• No results found

“Wat is het verband tussen ouderlijke emotiesocialisatie strategieën en de ontwikkeling van emotieregulatie bij het kind ?”

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "“Wat is het verband tussen ouderlijke emotiesocialisatie strategieën en de ontwikkeling van emotieregulatie bij het kind ?”"

Copied!
30
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Scriptie

“Wat is het verband tussen ouderlijke emotiesocialisatie strategieën en de ontwikkeling van emotieregulatie bij het kind ?”

Dene Stam 11159065

Aantal Woorden: 5498

Begeleidster: Danielle van der Giessen Bachelor Pedagogische Wetenschappen

Universiteit van Amsterdam 28-01-2019

(2)

Inhoudsopgave

Samenvatting ... 3

Inleiding ... 4

Ouderlijke meta-emotie filosofie en de emotieregulatie van het kind ... 8

Ouderlijke emotionele expressiviteit en de emotieregulatie van het kind ... 12

Conclusie en discussie ... 16

(3)

Samenvatting

In deze review wordt het mogelijke verband van ouderlijke emotiesocialisatie strategieën met de ontwikkeling van emotieregulatie bij het kind onderzocht. Dit wordt gedaan aan de hand van twee deelvragen die enerzijds zullen ingaan op de strategie ouderlijke meta-emotie filosofie en anderzijds ouderlijke emotionele expressiviteit. De verwachting is dat er een positief verband wordt gevonden tussen de verschillende ouderlijke emotiesocialisatie strategieën en de ontwikkeling van emotieregulatie bij het kind. Er wordt gebruikt gemaakt van een literatuuronderzoek om een antwoord te formuleren op de onderzoeksvraag. Voor zowel het verband tussen de strategie ouderlijke meta-emotie filosofie als voor ouderlijke expressiviteit en emotieregulatie werden er overwegend positieve effecten gevonden. Aan de hand van deze resultaten kan er meer aandacht komen voor specifieke ouderlijke

emotiesocialisatie strategieën om deze te maximaliseren zodat de emotieregulatie vaardigheden van het kind geoptimaliseerd kunnen worden.

Sleutelwoorden: Emotieregulatie; ouderlijke emotiesocialisatie; emotionele expressiviteit; ouderlijke meta-emotie filosofie; emotieregulatie strategieën.

(4)

Wat is het verband tussen ouderlijke emotiesocialisatie strategieën en de ontwikkeling van emotieregulatie bij het kind ?

Inleiding

Gedurende de laatste twee decennia is het onderzoek naar de manier waarop kinderen hun emoties reguleren en vervolgens uiten, oftewel emotieregulatie, substantieel gegroeid (Cole, Martin, & Dennis, 2004; Gross, 2015). Veelvuldig onderzoek naar emotieregulatie bij kinderen stelt zelfs dat een essentieel component van een succesvolle algehele ontwikkeling van kinderen ligt in het adequaat leren reguleren van emoties en gedrag in een sociale context (Denham, Blair, DeMulder, Levitas, Sawyer, 2003). Zo wijst onderzoek uit dat het niet adequaat kunnen reguleren van emoties samenhangt met een reeks aan gedragsmatige en emotionele problemen, mentale gezondheid, sociale relaties, academisch succes en zelfs het begin van psychopathologie (Eisenberg, Cumberland, Spinrad, Fabes, Shepard, 2001; Compas, Jaser, Bettis, Watson, Gruhn, 2017). Emotieregulatie is onder meer zo belangrijk omdat emoties dienen als belangrijk communicatiemiddel in zowel het aangaan als het behouden van sociale relaties (Cicchetti, Ackerman, & Izard, 1995). Over het algemeen zijn zowel positieve als negatieve emoties adaptief. In bijvoorbeeld een bedreigende of juist gelukkige situatie kan een sterke emotionele opwinding goed zijn. Echter kan te sterke

emotionele opwinding maladaptief worden wanneer het niet past bij de context waarin iemand zit (Cicchetti, Ackerman, & Izard, 1995). Een essentieel doel in de ontwikkeling van

emotieregulatie voor kinderen en adolescenten is dan ook om manieren te leren waarop de emoties gereguleerd kunnen worden opdat die sociaal en contextueel geschikt zijn (Eisenberg & Morris, 2002; Kopp, 1992).

Het is aanvullend belangrijk om het construct emotieregulatie goed af te bakenen. Dit omdat het in veel onderzoeken verschillend wordt gedefinieerd. Binnen dit onderzoek wordt er onder emotieregulatie verstaan; het vermogen van het kind om hun emotionele ervaringen

(5)

en expressies te kunnen onderhouden en het kunnen moduleren van de intensiteit ervan. Vervolgens te reguleren en gelijktijdig een optimale betrokkenheid te behouden (Dunsmoore, Booker, & Ollendick, 2013; Kim-Spoon, Cicchetti, & Rogosch, 2013; Shields & Cicchetti, 1997). Emotieregulatie wordt beïnvloed door verschillende factoren zoals het temperament van het kind, neurofysiologie en de cognitieve ontwikkeling.

Aangezien emotieregulatie zo’n belangrijk onderdeel is binnen de algehele ontwikkeling en het functioneren van het kind, is het van belang om na te gaan hoe de ontwikkeling hiervan geoptimaliseerd kan worden. Daar zal deze review zich op focussen.

Ondanks dat emotieregulatie beïnvloed wordt door verschillende factoren, wordt het toch hoofdzakelijk gezien als een proces en product van sociale relaties en de sociale context (Cole et al., 2004). Deze sociale context wordt binnen dit onderzoek gespecificeerd naar het gezin. In de vroege kindertijd is de meest proximale context waarin kinderen het emotionele proces beginnen te begrijpen, thuis. Hier spenderen zij de meeste tijd met ouders of voogd (Rutherford, Wallace, Laurent, & Mayes, 2015). Een hoofdproces waardoor kinderen gesocialiseerd worden in het gebruik van emoties is door observatie, verwijzen en het

modelleren van de dagelijkse emoties van hun verzorgers (Denham & Grout, 1993; Eisenberg et al., 1998). Er zijn dan ook veel theorieën, en er is veel empirisch bewijs, die de

ontwikkeling van emotieregulatie van het kind linken aan hoe ouders in het dagelijkse leven reageren op de emoties van hun kinderen. Ouders die hun kind aanmoedigen hun aandacht te verzetten en taal te gebruiken om te leren omgaan met stressvolle situaties, structureren de emotieregulatie van het kind. Hierin is emotionele ondersteuning van ouders in de vorm van geruststellen, uitdrukking van positieve emoties en affectie cruciaal (Denham & Kochanoff, 2002; Denham et al.,1997). Ouderlijke emotiesocialisatie omvat dus vele gedragingen zoals het bespreken en bediscussiëren van emoties en het vervolgens reageren op de vertoonde

(6)

emoties van het kind, zodat hij/zij weet hoe deze te reguleren en te uiten op een manier die contextueel geschikt is (Hughes, & Gullone, 2010).

