995) 300 - 313.

2 P. Romijn, ‘Liberators and Patriots’, in: Stefan-Ludwig Hoffmann ea., Seeking Peace in the Wake of War, (Amsterdam

2015) 120 – 125.

3 L. de Jong., Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog deel 10B, Het laatste jaar II (’s Gravenhage 1982)

1342 – 1352.

4 L. de Jong, Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog deel 12, Epiloog I (’s Gravenhage 1988) 144 –

(8)

BS’ers toestroomden die niet afkomstig waren uit het verzet die zich voornamelijk bezighielden met feest vieren en roven.

De BS speelden dus weldegelijk een rol in West-Nederland in de eerste weken na de bevrijding, waarmee deze eenheid voldeed aan het doel van de oprichting. In deze thesis zal worden onderzocht hoe deze rol zich na de bevrijding heeft ontwikkeld. Hebben de BS gehandeld naar behoren of zijn er veel fouten gemaakt en heeft de BS zich niet correct gehouden aan haar doelstellingen? De vraag die centraal zal staan in dit onderzoek is in hoeverre de BS in West-Nederland tussen 4 mei en 8 augustus 1945 hebben gehandeld naar de bij de oprichting opgelegde discipline. Er is hierbij bewust gekozen voor de vraag naar de discipline bij de oprichting en niet de instructies die ze van bovenaf kregen na de bevrijding. De reden hiervoor is dat het moeilijk is om de rol van de BS te analyseren aan de hand van instructies. De BS waren niet optimaal georganiseerd en zeker in de weken na de bevrijding kwamen de instructies soms niet aan bij de verschillende onderdelen van de BS. De periodisering van het onderzoek is de periode tussen de bevrijding van West-Nederland en de opheffing van de BS.

Historiografische achtergrond

De Nederlandse bezettingsgeschiedenis is een veelbesproken thema in de geschiedschrijving. Hoewel er al veel over dit onderwerp is geschreven, vinden er nog steeds ontwikkelingen plaats binnen de historiografie. Twee van deze historiografische ontwikkelingen zijn relevant voor dit onderzoek. De eerste ontwikkeling is een discussie tussen historici over het beeld dat wordt geschetst over de Nederlandse bevolking tijdens de bezetting. Aanvankelijk werd de bezettingsgeschiedenis voornamelijk gedomineerd door Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog, de 14-delige serie van Loe de Jong. Het Koninkrijk is geschreven in opdracht van de Nederlandse regering en wordt vaak gezien als het standaardwerk van de Nederlandse bezettingsgeschiedenis.5 In meerdere delen van dit

werk wordt ook de periode die wordt beschreven in dit onderzoek besproken. Zo geeft De Jong in het tiende deel van het boek, verschenen in 1982, een uitgebreide beschrijving van dag tot dag over de eerste paar dagen na de bevrijding in West-Nederland. Hierin noemde De Jong het een “rafelige bevrijding”.6

In de epiloog, verschenen in 1988, wordt de langere periode na de bevrijding uiteengezet. Hierin ging De Jong ook in op de afhandeling van het Militair Gezag en de opheffing van de BS.7

Hoewel het Het Koninkrijk het meest uitgebreide werk is over de Nederlandse bezettingsgeschiedenis, betekent dit niet dat de geschiedschrijving over dit onderwerp hiermee is afgesloten. Er is namelijk naast veel lof over dit werk ook kritiek. Zo bekritiseerde Hans Blom het werk tijdens zijn oratie in 1983, omdat De Jong zich teveel zou hebben laten leiden door het maken van een onderscheid tussen verzetshelden en collaborateurs, ofwel tussen ‘goed’ en ‘fout’. Volgens Blom was

5 B. Smits, Loe de Jong, Historicus met een missie (Amsterdam 2014) 15 – 23.

6 L. de Jong, Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog deel 10B, Het laatste jaar II (’s Gravenhage 1982)

1348 – 1439, aldaar 1439.

(9)

de discussie over de bezettingsgeschiedenis, ondanks het verschijnen van Het Koninkrijk, dus nog niet afgesloten. Er zou voornamelijk meer afstand moeten worden genomen van het zwart-wit beeld van De Jong.8 Een boek waarin dit gebeurde is het boek Grijs Verleden, van Chris van der Heijden. Hierin

bekritiseert hij het zwart-wit denken van De Jong. Hij noemt het zelfs een mythe. Hij probeert een ‘grijzer’ beeld te schetsen van de Nederlandse bezettingstijd, waarin hij probeert aan te tonen dat de grote ‘grijze’ massa probeerde door te gaan met leven en te overleven in de wanorde die de bezetting veroorzaakte. Deze groep viel volgens Van der Heijden dus niet zomaar te scharen onder ‘goed’ en ‘fout’.9

Deze discussie kan interessant zijn voor dit onderzoek, omdat beide perspectieven een ander beeld kunnen geven over beoordeling van het handelen van de BS. Vanuit het zwart-witte perspectief van Het Koninkrijk zouden de BS per definitie kunnen worden geschetst als een ‘goede’ organisatie die zich na de bevrijding verzetten tegen iedereen die op welke manier dan ook ‘fout’ was. Vanuit dit perspectief zou een deel van het handelen van de BS kunnen worden gelegitimeerd. Ze handelden immers volgens de instructies van de regering. Als het grijze perspectief van Van der Heijden zou worden gehanteerd, dan zou dit wellicht een andere vertelling opleveren. Dan is het namelijk de vraag of alle BS’ers daadwerkelijk goed waren en of de personen tegen wie zij zich keerden daadwerkelijk fout waren. Dit zou de vraag kunnen oproepen of de BS zich aan de bij de oprichting opgelegde discipline hielden en dat zou twijfel kunnen oproepen over de legitimiteit van haar optreden.

De andere historiografische ontwikkeling die relevant is voor dit onderzoek is de toename in publicaties over de periode na de bevrijding. In deze publicaties komt voornamelijk naar voren dat de eerste weken na de bevrijding een periode was van teleurstelling en chaos en dat de transitie van oorlog naar vrede moeizaam verliep. Over de chaos in West-Nederland van de eerste dagen na de bevrijding werd in Het Koninkrijk en een aantal andere publicatie al geschreven, maar recentelijk zijn er nieuwe studies verschenen. Een voorbeeld hiervan is het boek Drama op de Dam van Ludmilla van Santen en Norbert Jan Nuij. Deze bundel vertelt over de schietpartij op de Dam, waarbij er wordt gesproken over pogingen van de BS om de Duitsers te ontwapenen.10 Ook over het oppakken en het interneren van

vermeende collaborateurs en ‘moffenmeiden’ is recentelijk gepubliceerd. Helen Grevers maakt bijvoorbeeld in haar boek Van landverraders tot goede vaderlanders een vergelijking tussen de internering van collaborateurs in Nederland en België. Hierbij vertelt ze onder andere over het chaotische verloop van de internering in de eerste weken na de bevrijding van Nederland, waarbij de BS betrokken waren.11 Monika Diederichs omschrijft in haar boek Wie geschoren wordt moet stilzitten

juist de publieke vernedering van de ‘moffenmeiden’. Er wordt verteld hoe de vrouwen gewelddadig

8 J.C.H. Blom, ‘In de ban van goed en fout?’, in: G. Abma ea., Tussen goed en fout, Nieuwe gezichtspunten in de

geschiedschrijving 1940-1945 (Franeker 1986) 30 – 48.

9 C. van der Heijden, Grijs verleden, Nederland en de Tweede Wereldoorlog (Amsterdam/Antwerpen 2001) 9 -17. 10 A. van Liempt, “Sneuvelen na de oorlog” in: L. van Santen en N. Nuij, Drama op de Dam (Alkmaar 2017) 44 - 48. 11 M. Grevers, Van landverraders tot goede vaderlanders: de opsluiting van collaborateurs in Nederland en België, 1944 –

(10)

werden opgepakt en publiekelijk werden kaalgeschoren. Hierbij wordt ook beschreven welke rol de BS hier soms in speelden.12 Zeer recent is ook het populairwetenschappelijke werk Moffenmeiden van

Rianne Oosterom gepubliceerd, waarin zijn eveneens een beschrijving geeft van de vernedering van de ‘moffenmeiden’.13

Er verschijnen dus steeds meer publicaties over de chaos in de eerste dagen en de eerste weken na de bevrijding. In deze publicaties wordt ook gesproken over de rol die de BS hadden bij de verschillende thema’s in deze periode. Echter, een onderzoek waarin de rol van de BS na de bevrijding kritisch wordt geanalyseerd ontbreekt nog. Over de BS bestaat momenteel één standaardwerk, namelijk het boek De Binnenlandse Strijdkrachten van G.J. van Ojen. Dit boek is geschreven in opdracht van de Sectie Krijgsgeschiedenis van de Koninklijke Landmacht.14 Van Ojen geeft in dit boek slechts een korte

beschrijving van de periode na de bevrijding en gaat hierbij vooral in op de opheffing van de BS.15 Deze

historiografische stand van zaken biedt dus genoeg ruimte voor verder onderzoek en dit onderzoek zou deze ruimte verder kunnen vullen. Bovendien kunnen de beschikbare publicaties over de chaos na de bevrijding dienen als aanknopingspunten voor het uitvoeren van dit onderzoek.

