• No results found

Jaarverslag 1999

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Jaarverslag 1999"

Copied!
86
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Jaarverslag 1999

(2)

Bestuur en organisatie

Dagelijks bestuur President: R.S. Reneman Algemeen secretaris: H. Franken Leden: P. Nijkamp, J. de Swaan Arons Algemeen bestuur

President: R.S. Reneman Algemeen secretaris: H. Franken Leden: H.J. Adriaanse, H.J.C.

Berendsen, W.Th.M. Frijhoff, J.E. Mooij, P.C. Muysken, P. Nijkamp, J. de Swaan Arons, R. Tijdeman, P.C. van der Vliet

Afdeling Letterkunde Voorzitter: P. Nijkamp Ondervoorzitter: H.J. Adriaanse Secretaris: H. Franken Assessoren: W.Th.M. Frijhoff, P.C. Muysken Afdeling Natuurkunde Voorzitter: J. de Swaan Arons Ondervoorzitter: P.C. van der Vliet Secretaris: J.E. Mooij

Assessoren: H.J.C. Berendsen, R. Tijdeman

Bestuur der instituten Geesteswetenschappen en Wetenschappelijke Informatie

Voorzitter: C. Fasseur

Leden: J. van den Berg, W.P. Blockmans, E.K. Grootes, J.de Vuijst

Bestuur der instituten Levenswetenschappen Voorzitter: D. Bootsma

Leden: W. van Delden, E.R. de Kloet, K. Verhoeff, C.J.G. Wensing Directie

Algemeen directeur: C.H. Moen Directeur beheer: P. van ’t Klooster

(3)

9

De Akademie als ontmoetingsplaats

Afdelingen

Tijdens de maandelijkse openbare vergaderingen van de Afdelingen Letterkunde en

Natuurkunde hielden achtentwintig leden voordrachten over hun wetenschappelijke werk;

in de bijlagen treft u daarvan een overzicht aan. Bijzondere vermelding verdient de

themabijeenkomst van de beide Afdelingen over ‘Biologie en psychologie: naar

vrucht-bare kruisbestuivingen’, de uitreiking van de Akademiepenning aan M.A.C. Perryman en

de uitreiking van de Bakhuys Roozeboom Medaille aan John W. Cahn, de uitreiking van

de De La Courtprijs aan mw. K.N. Ciggaar, de uitreiking van de Lorentzmedaille aan Eric

A. Cornell en Carl E. Wieman, de uitreiking van de Van Walree Prijs aan J. Vink en van

de Akademiepenning aan G. ’t Hooft en M.J.G. Veltman.

De Afdeling Letterkunde verloor door overlijden de rustende gewone leden F.W.N.

Hugenholtz en P.E. de Josselin de Jong en de buitenlandse leden H.H. Rowen en A.R.

Tunc. In het verslagjaar gingen negen leden tot de categorie der rustende gewone leden

behoren. De heer P.P.C. Haanappel is afgetreden als correspondent vanwege vestiging in

Nederland. De Afdeling Letterkunde koos acht gewone leden, drie buitenlandse leden en

drie correspondenten. Per 31 december 1999 telde de Afdeling Letterkunde 82 gewone

leden, 106 rustende gewone leden, 2 gewone leden in het buitenland, 60 buitenlandse

leden, 26 correspondenten en 24 rustende correspondenten.

De Afdeling Natuurkunde verloor door overlijden de rustende gewone leden G.P.

Baerends, W.H. van Dobben, F.K. Ligtenberg en J.T. Wiebes, de buitenlandse leden B.

Budiansky, L. Ernster en P.C.E. Michot, en rustend correspondent B.J.D. Meeuse. In het

verslagjaar gingen tien leden tot de categorie der rustende gewone leden behoren en drie

correspondenten gingen over tot de categorie der rustende correspondenten. De Afdeling

Natuurkunde koos acht gewone leden, acht buitenlandse leden en drie correspondenten.

Per 31 december 1999 telde de Afdeling Natuurkunde 104 gewone leden, 132 rustende

gewone leden, 5 gewone leden in het buitenland, 63 buitenlandse leden, 32

corresponden-ten en 44 ruscorresponden-tende correspondencorresponden-ten

Nobelprijzen Natuurkunde 1999

De Koninklijke Zweedse Akademie van Wetenschappen maakte in oktober bekend dat zij

Gerardus ’t Hooft (1946) en Martinus J.G. Veltman (1931) de Nobelprijs voor de

Natuur-kunde 1999 had toegekend. Op 10 december ontvingen beide Akademieleden de

onder-scheiding uit de handen van koning Gustaaf van Zweden.

De onderzoekers ’t Hooft en Veltman ontvingen de Nobelprijs voor het creëren van een

steviger mathematische basis van de deeltjesfysica. Ze hebben in het bijzonder

aange-toond hoe de theorie gebruikt kan worden voor exacte calculaties van fysische

groot-heden. Experimenten in deeltjesversnellers in Europa en de Verenigde Staten hebben

onlangs de berekende resultaten bevestigd. Aldus het persbericht van de Zweedse

Akademie.

In een bijzondere zitting van de Afdeling Natuurkunde op 25 oktober 1999 reikte de

president de zilveren Akademiepenning aan beide Nobelprijswinnaars uit.

(4)

Akademie-Colloquia

Jaarlijks worden zes Akademie-colloquia georganiseerd: wetenschappelijke

bijeenkom-sten van hoog niveau van een select gezelschap internationale toponderzoekers. De

‘proceedings’ van de colloquia worden door de Akademie uitgegeven. Per colloquium

stelde de Akademie in 1999 een bedrag van maximaalf ƒ 35 000 gulden beschikbaar. De

in 1999 gehouden colloquia zijn in de bijlage (pagina 95) te vinden.

Voor de organisatoren van het colloquium ‘Epidemiological and clinical aspects of end of

life decision making’ was de gelijktijdige aanwezigheid van een aantal internationale

experts op dit gebied aanleiding aansluitend op het colloquium een symposium voor een

breder publiek te organiseren. Dit werd bezocht door circa 110 deelnemers.

Begin 1999 zijn 27 voorstellen voor de organisatie van een Akademie-colloquium in 2000

beoordeeld. Zes aanvragen zijn gehonoreerd, vier op het terrein van de Afdeling

Letter-kunde en twee op het terrein van de Afdeling NatuurLetter-kunde.

Themabijeenkomst ‘Biologie en psychologie, naar vruchtbare kruisbestuivingen’

In november 1999 heeft een themabijeenkomst van de Afdelingen Letterkunde en

Natuur-kunde plaatsgevonden over ‘Biologie en psychologie: naar vruchtbare kruisbestuivingen’.

Aanleiding voor de themabijeenkomst was onder meer het feit dat het debat over de

invloed van erfelijke factoren, respectievelijk de omgeving, op het gedrag van mens (en

dier) al lang wordt gevoerd, maar niet altijd op een open, onbevooroordeelde wijze. Dit

heeft mede te maken met het feit dat een zinvolle benadering van deze problematiek

inbreng van diverse disciplines vereist, en dergelijk multidisciplinair onderzoek komt

bijna altijd moeizaam van de grond. De afgelopen decennia hebben echter laten zien dat

biologen en psychologen elkaar veel te vertellen hebben.

In 1999 benoemde Akademieleden

Afdeling Letterkunde Gewone leden

J.F. Borghouts, Universiteit Leiden; W.L. Idema, Universiteit Leiden (per 1 september 1999 Harvard University); P.S.H. Leeflang, Rijksuniversiteit Groningen; H.W. Lintsen, Technische Universiteit Delft en Technische Universiteit Eindhoven;

L.P. Louwe Kooijmans, Universiteit Leiden; B.M.S. van Praag, Universiteit van Amster-dam; E.R.M. Taverne, Rijksuniversiteit Groningen; F. Zwarts, Rijksuniversiteit Groningen.

Buitenlandse leden

M.M. Fischer, Wirtschaftsuniversität Wenen, Oostenrijk; M. Hengel, Eberhard Karls-Universität Tübingen, Bondsrepubliek Duitsland; R.J.L. Lesthaeghe, Vrije Universi-teit Brussel, België.

Correspondenten

E.J. Bakker, Université de Montréal, Canada; M. Kleijwegt, University of South Africa, Pretoria, Zuid-Afrika; mw. J. Stouten, Sorbonne, Parijs, Frankrijk.

Afdeling Natuurkunde Gewone leden

E. van der Giessen, Technische Universiteit Delft; R.D. Gill, Universiteit Utrecht;

H. Hooghiemstra, Universiteit van Amsterdam; P.J. van der Maas, Erasmus Universiteit Rotterdam; L.A. Peletier, Universiteit Leiden; G.Th. Robillard, Rijksuniversiteit Groningen; D.C. Schram, Technische Universiteit Eind-hoven; P.J.G.M. de Wit, Wageningen Universi-teit.

Buitenlandse leden

Mw. I. Daubechies, Princeton University, Verenigde Staten; W. Neupert, Ludwig-Maximilians Universität, Bondsrepubliek

Duitsland; J.P. Ostriker, Princeton University, Verenigde Staten; D.M. Regan, York University, Canada; K.O. Stetter, Universität Regensburg, Bondsrepubliek Duitsland; V. Tvergaard, Technische Universiteit van Denemarken, Denemarken; J.E. Walker, Medical Research Council, Laboratory of Molecular Biology, Cambridge, Verenigd Koninkrijk; G. Wegner, Universiteit van Mainz, Bondsrepubliek Duitsland.