Nu het duidelijk is dat ouders hun kinderen socialiseren in het reguleren van hun emoties, is het belangrijk om na te gaan op welke manier dit gebeurt en welke ook daadwerkelijk bijdraagt aan de ontwikkeling van emotieregulatie. Daarom zal er in deze review ingegaan worden op een tweetal emotiesocialisatie strategieën die emotionele

competentie van het kind trachten te vergroten. Deze twee strategieën omvatten; de ouderlijke emotiesocialisatie strategie ‘ouderlijke meta-emotie filosofie’ en ‘ouderlijke emotionele expressiviteit’.

Allereerst ouderlijke meta-emotie filosofie. Deze ouderlijke emotiesocialisatie strategie werd geïntroduceerd door Gottman, Katz en Hooven (1996). Deze theorie refereert naar een georganiseerde reeks van gevoelens en gedachtes die ouders hebben over zowel hun eigen emoties als die van hun kinderen. Deze gedachtes en gevoelens bepalen hoe zij reageren op de emoties van hun kind en hun kind begeleiden in het ontwikkelen van emotionele

competenties, waaronder regulatievaardigheden (Rogers, Halberstadt, Castro, MacCormack, & Garrett-Peters, 2016). Ouderlijke meta-emotie filosofie omvat het idee dat de gevoelens, gedachtes en attitudes die ouders hebben over hun eigen emoties, hun emotiesocialisatie technieken beïnvloeden. Het omvat een onderliggende basis voor ouderlijke emotionele expressie en regulatie van hun eigen emoties en voor de reactie op en de coaching van de emoties van hun kinderen. Door het bewustzijn van de eigen emoties en de acceptatie ervan zijn ouders niet alleen in staat op een adequate manier om te gaan met de emoties van hun kinderen, maar ook de coaching van de emoties van hun kinderen. Waardoor kinderen hun eigen emoties leren begrijpen, te structureren en te reguleren. Een ander centraal aspect van ouderlijke meta-emotie filosofie is dat de gedachtes en gevoelens die ouders over hun eigen emoties hebben ook de gedachtes en gevoelens kleuren die zij hebben over de emoties van

(7)

hun kinderen (Katz, Maliken, & Stettler, 2012). Door de acceptatie en de begeleiding van (negatieve) emoties van het kind, leren kinderen over hun emoties, wat ze inhouden en hoe ze ermee om kunnen gaan om bijvoorbeeld frustratie of verdriet te laten verdwijnen.

De tweede emotiesocialisatie strategie die behandeld zal worden is de ouderlijke emotionele expressiviteit. Expressiviteit refereert naar openheid in het tonen van zowel negatieve als positieve emoties in situaties die direct te maken hebben met het kind en interacties die het kind kan observeren (Fredrickson, 1998). De theorie betreffende deze strategie stelt dat ouders die zowel positieve als negatieve emoties tonen in het bijzijn van het kind en gericht op het kind, bijdragen aan onder andere de ontwikkeling van emotieregulatie van het kind en verder de algehele emotionele competentie. Het tonen van positieve emoties is overwegend meer gelinkt aan een positieve ontwikkeling van emotie competentie. Dit omdat de socialisatie van positieve emoties door ouders het effect van, of de negatieve emoties zelf, kan moduleren. Het succesvol reguleren van negatieve emoties levert op zijn beurt weer een bijdrage aan de ontwikkeling van de sociale competentie van het kind (Haskett, Stelter, Proffit, & Nice, 2012). Ouderlijke emotionele expressiviteit leert het kind welke emoties acceptabel zijn binnen de sociale context. Door het modelleren/imiteren van een variatie aan emoties van ouders geven ouders informatie over de aard van geluk/vreugde, verdriet, woede en angst, de uitdrukking ervan, de situatie die deze emoties uitlokken en de persoonlijke oorzaken ervan (McCoy, & Raver, 2011). Emotionele expressiviteit van de verzorger binnen de familiaire context, hebben bewezen het begrip en de uiting van emoties bij kinderen te vormen (Denham & Grout, 1993; Eisenberg et al., 1998). Specifiek wordt een grotere hoeveelheid van positieve emotionele expressiviteit van opvoeder gelinkt aan betere en hogere mate van emotieregulatie, groter gedragsmatig aanpassingsvermogen en minder gedragsmatige problemen bij kinderen (Denham & Grout, 1993; Garner, 1995).

(8)

Ondanks veel onderzoek naar de bijdrage van de gezinscontext op de ontwikkeling van emotieregulatie van het kind en hoewel veel psychologen het inderdaad eens zijn met de bevinding dat de familiaire context een grote invloed uitoefent op de sociale en emotionele ontwikkeling van kinderen en adolescenten, is er minder duidelijkheid over de unieke verbanden tussen ouderlijke emotiesocialisatie strategieën en de directe link met de ontwikkeling van emotieregulatie (Morris, Silk, Steinberg, Myers, & Robinson, 2007). Vandaar dat deze review zich zal richten op de vraag; ‘Is er een verband tussen ouderlijke emotiesocialisatie strategie en de ontwikkeling van emotieregulatie bij het kind?’ Op deze vraag zal antwoord gegeven worden middels twee deelvragen. Deze zijn; ‘Is er een verband tussen ouderlijke meta-emotie filosofie en de ontwikkeling van emotieregulatie van het kind’ en ‘Is er een verband tussen ouderlijke emotionele expressie en de ontwikkeling van

emotieregulatie van het kind?’. De verwachtingen zijn dat er voor zowel de eerste als de tweede deelvraag een positief verband gevonden wordt.

Ouderlijke meta-emotie filosofie en de emotieregulatie van het kind

De eerste deelvraag zal middels vijf artikelen beantwoord worden, die zowel mediatie als directe verbanden zullen onderzoeken om zo ieder een eigen unieke bijdragen te leveren aan het formuleren van een antwoord.

Allereerst kan er gekeken worden naar het onderzoek van Katz en collega’s (2012). Zij werpen een kritische blik op het reeds empirische bewijs en het theoretisch kader rondom ouderlijke meta-emotie filosofie als een geheel. Zij zijn geïnteresseerd in op welke manier deze ouderlijke emotiesocialisatie precies bijdraagt aan de ontwikkeling van; het bewustzijn van emoties, het uitdrukken van emoties en het reguleren van emoties. Deze laatste is vooral voor deze review interessant. De artikelen die zij gebruiken om tot een conclusie te komen wezen uit dat dat ouderlijke meta-emotie filosofie een direct effect had op de ontwikkeling van de emotionele competentie van het kind, waaronder emotieregulatie. Deze emotionele

(9)

competentie stond dan weer in direct verband met het psychosociale aanpassingsvermogen van het kind en zijn/haar relaties met leeftijdsgenoten. Interessant is dat zij verder vonden dat er een verschil in sekse was en de invloed op de ontwikkeling van onder andere

emotieregulatie. Zo scheen de ouderlijke meta-emotie filosofie van vader belangrijker te zijn dan die van moeder en tevens een eerdere voorspeller van de mate waarin het kind zelf op latere leeftijd deze strategie hanteert. Dit is interessant voor vervolgonderzoek naar de specifieke bijdrage van ouders om zo ontwikkelingstheorieën optimaal te kunnen maken.