Methode en opzet

Het onderzoek wordt uitgevoerd aan de hand van primaire bronnen, aangevuld met secundaire literatuur. De archieven die voor dit onderzoek zijn geraadpleegd zijn de archieven van het Militair Gezag, de BS en het archief van het Bureau Registratie en Informatie Ontslagen Personeel (BRIOP). Het Militair Gezag vormde tijdelijk het dagelijks bestuur van de bevrijdde gebieden en stond onder het gezag van de geallieerden en de Nederlandse regering in Londen. Het Militair Gezag werkte bij de handhaving van de orde vaak samen met de BS.16 Uit het archief van het Militair Gezag zijn voornamelijk weekrapporten

van de chef-staf en weekrapporten van provinciaal militair commissarissen en districts militair commissarissen geraadpleegd. Uit de archieven van de BS zijn tal van rapporten en verslagen, correspondentie en orders geraadpleegd van de verschillende gewesten en districten in West-Nederland. Het grootste deel van de archieven van de BS is opgenomen in het archief van het BRIOP en het archief van de Ordedienst, Bevelhebber Nederlandsche Strijdkrachten en Binnenlandse Strijdkrachten. Ook liggen er archiefstukken van de BS in verschillende BS-archieven in het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie (NIOD). Voor het onderzoek naar de interneringskampen is gebruik gemaakt van de getuigenverklaringen in het persoonlijk archief van Hendrik Willem van der Vaart Smit. Gezien de privacy gevoeligheid van de verklaringen is gekozen de namen van de getuigen niet in het onderzoek of de bronvermelding op te nemen.

12 M. Diederichs, Wie geschoren wordt moet stilzitten (Soesterberg 2015) 155 – 173. 13 R. Oosterom, Moffenmeiden (Amsterdam 2019) 9 – 15.

14 G.J. van Ojen, De Binnenlandse Strijdkrachten (’s Gravenhage 1972) 7 – 9. 15 Ibidem., 565 – 581.

(11)

Het onderzoek is verdeeld in vier hoofdstukken. In het eerste hoofdstuk wordt een beschrijving gemaakt van de BS. Hierbij worden de voorgeschiedenis, de oprichting, de organisatie en de structuur en discipline van de BS uiteengezet. Het eerste hoofdstuk dient als basis van het onderzoek. De discipline zoals die in het eerste hoofdstuk wordt omschreven is hierbij een middel om het handelen van de BS in de volgende hoofdstukken te kunnen toetsen. In de hoofdstukken daarna zullen drie thema’s worden behandeld. Allereerst wordt een beschrijving gegeven van de rol van de BS in het herstellen en het handhaven van de orde in West-Nederland. Hierbij wordt beschreven hoe de eerste dagen na de bevrijding verliepen en hoe de BS het gezag van de Duitsers probeerden over te nemen. Ook wordt een beschrijving gegeven van de ontwikkeling van de uitvoer van de ordehandhaving door de BS. In het derde hoofdstuk wordt een beschrijving gegeven van de arrestaties die door de BS werden uitgevoerd. Hierin wordt een uiteenzetting gemaakt van de arrestaties van collaborateurs en ‘moffenmeiden’ in de eerste dagen na de bevrijding. Ook worden de arrestaties in samenwerking met de politie en het Militair Gezag besproken. Vervolgens zal in het vierde hoofdstuk een de internering van de collaborateurs worden behandeld. Er wordt een uiteenzetting gemaakt van de rol van de BS bij de internering en er zal gebruik worden gemaakt van de toestand in een aantal interneringskampen als voorbeeld. In het slot zullen de bevindingen van het onderzoek worden samengevat. Vervolgens zal aan de hand van deze bevindingen een kritische analyse worden gemaakt van de rol van de BS binnen deze drie thema’s, waarmee een onderbouwde conclusie zal worden gevormd.

(12)
(13)

1. De Binnenlandse Strijdkrachten

Op de rumoerige dag die later bekend zou staan als ’Dolle Dinsdag’ werden de BS per Koninklijk Besluit opgericht. Alle vrijwillige verzetslieden die actief waren voor de Ordedienst, de Landelijke Knokploegen en de Raad van Verzet werden aangeduid als leden van de BS en werden beschouwd als militairen volgens de wetten en regels van de Koninklijke Landmacht. De BS werden zodoende een Nederlandse troepenmacht in bezet gebied en werden onder andere ingezet voor militair strategische doeleinden. In het geval van een plotse capitulatie van de Duitsers zouden de BS de ordehandhaving in handen moeten nemen, om zo een mogelijk machtsvacuüm en de daarbij horende chaos te kunnen voorkomen. De bevelhebber van de BS werd prins Bernhard, die door koningin Wilhelmina was aangewezen als Bevelhebber Nederlandsche Strijdkrachten.17

Voor dit onderzoek is het van belang om te onderzoeken wat voor een organisatie de BS waren, hoe de BS zijn ontstaan en hoe de BS waren georganiseerd. Bovendien is het van belang om inzicht te hebben in de discipline en institutionele normen en waarden van de BS, omdat het handelen van de BS na de bevrijding in dit onderzoek kritisch zal worden geanalyseerd aan de hand van deze discipline. Dit hoofdstuk beschrijft daarom de ontstaansgeschiedenis van de BS en de discipline die de organisatie mee kreeg bij de oprichting. Ook de wijze waarop de BS waren georganiseerd zal worden uiteengezet. Het hoofdstuk is voornamelijk gebaseerd op het standaardwerk van G.J. van Ojen, maar zal ook worden aangevuld met andere secundaire literatuur en primaire bronnen, zoals de ‘Algemeene Instructie voor de Binnenlandse Strijdkrachten’. In de eerste paragraaf zal een korte voorgeschiedenis van het Nederlandse verzet worden beschreven en zal een beschrijving worden gegeven van de drie verzetsorganisaties die zijn overgegaan in de BS. Vervolgens wordt de oprichting van de BS besproken en zal de structuur van deze organisatie worden uiteengezet. In de derde paragraaf worden de vaste taken van de BS besproken en wordt de discipline van de oprichting uiteengezet. Tot slot wordt het hoofdstuk kort samengevat in het besluit.

1.1 Het Nederlandse verzet

Toen in mei 1940 Nederland capituleerde werd dr. Arthur Seyss-Inquart door Adolf Hitler benoemd als de Rijkscommissaris van het Nederlandse bezette gebied. De Rijkscommissaris probeerde een gematigd beleid te voeren om de Nederlandse bevolking aan de bezetter te kunnen binden. Om deze reden, maar ook uit praktische overwegingen, hield Seyss-Inquart het Nederlandse ambtelijk apparaat in functie en kwam het onder zijn leiding te staan. Bovendien bleef aanvankelijk het Nederlandse rechtssysteem in werking. De Duitsers merkten al snel dat er een vijandige stemming heerste onder de Nederlandse bevolking tegen de bezetter. Deze vijandelijkheid groeide gedurende het eerste jaar van de bezetting. Dit kwam onder andere door de voedselschaarste die na de zomer van 1940 ontstond en de inname van metalen voorwerpen door de Duitsers. Bovendien richtten de bombardementen van de geallieerden veel

(14)

schade aan en zorgden ze voor veel slachtoffers. Ondanks de Duitse propaganda over deze bombardementen hield de Nederlandse bevolking de bezetter hiervoor verantwoordelijk.18

Deze vijandige stemming leek aanvankelijk voornamelijk zonder veel geweld of sabotage tot uiting te komen. De vijandige stemming van het merendeel van de Nederlandse bevolking was nog zeer onschuldig en ging vooral om onderlinge grappen en plagerig gedrag tegen de Duitsers. Wel begonnen sommige Nederlanders bijvoorbeeld met het demonstreren van trouw aan het Koningshuis op de verjaardag van prins Bernhard, ondanks het feit dat het Koningshuis het land was ontvlucht en de Nederlandse bevolking had achtergelaten.19 Ook probeerden sommige Nederlandse politici, binnen de

door de bezetter gestelde grenzen, een politieke tegenstand te bieden tegen het nationaalsocialisme. Zo werd in 1940 bijvoorbeeld de Nederlandse Unie opgericht. Dit was een politieke beweging die de Nederlandse bevolking probeerde te verenigen om zo een politiek tegenwicht te bieden tegen de NSB.20

Ook het Nederlandse ambtelijk apparaat voerde eerste lichte vormen van verzet, door middel van het beperkt doorvoeren en slecht uitvoeren van de Duitse maatregelen.21 In het begin liet Seyss-Inquart deze

vormen van vijandelijkheid min of meer toe, omdat hij de tegenstand tegen de bezetter niet wilde laten groeien.22

Echter, de Duitsers hadden de vijandelijkheid van de Nederlandse bevolking enigszins onderschat en hadden niet goed door dat het ook had geleid tot georganiseerd verzet. Al vrij snel na de capitulatie ontstonden de eerste ondergrondse verzetsgroepen. Deze groepen ontstonden uit het idee dat de bezetting kort zou duren en dat de geallieerden door het verzet geholpen zouden moeten worden in de gewapende strijd tegen de Duitsers. Ook wilden ze een mogelijk machtsvacuüm bij een vlugge bevrijding voorkomen. Gevoed door de toename aan maatregelen van de bezetter, met onder andere de anti-Joodse maatregelen, kregen de verzetsgroepen meer aanhang. De groeperingen hielden zich in het eerste jaar van de bezetting onder andere bezig met de sabotage van militair strategische middelen van de bezetter, het verzamelen van inlichtingen voor de regering in Londen en het publiceren van illegale nieuwsberichten en kranten.23 Later waren bewegingen actief in de hulp bij het onderduiken van Joodse

gezinnen en mensen die waren opgeroepen voor de ‘Arbeitseinsatz’, de vervalsing van papieren en de financiering van het gewapende verzet.24

