• No results found

Risicofactoren van fysieke kindermishandeling : een meta-analytisch overzicht

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Risicofactoren van fysieke kindermishandeling : een meta-analytisch overzicht"

Copied!
40
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Risicofactoren van fysieke kindermishandeling:

Een meta-analytisch overzicht

Masterscriptie Forensische Orthopedagogiek, Graduate School of Child Development and Education, Universiteit van Amsterdam

N.C.M. Prinse (11011696) & E.M. Lageveen (10875786) Begeleider: Mw. Dr. C.E. van der Put

Tweede beoordelaar: Dhr. Drs. M. Assink Amsterdam,

(2)

2 Samenvatting

Inleiding: Voor het verbeteren van interventies en preventief beleid is kennis over de risicofactoren voor fysieke kindermishandeling van groot belang. Dit onderzoek richtte zich op het actualiseren van de huidige kennis over het effect van risicofactoren (risicodomeinen) op fysieke kindermishandeling en bepaalde of, en hoe, deze effecten werden gemodereerd door kenmerken van bijvoorbeeld de gebruikte studies. Methode: Een meta-analyse werd uitgevoerd over 40 studies die totaal over 365 effectgroottes rapporteerden. Een drie-level model werd gebruikt voor het berekenen van de gemiddelde effectgroottes per risicodomein en voor het uitvoeren van de moderatoranalyses. Resultaten: Kleine tot groot-gemiddelde significante effectgroottes werden gevonden voor zestien risicodomeinen. De vijf grootste gemiddelde effectgroottes werden gevonden voor de domeinen ’geschiedenis van antisociaal gedrag door de ouders’, ‘ouderlijke stress’, ’disfunctionele overtuigingen, normen en waarden van de ouders’, ‘eerdere of huidige vormen van kindermishandeling’ en ‘kind heeft periode niet bij gezin gewoond’. Discussie: Deze factoren betreffen allen dynamische ouder- en gezinsfactoren. Dit geeft aan dat bij preventie en interventie hier de nadruk op gelegd dient te worden en dat kindfactoren van ondergeschikt belang zijn.

Trefwoorden: fysieke kindermishandeling, risicofactoren, meta-analyse

Abstract

Introduction: For improving preventative interventions and risk assessment, knowledge of the relative effect of risk factors on physical child abuse is vital. The current study aimed to update contemporary knowledge regarding the effect of (domains of) risk factors, and to determine if, and how, these effects are moderated (e.g., by characteristics of the studies). Method: A meta-analysis was conducted on 40 primary studies, which reported on 365 effect sizes. A three-level model was used to calculate the mean effect sizes for each risk domain and to conduct moderator analyses. Results: Small to large-moderate significant mean effect

(3)

3 sizes were found for 16 domains. The five largest effect sizes were found for the risk domains ‘parental history of antisocial behaviour’, ‘parental stress’, ‘unhealthy attitudes, values and beliefs of parents’, ‘prior or current forms of child abuse’ and ‘child experienced a period living away from family’. Discussion: These risk factors are all dynamic parental- and family factors. These findings indicate that (preventative) interventions should place emphasis on targeting dynamic parental- and family risk factors and that child factors are of minor importance.

(4)

4 Mishandeling van kinderen en adolescenten is een ernstig wereldwijd probleem en vormt een volksgezondheidsrisico (Middlebrooks & Audage, 2008; Stith, Ting

Liu, Davies, Boykin, Alder, & Harris, et al., 2009). De jaarlijkse prevalentie van algemene kindermishandeling wordt geschat rond vier procent (Alink, Van IJzendoorn, Bakermans-Kranenburg, Pannebaker, Vogels, & Euser, 2011; Public Health Agency of Canada, 2010; Sedlak, Mettenburg, Basena, Peta, McPherson, & Greene, 2010). Kindermishandeling kan ernstige gevolgen hebben, zowel op korte als lange termijn, zoals botfracturen, hersenschade, school gerelateerde, fysieke- en psychische problematiek (Boden, Horwood, & Fergusson, 2007; Afifi, Brownridge, Cox, & Sareen, 2006; Lansford, Dodge, Pettit, Bates, Crozier, & Kaplow, 2002; Maguire, 2010; Miller-Perrin, Perrin, & Kocur, 2009; Oates, 1996). Om kindermishandeling te voorkomen is het belangrijk te weten wat de factoren zijn die het risico op kindermishandeling vergroten (Stams, Van der Put, Hoeve, & Asscher, 2014). Door het uitvoeren van een meta-analyse naar de risicofactoren van fysieke kindermishandeling wordt kennis hierover vergroot. Een reeds uitgevoerde meta-analyse van Stith en collega’s (2009) heeft uitgewezen dat de risicofactoren van verschillende vormen van kindermishandeling van elkaar verschillen, verder onderzoek hiernaar is van belang. Daarom wordt huidige meta-analyse naar de risicofactoren van specifiek fysieke kindermishandeling uitgevoerd. Deze kennis is van belang om de juiste maatregelen in te kunnen zetten bij preventie en de juiste instrumenten en behandelmethoden te ontwikkelen voor interventie.

Fysieke kindermishandeling is een wereldwijd probleem. Uit de meta-analyse van Stoltenborgh, Bakermans-Kranenburg, Van IJzendoorn en Alink (2013) blijkt dat de

wereldwijde prevalentie van fysieke kindermishandeling varieert van 0.3% tot 22.6%. Fysieke kindermishandeling is een vorm van actieve kindermishandeling. Binnen deze vorm vallen ook seksuele en psychologische mishandeling. Actieve mishandeling wordt in de CDC (Leeb, 2008) gedefinieerd als: “Words or overt actions that cause harm, potential harm, or threat of

(5)

5 harm to a child.” De derde National Incidence Study, (NIS-3) biedt een geoperationaliseerde definitie van fysieke kindermishandeling: “non-accidental attack with or without instrument (weapon, other object or sutance) including, smack on the bottom with hand, punch with fist, biting, kicking, pushing, throwing, dropping, stabbing, suffocating, or allowing physical attacks and semi-accidental injuries expected as a result from physical abuse’’ (Sedlak, & Broadhurst, 1996). Naast actieve mishandeling bestaat ook passieve mishandeling.

Handelingen van passieve mishandeling, ook wel verwaarlozing, zijn onderverdeeld in fysieke, medische, emotionele, educationele verwaarlozing en falen om supervisie te bieden. Verwaarlozing wordt gedefinieerd in de CDC (Leeb, 2008) als: “failure to provide for a child’s basic physical, emotional, or educational needs or to protect a child from harm or potential harm”.

Een risicofactor van fysieke kindermishandeling is een gedraging, omstandigheid of kenmerk dat fysieke kindermishandeling voorspelt of de kans op fysieke kindermishandeling vergroot (Kraemer, Stice, Kazdin, Offord, & Kupfer, 2001). Bronfenbrenner (1979) heeft een model ontwikkeld waarin hij laat zien dat een kind onderhevig is aan vele invloeden vanuit verschillende systemen. In al deze systemen kunnen risicofactoren voorkomen. Belsky (1984) heeft dit model specifiek toegepast en aangepast op de risicofactoren van kindermishandeling. In dit model wordt kindermishandeling beschouwd als een opvoedingsprobleem en ouders staan hierbij centraal. Zij mishandelen hun kind doordat er sprake is van een verstoorde ouder-kindrelatie. De verstoorde ouder-kindrelatie is ontstaan doordat er in verschillende systemen problemen worden ervaren. Hoe meer problemen er worden ervaren bij de ouder, het kind of in de context, hoe groter het risico op het ontstaan van kindermishandeling. De cumulatie van risicofactoren zorgt dus voor een hoger risico op kindermishandeling (Brown, Cohen, Johnson, & Salzinger, 1998). Echter niet alle risicofactoren hebben evenveel invloed. In het model van Belsky (1984) wordt veel belang gehecht aan de persoonlijkheid van de

(6)

6 ouder. Daarnaast spelen ook de relatie van de ouders, het sociale netwerk, de

opvoedingsgeschiedenis van de ouders, de kindkenmerken, het werk van de ouders en de ontwikkeling van het kind een rol. Naast dat er problemen kunnen worden ervaren in de verschillende systemen, kunnen hierbinnen ook protectieve factoren bevinden. De factoren zijn dan een bescherming tegen kindermishandeling. Deze factoren functioneren echter alleen beschermend wanneer er risicofactoren aanwezig zijn (Ten Brink & Veerman, 1998).

Binnen alle systemen kunnen twee soorten risicofactoren worden onderscheiden, de dynamische en de statische (Cottle, Lee, & Heilbrun, 2001; DHHS, 2001; Heilbrun, Lee, & Cottle, 2005). Met de statische risicofactoren worden factoren bedoeld die vast staan en niet veranderbaar zijn (Cottle et al., 2001; DHHS, 2001; Heilbrun et al., 2005). Hierbij kan gedacht worden aan het geslacht van een kind, meisjes hebben meer kans om slachtoffer te worden van seksueel misbruik (Finkelhor, Shattuck, Turner, & Hamby, 2014). Deze statische factoren kunnen niet veranderd worden en een interventie gericht op deze factoren heeft dus geen effect (Cottle et al., 2001; DHHS, 2001; Heilbrun et al., 2005). Statische factoren zijn echter zeer belangrijk voor het voorspellen van het risico op kindermishandeling, omdat ze vaak sterk samenhangen met toekomstige kindermishandeling (Hindley, Ramchandani, & Jones, 2006). Dynamische risicofactoren daarentegen zijn factoren die wel veranderbaar zijn, hierbij kan gedacht worden aan werkeloosheid van ouders (Cottle et al., 2001; DHHS, 2001; Heilbrun et al., 2005).