Om verdere onderbouwing te vinden voor het eventuele verband tussen ouderlijke meta-emotie filosofie en de ontwikkeling van emotieregulatie bij het kind wordt als tweede gekeken naar het onderzoek van Lunkenheimer en collega’s (2007). Zij onderzochten de link tussen ouderlijke positieve meta-emotie filosofie waaronder het coachen van de emoties van hun kind en de negatieve meta-emotie filosofie waaronder de afwijzing van emoties bij kinderen en het effect hiervan op de emotieregulatie van het kind. Het belangrijkste resultaat voor deze review dat zij vonden is dat wanneer ouders de negatieve emoties van hun kind begeleiden, benoemden en bespreekbaar maakten dit gelinkt was aan een hogere mate van emotieregulatie bij het kind. Meer dan wanneer zij dit deden met de positieve emoties van het kind. Een verklaring hiervoor kan zijn dat emotie coaching dient als een buffer voor de effecten die het afwijzen van emoties met zich mee brengt. Het afwijzen van emoties is meestal een reactie op negatieve emoties. Zo lijkt het logisch dat juist het coachen van negatieve emoties en niet positieve kinderen helpt in het vergroten van hun emotionele capaciteiten. Bewezen is dat positieve emoties het gedragsmatige repertoire vergroten

(Fredrickson & Branigan, 2005) en zo kan dus de socialisatie van het kinds positieve emoties minder te doen hebben met zelfregulatievaardigheden maar meer te maken hebben met het ontwikkelen van bijvoorbeeld coping strategieën.

(10)

Het derde onderzoek van Cunningham en collega’s (2009) heeft zijn eigen unieke bijdrage aan de reeds gevonden artikelen. Zij onderzochten of moeders’ meta-emotie filosofie het latere begrip van emoties en emotieregulatie voorspelde bij Afrikaans-Amerikaanse schoolkinderen. Aanvullend werd het psychosociale aanpassingsvermogen van de kinderen onderzocht in verband met ouderlijke meta-emotie filosofie terwijl er gecontroleerd werd voor potentiele mediërende bijdrage van emotieregulatie en emotiebegrip. De resultaten die zij vonden ondersteunen de conclusies van de vorige artikelen, namelijk dat in welke mate de verzorger meta-emotie filosofie als emotiesocialisatie strategie gebruikte, voorspelde in welke mate het kind beschikte over begrip van emoties en emotieregulatie. Hoe hoger de mate van meta-emotie filosofie, hoe meer emotieregulatie en hoe beter kinderen in staat waren sociale relaties aan te gaan.

Een onderzoek dat op een andere manier het mogelijke verband tussen ouderlijke meta-emotie filosofie en de ontwikkeling van emotieregulatie bij het kind onderzoekt, is het artikel van Katz en collega’s (2004). Zij onderzoeken namelijk het verband tussen ouderlijke meta-emotie filosofie en gedragsproblemen bij kinderen. Dit lijkt af te wijken van het verband dat deze review onderzoekt. Echter onderzoeken Katz en collega’s (2004) de vraag of

moeders van kinderen met een gedragsstoornis verschilden van moeders van kinderen zonder een gedragsstoornis in de mate van meta-emotie filosofie. Zij hypothetiseren verder namelijk dat kinderen met een gedragsstoornis een deficit hebben in hun emotieregulatie vaardigheden, waarop meta-emotie filosofie weer een invloed op heeft, waardoor zij moeilijk tot geen sociale relaties aan kunnen gaan. Resultaten van onderzoek wezen uit dat er een significant verschil was tussen beiden groepen moeders met betrekking tot emotie coaching en het bewustzijn van zowel eigen als emoties van het kind. Moeders van kinderen met een

gedragsstoornis waren zich minder bewust van hun emoties. Ook was er een verschil tussen beide groepen moeders en het bewustzijn van de emoties van hun kind. Zo waren moeders

(11)

van kinderen met een gedragsstoornis minder vaak bewust van de emoties van hun kind. Als laatste werden er ook verschillen gerapporteerd in de mate van coaching van emoties tussen beide groepen moeders. Zo waren moeders van kinderen met een gedragsstoornis minder snel geneigd om de emoties van hun kinderen te coachen dan moeders van kinderen zonder

gedragsstoornis. Kortom moeders van kinderen met een gedragsstoornis beschikken over een mindere mate meta-emotie filosofie dan moeders van kinderen zonder een gedragsstoornis waardoor de emotionele competentie van het kind minder is en zij problemen hebben met onder andere het aangaan van sociale relaties.

Een laatste onderzoek dat een bijdrage levert aan het formuleren van een antwoord op de onderzoeksvraag is het onderzoek van Hurrell en collega’s (2017). Zij onderzochten de verschillen in ouderlijke meta-emotie filosofie, inclusief emotie coaching en bewustzijn van emoties, tussen families van kinderen met een angststoornis en families van kinderen zonder een angststoornis. Verder werd er onderzocht of als eventueel gevolg van de verschillen in meta-emotie filosofie, de emotieregulatie van de kinderen varieerden tussen beiden groepen. Zij vonden dat ouders van beide groepen significant verschilden in hun meta-emotie filosofie. In het bijzonder, ouders uit de groep van kinderen met een angststoornis waren zich

significant minder bewust van hun eigen emoties, zich minder bewust van de emoties van hun kind en verdiepten zich minder en minder snel in het coachen van de emoties van hun kind in vergelijking van de groep zonder angststoornis. De kinderen van ouders die minder emotie coaching vertoonden en zich minder bewust waren van zowel hun eigen als de emoties van hun kind, hadden ook een mindere mate van emotieregulatie. Dit wijst uit dat hoe meer meta-emotie filosofie, hoe hoger de mate van meta-emotieregulatie bij het kind.

Al met al kan er, aan de hand van bovenstaande literatuur, gesteld worden dat er een positief verband is tussen ouderlijke meta-emotie filosofie en de ontwikkeling van

(12)

Ouderlijke emotionele expressiviteit en de emotieregulatie van het kind

De tweede deelvraag binnen deze review buigt zich over het verband tussen de tweede ouderlijke emotiesocialisatie strategie namelijk ouderlijke emotionele expressiviteit en de ontwikkeling van emotieregulatie van het kind. Er zal gekeken worden naar zes verschillende artikelen waaronder onderzoeken die zowel directe verbanden als mediatie verbanden

onderzochten.

Om een antwoord te formuleren op deze deelvraag kan er allereerst gekeken worden naar het onderzoek van Suveg en collega’s (2014). Zij onderzochten het verband tussen familiaire emotionele expressiviteit, de emotionele ervaringen van het kind en de

ontwikkeling van emotieregulatie bij het kind. Een extra interessante toevoeging van dit onderzoek is dat er binnen deze studie families uit de Verenigde Staten (VS) vergeleken werden met families uit China. Cross-nationale studies zijn nodig om verschillen tussen emotiesocialisatie gedragingen en hun effect op het emotioneel functioneren van kinderen tussen verschillende culturen helder te krijgen. Suveg en collega’s (2014) vonden dat over het algemeen Chinese ouders minder emotionele expressie vertoonde in het bijzijn van en gericht op hun kinderen dan hun Amerikaanse tegenhangers. Ook varieerde de relatie tussen

ouderlijke emotionele expressiviteit en de ontwikkeling van emotieregulatie bij het kind tussen de nationaliteiten. Zo hing de expressie van positieve emoties alleen samen met een grotere mate van emotieregulatie bij kinderen in de VS-groep, terwijl expressie van negatieve emoties samenhing met verminderde mate van emotieregulatie bij zowel de kinderen uit de VS als die uit China. De resultaten uit dit onderzoek geven goed weer dat er op cross-nationaal niveau verschillen zijn in de effecten van ouderlijke emotionele expressie op de ontwikkeling van emotieregulatie bij het kind. Dit geeft aan dat er voorzichtig moet worden omgegaan met de generaliseerbaarheid van resultaten van onderzoek verricht in een specifiek

(13)

land. Tevens geeft het mooie implicaties voor vervolgonderzoek, waar komt dat verschil in effect dan vandaan.