Een aantal van deze verzetsgroepen groeide in aantal aanhangers en werd landelijk actief. Drie van deze landelijke organisaties, namelijk de Ordedienst, de Landelijke Knokploegen en de Raad van Verzet, zouden uiteindelijk in 1944 overgaan in de BS. De Ordedienst ontstond al in een vroeg stadium van de bezetting. De Ordedienst was in het eerste jaar van de bezetting ontstaan vanuit de gedachte van verschillende groepen militairen om een organisatie te starten die de orde in het land zou handhaven in

18 C. M. Schulten,“En verpletterd wordt het juk” Verzet in Nederland 1940 – 1945 (’s Gravenhage 1995) 38 – 53. 19 C. van der Heijden, Grijs verleden, Nederland en de Tweede Wereldoorlog (Amsterdam/Antwerpen 2001) 271 – 280. 20 C. M. Schulten,“En verpletterd wordt het juk” Verzet in Nederland 1940 – 1945 (’s Gravenhage 1995) 49 – 60. 21 G.J. van Ojen, De Binnenlandse Strijdkrachten (’s Gravenhage 1972) 8.

22 C. M. Schulten,“En verpletterd wordt het juk” Verzet in Nederland 1940 – 1945 (’s Gravenhage 1995) 53 – 60. 23 Ibidem., 60 – 78.

(15)

het geval van een plotselinge bevrijding en een daaropvolgend machtsvacuüm. Deze groepen vormden uiteindelijk samen de Ordedienst en kwamen onder leiding te staan van het ‘Algemeen Hoofdkwartier Ordedienst’. Een groot aantal leden van de Ordedienst was ook actief voor andere verzetsbewegingen, die zich onder andere bezighielden met de sabotage van het Duitse leger. Echter, de belangrijkste doelstelling van de Ordedienst bleef de ordehandhaving na de bevrijding. Als gevolg van verschillende arrestaties en fusillades van belangrijke leden van de Ordedienst fuseerde de Ordedienst uiteindelijk met het Legioen van Oud-frontstrijders (LOF). Als gevolg van deze fusie breidden de doelstellingen van de Ordedienst zich uit en werd de organisatie actief in het saboteren en bestrijden van de Duitsers, het organiseren en beschermen van verschillende illegale communicatie en de organisatie van spionage. De Ordedienst was georganiseerd als een militaire organisatie en correspondeerde ook met de regering in Londen.25

De Landelijke Knokploegen ontstonden later dan de Ordedienst. Er waren tijdens de bezetting verspreid over het hele land kleine groepen actief die bezig waren met de diefstal van distributiebonnen en met het verwarren van bevolkingsregisters. Zij deden dit ten behoeve van ondergedoken Nederlanders. De Landelijke Organisatie voor Hulp aan Onderduikers (LO) kreeg vaak een deel van de buit. Voor een betere organisatie van probeerde de LO controle te krijgen over deze ‘knokploegen’. Daarom besloot de LO-leiding in augustus 1943 dat zij zouden overgaan tot het organiseren van eigen knokploegen. Dit betekende dat verschillende knokploegen zich bij de LO aansloten en dat de LO ook zelf knokploegen oprichtte. Zodoende werden de Landelijke Knokploegen de sterke arm van de LO.26

In 1943 en 1944 sloten ongeveer zeshonderd personen zich aan bij de knokploegen die vielen onder de Landelijke Knokploegen. 27De knokploegen verschilden in omvang, organisatie en activiteiten en de

Landelijke Knokploegen waren daarom chaotisch georganiseerd. Om enigszins een structuur in de organisatie te krijgen werden de Landelijke Knokploegen verdeeld in vier gewesten en kwam de leiding te staan onder de vier leden van de Top-LKP. Naast de roof van distributiebonnen en de verwarring van bevolkingsregisters werden de knokploegen ook actief in de sabotage van de Duitsers, zoals de het opblazen van spoorlijnen.28 Na een aantal tegenslagen dreigden de Landelijke Knokploegen uiteen te

vallen. Daarom werd besloten de organisatie onder leiding te brengen van de Landelijk Sabotage Commandant. Deze probeerde de Landelijke Knokploegen meer gestructureerd en meer gedisciplineerd te laten handelen.29

25 G.J. van Ojen, De Binnenlandse Strijdkrachten (’s Gravenhage 1972) 27 – 38. 26 Ibidem., 56 – 59.

27 L. de Jong., Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog deel 7, mei ’43 – juni ’44 II (’s Gravenhage

1982) 715.

28 G.J. van Ojen, De Binnenlandse Strijdkrachten (’s Gravenhage 1972) 61 – 72. 29 Ibidem., 72 – 78.

(16)

Naast de Ordedienst en de Landelijke Knokploegen waren er nog tal van andere grotere en kleinere verzetsbewegingen in de bezettingstijd. Een aantal verzetslieden vond het in 1943 nodig om de sabotage- en spionageactiviteiten van het verzet meer geordend te laten verlopen en wilden daarom de verschillende verzetsgroepen zitting laten nemen in de Raad van Verzet. In juli 1943 verklaarden zij dat het merendeel van de Nederlandse verzetsbewegingen zitting had genomen in deze raad. Echter, dit was niet het geval en de Raad van Verzet is nooit een overkoepelende organisatie geworden van het Nederlandse verzet.30 Desalniettemin kwam de raad onder de aandacht van de regering in Londen. Dit

was vooral te danken aan één lid van de raad die tevens lid was van de Ordedienst. Hij was verantwoordelijk voor het radiocontact met Londen en gebruikte deze radioverbinding ook namens de Raad van Verzet, tot onvrede van de Ordedienst. Hiermee wist hij de regering namens de raad als eerste te informeren over stakingen in Nederland. De Raad van Verzet werd zodoende beschouwd als een serieuze landelijke verzetsorganisatie.31 De Raad van Verzet was voornamelijk actief in de sabotage van

de Duitsers, het plegen van overvallen en het liquideren van belangrijke Duitsers of collaborateurs. De raad heeft een aantal succesvolle acties uitgevoerd en was actief in meerder provincies van het land. Echter, meer dan duizend actieve leden heeft de Raad van Verzet niet gehad.32

1.2 De oprichting van de Binnenlandse Strijdkrachten

Tijdens de bezetting ontstonden er in Londen meerdere initiatieven om de Nederlandse strijdkrachten opnieuw op te richten, zodat er een Nederlandse militaire macht zou zijn die de geallieerden konden helpen in de strijd tegen de Duitsers. Ook zouden de Nederlandse strijdkrachten na een bevrijding actief kunnen zijn op eigen grondgebied en de geallieerden kunnen helpen bij de ordehandhaving. Er kwamen meerdere bureaus die hiervoor in verbinding kwamen met belangrijke verzetsorganisaties. Tegen het licht van de erkenning door de geallieerden van binnenlandse verzetsgroeperingen als militaire organisaties in andere bezette landen ontstond bij koningin Wilhelmina en haar regering in 1944 het verlangen voor een eenwording van de voornaamste Nederlandse verzetsorganisaties. Ook was de koningin van mening dat de aanstelling van één leider van het Nederlandse verzet een grote betekenis kon hebben voor de verzetsstrijders. Hiervoor had zij haar schoonzoon prins Bernhard in gedachten. De Raad van Verzet, de Landelijke Knokploegen en de Ordedienst hadden aangegeven hiervoor open te staan. De regering sloot zich bij de koningin aan en zocht een erkenning van een Nederlandse binnenlandse troepenmacht als onderdeel van de Geallieerde strijdmacht bij het Supreme Headquarters Allied Expeditionary Forces (SHAEF), het hoofdkwartier van de geallieerden.33

30 G.J. van Ojen, De Binnenlandse Strijdkrachten (’s Gravenhage 1972) 84 – 89.

31 C. M. Schulten,“En verpletterd wordt het juk” Verzet in Nederland 1940 – 1945 (’s Gravenhage 1995) 172 – 173. 32 L. de Jong., Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog deel 7, mei ’43 – juni ’44 II (’s Gravenhage

1982) 1342 – 1352.