De eerste belangrijke overzichtsstudie naar risicofactoren van kindermishandeling was van Cash (2001). Het onderzoek richtte zich op twee soorten risicofactoren, namelijk de factoren die het risico op het ontstaan van kindermishandeling vergroten en de factoren die het risico op herhaling van kindermishandeling vergroten. Hieruit is naar voren gekomen dat gezinnen waar kindermishandeling plaatsvindt, vaker in een sociaal isolement en armoede leven. Deze laatste factor, armoede, moet met enige voorzichtigheid geïnterpreteerd worden

(7)

7 aangezien niet bekend is of armoede alleen kindermishandeling veroorzaakt of dat het komt doordat families met armoede overgerepresenteerd zijn in het jeugdzorgsysteem. Daarnaast zijn er specifiek ouderfactoren die een samenhang laten zien met kindermishandeling: psychopathologie, depressie, antisociaal gedrag, laag zelfbeeld, werkeloosheid,

slachtofferverleden van misbruik, middelenmisbruik en het gevoel geen controle te hebben over het leven. Naast factoren die te maken hebben met de ouders zijn er ook factoren die te maken hebben met het kind, welke vaker voorkomen in een gezin waar kindermishandeling plaatsvindt. Zo komt kindermishandeling relatief vaak voor bij kinderen met een beperking of handicap. Ditzelfde geldt voor de kindfactoren: vroeggeboorte, medisch kwetsbaar kind, kind jonger dan 6 jaar en een kind met een moeilijk temperament. Bovenstaande risicofactoren van het kind zijn niet op zichzelf staande causale factoren, het zijn factoren die bijdragen aan het risico op kindermishandeling indien andere risicofactoren in het gezin aanwezig zijn.

De tweede belangrijke overzichtsstudie werd uitgevoerd door Hindley, Ramchandani en Jones (2006). Zij hebben zich gericht op de risicofactoren voor herhaling van mishandeling na een eerder voorval hiervan. Het onderzoek is een systematisch overzicht van cohort studies die de risicofactoren van terugkerende kindermishandeling hebben onderzocht. Belangrijke risicofactoren die werden gevonden waren: aantal eerdere gevallen van mishandeling binnen het gezin, verwaarlozing, conflicten tussen de ouders en mentale problemen van de ouders. Andere factoren die geassocieerd werden met het terugkeren van mishandeling, echter minder consistent, waren: alcohol/drugsmisbruik van de ouders, gezinsstress, gebrek aan sociale steun, gezinnen met jonge kinderen, ouders met een geschiedenis van mishandeling en eerder contact met de kinderbescherming. Naast deze risicofactoren is gebleken dat het risico van mishandeling groter wordt na elk voorval van mishandeling en dat de tijdsperioden tussen de voorvallen korter worden naarmate het aantal voorvallen toeneemt.

(8)

8 Ondanks dat er tot op heden veel onderzoek gedaan is naar de risicofactoren van kindermishandeling, is er maar één metanalyse uitgevoerd die studies naar de risicofactoren van fysieke kindermishandeling en verwaarlozing heeft samengevoegd (Stith et al., 2009). Het meta-analytische overzicht van Stith en collega’s (2009) geeft weer in welke mate

verschillende factoren een risico zijn voor fysieke kindermishandeling en verwaarlozing. Stith en collega’s (2009) hebben vanuit het model van Bronfenbrenner (1979) gewerkt en stellen hierbij dat het van belang is naar risicofactoren binnen verschillende systemen te kijken, dus zowel kindfactoren, ouderfactoren en gezins- en omgevingsfactoren, aangezien

kindermishandeling in de gezinscontext voorkomt en het kind onderhevig is aan verschillende invloeden van buitenaf. Uit dit onderzoek kwamen belangrijke bevindingen betreffende risicofactoren voor fysieke kindermishandeling en verwaarlozing naar voren. De factoren woede/hyper-reactiviteit van de ouder, een hoge mate van familieconflict en een lage gezinscohesie, allen factoren onafhankelijk van het kind, bleken de sterkste risicofactoren voor fysieke kindermishandeling. De factoren voor fysieke kindermishandeling lijken te behoren tot persoonlijke weerbaarheid of competentie van de ouders. Voor verwaarlozing daarentegen bleek dat ouder-kind relaties en de perceptie van de ouders over het kind de twee belangrijkste risicofactoren waren. Factoren die niet geassocieerd werden met verwaarlozing of fysieke kindermishandeling waren leeftijd en geslacht van het kind. Uit de meta-analyse van Stith en collega’s (2009) blijkt dat er verschillen zijn in de risicofactoren voor fysieke kindermishandeling en verwaarlozing en daarom is het belangrijk om hier afzonderlijk onderzoek naar te doen.

Het onderzoek van Stith en collega’s (2009) bevat ondanks deze belangrijke

bevindingen een aantal tekortkomingen. Een belangrijke statistische tekortkoming in de studie van Stith en collega’s (2009) is het gebruiken van gemiddelde effectgroottes in plaats van alle individuele effectgroottes van iedere studie, zoals dat in een multi-level analyse het geval is

(9)

9 (Hox, Moerbeek, & Van de Schoot, 2010). Door het gebruiken van alle individuele

effectgroottes, kan een optimale statistische power van de uitgevoerde analyse bereikt

worden. Daarnaast levert dit een meer accurate schatting van het effect van de risicofactoren. Ook hebben de onderzoekers geen moderatoranalyse uitgevoerd. Een moderatoranalyse biedt inzicht in variabelen die mogelijk de sterkte beïnvloeden van de relatie tussen een risicofactor (voorspellende variabele) en het voorkomen van kindermishandeling (criterium variabele; Linting, van Ginkel, & Van der Voort, 2012). Ook hebben Stith en collega’s (2009) louter een database search uitgevoerd in de zoekmachine PsychINFO terwijl er meer relevante databases beschikbaar zijn. Dit maakt het onderzoek hoogst waarschijnlijk incompleet. Daarbij is ook geen correctie uitgevoerd voor de ‘file drawer bias’ (Rosenberg, 2005).

Vanwege het eerder genoemde belang van kennis over risicofactoren van fysieke kindermishandeling en de tekortkomingen van het meta-analytische onderzoek van Stith en collega’s (2009), wordt een meta-analyse uitgevoerd naar de risicofactoren van fysieke kindermishandeling. Specifiek wordt gekeken naar de risicofactoren van fysieke

kindermishandeling omdat uit het onderzoek van Stith en collega’s (2009) is gebleken dat deze verschillen van de risicofactoren van verwaarlozing. In de huidige meta-analyse zal in tegenstelling tot de meta-analyse van Stith en collega’s (2009) wel gebruik worden gemaakt van alle individuele effectgroottes van elke studie. Daarnaast worden moderatoranalyses uitgevoerd zodat inzicht verkregen kan worden in variabelen die de sterkte mogelijk beïnvloeden van de relatie tussen een risicofactor en het voorkomen van fysieke

kindermishandeling. Het doel is de kennis over risicofactoren te vergroten, die vervolgens kan worden gebruikt ter verbetering van behandelprogramma’s en preventie van fysieke

(10)

10 Methode

Literatuuronderzoek

Computerdatabase onderzoek was de primaire methode voor het identificeren van artikelen die geïncludeerd konden worden in deze meta-analyse. Studies zijn gezocht in de volgende databases: The Psychological Abstract International (PsychINFO), Educational Resources Information Center (ERIC), Google Scholar, Sociological Abstracts en

ScienceDirect. Hierbij zijn de volgende zoektermen en combinaties van deze zoektermen gebruik: child physical abuse*, physical abuse*, child*, maltreatment*, victim*, risk factor*, correlate*. Hiermee is gezocht naar Nederlands of Engels geschreven gepubliceerde en niet gepubliceerde artikelen, boekhoofdstukken en scripties. Aanvullend zijn de referentielijsten van de meta-analyse van Stith en collega’s (2009) en de meta-analyse van Mulder (2014) bestudeerd voor potentieel bruikbare studies. Het literatuuronderzoek heeft 40 studies geïdentificeerd die geschikt en verkrijgbaar waren voor inclusie in deze studie. Inclusiecriteria

Studies moesten aan een aantal voorwaarden voldoen om geïncludeerd te worden in deze meta-analyse. Als eerste moesten de studies na 1989 gepubliceerd zijn zodat studies van de afgelopen vijfentwintig jaar geïncludeerd werden. Het voordeel van het uitsluitend

includeren van recente studies is dat het waardevol inzicht geeft in risicofactoren die het meest relevant zijn voor de huidige maatschappij. Als tweede inclusiecriteria gold dat de studie betrekking moest hebben op fysieke kindermishandeling en geen andere vorm van kindermishandeling. Als derde moest gebruik gemaakt zijn van een experimentele groep en een controlegroep. Dat betekent dat er twee groepen onderzocht moesten zijn, een groep die fysiek mishandeld was en een niet-fysiek mishandelde groep. Als vierde moest op basis van de statistische gegevens van het onderzoek de Cohen’s d (Cohen, 1988) en de correlatie berekend kunnen worden. Als vijfde moest op basis van gegevens uit de onderzoeken

(11)

11 bivariate associaties kunnen worden berekend tussen risicofactoren en fysieke

kindermishandeling. Als zesde moesten de studies betrekking hebben op slachtofferschap en niet op daderschap van fysieke kindermishandeling. Als laatst was belangrijk dat in de studies de factor die geassocieerd werd met slachtofferschap van fysieke kindermishandeling, vooraf ging aan de mishandeling en daarmee een oorzaak was en niet een gevolg.

