• No results found

Acculturatie en het welbevinden van Marokkaans-Nederlandse migrantenjongeren

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Acculturatie en het welbevinden van Marokkaans-Nederlandse migrantenjongeren"

Copied!
25
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Acculturatie en het welbevinden van Marokkaans-Nederlandse

migrantenjongeren

Een onderzoek naar de mediërende werking van discriminatie

Marnella Noordermeer, 1028618

Universiteit Leiden

September 2014

Masterthesis Education and Child Studies

Afdeling Jeugdhulpverlening

Eerste lezer: Prof. Dr. P. H. Vedder

(2)

Samenvatting

In dit onderzoek is gekeken naar de samenhang tussen acculturatievoorkeur, acculturatiediscrepanties en het welbevinden van migrantenjongeren met als mediërende variabele discriminatie. De onderzoeksgroep is geworven via reguliere middelbare scholen en bestaat uit 39 Marokkaans-Nederlandse jongeren in de leeftijd van 13 tot en met 18 jaar, die onderwijs volgen op VMBO gemengde leerweg, VMBO theoretische leerweg en HAVO. Informatie werd verkregen middels een vragenlijst over acculturatiestrategieën, verwachtingen van de samenleving, discriminatie en welbevinden. De resultaten laten zien dat een voorkeur voor de separatiestrategie samenhangt met het welbevinden van de Marokkaans-Nederlandse jongeren. Discriminatie bleek niet te mediëren tussen de acculturatievoorkeur en welbevinden van de Marokkaans-Nederlandse jongeren en tussen de acculturatiediscrepanties en het welbevinden van deze jongeren.

Nederland is van oudsher een land waar verschillende migranten naar toe trekken (Phinney, Horenczyk, Liebkind, & Vedder, 2001). Migratie gaat gepaard met verschillende factoren die van invloed zijn op de ontwikkeling van kinderen en jongeren (Roccas, Horenczyk, & Schwartz, 2000). Eén van deze factoren betreft de stress die het proces van acculturatie met zich mee kan brengen (o.a. Rogler, 1994). Zo moeten jongeren hun identiteit opnieuw definiëren en staan ze voor de keuze of zij zich willen aanpassen aan de nieuwe omgeving of niet (Roccas et al., 2000). Wanneer

migrantenjongeren tegenstrijdigheden ervaren in wat zij denken dat de samenleving van hen verwacht en wat zij zelf willen, kunnen spanningen ontstaan (Roccas et al., 2000). Deze spanningen kunnen samenhangen met een verminderd welbevinden en emotionele problemen (Schwartz et al., 2013).

In onderzoek is eerder aandacht besteed aan het acculturatieproces van migranten (o.a. Berry, 1997). Ook zijn er onderzoeken gedaan naar de samenhang tussen het proces van acculturatie en het welbevinden van migrantenjongeren (o.a. Roccas et al., 2000). Discriminatie is een belangrijke variabele in het proces van acculturatie (o.a. Berry, 1997). Zo kan de keuze voor een bepaalde acculturatiestrategie samengaan met het ervaren van meer of minder discriminatie (Berry, Phinney, Sam, & Vedder, 2006b). Daarnaast kan discriminatie samenhangen met een slechte aanpassing op lange termijn (Fernando, 1993) en met een verminderd welbevinden bij migrantenjongeren (Greene, Way, & Pahl, 2006; Vedder, Sam, & Liebkind, 2007). Discriminatie lijkt dus een belangrijke rol te spelen in zowel het acculturatieproces als het welbevinden van migrantjongeren. Dit onderzoek richt zich daarom op de samenhang tussen acculturatievoorkeur, acculturatiediscrepanties en het

welbevinden van jongeren met als mediërende variabele discriminatie.

Acculturatie

Acculturatie wordt omschreven als een duaal proces van verandering op cultureel en psychologisch gebied dat volgt op het contact tussen verschillende culturele groepen en de leden van deze groepen. Door het contact met andere culturele groepen, kunnen er veranderingen plaatsvinden in sociale

(3)

structuren, maar ook in het gedrag van individuen bij de verschillende groepen (Berry, 2005). De manier van acculturatie kan verschillen tussen groepen en individuen, ook wel aangeduid met het begrip acculturatiestrategie (Berry, 1980). De keuze voor een acculturatiestrategie is afhankelijk van de mate waarin jongeren hun eigen cultuur willen behouden en de mate waarin jongeren willen

participeren in en contact willen hebben met de dominante samenleving. De oriëntatie van jongeren op deze aspecten bepaalt mede een voorkeur en keuze voor een acculturatiestrategie (Berry, 2005). Volgens het model van Berry (1997) zijn er vier acculturatiestrategieën, namelijk integratie, assimilatie, separatie en marginalisatie. Bij integratie is sprake van behoud van zowel de eigen cultuur als contact met de meerderheidscultuur. Assimilatie wordt gekenmerkt door het loslaten van de eigen cultuur en opgaan in de dominante cultuur. Bij separatie houdt men vast aan de eigen cultuur en neemt men niet deel aan de dominante cultuur. Marginalisatie wordt gekenmerkt door zowel het loslaten van de eigen cultuur als het niet deelnemen aan de dominante cultuur (Berry, 1997).

Acculturatievoorkeur en welbevinden

Acculturatievoorkeur verwijst naar het prefereren van een acculturatiestrategie boven een andere acculturatiestrategie (Berry, 1997). Deze voorkeur is afhankelijk van wat de jongeren zelf willen (Berry, 1997), maar wordt ook beïnvloed door ervaringen van buitenaf (Phinney et al., 2001). Uit onderzoek blijkt dat migranten over het algemeen de voorkeur hebben voor integratie (Berry, 1997). De voorkeur en keuze voor een bepaalde acculturatiestrategie wordt geassocieerd met het welbevinden van migrantenjongeren (Berry, 1997). Welbevinden wordt gekenmerkt door verschillende factoren, zoals de mate waarin men tevreden en gelukkig is (met het leven), de mate waarin men kan

participeren in het dagelijks leven en de mate waarin men persoonlijke doelen heeft of betekenis geeft aan het leven (Schwartz et al., 2013).

Wat betreft het onderzoek naar acculturatiestrategie en welbevinden blijkt dat integratie tot de beste aanpassing in het proces van acculturatie leidt en tot een beter welbevinden bij migranten (Berry, 1997; Phinney et al., 2001; Van Oudenhoven, Willemsma, & Prins, 1996). Zo blijkt uit onderzoek dat jongeren die zowel hun eigen cultuur behouden als contact hebben met de meerderheidscultuur, zich psychisch beter en gezonder aanpassen dan jongeren die een andere acculturatiestrategie hanteren (Phinney et al., 2001). Een duidelijk verschil in het welbevinden bij jongeren die de voorkeur hebben voor assimilatie of separatie is niet gevonden (Berry & Sam, 1997). Marginalisatie, waarbij men noch verbondenheid heeft met de eigen noch met de dominante cultuur, blijkt in onderzoek de

acculturatiestrategie die het minst bevorderlijk is voor het welbevinden van jongeren (Berry, 1997; Berry & Sam, 1997). Migrantenjongeren hebben echter niet altijd de mogelijkheid om de

(4)

Acculturatievoorkeur en acculturatiediscrepanties

De voorkeur voor een bepaalde acculturatiestrategie komt niet altijd overeen met wat de samenleving van de migrantenjongeren verwacht (Berry, 1997). Wanneer de samenleving een andere

acculturatiestrategie prefereert dan de migrantenjongeren, is er sprake van een acculturatiediscrepantie (Roccas et al., 2000). Zo kunnen jongeren bijvoorbeeld meer vast willen houden aan hun eigen cultuur en minder deelnemen aan de dominante cultuur dan dat de samenleving van hen verwacht. Er is dan sprake van een separatiediscrepantie. Het tegenovergestelde kan ook voorkomen: de jongeren willen integreren, maar dit wordt tegengehouden door de samenleving. Een mogelijk gevolg hiervan is dat jongeren segregeren, doordat de samenleving het contact met hen vermijdt (Roccas et al., 2000). Uit onderzoek blijkt dat het merendeel van de Nederlandse bevolking wil dat migranten zich aanpassen aan de Nederlandse cultuur, oftewel dat zij assimileren (o.a. Van Oudenhoven, 2000; Centraal Bureau voor de Statistiek, 2000). Migranten zelf blijken over het algemeen een voorkeur te hebben voor zowel behoud van de eigen cultuur als voor deelname aan de Nederlandse samenleving, oftewel de

integratiestrategie (o.a. Arends-Tóth & Van de Vijver, 2004).

