• No results found

Wiskunde - B

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Wiskunde - B"

Copied!
7
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

EN VOLKSONTWIKKELING EXAMENBUREAU

UNIFORM EINDEXAMEN MULO tevens

TOELATINGSEXAMEN VWO/HAVO/NATIN 2013

VAK : WISKUNDE–B

DATUM : WOENSDAG 03 JULI 2013

TIJD : 09.45  11.25 UUR (MULO III kandidaten) 09.45 – 11.45 UUR (MULO IV kandidaten)

---DEZE TAAK BESTAAT UIT 36 ITEMS.

MULO-III KANDIDATEN MAKEN DE ITEMS 1 T/M 30. MULO-IV KANDIDATEN MAKEN DE ITEMS 1 T/M 36.

INDIEN NIET ANDERS VERMELD, IS ELKE VARIABELE EEN ELEMENT VAN .

1

p, q en r geven het aantal elementen aan in de betreffende gebieden.

n(V) betekent het aantal elementen van V. Uit het venndiagram volgt dat n(A) + n(B) = s.

Voor s geldt: A s = p + q B s = p + q – r C s = p + q + r D s = p + q + 2r 2

Hieronder volgen twee beweringen: I x  A  x  B  x  B\A II x  A  x  B  x  A  B Voor bovenstaande beweringen geldt: A alleen I is waar.

B alleen II is waar. C I en II zijn waar. D I en II zijn niet waar.

3

Gegeven de verzameling .

Het getal m = 41 en het getal n = m2. Voor m en n geldt: A m   n  B m   n  C m   n  D m   n  4 (a – b)3 is gelijk aan A (a – b)(a2 + b2) B (a – b)(a2 – b2) C (a – b)(a2 – ab + b2) D (a – b)(a2 – 2ab + b2) A B p r q

(2)

5 A

 B  C  D 6 De oplossingsverzameling van ax + 2y = b

bestaat uit één element. 2x + 4y = 4

Voor alle mogelijke waarden van a en b geldt: A a  1  b = 2 B a  1  b  C a  1  b = 2 D a  1  b  7 De oplossingsverzameling van ax + b ≦ 3(x + 2) is leeg.

Voor alle mogelijke waarden van b geldt: A b ≦ 2 B b ≦ 6 C b > 2 D b > 6 8 3  4(x  a)  2 = 6  A x + a  2 = 6 B x  a – 2 = 6 C 3 – 4x + 4a – 2 = 6 D 3 – 4x  4a – 2 = 6 9 A 8x + 8 = 1 B 8x + 8 = 6 C 8x + 4 = 1 D 8x + 4 = 6 10 x2 – 5x = 6 A (x – 2)(x – 3) = 0 B (x – 6)(x + 1) = 0 C (x + 6)(x – 1) = 0 D (x + 2)(x + 3) = 0 11 Gegeven de vergelijking in x: px2 + 3x = 2p

De oplossingsverzameling bevat minstens één element en p .

Voor alle mogelijke waarden van p geldt: A 9 – 2p2 > 0 B 9 – 2p2 ≧0 C 9 + 2p2 > 0 D 9 + 2p2≧0 12 Gegeven de vergelijking in x: x2 – (q – 7)x + q = 0. De discriminant is 4. q is te berekenen uit de vergelijking

A q2 – 18q + 49 = 0 B q2 – 18q + 49 = 4 C q2 – 10q + 49 = 0 D q2 – 10q + 49 = 4

(3)

Gegeven de vergelijking

x2 + 3x + 2 = x + 3

Eén van de oplossingen kan zijn: A 1

B 1 + C 1 + 2 D 4

14

Het punt A(p, 2) ligt op de grafiek van

f : x 2x + 6. Voor p geldt: A p = 4 B p = 2 C p = 4 D p = 10 15

De grafiek van f : x ax + 4 gaat door het punt (6, 2) en die van g : x px + q gaat door het punt (6, 0).

Verder geldt: f(x) > g(x) voor elke waarde van x. Voor p en q geldt:

A p =   q = 2 B p =   q = 2 C p = 1  q = 6 D p = 1  q = 6

De grafiek van f : x ax + b gaat door de punten (p, 0) en (0, q).

Voor alle mogelijke waarden van a, b, p en q geldt: A a =   b = p B a =   b = q C a =  b = p D a =  b = q 17 De grafieken van f : x 2x en g : x ax + b, (b < 0) snijden elkaar loodrecht in het punt S. Voor a en het snijpunt S geldt:

A S ligt in het 1e kwadrant en a =  B S ligt in het 3e kwadrant en a =  C S ligt in het 1e kwadrant en a = D S ligt in het 3e kwadrant en a =

18

Gegeven de functie f : x px2 + 4px De coördinaten van de top van de grafiek van f zijn A (2p, 4p2) B (2, 4p) C (2, 4p) D (2p, 4p2) 19

Het bereik van f : x x2  4 op het domein [1, 3 is

A 3, 5 B [3, 5 C 4, 5 D [4, 5

(4)