Een ander onderzoek van Mccoy & Raver (2011) ontkracht het verband. Zij

onderzochten namelijk het verband tussen ouderlijke zelfrapportage betreffende positieve en negatieve emotionele expressiviteit, geobserveerde emotieregulatie bij het kind en door leerkracht gerapporteerde internaliserend en externaliserend probleemgedrag. Vooral het verband tussen de eerste twee constructen is interessant voor deze deelvraag. De toevoeging van het eventuele verband met internaliserend en externaliserend probleemgedrag kan een goede stap zijn naar een verdere klinische implicatie. McCoy en collega (2011) vonden echter geen verband tussen ouderlijke emotionele expressiviteit en emotieregulatie van het kind. Emotieregulatie speelde verder ook geen mediërende rol binnen het verband tussen ouderlijke emotionele expressiviteit en internaliserend of externaliserend probleemgedrag. Zij geven als eventuele reden voor het uitblijven van een verband dat er binnen hun onderzoek alleen maar gekeken werd naar de emotionele expressiviteit van de verzorger als enige indicator van emotiesocialisatie, terwijl verzorgers ook nog andere strategieën gebruiken in ouderlijke emotiesocialisatie zoals het coachen van emoties of het labelen van emoties die niet per se gerelateerd zijn aan emotionele expressie maar wel gerelateerd zijn aan het verwerven van emotieregulatie vaardigheden van kinderen.

Een derde artikel dat wel een verband wist te vinden tussen ouderlijke emotionele expressiviteit en de ontwikkeling van emotieregulatie van het kind was het artikel van Eisenberg en collega’s (2003). Zij onderzochten het verband tussen de ontwikkeling van emotieregulatie van het kind en ouderlijke emotionele expressiviteit en vervolgens het eventuele verband met de ontwikkeling van sociale competentie van het kind. Zij geven als aanleiding van hun onderzoek gevonden verbanden in zowel de Verenigde Staten als Indonesië tussen expressie van negatieve emoties van ouders en een lage mate van

(14)

emotieregulatie bij het kind, hetgeen leidde tot externaliserend probleemgedrag. De resultaten van het onderzoek van Eisenberg en collega’s wezen uit dat er een positief verband werd gevonden tussen positieve ouderlijke emotionele expressie en de mate van emotieregulatie van het kind. Hoe vaker er sprake was van expressie van positieve emoties bij de ouders, hoe hoger de mate van emotieregulatie bij het kind. Daarnaast medieerde emotieregulatie van het kind de relatie tussen moeders positieve emotie expressiviteit en externaliserend

probleemgedrag van het kind én sociale competentie. Hoe hoger de mate van emotieregulatie bij het kind, hoe minder externaliserend probleemgedrag bij het kind en hoe meer sociale competentie het kind ontwikkelde. Deze verbanden ondersteunen de verwachting dat ouderlijke emotionele expressiviteit de ontwikkeling van emotieregulatie bij het kind beïnvloedt.

Echter een vijfde onderzoek van Eisenberg en collega’s (2001) trekt het verband tussen ouderlijke emotionele expressiviteit en de ontwikkeling van emotieregulatie bij het kind weer in twijfel. De relatie tussen emotionele expressiviteit van moeders, zowel positieve als negatieve emoties en emotieregulatie, sociale competentie en aanpassingsvermogen bij kinderen werd onderzocht. Er werd een verband gevonden tussen ouderlijke emotionele expressiviteit en de mate van emotieregulatie van het kind. Nochtans bleef de richting van het verband onduidelijk. Zo vonden zij namelijk dat de emotieregulatie van het kind ook invloed had op de mate van emotionele expressiviteit van ouders. Het concluderen van de richting van het verband bleef daardoor lastig. De studie van Eisenberg en collega’s (2001) leert ons dat er wel degelijk een verband is tussen ouderlijke emotionele expressiviteit en de ontwikkeling van emotieregulatie bij het kind. Maar of dit verband nou inhoudt dat ouders met hun expressiviteit de ontwikkeling van emotieregulatie van het kind beïnvloeden of dat juist de emotieregulatie van het kind bepaald in welke mate ouder emotionele expressiviteit vertonen

(15)

is onduidelijk waardoor resultaten onvolledig blijven en er geen concrete uitspraak kan worden gedaan.

Als een laatste poging om het verband te onderbouwen tussen ouderlijke emotionele expressiviteit en de ontwikkeling van emotieregulatie van het kind wordt er gekeken naar het onderzoek van Ramsden & Hubbard (2002). Zij onderzochten het verband tussen de expressie van zowel positieve als negatieve emoties door ouders, emotie coaching, de ontwikkeling van emotieregulatie bij het kind en de mate van agressiviteit bij het kind. Het is interessant dat er gekeken wordt naar de invloed van zowel ouderlijke emotionele expressiviteit en de mate van emotieregulatie op de mate van agressiviteit bij het kind. Gevonden resultaten kunnen

bijvoorbeeld helpen in de ontwikkeling van interventies voor agressiviteit bij kinderen. Ramsden en collega (2002) vonden dat geen enkele vorm van ouderlijke emotionele

expressiviteit of emotie coaching direct gerelateerd was aan de mate van agressie bij het kind. Er werd hierdoor gekozen om ook indirecte verbanden te onderzoeken zoals het verband tussen ouderlijke emotionele expressiviteit, emotie coaching en de mate van emotieregulatie van het kind en de invloed hiervan vervolgens op de mate van agressie bij het kind. Hieruit kwam naar voren dat een hogere mate van negatieve emotionele expressiviteit door ouders gerelateerd was aan een mindere mate van emotieregulatie bij het kind hetgeen op zijn beurt zich weer manifesteerde in een hogere mate van agressiviteit bij het kind. Dit verband werd versterkt wanneer er ook een lage acceptatie van emoties van het kind door moeder was. Kort samengevat wijst het onderzoek van Ramsden en collega (2002) uit dat er een verband is tussen negatieve ouderlijke emotionele expressiviteit en de ontwikkeling van emotieregulatie bij het kind. Hoe meer negatieve emoties geuit door ouders, hoe minder emotieregulatie bij het kind. Dit vond op z’n beurt weer weerslag op de mate van agressiviteit bij het kind. Ze vonden verder dat dit verband versterkt werd wanneer er ook een lage acceptatie van emoties van het kind door moeder was.