Acculturatiediscrepanties en welbevinden

Jongeren die een andere acculturatiestrategie prefereren dan de samenleving, kunnen het gevoel hebben dat zij vastlopen in het acculturatieproces wat kan leiden tot stress (Berry, 1990). Deze stress wordt ook wel aangeduid met het begrip acculturatiestress en verwijst naar stresserende

omstandigheden die het proces van acculturatie met zich meebrengt (Berry, Kim, Minde, & Mok, 1987). Het ervaren van acculturatiestress kan emotionele problemen veroorzaken, zoals gevoelens van angst en depressie (Liebkind, 1996). Daarnaast kan deze stress leiden tot een verminderd gevoel van eigenwaarde bij migrantenjongeren (o.a. Higgins, Klein, & Strauman, 1987; Liebkind, 1996). Het ervaren van acculturatiediscrepanties kan dus resulteren in psychische problematiek en kan het welbevinden van jongeren negatief beïnvloeden (Berry, 1990).

Acculturatiediscrepanties kunnen in verband worden gebracht met het zelfbeeld van jongeren. Volgens Higgins (1987) is het werkelijke zelf, zoals de jongere zichzelf op een gegeven moment ziet, de belangrijkste component van het zelfbeeld (Higgins, Strauman, & Klein, 1986; Higgins, 1987). Uit de toetsing van de zelfdiscrepantietheorie (Higgins, 1987) kan geconcludeerd worden dat minder acculturatiediscrepanties samengaan met een beter welbevinden bij de migranten. Ook in ander onderzoek wordt een samenhang gevonden tussen acculturatiediscrepanties en het welbevinden van migranten (Roccas et al., 2000). Zo komt uit onderzoek van Roccas et al. (2000), uitgevoerd in Israël, dat het ervaren van acculturatiediscrepanties negatief samenhangt met het welbevinden van migranten uit de voormalige Sovjet Unie. Dit is echter alleen het geval bij migranten die waarde hechten aan conformisme: het aanpassen aan een bepaalde groep met als doel geaccepteerd te worden. Wanneer deze migranten, die gericht zijn op de sociale omgeving, buitengesloten of genegeerd worden, al dan

(5)

niet door de aanwezigheid van acculturatiediscrepanties, kan dit juist bij deze migranten gevolgen hebben voor hun welbevinden, daar zij het in het bijzonder moeilijk vinden om hier mee om te gaan (Roccas et al., 2000).

De rol van discriminatie

Discriminatie speelt een belangrijke rol in het acculturatieproces van migranten (Berry, 1997). Discriminatie wordt gedefinieerd als het maken van een onderscheid op basis van kenmerken die niet relevant zijn, waardoor mensen geen gelijke behandeling krijgen (Shadid, 1998). Er wordt gesproken van gepercipieerde discriminatie wanneer een individu een situatie of gebeurtenis als discriminerend waarneemt en/of ervaart. Gepercipieerde discriminatie is dus gebaseerd op de subjectieve beleving van het individu (Neto, 2006). Discriminatie wordt beschouwd als één van de sterkste factoren die

samenhangt met de manier waarop migrantenjongeren accultureren (Berry, 1990, 1997; Berry & Sabatier, 2010). Zo kan de keuze voor een bepaalde acculturatiestrategie samengaan met het ervaren van discriminatie (Berry et al., 2006b). In onderzoek wordt gevonden dat migrantenjongeren die gericht zijn op integratie de minste discriminatie ervaren. Migrantenjongeren die assimileren ervaren ook weinig discriminatie, zij het wel iets meer dan de jongeren die gericht zijn op integratie. De separatiestrategie gaat gemiddeld genomen vaker samen met het ervaren van discriminatie bij de jongeren. Migrantenjongeren die marginaliseren ervaren de meeste discriminatie (Berry et al., 2006b).

De aanwezigheid van acculturatiediscrepanties kan ook leiden tot het percipiëren van discriminatie. Zo kan de samenleving veronderstellen dat de migrantenjongeren, die een andere acculturatiestrategie prefereren dan de samenleving, vrijwillig een andere acculturatiestrategie prefereren (Roccas et al., 2000). De samenleving kan deze keuze zien als afwijkend van de geldende normen. Dit kan bijdragen aan de negatieve beeldvorming rondom migrantenjongeren (zie o.a. Jurgens, 2007). Hierdoor kunnen de migrantenjongeren het gevoel hebben dat zij genegeerd worden, waardoor zij mogelijk meer vooroordelen en discriminatie ervaren (Weiner, Perry, & Magnusson, 1988). Migrantenjongeren die discriminatie ervaren zullen zich meer willen richten op hun eigen groep en zich minder willen richten en oriënteren op de dominante samenleving (Berry, Phinney, Sam, & Vedder, 2006a). Hierdoor worden acculturatiediscrepanties mogelijk nog groter. Discriminatie heeft dan ook een voorspellende waarde voor een slechtere aanpassing van migrantenjongeren op lange termijn (Berry, 2005). Daarnaast hangt discriminatie samen met een verminderd welbevinden bij migrantenjongeren (Greene et al., 2006). Zo wordt er in onderzoek een relatie gevonden tussen gepercipieerde discriminatie en gedrags- en psychische problemen (Berry et al., 2006b; Van Geel & Vedder, 2009). Samengevat kan worden gesteld dat discriminatie samengaat met een lager

(6)

Huidig onderzoek

Dit onderzoek richt zich op de samenhang tussen acculturatievoorkeur, acculturatiediscrepanties en het welbevinden van migrantenjongeren met als mediërende variabele (gepercipieerde) discriminatie. Aansluitend bij de beschreven theorieën, kan gesteld worden dat discriminatie wordt gezien als een centrale variabele die samenhangt met de acculturatievoorkeur en het welbevinden van migranten. Discriminatie kan daarom mogelijk inhoudelijk verduidelijken hoe de samenhang tussen

acculturatievoorkeur en het welbevinden wordt gerealiseerd. In termen van mediatie betekent dit dat een mogelijke samenhang tussen acculturatievoorkeur en het welbevinden van de migrantenjongeren door discriminatie wordt overgedragen (Figuur 1). Dit wordt doorgetrokken voor de samenhang tussen acculturatiediscrepanties en het welbevinden van de jongeren (Figuur 2).

Figuur 1. Model van mediatie voor acculturatievoorkeur, welbevinden en discriminatie

Figuur 2. Model van mediatie voor acculturatiediscrepantie, welbevinden en discriminatie

Het onderzoek richt zich op Marokkaans-Nederlandse migrantenjongeren in de leeftijd van 13 tot en met 18 jaar. De hoofdvraag die in dit onderzoek centraal staat is: Is er een relatie tussen

acculturatievoorkeur, acculturatiediscrepanties en het welbevinden bij 13 tot en met 18 jarige Marokkaans-Nederlandse migrantenjongeren? En neemt discriminatie een mediërende rol in in deze relatie? De hoofdvraag wordt opgedeeld in de volgende deelvragen:

1. Is er een relatie tussen acculturatievoorkeur en het welbevinden van Marokkaans-Nederlandse migrantenjongeren en wordt deze gemedieerd door discriminatie-ervaringen?

2. Is er een relatie tussen acculturatiediscrepanties en het welbevinden van Marokkaans-Nederlandse migrantenjongeren en wordt deze gemedieerd door discriminatie-ervaringen? 3. Is er een relatie tussen acculturatievoorkeur en acculturatiediscrepanties?

Op basis van literatuur wordt ten eerste verwacht dat er een samenhang is tussen zowel de

Welbevinden

Discriminatie

Acculturatievoorkeur

Welbevinden

Discriminatie

Acculturatiediscrepantie

antie

(7)

acculturatievoorkeur en het welbevinden van de Marokkaans-Nederlandse migrantenjongeren (o.a. Berry, 1997; Phinney et al., 2001) als tussen de acculturatievoorkeur en (gepercipieerde) discriminatie (Berry et al., 2006b). Ook wordt verwacht dat discriminatie samenhangt met een verminderd

welbevinden bij de Marokkaans-Nederlandse jongeren (Greene et al., 2006). Discriminatie wordt verondersteld een mediator te zijn in de samenhang tussen acculturatievoorkeur en het welbevinden van de Marokkaans-Nederlandse migrantenjongeren. Wat betreft de tweede deelvraag wordt verwacht dat er zowel een samenhang is tussen acculturatiediscrepanties en het welbevinden van de

Marokkaans-Nederlandse jongeren (Berry, 1990; Higgins et al., 1987), als tussen

acculturatiediscrepanties en discriminatie (Roccas et al., 2000 Weiner et al., 1988). Discriminatie wordt tevens verondersteld een mediërende variabele te zijn in de samenhang tussen

acculturatiediscrepanties en discriminatie. Zo wordt verwacht dat jongeren met een grotere acculturatiediscrepantie meer discriminatie ervaren en daardoor minder welbevinden rapporteren. Over de mogelijke samenhang tussen acculturatievoorkeur en acculturatiediscrepanties is nog weinig bekend. Met voorzichtigheid wordt de hypothese geformuleerd dat er een samenhang is tussen deze twee variabelen (o.a. Van Oudenhoven, 2000). Het onderzoek naar de samenhang tussen

acculturatievoorkeur en acculturatiediscrepanties zal voornamelijk exploratief zijn.