Correspondenten

J.D. Achenbach, Northwestern University, Verenigde Staten; N.F. de Rooij, Universiteit van Neuchâtel, Zwitserland; S.J. van Strien, University of Warwick, Verenigd Koninkrijk.

(5)

11

Tijdens deze bijeenkomst is vanuit diverse invalshoeken de stand van zaken opgemaakt.

Onderwerpen als de invloed van bepaalde genen op het gedrag en gedrag gerelateerd aan

activiteit in bepaalde delen van de hersenen kwamen ter sprake. Deelnemers reikten

voorts ideeën aan over overeenkomsten tussen dierlijk en menselijk gedrag in

evolutio-nair perspectief, onder meer waar het om gedragingen gaat die we als agressief of

domi-nant betitelen, en koppelingen tussen geestelijke gesteldheid en ons afweersysteem

werden verhelderd.

Wetenschappelijk gedrag

De werkgroep ‘On being a scientist’, onder voorzitterschap van P.J.D. Drenth, heeft in

1999 de brochure voorbereid over wat onder ‘goed wetenschappelijke gedrag’ moet

worden verstaan. In het boekje zullen kwesties uit de dagelijkse wetenschapspraktijk

komen te staan waarmee veel onderzoekers tijdens hun loopbaan worden geconfronteerd,

zoals wat doe je met uitkomsten die niet stroken met je hypothese, waar ligt de grens

tussen een aanvaardbare en een ‘creatieve’ interpretatie van gegevens, wanneer mag je je

naam onder een artikel zetten, hoe gedraag je je tegenover collega-onderzoekers die ook

je concurrent zijn en hoe onafhankelijk ben je als je onderzoek in opdracht doet?

In de publicatie, getiteld Wetenschappelijk onderzoek: dilemma’s en verleidingen zullen

geen oordelen en voorschriften worden gegeven, maar moet uitnodigen om na te denken

over wat wenselijk en onwenselijk gedrag is in de wetenschap. De Akademie hoopt dat

het boek ook als cursusmateriaal, bijvoorbeeld bij opleiding van aio’s, gebruikt zal

wor-den.

Nieuw bij de Afdeling Letterkunde

‘Ik ben een zwijgzaam persoon. En ik heb dus ook niet met mijn uit-verkiezing te koop gelopen’, zegt de Leidse egyptoloog prof. dr. J.F. Borghouts. Niettemin merkte hij dat zijn lidmaatschap bij collega’s binnen en buiten de universiteit wel ‘genoteerd’ werd.

In de Akademie ziet hij de krachts-verhoudingen in de Nederlandse wetenschap bevestigd. ‘Dit is een centrumpunt waarvandaan lijnen worden getrokken naar de universiteiten en onderzoeksin-stellingen. De Letterentakken zijn ook hier zwakker vertegenwoor-digd.’ Gelukkig neemt de KNAW het wel op voor de kleine letteren – waar Borghouts ook de

Egyptologie toe rekent. ‘De nieuwe minister heeft besloten af te zien van speciale bescherming van de kleine letteren. En vanaf dat moment dreigt er een aanval op hun positie. Als eerste is het Keltisch aan de beurt gekomen. De Akademie poogt dat nu te redres-seren. Maar het draagvlak voor de kleine letteren is niet bijzonder groot. Een bevoorrechte positie

kweekt gauw jaloezie bij andere vakken.’ Misschien zou één KNAW -instituut voor de kleine letteren een oplossing zijn, oppert Borghouts. ‘Maar ook in een uitzonderings-positie zullen de kleine letteren rekening en verantwoording af moeten leggen. Dat ze uniek zijn, betekent nog niet dat ze voortreffe-lijk zijn.’

Voor de toekomst van zijn eigen vak vreest Borghouts minder. ‘Egyptologie trekt interesse door haar culturele uitstraling. We zijn fortuinlijk omdat de Egyptische cultuur fascinatie oproept. We bieden met enig succes avond-cursussen aan. Maar veel andere vakken blijven buiten die populari-teitscurve.’

In de kleine letteren is het onder-zoek vaak een individuele onderne-ming. Toch is Borghouts, zo zegt hij, geen voorstander van de persoonsgerichte subsidiëring die minister Hermans en NWO propa-geren. ‘Dat soort steun werkt voornamelijk op de korte termijn. Ik las laatst het relaas van een

Spinozaprijs-winnaar die het geld niet eens opkreeg. Mijn vak gedijt bij een langzaam opgebouwde onderzoeksinzet.’

Met steun van NWO kon Borghouts afgelopen jaar een lange termijn-project afronden: het opstellen van een index voor een verzameling funeraire teksten uit het oude Egypte, de zogenaamde ‘coffin texts’. ‘Het was een monnikenwerk en ik ben erg blij dat het karwei geklaard is. Tweeduizend dicht-beschreven pagina’s hiëroglyfen moest ik samen met een collega toegankelijk maken. Dankzij NWO

konden we twee mensen inhuren die de teksten in de computer invoerden, maar het leeuwendeel van het werk moesten we toch zelf doen. Elke passage moesten we checken met behulp van de vakliteratuur. Uiteindelijk is het een boek van 350 bladzijdes geworden. Maar nu kan ik er mijn voordeel mee gaan doen – evenals mijn collega’s, neem ik aan. We hebben de Egyptologie vooruit geholpen.’

(6)

Redactiecommissies

Commissie Geschiedschrijving

KNAW

Doel van de Commissie Geschiedschrijving KNAW is om meer bekendheid te geven aan de geschiedenis van de Akademie tegen de achtergrond van de wetenschapsbeoefening in de negentiende en twintigste eeuw. De commissie organiseert met dat doel studieda-gen en publiceert de reeks ‘Bijdrastudieda-gen tot de geschiedenis van de KNAW’.

Het vierde deel in deze reeks, Zuiver om de wetenschap van Patricia Faasse, dat dit voorjaar verscheen, gaat over de levens-wetenschappelijke instituten van de Akademie. Zuiver om de wetenschap geeft een analyse van het karakter en de geschiedenis van vier van de Akademie-instituten: het Nederlands Instituut voor Hersenonderzoek, het Neder-lands Instituut voor Ontwikkelingsbiologie, het Centraalbureau voor Schimmelcultures en het Nederlands Instituut voor Oecologisch Onderzoek.

Voorjaar 2000 publiceert de Akademie de bundel Het oude Instituut en de nieuwe Akademie dat de periode rond 1850 behandelt, wanneer het oude Koninklijke Instituut wordt opgeheven en wordt omgevormd tot een nieuwe Koninklijke Akademie van Weten-schappen.

Contacten met het Rijksarchief Noord-Holland, waar de archieven van het Koninklijk Instituut en de KNAW zijn ondergebracht, hebben dit jaar geleid tot de instelling van een KNAW-Commissie Wetenschapsarchieven. Deze commissie zal het Rijksarchief terzijde staan bij zijn taak als centrum voor geleerden-archieven, door advies en steun te bieden bij het achterhalen en verwerven van wetenschap-pelijk interessante archieven.

Commissie voor het Corpus van

Oud-Babylonische Brieven

In het afgelopen jaar is – evenals in 1998 – slechts marginaal aan het project gewerkt. Enig werk is verricht aan Altbabylonische Briefe in Umschrift und Übersetzung 14, brieven in het Louvre, en aan Altbabylonische Briefe in Umschrift und Übersetzung 15, brieven in het British Museum en het Horn Museum in Berrien Springs (Michigan). Voor het laatst genoemde deel zijn nu in totaal vijfentwintig teksten op computer gezet.

Commissie voor de Uitgave van

een Geschiedenis der Nederlandse

Rechtswetenschap

De werkzaamheden aan de uitgave van het derde deel van de Bibliografie der Nederlandse Rechtswetenschap betreffende de hoogleraren in de rechten aan de Universiteit van Franeker hebben goede voortgang gevonden.

P.C. Kop heeft zich teruggetrokken als auteur van de Geschiedenis van het Burgerlijk Recht na 1811. G.E. van Maanen (Universiteit Maastricht) is bereid gevonden zijn plaats in te nemen.

Commissie voor Zeegeschiedenis

Het werk ter voorbereiding van de heruitgave van B.C. Damsteegt’s Nieuwe Spiegel der Zeevaart (deel VIII van de serie Werken, uitgegeven in 1942) nadert zijn voltooiing; het boek zal in de zomer van 2000 verschijnen.

Short-Title Catalogue, Netherlands

De STCN (Short-Title Catalogue, Netherlands) is de Nederlandse bibliografie tot 1800. In de STCN-database zal de gebruiker uiteindelijk alle boeken aantreffen die in dat tijdvak in Neder-land of daarbuiten in het NederNeder-lands zijn verschenen.

De KNAW-wetenschapscommissie voor de STCN houdt toezicht op het wetenschappelijk niveau van het werk; de Koninklijke Bibliotheek is verantwoordelijk voor de uitvoering. De collecties tot 1700 van de Koninkijke Biblio-theek en van de Universiteits-bibliotheken van Amsterdam en Leiden zijn reeds volledig opgenomen.