20

Van de functie f : x a(x  p)2  q is de grafiek getekend. De uiterste waarde van deze functie is m. Y-as O X-as f Voor p en m geldt: A p = 1 en m is een minimum B p = 1 en m is een maximum C p = 0 en m is een minimum D p = 0 en m is een maximum 21

Bij een translatie  is (6, 6) het beeld van (3, 2q). Voor p en q geldt: A p < 0  q < 0 B p < 0  q > 0 C p > 0  q < 0 D p > 0  q > 0 22

Het punt (3, 3) wordt gedraaid om de oorsprong O over een hoek van ,

360 < < 360 . Het beeld is (0, p) en p  0. Voor p en geldt: A p = 3  = 135  = 45 B p = 3  = 135  = 45 C p = 3  = 225  = 135 D p = 3  = 225  = 135 23

Het punt A(2p, 4) wordt gespiegeld in het punt B(3, 1). Het beeld is A(4, 4q).

Voor p geldt: A p = 5 B p = 3 C p = 1 D p = 24

Het punt A(3, 4) wordt met de factor 2 vermenigvuldigd. Het centrum is (2, 1) en het beeldpunt is A(p, q). Voor p en q geldt: A p = 7  q = 2 B p = 7  q = 5 C p = 12  q = 2 D p = 12  q = 5 25 In  ABC is AP = BP = 6, A = B = 60 . C Q A R P B De oppervlakte van  ABC = x en QR = y Voor x en y geldt:

A x = 36 y = 3 B x = 72 y = 3 C x = 36 y = 3 D x = 72 y = 3

(5)

De cirkel gaat door de hoekpunten A, B en C van  ABC.

C

A B M

Het middelpunt M van de cirkel ligt op de zijde AB. Verder is bekend dat AB = 12 en AC = BC.

De oppervlakte van het gearceerde deel is A 18 36

B 18 72 C 36 36 D 36 72

27

Vierhoek ABCD is een parallellogram. D C A B E BC = 10 en BE = 6. De oppervlakte van ABCD is 96. De lengte van AC is A B C D Gegeven: c s <

Noem alle kwadranten op, waarvoor dit geldt. A Ie en IIe kwadrant B IIe en IIIe kwadrant C IIe en IVe kwadrant D IIIe en IVe kwadrant 29 Gegeven ∆ ABC. C 1 b A c B I ∆ ABC s A = , B = β en C = γ, BC = 1, AC = b en AB = c. Voor b geldt: A b = s s γ s γ B b = s s γ s C b = s s D b = s s γ

(6)

30 G g v ∆ ABC m ADC = 90 . C E β A D B

E is het midden van BC. CDE = , ABC = β, AD = 5, AC = 13 en AB = 14. sin = p en tan β = q. Voor p en q geldt: A p = en q = B p = en q = C p = en q = D p = en q =

VERVOLG MULO IV-KANDIDATEN 31

ABCD is een parallellogram.

D C A B AB = 6, AD = 4 en DAB = 30 . AC is gelijk aan A B C 28 D 76 32 De oplossingsverzameling van (x  2)2 > (x  2)2 is A  B , 2 2,  C , 2 2,  D  33

Van een rij tn is t2 = 2 en t4 = 8. Als tn een

rekenkundige rij is, dan is t5 = p. Als tn een meetkundige rij is, dan is t5 = q.

Voor p en q geldt: A p = 11  q = 16 B p = 11  q = 32 C p = 14  q = 16 D p = 14  q = 32 34

Gegeven een cirkel C met de vergelijking

x2 + y2 = 13. De lijn ℓ met de vergelijking

y = ax + b raakt de cirkel C in het punt (2, 3). Voor a geldt:

A a =  B a =  C a = D a =

(7)

ABCD is een parallellogram. D C F A v B

E en F liggen op AC zo, dat AE = EF = FC. AB = v en A = . B is gelijk aan A v + 1

B 1

v

+

C  v + 1

D  v +

In een klas wordt een repetitie gemaakt door alle leerlingen. Het behaalde resultaat is weergegeven in een histogram.

p is het aantal leerlingen van de klas en q is de mediaan. Voor p en q geldt: A p = 31 en q = 6,5 B p = 31 en q = 7 C p = 35 en q = 6,5 D p = 35 en q = 7 E cijfers fre q u e n ti e 4 5 6 7 8 9 8 7 6 5 4 3 2 1 0

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

[r]

[r]

2p 13 Toon aan dat deze vergelijking voor k met behulp van de coördinaten van A en B opgesteld kan worden... De toppen van de grafiek van g liggen ook op

[r]

Hier kun je het beste de lengte van het kleine paard kiezen zodat de lengte van het grote paard, oftewel anderhalf keer de lengte van het kleine paard, een rond getal is.. We

Nu kun je de lijn AB twee keer tekenen, aangezien je de lengte van deze lijn kent, en je weet dat deze lijn evenwijdig moet zijn aan bijvoorbeeld CD.. Tenslotte teken je alle lijnen

Je wilt weten voor welke p de beide hoogtes gelijk zijn.. Dit kun je met de

Bij een horizontale verschuiving naar links moet je x vervangen door x+a, met a een zekere constante.. Eerst vul je de verschilsfunctie in in