In onderzoek is eerder aandacht besteed aan de samenhang tussen de acculturatiestrategie en het welbevinden (o.a. Higgins et al., 1987) en aan de samenhang tussen acculturatiediscrepanties en het welbevinden bij migranten (o.a. Roccas et al., 2000). Deze onderzoeken zijn echter vooral uitgevoerd in het buitenland; in Nederland is er nog weinig onderzoek gedaan naar deze samenhang. Huidig onderzoek wordt uitgevoerd in Nederland en richt zich specifiek op de

Marokkaans-Nederlandse jongeren, daar migranten met een Marokkaanse afkomst één van de grootste

migrantengroepen vormen in Nederland met een niet-westerse afkomst (Sanderse, Verweij, & De Beer, 2012). Daarnaast is er wat betreft de onderzoeken naar acculturatie minder bekend over een mogelijke samenhang tussen acculturatievoorkeur en acculturatiediscrepanties. In dit onderzoek wordt aandacht besteed aan deze mogelijke relatie.

Methode

Steekproef

Aan dit onderzoek wordt deelgenomen door 529 jongeren. Deze jongeren zijn

geworven via zeven reguliere middelbare scholen in het westen van Nederland. In totaal hebben 27 klassen (25 VMBO, 1 HAVO en 1 VWO) meegedaan aan het onderzoek. Door het gebruik van exclusiecriteria zijn niet alle respondenten van de oorspronkelijke steekproef in het huidige onderzoek betrokken. Zo is er voor gekozen om alleen migrantenjongeren met een Marokkaanse achtergrond te includeren in de steekproef. Door dit criterium zijn 479 jongeren uitgesloten van het onderzoek. Ook

(8)

zijn de jongeren die buiten de leeftijdsgrens van 13 tot en met 18 jaar vallen uitgesloten van dit onderzoek. Hierdoor is één jongere uitgesloten van het onderzoek. Tot slot zijn elf Marokkaans-Nederlandse migrantenjongeren uitgesloten van het onderzoek, omdat zij een aantal vragen van de vragenlijst niet ingevuld hebben, waardoor het niet mogelijk is om scores te berekenen. Door het gebruik van bovenstaande exclusiecriteria ontstaat een meer homogene onderzoeksgroep.

De uiteindelijke steekproef voor dit onderzoek bestaat uit 39 Marokkaans-Nederlandse migrantenjongeren. De groep jongeren heeft een leeftijdsrange van 13-18 jaar (M= 15.15; SD= 1.91) en bestaat uit 22 jongens (56.4 %) en 17 meisjes (43.6 %). Eén van de migrantenjongeren is in Marokko geboren (2.6%), de overige 38 migrantenjongeren zijn in Nederland geboren, maar hebben minstens één ouder die in Marokko is geboren (97.4%). Twee migrantenjongeren (5.1%) volgen onderwijs op het niveau van VMBO gemengde leerweg, eenendertig jongeren volgen onderwijs op theoretisch VMBO-niveau (79.5%) en zes migrantenjongeren volgen onderwijs op de HAVO (15.4%). Beide leerlingen die onderwijs volgen op het VMBO gemengde leerweg, zitten in de vierde klas. Van de 31 jongeren op het theoretisch VMBO-niveau, zitten twee jongeren in de tweede klas (6.5%), vierentwintig jongeren in de derde klas (77.4%) en vijf jongeren in de vierde klas (16.1%). De zes leerlingen op de HAVO zitten allen in het tweede leerjaar. De meeste jongeren (84.6%) komen uit een gezin met lage welvaart en de overige jongeren (15.4%) komen uit een gezin met een gemiddelde welvaart in vergelijking met de nationale groep (Family Affluence Scale; FAS; Boyce, Torsheim, Currie, & Zambon, 2005).

Instrumenten

Om de samenhang tussen acculturatievoorkeur, acculturatiediscrepanties en het welbevinden van migrantenjongeren en de mediërende rol van discriminatie te onderzoeken, is gebruik gemaakt van een vragenlijst bestaande uit verschillende onderdelen. In onderstaande paragrafen zullen de onderdelen die relevant zijn voor dit onderzoek besproken worden.

Demografische gegevens. Door middel van een specifiek gedeelte in de vragenlijst met algemene vragen, zoals leeftijd en geslacht, zijn demografische gegevens van de jongeren verkregen. Daarnaast bevatte dit gedeelte vragen over het geboorteland van de jongere en zijn of haar ouders.

Acculturatievoorkeur/acculturatiediscrepanties. De acculturatiestrategie van de

migrantenjongeren en de aanwezigheid van eventuele acculturatiediscrepanties zijn onderzocht door middel van een vragenlijst over het zelfbeeld van jongeren. Eerder is door masterstudenten van een masterproject in 2013 een vragenlijst ontworpen om het zelfbeeld van jongeren in kaart te brengen inclusief de acculturatiestrategie en eventuele acculturatiediscrepanties van deze jongeren. De oorspronkelijke vragenlijst bestond uit 90 stellingen, opgedeeld in vijf domeinen, die beoordeeld dienden te worden op een zeven-punts Likertschaal. Daar de interne consistentie van deze vragenlijst

(9)

laag bleek, is de vragenlijst aangepast door masterstudenten van een zelfde masterproject in 2014. De aanpassingen hebben plaatsgevonden onder leiding van Vedder en Horenczyk (2014).

De vernieuwde vragenlijst bestaat uit 108 stellingen over de jongeren zelf, zijn of haar cultuur en andere culturen. In dit onderzoek is alleen gebruik gemaakt van gegevens over het werkelijke zelf, daar het werkelijke zelf beschouwd wordt als het belangrijkste domein wat betreft het zelfbeeld (Higgins, 1987). Het gedeelte over het werkelijke zelf bestaat uit 36 stellingen die zijn

opgedeeld in twee gelijke delen: hoe de jongeren zichzelf zien en hoe zij denken dat de samenleving hen ziet. Door het verschil in perceptie te bekijken, kunnen acculturatiediscrepanties worden gemeten. Beide delen bestaan uit de onderwerpen normen en waarden, vrienden, omgang met mensen, sociale eigenschappen, tradities en de woonwijk. Elk onderwerp bestaat uit drie stellingen. De stellingen zijn zo opgebouwd, dat er per stelling een acculturatiestrategie gemeten wordt (bijv.- ‘normen en waarden’ waarbij de jongeren aangeeft hoe hij/zij zichzelf ziet: ‘Ik kan mezelf vinden in de normen en waarden

van: zowel mijn eigen als een andere cultuur (stelling 1), alleen een andere cultuur (stelling 2), alleen mijn eigen cultuur (stelling 3)’ en de bijbehorende stellingen van de perceptie over de mening van de

Nederlandse samenleving: ‘Ik denk dat de Nederlandse bevolking opmerkt dat ik mezelf het meest kan

vinden in de normen en waarden van: zowel mijn eigen als een andere cultuur (stelling 1), alleen een andere cultuur (stelling 2), alleen mijn eigen cultuur (stelling 3)’). De eerste stelling bij elk onderwerp

betreft een stelling die integratie meet, de tweede assimilatie en de derde separatie. Stellingen over de marginalisatiestrategie zijn niet in de vragenlijst opgenomen, omdat deze strategie weinig voorkomt onder migrantenjongeren (Horenczyk, 1996; Prins, 1996). De stellingen worden beoordeeld op een zeven-punts Likertschaal (1= sterk mee eens tot 7= sterk mee oneens).

De waarden die de Marokkaans-Nederlandse migrantenjongeren aan de stellingen hebben toegekend, zijn omgepoold (1= sterk mee oneens tot 7= sterk mee eens). Voor de

acculturatiestrategieën (eigen en maatschappij) zijn gemiddelden berekend. De betrouwbaarheid van de acculturatieschalen voor de Marokkaans-Nederlandse jongeren worden weergegeven in Tabel 1.

Tabel 1

Betrouwbaarheid van de acculturatieschalen voor de Marokkaans-Nederlandse jongeren (N=39)

Schaal Cronbach’s alpha (α) Acculturatiestrategie - Integratie (eigen) .603 - Assimilatie (eigen) .535 - Separatie (eigen) .729 Acculturatie verwacht - Integratie (maatschappij) .590 - Assimilatie (maatschappij) .604 - Separatie (maatschappij) .744

(10)

Het blijkt dat de schalen voor de eigen voorkeur voor integratie- en assimilatiestrategie onvoldoende betrouwbaar zijn voor de onderzoeksgroep. Dit geldt ook voor de verwachting van de Nederlandse samenleving wat betreft integratie en assimilatie. Hiermee moet rekening gehouden worden bij (de interpretatie van) de resultaten.

Acculturatiediscrepanties zijn berekend door de gemiddelde score van de verwachting van de Nederlandse samenleving af te trekken van de gemiddelde score op de eigen acculturatievoorkeur. Dit betekent dat er drie acculturatiediscrepanties berekend kunnen worden, namelijk een

integratiediscrepantie, assimilatiediscrepantie en separatiediscrepantie. Een positieve score betekent dat de jongeren meer willen integreren, assimileren of separeren dan dat zij denken dat de Nederlandse samenleving van hen verwacht. Een negatieve score betekent dat de jongeren minder willen

integreren, assimileren of separeren in vergelijking met de perceptie over de verwachting van de Nederlandse samenleving.