Coderen

Het coderen van de studies in SPSS werd gedaan naar aanleiding van een vooraf geconstrueerd formulier, gebaseerd op het codeerformulier van Lipsey & Wilson (2001; zie bijlage 1). Uiteindelijk zijn de volgende variabelen gecodeerd: eigenschappen van de studie (zoals onderzoeksopzet, steekproefgrootte, in welk land het onderzoek is uitgevoerd),

eigenschappen van de kinderen (zoals leeftijd, geslacht, etniciteit), risicofactoren (zoals ’kind heeft een stiefvader’ of ‘ouder is werkloos’), of deze factoren statisch of dynamisch waren en tot welk domein de risicofactoren behoorden. Voorbeelden van de risicodomeinen waar de risicofactoren zijn ingedeeld, zijn: ‘mishandelingsgeschiedenis van de ouders’, ‘kind woont niet met twee biologische ouders’, ‘laag opleidingsniveau ouders’, ‘lage SES gezin’ en ‘fysieke, mentale of gedragsproblemen van het kind’. Naast deze genoemde risicodomeinen zijn er een aantal risicodomeinen die uitgebreider uitgelegd dienen te worden. Onder het domein ‘disfunctionele overtuigingen, normen en waarden’ kunnen risicofactoren vallen als ‘goedkeuring voor geweld door ouders’ en ‘opvoedingsstijl van de moeder wordt geregeerd door woede’. Onder het domein ‘problematisch gezinsfunctioneren’ kunnen factoren vallen als ‘lage gezinscohesie’ en ‘lage expressiviteit binnen het gezin’.

Er is in totaal door 6 verschillende studenten/werknemers van de Universiteit van Amsterdam gecodeerd. Dit is onder toezicht gedaan van een professional op het gebied van meta-analyses. De uiteindelijke dataset is in een bespreking met alle codeurs volledig gecontroleerd.

(12)

12 Data-analyse

Voor iedere risicofactor van elke studie is de Cohen’s d berekend om het effect van een risicofactor op fysieke kindermishandeling te bepalen. In de 40 onderzoeken die zijn geïncludeerd in huidig onderzoek, gemarkeerd met een * in de referentielijst, zijn totaal 365 risicofactoren gevonden waarvoor een Cohen’s d is berekend. Wanneer een risicofactor vaker voorkwam in de groep met mishandelde kinderen, was Cohen’s d positief. Wanneer een risicofactor vaker voorkwam in de groep met niet mishandelde kinderen was Cohen’s d negatief.

In de huidige studie is een drie-level model gebruikt om de data te analyseren. Hierbij is rekening gehouden met drie bronnen van variantie, namelijk: level 1: steekproefvariantie van de geobserveerde effectgroottes, level 2: variantie tussen de effectgroottes van dezelfde studie en level 3: variantie tussen studies. Dit model is gebruikt om de gemiddelde

effectgrootte van elk risicodomein te verkrijgen. Een belangrijk voordeel van deze drie-level benadering van meta-analyse is dat er rekening wordt gehouden met afhankelijkheid van effectgroottes verkregen uit dezelfde studie. Op deze manier kunnen analyses uitgevoerd worden waarbij gebruikt gemaakt wordt van alle beschikbare effectgroottes, zodat alle informatie behouden blijft en een maximale statistische power bereikt kan worden.

Voor de statistische analyses is gebruik gemaakt van de “rma.mv” functie van het metafoor pakket (Viechtbauer, 2010) uit het programma R (versie 3.2.0; R Core Team, 2015). De R syntax die gebruikt is, is zo geschreven dat de eerder beschreven drie soorten varianties gemodereerd konden worden (Wibbelink & Assink, 2015). Als eerste is middels Fisher’s Z een gemiddelde effectgrootte berekend per risicodomein (Fisher, 1924). Om uit te zoeken of de variantie tussen de verschillende effectgroottes binnen een onderzoek (Level 2) en de variantie tussen de onderzoeken (Level 3) significant was, zijn twee aparte log-likelihood-ratio-testen uitgevoerd, waarin de afwijking van het volledige model vergeleken is met de

(13)

13 afwijking van een model waarin één van variantielevels uit het model niet meegenomen was (Wibbelink & Assink, 2015). Dit is per risicodomein bekeken. Wanneer binnen een

risicodomein één van beide varianties significant was en er meer dan één onderzoek en meer dan vier effectgroottes binnen het domein aanwezig waren, werden moderatoranalyses uitgevoerd. Alle toetsen die zijn uitgevoerd waren tweezijdig en p < 0.05 was statistisch significant.

Resultaten

In de huidige meta-analyse zijn 40 studies geïncludeerd die in totaal 365 effectgroottes bevatten. De totale steekproef van N = 190628 participanten, waarvan n = 12449 in de

mishandelde groep en n = 189371 in de niet mishandelde groep. Bij één studie was onbekend hoeveel participanten tot de controlegroep behoorden. De steekproeven van de studies

varieerden in grootte van 16 tot 143158 participanten. De gemiddelde leeftijd van alle kinderen was 8.70 jaar (SD = 8.437). De geïncludeerde studies waren uitgevoerd in de VS (k = 29), China (k = 3), Canada (k = 1), Europa (k = 2), Taiwan (k = 1), Puerto Rico (k = 1), Peru (k = 1), Israël (k = 1) en Brazilië (k = 1).

3.1 Gemiddelde effectgroottes van de risicofactordomeinen

Een overzicht van de gemiddelde effectgroottes van de 26 risicodomeinen is

weergeven in Tabel 1. De gemiddelde effectgroottes van 16 domeinen waren significant en de sterkte van deze relatie liep uiteen van klein (r = 0.136 voor het domein ‘leeftijdsfactoren van de ouders’ (jong of oud)) tot gemiddeld (r = 0.488 voor het domein ‘ouderlijke stress’; Cohen, 1992). De gemiddelde effectgrootte van vijf domeinen waren niet significant, wat betekent dat deze effectgroottes niet significant afweken van nul. Bij de overige zes domeinen was een trend te zien (p < 0.1). De significantiewaarde van de effectgroottes van deze domeinen lag tussen de p = 0.05 en p = 0.1 (zie Tabel 1).

(14)

14 De resultaten van de log-likelihood-ratio-toetsen, te zien in Tabel 1, lieten zien dat bij twaalf risicodomeinen sprake was van significante variantie tussen effectgroottes binnen dezelfde studie (ook wel level 2 variantie). Daarnaast is uit de log-likelihood-ratio-toetsen gebleken dat bij zeven risicodomeinen sprake was van significante variantie tussen de

effectgroottes tussen studies (ook wel level 3 variantie). Er zijn moderatoranalyses uitgevoerd binnen 13 domeinen, om de eigenschappen van studies of de eigenschappen van de

risicofactoren vast te kunnen stellen, die de variantie op level 2 of 3 mogelijk kunnen verklaren. Er was geen significante variantie op level twee of op level 3 bij 11 domeinen en daarom is voor deze domeinen geen moderatoranalyse uitgevoerd. Daarnaast bevatte twee domeinen, namelijk ‘kind heeft periode niet bij gezin gewoond’ en ‘kind/ouders hebben immigratiestatus’, minder dan twee studies of minder dan vijf effectgroottes, waardoor een moderatoranalyse niet van toepassing was.

3.2 Moderatoranalyses

De resultaten van de moderatoranalyses zijn weergeven in Tabel 2. Eerst wordt besproken welke moderatoren in welke risicodomeinen significant zijn gebleken, daarna welke trends er bestaan en als laatst welke moderatoren in welke risicodomeinen niet significant zijn gebleken.

Problematisch gezinsfunctioneren. Ten eerste was er een groter effect van het risicodomein ‘problematisch gezinsfunctioneren’ op fysieke kindermishandeling wanneer het percentage jongens in de steekproef van een onderzoek toenam. Daarnaast was er sprake van een kleiner effect van ‘problematisch gezinsfunctioneren’ op fysieke kindermishandeling wanneer het percentage blanken in de steekproef van een onderzoek toenam.

(15)

Tabel 1

Effectgroottes per risicodomein

Domein # Studies # ES Fisher Z (SE) 95% CI P (sig. Mean Fisher’s Z)

r Level 2 variantie Level 3 variantie Geschiedenis van anisociaal gedrag door

de ouders

2 3 0.540(0.140) -0.064-1.143 0.061+ 0.493 0.046 0.000 Ouderlijke stress 2 2 0.533(0.020) 0.274-0.792 0.024* 0.488 0.000 0.000 Disfunctionele overtuigingen, normen en

waarden

2 3 0.532(0.031) 0.400-0.664 0.003** 0.487 0.000 0.001 Eerdere of huidige vormen van

kindermishandeling

4 4 0.488(0.185) -0.102-1.078 0.078+ 0.453 0.000 0.102 Kind heeft periode niet bij gezin gewoond 1 2 0.365(0.085) -0.712-1.442 0.145 0.350 0.014*** 0.000 Mishandelingsgeschiedenis van de ouders 4 4 0.348(0.110) -0.003-0.698 0.051+ 0.335 0.021 0.021 Alcohol of drugsgebruik door ouders 6 14 0.316(0.044) 0.221-0.411 <0.001*** 0.306 0.022*** 0.000 Ouder-kindproblemen 6 35 0.304(0.062) 0.178-0.429 <0.001*** 0.295 0.000 0.013* Inadequaat opvoedingsgedrag 4 20 0.281(0.096) 0.080-0.483 0.009** 0.274 0.011 0.173** Fysiek geweld in woonomgeving 4 12 0.283(0.140) -0.025-0.591 0.068+ 0.276 0.038*** 0.065* Lage SES gezin 16 31 0.256(0.059) 0.144-0.386 <0.001*** 0.251 0.012*** 0.040** Problematisch gezinsfunctioneren 3 22 0.235(0.086) 0.055-0.414 <0.013* 0.231 0.001 0.018*** Prenatale/perinatale problemen 5 7 0.225(0.058) 0.084-0.366 0.008** 0.221 0.019*** 0.000 Fysieke of mentale problemen van de

ouders

5 19 0.222(0.085) 0.043-0.401 0.018* 0.218 0.024*** 0.026* Fysieke, mentale of gedragsproblemen

van het kind

12 32 0.207(0.038) 0.130-0.285 <0.001*** 0.204 0.018*** 0.005 Ouders hebben slechte sociale steun 4 12 0.204(0.123) -0.068-0.475 0.127 0.201 0.007 0.053 Laag opleidingsniveau ouders 11 14 0.199(0.066) 0.056-0.342 0.010** 0.196 0.001*** 0.042**