(16)

Al met al kan er gesteld worden dat, aan de hand van de gebruikte literatuur, het moeilijk blijft om een eenduidig antwoord te formuleren op de vraag of er een verband is tussen ouderlijke emotionele expressiviteit en de ontwikkeling van emotieregulatie bij het kind. Veel literatuur vindt tegenstrijdige en/of onvolledige resultaten waardoor er geen generaliseerbare conclusie kan worden opgesteld. Er kan wellicht voorzichtig gezegd worden dat ouderlijke emotionele expressiviteit een bepaalde invloed uitoefent op de emotionele competentie van het kind, maar om te weten wat deze invloed precies inhoud moet er zeker nog veelvuldig onderzoek verricht worden.

Conclusie en discussie

In deze review werd er getracht een antwoord te formuleren op de onderzoeksvraag; ‘Is er een verband tussen ouderlijke emotiesocialisatie strategieën en de ontwikkeling van emotieregulatie bij kinderen’. Allereerst werd er gekeken naar het verband tussen de

ouderlijke emotiesocialisatie strategie ‘ouderlijke meta-emotie filosofie’ en de ontwikkeling van emotieregulatie bij het kind. Concluderend uit de gevonden artikelen van onder andere Lunkenheimer, Shields, & Cortina (2007) en Katz, Maliken, & Stettler (2012) kan gesteld worden dat er een positief verband is tussen ouderlijke meta-emotie filosofie en de

ontwikkeling van emotieregulatie bij het kind. Hoe meer ouders gebruikt maakte van meta-emotie filosofie strategieën, hoe hoger de mate van meta-emotieregulatie van het kind.

Hierna werd er gekeken naar het eventuele verband tussen ouderlijke emotie

expressiviteit en emotieregulatie van het kind. De gebruikte artikelen in het formuleren van een antwoord op deze deelvraag boden tegenstrijdige resultaten. Zo vonden Eisenberg en collega’s (2003), Kestenbaum (2017) en Ramsden & Hubbard (2002) resultaten die een verband tussen ouderlijke emotionele expressiviteit en de ontwikkeling van emotieregulatie bij het kind onderbouwde. Ramsden en Hubbard (2002) vonden dat een hoge mate van expressie van negatieve emoties samenging met een mindere mate van emotieregulatie bij het

(17)

kind. Andere artikelen van onder andere Suveg en collega’s (2014) en McCoy & Raver (2011) presenteren resultaten die het verband tussen ouderlijke emotionele expressiviteit en de ontwikkeling van emotieregulatie bij het kind weer ontkrachten. McCoy en Raver geven als reden voor het uitblijven van een verband in hun studie dat er alleen gekeken wordt naar de emotiesocialisatie strategie ‘ouderlijke emotionele expressiviteit’, terwijl zij zeggen dat ouders meerdere strategieën tegelijkertijd gebruiken en dat er daarom dus geen effect

gevonden wordt op de ontwikkeling van emotieregulatie van het kind. Echter wordt er bij de studies die wel een verband vinden ook exclusief gekeken naar ouderlijke emotionele

expressiviteit. Deze verklaring lijkt dus niet overeind te blijven.

Ondanks een aantal tegenstrijdige resultaten vooral bij de artikelen behorende bij de tweede deelvraag wordt er toch onder het merendeel van de artikelen een positieve relatie tussen beiden constructen van ouderlijke emotiesocialisatie strategieën en de ontwikkeling van emotieregulatie bij het kind gevonden. Kortom beide ouderlijke emotiesocialisatie strategieën oefenen een bepaalde invloed uit op de ontwikkeling van emotieregulatie bij het kind.

Wanneer er gekeken wordt naar de studies van bijvoorbeeld Cunningham en collega’s (2009) en Hurrell en collega’s (2017) betreffende de eerste deelvraag en naar Eisenberg en collega’s (2003) en Ramsden & Hubbard (2002) betreffende de tweede deelvraag is er te zien dat emotieregulatie als mediator of moderator effect wordt gebruikt. Het interessante hieraan is dat op deze manier aan het licht komt hoe belangrijk emotiesocialisatie voor de

ontwikkeling van emotieregulatie bij het kind is. Zo beargumenteerd het model in Morris en collega’s (2007) dat socialisatie belangrijk is voor de ontwikkeling van emotieregulatie omdat een gebrek aan voldoende emotie regulatie een voorspeller is voor (gedrags)problemen bij het kind. Maar doordat er meer studies zijn die emotieregulatie als mediator of moderator

(18)

gebruiken zijn er weinig studies die de unieke effecten van emotie socialisatie op de ontwikkeling van emotie regulatie bij het kind bekijken, vandaar deze review.

Naast het formuleren van een antwoord op de onderzoeksvraag, geven de resultaten ook mooie implicaties voor vervolgonderzoek weer. Zo vond het artikel van Lunkenheimer, Shields, & Cortina (2007) dat, binnen de emotiesocialisatie strategie ouderlijke expressiviteit, het uiten van positieve emoties over het algemeen als enige samenhing met een verhoogde mate van emotieregulatie van het kind. In welke maten het uiten van negatieve emoties samenhangt met de ontwikkeling van emotieregulatie van het kind wordt weinig belicht. Waardoor resultaten met betrekking tot de hoeveelheid negatieve emoties die ouders uiten en de associatie hiervan met de ontwikkeling van emotieregulatie bij het kind beperkt blijven (Halberstadt et al., 1999; Morris, Silk, Steinberg, Myers, & Robinson, 2007). Ook al hebben studies aangetoond dat negatieve emotionele expressiviteit van ouders samenhangt met verminderde ontwikkelingsuitkomsten bij het kind, is het ook mogelijk dat kinderen die weinig of niet worden blootgesteld aan negatieve emoties niet instaat zijn om deze emoties op een goede manier te begrijpen en te verwerken. Dit omdat hun verzorger hen niet op de goede manier de coping strategieën voor deze emoties heeft aangeleerd middels het modelleren van deze emoties (Gottman et al., 1997). Dit suggereert dat een kleine hoeveelheid negatieve emotionele expressiviteit zelfs optimaal kan zijn voor de socio-emotionele ontwikkeling van het kind. Deze complexe relatie kan eventueel ook onsamenhangendheden of

tegenstrijdigheden in resultaten verklaren geassocieerd met negatieve emotionele

expressiviteit (Halberstadt et al., 1999; Morris et al., 2007). Meer onderzoek naar de bijdrage van expressiviteit van negatieve emoties door ouders op ontwikkeling van emotieregulatie van het kind is nodig, zodat er een holistisch beeld kan worden gevormd over wat welke emotie van ouder bijdraagt aan het emotiesocialisatie proces.