Momenteel is in de UB Utrecht de periode tot 1800 in bewerking, in de British Library te Londen het tijdvak 1622–1700, en in de Koninklijke Bibliotheek de 18e eeuw. In 1999 groeide de database van de STCN met ruim 8500 titels tot meer dan 89 000 records. Ongeveer zeventig procent van de nieuwe invoer werd gevormd door 18e-eeuwse werken uit het bezit van de Koninklijke Bibliotheek.

Ruim 8000 bestaande beschrijvingen werden aangevuld met nieuwe exemplaren. Voor het eerst zijn ook boeken uit de bibliotheek van het Haags Gemeente Archief verwerkt. In de zoek-en preszoek-entatiemogelijkhedzoek-en werdzoek-en belang-rijke verbeteringen aangebracht. De raadpleeg-cijfers vertoonden een stijgende lijn.

In november 1999 werd aan het STCN-Bureau de Menno Hertzbergerprijs uitgereikt. Deze prestigieuze onderscheiding wordt door de Nederlandsche Vereeniging van Antiquaren eens in de drie jaar toegekend aan een persoon of instantie die zich bijzonder verdienstelijk heeft gemaakt voor de boekgeschiedenis of de bibliografie.

Bij dezelfde gelegenheid werd een nieuwe STCN-publicatie gepresenteerd: Adresboek Nederlandse drukkers en boekverkopers tot 1700. Hierin zijn alle adressen, uithangborden en functies van drukkers en boekverkopers opgenomen die in de loop der jaren door de STCN-medewerkers in de beschreven boeken zijn aangetroffen. Het adresboek is voorzien van uitgebreide registers.

Het Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek-Vlaanderen heeft een projectaanvraag goedge-keurd voor de oprichting van een Short-Title Catalogus, Vlaanderen. In eerste instantie zullen alle 17e-eeuwse in Vlaanderen gedrukte Nederlandstalige boeken uit vier belangrijke bibliotheken beschreven worden. Het werk vindt plaats in nauwe samenwerking met de

(7)

13

Union Académique

Internationale (

UAI

)

De Union Académique Internationale coördi-neert een aantal internationale projecten op het terrein van de geesteswetenschappen. Aan sommige van die projecten wordt in meerdere landen gewerkt, terwijl het ook mogelijk is dat er alleen in één land een redacteur of redactie-commissie aan een project werkt. Van vijf projecten van de UAI met een Nederlands Comité dat publiceert onder de verantwoorde-lijkheid van de Akademie volgt de verslagleg-ging hierna.

Aristoteles Semitico-Latinus

Het Aristoteles Semitico-Latinus project (ASL) van de KNAW, sinds 1994 gedeeltelijk onderge-bracht bij het Constantijn Huygens Instituut, beoogt de uitgave van Semitische en Semi-tisch-Latijnse vertalingen van Aristoteles werken, die zowel in de Oosterse als in de Middeleeuwse filosofie een grote rol hebben gespeeld.

In 1999 zijn bij uitgeverij Brill twee nieuwe delen in de reeks verschenen. Deel 10: P. Lettinck, The Reception of the Greek Meteorology in the Arab World en deel 11: L.S. Filius, The Problemata Physica attributed to Aristotle. The Arabic Version of Hunain ibn ish aq and the Hebrew Version of Moses. Naar verwachting zullen volgend jaar volgens plan wederom twee delen verschijnen.

Corpus Vasorum Antiquorum (

CVA

)

De internationale wetenschappelijke reeks Corpus Vasorum Antiquorum heeft tot doel de publicatie van het aardewerk uit de klassieke oudheid in openbare en privé-verzamelingen. Vooral het gedecoreerde aardewerk uit de Griekse oudheid geeft tal van informatie over het dagelijks leven, de mythologie en de geschiedenis van de oudheid.

De Nederlandse commissie tot uitgave van het Corpus Vasorum Antiquorum bestaat uit vertegenwoordigers van de deelnemende

musea en specialisten op het vakgebied. De commissie stelt zich ten doel de collecties klassiek aardewerk te publiceren, die zich bevinden in het Rijksmuseum van Oudheden te Leiden (RMO) en het Allard Pierson Museum te Amsterdam (APM).

Naast deze kerntaak wordt ook gekeken naar de mogelijkheden tot uitgave van de kleinere verzamelingen aardewerk, zoals bijvoorbeeld die in het Museum van het Boek (Meermanno-Westreenianum) te Den Haag en het Kröller-Müller Museum op de Veluwe. Tot nog toe zijn acht Nederlandse delen verschenen: twee gewijd aan het (thans niet meer bestaande) Museum Scheurleer te Den Haag, twee aan de collecties van het Allard Pierson Museum, en vier aan die van het Rijksmuseum van Oudheden. Dankzij financiële ondersteuning van de particuliere Stichting Utopia werd in 1999 gewerkt aan de publicatie van twee nieuwe delen van het Allard Pierson Museum. Door het beëindigen van de werkzaamheden aan het vijfde deel van het Rijksmuseum van Oudheden door de auteur, die zulks op vrijwillige basis deed, stagneerde het onder-zoek naar de Leidse collectie. Dit vijfde deel is ongeveer voor de helft gereed. Naar een oplossing wordt gezocht. Naar verwachting zal in elk geval één van de Amsterdamse delen in 2000 verschijnen.

Encyclopaedia of Islam

In het verslagjaar verschenen drie dubbele afleveringen Engels (fasc.169-170, 171-172 en 173-4 (Ta’ – u), pp. 337-672 van Deel X, en één dubbele aflevering Frans (fasc. 169-170), pp. 337-448), eveneens van Deel X. Verwacht wordt dat de ongebruikelijke achterstand bij het verschijnen van de Franse fascikels, veroorzaakt door problemen bij het vertalen van Engelse artikelen, in de komende tijd althans gedeeltelijk kan worden weggewerkt. Deel X (Engels) zal in het jaar 2000 voltooid worden. Deel XI, dat het hoofdwerk zal afsluiten, wordt gevolgd door een Deel Supplement en een Deel Indexen. Dit laatste zal bestaan uit een Index of Proper Names/ Index des noms propres, een Index of Subjects/ Index des Matières en een Glossary & Index of Terms.

De Indexen op de Delen I-IX zijn reeds in voorlopige vorm verschenen, respectievelijk in 1998 en (begin januari) 2000. Redactie en uitgever gaan er nog steeds van uit dat het gehele werk in 2003 voltooid zal zijn. Tijdens het verslagjaar publiceerde de uitgever een CD -ROM met de Delen I-IX van de tweede editie.

Nederlands Comité van het

Corpus Vitrearum

Het Nederlandse Comité van het Corpus Vitrearum heeft zich de publicatie van de

gebrandschilderde glazen van de Sint Jan te Gouda ten doel gesteld. Het comité fungeert hierbij als redactiecommissie. De publicatie geschiedt in drie delen: het eerste deel gaat over de glazen in het koor en in de Van der Vormkapel, het tweede deel over de glazen in de kooromgang, en het derde deel over de glazen in het transept en het schip. Het eerste deel is in 1997 verschenen bij Edita KNAW. Het tweede deel, van de hand van Xander van Eck, ligt bij de vertaler. De KNAW heeft het onderzoek gesubsidieerd en zal dit ook doen met de Engelse vertaling van het boek. Het derde deel, geschreven door Zsuzsanna van Ruyven-Zeman, is begin 2000 verschenen. NWO is als subsidiegever opgetreden voor de aanstelling van de onderzoeker voor een jaar, bovendien heeft NWO een vertaalsubsidie verschaft.

Nederlands Comité voor het

Repertorium Fontium Historiae

Medii Aevi

Het doel van dit comité is het garanderen van de Nederlandse bijdrage aan het internationale Repertorium van historische bronnen van de Middeleeuwen. Het Repertorium wordt samengesteld met de bijdragen van vele Europese landen, ter vervanging van A. Potthast, Bibliotheca Historica Medii Aevi, daterend uit 1896.

De coördinatie van het project vindt plaats in het Istituto Storico Italiano per il Medio Evo onder leiding van professor Girolamo Arnaldi. De Nederlandse bijdrage wordt geleverd door het Comité, dat beslist welke auteurs en teksten moeten worden opgenomen en de kopij voor de artikelen opstelt.

In 1999 zijn verschenen: deel VIII, 1 (Compendia) en deel VIII, 2 (Fontes N).

(8)
(9)
(10)

Internationale samenwerking

Kwaliteitscriterium

In 1999 heeft de

KNAW

zich intensief beraden op de wijze waarop wetenschappelijke

samenwerking met in ontwikkeling zijnde landen vorm dient te krijgen. De

KNAW

is van

mening dat in de door haar beheerde programma’s wetenschappelijke kwaliteit het

pri-maire toetsingscriterium dient te zijn voor het honoreren van subsidie-aanvragen. Het

uitgangspunt voor succesvolle samenwerking is wederzijdse wetenschappelijke

gelijk-waardigheid in de samenwerkingsprojecten. In deze zin dienen de projecten zich dan ook

te onderscheiden van ontwikkelingsprojecten die door andere organisaties worden

onder-steund.