(16)

16

Problemen in kind zijn/haar sociale relaties

3 12 0.196(0.092) -0.007-0.399 0.057+ 0.194 0.011*** 0.017 Slechte interactie tussen ouders 1 12 0.183(0.080) 0.007-0.359 0.043* 0.181 0.000 0.000 Kind/ouders hebben immigratiestatus 3 4 0.180(0.037) 0.063-0.297 0.016* 0.178 0.005*** 0.000 Kind woont niet met twee biologische

ouders

17 37 0.174(0.045) 0.083-0.266 <0.001*** 0.172 0.047*** 0.005 Groot gezin (twee of meer kinderen) 10 12 0.173(0.044) 0.077-0.269 0.002** 0.171 0.000 0.012 leeftijdsfactoren van de ouders (jong

of oud)

11 13 0.137(0.039) 0.053-0.222 0.004** 0.136 0.013+ 0.000 Kind is niet blank 13 16 0.027(0.043) -0.065-0.119 0.545 0.027 0.008*** 0.012 Kind is jonger 7 7 0.022(0.017) -0.020-0.064 0.250 0.022 0.000 0.000 Kind is jongen 12 13 0.019(0.023) -0.031-0.069 0.425 0.019 0.000 0.003

Noot. #studies = aantal studies; #ES = aantal effectgroottes; Fisher Z = gemiddelde Fisher Z waarde; SE = Standaard error; CI: betrouwbaarheidsinterval; sig: significantie; r

= gemiddelde correlatie; +p <.10 *p <.05 **p<.01 ***p<.001 Tabel 2

Moderator analyses

Moderator

variabelen # Studies # ES Intercept (95%CI)/mean Fisher Z 95% CI) Β(95%CI) F(df1, df2) p Level 2 variantie Level 3 variantie Alcohol of drugsgebruik door

ouders Percentage jongen Percentage blank Gezinslid (0= vader (referentiecategorie); 1= moeder) 2 4 2 7 6 5 1.141(-1.0601-3.38083) 0.386(-0.270-1.043) 0.336(-0.439-1.112) -0.013(-0.055-0.029) 0.000(-0.012-0.012) 0.098(-0.584-0.780) F(1,5)=0.606 F(1,4)=0.004 F(1,3)=0.210 0.472 0.953 0.678 0.051 0.001 0.040 0.012 0.024 0.079 Inadequaat opvoedingsgedrag Percentage jongen Percentage blank 4 4 20 20 -0.243(-4.910 - 4.425) 1.217(0.081-2.354)* 0.008(-0.066-0.083) -0.013(-0.028- -0.002)+ F(1,18)=0.057 F(1,18)=3.114 0.815 0.095+ 0.011 0.011 0.060 0.012

(17)

17 Ouder-kindproblemen Percentage jongen Percentage blank Gezinslid 4 5 2 9 11 26 -0.711(-3.811-2.389) 0.256(-0.242-0.753) 0.307(-0.028-0.643) 0.017(-0.031-0.064) 0.002(-0.005-0.008) -0.159(-0.388-0.070) F(1,7)=0.690 F(1,9)=0.270 F(1,24)=2.045 0.434 0.616 0.166 0.000 0.000 0.000 0.000 0.000 0.033 Fysiek geweld in woonomgeving Percentage jongen 2 7 17.206(-8.468-42.880) -0.339(-0.859-0.181) F(1,5)=2.806 0.155 0.059 0.013 Lage SES gezin

Percentage jongen Percentage blank Gezinslid (0= vader (referentiecategorie); 1= moeder) 11 11 5 24 16 8 -0.120(-0.782-0.543) -0.164(071-0.399) 0.080(-0.249-0.410) 0.008(-0.004-0.019) 0.001(-0.003-0.004) 0.075(-0.227-0.377) F(1,22)=1.763 F(1,14)=0.187 F(1,6)=0.365 0.198 0.672 0.568 0.012 0.013 0.009 0.052 0.016 0.037 Prenatale/perinatale problemen Percentage jongen 5 7 -0.844(-2.398-0.710) 0.020(-0.009-0.049) F(1,5)=3.135 0.137 0.013 0.000 Fysieke of mentale problemen

van de ouders Percentage blank Gezinslid (0= vader (referentiecategorie); 1= 3 2 13 9 -0.117(-0.703-0.469) 0.464(0.057-0.871)* 0.006(-0.003-0.015) -0.361(-1.018-0.295) F(1,11)=2.000 F(1,7)=1.692 0.185 0.235 0.044 0.058 0.021 0.017

(18)

18 moeder) Problematisch gezinsfunctioneren Percentage jongen Percentage blank 2 2 20 20 -3.068(-5.145- -0.990)** 1.083(0.533-1.634)*** 0.051(0.019-0.084)** -0.011(-0.018- -0.004)** F(1,18)=11.076 F(1,18)=11.076 0.004** 0.004** 0.001 0.001 0.000 0.000 Fysieke, mentale of

gedragsproblemen van het kind Percentage jongen Percentage blank 11 10 29 24 0.209(-0.224-0.642) 0.420(0.255-0.614)*** -0.000(-0.008-0.007) -0.004(-0.007- -0.001)* F(1,27)=0.012 F(1,22)=6.932 0.914 0.015* 0.020 0.022 0.002 0.000 Laag opleidingsniveau ouders

Percentage jongen Percentage blank Gezinslid (0= vader (referentiecategorie); 1= moeder) 5 9 8 8 9 11 1.180(-1.643-4.002) 0.159(-0.293-0.610) 0.282(0.087-0.477)** -0.018(-0.071-0.035) 0.002(-0.006-0.009) -0.011(-0.101-0.079) F(1,6)=0.684 F(1,7)=0.208 F(1,9)=0.075 0.440 0.662 0.790 0.001 0.029 0.001 0.036 0.029 0.044 Problemen in kind zijn/ haar

sociale relaties

Percentage jongen 2 6 0.378(-1.154-1.910) -0.002(-0.029-0.026) F(1,4)=0.033 0.865 0.011 0.003 Kind is niet blank

Percentage jongen Percentage blank 8 12 10 15 0.178(-0.470-0.826) -0.127(-0.351-0.098) -0.003(-0.016-0.009) 0.003(-0.001-0.006) F(1,8)=0.335 F(1,13)=2.348 0.579 0.149 0.000 0.007 0.030 0.010

(19)

19

Kind woont niet met twee biologische ouders Percentage jongen Percentage blank Gezinslid (0= vader (referentiecategorie); 1= moeder) 11 11 9 28 23 14 0.213(-0.504-0.930) 0.030(-0.261-0.322) 0.309(-0.078-0.696) 0.000(-0.012-0.012) 0.004(-0.002-0.009) -0.198(-0.617-0.221) F(1,26)=0.000 F(1,21)=2.149 F(1,12)=1.060 0.997 0.157 0.324 0.050 0.091 0.052 0.008 0.000 0.000

(20)

Mentale/fysieke/gedragsproblemen bij het kind. In dit domein is alleen het

percentage blanken een significante moderator. Er was een kleiner effect van het risicodomein ‘fysieke, mentale of gedragsproblemen van het kind’ op fysieke kindermishandeling wanneer het percentage blanken in de steekproef van een onderzoek toenam.

Inadequaat opvoedingsgedrag. In dit domein is de moderator ‘percentage blank’ een trend gebleken. Er was een kleiner effect van ‘inadequaat opvoedingsgedrag’ op fysieke kindermishandeling, wanneer het percentage blanken in de steekproef van een onderzoek toenam.

Binnen de risicodomeinen ‘alcohol en drugs gebruik van ouders’, ‘ouder-kind problemen’, ‘lage SES gezin’, ‘laag opleidingsniveau ouders’ en ‘kind woont niet met twee biologische ouders’, zijn geen van de moderatoren significant gebleken. Dat betekent dat de varianties op level twee en drie bij deze risicodomeinen niet verklaard kunnen worden door de studie- of risicofactor eigenschappen ‘percentage jongens’, ‘percentage blank’ of ‘gezinslid’. Daarnaast is de moderator ‘percentage jongens’ binnen de risicodomeinen ‘inadequaat opvoedingsgedrag’, ‘fysiek geweld in de thuisomgeving’, ‘prenatale en perinatale problemen’, ‘fysieke, mentale of gedragsproblemen van het kind’, ‘problemen in kind

zijn/haar sociale relaties’ en ‘kind is niet blank’, niet significant gebleken. Tevens was binnen de risicodomeinen ‘fysieke of mentale problemen van de ouders’, ‘kind is niet blank’, de moderator ‘percentage blank’ niet significant. Als laatste is gebleken dat in het risicodomein ‘fysieke of mentale problemen van de ouders’ de moderator ‘gezinslid’ niet significant was.