(19)

Tevens vonden Katz, Maliken, & Stettler (2012) dat de bijdrage van de mate van ouderlijke meta-emotie filosofie voor vader een grotere impact had op de ontwikkeling van emotieregulatie en verdere ontwikkelingsuitkomsten van het kind dan voor moeder. Zo scheen de bijdrage van vader niet alleen belangrijker te zijn voor de ontwikkeling van emotieregulatie maar ook voor de mate waarin kinderen zelf op latere leeftijd meta-emotie filosofie ontwikkelde en gebruikten. Onderzoek van Baker, Fenning, & Crnic (2011) trachtte het verschil in ouderlijke emotiesocialisatie bloot te leggen. De resultaten die zij vonden konden niet volledig het antwoord op de onderzoeksvraag dekken. Er kon niet exclusief gesteld worden dat de rol van vader op de ontwikkeling van emotieregulatie belangrijker was dan die van moeders binnen ouderlijke meta-emotie filosofie, maar zij vonden wel dat vaders stabielere en meer overeenstemmende emotie coaching lieten zien, Als eventuele verklaring hiervoor wordt gegeven dat door de veranderende rol van de man in het familieleven en dus vaderschap, er een variatie is opgetreden in hoe vaders denken over emoties en hun

ouderschapsrol. Dit kan bijdragen aan verhoogde mate van associatie (Gottman et al,. 1997). Walker en McGraw (2000) stellen dat het besef en gebruik van emotie en masculiniteit eerder gelinkt is aan het onderwerp van de emotiesocialisatie inspanningen dan de aard van het vaderschap. Verder stellen zij dat vaders een beperktere hoeveelheid tijd met hun kinderen doorbrengen en daarmee ook een grotere flexibiliteit hebben in het definiëren van de hoeveelheid en de aard van hun ouderschapsbetrokkenheid. Als een gevolg hiervan kan het dat vaders meer vrijheid voelen om op hun onderliggende interne representaties van

ouderlijke emotiesocialisatie strategieën te vertrouwen. Interessant is dat vaders

emotiesocialisatie gedragingen sterker gerelateerd zijn aan de emotionele competentie van het kind dan die van moeders (Denham & Kochanoff, 2002). Het begrijpen van de verschillen tussen moeder en vader in emotiesocialisatie strategieën is noodzakelijk om kennis over ontwikkelingstheorieën te bevorderen.

(20)

Naast implicaties voor vervolgonderzoek zijn er ook tekortkomingen te vinden binnen deze review. Zo werd er allereerst alleen gekeken naar externe of extrinsieke processen, namelijk het gezin en de invloed hiervan op de ontwikkeling van emotieregulatie van het kind. Daardoor worden andere belangrijke factoren buiten beschouwing gehouden die ook een invloed uitoefenen op de ontwikkeling van emotieregulatie van het kind, zoals de intrinsieke processen. Deze oefenen namelijk ook een invloed uit op de ontwikkeling en mate van emotieregulatie bij het kind. Denk aan het temperament (Kopp, 1989; Thompson, 1994; Gross, 2015). Zo werkt het artikel van Artikel van Fox en Calkins het verschil tussen en de bijdrage van beide processen uit. Zij stellen dat kinderen fundamenteel verschillen van elkaar in hun reactie op emoties en gedrag door temperament. Temperament hangt samen met de ontwikkeling van aandacht en inhibitie vaardigheden die het gedrag reguleren. Het is in vervolgonderzoek belangrijk om kind karakteristieken en ouderschapskarakteristieken uit elkaar te zetten. Wanneer er bijvoorbeeld gekeken wordt naar het model van Morris en collega’s (2007) worden de verschillende factoren en de invloeden die omgeving, ouder en kind op elkaar uitoefenen uit elkaar getrokken. Ze hebben allen een belangrijke toevoeging in emotiesocialisatie.

Een tweede tekortkoming binnen deze review heeft betrekking op de manier waarop emotie socialisatie tot stand komt. Het artikel van Fabes, Leonard, Kupanoff & Martin (2001) stelt namelijk bijvoorbeeld dat de ouderlijke reactie op emoties niet het belangrijkste is, maar dat er gekeken moet worden naar de emotieregulatie van ouders zelf om specifieker te kunnen zijn over de impact van ouderlijke bijdrage op de ontwikkeling van emotieregulatie van het kind. Dit kan tevens ook weer gelinkt worden aan het model van Morris en collega’s (2007) die stelt dat zowel kind, ouder als omgeving een belangrijke rol spelen in de ontwikkeling van emotionele competentie van kind. Zij stellen dat de rol van de ouderlijke emotionele

(21)

modereren van socialisatie processen op de emotionele competentie van het kind, sterk onderbelicht blijven. Er moet dus meer onderzoek komen die emotieregulatie van ouder zelf meeneemt in plaats van alleen maar de reactie van ouders op de emoties van kinderen. Zo gebruikte moeders die reageerde vanuit onmacht op de negatieve emoties van het kind, ook hardere emotiesocialisatie strategieën. Negatieve behandeling van de negatieve emoties kind leidt tot slechtere ontwikkelingsuitkomsten. Ouders die harde maatregels troffen tegen negatieve emoties kind, hadden vaker kinderen die mindere mate van emotionele

expressiviteit lieten zien en minder goed andermans emotie konden inschatten. Veiligheid binnen emotiesocialisatie is erg belangrijk voor kinderen. Reageren ouders op een vijandige harde manier op de negatieve emoties van het kind, valt de veiligheid weg. Hetgeen resulteert is een beperking van het aanleren van emotieregulatie voor het kind in specifieke situaties, maar ook emotieregulatie strategieën in het algemeen (Fabes, Leonard, Kupanoff, & Martin, 2001).

Een laatste tekortkoming van deze review is het gebruik van gedateerde bronnen. Echter zijn de theoretische constructen betreffende emotieregulatie en ouderlijke

emotiesocialisatie strategieën gedurende de tijd relatief onveranderlijk gebleven. Vandaar dat oude bronnen nog steeds representatief zijn voor de gebruikte constructen. Naast de

theoretische constructen worden er wel met enige regelmaat oudere bronnen aangehaald in het beantwoorden van de beide deelvragen. Dit kan het trekken van conclusies enigszins drukken. Het gebrek aan recentere bronnen wordt hier echter wel mee duidelijk gemaakt.

Al met al kan er gesteld worden aan de hand van deze review dat er een verband is tussen ouderlijke emotiesocialisatie strategieën en de ontwikkeling van emotieregulatie bij het kind. Verschillende ouderlijke emotiesocialisatie strategieën oefenen een invloed uit op de ontwikkeling van de emotionele competentie van het kind waaronder emotieregulatie. Dit geeft aan hoe belangrijk het is en blijft om onderzoek te blijven doen naar de bijdrage van

(22)

zowel omgeving, ouder -als kindfactoren in de ontwikkeling van emotionele competentie. Dit omdat emotionele competentie een voorspeller is voor het psychosociaal functioneren van het kind.

(23)

Literatuurlijst

Baker, J. K., Fenning, R. M., & Crnic, K. A. (2011). Emotion socialization by mothers and fathers: Coherence among behaviors and associations with parent attitudes and children's social competence. Social Development, 20(2), 412-430.

https://doi.org/10.1111/j.1467-9507.2010.00585

Boyum, L. A., & Parke, R. D. (1995). The role of family emotional expressiveness in the development of children's social competence. Journal of Marriage and the Family, 57(3), 593-608. Doi: 10.2307/353915

Brenner, E. M., & Salovey, P. (1997). Emotion regulation during childhood: Developmental, interpersonal, and individual considerations. Emotional Development and Emotional Intelligence: Educational Implications, p 168-195.