(17)

De geallieerden waren aanvankelijk sceptisch over dit idee. Door de toen vlugge voortgang van de oorlog zouden zij het nut van een binnenlandse strijdmacht in Nederland niet in hebben gezien. Bovendien hadden ze al een aantal negatieve ervaringen met binnenlandse strijdkrachten in andere landen gehad, zoals in Frankrijk. Uiteindelijk zou prins Bernhard de geallieerden er van hebben overtuigd dat de oprichting van een binnenlandse strijdmacht onder geallieerd commando nodig was. Zonder een controle op het georganiseerde verzet zouden er namelijk sabotageacties kunnen komen die buiten het bevel van de geallieerden om gingen en eventueel de gewapende strijd zouden kunnen belemmeren in plaats van ondersteunen. Bovendien zou het verzet onder geallieerd commando niet zomaar een revolutionaire gedachte kunnen ontketenen na de bevrijding. Na te zijn overtuigd door de prins besloot het SHAEF op 31 augustus 1944, de verjaardag van koningin Wilhelmina, dat prins Bernhard aangesteld zou worden als Bevelhebber Nederlandsche Strijdkrachten en dat hij hiermee de leiding kreeg over het gewapende verzet.34

De daadwerkelijke oprichting van de BS is te herleiden naar 5 september 1944. Op die dag verklaarde koningin Wilhelmina in het ‘Koninklijk Besluit der Binnenlandse Strijdkrachten’ dat alle vrijwilligers die zich inzetten voor door de Minister van Oorlog erkende verzetsorganisaties vanaf dat moment volgens de wet militair zouden zijn, hoewel het van oorsprong vaak geen militairen waren. Deze vrijwilligers konden vanaf dat moment worden beschouwd als militairen van de Koninklijke Landmacht en werden lid van de BS. De vrijwilligers van de BS kwamen onder bevel te staan van de Bevelhebber Nederlandsche Strijdkrachten. Hoewel dit Koninklijk Besluit niet allesomvattend was, betekende dit de start van de bundeling en militarisering van de verzetsorganisaties tot de BS. De Minister van Oorlog zou twee maanden later duiden dat de verzetsorganisaties die hier onder zouden vallen de Raad van Verzet, de Landelijke Knokploegen en de Ordedienst betroffen. Ook andere vrijwilligers, die zich eventueel later bij de BS zouden aansluiten, zouden niet per definitie worden uitgesloten, maar volgens de minister konden alleen diegenen die hun leven hebben geriskeerd in bezet gebied als militair worden beschouwd.35

Al voor het Koninklijk Besluit waren de drie verzetsorganisaties bezig om meer met elkaar samen te werken. De leiding van de drie organisaties besloten wekelijks samen te komen in het zogeheten Delta-Centrum, waar de voortgang van het verzet werd besproken. Door het Koninklijk Besluit moesten de drie verzetsorganisaties nog nauwer met elkaar gaan samenwerken en zou een zogeheten ‘deltavorming’ moeten plaatsvinden. Echter, deze deltavorming verliep moeizaam. De verzetsgroepen verschilden ontzettend van elkaar en door verschillende redenen kwamen orders niet altijd aan bij de onderste lagen van het verzet. Daarom werd door de leiding van het Delta-Centrum besloten een Commandant Binnenlandse Strijdkrachten aan te wijzen die de bundeling van het verzet

34 G.J. van Ojen, De Binnenlandse Strijdkrachten (’s Gravenhage 1972) 131 – 132. 35 Ibidem., 135 – 141.

(18)

tot de BS zou organiseren. Deze commandant werd reserve generaal-majoor Henri Koot, die in bezet Nederland verbleef en ook bekend was onder de schuilnamen Van der Hoeven en later De Clerk.36

Naast de commandant was er ook een BS-afdeling in de staf van de Bevelhebber Nederlandse Strijdkrachten, die uiteindelijk in 1945 zitting nam in het toen bevrijdde Eindhoven. Deze afdeling was onderverdeeld in meerdere secties, waaronder een sectie die verantwoordelijk was voor de overgang van bezetting naar vrede en een twee secties die verantwoordelijk waren voor het strijdende gedeelte van de BS. Door het hoofd van sectie III, de sectie verantwoordelijk voor de transitie naar vrede, werden verbindingsofficieren aangewezen. Deze verbindingsofficieren gaven opdrachten aan de verschillende commandanten van de BS die gemoeid waren met de organisatie van de BS na de bevrijding. Ook onderhield een verbindingsofficier contact met het Militair Gezag en de geallieerden. De BS waren onderverdeeld in negentien gewesten, waarbij ieder gewest een eigen verbindingsofficier als verantwoordelijke had. De gewesten die als laatste werden bevrijd waren de gewesten 8. Utrecht, 9. ‘t Gooi, 10. Amsterdam, 11. Noord-Holland-Noorderkwartier, 12. Noord-Holland-West, 13. Zuid-Holland-Noord en 14. Zuid-Holland-Zuid.37

1.3 De taken en discipline na de bevrijding

Vlak na de oprichting van de BS betroffen de taken voornamelijk de voortzetting van de sabotage, spionage en roof waar de betrokken verzetsorganisaties al mee bezig waren. Deze verzetstaken dienden vanaf de oprichting alleen nog in het belang van de geallieerde opmars door Nederland. Toen de geallieerden de eerste delen van het zuiden van Nederland hadden bevrijd, was het aanvankelijk de bedoeling dat de leden van de BS in deze gebieden hun taken zouden neerleggen. Desalniettemin kregen de BS toch taken in de ordehandhaving en werden door verschillende BS-onderdelen Bewakingstroepen gevormd. Echter, door tekorten in rantsoenen en uitrusting verliep de organisatie van de Bewakingstroepen moeizaam. Bovendien ontstond er veel kritiek op het handelen van de BS in de ordehandhaving. De BS zouden tegen de afspraken in nieuwe leden hebben gerekruteerd, die niet afkomstig waren uit het georganiseerde verzet. Bovendien hielden sommige BS’ers zich bezig met onrechtmatige arrestaties en zelfs met plunderingen.38

Naar aanleiding van deze ervaringen was er een discussie ontstaan tussen het Militair Gezag, de geallieerden en de BS over de bevoegdheden van de BS na de bevrijding. Deze discussie ging met name over de arrestatiebevoegdheid. Na lang overleg was uiteindelijk besloten dat de BS na de bevrijding van de nog te bevrijden gebieden een aantal taken op zich moesten nemen. Onder andere was besloten dat de BS wel de bevoegdheid kreeg om vermeende collaborateurs te arresteren en in bewaring te nemen. Zodoende konden de BS voorkomen dat er onder de bevolking een klopjacht zou ontstaan op de collaborateurs en dat de collaborateurs konden ontsnappen voordat de geallieerden of het Militair Gezag

36 G.J. van Ojen, De Binnenlandse Strijdkrachten (’s Gravenhage 1972) 157 – 167. 37 Ibidem., 185 – 198.

(19)

het gebied zouden binnenrijden. Bij de toeschrijving van de taken was een behoefte aan een duidelijke formulering van deze taken. Op 1 maart 1945 publiceerde prins Bernhard daarom het ‘groene boekje’ met daarin de ‘Algemeene Instructie voor de Binnenlandsche Strijdkrachten’. De bedoeling was dat deze instructie de basis zou vormen voor de organisatie van de BS na de bevrijding van de nog te bevrijden gebieden. Echter, een uitgebreide formulering van de discipline van de BS werd in deze instructie niet gegeven. In de instructie werd opnieuw vastgesteld dat alleen de leden van de door de overheid erkende verzetsorganisaties werden beschouwd als lid van de BS en daarmee volgens de wet militair waren. Dit betroffen voornamelijk leden van de Ordedienst, de Landelijke Knokploegen en de Raad van Verzet. Vanaf 30 november 1944 was het verboden om nieuwe leden te rekruteren en ook tijdens de bevrijding mocht er niet worden gerekruteerd, tenzij daarvoor bevel was gegeven door de prins.

De BS bestonden uit twee soorten troepen, de Stoottroepen ofwel het Strijdend Gedeelte en de Bewakingstroepen. In ieder gewest hadden de Stoottroepen en Bewakingstroepen een eigen gewestelijk commandant. De Stoottroepen waren de troepen die gewapend deelnamen aan de strijd tegen de Duitsers en actief waren bij sabotagewerkzaamheden. Na de bevrijding zouden zij wanneer nodig training krijgen om zich bij de geallieerden te voegen voor de opmars richting Duitsland. De Bewakingstroepen waren de troepen die zich beschikbaar hadden gesteld om na de bevrijding de orde te herstellen en te handhaven om onrust en excessen te voorkomen. Zij waren tot de bevrijding niet actief bij de gewapende strijd. Na de bevrijding konden zij worden ingezet voor bewakings- en patrouillediensten en later ook het bijstaan van de politie. De BS moesten in het geval van een plotselinge bevrijding zo snel mogelijk de handhaving van de orde zien over te nemen van de bezetter. Na de bevrijding moesten beide onderdelen namelijk zo snel mogelijk een verdere militarisering van de BS op gang brengen. De Stoottroepen moesten meteen worden gelegerd en onderverdeeld worden in verschillende compagnies die inzetbaar waren. De Bewakingstroepen moesten ook zo snel mogelijk worden gemobiliseerd en beginnen met het lopen van bewakings- en patrouillediensten. In de overgangstijd, de periode totdat het Militair Gezag in het bevrijde gebied opereert, hadden zowel de Stoottroepen als de Bewakingstroepen de bevoegdheid om arrestaties te verrichten. Er zouden arrestatieploegen worden gevormd vanuit beide onderdelen van de BS die hiermee zouden worden belast. Ook hadden de troepen, enkel in geval van nood, de bevoegdheid goederen te vorderen.39

De BS mochten alleen mensen arresteren die vielen onder de ‘Algemeene Lastgeving’ van het Militair Gezag. De mensen die hieronder vielen waren de mensen die ervan verdacht werden politieke steun te hebben geleverd aan het nationaalsocialisme, zoals NSB’ers of leden van de Nationaal-Socialistische Nederlandsche Arbeiderspartij (NSNAP). Ook Nederlanders die een functie hadden in het Duitse leger of in het Duitse ambtenarenapparaat vielen onder de lastgeving. Verder moesten ook mensen die potentieel de krijgsverrichtingen van de geallieerden konden belemmeren worden