Discussie

Om fysieke kindermishandeling te kunnen voorkomen is kennis over de factoren die het risico hierop vergroten noodzakelijk (Stams, Van der Put, Hoeve, & Asscher, 2014). Deze kennis is van belang om de juiste maatregelen in te kunnen zetten bij preventie en de juiste instrumenten en behandelmethoden te ontwikkelen voor interventie. Daarom is deze

(21)

meta-21 analyse naar risicofactoren van fysieke kindermishandeling uitgevoerd.

Voor 26 domeinen is de grootte van het effect onderzocht. Uit de resultaten blijkt dat de effectgroottes van 16 domeinen significant waren: ‘ouderlijke stress’, ‘disfunctionele overtuigingen, normen en waarden’, ‘alcohol of drugsgebruik door ouders’, ‘ouder-kindproblemen’, ‘inadequaat opvoedingsgedrag’, ‘ lage SES gezin’, ‘problematisch

gezinsfunctioneren’, ‘prenatale/perinatale problemen’, ‘fysieke of mentale problemen van de ouders’, ‘fysieke, mentale of gedragsproblemen van het kind’, ‘laag opleidingsniveau ouders’, ‘slechte interactie tussen ouders’, ‘ kind/ouders hebben immigratiestatus’,’kind woont niet met twee biologische ouders’, ‘groot gezin (twee of meer kinderen)’, en ‘leeftijdsfactoren van de ouders (jong of oud)’. Deze effectgroottes liepen volgens de normen van de Pearsons R correlatie van klein tot gemiddeld-groot. Dit geeft aan dat kinderen significant meer kans hebben fysiek mishandeld te worden wanneer deze factoren aanwezig zijn. De verschillen tussen de effectgroottes per risicodomein laten zien dat er een verschil bestaat tussen de voorspellende waarden van de risicodomeinen. De twee grootste significante effectgroottes, en daarmee de domeinen met de grootste voorspellende waarden, waren ‘ouderlijke stress’ en ‘disfunctionele overtuigingen, normen en waarden’. Deze grote voorspellende waarde van ‘ouderlijke stress’ komt niet overeen met de bevindingen uit de meta-analyse uitgevoerd door Stith en collega’s (2009). Zij vonden een kleine effectgrootte van onder de r = 0.10.

Opvallend is dat Stith en collega’s (2009) een groter aantal effectgroottes in de meta-analyse hadden in vergelijking met de huidige meta-analyse. Mogelijk is in recente studies minder aandacht besteed aan stress van de ouder als risicofactor voor fysieke kindermishandeling waardoor in de huidige analyse de effectgrootte hoger is gebleken dan in de meta-analyse van Stith en collega’s (2009). Een andere mogelijke verklaring is dat er een verschuiving heeft plaatsgevonden in de voorspellende risicofactoren over de tijd heen. Verder onderzoek zal dit uit moeten wijzen. De tweede grootste significante gemiddelde

(22)

22 effectgrootte werd gevonden voor ‘disfunctionele overtuigingen, normen en waarden’. Dit risicodomein is in overzichtsstudies van Cash (2001), Hindley en collega’s (2006) en Stith en collega’s (2009) niet onderzocht. Hieruit valt af te leiden dat dit een louter recent onderzochte risicofactor is. Daaruit blijkt dat van belang is dat deze risicofactor uitgebreider onderzocht wordt.

Naast deze twee grootste effectgroottes waren er nog twee grote effectgroottes maar binnen deze risicodomeinen bleek echter alleen een trend te zijn. De risicofactoren waar dit betrekking op had waren: ‘geschiedenis van antisociaal gedrag van de ouders’ en ‘eerdere of huidige vormen van kindermishandeling’. Deze risicodomeinen bevatte maar weinig studies in de dataset. Mogelijk waren deze risicodomeinen wel significant geweest wanneer er meer studies/effectgroottes in de dataset aanwezig zouden zijn. Uit de overzichtsstudie van Cash (2001) blijkt namelijk dat antisociaal gedrag een van de belangrijkste factoren is die de kans op kindermishandeling vergroot. Daarnaast blijkt uit de overzichtsstudie van Hindley en collega’s (2006) dat het risico op mishandeling groter wordt na elk voorval van mishandeling en dat de tijdsperioden tussen de voorvallen korter worden naarmate het aantal voorvallen toeneemt.

Voor de risicodomeinen: ‘alcohol of drugsgebruik door ouder’ en ‘ouder-kind problemen’ zijn significant gemiddelde effectgroottes gevonden. Dit houdt in dat deze factoren een gemiddelde bijdrage hebben voor het voorspellen van fysieke

kindermishandeling. Dit komt overeen met de bevindingen uit het onderzoek van Cash (2001), Hindley en collega’s (2006) en Stith en collega’s (2009). Voor de risicodomeinen: ‘inadequaat opvoedingsgedrag, ‘lage SES gezin’, ‘problematisch gezinsfunctioneren’, ‘prenatale/perinatale problemen’, ‘fysieke of mentale problemen van de ouders’, ‘fysieke, mentale of gedragsproblemen van het kind’, ‘laag opleidingsniveau van de ouders’, ‘slechte interactie tussen ouders’, ‘kind/ouders hebben immigratiestatus’, ‘kind woont niet met twee

(23)

23 biologische ouders’, ‘groot gezin’ (twee of meer kinderen) en ‘leeftijdsfactoren van de

ouders’ (jong of oud) zijn significant kleine effectgroottes gevonden. Voor een aantal factoren komt dit overeen met de bevindingen uit de studie van Cash (2001) en Hindley en collega’s (2009), namelijk voor de factoren ‘lage SES gezin’, ‘prenatale/perinatale problemen’, ‘fysieke of mentale problemen van de ouders’, ‘fysieke, mentale of gedragsproblemen van het kind’ en ‘slechte interactie tussen ouders’. De overige factoren kwamen niet terug in deze

overzichtsstudies en het onderzoek van Stith en collega’s (2009). Dit heeft mogelijk te maken met het beperkt aantal risicofactoren dat in deze overzichtsstudies onderzocht is. In huidig onderzoek zijn alle risicofactoren meegenomen uit recente onderzoeken. Gebleken is dus dat er meer risicodomeinen zijn die fysieke kindermishandeling voorspellen dan dat uit eerder meta-analytisch onderzoek is gebleken.

Uit de resultaten is bovendien gebleken dat ‘fysiek geweld in woonomgeving’ en ‘problemen in kind zijn/haar sociale relaties’ geen kleine significante voorspellers zijn van fysieke kindermishandeling. Hierbij was echter wel sprake van een trend. Bij deze domeinen was sprake van relatief weinig studies/effectgroottes en daarom zou er mogelijk wel sprake zijn van een significant effect, indien meer studdies waren geïncludeerd die deze

risicodomeinen bevatte. De overige zes risicodomeinen waren niet significant. Veel van de risicofactoren zijn niet specifiek onderzocht in de studies van Cash (2001), Hindley en collega’s (2006) en Stith en collega’s (2009). Daarom kan weinig gezegd worden over de overeenkomsten met andere onderzoeken.

Uit de resultaten blijkt dat het merendeel, tien van de zestien risicodomeinen, van de voorspellers voor kindermishandeling, ouder gerelateerde factoren zijn. Het merendeel van de overige zes significante risicodomeinen betrof gezinsgerelateerde factoren. Bovenstaande bevindingen komen overeen met de meta-analyse van Stith en collega’s (2009). Uit dit onderzoek is eveneens gebleken dat de factoren onafhankelijk van het kind de sterkste

(24)

24 risicofactoren voor fysieke kindermishandeling waren en dat maar weinig kindfactoren

significante voorspellers waren. Daarnaast is het risicodomein ‘geslacht van het kind’ in huidige meta-analyse niet significant gebleken, dit komt eveneens overeen met het onderzoek van Stith en collega’s (2009). Wat tevens opvallend is in de resultaten van huidige meta-analyse, is dat de risicodomeinen waar het meeste onderzoek naar wordt gedaan (‘kind woont niet met twee biologische ouders’ en ‘ kind is niet blank’), over het algemeen, minder sterke voorspellers zijn van fysieke kindermishandeling dan de risicodomeinen waar minder onderzoek (‘disfunctionele overtuigingen, normen en waarden’ en ‘ouderlijke stress’) naar wordt gedaan. Dit komt eveneens overeen met het onderzoek van Stith en collega’s (2009). Een kanttekening die hierbij gemaakt moet worden is dat Stith en collega’s (2009) in het onderzoek studies geïncludeerd hebben van voor 1990. Hierdoor is een verschil te zien in het aantal effectgroottes per risicodomein in de huidige analyse in vergelijking met de meta-analyse van Stith en collega’s (2009). Waarbij het eerder genoemde grootste risicodomein in huidige meta-analyse, een klein effect had in de meta-analyse van Stith en collega’s. Het risicodomein ‘kind woont niet met twee biologische ouders’ laat echter in beide meta-analyses een kleine effectgrootte zien. Meer onderzoek is dus nodig naar de tot op heden weinig onderzochte risicofactoren die in huidige meta-analyse als belangrijkste risicofactoren naar voren zijn gekomen.