Cicchetti, D., Ackerman, B. P., & Izard, C. E. (1995). Emotions and emotion regulation in developmental psychopathology. Development and Psychopathology, 7(1), 1-10. doi:10.1017/S0954579400006301

Cole, P. M., Dennis, T. A., Smith‐Simon, K. E., & Cohen, L. H. (2009). Preschoolers' emotion regulation strategy understanding: Relations with emotion socialization and child self‐regulation. Social Development, 18(2), 324-352.

https://doi.org/10.1111/j.1467-9507.2008.00503

Cole, P. M., Martin, S. E., & Dennis, T. A. (2004). Emotion regulation as a scientific construct: Methodological challenges and directions for child development research. Child development, 75(2), 317-333. https://doi.org/10.1111/j.1467- 8624.2004.00673

Cole, P. M., Michel, M. K., & Teti, L. O. D. (1994). The development of emotion regulation and dysregulation: A clinical perspective. Monographs of the society for research in child development, 59(2‐3), 73-102. https://doi.org/10.1111/j.1540-5834.1994.tb01278

(24)

Compas, B. E., Jaser, S. S., Bettis, A. H., Watson, K. H., Gruhn, M. A., Dunbar, J. P., ... & Thigpen, J. C. (2017). Coping, emotion regulation, and psychopathology in childhood and adolescence: A meta-analysis and narrative review. Psychological

bulletin, 143(9), 939. http://dx.doi.org/10.1037/bul0000110

Cunningham, J. N., Kliewer, W., & Garner, P. W. (2009). Emotion socialization, child emotion understanding and regulation, and adjustment in urban African American families: Differential associations across child gender. Development and

Psychopathology, 21(1), 261-283. https://doi.org/10.1017/S0954579409000157 Denham, S. A., Blair, K. A., DeMulder, E., Levitas, J., Sawyer, K., Auerbach–Major, S., &

Queenan, P. (2003). Preschool emotional competence: Pathway to social competence? Child development, 74(1), 238-256. https://doi.org/10.1111/1467- 8624.00533

Denham, S. A., & Grout, L. (1993). Socialization of emotion: Pathway to preschoolers' emotional and social competence. Journal of Nonverbal Behavior, 17(3), 205-227. https://doi.org/10.1007/BF00986120

Denham, S., & Kochanoff, A. T. (2002). Parental contributions to preschoolers' understanding of emotion. Marriage & Family Review, 34(3-4), 311-343.

https://doi.org/10.1300/J002v34n03_06

Denham, S. A., Mitchell-Copeland, J., Strandberg, K., Auerbach, S., & Blair, K. (1997). Parental contributions to preschoolers' emotional competence: Direct and indirect effects. Motivation and emotion, 21(1), 65-86.

https://doi.org/10.1023/A:1024426431247

Dunsmore, J. C., Booker, J. A., & Ollendick, T. H. (2013). Parental emotion coaching and child emotion regulation as protective factors for children with oppositional defiant disorder. Social Development, 22, 444-466. doi:10.1111/j.1467-9507.2011.00652.x

(25)

Eisenberg, N., Cumberland, A., & Spinrad, T. L. (1998). Parental socialization of emotion. Psychological inquiry, 9(4), 241-273.

https://doi.org/10.1207/s15327965pli0904_1

Eisenberg, N., Cumberland, A., Spinrad, T. L., Fabes, R. A., Shepard, S. A., Reiser, M., ... & Guthrie, I. K. (2001). The relations of regulation and emotionality to children's externalizing and internalizing problem behavior. Child development, 72(4), 1112-1134. https://doi.org/10.1111/1467-8624.00337

Eisenberg, N., Fabes, R. A., Shepard, S. A., Guthrie, I. K., Murphy, B. C., & Reiser, M. (1999). Parental reactions to children's negative emotions: Longitudinal relations to quality of children's social functioning. Child development, 70(2), 513-534.

https://doi.org/10.1111/1467-8624.00037

Eisenberg, N., Gershoff, E. T., Fabes, R. A., Shepard, S. A., Cumberland, A. J., Losoya, S. H., ... & Murphy, B. C. (2001). Mother's emotional expressivity and children's behavior problems and social competence: Mediation through children's regulation. Developmental psychology, 37(4), 475. DO1: 10.1037//0012-1649.37.4.475

Eisenberg, N., & Morris, A. S. (2002). Children's emotion-related regulation. Advances in child development and behavior, 30, pp. 189-229

Eisenberg, N., Valiente, C., Morris, A. S., Fabes, R. A., Cumberland, A., Reiser, M., ... & Losoya, S. (2003). Longitudinal relations among parental emotional expressivity, children's regulation, and quality of socioemotional functioning. Developmental psychology, 39(1), 3. DOI: 10.1037/0012-1649.39.1.3

Fabes, R. A., Leonard, S. A., Kupanoff, K., & Martin, C. L. (2001). Parental coping with children's negative emotions: Relations with children's emotional and social

(26)

responding. Child development, 72(3), 907-920. https://doi.org/10.1111/1467- 8624.00323

Fox, N. A., & Calkins, S. D. (2003). The development of self-control of emotion: Intrinsic and extrinsic influences. Motivation and emotion, 27(1), 7-26.

https://doi.org/10.1023/A:1023622324898

Fredrickson, B. L. (1998). Cultivated emotions: Parental socialization of positive emotions and self-conscious emotions. Psychological Inquiry, 9(4), 279-281.

https://doi.org/10.1207/s15327965pli0904_4

Garner, P. W. (1995). Toddlers' emotion regulation behaviors: The roles of social context and family expressiveness. The Journal of Genetic Psychology, 156(4), 417-430.

https://doi.org/10.1080/00221325.1995.9914834

Gottman, J. M., Katz, L. F., & Hooven, C. (2008). Meta emotion: How families communicate emotionally. Mahwah, NJ: Erlbaum. doi:https://doi.org/10.4324/9780203763568 Gottman, J. M., Katz, L. F., & Hooven, C. (1996). Parental meta-emotion philosophy and the

emotional life of families: Theoretical models and preliminary data. Journal of Family Psychology, 10(3), 243-268. http://dx.doi.org/10.1037/0893-3200.10.3.243

Gross, J. J. (2015). Emotion regulation: Current status and future prospects. Psychological Inquiry, 26(1), 1-26. doi: 10.1080/1047840X.2014.940781

Gross, J. J. (2015). The extended process model of emotion regulation: Elaborations, applications, and future directions. Psychological Inquiry, 26(1), 130-137. https://doi.org/10.1080/1047840X.2015.989751

Halberstadt, A. G., Crisp, V. W., & Eaton, K. L. (1999). Family expressiveness: A

retrospective and new directions for research. In P. Philippot, R. S. Feldman, & E. J. Coats (Eds.), Studies in emotion and social interaction. The social context of

(27)

Halberstadt, A. G., & Eaton, K. L. (2002). A meta-analysis of family expressiveness and children's emotion expressiveness and understanding. Marriage & Family

Review, 34(1-2), 35-62. https://doi.org/10.1300/J002v34n01_03

Haskett, M. E., Stelter, R., Proffit, K., & Nice, R. (2012). Parent emotional expressiveness and children's self-regulation: Associations with abused children’s school

functioning. Child abuse & neglect, 36(4), 296-307. https://doi.org/10.1016/j.chiabu.2011.11.008

Hughes, E. K., & Gullone, E. (2010). Parent emotion socialisation practices and their associations with personality and emotion regulation. Personality and Individual Differences, 49(7), 694-699. https://doi.org/10.1016/j.paid.2010.05.042

Hurrell, K. E., Hudson, J. L., & Schniering, C. A. (2015). Parental reactions to children's negative emotions: Relationships with emotion regulation in children with an anxiety disorder. Journal of Anxiety Disorders, 29, 72-82.

https://doi.org/10.1016/j.janxdis.2014.10.008

Hurrell, K. E., Houwing, F. L., & Hudson, J. L. (2017). Parental meta-emotion philosophy and emotion coaching in families of children and adolescents with an anxiety disorder. Journal of abnormal child psychology, 45(3), 569-582.

https://doi.org/10.1007/s10802-016-0180-6

Jin, Z., Zhang, X., & Han, Z. R. (2017). Parental emotion socialization and child

psychological adjustment among Chinese urban families: Mediation through child emotion regulation and moderation through dyadic collaboration. Frontiers in psychology, 8, 2198. https://doi.org/10.3389/fpsyg.2017.02198

Katz, L. F., & Hunter, E. C. (2007). Maternal meta‐emotion philosophy and adolescent depressive symptomatology. Social Development, 16(2), 343-360.