(20)

gearresteerd. In een toelichting op de Algemeene Lastgeving werd nadrukkelijk beschreven dat vrouwen die een seksuele relatie hadden met een Duitse soldaat niet vielen onder de lastgeving. Alleen de personen die een nauwe geestelijke relatie hadden met personen die vielen onder de Algemeene Lastgeving konden ook onder de lastgeving vallen. De beoordeling of iemand onder deze lastgeving viel lag eerst bij de arrestatieploegen van de BS. Wel moesten zij snel Politieke Opsporingsdiensten (POD’s) vormen, bestaande uit BS’ers, politieagenten en ambtenaren, die deze beoordeling zouden doen. De arrestatieploegen van de BS moesten volgens de instructie er zorg voor dragen dat de arrestaties vlug en ordelijk verliepen en dat er geen excessen zouden plaatsvinden. Daarnaast moesten de arrestanten de kans krijgen kleding, slaapspullen en toiletartikelen mee te nemen. Vrouwen en kinderen van mannelijke arrestanten mochten niet onbeheerd achtergelaten worden. De arrestatieploegen waren niet bevoegd om huiszoekingen te doen of om bewijsmateriaal in beslag te nemen.40

1.4 Besluit

Tijdens de bezetting van Nederland waren meerdere verzetsbewegingen actief. Drie landelijke verzetsbewegingen, de Ordedienst, de Landelijke Knokploegen en de Raad van Verzet, werden in september 1944 gemilitariseerd en gebundeld tot de BS. De BS kwamen onder bevel te staan van de regering in Londen en het directe bevel werd gevoerd door prins Bernhard. Het doel van de oprichting van de BS was om een betere controle te krijgen op het gewapende verzet en aanvankelijk waren de BS alleen betrokken bij de strijd tegen de Duitsers. Later werd het doel van de BS ook om de orde te herstellen en te handhaven na de bevrijding. De BS waren onderverdeeld in Stoottroepen, die betrokken waren bij de gewapende strijd tegen de Duitsers, en Bewakingstroepen, die verantwoordelijk waren voor de handhaving van de orde na de bevrijding. Na een moeizame samenwerking met de BS in het bevrijde zuiden werden de taken en instructies voor de BS van de nog te bevrijden gebieden vastgesteld in de Algemeen Instructie.

Hoewel er in de Algemeene Instructie geen formulering stond van de discipline van de BS zijn er wel een aantal zaken die vastgesteld kunnen worden. Leden van de BS, die zich voor 30 november 1944 bij de BS hadden gevoegd, waren bij wet militair en behoorden tot de Koninklijke Landmacht. Een militair heeft een bepaalde tucht en discipline, maar het is onduidelijk in hoeverre men bij de BS kennis had van deze discipline. De BS werden beschouwd als een militaire organisatie, maar opereerden tijdens de bezetting ondergronds. Bovendien waren veel leden van de BS van oorsprong geen militair. Wat wel vastgesteld kan worden is dat de BS na de bevrijding verantwoordelijk waren voor het herstellen en handhaven van de orde. Na de bevrijding moesten de BS verder militariseren en zouden ze bewakings- en patrouillediensten moeten uitvoeren. Later zouden ze ook de politie moeten bijstaan. De BS waren hiermee verantwoordelijk om situaties van chaos en excessen te zien te voorkomen. Ook

40 Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie (NIOD), Dossier Nederlandsche Binnenlandse Strijdkrachten (NBS),

(21)

waren de BS verantwoordelijk voor het arresteren en in bewaring nemen van arrestanten. Zij mochten alleen de personen arresteren die vielen onder de Algemeene Lastgeving van het Militair Gezag en ze moesten zorgen dat de arrestaties ordelijk en zonder excessen verliepen. Kortom, de BS moesten na de bevrijding verder militariseren en werden belast met de handhaving van de orde en het arresteren en in bewaring nemen van collaborateurs. Het algemene doel dat ze bij deze taken hadden was om de rust te bewaren en excessen te voorkomen om zo de transitie van oorlog naar vrede ordelijk te laten verlopen. De discipline van de BS was gericht op dit algemene doel.

(22)
(23)

2. De handhaving van de orde

Op 4 mei 1945 werd om kwart voor negen ’s avonds het bericht op Radio Oranje gedeeld dat de geallieerden en de Duitsers in Nederland een wapenstilstand hadden afgesloten ter voorbereiding op de capitulatie van de bezetter. Nederland was vanaf dat moment volledig bevrijd. Zoals in de Algemeene Instructie stond beschreven kwamen de BS in een aantal gebieden in West-Nederland meteen in actie en probeerden ze het gezag van de Duitsers over te nemen, wat vaak gepaard ging met incidenten. In andere gebieden gebeurde dit juist niet en verliep de overname van de ordehandhaving zonder problemen. Toen de handhaving van de orde na een aantal dagen in handen was van de BS waren ze verantwoordelijk voor de uitvoering van politietaken, zoals bewakings- en patrouillediensten. Aanvankelijk lag deze verantwoordelijkheid bij de BS, maar later werkten ze ook samen met de gezuiverde politie en marechaussee en met het Militair Gezag.

In dit hoofdstuk wordt een uiteenzetting gemaakt van de ontwikkeling van de rol van de BS in de handhaving van de orde in West-Nederland, vanaf het moment dat de bevrijding hier bekend was. Er zal kritisch worden gekeken naar hoe de BS het gezag hebben overgenomen en hebben gevoerd. In de eerste paragraaf wordt beschreven hoe de eerste dagen van de bevrijding zich ontwikkelden en hoe de overname van het gezag in de verschillende gewesten en districten verliep. Er wordt een overzicht gegeven van de situatie in ieder gewest. Hierbij worden vooral de verschillende gewapende conflicten met Duitse soldaten besproken. Vervolgens zal een beschrijving worden gemaakt van de politietaken die de BS uitvoerden en welke bijzonderheden hierbij plaatsvonden. Hier wordt ook aandacht besteed aan de zuivering van de BS. Tot slot wordt in het besluit een korte samenvatting gemaakt het hoofdstuk.

2.1 De overname van het gezag

Op 4 mei werd om kwart voor negen in een bericht op Radio Oranje bekend gemaakt dat Nederland volledig was bevrijd.41 Echter, de Duitsers hadden nog niet officieel gecapituleerd en het zou een aantal

dagen duren totdat de geallieerden West-Nederland zouden binnentrekken. Er was dus sprake van een machtsvacuüm in het laatste bevrijdde gebied, waarbij er veel onduidelijkheid was over wie de macht in handen had.42 Het machtsvacuüm was de situatie waarbij de BS dienden op te treden om de orde en

de rust te bewaren en om excessen te voorkomen. In een aantal gebieden traden de BS dan ook op en probeerden zij het gezag van de Duitsers over te nemen en de Duitse soldaten te ontwapenen. Later zal blijken dat dit niet altijd zonder excessen is verlopen. Echter, op 6 mei deelde prins Bernhard een order uit waarin hij de BS meedeelde dat de BS voorlopig nog geen actie mochten ondernemen. Hij beschreef dat het moment waar alle Nederlanders op hebben gewacht nu daar was, maar dat het moment waar de BS’ers op hebben gewacht, namelijk om in actie te kunnen komen, nog op zich moest laten wachten.

41 Nationaal Archief Den Haag (NL-HaNa), Militair Gezag, 2.13.25 inv.nr. 769, Weekrapport Chef-Staf periode per 4 mei,

ongedateerd.

42 B. Schoenmaker, ‘Bevrijding langs een omweg’, in: Christ Klep en Ben Schoenmaker, De Bevrijding van Nederland

(24)

De Canadese troepen zouden vanaf 7 mei het pas bevrijdde gebied binnenrijden en de BS’ers moesten voorlopig niet in het openbaar treden en moesten ongewapend blijven. De prins kon zich goed voorstellen dat de BS’ers teleurgesteld zouden zijn, maar het was volgens hem in het belang van de veiligheid dat de BS nog niet in actie zouden komen. Zij zouden volgens hem wel spoedig worden ingezet voor taken met betrekking tot de ordehandhaving, om de geallieerden te kunnen ondersteunen.43

Het is onduidelijk of dit bericht alle districten van de BS had bereikt en in de verschillende gebieden kwamen de BS dus weldegelijk in actie. De situatie liep in de verschillende districten erg uiteen en in elk district handelden zowel de Duitsers als de BS op een andere manier. Zo blijkt uit een verslag van de Centrale Inlichtingendienst (CID) dat de situatie in het gewest Utrecht per dorp of stad verschilde. Zo waren Mijdrecht, Uithoorn en Woerden op 5 mei al in handen van de BS en waren er zelfs al NSB’ers gearresteerd, terwijl in Zeist & Amersfoort de Duitsers nog de scepter zwaaiden en enige vorm van feestvreugde nog onmogelijk was. In de stad Utrecht probeerden de BS de handhaving van de Duitsers over te nemen. Meteen na het bericht van de bevrijding gingen leden van de BS zich verzamelen in een school om zich daar te bewapenen. De Duitsers kregen dit door en vielen de school binnen om de wapens in beslag te nemen. Er ontstond een schietpartij waarbij één BS’er om het leven kwam.44 Op 7 mei ging het opnieuw mis en vond er nogmaals een schietpartij plaats tussen de BS en de