Discriminatie. Om (gepercipieerde) discriminatie in kaart te brengen is gebruik

gemaakt van de Nederlandse vertaling van de discriminatieschaal van de International Comparative Study of Ethnocultural Youth (ICSEY; Berry et al.,2006b). De discriminatieschaal bestaat uit acht beschrijvingen over bepaalde gedragingen en gevoelens die kenmerkend zijn voor discriminatie of een oneerlijke behandeling (bijv.- ‘Ik voel me niet geaccepteerd door mensen uit andere culturen’, ‘Ik ben

gepest en beledigd vanwege mijn culturele achtergrond’ en ‘Ik heb het gevoel dat mijn groep uit andere culturen iets tegen mijn culturele achtergrond hebben’). De beschrijvingen worden beoordeeld op een

vijf-puntschaal (helemaal mee oneens tot helemaal mee eens). In eerder onderzoek werd een Cronbach’s alpha gevonden van .83 (Berry et al., 2006a). In het huidige onderzoek heeft de schaal in de groep Marokkaans-Nederlandse jongeren (N=39) een Cronbach’s alpha van .802. De schaal is daarmee betrouwbaar.

Welbevinden. Om het welbevinden van de jongeren te onderzoeken, is gebruik gemaakt van de Nederlandse vertaling van de Satisfaction With Life Scale (SWLS; Diener, Emmons, Larson, & Griffin, 1985). De vertaling van de Satisfaction With Life Scale bestaat uit vijf stellingen (bijv.- ‘Ik

ben tevreden met mijn leven’ en ‘Tot nu toe heb ik belangrijke dingen die ik in het leven wil ook bereikt’). De stellingen worden beoordeeld op een vijf-punts Likertschaal (helemaal mee oneens tot

helemaal mee eens). De SWLS is een valide instrument en correleert positief met andere schalen die welbevinden meten (Diener et al., 1985). De betrouwbaarheid is hoog en varieert van .82 tot .87 (Arrindell, Heesink, & Feij, 1999; Arrindell, Meeuwesen, & Huyse, 1991; Diener et al., 1985; Pavot, Diener, Colvin, & Sandvik, 1991). De vertaalde versie van de Satisfaction With Life Scale heeft in dit onderzoek voor de Marokkaans-Nederlandse jongeren (N=39) een Cronbach’s alpha van .75 en is daarmee betrouwbaar.

Nationale en etnische identiteit voor acculturatievoorkeur. Om onderlinge afhankelijkheid van metingen in de deelvraag over acculturatievoorkeur en acculturatiediscrepanties te voorkomen, is

(11)

een twee operationaliseringswijze gehanteerd voor de meting van acculturatievoorkeur. Dit is gedaan aan de hand van de Nederlandse vertaling van de Multigroup Ethnic Identity Measure (MEIM;

Phinney, 1992). De vertaalde versie van de MEIM bestaat uit twaalf items, waarvan acht items worden ingevuld door de allochtone jongeren. De acht items zijn onderverdeeld in twee subschalen: vier items gaan over het deel uitmaken van de Nederlandse cultuur (-bijv. ‘Nederlander zijn geeft mij een goed

gevoel’) en vier items gaan over het deel uit maken van de eigen cultuur (-bijv. ‘Ik voel dat ik deel uitmaak van mijn eigen cultuur’). De items worden beoordeeld op een vijf-punts Likertschaal

(helemaal mee oneens tot helemaal mee eens). De MEIM is in eerder onderzoek bevonden als een betrouwbaar instrument (Phinney, 1992). In het huidige onderzoek heeft de vertaalde versie van de MEIM in de groep Marokkaans-Nederlandse jongeren (N=39) voor de subschaal deel uitmaken van de Nederlandse cultuur een Cronbach’s alpha van .886 en voor het deel uitmaken van de eigen cultuur een Cronbach’s alpha van .768.

Aan de hand van het model van Berry (o.a. Berry, 1980) en de twee ingevulde subschalen is de acculturatiestrategie van de jongeren bepaald. De gemiddelde waarden die per subschaal berekend zijn, zijn gehercodeerd naar respectievelijk ‘hoog’ en ‘laag’. Hierbij is een gemiddelde score van drie aangehouden als grens tussen ‘hoog’ en ‘laag’ op de eerste subschaal. Daar de meeste jongeren hoog scoren op de tweede subschaal, is gekozen om bij deze subschaal alleen de jongeren mee te nemen die hoog scoren op deze subschaal. Dit betekent dat in plaats van vier acculturatiestrategieën twee

acculturatiestrategieën berekend kunnen worden, namelijk integratie (subschaal één is hoog en subschaal twee is hoog) en separatie (subschaal één is laag en subschaal twee is hoog), Tabel 2.

Tabel 2

Acculturatievoorkeur aan de hand van het model van Berry (1980)

Acceptatie en overnemen van nieuwe cultuur (subschaal één)

Vasthouden aan eigen cultuur (subschaal twee)

Hoog

Hoog Integratie

Laag Separatie

Procedure

Voor dit onderzoek zijn willekeurig reguliere middelbare scholen in het westen van Nederland

benaderd per mail en/of telefoon door tien masterstudenten van de Universiteit Leiden. De middelbare scholen hebben een informatiebrief toegestuurd gekregen waarin een uitleg stond over het onderzoek en waarin overweging tot deelname werd verzocht. Op een later moment zijn de middelbare scholen opnieuw per mail en/of telefoon benaderd met de vraag of zij deel wilden nemen aan het onderzoek. Na toezegging hebben de scholen een informatiebrief/toestemmingsbrief toegestuurd gekregen voor de ouders van de jongeren. Deze zijn via de mail of op papier door de school aan de ouders verstrekt. Indien ouders niet wilden dat hun kind meewerkte aan het onderzoek, konden zij dat kenbaar maken

(12)

door het antwoordstrookje onderaan de brief in te vullen en te retourneren aan de school (passieve consensus). Indien de jongeren niet mee wilden werken, konden zij dit kenbaar maken voorafgaand aan de afname. Uiteindelijke hebben zeven middelbare scholen meegewerkt aan het onderzoek.

De klassen van de middelbare scholen zijn bezocht door twee masterstudenten van de Universiteit Leiden. Voorafgaand aan het onderzoek werd uitleg gegeven over de vragenlijst. Hierbij kregen de jongeren instructies voor het invullen van de vragenlijst, werd aan de jongeren kenbaar gemaakt dat deelname aan het onderzoek geheel anoniem is en dat de jongeren op ieder moment zonder opgaaf van reden konden stoppen met het invullen van de vragenlijst. Daarnaast was er gelegenheid om vragen te stellen. Vervolgens vulden de jongeren, die toestemden om mee te werken aan het onderzoek, zelfstandig het eerste onderdeel (deel één tot en met zes) van de vragenlijst in. Na een korte uitleg over het tweede deel (deel zeven tot en met negen) van de vragenlijst, vulden de jongeren zelfstandig het tweede onderdeel in. Zowel tijdens als na het invullen van de vragenlijst was er de mogelijkheid om vragen te stellen. Aan het einde van het onderzoek werden de participanten bedankt voor hun deelname en kregen zij een kleine versnapering (chocolaatje of iets dergelijks). Het bezoek aan de klas duurde tussen de 30 en 45 minuten.

Statistische analyse

In dit onderzoek is gebruik gemaakt van een correlationeel design. In het onderhavige onderzoek wordt gekeken naar de samenhang tussen acculturatievoorkeur en het welbevinden van

migrantenjongeren met als mediërende variabele discriminatie. Daarnaast wordt er gekeken naar de samenhang tussen acculturatiediscrepanties en het welbevinden van migrantenjongeren, waarbij discriminatie wordt meegenomen als mediërende variabele. Voor de verschillende variabelen (acculturatievoorkeur, acculturatiediscrepanties, discriminatie en het welbevinden van migrantenjongeren) worden correlaties berekend om te bepalen of er samenhang is tussen de onderzochte variabelen. De mediatie wordt getoetst door middel van multiple regressie. Om de

mogelijke samenhang tussen acculturatievoorkeur en acculturatiediscrepanties te onderzoeken, worden eveneens correlaties berekend. Bij de analyses wordt gebruik gemaakt van een significantieniveau van .05 (Moore, McCaibe, & Craig, 2009).

Voorafgaand aan de analyses wordt er een datainspectie gedaan over de relevante variabelen. Hierbij wordt onder andere gekeken naar de verdeling van de variabelen, zoals scheefheid en

uitbijters. Indien nodig worden statistische correcties uitgevoerd.

Resultaten

In dit onderdeel wordt er allereerst ingegaan op de data-inspectie en worden de beschrijvende

(13)

Data-inspectie

Uit de data-inspectie blijkt dat er verschillende missende waarden zijn op het gedeelte van de vragenlijst dat acculturatie uitvraagt en één missende waarde op de schaal voor discriminatie. Uit de Missing Value Analysis komt naar voren dat er geen patroon zit in de missende waarden. Om zoveel mogelijk respondenten mee te kunnen nemen in het onderzoek, is gekozen om gemiddelde

schaalscores te berekenen. De gemiddelden zijn per respondent berekend aan de hand van het aantal ingevulde items, waarbij maximaal één missende waarde mocht zijn per schaal.