De continue strijd om onderzoekmiddelen is in Nederland in toenemende mate gekoppeld

aan beoordelingsprocedures, waarbij de bewezen internationale positie van het onderzoek

een veelal doorslaggevende stem heeft. Wil samenwerking met in ontwikkeling zijnde

landen in deze concurrentiestrijd succesvol zijn, dan zal het ook de internationale toets

der kritiek moeten kunnen doorstaan. Naar verwachting zullen daarom de resultaten van

de onderzoekactiviteiten in het kader van deze samenwerkingsprojecten in toenemende

mate in het internationale wetenschappelijke discours worden ingebracht, zowel tijdens

internationale conferenties als in internationaal gerefereerde wetenschappelijke

tijdschrif-ten.

De

KNAW

zal in de beoordeling van projectaanvragen en evaluaties hiervan aansluiten bij

deze internationale ontwikkelingen.

‘Je weet nu dat wat je gedaan hebt wetenschappelijk aanvaardbaar is. Zo’n Akademie-lidmaatschap wordt gezien als heel classy’, verklaart dr.ir. Daan Schram, hoogleraar technische natuurkun-de aan natuurkun-de Technische Universiteit Eindhoven. ‘Ik ben vreselijk nieuwsgierig naar wat de Akade-mie inhoudt, en sta open voor andere vakgebieden. Ik probeer daarom zo weinig mogelijk absent te zijn.’

Dat valt niet mee, want hij kampt, zegt hij, met chronisch tijdgebrek. ‘Dat is verschrikkelijk. Misschien heeft het er ook wel mee te maken dat je ouder wordt, maar dat is het niet alleen. Vroeger was er tijd

Nieuw bij de Afdeling Natuurkunde

D.C. Schram (1940) maar over het algemeen beperkt

hij zich tot wat hij noemt ‘micro-sabbaticals’ van een paar weken. `Dan kom je in ieder geval even los van de dagelijkse beslommerin-gen. De afdeling Natuurkunde zou me best langer laten gaan, maar ik vind het moeilijk mijn vrijheid te nemen en de promovendi en studenten in de steek te laten.’ Daan Schram geniet nog steeds van het werken met studenten, vertelt hij. ‘Je zit er tenslotte om mensen op te leiden.’ Een van de hoogtepunten van vorig jaar was dan ook de vijfde editie van de Socrates Summerschool, die hij opzette. ‘Deelnemers van de vorige edities komen nog wel eens terug

Twee andere hoogtepunten dienden zich in het onderzoek aan. Schram slaagde er in plasma’s te gebrui-ken voor de snelle depositie van dunne lagen om zonnecellen te maken. ‘Als je de intrinsieke laag in zonnecellen tien keer zo snel kunt laten groeien, verlaag je de kostprijs behoorlijk. We zijn nog niet klaar voor de commerciële toepassing, maar proefcellen met een dergelijke intrinsieke laag bezitten nu al een rendement van vier procent – terwijl men altijd dacht dat snelle depositie tot slechte materialen leidde.’ Daarnaast werkte hij aan opper-vlaktemodificatie met behulp van zeer intense plasmabundels. Dat

(11)

20

Internationale samenwerking

Bilaterale samenwerking

Wetenschappelijke samenwerking met Indonesië

Nadat in 1997 een aantal prioriteitsgebieden voor wetenschappelijke samenwerking met

Indonesië was geselecteerd en goedgekeurd door de minister, hebben hiertoe door de

Akademie aangezochte coördinatoren in 1998 en 1999 onderzoekplannen opgesteld voor

de gebieden Biotechnologie, Medische Wetenschappen, Toegepaste Wiskunde, ‘Culture

& Society’, Religieuze Wetenschappen en Rechtswetenschappen. In deze

onderzoek-plannen zijn de prioriteitsgebieden op basis van een afweging van een

sterkte/zwakte-alsmede behoefte-analyse nader ingeperkt tot onderzoekgebieden waarop uitvoering van

een coherent onderzoekprogramma mogelijk lijkt. Voor de biotechnologie heeft dit geleid

tot een keuze voor de plantenbiotechnologie, voor de medische wetenschappen tot

selec-tie van het gebied Infecselec-tieziekten, voor de religieuze wetenschappen tot de selecselec-tie van

islam studies en voor de toegepaste wiskunde op geconcentreerde en gecoördineerde

capaciteitsvorming.

In het prioriteitsgebied ‘Culture & Society’ is gekozen voor een focus op ‘Indonesië in

Transitie’, terwijl in Juridische Wetenschappen de relatie van de diverse vormen en

facetten van recht tot de grondwet centraal staat.

In 1999 zijn voor de vier eerstgenoemde prioriteitsgebieden op basis van kwaliteit en

coherentie binnen de prioriteitsprogramma’s een aantal concrete onderzoekactiviteiten in

principe voor subsidiëring geselecteerd.

De prioriteitsprogramma’s gaan uit van een looptijd van vier jaar. Omdat het financieel

perspectief vanaf 2001 nog niet duidelijk was, heeft de

KNAW

in 1999 niet tot definitieve

subsidiëring kunnen besluiten en zijn de programma’s nog niet in uitvoering genomen. In

afwachting van een duidelijk financieel perspectief is het onderzoekplan voor de

Rechts-wetenschappen niet verspreid met het verzoek tot indienen van concrete

onderzoek-voorstellen.

In de loop van het verslagjaar is in intensief overleg met het ministerie van

OC

en

W

duide-lijk geworden wat het financieel beslag is van de door het ministerie in overleg met haar

Indonesische counterparts goedgekeurde projecten en prioriteitsprogramma’s op de tot en

met 2000 aan de

KNAW

ter beschikking gestelde middelen. Dit heeft geleid tot

beschikbaarstelling van een overgangsfinanciering. Deze moet de periode overbruggen

tussen het initiële programma en het vervolgprogramma dat op basis van een in opdracht

van de minister van

OC

en

W

te verrichten externe evaluatie gestalte zal krijgen. Voor

uitvoering van de eerder genoemde prioriteitsprogramma’s is thans ƒ 19,6 miljoen

be-schikbaar. Ter voorbereiding op de evaluatie door externe deskundigen, die voor begin

2000 is voorzien, heeft de Akademie een zelfevaluatie van het programma opgesteld.

Deze is gebaseerd op de resultaten van de eerste fase (1995–2000) van het programma,

die geïnitieerd door het ministerie, projectmatig en niet-programmatisch van opzet was.

In 1999 deden zich in Indonesië politieke en economische ontwikkelingen voor die hun

weerslag hadden op de lopende activiteiten in het Programma voor Wetenschappelijke

Samenwerking Nederland-Indonesië. Met name de financiële kwetsbaarheid van de

samenwerking, die gebaseerd is op wederzijds gelijkwaardige inbreng, is hierbij expliciet

naar voren gekomen.

(12)

Wetenschappelijke samenwerking met China

De wetenschappelijke samenwerking met China vindt plaats in het kader van een viertal

samenwerkingsovereenkomsten met Chinese counterparts, te weten het Ministry of

Science and Technology (

MOST

), het Ministry of Education of China (

MOE

), de Chinese

Academy of Sciences (

CAS

) en de Chinese Academy of Social Sciences (

CASS

).

In 1999 heeft de

KNAW

zeven aanvragen voor de uitzending van Nederlandse individuele,

dat wil zeggen niet project-gebonden, onderzoekers (totaal 15 personen) en 28 voorstellen

voor gezamenlijke Chinees-Nederlands onderzoeksprojecten met wederzijds belang

gehonoreerd. In het kader van deze projecten worden Nederlandse onderzoekers

uitge-zonden en Chinese onderzoekers ontvangen. Voorts zijn negen aanvragen voor subsidie

voor studie-bezoeken van Chinese onderzoekers gehonoreerd. De duur van deze

bezoe-ken varieert van enkele maanden tot maximaal een jaar.

Met het China-programma was in 1999 een bedrag van circa 1,2 miljoen gulden gemoeid.

Verdeling van projecten en bezoeken over de verschillende samenwerkingspartners:

Aantal gehonoreerde aanvragen China-programma

MOST MOE CAS CASS

Projecten 10 10 8 –

NL naar China – 2 1 12

China naar NL 1 – 4 4

In 1997 heeft de toenmalige minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen (

OC

en

W

)

met het Chinese Ministry of Science and Technology (

MOST

), het Chinese Ministry of

Education (

MOE

) en de Chinese Academy of Sciences (

CAS

) overeenstemming bereikt

over de wenselijkheid om de mogelijkheden te onderzoeken tot het structureren en

strategisch verdiepen van de bestaande samenwerking op het terrein van Science and

Technology. Gestreefd wordt naar het op termijn over te gaan tot het vestigen van

‘Strate-gische Allianties’ met één of twee geselecteerde onderzoeksinstellingen/State Key

Laboratories in China op een beperkt aantal gebieden, te weten: materialen onderzoek,

biotechnologie/drug research en milieuonderzoek.

In juli 1998 werd een ‘fact-finding mission’ uitgevoerd waarbij een delegatie van

Neder-landse onderzoekers uit de drie geselecteerde wetenschapsgebieden, onder

co-voorzitter-schap van

OC

en

W

en

KNAW

, China bezocht. In het in 1999 verschenen Rapport met

betrek-king tot mogelijk strategische wetenschappelijke en technologische samenwerbetrek-king met

China worden de bevindingen van de delegatie en aanbevelingen aan de Minister ten

aanzien van de mogelijkheden voor een Programma Strategische Allianties met China

gepresenteerd. De minister is in beginsel akkoord gegaan met de aanbevelingen in het

rapport.