Uit de test van homogeniteit is gebleken dat de resultaten van de huidige meta-analyse werden beïnvloed door kenmerken van de steekproeven, de studies en/of de risicofactoren. Daarom zijn moderatoranalyses uitgevoerd, waaruit de volgende bevindingen zijn gebleken. Ten eerste hebben deze laten zien dat de voorspellende waarde van het risicodomein

‘problematisch gezinsfunctioneren’ groter was wanneer het percentage jongens in de steekproef van het onderzoek toenam. Dit houdt in dat de voorspellende waarde van

(25)

25 verklaard worden doordat jongens meer externaliserend probleemgedrag laten zien (Eagly & Steffen, 1986; Kristensen, Hendriksen, & Bilenberg, 2010). Hierdoor zouden ouders jongens eerder de schuld kunnen geven van het problematisch gezinsfunctioneren, waardoor zij meer risico lopen om fysiek mishandeld te worden. Uit de resultaten van huidige meta-analyse is namelijk gebleken dat gedragsproblemen van een kind voorspellend zijn voor fysieke kindermishandeling. Als tweede lieten de moderatoranalyses zien dat de voorspellende waarde van ditzelfde risicodomein, ‘problematisch gezinsfunctioneren’, kleiner was wanneer het percentage blanken in de steekproef van het onderzoek toenam. Dit houdt in dat de

voorspellende waarde van ‘problematisch gezinsfunctioneren’ groter is voor niet-blanken dan voor blanken. Als derde werd gevonden dat de voorspellende waarde van het risicodomein ‘mentale, fysieke of gedragsproblemen van het kind’ groter was wanneer het percentage niet-blanken toenam. Dit houdt eveneens in dat de voorspellende waarde van ‘mentale, fysieke of gedragsproblemen van het kind’ groter is voor niet-blanken. Als vierde werd nog een

moderator gevonden binnen ‘inadequaat opvoedingsgedrag’, deze was echter niet significant maar hierbij was wel sprake van een trend. De voorspellende waarde van ‘inadequaat

opvoedingsgedrag’ was groter voor niet-blanken dan voor blanken. Deze laatste drie

moderatoreffecten kunnen mogelijk worden verklaard door de hulpvraag van blanken versus niet-blanken. Uit verscheidene onderzoeken is gebleken dat niet-blanken, ook wel etnische minderheden, minder snel om hulp vragen en minder toegankelijkheid van de

hulpverleningsinstanties ervaren voor hun problematiek (Cauce et al., 2002; McKay & Bannon, 2004; Phares & Lum, 1996). Dit zou ervoor kunnen zorgen dat zij minder snel om hulp vragen wanneer zij problemen ervaren bij het gezinsfunctioneren, hun kind mentale-, fysieke-, of gedragsproblemen heeft of wanneer zij het gevoel hebben de opvoeding niet goed aan te kunnen. Hierdoor zullen zij op deze gebieden problemen blijven ervaren, waarna zij mogelijk fysieke kindermishandeling zullen laten zien.

(26)

26 Een aantal restricties dient in acht te worden genomen in relatie tot deze studie. Ten eerste kunnen er op basis van de resultaten van deze meta-analyse geen uitspraken worden gedaan over causaliteit van de relaties. De primaire studies gebruikt in deze meta-analyse zijn namelijk geen onderzoeken geweest met een experimentele onderzoeksopzet, hetgeen

noodzakelijk is om causaliteit vast te stellen. Het is onethisch zowel als praktisch onmogelijk om experimenteel onderzoek uit te voeren op het gebied van kindermishandeling. Ten tweede was de periode van dataverzameling erg kort door de vastgestelde deadline van de

afstudeeropdracht. Wellicht was de dataset hierdoor niet volledig en zijn hierdoor beschikbare en geschikte studies niet meegenomen in de analyses. Als derde is geen correctie uitgevoerd voor de ‘file drawer bias’ (Rosenberg, 2005) vanwege tijdsgebrek. Als laatst kon een groot deel van de gevonden studies niet toegevoegd worden aan de dataset door methodologische tekortkomingen van de primaire onderzoeken. In deze onderzoeken bevatte de tabellen bijvoorbeeld geen volledige statische data waardoor geen Cohen’s d of correlatie berekend kon worden. Daarnaast werd vaak geen onderscheid gemaakt tussen verschillende typen kindermishandeling. Verwaarlozing, fysieke kindermishandeling en seksuele mishandeling werden bijvoorbeeld in zijn geheel als één fenomeen onderzocht. Hierdoor kon voor het huidige onderzoek geen onderscheid gemaakt worden tussen de voorspellende waarde voor specifiek fysieke kindermishandeling. Als laatst werd regelmatig in onderzoeken geen gebruik gemaakt van een controlegroep. Er was dan geen niet-mishandelde groep aanwezig waardoor de relatie die gemeten wordt tussen een risicofactor en het plaatsvinden van kindermishandeling niet toegeschreven kan worden aan de risicofactor (Stams, 2011).

Ondanks deze restricties die de resultaten mogelijk hebben beïnvloed is de huidige meta-analyse van belang voor de wetenschappelijke kennis omtrent risicofactoren van fysieke kindermishandeling. Huidige meta-analyse laat een uniek beeld zien van de risicofactoren die specifiek betrekking hebben op fysieke kindermishandeling. Tot op heden was er slechts één

(27)

27 meta-analytisch overzicht van de huidige kennis omtrent de risicofactoren van fysieke

kindermishandeling. Deze bevatte echter een sterk aantal tekortkomingen waar in dit onderzoek aandacht aan is besteed. Zo is in huidige meta-analyse een multi-level-analyse uitgevoerd waardoor een optimale statistische power wordt bereikt en geen informatie verloren gaat. Daarnaast zijn in de huidige meta-analyse moderatoranalyses uitgevoerd wat inzicht heeft gegeven in variabelen die mogelijk de sterkte beïnvloeden van de relatie tussen een risicofactor en het voorkomen van fysieke kindermishandeling. Bovendien is een database search uitgevoerd in verscheidene zoekmachines waardoor zo min mogelijk recent

uitgevoerde onderzoeken ontbraken.

Huidig onderzoek geeft een zo volledig mogelijk beeld van de recent uitgevoerde onderzoeken naar de risicofactoren van fysieke kindermishandeling. Het onderzoek laat zien dat met name risicofactoren bij ouders en het gezin van belang zijn voor het inschatten van het risico op fysieke kindermishandeling en dat interventies met name gericht moeten zijn op de aanpak van deze risicofactoren. Hierbij is het van wezenlijk belang dat een interventie ingezet wordt op de dynamische ouder- en gezinsfactoren. Deze kennis is van belang voor professionals op het gebied van kinderbescherming. Verwacht wordt dat zij bovenstaande bevindingen in acht nemen en deze kennis toepassen bij het uitvoeren van interventies en bij het ontwikkelen van instrumenten voor risicotaxatie. Dit zal hopelijk het aantal fysiek mishandelde kinderen verkleinen en gelijktijdig individuele en maatschappelijke lasten verminderen.

(28)

28 Referenties

Afifi, T. O., Brownridge, D. A., Cox, B. J., & Sareen, J. (2006). Physical punishment, childhood abuse and psychiatric disorders. Child Abuse & Neglect, 30, 1093–1103. doi: 10.1016/j.chiabu.2006.04.006

*Alexandre, G. C., Nadanovsky, P., Moraes, C. L., & Reichenheim, M. (2010). The presence of a stepfather and child physical abuse, as reported by a sample of Brazilian mothers in Rio de Janeiro. Child abuse & neglect, 34, 959-966. doi:

10.1016/j.chiabu.2010.06.005

Alink, F., Van IJzendoorn, R., Bakermans-Kranenbrug, M., Pannebakker, F., Vogels, A., & Euser, S. (2011). De Tweede Nationale Prevalentiestudie Mishandeling van kinderen

en jeugdigen (NPM-2010). Leiden: Casimir Publishers. doi:

10.1007/s12508-013-0137-x

*Annerbäck, E. M., Wingren, G., Svedin, C. G., & Gustafsson, P. A. (2010). Prevalence and characteristics of child physical abuse in Sweden–findings from a population‐based youth survey. Acta Paediatrica, 99, 1229-1236. doi:

10.1111/j.1651-2227.2010.01792.x

Belsky, J. (1984). The determinants of parenting: a process model. Child development, 55, 83-96. doi: 10.2307/1129836

Boden, J. M., Horwood, L. J., & Fergusson, D. M. (2007). Exposure to childhood sexual and physical abuse and subsequent educational achievement outcomes. Child abuse &

neglect, 31, 1101-1114. doi:10.1016/j.chiabu.2007.03.022

*Bolger, K. E. & Patterson, C. J. (2001). Pathways from child maltreatment to internalizing problems: Perceptions of control as mediators and moderators. Development and

(29)

29 Bronfenbrenner, U. (1979). The ecology of human development. Cambridge, MA: Harvard

University Press.

Brown, J., Cohen, P., Johnson, J. G., & Salzinger, S. (1998). Child abuse & Neglect, 22, 1065-1078. doi: 10.1016/S0145-2134(98)00087-8

Cash, S. J. (2001). Risk assessment in child welfare: The art and science. Children and youth

services Review, 23, 811-830. doi: 10.1016/S0190-7409(01)00162-1

Cauce, A. M., Domenech-Rodriguez, M., Paradise, M., Cochran, B. N., Shea, J. M., Srebnik, D., & Baydar, N (2002). Cultural contextual influences in minority mental health help seeking: A focus on ethnic minority youth. Journal of Consulting and Clinical

Psychology, 70, 44 –55. doi: 10.1037/0022-006X.70.1.44

*Chaffin, M., Kelleher, K., & Hollenberg, J. (1996). Onset of physical abuse and neglect: Psychiatric, substance abuse, and social risk factors from prospective community data.