De verdeling van de variabelen is bij benadering normaal. De variabelen

assimilatiediscrepantie, separatiediscrepantie en nationale identiteit zijn volgens de Kolmogorov-smirnov niet normaal verdeeld. Uit de berekende gestandaardiseerde skewness en kurtosis blijkt echter dat deze variabelen normaal verdeeld zijn (waarden tussen de -3.00 en 3.00). De variabelen worden daarom als normaal verdeeld beschouwd. Dit geldt echter niet voor de variabele etnische identiteit. Daar deze variabelen gehercodeerd wordt naar categorieën, kunnen in plaats van vier

acculturatiestrategieën twee acculturatiestrategieën berekend worden voor de laatste deelvraag. De uitbijtende waarden zijn behouden in de data, omdat de uitbijters geen extreme waarden bevatten. Er wordt daarom geen invloed van de uitbijters op de resultaten verwacht.

De beschrijvende statistieken van acculturatie (eigen en maatschappij),

acculturatiediscrepanties, discriminatie, welbevinden en de nationale en etnische identiteit worden weergegeven in Tabel 3.

(14)

Tabel 3

Beschrijvende statistieken acculturatie, acculturatiediscrepanties, discriminatie, welbevinden en identiteit

M Min. Max. SD Zskew Zkurt Kom. \Smir. % Missing Uitbijters Acculturatiestrategie/voorkeur - Integratie (eigen) 5.45 2.67 7.00 1.08 -0.812 -0.567 0.200 0 0 - Assimilatie (eigen) 3.90 1.50 6.00 1.08 -0.524 -0.275 0.200 0 0 - Separatie (eigen) 4.60 1.83 7.00 1.33 -0.619 -0.583 0.200 0 0 Acculturatie verwacht - Integratie (maatschappij) 4.90 2.67 7.00 1.14 0.598 -1.051 0.200 0 0 - Assimilatie (maatschappij) 3.84 1.00 5.83 1.19 -1.373 0.448 0.200 0 2 - Separatie (maatschappij) 4.62 1.00 7.00 1.42 -2.093 1.263 0.063 0 2 Acculturatiediscrepanties - Integratiediscrepantie 0.554 -1.00 2.67 0.821 0.772 -0.206 0.200 0 0 - Assimilatiediscrepantie 0.556 -2.00 1.83 0.669 -0.220 2.950 0.024* 0 2 - Separatiediscrepantie -0.018 -3.00 1.67 0.994 -2.497 1.777 0.004* 0 1 Discriminatie 2.74 1.00 4.25 0.915 -1.386 -0.825 0.141 0 0 Welbevinden 4.118 2.60 5.00 0.692 -1.452 -0.873 0.063 0 0 Nationale identiteit 3.045 1.00 5.00 1.050 -0.881 -1.128 0.047* 0 0 Etnische identiteit 4.840 3.75 5.00 0.306 -5.802 6.004 0.000* 0 4 * p <0.05

Uit de beschrijvende statistieken blijkt dat Marokkaans-Nederlandse migrantenjongeren een voorkeur hebben voor de integratiestrategie, gevolgd door de separatiestrategie en dan de assimilatiestrategie. Uit de tweede operationalisatie voor de acculturatievoorkeur, aan de hand van de nationale en etnische identiteit, blijkt ook dat de Marokkaans-Nederlandse jongeren een voorkeur hebben voor de

integratiestrategie (56.4%), gevolgd door de assimilatiestrategie (43.6%).Volgens de Marokkaanse-Nederlandse jongeren verwacht de Marokkaanse-Nederlandse maatschappij dat zij ten eerste integreren, vervolgens separeren en ten slotte assimileren. De grootst gemiddelde acculturatiediscrepantie is de

(15)

Acculturatievoorkeur, discriminatie en welbevinden

Om te bepalen of er een samenhang is tussen de acculturatievoorkeur, discriminatie en welbevinden van de migrantenjongeren zijn correlaties berekend. De correlaties staan weergegeven in Tabel 4.

Tabel 4

Correlaties acculturatievoorkeur (eigen), discriminatie en welbevinden

Acculturatievoorkeur en welbevinden. Uit de correlaties blijkt dat de integratiestrategie niet significant samenhangt met het welbevinden van Marokkaans-Nederlandse migrantenjongeren (p=.502). Ook komt uit de correlaties naar voren dat assimilatiestrategie niet significant samenhangt met het welbevinden (p=.106). De separatiestrategie blijkt wel positief samen te hangen met het welbevinden van Marokkaans-Nederlandse migrantenjongeren (p=.012).

Acculturatievoorkeur en discriminatie. Het blijkt dat de integratiestrategie niet significant samenhangt met de discriminatie die Marokkaans-Nederlandse jongeren ervaren (p=.824). Ook de assimilatiestrategie (p=.833) en separatiestrategie (p=.243) blijken niet significant samen te hangen met discriminatie.

Discriminatie en welbevinden. Uit de correlaties blijkt dat er geen significant verband is tussen de discriminatie die Marokkaans-Nederlandse jongeren ervaren en het welbevinden (p=.076). Discriminatie als mediator tussen acculturatievoorkeur en welbevinden

Om middels een multiple regressie te bepalen of discriminatie een mediërende variabele is in de samenhang tussen acculturatievoorkeur en het welbevinden van migrantenjongeren, moet er aan een aantal voorwaarden worden voldaan (Baron & Kenny, 1986). De eerste voorwaarde is dat er een significante samenhang is tussen de acculturatievoorkeur en het welbevinden van migrantenjongeren. De tweede voorwaarde is dat er een significante samenhang is tussen acculturatievoorkeur en

discriminatie. Tot slot moet de mediërende variabele fungeren als voorspeller voor de afhankelijke variabele. Dit houdt in dat discriminatie het welbevinden van migrantenjongeren moet voorspellen.

Daar uit de voorgaande analyses blijkt dat er niet voldaan wordt aan de voorwaarden voor een mediatie-analyse, kunnen er in de onderhavige studie geen resultaten beschreven worden over een mogelijk mediërende werking van discriminatie in de samenhang tussen de acculturatievoorkeur en het welbevinden van Marokkaans-Nederlandse migrantenjongeren.

Integratie (eigen) Assimilatie (eigen)

Separatie (eigen) Discriminatie Discriminatie 0.037 0.035 0.192

Welbevinden -0.111 0.263 0.397* -0.287 * p <0.05

(16)

Acculturatiediscrepanties, welbevinden en discriminatie

Om te bepalen of er een samenhang is tussen de acculturatiediscrepanties, discriminatie en

welbevinden van de migrantenjongeren zijn er correlaties berekend. De correlaties staan weergegeven in Tabel 5.

Tabel 5

Correlaties acculturatiediscrepanties, discriminatie en welbevinden

Acculturatiediscrepanties en welbevinden. Er wordt geen significante samenhang gevonden tussen de integratiediscrepantie en het welbevinden van de Marokkaans-Nederlandse jongeren

(p=.845). Ook de assimilatiediscrepantie (p=.094) en separatiediscrepantie (p=.256) blijken niet significant samen te hangen met het welbevinden.

Acculturatiediscrepanties en discriminatie. Uit de correlaties blijkt dat de

integratiediscrepantie niet significant samenhangt met de discriminatie die Marokkaans-Nederlandse jongeren ervaren (p=.343). Ook komt uit de correlaties naar voren dat de assimilatiediscrepantie niet significant samenhangt met discriminatie (p=.756). De separatiediscrepantie blijkt ook niet significant samen te hangen met de ervaren discriminatie (p=.734).

Discriminatie als mediator tussen acculturatiediscrepanties en welbevinden

In het onderhavige onderzoek wordt er niet voldaan aan de voorwaarden die gesteld worden om een mediatie-analyse uit te voeren (Baron & Kenny, 1986). Zo wordt er geen significante samenhang gevonden tussen de integratie-, assimilatie- en separatiediscrepantie en het welbevinden van de migrantenjongeren. Ook blijkt er geen significante samenhang te zijn tussen de integratie-, assimilatie- en separatiediscrepantie en het ervaren van discriminatie.

Acculturatievoorkeur en acculturatiediscrepanties

Tot slot is er in dit onderzoek gekeken naar de samenhang tussen acculturatievoorkeur en acculturatiediscrepanties. Het blijkt dat er geen significante samenhang is tussen de

acculturatievoorkeur en de acculturatiediscrepantie voor de integratiestrategie (r=.256, p=.115) en voor de separatiestrategie (r=.096, p=.562). Integratie-discrepantie Assimilatie-discrepantie Separatie-discrepantie Discriminatie Discriminatie 0.156 -0.051 0.056 Welbevinden -0.032 -0.272 0.186 -0.287

(17)

Conclusie en discussie

Dit onderzoek richt zich op de samenhang tussen acculturatievoorkeur, acculturatiediscrepanties en het welbevinden van Marokkaans-Nederlandse jongeren in de leeftijd van 13 tot en met 18 jaar. In het onderzoek naar deze samenhang is (gepercipieerde) discriminatie meegenomen als mediërende variabele.