Op verzoek van de minister heeft de

KNAW

een voorstel geformuleerd voor de wijze

waarop uitvoering zou kunnen worden gegeven aan de in het rapport gedane

aanbevelin-gen. In 2000 zal de minister van

OC

en

W

een beslissing nemen over dit voorstel.

Conform het Actieplan 1995–2000 in de notitie De Akademie in de wereld heeft de

KNAW

een evaluatie uitgevoerd over de inzet van de aan haar ter beschikking gestelde middelen

voor de wetenschappelijke samenwerking met China. Deze evaluatie werd in maart 1999

door het bestuur

KNAW

vastgesteld en aan de minister van

OC

en

W

aangeboden.

(13)

22

Internationale samenwerking

Conclusie van de evaluatie is dat het China-programma van de

KNAW

haar doelstelling:

‘het bevorderen van duurzame wetenschappelijke samenwerking van wederzijds belang

tussen Nederland en China op basis van gelijkwaardigheid en reciprociteit’ realiseert.

Het programma, dat een goed draagvlak heeft in de onderzoeksgemeenschap, biedt een

goed en breed toegankelijke mogelijkheid om wetenschappelijke samenwerking met

China op een veelheid van onderzoeksgebieden met behulp van beperkte financiële

ondersteuning (seed money) te initiëren. In vele gevallen blijkt het programma in staat om

samenwerking, die in toenemende mate goede gemeenschappelijke wetenschappelijke

resultaten lijkt op te leveren, ook op langere termijn te continueren.

In de conclusies uit de evaluatie en het werkplan 1999–2002 dat daaruit voortvloeit,

presenteert de

KNAW

haar visie op de toekomst van het programma en worden actiepunten

genoemd die tot versterking en een betere profilering van het programma zullen leiden.

Belangrijkste punten zijn het aanscherpen van de criteria, met name op het gebied van

kwaliteit, teneinde een nog meer op kwaliteit discriminerende vergelijkende beoordeling

mogelijk te maken. Dit wordt gezien de toenemende aanvraagdruk, steeds meer

noodza-kelijk.

Vooral met het oog op het verwerven van inzicht in de kwaliteit van het Chinese

onderzoeksveld zal gewerkt worden aan het verbeteren van de communicatie met de

Chinese counterparts. De

KNAW

zal bovendien actiever optreden in kennisbemiddeling

tussen Nederland en China. Kwantitatieve en kwalitatieve gegevens, alsmede de

resulta-ten van de samenwerkingsprojecresulta-ten zullen meer systematisch worden geregistreerd en

geëvalueerd met de bedoeling trends in de samenwerking en mogelijke nieuwe

prioriteits-gebieden beter te kunnen identificeren.

Samenwerking met zusteracademies

Sinds de jaren tachtig heeft de Akademie samenwerkingsovereenkomsten met zeven

zusteracademies, te weten Australië, India, Hongarije, Polen, Rusland, Slowakije en

Tsjechië. In het kader van deze samenwerkingsovereenkomsten kunnen wetenschappers

korte wederzijdse werkbezoeken afleggen, met als doel het aangaan of bestendigen van

structurele samenwerking. Met een drietal landen, Hongarije, Tsjechië en Polen, is tevens

een overeenkomst gesloten waarin drie wetenschappers uit deze landen elk voor

maxi-maal drie maanden een werkbezoek aan Nederland kunnen brengen, wanneer deze

bezoeken passen binnen een hiervoor overeengekomen project. Met deze projecten

beoogt de

KNAW

het structurele karakter van de wetenschappelijke samenwerking tussen

Nederland en de drie genoemde landen extra te versterken. Van deze mogelijkheid wordt

inmiddels door Hongarije en Polen optimaal gebruik gemaakt. De Tsjechische Academie

bereidt maatregelen voor om onderbenutting hiervan te verminderen. Sinds 1998 bestaat

in dit kader voor ten hoogste drie Nederlandse wetenschappers onder dezelfde

voorwaar-den de mogelijkheid een werkbezoek te brengen aan collega’s in Hongarije.

Naast samenwerkingsovereenkomsten bestaan er zogenoemde ‘letters of intent’ met de

Russische Academie van Medische wetenschappen en de Academies van Wetenschappen

in Roemenië en Bulgarije. Tenslotte zijn er overeenkomsten met de Academies van

Frankrijk, Oostenrijk, Israël en Zweden, waarbinnen jaarlijks een wederzijds bezoek kan

worden afgelegd. Hiervan is in het verslagjaar in een enkel geval gebruik gemaakt.

Opvallend is dat van het aantal bezoeken aan Nederland ruim 75 procent van de

vakge-bieden het terrein van de Afdeling Natuurkunde betreft. Alleen vanuit Rusland lijkt

actieve belangstelling voor de geesteswetenschappen in Nederland te bestaan. Dit betrof

twee bezoeken.

(14)

Voor bezoeken vanuit Nederland aan instellingen in de bij deze overeenkomst betrokken

landen geldt, dat de belangstelling overwegend (circa tweederde) vakgebieden betreft op

het terrein van de Afdeling Letterkunde.

Aantal personen dat in de jaren 1994 tot en met 1999 een beroep deed op de overeenkomsten met zuster-academies

Overeenkomst Aantal bezoeken Aantal bezoeken

met aan Nederland vanuit Nederland

1994 1995 1996 1997 1998 1999 1994 1995 1996 1997 1998 1999 Australië 5 7 3 4 6 1 4 0 0 2 1 2 Hongarije 6 5 5 4 4 8 (3) 5 4 1 1 1 0 India 1 0 4 4 0 3 1 0 0 1 0 2 Polen 4 6 9 8 7 6 (3) 7 4 7 4 7 3 Rusland 4 6 10 7 3 5 6 3 3 2 2 1 Slowakije 2 4 6 2 5 5 0 0 1 0 1 1 Tsjechië 8 7 8 7 6 5 (-) 4 1 4 2 1 Totaal 30 35 45 36 31 33 27 12 16 12 13 11

In deze aantallen zijn tevens de lange termijnbezoeken meegeteld. Deze staan tussen haakjes vermeld als onderdeel van het totaal aantal bezoeken

‘Het belangrijkste bij het lidmaat-schap is de vraag of je er iets goeds mee kunt doen’, zegt dr. Frans Zwarts, hoogleraar Nederlandse taalkunde in Gronin-gen. En dus liet hij zich meteen inschakelen als voorzitter van de evaluatiecommissie van het Meertens Instituut. ‘We bereiden nu een bezoek aan het instituut van drie dagen voor. Ik ben erg be-nieuwd naar de nieuwe lijnen die men heeft uitgezet.’ En als ‘man with a mission’ wil hij binnen de Akademie gaan ijveren voor een betere plek voor het multidisci-plinaire onderzoek. ‘Dat moet meer tot zijn recht komen in de universitaire structuren.’

Zelf zit Zwarts tot over zijn oren in het multidisciplinaire onderzoek.

biologen over de grondslagen van taal. In de onderzoekschool zette hij een programma op dat (licha-melijke en geestelijke) vermoeid-heid en herstel bij taakverrichting onderzoekt. Tegelijk zoekt hij in zijn eigen onderzoek naar moge-lijkheden om de basis van taal in de hersenen te vinden. Medische hulpmiddelen als MRI en MEG staan hem ter beschikking. ‘We zijn nu bezig met methodes om taal online te registreren. Als je de gegevens daaruit koppelt krijg je een ruim-telijk en temporeel inzicht in de werking van de hersenen. Als gevolg daarvan is ons beeld van de organisatie van taal in de hersenen gaan schuiven. De constatering dat taal bij rechtshandigen in de linker hersenhelft gelokaliseerd is,

functionele verbanden.’ Lokale scholen geeft hij de meeste kans. ‘Er is veel onwil bij universitaire bestuurders om te investeren in een school die niet de hunne is.’ Zijn eigen, lokale, school wordt in Groningen genereus gesteund, onder meer door de geneeskunde-faculteit. ‘Een monodisciplinaire school, zoals die voor de Neder-landse sterrenkunde, kan wel nationaal zijn. Maar interdiscipli-nariteit kan alleen bestaan binnen één universiteit.’

Minister Hermans heeft nu de dieptestrategie voor onderzoek-scholen afgeschaft. Persoons-gerichte steun is het parool. Zit Zwarts wel op het juiste spoor? ‘Individuele stimulering is op zich wel goed. Maar of je daarmee in

Nieuw bij de Afdeling Letterkunde

(15)

24

Internationale samenwerking

Samenwerking in

internationale organisaties

All European Academies

ALLEA De organisatie van All European Academies is in 1994 opgericht met twee oogmerken: het ontwikkelen van de Europese Academies zelf, door het delen van informatie, kennis en expertise en het fungeren als spreekbuis voor de Europese Academies op Europees niveau. Naar aanleiding van een verzoek hiertoe van de General Assembly, is in 1999 de positie van

ALLEA geëvalueerd. Dit heeft geresulteerd in

besluiten over herziening van de structuur van

ALLEA. Onderdeel daarvan is de benoeming

van een ALLEA-president op persoonlijke titel. De Akademie heeft P.J.D. Drenth, oud-president van de KNAW, kandidaat gesteld voor het presidentschap van ALLEA (2000–2003). In 1999 is een nieuwe ALLEA-werkgroep ingesteld: ‘Protection of the individual in the Society of Information’. P.J.D. Drenth was gedurende het verslagjaar voorzitter van de

ALLEA-werkgroep ‘Science & Ethics’, die een

enquête heeft gehouden onder Europese academies over ethiek en wetenschap. Besloten is om de publicatie van de gedrukte versie van ALLEA-Bulletin te beëindigen. Het Bulletin zal alleen nog elektronisch worden verspreid.