Duitse troepen, waarbij er acht BS’ers om het leven kwamen. Volgens de gewestelijk commandant Bewakingstroepen lag de schuld bij dit laatste incident waarschijnlijk bij de BS.45

Ook in het Utrechtse dorpje Westbroek ging het mis. De plaatselijk commandant van de BS had na het radiobericht op 4 mei geen verdere orders ontvangen en was de volgende ochtend naar de Duitsers gegaan om met ze te onderhandelen. De plaatselijk commandant wilde het gezag van de Duitsers overnemen, maar er was onduidelijkheid ontstaan bij de commandant en de Duitse officieren of de Duitsers hadden gecapituleerd of dat er een enkel wapenstilstand was afgekondigd. Ondanks de onduidelijkheid werd een aantal Duitse soldaten door de Duitsers zelf ontwapend en namen de BS het gezag over. Echter, die middag kwam een Duitse tank naar een net opgestelde wachtpost van de BS en opende plotseling het vuur. Een heftig vuurgevecht volgde waarbij zes BS’ers en drie burgers om het leven kwamen. De plaatselijk commandant heeft zijn troepen vervolgens moeten terugtrekken en het dorp kwam weer even in handen van de Duitsers. 46

In het gewest ’t Gooi leek het bevel om niet gewapend op te treden wel binnengekomen bij de BS. Desalniettemin kwamen de BS ook hier in actie. In het dorpje Loosdrecht trokken de BS op 6 mei naar het plaatselijke vliegveldje om die in handen te nemen van de Duitsers. De BS arresteerden hier honderden Duitse soldaten, wat tot onvrede leidde bij de Duitse officieren. Toen de districtscommandant

43 NL-HaNa, Bureau Registratie en Informatie Ontslagen Personeel (BRIOP), 2.13.208 inv.nr. 240, Bevel Bevelhebber

Nederlandsche Strijdkrachten (BNS), 6 mei 1945.

44 NL-HaNa, BRIOP, 2.13.208 inv.nr. 2228, Ongetekend bericht Centrale Inlichtingendienst Utrecht aan de Commandant

Binnenlandse Strijdkrachten (CBS), 5 mei 1945.

45 NL-HaNa, BRIOP, 2.13.208 inv.nr. 2228, Bericht van Commandant Bewakingstroepen (CBT) aan Gewestelijk

Commandant Bewakingstroepen (GCBT), 7 mei 1945.

(25)

van de BS dit hoorde begaf hij zich naar het vliegveld om de Duitse soldaten weer te laten vrijlaten. Echter, onderweg naar het vliegveld werd hij door de Duitsers gearresteerd. De Duitser officieren waren woest en wezen hem op de voorwaarden van de wapenstilstand. Ze maanden hem de Duitse soldaten weer vrij te laten en zijn eigen troepen te ontwapenen. De districtscommandant ging hiermee akkoord en nam de verantwoordelijkheid dat dit zou gebeuren persoonlijk op zich.47

In Amsterdam was de situatie de eerste dagen na de bevrijding zeer chaotisch. Op 5 mei waren de Stoottroepen en Bewakingstroepen begonnen met het legeren van de manschappen in onder andere schoolgebouwen om zich te kunnen voorbereiden op de bewaking van onder andere levensmiddelen en goederen. De Duitse Grüne Polizei kwam hiervan op de hoogte en dreigde de BS aan te vallen. Op sommige plekken besloten de BS daarom de troepen naar huis te sturen.48 Echter, Op de

Valkenburgersstraat gebeurde dit niet en viel de Grüne Polizei het gebouw waar de BS verbleven binnen. De BS boden weerstand, waardoor een vuurgevecht volgde. Hierbij kwamen vier BS’ers om het leven en uiteindelijk werden de overlevenden door de Duitsers ontwapend.49 Gedurende de dagen die hier op

volgden waren de BS actief met het uitvoeren van bewakings- en patrouillediensten, maar er vonden opnieuw schietpartijen plaats.50

De BS waren in Amsterdam ook al begonnen met het ontwapenen van Duitse militairen. Op 7 mei leidde dit tot de massale schietpartij op de Dam. Volgens rapporten waren de BS vanuit het geldkantoor bij de Nieuwendijk bezig om passerende Duitse soldaten aan te houden om hun van hun wapens te ontdoen. De aangehouden soldaten werden daarna overgebracht naar het Paleis op de Dam. Een aantal Duitse soldaten werd vrij snel weer vrijgelaten. Een paar van deze vrijgelaten soldaten gingen naar het sociëteitsgebouw van de Groote Club, waar de Kriegsmarine nog was gevestigd. Vanuit hier werd een spontane vergeldingsactie gestart en soldaten gooiden granaten in de richting van het Paleis. Ook werd het vuur geopend op de menigte die zich had verzameld op de Dam. Na een vuurgevecht tussen de Duitsers en de BS wisten de gewestelijk commandant van de Stoottroepen en een Duitse kapitein samen de situatie te doen de-escaleren, door hun eigen troepen tot een staakt het vuren te bevelen. Echter, niet veel later vond er opnieuw een gewapend conflicten plaats bij het Centraal Station. Op een motor met zijspan begaven de commandant en kapitein zich naar het geweervuur om ook daar de gevechten te kunnen stoppen. Bij de gevechten vielen meerdere BS’ers, Duitse soldaten en burgerslachtoffers. 51

47 NL-HaNa, BRIOP, 2.13.208 inv.nr. 2608, Kort relaas over de gebeurtenissen in Loosdrecht op 6 mei 1945, 13 juni 1948. 48 NL-HaNa, BRIOP, 2.13.208 inv.nr. 2745, Rapport commandant Bewakingstroepen Amsterdam over de periode 4 t/m 12

mei, 12 mei 1945.

49 NL-HaNa, BRIOP, 2.13.208 inv.nr. 2745, Gevechts- en Actierapporten gewest Amsterdam.

50 NL-HaNa, BRIOP, 2.13.208 inv.nr. 2745, Rapport commandant Bewakingstroepen Amsterdam over de periode 4 t/m 12

mei, 12 mei 1945.

51 NL-HaNa, Ordedienst/Bevelhebber der Nederlandsche Strijdkrachten en Binnenlandse Strijdkrachten (ODS/BS), 2.13.137

(26)

Ook in Alkmaar, in het gewest Noord-Holland-Noorderkwartier, was het onrustig in de eerste dagen na de bevrijding. Ook hier waren de BS op 5 mei begonnen met het mobiliseren en bewapenen in het plaatselijke waaggebouw. Toen BS’ers ’s avonds hoorden dat de Duitse soldaten een burger arresteerden wilden ze ingrijpen. Een aantal van hen probeerde om dichterbij te komen, maar ze werden gesnapt door de Duitse soldaten. Door de ontstane commotie wist de arrestant te vluchten en er ontstond een vuurgevecht tussen de Duitsers en de BS, waarbij één BS’er gewond raakte. Later die nacht openden de Duitsers meermaals het vuur op het waaggebouw.52 Ook de avond erna ging het mis in Alkmaar. Een

groepje Duitse soldaten gaf een feest in een bakkerij. Nadat zij passerende leden van de BS hadden weggestuurd sloten zij de straat van de bakkerij af. De BS’ers kwamen niet veel later terug en openden het vuur op de bakkerij. Bij het vuurgevecht kwamen twee BS’ers om het leven.53

In het gewest Noord-Holland-West verschilde de situatie per dorp. In alle dorpen probeerden de BS-commandanten middels onderhandeling met de Duitsers het gezag over te nemen, om zo verdere ongeregeldheden te kunnen voorkomen. In een aantal dorpen, zoals Noordwijkerhout, Lisse en Hillegom legden de Duitsers op 5 mei de wapens neer en namen de BS het gezag over. Echter, in andere dorpen was dit niet het geval en weigerden de Duitsers de wapens in te leveren. Andere Duitse officieren gingen eerst akkoord, maar kwamen later terug op dit besluit. Hierdoor ontstond er in sommige dorpen veel onduidelijkheid die soms leidde tot ongeregeldheden. Zo ontstond er in het dorpje Westeinder een schietpartij toen een Duitse patrouille een wachtpost van de BS aanviel, waarbij één BS’er omkwam. In Hoofddorp weigerden de Duitsers eveneens te capituleren. Hier werd een BS-commandant gearresteerd en mocht de bevolking nog geen feest vieren. Uiteindelijk hadden op 7 mei in alle dorpen de Duitsers gecapituleerd en hadden de BS het gezag in handen.54

In het gewest Zuid-Holland-Noord verschilde de situatie eveneens per dorp of stad. In Den Haag was de situatie bijvoorbeeld rustig. De BS hadden bevel ontvangen om de rust te bewaren en de Duitse troepen bleven op hun post. De Duitsers mochten geen bewijsmateriaal vernietigen en de verschillende troepenonderdelen zouden door de Weermacht worden ontwapend. De BS’ers moesten toezien dat de Duitsers zich aan deze afspraak hielden, maar bleven ongewapend. Pas toen de geallieerden kwamen op 8 mei werden de BS bewapend.55 Echter, in Delft verliep de overname van het gezag minder soepel. De

BS probeerden de Duitse soldaten te ontwapenen en de Duitsers probeerden op andere plekken op hun beurt de BS’ers te ontwapenen. Dit leidde tot meerdere schietpartijen.56 In Zoetermeer begonnen de BS

zich op 5 mei meteen te mobiliseren en te bewapenen in de openbare basisschool. Toen de Duitsers dit

52 NL-HaNa, BRIOP, 2.13.208 inv.nr. 3048, Rapport districtscommandant Stoottroepen Alkmaar, 6 mei 1945.

53 NL-HaNa, BRIOP, 2.13.208 inv.nr. 3048, Processen verbaal van het incident op 6 mei 1945 op de st. Annastraat Alkmaar,

ongedateerd.