Acculturatievoorkeur, discriminatie en welbevinden

In het eerste deel van het onderhavige onderzoek is gekeken naar de samenhang tussen de

acculturatievoorkeur, discriminatie en welbevinden. Allereerst is er gekeken naar de samenhang tussen de acculturatievoorkeur en het welbevinden van Marokkaans-Nederlands jongeren. De resultaten laten zien dat de integratie- en assimilatiestrategie niet significant samenhangen met het welbevinden van de Marokkaans-Nederlandse jongeren. De separatiestrategie blijkt wel significant samen te hangen met het welbevinden van de jongeren. De hypothese dat er een samenhang is tussen de

acculturatievoorkeur en het welbevinden van de migrantenjongeren (Berry, 1997; Phinney et al., 2001; Van Oudenhoven et al., 1996) wordt deels aangenomen. Een verklaring voor het feit dat er een

samenhang wordt gevonden tussen de separatiestrategie en een hoger welbevinden bij de Marokkaans-Nederlandse jongeren, kan gevonden worden in het etnische identiteit ontwikkelingsmodel (Phinney, 1989, 1992). Dit model stelt dat alle individuen die tot een etnische groep behoren, hun etniciteit in verschillende fases verkennen en onderzoeken. Deze verkenning en zoektocht leidt in het meest ideale geval tot duidelijkheid over etniciteit in het leven van deze individuen waarin zij zowel een positief gevoel hebben over de eigenwaarde van de etnische groep als geheel als over hun eigenwaarde als lid van de etnische groep (Phinney, 1992). Het is aannemelijk dat de Marokkaans-Nederlandse jongeren die separeren dit positieve gevoel van eigenwaarde wat betreft hun etniciteit hebben ontwikkeld en zich daarom richten op hun eigen cultuur en etniciteit en niet deelnemen aan de dominante cultuur. Uit onderzoek blijkt dat een positief gevoel van eigenwaarde positief samenhangt met het welbevinden van jongeren (Cheng & Furnham, 2003). Daarnaast ervaren deze jongeren mogelijk minder stress doordat zij zich op de eigen cultuur en etniciteit richten, wat tevens bijdraagt aan een beter welbevinden (Verkuyten, 1999; Berry, 1997).

Vervolgens is in dit onderzoek gekeken naar de samenhang tussen acculturatievoorkeur en discriminatie. Uit de resultaten van het onderhavige onderzoek blijkt dat er geen samenhang is tussen de acculturatievoorkeur en het ervaren van discriminatie. De hypothese dat er een samenhang is tussen de acculturatievoorkeur en discriminatie wordt daarom verworpen (Berry et al., 2006b). Mogelijk kan dit verklaard worden doordat de Marokkaans-Nederlandse jongeren over het algemeen een voorkeur hebben voor de integratiestrategie. Uit eerder onderzoek blijkt dat migrantenjongeren die gericht zijn op integratie, de minste discriminatie ervaren (Berry et al., 2006b). Daarnaast kan de manier waarop

(18)

jongeren met discriminatie omgaan een mogelijke verklaring bieden. Zo kan het hebben van een goed contact of een positieve interactie met een autochtoon, bijdragen aan het relativeren van discriminatie (Lindo, 1996). Daar het merendeel van de migrantenjongeren in dit onderzoek onderwijs volgen op reguliere middelbare scholen met zowel autochtone als allochtone jongeren (en docenten), is de kans aanwezig dat deze jongeren in deze setting positieve interacties hebben opgedaan met andere

(autochtone) jongeren (en docenten). Daarnaast kunnen ook contacten en positieve interacties met autochtonen in andere settingen bijdragen aan het relativeren van discriminatie.

In dit onderzoek wordt geen samenhang gevonden tussen discriminatie en welbevinden. De hypothese dat discriminatie samenhangt met een verminderd welbevinden (Greene et al., 2006), wordt daarom verworpen. Een verklaring voor deze bevinding kan gezocht worden in de manier waarop individuen discriminatie percipiëren. Zo blijkt uit onderzoek dat individuen doorgaans meer

discriminatie percipiëren aangaande hun (etnische) groep dan discriminatie die op hen persoonlijk is gericht (Verkuyten, 1999). Dit kan verklaard worden doordat discriminatie aangaande (etnische) groepen over het algemeen eerder naar voren komt in bijvoorbeeld de media dan individuele discriminatie. Deze media-aandacht leidt wellicht tot een hogere perceptie van discriminatie aangaande de (etnische) groep (Ruggiero, 1999). In onderzoek wordt gevonden dat niet zozeer de gepercipieerde discriminatie aangaande de (etnische) groep leidt tot een verminderd welbevinden bij de jongeren, maar dat juist het percipiëren van discriminatie die persoonlijk op de jongere gericht is, samenhangt met een verminderd welbevinden bij deze jongeren (Verkuyten, 1999). Daar in dit onderzoek de perceptie van discriminatie aangaande het individu en de (etnische) groep samen is genomen, en er niet alleen gekeken is naar de discriminatie aangaande het individu, wordt er mogelijk geen samenhang gevonden tussen de (gepercipieerde) discriminatie en het welbevinden van de Marokkaans-Nederlandse jongeren.

Discriminatie bleek in deze studie geen mediator te zijn in de samenhang tussen acculturatievoorkeur en het welbevinden van Marokkaans-Nederlandse jongeren. De vierde hypothese wordt daarmee verworpen.

Acculturatiediscrepanties, welbevinden en discriminatie

In het tweede deel van dit onderzoek is gekeken naar de samenhang tussen acculturatiediscrepanties, welbevinden en discriminatie. Als eerste is gekeken naar de samenhang tussen

acculturatiediscrepanties en het welbevinden van de Marokkaans-Nederlandse jongeren. In het onderhavige onderzoek blijkt dat de integratie-, assimilatie- en separatiediscrepantie niet significant samenhangen met het welbevinden van de jongeren. De hypothese dat er een samenhang is tussen acculturatiediscrepanties en het welbevinden van de migrantenjongeren (Berry, 1990; Higgins et al., 1987) wordt daarom verworpen. Uit onderzoek van Roccas et al. (2000) komt naar voren dat acculturatiediscrepanties negatief samenhangen met het welbevinden van de migranten, mits de

(19)

migranten waarde hechten aan conformisme. Hieruit blijkt dat er een samenhang is tussen acculturatiediscrepanties voor sommige migranten en niet voor alle migranten (zie ook Phinney, 1990). Er lijkt dus geen directe samenhang te zijn tussen acculturatiediscrepanties en het welbevinden van de Marokkaans-Nederlandse jongeren. Mogelijk moet er daarom gezocht worden naar

moderatoren die deze samenhang, tijdens het proces van acculturatie, kunnen versterken of veranderen. Denkelijke moderatoren zijn steun uit de omgeving/netwerk en de manier waarop een migrant met problemen en stress omgaat (Berry, 1997).

Ook is in dit onderzoek gekeken naar de samenhang tussen acculturatiediscrepanties en gepercipieerde discriminatie. Op basis van literatuur werd verwacht dat er een samenhang is tussen acculturatiediscrepanties en discriminatie (Roccas et al., 2000; Weiner et al., 1988). Uit de resultaten komt naar voren dat acculturatiediscrepanties niet significant samenhangen met de discriminatie die Marokkaans-Nederlandse jongeren ervaren. De hypothese wordt daarom verworpen. Mogelijk hangt het percipiëren van discriminatie samen met de culturele en sociale identiteit (Roccas et al., 2000) en niet zozeer met het ervaren van acculturatiediscrepanties. Een andere mogelijkheid is dat de

Marokkaans-Nederlandse jongeren zichzelf niet zozeer gestigmatiseerd voelen door de samenleving, wanneer zij een andere acculturatiestrategie prefereren dan de samenleving, doordat deze jongeren al vroeg in aanraking zijn gekomen met de Nederlandse samenleving (tweede generatie allochtonen). Doordat deze jongeren al langere tijd in Nederland zijn, zijn zij meer geïntegreerd en hebben zij meer contacten met leden van de autochtone bevolking dan hun ouders (eerste generatie; Instituut voor Sociologisch-Economisch onderzoek, 2002). Zoals eerder beschreven draagt een positieve interactie met een autochtoon bij aan het relativeren van discriminatie (Lindo, 1996). Hierdoor voelen zij zich mogelijk minder gestigmatiseerd.

Discriminatie wordt niet gevonden als mediërende variabele in de samenhang tussen acculturatiediscrepanties en welbevinden. De zesde hypothese wordt daarmee verworpen.