Onder auspiciën van ALLEA zijn in 1999 de rapporten Science & Ethics – naar aanleiding van de gelijknamige conferentie – en Academic Research Careers in Europe verschenen.

Contactcommissie

EMBL

/

EMBC De Contactcommissie adviseert de Neder-landse delegatie, bestaande uit een vertegen-woordiger van het ministerie van OCenW en de voorzitter van de Contactcommissie, over de in te nemen standpunten op de halfjaarlijkse vergaderingen van de European Molecular Biology Laboratory (EMBL) en – Conference (EMBC) in Heidelberg.

In het verslagjaar heeft het Afdelingsbestuur Natuurkunde van de KNAW op voordracht van de Contactcommissie, ter vervanging van het uit de jaren zeventig stammende oude regle-ment, een nieuw commissiereglement vastge-steld. In januari 1999 is L.A. Grivell R.H.A. Plasterk opgevolgd als voorzitter van de Contactcommissie. Laatstgenoemde is als deskundige op het terrein van de ‘functional

genomics’ eind 1999 op voordracht van de Contactcommissie gekozen tot lid van het Scientific Advisory Committee van het EMBC. Daarmee is Nederland als één van de weinige leden van de EMBC met twee onderzoekers vertegenwoordigd in dat comité.

In het verslagjaar is het EMBL geconfronteerd met een aanzienlijke verslechtering van zijn financiële positie. In de eerste plaats heeft de Internationale Arbeidsorganisatie (ILO) met terugwerkende kracht een bindende uitspraak gedaan over de salarisstructuur van het EMBL die niet alleen voor het jaar 2000 maar ook structureel aanzienlijke financiële consequen-ties kan hebben. In de tweede plaats heeft de Europese Unie in het kader van enkele onder-delen van het 5e Kaderprogramma besloten om de infrastructurele kosten van onderzoeks-centra niet meer in aanmerking te laten komen voor subsidiëring. Dit heeft onder andere voor het European Bioinformatics Institute (EBI) in Engeland, een zogenaamd Outstation van het EMBL, tot gevolg dat voor een derde deel van de begroting van dat instituut (± 4,5 miljoen gulden) andere financiering gezocht moet worden. De verslechtering van de financiële situatie is voor het ministerie van OCenW aanleiding geweest om in oktober 1999 het EMBL te laten weten dat Nederland, gelet op de stijging van de Nederlandse bijdrage aan het EMBL in de afgelopen jaren, geen financiële ruimte meer heeft om de bijdrage voor het EMBL te verhogen.

De financiële situatie bij het EMBL en het eerder genoemde besluit van het ministerie, waarover geen overleg met de Contactcom-missie had plaatsgevonden, hebben centraal gestaan in de besprekingen in de Contact-commissie. De Contactcommissie heeft daarbij het ministerie gewezen op het toenemende belang en de zeer snelle ontwikkelingen van het onderzoek op het terrein van de bio-informatica en de achterstand die Europa heeft op dit terrein ten aanzien van de ontwikkelin-gen in de Verenigde Staten. Dit maakt naar de mening van de Contactcommissie, zowel in Europees als nationaal verband, extra investe-ringen in het EMBL, en in het EBI in het bijzonder, noodzakelijk. Aan het eind van het verslagjaar moet geconstateerd worden dat deze oproep in de richting van het ministerie (nog) geen effect heeft gehad.

In de vergaderingen van de Contactcommissie is onder meer gesproken over de nog steeds bestaande weigering van Turkije om Cyprus, op grond van niet op de wetenschap gerichte argumenten, toe te laten als lid van de EMBC, over de uitvoering van het Young Investigator Award Scheme en over de initiatieven die het EMBL heeft genomen om in samenwerking met Amerikaanse wetenschapsorganisaties na te

gaan op welke wijze in de toekomst onder-zoeksresultaten buiten de grote bestaande uitgeverijen om elektronisch gepubliceerd kunnen worden. In verband met dit laatste initiatief heeft de Contactcommissie benadrukt dat ook in het geval van het elektronisch publiceren van onderzoeksresultaten de kwaliteit van die resultaten gewaarborgd moet zijn door de aanwezigheid van een referee-systeem.

De Contactcommissie heeft verder aandacht besteed aan de beoordelingen die het Scientific Advisory Committee heeft uitgesproken over onderdelen van het aan het EMBL verrichte wetenschappelijke onderzoek, en aan het concept-Scientific Programme 2001–2005 van het EMBL dat eind 1999 als discussiestuk is verschenen. Afspraken zijn gemaakt over de opstelling van een advies over dit concept-programma dat de Contactcommissie begin 2000 zal uitbrengen aan het ministerie. Dit, ter voorbereiding op het bezoek van de directeur-generaal van het EMBL aan Nederland en de in de loop van 2000 te voeren discussies over de toekomstige financiering van het EMBL en de hoogte van de Nederlandse bijdrage daarin.

Contactcommissie in

CERN

-aangelegenheden

In januari 1999 is bij CERN een nieuwe directeur generaal, L. Maiani, aangetreden. In 1999 is Bulgarije toegelaten als de twintigste lidstaat van CERN.

Het verslagjaar heeft een spectaculair goed functioneren van de LEP electron- positron botser bij steeds hogere energie (meer dan 200 GeV) te zien gegeven, hetgeen talrijke precisie-metingen mogelijk maakt, onder andere van de massa van het W boson. Dergelijke metingen, samen met die van de massa van het top-quark op Fermilab (Vere-nigde Staten), maken kwantitatieve voorspel-lingen mogelijk van de massa van het Higgs-boson en tonen aan dat de ontdekking ervan binnen het bereik van LEP zou kunnen liggen: de jacht bij LEP zal in 2000 worden voortgezet en afgesloten.

De voorbereidingen van Large Hadron Collider (LHC) die vanaf 2005 de volgende stap voor de hoge-energiefysica zal mogelijk maken zijn in het afgelopen jaar gestaag gevorderd. CERN lijkt in staat de grote bezuinigingen – onder andere in de personele sfeer – door te voeren die nodig zijn om binnen het bestaande budget LHC te realiseren.

(16)

Als één van de weinige versnellerlaboratoria die er in de wereld zijn, is het ook de taak van CERN ambitieuze Research and Development op het gebied van versnellerfysica uit te voeren. Hiervoor is bescheiden, maar expliciet plaats gemaakt in de begroting. Voor de meer nabije toekomst en ter voortzetting van de traditioneel sterke lijn neutrinofysica, is besloten een neutrinobundel te richten op het ruim 700 kilometer verderop gelegen Gran-Sasso laboratorium (Italië), ter bestudering van neutrino-oscillaties. Vanuit Nederland is aan dit project evenwel geen deelname te verwach-ten.

European Science Foundation

ESF De in november in Straatsburg gehouden 25e General Assembly van de European Science Foundation (ESF) had als thema ‘Europese wetenschap in een mondiale context’. In enkele voordrachten werd door Europese en niet-Europese onderzoekers geïllustreerd welke invloed de mondiale context heeft op de ontwikkeling van de wetenschap.

Tijdens de Assembly is een gewijzigd statuut van ESF vastgesteld dat de nieuwe bestuurs-structuur vastlegt. R. van Duinen, voorzitter van NWO, werd gekozen tot president van ESF. Namens Nederland zal de president van de KNAW, R. Reneman, zitting nemen in de Governing Council. Ingestemd werd met toetreding van Estland tot de ESF.

Tijdens de General Assembly werd voor de eerste keer de European Latsis Prize uitgereikt. Deze prijs ten bedrage van 100 00 SF wordt jaarlijks beschikbaar gesteld door de Interna-tional Latsis Foundation. De prijs wordt door ESF toegekend aan een onderzoeker voor een buitengewone en innovatieve bijdrage op een geselecteerd Europees onderzoekgebied.

European Southern Observatory

(

ESO

)

De commissie vergaderde in 1999 twee maal ter voorbereiding van de vergaderingen van de ESO Council in juni en in december 1999. De volgende belangrijke punten kwamen dit jaar in de Commissie aan de orde. Het ESO’s Long Range Plan 1999–2006 kwam gereed. Na een eerste bespreking in de Committee of Council werd dit plan aanvaard door de Council in de vergadering in juni. Essentiële elementen in dit plan zijn: de voltooiing van de Very Large Telescope (VLT) en VLT-Interferometer. In maart 1999 vond met de voltooiing van de tweede van de vier 8,4 meter telescopen de officiële inauguratie van de VLT in Chili plaats. In de ontwikkeling van de VLT-Interferometer speelt Nederland een belangrijke rol, via de Nederlandse Onderzoekschool voor Astrono-mie NOVA. Een hoogtepunt voor Nederland dit jaar was de plechtige ondertekening te Amsterdam van de overeenkomst tussen NOVA en de ESO voor de oprichting van het VLT -Interferometrie Expertisecentrum NEVEC in Nederland, waarin NOVA circa 3 miljoen gulden bijdraagt.