Child Abuse and Neglect, 20, 191-203. doi:10.1016/S0145-2134(95)00144-1

*Chan, K. L. (2011). Children exposed to child maltreatment and intimate partner violence: A study of co-occurrence among Hong Kong Chinese families. Child Abuse & Neglect,

35, 532-542. doi: 10.1016/j.chiabu.2011.03.008

*Chan, K. L. (2012). Evaluating the risk of child abuse: The child abuse risk assessment scale (CARAS). Journal of Interpersonal Violence, 27, 951-973. doi:

10.1177/0886260511423252

*Christensen, M. J., Brayden, R. M., Dietrich, M. S., McLaughlin, F. J., Sherrod, K. B., & Altemeier, W. A. (1994). The prospective assessment of self-concept in neglectful and physically abusive low income mothers. Child Abuse & Neglect, 18, 225-232. doi: 10.1016/0145-2134(94)90107-4

Cohen, J. (1988). Statistical power analysis for the behavioral sciences. New York: Academic Press.

(30)

30 Cohen, J. (1992). A power primer. Psychological Bulletin, 112, 155-159. doi:

10.1037/0033-2909.112.1.155

*Connelly, C. D., & Straus, M. A. (1992). Mother’s age and risk for physical abuse. Child

Abuse & Neglect, 16, 709-718. doi: 10.1016/0145-2134(92)90107-3

*Coohey, C. (1996). Child maltreatment: Testing the social isolation hypothesis. Child Abuse

& Neglect, 20, 241-254. doi: 10.1016/S0145-2134(95)00143-3

*Corse, S. J., Schmid, K., & Trickett, P. K. (1990). Social network characteristics of mothers in abusing and nonabusing families and their relationships to parenting

beliefs. Journal of Community Psychology, 18, 44-59. doi: 10.1002/1520-6629(199001)18

Cottle, C. C., Lee, R. J., & Heilbrun, K. (2001). The prediction of criminal recidivism in juveniles: a meta-analysis. Criminal Justice and Behavior, 28, 367-394. doi: 10.1177/0093854801028003005

*Cuevas, C. A., Finkelhor, D., Ormrod, R., & Turner, H. (2009). Psychiatric diagnosis as a risk marker for victimization in a national sample of children. Journal of Interpersonal

Violence, 24, 636-652. doi: 10.1177/0886260508317197

DHHS (2001). Youth violence: A report of the Surgeon General. Rockville: Department of Health and Human Services.

*DiLalla, D. L., & Crittenden, P. M. (1990). Dimensions of maltreated children's home behavior: A factor analytic approach. Infant Behavior and Development, 13, 439-460. doi: 10.1016/0163-6383(90)90015-Z

Eagly, A. H., & Steffen, V. J. (1986). Gender and aggressive behavior: A meta-analytic review of the social psychological literature. Psychological Bulletin, 100, 309- 330. doi: 10.1037/0033-2909.100.3.309

(31)

31 child sexual abuse and sexual assault assessed in late adolescence. Journal of

Adolescent Health, 55, 329-333. doi: 10.1016/j.jadohealth.2013.12.026

*Finzi, R., Har-Even, D., & Weizman, A. (2003). Comparison of ego defenses among physically abused children, neglected, and non-maltreated children. Comprehensive

psychiatry, 44, 388-395. doi: 10.1016/S0010-440X(03)00106-8

Fisher, R. A. (1924). On a distribution yielding the error functions of reveral well known statistics. Proceedings of the International Congress of Mathematics, 2, 805-813. *Flisher, A. J., Kramer, R. A., Hoven, C. W., Greenwald, S., Alegria, M., Bird, H. R., ... &

Moore, R. E. (1997). Psychosocial characteristics of physically abused children and adolescents. Journal of the American Academy of Child & Adolescent Psychiatry, 36, 123-131. doi: 10.1097/00004583-199701000-00026

*Francis, K. J., & Wolfe, D. A. (2008). Cognitive and emotional differences between abusive and non-abusive fathers. Child abuse & neglect, 32, 1127-1137. doi:

10.1016/j.chiabu.2008.05.007

*Freedenfeld, R. N. (1994). Child physical abuse: An analysis of social cognition and object

relations. Geraadpleegd op

http://digital.library.unt.edu/ark:/67531/metadc278451/m2/1/high_res_d/1002721151-freedenfeld.pdf

*Gage, A. J., & Silvestre, E. A. (2010). Maternal violence, victimization, and child physical punishment in Peru. Child Abuse & Neglect, 34, 523-533. doi:

10.1016/j.chiabu.2009.12.004

*Graham, S., Weiner, B., Cobb, M., & Henderson, T. (2001). An attributional analysis of child abuse among low-income African American mothers. Journal of Social and

(32)

32 *Haskett, M. E., & Kistner, J. A. (1991). Social interactions and peer perceptions of young

physically abused children. Child Development, 62, 979-990. doi: 10.2307/1131147 *Häuser, W., Schmutzer, G., Brähler, E., & Glaesmer, H. (2011). Maltreatment in Childhood

and Adolescence. Deutsches Ärzteblatt international, 108, 287-294. doi: 10.3238/arztebl.2011.0287

Heilbrun, K., Lee, R. J., & Cottle, C. C. (2005). Risk factors and intervention outcomes: meta-analyses of juvenile offending. In K. Heilbrun, N. E. Goldstein & R. E. Redding (red.),

Juvenile delinquency. Prevention, assessment, and intervention (pp. 111-133). Oxford:

Oxford University Press.

Hindley, N., Ramchandani, P. G., & Jones, D. P. (2006). Risk factors for recurrence of maltreatment: a systematic review. Archives of disease in childhood, 91, 744-752. doi: 10.1136/adc.2005.085639

*Howes, P. W., Cicchetti, D., Toth, S. L., & Rogosch, F. A. (2000). Affective, organizational, and relational characteristics of maltreating families: A system's perspective. Journal

of Family Psychology, 14, 95-110. doi: 10.1037//0893-3200.14.1.95

Hox, J. J., Moerbeek, M., & van de Schoot, R. (2010). Multilevel analysis: Techniques and

applications. Routledge.

*Kelleher, K., Chaffin, M., Hollenberg, J., & Fischer, E. (1994). Alcohol and drug disorders among physically abusive and neglectful parents in a community-based

sample. American Journal of Public Health, 84, 1586-1590. doi: 10.2105/AJPH.84.10.1586

*Kinard, E. M. (1995). Perceived social support and competence in abused children: A longitudinal perspective. Journal of Family Violence, 10, 73-98. doi:

(33)

33 *Klimes-Dougan, B., & Kistner, J. (1990). Physically abused preschoolers' responses to peers'

distress. Developmental Psychology, 26, 599-602. doi: 10.1037/0012-1649.26.4.599 Kraemer, H. C., Stice, E., Kazdin, A., Offord, D., & Kupfer, D. (2001). How do risk factors work together? Mediators, moderators, and independent, overlapping, and proxy risk factors. American journal of psychiatry, 158, 848-856. doi:

10.1176/appi.ajp.158.6.848

Kristensen, S., Hendriksen, T.B., & Bilenberg, N. (2010) The child behavior checklist for ages 1.5-5 (CBCL/1½-5): Assessment and analysis of parent- and caregiver-reported problems in a population-based sample of Danish preschool children. Nordic Journal

of Psychiatry, 64, 203-209. doi: 10.3109/08039480903456595

Lansford, J. E., Dodge, K. A., Pettit, G. S., Bates, J. E., Crozier, J., & Kaplow, J. (2002). A 12-year prospective study of the long-term effects of early child physical maltreatment on psychological, behavioral, and academic problems in adolescence. Archives of

pediatrics & adolescent medicine, 156, 824-830. doi: 10.1001/archpedi.156.8.824

*Lee, S. J., Guterman, N. B., & Lee, Y. (2008). Risk factors for paternal physical child abuse.

Child Abuse & Neglect, 32, 846-858. doi: 10.1016/j.chiabu.2007.11.006

Leeb, R. T. (2008). Child maltreatment surveillance: Uniform definitions for public health

and recommended data elements. Centers for Disease Control and Prevention,

National Center for Injury Prevention and Control.

Linting, M., van Ginkel, J. R., & van der Voort, A. (2012). Introduction to research methods

in de social and behavioral sciences. Torondo, Canada: Pearson.

Lipsey, M. W., & Wilson, D. B. (2001). Practical meta-analysis. Thousand Oaks, CA: Sage Publications.

Maguire, S. (2010). Which injuries may indicate child abuse? Archives of Diseases in

(34)

34 McKay, M. M., & Bannon, W. M., Jr. (2004). Engaging families in child mental health

services. Child & Adolescent Psychiatric Clinics of North America, 13, 905-921. doi:10.1016/j.chc.2004.04.001

Middlebrooks, J. S., & Audage, N. C. (2008). The Effects of Childhood Stress on Health

Across the Lifespan. Atlanta, GA: Centers for Disease Control and Prevention,

National Center for Injury Prevention and Control.

Miller-Perrin, C. L., Perrin, R. D., & Kocur, J. L. (2009). Parental physical and psychological aggression: psychological symptoms in young adults. Child Abuse & Neglect, 33, 1–11. doi: 10.1016/j.chiabu.2008.12.001

Mulder, T. (2014). Risk factors for child abuse and neglect: A meta-analytic review (Master thesis). Geraadpleegd op:

http://www.scriptiesonline.uba.uva.nl/cgi/b/bib/bib-idx?type=simple;lang=nl;c=uvascript;sid=a0998bed7edb123a8b0dae5df247e57a;rgn1 =entire%20record;q1=tim%20mulder;Submit.x=0;Submit.y=0;sort=publicationyear;cc =uvascript;view=reslist;fmt=long;page=reslist;start=1;size=1

Oates, R. K. (1996). The spectrum of child abuse: Assessment, treatment, and prevention. New York: Brunner/Mazel.