Acculturatievoorkeur en acculturatiediscrepanties

Tot slot is in het onderhavige onderzoek gekeken naar de samenhang tussen acculturatievoorkeur en acculturatiediscrepanties. Daar er over de mogelijke samenhang tussen acculturatievoorkeur en acculturatiediscrepanties nog weinig bekend is, is met voorzichtigheid de hypothese geformuleerd dat er een samenhang is tussen de acculturatievoorkeur en acculturatiediscrepanties (

o.a. Van

Oudenhoven, 2000)

. Uit de resultaten blijkt dat er geen samenhang is tussen acculturatievoorkeur en acculturatiediscrepanties voor de integratie- en separatiestrategie. De hypothese wordt daarmee

verworpen. Mogelijk kan dit verklaard worden door de wijze van operationaliseren. In dit onderzoek is bij deze deelvraag namelijk een tweede operationalisatie gehanteerd wat betreft de

acculturatievoorkeur, in verband met dat de variabelen acculturatievoorkeur en

(20)

slechts twee van de vier acculturatiestrategieën te bekijken, namelijk de integratie- en

separatiestrategie. Het blijkt dat de meeste Marokkaans-Nederlandse jongeren zich verbonden voelen met de eigen cultuur en zich hier ook aan vasthouden. Uit eerder onderzoek blijkt dat cultuurbehoud en aanpassing aan de dominante samenleving elkaar niet uitsluiten (Berry, 2001). Zo kunnen jongeren vooral cultuurbehoud nastreven op aspecten die binnenshuis een rol spelen en zich aanpassen aan de dominante samenleving op aspecten die buitenshuis een rol spelen (Arends-Tóth & Van de Vijver, 2003). Hierdoor ervaren de jongeren mogelijk minder acculturatiediscrepanties. Daar in dit onderzoek niet specifiek gekeken is naar de mate van cultuurbehoud op aspecten binnenshuis en buitenshuis, is bovenstaande verklaring speculatief. Verder onderzoek is nodig.

Beperkingen en aanbevelingen

Dit onderzoek heeft ook enige beperkingen. Allereerst betreft dit de onderzoeksgroep. Door het gebruik van exclusiecriteria, zoals culturele achtergrond en leeftijd, is getracht een zo homogeen mogelijke onderzoeksgroep te creëren. Het nadelige gevolg hiervan is dat de huidige onderzoeksgroep klein is (N=39). Dit in combinatie met het feit dat de respondenten vooral uit het westen van

Nederland komen, maakt dat het moeilijk is om iets te zeggen over de gehele groep Marokkaans-Nederlandse jongeren. In vervolgonderzoek is het aan te raden een grotere onderzoeksgroep te creëren, die tevens een representatieve afspiegeling is van de Marokkaans-Nederlandse groep. Dit kan gedaan worden door naast scholen, ook buurthuizen, clubhuizen, asielzoekerscentra en dergelijke in heel Nederland te benaderen voor deelname aan het onderzoek. Daarnaast is het de overweging waard om de vragenlijst digitaal aan te bieden aan de jongeren, daar dit beter aansluit op de belevingswereld van de jongeren en dit mogelijk de respons vergroot.

Een tweede beperking betreft de gebruikte vragenlijst om acculturatievoorkeur en

acculturatiediscrepanties in kaart te brengen. Ondanks dat deze vragenlijst aangepast is naar aanleiding van eerder onderzoek, zijn er zeker nog punten ter verbetering en aanscherping. Allereerst betreft dit de lengte van de vragenlijst. Daar de vragenlijst redelijk lang is en de vragen veel op elkaar lijken, is het aan te raden om de vragenlijst in de korten en indien mogelijk te variëren in de bewoordingen van de vragen. Hierdoor zullen de respondenten de vragenlijst mogelijk als minder saai bestempelen en zullen zij meer gemotiveerd zijn om de vragenlijst in te vullen, wat de betrouwbaarheid vergroot. Daarnaast kunnen de vragen dusdanig geformuleerd worden dat dit wat betreft niveau beter aansluit bij de onderzoeksgroep. In het huidige onderzoek bleek dat de vraagstelling nogal eens voor onbegrip zorgde bij de respondenten. Wat betreft de validiteit en betrouwbaarheid van de vragenlijst is ook verder onderzoek nodig.

In vervolgonderzoek kan tevens de gepercipieerde discriminatie uitgebreider in kaart worden gebracht. In het huidige onderzoek is gebruik gemaakt van een vertaalde versie van een bestaande lijst die discriminatie uitvraagt. Mogelijk kunnen in vervolgonderzoek aspecten toegevoegd worden, zoals

(21)

contact met de autochtone bevolking en het percipiëren van persoonlijke discriminatie. Het percipiëren van discriminatie blijkt namelijk samen te hangen met verschillende aspecten (o.a. Verkuyten, 1999). Daarnaast kan in vervolgonderzoek worden gekeken naar mogelijk moderende, versterkende, factoren op individueel niveau die samenhangen met het acculturatieproces. Mogelijke factoren zijn steun uit de omgeving/netwerk en de manier waarop de migrant met problemen en stress omgaat (Berry, 1997). Tot slot kan in vervolgonderzoek worden gekeken naar de samenhang tussen acculturatievoorkeur en acculturatiediscrepantie, omdat dit kan bijdragen aan kennisvergroting en kan leiden tot nieuwe inzichten.

Implicaties

Dit onderzoek geeft nieuwe inzichten weer over een specifieke doelgroep in de Nederlandse samenleving, namelijk de Marokkaans-Nederlandse jongeren. De resultaten van dit onderzoek laten zien dat separatie, het vasthouden aan de eigen cultuur, samenhangt met het welbevinden bij deze jongeren. Ondanks dat uit eerder onderzoek blijkt dat integratie samenhangt met een hoger

welbevinden (Berry, 1997; Phinney et al., 2001), lijkt bij deze specifieke groep de gerichtheid op de eigen cultuur bij te dragen aan een positief welbevinden van de jongeren.

Het is belangrijk dat de samenleving bewust wordt van de verschillen die bestaan met betrekking tot acculturatie tussen de migranten en de samenleving. Het is daarom goed om de samenleving bewust te maken van de dingen die het acculturatieproces voor migrantenjongeren met zich meebrengt. Dit kan bijvoorbeeld gedaan worden door middel van voorlichting over het

acculturatieproces waarbij aandacht is voor onder andere de verschillende acculturatiestrategieën en de mogelijke gevolgen die het accultureren met zich mee kan brengen. Verder is het van belang om migranten zoveel mogelijk te ondersteunen in het acculturatieproces, zonder dat hen een druk

opgelegd wordt om aan de verwachting van de samenleving te voldoen. Hierdoor kunnen problemen, op bijvoorbeeld psychisch gebied, mogelijk voorkomen worden. Migranten moeten geaccepteerd worden zoals ze zijn en niet gediscrimineerd worden omdat ze ‘anders’ zijn.

(22)

Literatuur

Arends-Tóth, J., & Van de Vijver, F. J. R. (2003). Multiculturalism and acculturation: Views of Dutch and Turkish–Dutch. European Journal of Social Psychology, 33, 249-266.

Arends-Tóth, J., & Van de Vijver, F. J. R. (2004). Domains and dimensions in acculturation: Implicit theories of Turkish-Dutch. International Journal of Intercultural Relations, 28, 19-35.

Arrindell, W. A., Heesink, J., & Feij, J. A. (1999). The Satisfaction With Life Scale (SWLS): appraisal with 1700 healthy young adults in The Netherlands. Personality and Individual Differences, 26, 815-826.

Arrindell, W. A., Meeuwesen, L., & Huyse, F. J. (1991). The Satisfaction With Life Scale (SWLS): Psychometric properties in a non-psychiatric medical outpatients sample. Personality and

Individual Differences, 12(2), 117-123.

Baron, R. M., & Kenny, D. A. (1986). The moderator-mediator variable distinction in social psychology research: Conceptual, strategic, and statistical considerations. Journal of Personality

and Social Psychology, 51, 891-910.

Berry, J. W. (1980). Acculturation as varieties of adaptation. In A. Padilla (Ed.), Acculturation:

Theory, models and findings (pp. 9-25). Boulder: Westview.

Berry, J.W. (1990). Psychology of Acculturation. In J.J. Berman (Ed.), Cross-cultural Perspectives:

Nebraska Symposium on Motivation 1989 (pp. 201-234). Lincoln/London: University of Nebraska

Press.

Berry, J. W. (1997). Immigration, acculturation, and adaptation. Applied Psychology: An International

Review, 46, 5-68.

Berry, J. W. (2001). A psychology of immigration. Journal of Social Issues, 57, 615–631. Berry, J. W. (2005). Acculturation: Living successfully in two cultures. International Journal of

Intercultural Relations, 29, 697-712.

Berry, J. W., Kim, U., Minde, T., & Mok, D. (1987). Comparative studies of acculturative stress.

International Migration Review, 21(3), 491-511.

Berry, J. W., Phinney, J. S., Sam, D. L., & Vedder, P. (2006). Immigrant Youth: Acculturation, identity, and adaptation. Applied Psychology: An International Review, 55(3), 303-332.