Deelname in de bouw van de Amerikaans-Europese millimeter-golflengte array ALMA (Atacama Large Millimeter Array) in Chili. Van Europese kant zijn de deelnemers in dit project: de ESO, de Nederlandse organisaties

NOVA en ASTRON (NWO), de Franse CNRS, het

Max Planck Institut für RadioAstronomie (Bonn) en de Engelse PPARC. Deze partners ondertekenden in december 1998 de overeen-komst voor een drie-jarige studiefase voor ALMA aan Europese kant, welke moet leiden tot de bouw van een Europese prototype antenne. Parallel hiermee ontwikkelt Amerika een Amerikaans prototype. In 2001 wordt het beste van deze twee prototypes gekozen voor het definitieve ontwerp van de 64 schotels waaruit ALMA zal bestaan. NOVA draagt 4 miljoen gulden bij aan de ontwikkeling van detectoren en mixers voor ALMA, welke plaatsvindt bij het Ruimteonderzoek laboratorium in Groningen en TU-Delft. In juni werd te Washington DC het ‘Memorandum of Understanding’ ondertekend tussen de Europese partners en de Verenigde Staten betreffende bovengenoemde R&D fase van ALMA. Tevens werd een gezamenlijke Europees-Amerikaanse stuurgroep, de Alma Coordinating Committee, ingesteld die de bestuurlijke supervisie heeft over de ontwikke-ling van het ALMA project. Een belangrijk punt tenslotte was het besluit in november van het Gebiedsbestuur Exacte Wetenschappen van NWO om 1,2 miljoen gulden beschikbaar te stellen aan ASTRON-Dwingeloo voor de ontwikkeling van de ALMA-correlator; tezamen met een bijdrage die ESO hiervoor ter

beschik-king stelde kan ASTRON thans de R&D voor deze correlator ter hand nemen.

Ter ere van het vertrek van de directeur-generaal professor Giacconi en het aantreden van zijn Franse opvolgster, Catherine Cesarsky, werd op initiatief van Nederland in september 1999 een internationale conferentie over Black Holes georganiseerd in Garching. Aan dit congres namen een honderdtal astronomen uit de gehele wereld deel.

International Council of Scientific

Unions (

ICSU

)

De International Council for Science, ICSU, gevestigd in Parijs, werd in 1931 opgericht als opvolger van de International Research Council, om de internationale wetenschaps-beoefening te stimuleren en te faciliteren. De ICSU wordt gevormd door 95 nationale academies van wetenschappen en 25 zoge-noemde Scientific Unions: internationale, monodisciplinaire organisaties. Zowel nationaal als in alle Scientific Unions is Nederland als volledig lid vertegenwoordigd en in veel Unions spelen Nederlandse weten-schappers een belangrijke rol.

Een van de meest in het oog springende projecten is het International Geosphere and Biosphere Programme (IGBP), waarin moge-lijke klimaatveranderingen en de invloed daarvan op het leefmilieu multidisciplinair worden onderzocht.

Inter Academy Panel (

IAP

)

Het Inter Academy Panel (IAP) waarvan de KNAW met tachtig academies uit de gehele wereld lid is, bereidde zich in 1999 voor op de in mei 2000 in Tokio te houden conferentie over ‘Transition to Substainability in the 21st Century’. De heer Nijkamp vertegenwoordigde de KNAW bij een voorbereidende conferentie, in juni te Bled (Slovenië).

In Tokio zal in mei 2000 tevens gesproken worden over de toekomstige doelen, structuren en werkwijze van IAP. Ook staat de oprichting van een Inter Academy Council (IAC) op het programma. De IAC moet gaan voorzien in de behoefte van nationale overheden en interna-tionale organisaties (Verenigde Naties, Wereldbank) aan wetenschappelijk advies over mondiale vraagstukken. De IAC zal niet zelf adviezen uitbrengen maar verantwoordelijk zijn voor het instellen van expert panels, met leden gerecuteerd uit de achterban van academies, en – middels review procedures – voor de kwaliteitsbewerking van de rapporten.

(17)

26

Internationale samenwerking

Internationale activiteiten

Carolina MacGillavry Fonds

Bij haar overlijden in 1993 heeft mevrouw Carolina MacGillavry, in leven lid van de KNAW, een nalatenschap gedaan die jaarlijks een aantal jonge onderzoekers op het terrein van landbouw- en voedingswetenschappen uit de regio zuidelijk Afrika in staat stelt te promoveren. Het programma, dat wordt mede gefinancierd door de minister van Ontwikke-lingssamenwerking, voorziet in een promotie-onderzoek van twee à tweeëneenhalf jaar in eigen land en een onderzoek van één tot anderhalf jaar aan een van de deelnemende Nederlandse universiteiten. Deelnemende Nederlandse universiteiten zijn de Landbouw-universiteit Wageningen, Universiteit Utrecht en Vrije Universiteit Amsterdam.

Vanwege haar betrokkenheid als bestuurslid bij de International Foundation for Science (IFS) in Stockholm, een organisatie die met name fondsen ten behoeve van wetenschappelijke ontwikkelingssamenwerking beheert, vindt administratie en selectie van de kandidaten bij de IFS plaats, terwijl de KNAW het beschikbare vermogen beheert. In het jaar 1999, een jaar nadat met de uitvoering van het programma is begonnen, zijn de eerste twee kandidaten geselecteerd: de heer G. Nyadzi uit Tabora, Tanzania en mevrouw D. Charleston uit Pretoria, Zuid-Afrika. Beiden voeren hun promotie-onderzoek deels uit aan Wageningen

UR.

In 1999 heeft een wetenschappelijk secretaris van de IFS de betrokken Nederlandse universi-teiten bezocht om te bezien hoe de selectie-procedure in de toekomst verbeterd kan worden.

Commissie voor de Vrijheid van

Wetenschapsbeoefening

In 1999 heeft de KNAW, op voordracht van de Human Rights Network van de National Academy in Washington en de Human Rights Watch in New York, namens de Commissie voor de Vrijheid van Wetenschapsbeoefening (CVW) enkele tientallen brieven verzonden, om regeringsleiders en ministers bezorgdheid over te brengen over de beperkingen die aan wetenschappers in de betreffende landen zijn opgelegd. Met name werden in 1999 brieven gestuurd aan de autoriteiten in Cuba, Iran,

Turkije, Tunesië, Joegoslavië, de Russische Federatie, Zuid-Korea, Myanmar (Birma), Laos, Vietnam en de Volksrepubliek China. In een aantal gevallen is, mede dankzij de druk die de Nationale Academies hebben uitgeoe-fend, verbetering gekomen in de positie van de betrokken wetenschappers of heeft deze geresulteerd in hun vrijlating. Onder hen waren de Ethiopische medicus Dr. Asrat Woldeyes, die echter helaas reeds vijf maanden na zijn vrijlating aan de gevolgen van zijn detentie overleed, de Koreaanse wiskundige Ahn Jae-ku en de Russische ex-marine-officier en milieu-activist Aleksander Nikitin, die na een geruchtmakende zaak door het hooggerechts-hof werd vrijgesproken van hoogverraad. De heer P. Van Dijk, lid van de CVW heeft tevens zitting in het Executive Committee van het International Human Rights Network in Washington, DC.

Descartes-Huygensprijs

De jaarlijkse Descartes-Huygens Prijs is in 1995 ingesteld door de Franse en Nederlandse regeringen. Met de prijs wordt beoogd de wetenschappelijke samenwerking tussen beide landen te bevorderen en de Frans-Nederlandse betrekkingen op wetenschappelijk gebied onder de aandacht van zowel wetenschappelijk onderzoekers als het grote publiek te brengen. De prijs wordt beurtelings toegekend aan wetenschapsbeoefenaren afkomstig uit respectievelijk de Natuurwetenschappen, de Levenswetenschappen en de Geestes- en Sociale Wetenschappen. De winnaars krijgen elk ƒ 50 000 ter financiering van een verblijf als gastonderzoeker in Frankrijk respectievelijk Nederland.

De Franse winnaar van de Descartes-Huygensprijs 1999 op het gebied van de Levenswetenschappen is door de Akademie toegekend aan de Franse fysicus en biofysicus Philippe F. Devaux (1939), sinds 1992 verbonden aan de Université Paris VII (Denis Diderot). Professor Devaux heeft grote faam verworven op het gebied van biofysisch onderzoek van membranen en eiwitten in membranen, vooral met toepassing van kern-en elektron-spinresonantie. Hij is de ontdekker van het membraaneiwit ‘flippase’ dat in biologische membranen de functie heeft om bepaalde fosfolipide moleculen tussen de binnenste en de buitenste lipidelaag uit te wisselen.

De Franse regering heeft de Descartes-Huygensprijs 1999 voor Levenswetenschappen toegekend aan Jan H.J. Hoeijmakers die als hoogleraar moleculair genetica verbonden is aan de Erasmus Universiteit Rotterdam. De

Descartes-Huygensprijs 1998 op het gebied van de Natuurwetenschappen, waarvan toewijzing een jaar is uitgesteld, is toegekend aan prof. dr. Wim van Saarloos, hoogleraar Theorie van de gecondenseerde materie bij het Leids Instituut voor onderzoek in de Natuur-kunde.