(28)

Katz, L. F., Maliken, A. C., & Stettler, N. M. (2012). Parental meta‐emotion philosophy: A review of research and theoretical framework. Child Development Perspectives, 6(4), 417-422. https://doi.org/10.1111/j.1750-8606.2012.00244.

Katz, L. F., & Windecker-Nelson, B. (2004). Parental meta-emotion philosophy in families with conduct-problem children: Links with peer relations. Journal of Abnormal Child Psychology, 32(4), 385-398. https://doi.org/10.1023/B:JACP.0000030292.36168.30 Kestenbaum, M. (2017). Family Emotional Expressiveness and Its Association with

Emotional Regulation During Middle Childhood and Young Adulthood (Doctoral dissertation, Adelphi University).

Kim-Spoon, J., Cicchetti, D., & Rogosch, F. A. (2013). A longitudinal study of emotion regulation, emotion lability-negativity, and internalizing symptomatology in maltreated and nonmaltreated children. Child Development, 84, 512-527. doi:10.1111/j.1467- 8624.2012.01857.x

Kopp, C. B. (1989). Regulation of distress and negative emotions: A developmental view. Developmental psychology, 25(3), 343.

Kopp, C. B. (1992). Emotional distress and control in young children. New Directions for Child and Adolescent Development, 1992(55), 41-56.

https://doi.org/10.1002/cd.23219925505

Loop, L., & Roskam, I. (2016). Do children behave better when parents’ emotion coaching practices are stimulated? A micro-trial study. Journal of Child and Family

Studies, 25(7), 2223-2235. https://doi.org/10.1007/s10826-016-0382-0

Lunkenheimer, E. S., Shields, A. M., & Cortina, K. S. (2007). Parental emotion coaching and dismissing in family interaction. Social Development, 16(2), 232-248.

(29)

McCoy, D. C., & Raver, C. C. (2011). Caregiver emotional expressiveness, child emotion regulation, and child behavior problems among head start families. Social

Development, 20(4), 741-761. https://doi.org/10.1111/j.1467-9507.2011.00608

Merchant, E. K. (2018). An Exploration of the Impact of Attachment, Parental Meta-Emotion, and Emotion Regulation in Adoptive Families (Doctoral dissertation, The University of North Carolina at Greensboro).

Morris, A. S., Silk, J. S., Steinberg, L., Myers, S. S., & Robinson, L. R. (2007). The role of the family context in the development of emotion regulation. Social

development, 16(2), 361-388. https://doi.org/10.1111/j.1467-9507.2007.00389 Ramsden, S. R., & Hubbard, J. A. (2002). Family expressiveness and parental emotion

coaching: Their role in children's emotion regulation and aggression. Journal of abnormal child psychology, 30(6), 657-667.

https://doi.org/10.1023/A:1020819915881

Rogers, M. L., Halberstadt, A. G., Castro, V. L., MacCormack, J. K., & Garrett-Peters, P. (2016). Maternal emotion socialization differentially predicts third-grade children’s emotion regulation and lability. Emotion, 16(2), 280.

https://dx.doi.org/10.1037/emo0000142

Rutherford, H. J., Wallace, N. S., Laurent, H. K., & Mayes, L. C. (2015). Emotion regulation in parenthood. Developmental Review, 36, 1-14.

https://doi.org/10.1016/j.dr.2014.12.008

Shields, A., & Cicchetti, D. (1997). Emotion regulation among school-age children: The development and validation of a new criterion Q-sort scale. Developmental Psychology, 33, 906-916. doi:10.1037/0012-1649.33.6.906

Strayer, J., & Roberts, W. (2004). Children's anger, emotional expressiveness, and empathy: Relations with parents’ empathy, emotional expressiveness, and parenting

(30)

practices. Social development, 13(2), 229-254. https://doi.org/10.1111/j.1467- 9507.2004.000265.

Suveg, C., Raley, J. N., Morelen, D., Wang, W., Han, R. Z., & Campion, S. (2014). Child and family emotional functioning: A cross-national examination of families from China and the United States. Journal of Child and Family Studies, 23(8), 1444-1454. https://doi.org/10.1007/s10826-013-9800-8

Thompson, R. A. (1994). Emotion regulation: A theme in search of definition. Monographs ofthe society for research in child development, 59(2‐3), 25-52.

https://doi.org/10.1111/j.1540-5834.1994.tb01276.

Walden, T. A., & Smith, M. C. (1997). Emotion regulation. Motivation and emotion. Walker, A. J., & McGraw, L. A. (2000). Who is responsible for responsible fathering?.

Journal of Marriage and family, 62(2), 563-569. https://doi.org/10.1111/j.1741- 3737.2000.00563.

Wang, M., Liang, Y., Zhou, N., & Zou, H. (2019). Chinese fathers' emotion socialization profiles and adolescents' emotion regulation. Personality and Individual

Differences, 137, 33-38. https://doi.org/10.1016/j.paid.2018.08.006

Wong, M. S., McElwain, N. L., & Halberstadt, A. G. (2009). Parent, family, and child characteristics: Associations with mother-and father-reported emotion socialization practices. Journal of Family Psychology, 23(4), 452. DOI: 10.1037/a0015552

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Traction Force Microscopy without Fluorescent Microspheres Contractile forces generated by shortening CMs were calculated in MATLAB based on the contractility curve generated

When trying to answer the research question on what the role of policy transfer is in relation to sustainable tourism in Amsterdam in the case of the association of cities

Furthermore, such modern systems allowed Viewers to escape advertisements, considered one of the largest drawbacks of comercial television (and reasons for lost or missed

Table 2: Contextual equity factors at the international, national and sub-national level, that may determine access or capacity to participate in the design of REDD+ and at the

Among the Albanian public, national identity in terms of perception does not influence how Albanians feel about people who practice a ‘foreign’ religion or how tolerant they

In this chapter I will analyze the relation between population growth and five different dependent variables as forms of community resilience separately: namely communal

A truthmaker, by assumption, is a fact; in our framework, the (exact) truthmaking relation is relativized to possible worlds, namely every formula A is made true by a state s

The most important examples of the current developments of the EU into the role of strategic military actorness, are the structural funding for defence, the various