Berry, J. W., Phinney, J. S., Sam, D. L., & Vedder, P. (2006). Immigrant youth in cultural transition:

Acculturation, identity and adaptation across national contexts. Mahwah, NJ: Lawrence Erlbaum

Associates.

Berry, J. W., & Sabatier, C. (2010). Acculturation, discrimination, and adaptation among second generation immigrant youth in Montreal and Paris. International Journal of Intercultural

Relations, 34, 191-207.

Berry, J., & Sam, D. (1997). Acculturation and adaptation. In J. Berry, M. Segall, & C. Kagitcibasi (Eds.), Handbook of cross-cultural psychology: Vol. 3. Social behavior and applications (pp. 291-

(23)

326). Boston: Allyn & Bacon.

Boyce, W., Torsheim, T., Currie, C., & Zambon, A. (2005). The family affluence scale as a measure of national wealth: validation of and adolescent self-report measure. Social Indicators Research, 78, 473-487.

Centraal Bureau voor de Statistiek. (2000). Allochtonen in Nederland, 2000. Verkregen van http://www.cbs.nl/NR/rdonlyres/9D8EBA47-C6AC.../2000b52pub.pdf

Cheng, H., & Furnham, A. (2003). Attributtional style and self-esteem as predictors of psychological well-being. Counselling Psychology Quarterly, 16, 121-130.

Diener, E., Emmons, R. A., Larsen R. J., & Griffin, S. (1985). The satisfaction with life scale. Journal

of Personality Assessment, 49, 71-75.

Fernando, S. (1993). Racism and xenophobia. Innovation in Social Sciences Research Special Issue on

Migration and Health, 6, 9-19.

Greene, M. L., Way, N., & Pahl, K. (2006). Trajectories of perceived adult and peer discrimination among Black, Latino, and Asian American adolescents: Patterns and psychological correlates. Developmental Psychology, 42(2), 218-238.

Higgins, E. T. (1987). Self-discrepancy: A theory relating self and affect. Psychological Review, 94, 319-340.

Higgins, E. T., Klein, R. L., & Strauman, T. J. (1987). Self-Discrepancies: Distinguishing Among Self-States, Self-State Conflicts, and Emotional Vulnerabilities. In K. Yardley, & T. Honess (Eds.), Self and Identity: Psychosocial Perspectives (pp. 173-186). Hoboken: John Wiley & Sons Ltd.

Higgins, E. T., Strauman, T., & Klein, R. (1986). Standards and the process of self evaluation: Multiple affects from multiple stages. In R. M. Sorrentino, & E. T. Higgins (Eds.), Handbook of motivation

and cognition: Foundations of social behaviour (pp. 23-63). New York: Guilford Press.

Horenczyk, G. (1996). Migrant identities in conflict: Acculturation attitudes and perceived acculturation ideologies. In G. Breakwell, & E. Lyons (Eds.), Changing European Identities (pp. 241-250). Oxford, Engeland: Butterworth-Heinemann.

Instituut voor Sociologisch-Economisch onderzoek (2002). Integratiemonitor 2002. Rotterdam, Sociaal en Cultureel Planbureau.

Jurgens, F. (2007) Het Marokkanendrama. Amsterdam, Meulenhoff.

Liebkind, K. (1996). Acculturation and stress: Vietnamese refugees in Finland. Journal of

Cross-Cultural Psychology, 27, 161-180.

Lindo, F. (1996). Maakt cultuur verschil? De invloed van groepsspecifieke gedragspatronen op de

onderwijsloopbaan van Turkse en Iberische migrantenjongeren. Amsterdam, Het Spinhuis.

Moore, D. S., McCabe, G. P., & Craig, B. A. (2009). Introduction to the practice of statistics. NY, USA: W. H. Freeman and Company.

(24)

Neto, F. (2006). Psychosocial predictors of perceived discrimination among adolescents of

immigrant background: A Portuguese study. Journal of Ethnic and Migration Studies, 32, 89-109. Pavot, W., Diener, E., Colvin, C. R., & Sandvik, E. (1991). Further validation of the Satisfaction With Life Scale: Evidence for the cross-method convergence of well-being measures. Journal of

Personality Assessment, 57(1), 149-161.

Phinney, J. S. (1989). Stages of ethnic identity development in minority group adolescents. Journal of

Early Adolescence, 9, 34-49.

Phinney, J. S. (1990). Ethnic identity in adolescents and adults: Review of research. Psychological

Bulletin, 108, 499-514

.

Phinney, J. (1992). The Multigroup Ethnic Identity Measure: A new scale for use with adolescents and young adults from diverse groups. Journal of Adolescent Research, 7, 156-176.

Phinney, J. S., Horenczyk, G., Liebkind, K., & Vedder, P. (2001). Ethnic identity, immigration, and well-being: An interactional perspective. Journal of Social Issues, 57, 493-511.

Prins, K. S. (1996). Van ‘gastarbeider’ tot ‘Nederlander’: Adaptatie van Marokkanen en

Turken in Nederland (Academisch proefschrift, Rijksuniversiteit Groningen, Nederland).

Verkregen van http://dissertations.ub.rug.nl/faculties/gmw/1996/k.s.prins/

Roccas, S., Horenczyk, G., & Schwartz, S. H. (2000). Acculturation discrepancies and well-being: the moderating role of conformity. European Journal of Social Psychology, 30, 323-334.

Rogler, L. H. (1994). International migrations: framework for directing research. American

Psychologist, 49, 701-708.

Ruggiero, K. M. (1999). The personal/group discrimination discrepancy: ex-tending Allport's analysis of targets. Journal of Social Issues, 18, 519-536.

Sanderse, C., Verweij, A., & De Beer, J. (2012). Etniciteit: Wat is de huidige situatie? In:

Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu. Schwartz, S. J., Waterman, A. S., Umaña-Taylor, A. J., Lee, R. M., Kim, S. Y., Vazsonvi,

A. T., . . . Williams, M. K. (2013). Acculturation and well-being among college students from immigrant families. Journal of Clinical Psychology, 69, 298-318.

Shadid, W. A. (1998). Grondslagen van de interculturele communicatie: studieveld en werkterrein. Houten/Diegem: Bohn Stafleu Van Loghum.

Van Geel, M., & Vedder, P. (2009). Perceived discrimination and psychological adjustment of immigrants. A review of research. In I. Jasinskaja-Lahti, & T. Anna Mähönen (Eds.), Identities,

intergroup relations and acculturation: the cornerstone of intercultural encounters (pp. 179-190).

Helsinki: Gaudeamus Helsinki

University Press.

Van Oudenhoven, J. P. (2000). Omgaan met culturele verschillen: Multiculturele effectiviteit op maatschappelijk, bedrijfs- en individueel niveau. Gedrag & Organisatie, 13, 129-149. Van Oudenhoven, J. P., Willemsma, G., & Prins, K. (1996). Integratie en assimilatie van

(25)

Marokkanen, Surinamers en Turken in Nederland. De Psycholoog, 31, 468-471.

Vedder, P., Sam, D., & Liebkind, K. (2007). The Acculturation and Adaptation of Turkish Adolescents in North-Western Europe. Applied Developmental Science, 11(3), 126-136.

Verkuyten, M. J. A. M. (1999). De psychologische betekenis van discriminatie. De Psycholoog, 34, 272-277.

Weiner, B., Perry, R. P., & Magnusson, J. (1988). An attribution analysis of reactions to stigma. Journal of Personality and Social Psychology, 55, 738-748.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Wegvakken waarbij korter dan 2 jaar geleden onderhoud is uitgevoerd, zijn hierin niet meegenomen. Dus van alle wegvakken met rafeling 'G' in een bepaald jaar, heeft 16,6% tijdens de

Indien en voor zover de Overeenkomst voorziet in enige overdracht van eigendom dan wel de overdracht van Intellectuele Eigendomsrechten van Slijterij De Kabouter aan

deur voelt) en het type school (basis­ of speciaal basisonderwijs) van invloed op de totaalscore voor bewegingsvaardigheid. Beide blijken echter slechts bij twee tot drie

Hoewel het verband niet hard aangetoond kan worden zijn er wel aanwijzingen dat niet-sporters op de korte termijn een grotere kans hebben hun gezondheid als minder goed te ervaren

Overeenkomst op afstand: een overeenkomst waarbij in het kader van een door High Design Hol- land georganiseerd systeem voor verkoop op afstand van producten en/of diensten, tot en

Ook heeft een aantal gemeenten losse pro- jecten gericht op Marokkaans-Nederlandse jongeren, maar dan is er niet een enkele persoon binnen de gemeente verantwoordelijk voor

Daarom vragen wij u ook om dit voorafgaand aan het vergaderen goed door te nemen en de richtlijnen zoveel als mogelijk op te volgen!. Dit zorgt ervoor dat de raadsvergadering zo

Dus de vrijdag voorafgaand aan de raad aankondigen over welk ingekomen stuk u wilt spreken; DIT GELDT NIET VOOR DEZE VERGADERING MAAR VOOR DE VOLGENDE RAADSVERGADERING (23 april)..