HDP

-Commissie

De Commissie voor het Human Dimensions of Global Environmental Change Programme (HDP) is in 1994 opgericht als subcommissie van de Sociaal-Wetenschappelijke Raad. De HDP-Commissie zet zich in om participatie van Nederlandse onderzoekers in (inter)nationaal onderzoek te bevorderen dat past in het kader van de International HDP Science Projects en om zowel nationaal als internationaal doelma-tig contacten tussen onderzoekers enerzijds en mogelijke financiers anderzijds mogelijk te maken.

In februari 1999 heeft de HDP-Commissie de notitie ‘Aims and Scope of the Netherlands HDP Committee; on the Threshold of the Third Millennium’ het licht doen zien. De notitie is verspreid onder sociaal-wetenschappelijke onderzoekers die geïnteresseerd zijn in (I)HDP én onder belangstellende beleids- en program-mamakers. De HDP-Commissie heeft daarnaast een home page geopend (http://www.knaw.nl/ hdp) die regelmatig wordt geactualiseerd. De HDP-Commissie participeert in de voorbe-reiding van de internationale IGBP Open Science Meeting die in 2001 in Amsterdam zal plaatsvinden. Daarnaast heeft een delegatie van de HDP-Commissie in juni 1999 deelgenomen aan de internationale conferentie van IHDP in Shonan Village, Japan. Verder heeft de HDP -Commissie zich in 1999 ingezet voor het vestigen in Nederland van een internationaal programmabureau voor het IHDP Science Project Industrial Transformation. Een van de SWR-leden heeft in juni 1999 in het kader van de voorbereiding van de in mei 2000 in Tokio te houden conferentie van het International Academy Panel tijdens de conferentie Transitions to sustainability in Bled, Slovenië, een voordracht gehouden onder de titel Sustainability: a communal concern for all sciences and humanities.

(18)

INQUA

-commissie

De INQUA Commissie Nederland behartigde de

belangen van aardwetenschappen, biologie en archeologie voor zover van interesse voor de periode van het Kwartair, de laatste circa 2,5 miljoen jaar van de aardgeschiedenis. Besloten is de commissie op te heffen en haar taken onder te brengen bij de nieuwe Raad voor Aardwetenschappen en Klimaatvraagstukken, De commissie heeft een notitie vervaardigd over de vraag hoe het Kwartairgeologisch onderzoek bij grote infrastructurele projecten bevorderd kan worden. Er zijn stappen ondernomen om gesprekken te voeren met verschillende onderzoeksinstituten, die hieraan bij kunnen dragen.

Th. van Kolfschoten heeft als vertegenwoordi-ger van de INQUA-Commissie Nederland het

25e INQUA Congres in augustus in Durban

bijgewoond.

Nederlandse Commissie van het

Scientific Committee on Antarctic

Research (

SCAR

)

De contacten met de Commissie Antarctisch Onderzoek (CAO) van ALW (NWO) werden gecontinueerd. Op de agenda van de Commis-sie Antarctisch Onderzoek nam de evaluatie van het Nederlands Antarctisch Programma (NAAP) een prominente plaats in. Vanuit de

Nederlandse SCAR Commissie wordt gepleit voor voortzetting van de financiering van een dergelijk programma na 2000.

Voor de organisatie van het VIIIe SCAR Biology Symposium in Amsterdam in 2001 is een commissie begonnen met haar werkzaamhe-den.

Nederlandse Commissie voor

Lithosfeer Project

De activiteiten uitgevoerd in het kader van ILP hebben zich in 1999 geconcentreerd op het onderzoeksprogramma Netherlands Environmental Earth System Dynamics Initiative (NEESDI) en op bijdragen van Nederlandse onderzoekers aan een aantal Task Forces van ILP.

In het door NWO gefinancierde NEESDI pro-gramma wordt samengewerkt door onderzoe-kers van de onderzoekscholen NSG, VMSG, CTG, ICG en SAMO en de organisatie NITG-TNO. In het kader van NEESDI heeft zich een speerpunt gevormd in het onderzoek van neotektoniek en rivierontwikkeling in Neder-land. Nieuwe activiteiten zoals het graven van een sleuf in de Roerdalslenk en de acquisitie van ondiepe hoge-resolutie seismiek in de Maas hebben een belangrijke impuls gegeven voor Europees onderzoek dat met EU financie-ring aan het gehele Rijnslenk systeem zal worden uitgevoerd.

Dit onderzoeksproject ‘Environmental Tectonics: the Northern European Foreland

(ENTEC)’ wordt vanuit Nederland

gecoördi-neerd en heeft als partners Duitsland, Frank-rijk, Zwitserland en Oostenrijk.

Belangrijke bijdragen zijn ook geleverd aan de door Nederlandse onderzoekers gecoördi-neerde Task Forces ‘Origin of Sedimentary Basins’ en het EUROPROBE project ‘Georift’. Deze activiteiten hebben geleid tot een aantal symposia op de conferentie van de European Geophysical Society in Den Haag, de grootste aardwetenschappelijke bijeenkomst in Europa in 1999.

De resultaten van de door Nederlandse onderzoekers in het kader van ILP uitgevoerde projecten zijn gepubliceerd in de vorm van een aantal Special Volumes van de internationale tijdschriften Global and Planetary Change en Tectonophysics.

Nederlandse Commissie voor het

Scientific Committee on Oceanic

Research (

SCOR

)

De Nederlandse SCOR Commissie heeft de behartiging van de Nederlandse belangen in het programma van SCOR voorgezet via deelname aan de 34e SCOR Executive Committee Meeting in Goa (India). Ter voorbereiding besprak de Commissie nieuwe werkgroepvoorstellen voor het SCOR pro-gramma en stimuleerde zij Nederlandse

Nieuw bij de Afdeling Natuurkunde

Op je veertigste Akademielid worden is weinigen gegeven. ‘Als het bericht komt, vraag je je af of het waar is’, zegt dr. ir. Erik van der Giessen, hoogleraar continue media/nieuwe materialen aan de

TU Delft. ‘Mensen waar ik

ongelo-felijk tegen opkijk als Koiter, Wesseling en mijn leermeester Besseling zijn er lid van of zijn er lid van geweest. Nu volg ik in hun voetsporen. De KNAW is een club

van zeer eminente hooggeleerde heren. De meesten van hen bezitten een soort wijsheid waar ik nog heel lang op moet wachten.’ Zelf hoopt hij ‘nieuw elan’ en enthou-siasme in te brengen. ‘Een nadeel is wel dat ik als jong hoogleraar minder tijd kan vrij maken dan de ouderen.’

E. van der Giessen (1959)

Van der Giessens vakgebied is de micromechanica van materialen. Hij legt verbanden tussen de inwendige structuur van het materiaal en de daaruit voort-vloeiende mechanische eigen-schappen die voor de technische toepassing van belang zijn. Vorig jaar besteedde hij veel tijd aan een beschrijvingstechniek voor blijven-de blijven-deformaties in materialen, die hun basis hebben op micro-niveau, bijvoorbeeld in vezels of deeltjes in composieten. ‘We werken daarbij veel samen met fysici. We zijn bezig de brug te slaan tussen de natuurkundige kennis van wat er op atomaire schaal gebeurt en wat je op grotere schaal als ingenieur nodig hebt. We brengen bestaande rekenmethoden zo samen dat er

verschillende disciplines bij elkaar gezet om nieuwe ideeën te genere-ren en samenhang tussen vakge-bieden te stimuleren. Ik heb er met mijn oren staan te klapperen. Zo ben ik sterk geboeid geraakt door het idee om menselijke cellen ook als materialen te beschouwen.’ Binnen de KNAW wil Erik van der Giessen twee, licht-tegendraadse, opvattingen verkondigen. ‘Er zijn teveel aio-plaatsen, in ieder geval in de technische wetenschappen. De universiteiten hebben de fout gemaakt er meteen bovenop te duiken, toen de grote bedrijven hun fundamentele onderzoek gingen uitbesteden. Daardoor draagt een deel van het onderzoek veel te sterk een industrieel karakter.’ En: ‘Schaf de

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

O f het zou moeten zijn een uiting van verbazing over het feit, dat de C.A.B., die in het verleden het afgeven van een niet-goedkeurende verklaring bij een

31 december 1997 opgenomen. Bij de verzelfstandiging van OPTA per 1 augustus 1997 zijn met betrekking tot de baten en lasten de volgende afspraken met het Ministerie van Verkeer

Bovendien kan door de bovengenoemde tariefanomalieën (hoge tarieven bij bellen van een vast naar een mobiel toestel) mobiele telefonie nog niet als volwaardig alternatief van

In november 1999 kregen het DNPP en de Universiteitsbibliotheek uit het ICT- fonds 2005 van de RUG een bedrag van 128.000 gulden toegewezen voor de archivering van websites

However, several researches that have been done in Northwest Tanzania among the Haya touch some fundamental issues on Christian conversion in general, some methods of

Stellenbosch University https://scholar.sun.ac.za... Stellenbosch University

g(x) = 0.09 cash solvency + 0.50 budget solvency – 0.64 long-term debt – 0.04 service delivery solvency [Eqn 4] This solution supports Maher and Nollenberger’s (2009) fiscal