*Parrish, J. W., & Gessner, B. D. (2010). Infant maltreatment-related mortality in Alaska: Correcting the count and using birth certificates to predict mortality. Child abuse &

neglect, 34, 951-958. doi: 10.1016/j.chiabu.2010.07.002

Phares, V., & Lum, J. J. (1996). Family demographics of clinically referred children: What we know and what we need to know. Journal of Abnormal Child Psychology, 24, 787- 801. doi:10.1007/BF01664740

*Price, J. M., & Glad, K. (2003). Hostile attributional tendencies in maltreated children. Journal of Abnormal Child Psychology, 31, 329-343. doi: 10.1023/A:1023237731683

(35)

35 R Core Team (2015). R: A language and environment for statistical computing. Vienna,

Austria: R Foundation for Statistical Computing. Geraadpleegd op: http://www.Rproject.org/.

Rosenberg, M. S. (2005). The file-drawer problem revisited: a general weighted method for calculating fail-safe numbers in meta-analysis. Evolution, 59, 464-468. doi:

10.1111/j.0014-3820.2005.tb01004.x

*Rosenstein, P. (1995). Parental levels of empathy as related to risk assessment in child protective services. Child abuse & neglect, 19, 1349-1360. doi: 10.1016/0145-2134(95)00101-D

*Salzinger, S., Feldman, R. S., Hammer, M., & Rosario, M. (1993). The effects of physical abuse on children's social relationships. Child development, 64, 169-187. doi: 10.2307/1131444

*Schnizer, P. G., & Ewigman, B. G. (2005). Child deaths resulting from inflicted injuries: household risk factors and perpetrator characteristics. Pediatrics, 116, 687-693. doi: 10.1542/peds.2005-0296

Sedlak, A. J., & Broadhurst, D. D. (1996). Executive summary of the third national incidence study of child abuse and neglect (NIS-3). National Center on Child Abuse and Neglect

(DHHS), Washington, DC. Geraadpleegd op:

https://www.childwelfare.gov/topics/shystemwide/statistics/nis/

Sedlak, A. J., Mettenburg, J., Basena, M., Peta, I., McPherson, K., & Greene, A. (2010). Fourth national incidence study of child abuse and neglect (NIS-4). Washington, DC:

US Department of Health and Human Services. Geraadpleegd op:

(36)

36 *Shipman, K, L., & Zeman, J. (1999). Emotional understanding: A comparison of physically

maltreating and nonmaltreating mother-child dyads. Journal of Clinical Child

Psychology, 28, 407-417. doi: 10.1207/S15374424jccp280313

*Shipman, K. L., & Zeman, J. (2001). Socialization of children’s emotion regulation in mother-child dyads: A Developmental perspective. Development and

Psychopathology, 13, 317-336.

*Silber, S., Bermann, E., Henderson, M., & Lehman, A. (1993). Patterns of influence and response in abusing and nonabusing families. Journal of Family Violence, 8, 27-38. doi: 10.1007/BF00986991

Stams, G. J. J. M. (2011). Het recht van de zwakste: de forensische jeugdzorg in orthopedagogisch perspectief. Opgehaald van

http://blackboard.uva.nl/bbcswebdav/pid-5589395-dt-content-rid-1442837_1/courses/2533.7014B413DY.S1.1.2011/stams-001.pdf

Stams, G. J. J. M., Van der Put, C.E., Hoeve, M., & Asscher, J.J. (2014). Forensische Orthopedagogiek. In P. Goudena, R. De Groot, & J. Janssens (Red.),

Orthopedagogiek: State of the Art (pp. 233-248). Antwerpen/Apeldoorn: Garant.

Stith, S. M., Liu, T., Davies, L. C., Boykin, E. L., Alder, M. C., Harris, J. M., ... & Dees, J. E. M. E. G. (2009). Risk factors in child maltreatment: A meta-analytic review of the literature. Aggression and violent behavior, 14, 13-29. doi:

10.1016/j.avb.2006.03.006

Stoltenborgh, M., Bakermans-Kranenburg, M. J., Van IJzendoorn, M. H., & Alink, L. R. (2013). Cultural–geographical differences in the occurrence of child physical abuse? A meta-analysis of global prevalence. International Journal of Psychology, 48, 81-94. doi: 10.1080/00207594.2012.697165

(37)

37 ontwikkeling van kinderen en adolescenten. In J.D. Bosch e.a. (red.), Jaarboek

ontwikkelingspsychologie, orthopedagogiek en kinderpsychiatrie, 3, (pp.13-46).

Houten: Bohn Stafleu van Loghum.

*Timmer, S, G., Borrego, J., & Urquiza, A. J. (2002). Antecedents of coercive interactions in physically abusive mother-child dyads. Journal of Interpersonal Violence, 17, 836-853. doi: 10.1177/0886260502017008003

*Trickett, P. K., Aber, J. L., Carlson, V., & Cicchetti, D. (1991). Relationship of

socioeconomic status to the etiology and developmental sequelae of physical child abuse (HCMP). Developmental Psychology, 27, 148. doi:

10.1037/0012-1649.27.1.148

*Trickett, P. K., Aber, J. L., Carlson, V., & Cicchetti, D. (1991). Relationship of

socioeconomic status to the etiology and developmental sequelae of physical child abuse (NIMH). Developmental Psychology, 27, 148. doi: 10.1037/0012-1649.27.1.148 Public Health Agency of Canada. (2010). Child maltreatment 2008. Geraadpleegd op:

http://www.childwelfare.gov/cam/ prevalence

Viechtbauer, W. (2010). Conducting meta-analyses in R with the metafor package. Journal of

Statistical Software, 36, 1-48. doi: 10.18637/jss.v036.i03

*Wai Wong, W. C., Chen W.Q., Goggins, W. B., Tang, C. S., & Leung, P. W. (2009). Individual, familial and community determinants of child physical abuse among high-school students in China. Social Science & Medicine, 68, 1819-1825. doi:

10.1016/j.socscimed.2009.03.001

*Whipple, E. E., & Webster-Stratton, C. (1991). The role of parental stress in physically abusive families. Child Abuse & Neglect, 15, 279-291. doi:

(38)

38 Wibbelink, C. J. M., & Assink, M. (2015). Handleiding voor het uitvoeren van een drie-level

meta-analyse in R [Manual for conducting a three-level meta-analysis in R]. Amsterdam: Universiteit van Amsterdam.

*Williamson, J. M., Borduin, C. M., & Howe, B. A. (1991). The ecology of adolescent maltreatment: A multilevel examination of adolescent physical abuse, sexual abuse and neglect. Journal of Consulting and Clinical Psychology, 59, 449-457. doi: 10.1037/0022-006X.59.3.449

*Wu, M. F., Lu, T. H., Lin, C. J., & Feng, J. Y. (2015). Risk factors and physical signs of child abuse in hospitalized children in Taiwan. Children and Youth Services

(39)

39 Bijlagen

Bijlage 1

Codeerschema

Abuse type 0: neglect, not further specified

1: physical neglect 2: emotional neglect 3: medical neglect 4: educational neglect 5: physical abuse 6: emotional abuse Gender 1: Both 2: vrouwen alleen 3: mannen alleen Country 1: USA 2: Canada 3: Europe

4: Australia/ New Zealand 5: Other (specify)

Study design 0: Retrospective

1: Prospective

Domain 1: child being female (neglect)

2: child being non-Caucasian

3: child is not living with two biological parents

4: Prior or concurrent forms of child abuse 5: Low SES

6: Low parental education 7: Parental alcohol/drug use

8: large family size (2 or more children) 9: parental mental/physical problems 10: Child mental/physical/behavioural problems

11: child’s school-related problems 12: interparental problems (e.g., marital conflict)

13: parental history of problems (e.g., being abused, being delinquent)

14: inadequeate parenting behaviour. 15: Parent-child relationship problems 16: problematic family functioning

17: unhealthy attitudes, values & beliefs of parents

18: religious involvement of the family 19: community-related factors

20: child/parents has immigration status 21: child experienced a period of living away from family (e.g., out-of-home placement, resided in institution)

(40)

40 23: Problems in child’s social relationships 24: Parental age factors (young or old father/mother)

27: Physical violence in the home environment

29: parental history of abuse

30: Parental history of antisocial behaviour/ criminal offending

31: child being younger

32: child being male (physical) 33: prenatal problems

34: social support/ network 99: Other

Factortype 0: statisch 1: dynamisch

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Also, the Wonderful Life Question appeared to be par- ticularly adequate to give insight into the emergence of meaning, as its dual temporal focus—a moment from the past to take to

The general research objective is a comparison of chronic medication prescribing patterns between mail order/courier and community/retail pharmacies in the South

(2016) Construct Validity of the Dutch Version of the 12-Item Partners in Health Scale: Measuring Patient Self-Management Behaviour and Knowledge in Patients with Chronic

De convergentie van deze twee drijfveren vergt een innovatieve manier van handelen waarin het optreden van decentrale overheden een belangrijke factor is voor het succes van

26e28 Moreover, trans-1 shows a positive entropy change upon complexation with b -CD, and the absolute value of this entropic change is higher than the enthalpic change ( Table 1

Our study proposed three mechanisms linking organizational knowledge sharing habits and processes to employees' IWB: (i) a direct effect whereby access to knowledge across the

Op basis hiervan kan verwacht worden dat in wat voor stemming de consument verkeert – positief of negatief – dit weinig tot geen effect zal hebben op de attitude die de