54 NL-HaNa, BRIOP, 2.13.208 inv.nr. 3354, Rapport districtscommandant Haarlem over de periode 4 t/m 10 mei, 17 mei

1945.

55 NL-HaNa, BRIOP, 2.13.208 inv.nr. 3587, Berichten van districtscommandant Den Haag aan gewestelijk commandant, 5 &

6 mei.

(27)

doorkregen kwamen ze de school binnen om de wapens in beslag te nemen en de leden van de BS te arresteren. Een aantal BS’ers probeerde de school te verlaten, waarna zij werden beschoten.57

In Rotterdam en omstreken, in het gewest Zuid-Holland-Zuid, was de situatie na de bevrijding erg gespannen. Er waren op 6 mei meerde vechtpartijen ontstaan tussen de BS en de Kriegsmarine en toen de BS de wacht van de Maastunnel wilden overnemen vond er een schietpartij plaats waarbij er twee BS’ers om het leven kwamen.58 Eén van de oorzaken van deze gespannen sfeer was dat de Duitsers

de BS nog niet hadden erkend als officiële militaire organisatie, omdat zij daar nog geen bevel voor hadden gekregen. De BS waren echter van mening dat de Duitsers vanaf 5 mei hadden gecapituleerd en legden de schuld van de ongeregeldheden bij de Duitsers, omdat zij nog steeds troepen lieten marcheren door de vreugdige menigten. Na een overleg tussen beide partijen werd besloten dat de BS de orde in een aantal wijken van Rotterdam zouden overnemen en in andere gebieden met de Duitsers te samenwerken om zo verdere excessen te kunnen voorkomen.59

In ieder gewest en in bijna iedere stad of dorp was de situatie anders. Op de ene plek verliep de overname van het gezag relatief soepel en op de andere plek ging het gepaard met schietpartijen. De oorzaak hiervan was dat er door heel West-Nederland onduidelijkheid bestond over de capitulatie en wie het gezag in handen had. Door de grote verschillen in situaties in ieder dorp is het moeilijk beoordelen of de BS overal hebben gehandeld zoals ze hadden moeten handelen. Echter, wat wel vast staat is dat de BS overal hebben geprobeerd een machtsvacuüm te voorkomen, zoals zij dat voor de bevrijding opgelegd kregen. Ze zijn vrijwel overal direct overgegaan tot mobilisatie en hebben overal gepoogd het gezag van de Duitsers over te nemen. Desondanks lukten de BS dit niet altijd zonder excessen en vonden er door heel West-Nederland kleine of grote schietpartijen plaats. In sommige gevallen was dit nodig om het gezag over te kunnen nemen, maar in andere gevallen hadden de BS deze excessen kunnen voorkomen.

2.2 De politietaken van de Binnenlandse Strijdkachten

Op 8 mei was in de meeste gewesten het Militair Gezag binnengereden samen met de geallieerden. Het Militiar Gezag zou het dagelijks bestuur in de net bevrijde gebieden overnemen van de Duitsers. Onder de verantwoordelijkheden van het Militair Gezag vielen onder andere het ambtelijk apparaat, juridische zaken en politie. In de eerste weken na de bevrijding moesten de verschillende afdelingen van het ambtelijk apparaat en de politie worden ‘gezuiverd’. Dit wil zeggen dat personen die politiek verdacht waren of die actief hebben meegewerkt met de Duitsers zouden worden geschorst of uit de ambtenarij zouden worden ontslagen. Totdat de zuivering volledig was uitgevoerd kon de politie nog niet volledig functioneren. Ook nadat het politieapparaat was gezuiverd was de politie nog niet in staat om de

57 NL-HaNa, BRIOP, 2.13.208 inv.nr. 4088, Rapport incident openbare school Zoetermeer, ongedateerd. 58 NL-HaNa, BRIOP, 2.13.208 inv.nr. 4393, Gevechts- en actierapporten BS Rotterdam.

59 NL-HaNa, BRIOP, 2.13.208 inv.nr. 4393, Verslag van bespreking tussen gewestelijk commandanten Rotterdam en

(28)

volledige ordehandhaving op zich te nemen. Tot die tijd werd de politie daarom geassisteerd door de geallieerden en de Bewakingstroepen van de BS.60 De BS werden ingezet voor de bewaking van

belangrijke gebouwen en van de transporten en opslag van goederen en levensmiddelen. Ook liepen ze patrouillediensten, samen met de gezuiverde onderdelen van de politie. De BS werkten ook samen met de politie bij het arresteren van politiek verdachten. Het verloop van de arrestaties zal in het volgende hoofdstuk worden behandeld.

Over het algemeen leken de BS de taken in het begin naar behoren te vervullen en de verschillende districts- en provinciaal militair commissarissen van het Militair Gezag waren positief gestemd over de samenwerking die het Militair Gezag en de politie hadden met de BS. Zo rapporteerde de commissaris van de provincie Noord-Holland dat de samenwerking met de BS in de eerste weken na de bevrijding bevredigend waren. Er zouden zich, met uitzondering van een klein incident in Hoorn, in de gehele provincie geen bijzonderheden hebben voorgedaan.61 De commissaris gaf aan dat er bij de BS

veel bereidheid was tot samenwerking met het Militair Gezag, in tegenstelling tot in de zuidelijke provincies van Nederland.62 Zo waren de BS in Haarlem actief betrokken bij de politie en verliep de

samenwerking soepel, mede doordat veel BS-commandanten ook van oorsprong politieagent waren.63

Ook in het noorden van de provincie was de samenwerking met de BS aangenaam en zonder serieuze moeilijkheden. Er zouden zich enkel wat meningsverschillen hebben voorgedaan.64 In Zuid-Holland

was de situatie in de eerste weken na de bevrijding eveneens rustig en waren er geen bijzonderheden met betrekking tot de samenwerking met de BS. De commissaris van het district Delft gaf wel aan dat de populariteit van de BS onder de bevolking niet groot was, maar dat er zich verder geen noemenswaardige incidenten hadden plaatsgevonden.65 In Leiden was de commissaris positief gestemd

over de BS en gaf hij aan dat de patrouillediensten die de BS uitvoerden door het Militair Gezag zeer werden gewaardeerd.66 In Utrecht werd eveneens positief gerapporteerd over de BS. Het Militair Gezag

concludeerde dat zij de BS en de politie onvoldoende hadden geïnformeerd over de herstelwetgeving na de bevrijding, maar dat de BS veel zaken al goed hadden geregeld en zodoende een chaos hadden voorkomen.67

Desalniettemin voerden de BS niet overal alle taken naar behoren uit en vonden er in sommige plaatsen excessen plaats waar de BS schuldig aan waren. Ten eerste waren een aantal BS’ers schuldig aan de diefstal en plundering van goederen en levensmiddelen. In de eerste weken na de bevrijding was er in West-Nederland een voedselschaarste en meldden de verschillende provinciaal militair

60 NL-HaNa, MG, 2.13.25 inv.nr. 769, Weekrapport Chef-Staf periode per 25 mei en per 1 juni, ongedateerd.

61 NL-HaNa, MG, 2.13.25 inv.nr. 696, Weekrapport Provinciaal militair commissaris (PMC) Noord-Holland 9 t/m 14 mei, 14

mei 1945.

62 NL-HaNa, MG, 2.13.25 inv.nr. 696, Weekrapport PMC Noord-Holland 15 t/m 21 mei, 21 mei 1945.

63 NL-HaNa, MG, 2.13.25 inv.nr. 697, Weekrapport Districts militair commissaris (DMC) Haarlem 18 t/m 26 mei, 30 mei

1945.

64 NL-HaNa, MG, 2.13.25 inv.nr. 701, Rapport werkzaamheden DMC Den Helder 9 mei t/m 9 juni, 9 juni 1945. 65 NL-HaNa, Militair Gezag Zuid-Holland (MG Z-H), 3.09.34 inv.nr. 3, Weekrapport DMC Delft 17 t/m 28 mei, 29 mei

1945.

66 NL-HaNa, MG Z-H, 3.09.34 inv.nr. 6, Weekrapport DMC Leiden 8 t/m 15 mei, 15 mei 1945. 67 UA, 1136 inv.nr. 1, Verslag Sectie II Juridische Zaken MG Utrecht-Oost, ongedateerd.

(29)

commissarissen gevallen van hongeroedeem. Het Militair Gezag zorgde in samenwerking met de geallieerden voor de levering van levensmiddelen, maar deze kwam in de eerste weken moeilijk op gang. Bovendien was er een zwarte handel ontstaan in de geleverde goederen en in voedselbonnen.68

De BS waren medeverantwoordelijk voor de bewaking van de opslagplaatsen, distributiepunten en transporten van deze middelen. Echter, het kwam soms voor dat de bewakers van de BS zelf goederen ontvreemden. In Amsterdam kwamen diefstallen zelfs veelvuldig voor en werden de bewakers van de BS verdacht hierbij betrokken te zijn.69 Bij de Amsterdamse BS zelf kwamen ook klachten binnen over

diefstal van etenswaren, zoals een diefstal van een lading vijgen in de toenmalige Fordhaven in het Westelijk Havengebied.70 In Edam werd zelfs gemeld dat enkele BS’ers betrokken zouden zijn geweest

bij de zwarthandel in goederen.71

Daarnaast kwamen er meldingen binnen dat de BS ten onrechte goederen vorderden van de oorlogsbuit. Goederen die eerder in beslag waren genomen door de Duitsers werden door de BS gevorderd, terwijl zij daar niet de bevoegdheid voor hadden. Voornamelijk voertuigen werden door de BS gevorderd en voor eigen gebruik ingezet, maar ook goederen van Nederlandse burgers werden door de BS in beslag genomen. Zo kwamen bij de BS in Zuid-Holland meerdere klachten binnen over auto’s en Duitse goederen die ten onrechte door de BS in beslag werden genomen. Het is in Den Haag zelfs een keer voorgekomen dat ze een voertuig vorderden met getrokken wapens.72 Ook in Haarlem werd

gemeld dat de BS te vaak goederen ten onrechte werden gevorderd en dat ze onvoldoende administreerden welke goederen door hen in beslag waren genomen.73

De BS slaagden er ook niet altijd in de orde voldoende te kunnen handhaven en lieten situaties soms escaleren. Het voornaamste voorbeeld hiervan vond plaats in de haven van Rotterdam. Ook hier waren de BS verantwoordelijk voor de bewaking van de loodsen en de schepen in de haven, die onder andere bestemd waren voor levensmiddelen. Op 27 juni probeerde een patrouilleboot van de BS een schip met havenarbeiders aan te houden. Toen het schip de orders van de BS niet volgde en weigerde te stoppen openden de BS’ers het vuur. Dit optreden van de BS was voor de havenarbeiders de druppel die de emmer deed overlopen. Ze waren al langer ontevreden over hun lonen en over de manier waarop de BS met hen omgingen. Daarom gingen ze meerdere dagen over tot staking. Op 29 juni werd er zelfs in de gehele haven gestaakt, waardoor de distributie van voedsel en goederen stil kwam te liggen. Het Militair Gezag besloot hierop om de bewaking van de Rotterdamse haven per 1 juli volledig over te laten nemen door de politie.74 Ook in Leiden vonden er excessen plaats en groeide de ontevredenheid

over de BS. De plaatselijke BS probeerden daar zelfs het gezag over te nemen van het gemeentelijk

68 NL-HaNa, MG, 2.13.25 inv.nr. 769, Weekrapport Chef-Staf periode per 18 mei, ongedateerd.

69 NL-HaNa, MG, 2.13.25 inv.nr. 769, Weekrapport Chef-Staf periode per 25 mei en per 1 juni, ongedateerd. 70 NL-HaNa, BRIOP, 2.13.208 inv.nr. 2628, Meerdere klachten en berichten over gestolen goederen Amsterdam,

ongedateerd.

71 NL-HaNa, MG, 2.13.25 inv.nr. 696, Veertiendaags rapport Sectie III MG Noord-Holland 1 t/m 15 juni, 30 juni 1945. 72 NL-HaNa, BRIOP, 2.13.208 inv.nr. 439, Stukken betreffende onderzoek naar leden van de BS Den Haag.

73 NL-HaNa, MG, 2.13.25 inv.nr. 697, Veertiendaags rapport DMC Haarlem, 6 t/m 19 juni, ongedateerd.

(30)

bestuur en het Militair Gezag. De districts militair commissaris noemde de actie een ‘coup de ville’, die hij kon afwimpelen door te dreigen met de slagkracht van het Engelse leger.75 Een aantal dagen later

organiseerden de BS een feest in de stadsgehoorzaal van Leiden, waarover negatief is geschreven door de pers. De districts militair commissaris was zeer ontevreden geworden over de BS en gaf aan dat er ontevredenheid was ontstaan onder de bevolking. Hij adviseerde daarom aan de staf van het Militair gezag de BS te ontbinden.76

Het was niet allen de militair commissaris van Leiden die ontevreden was geworden over het handelen van de BS. Het Militair Gezag had aan het begin van juni vanuit het hele land klachten over de manier waarop de BS te werk gingen ontvangen. De BS waren voornamelijk nog actief in West-Nederland, omdat de politie daar nog niet op volle sterkte was. Echter, volgens het Militair Gezag konden de BS nog steeds niet als een goed georganiseerde eenheid beschouwd worden die konden dienen als een geschikte vervanging van de politie. Bovendien zou de houding van de bevolking en van bepaalde onderdelen van de BS zelfs negatief zijn geweest tegenover de organisatie. Het Militair Gezag hoorde dan ook vanuit meerdere hoeken geluiden dat de BS zo snel mogelijk ontbonden zouden moeten worden. Het Militair Gezag nuanceerde dit verlangen. De politie zou voorlopig nog onvoldoende krachtig zijn om ernstige verstoringen van de orde te kunnen handhaven. Er moesten daarom nieuwe legeronderdelen gerekruteerd worden vanuit de BS die onder een goede en disciplinerende leiding zouden komen te staan. Alleen de ‘goede elementen’ van de BS, die tijdens de bezetting ‘hebben gevochten voor de belangen van het vaderland’, zouden hiervoor in aanmerking komen. Met andere woorden, alleen de BS’ers die hadden deelgenomen aan de gewapende strijd tegen de Duitsers zouden de handhaving van de orde in handen moeten krijgen.77

Niet alleen het Militair Gezag constateerde de onvrede over de BS onder de bevolking. Uit notulen van een vergadering van prins Bernhard met alle gewestelijk commandanten van de BS blijkt dat ook zij merkten dat de organisatie een slechte naam aan het krijgen was. Bovendien zagen de BS eveneens in dat dit voornamelijk kwam door de BS’ers die niet afkomstig waren uit het gewapende verzet. De BS probeerden daarom de organisatie te zuiveren. Alle leden die zich na 30 november 1944 bij de BS hadden aangesloten moesten uit de organisatie worden verwijderd. Het zouden namelijk deze personen zijn geweest die de naam van de BS schaadden. In de meeste gewesten was deze zuivering al meteen na de bevrijding begonnen. Echter, volgens prins Bernhard was dit nog onvoldoende.78 Later

werden de richtlijnen van de zuivering iets genuanceerd en mochten sommigen die voor of tijdens de bevrijding in BS-verband moedig of beleidvol hadden opgetreden, maar niet voor de gegeven datum lid waren, alsnog blijven.79 In de maanden die volgden werden er weinig tot geen bijzonderheden gemeld

over de ordehandhaving van de BS. Of dit een effect was van de doorgevoerde zuivering is moeilijk te

75 NL-HaNa, MG Z-H, 3.09.34 inv.nr. 6, Weekrapport DMC Leiden 23 t/m 29 mei, ongedateerd. 76 NL-HaNa, MG, 2.13.25 inv.nr. 697, Weekrapport DMC Leiden, 6 t/m 13 juni, ongedateerd.

77 NL-HaNa, MG, 2.13.25 inv.nr. 769, Weekrapport Chef-Staf periode per 25 mei en per 1 juni, ongedateerd.

78 NL-HaNa, BRIOP, 2.13.208 inv.nr. 241, Notulen van vergadering BNS en gewestelijk commandanten, 13 juni 1945. 79 NL-HaNa, BRIOP, 2.13.208 inv.nr. 241, Bevel hoofd afdeling BS staf BNS, ongedateerd.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Door het geloof zeer rein, Heeft Sara kragt gekreegen, Te baren Isaak klyn, Al door des Heeren zegen En heeft ook niet getwyffelt, Maar hem getrouw geagt, die haar belooft had

in hoofdzaak alleen.. Toch verwachte men voor de „greep" niet te veel. De ondervinding leert — en dit is eigenlik toch het toppunt — dat wel huisraad, niet als curiositeit,

Het actieprogramma ‘één tegen eenzaamheid’ heeft als doel om eenzaamheid onder ouderen te verminderen.. Nu geeft meer dan de helft van de 75-plussers aan zich matig tot

o “Daarom, omdat ook ik gehoord heb van het geloof in de Heere Jezus onder u, en van de liefde voor alle heiligen, houd ik niet op voor u te danken, als ik in mijn gebeden aan u

Deze respondent meent dat dit moet gelden voor de diensten die het CBS uitvoert voor overheden én private partijen, dus alle aanvullende statistische diensten.. Het percentage

In dat kader hebben Wageningen Economic Research en het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) de opdracht gekregen om een raming op te stellen van de handel van Nederland

De allround waterbouwer kiest, beoordeelt en gebruikt bij het verwijderen van waterbouwkundige constructies het benodigde materiaal, gereedschap en materieel zorgvuldig, efficiënt

Zij erkenden de noodzaak van een kortdurend militair gezag, maar het zou de regering moe- ten zijn die zo snel mogelijk weer in bevrijd gebied moest functioneren met zo min