• No results found

Lesbisch ouderschap en seksuele opvoeding : het eerste onderzoek naar seksuele opvoeding door lesbische moeders in Nederland

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Lesbisch ouderschap en seksuele opvoeding : het eerste onderzoek naar seksuele opvoeding door lesbische moeders in Nederland"

Copied!
44
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Lesbisch Ouderschap en Seksuele Opvoeding: Het Eerste Onderzoek naar Seksuele Opvoeding door Lesbische Moeders in Nederland

Masterscriptie Preventieve Jeugdhulp en Opvoeding Pedagogische Wetenschappen en Onderwijskunde Universiteit van Amsterdam Q. J. Oldenkamp (10000828) Eerste beoordelaar: Mw. Dr. L. van Rijn-van Gelderen Tweede beoordelaar: Mw. Prof. Dr. R. Keizer Amsterdam, juni 2017

(2)

Inhoudsopgave

Abstract 3

Inleiding 4

Achtergrond seksuele opvoeding 5

Theoretische en empirische onderbouwing van de huidige studie 7 Wat wordt verstaan onder seksuele opvoeding? 8

Taakverdeling binnen gezinnen 10

Leeftijdsspecifieke seksuele opvoeding 11

Huidige studie 12 Verwachtingen 13 Methode 14 Participanten 14 Procedure 15 Analyseplan 16 Resultaten 17

Wat wordt verstaan onder seksuele opvoeding? 17

Verbale seksuele opvoeding 17

Non-verbale seksuele opvoeding 19

Taakverdeling 20

Persoonlijkheid 21

Verleden 22

Derde partij in taakverdeling 22

Leeftijdsspecifieke seksuele opvoeding 23

Seksuele opvoeding van jonge kinderen 24

Seksuele opvoeding van oudere kinderen 25

Discussie 27

Literatuur 33

Bijlagen 40

Tabel 1: Demografische kenmerken van respondenten 40

Tabel 2: Onderzoeksinstrument 41

(3)

Abstract

Lesbian Parenting and Sex Education: The First Research of Sex Education provided by Lesbian Mothers in the Netherlands

The goal of this qualitative study was to investigate how lesbian mothers look at their children’s sex education. Sixteen mothers with children between 2 and 12 years old were interviewed about the content of sex education in general, division of tasks between the mothers while providing sex education, and age-specific sex education. The results

demonstrated that lesbian mothers considered both verbal as non-verbal messages related to sex as ways to provide sex education. There was an equal division of tasks and this division was based on the personality and the past of the mothers. It was also found that mothers told their young children other information than their older children. Finally, lesbian mothers with a son made sure that a male role model was involved in the sex education of their son.

(4)

Lesbisch Ouderschap en Seksuele Opvoeding: Het Eerste Onderzoek naar Seksuele Opvoeding door Lesbische Moeders in Nederland

Vanaf de jaren ’80 is het aantal vrouwen dat samen kinderen krijgt en opvoedt

gestegen. Deze stijging wordt ook wel de ‘lesbische babyboom’ genoemd. Oorzaken voor de groei in gezinnen met twee moeders zijn onder andere de mogelijkheid om door middel van donorinseminatie zwanger te worden (Bos, Van Balen, & Van den Boom, 2003). Tevens hebben juridische wijzigingen in het ouderschap van ouders met hetzelfde geslacht

bijgedragen aan een toename van het aantal kinderen dat wordt opgevoed door twee moeders (Ministerie van Justitie, 2014; OCW, 2001). In 2009 hadden 20% van de lesbische stellen kinderen; omgerekend zijn dit ongeveer 5000 stellen (CBS, 2010). Meer recente cijfers zijn alleen beschikbaar vanuit de VS, waar bekend is dat 19% van de lesbische, homoseksuele en biseksuele stellen kinderen hebben; dit zijn ongeveer 131.100 stellen (Gates, 2014). Gezien meer jonge lesbische vrouwen op dit moment aangeven een kinderwens te hebben, is de verwachting dat het aantal lesbische moeders zal blijven groeien (Bos, Van Rijn van Gelderen, & Gartrell, 2015).

Tegelijkertijd met de groei van het aantal lesbische gezinnen is ook de interesse in onderzoek naar deze gezinsvorm gegroeid. Zo is onder andere onderzocht hoe men in de samenleving denkt over de opvoedkwaliteiten van lesbische moeders. Gebleken is dat door sommige mensen wordt verondersteld dat lesbische moeders minder geschikte opvoeders zijn ten opzichte van heteroseksuele ouders (Clarke, 2001; Costa et al., 2014). Daarnaast is

recentelijk in Portugal onderzoek gedaan onder universitaire studenten aan de hand van vragenlijsten, naar hun houding tegenover homo- en lesbisch ouderschap. Hieruit bleek dat de meerderheid van de studenten tegen homo- en lesbische ouderschap is. Seksuele vooroordelen blijken hieraan ten grondslag te liggen (Costa et al., 2014). Echter, uit de meta-analyse van Fedewa, Black en Ahn (2014) komt naar voren dat opvoeding door twee moeders, zonder

(5)

vader, geen negatieve invloed heeft op de sociaal-emotionele ontwikkeling, academische vaardigheden, genderidentiteit en seksuele oriëntatie van het kind. Tevens toont onderzoek aan dat de geaardheid van lesbische moeders weinig tot geen invloed heeft op de

ontwikkeling van het kind; in vergelijking met heteroseksuele ouders zijn lesbische moeders over het algemeen meer emotioneel betrokken bij hun kind, hebben zij een hechtere band met hun kind en ook blijken zij minder last te hebben van separatieangst (e.g. Bos, Van Balen, & Van den Boom, 2007; Golombok & Badger, 2010; Patterson, 2017). Over de seksuele

opvoeding door lesbische moeders is daarentegen tot nu toe weinig bekend. Om deze reden is huidige studie opgezet om te onderzoek hoe lesbische moeders met kinderen tussen 2 en 12 jaar oud vormgeven aan seksuele opvoeding.

Achtergrond seksuele opvoeding

Seksuele opvoeding is het overdragen van opvattingen, kennis en normen en waarden over het brede begrip seksualiteit. Het gaat hierbij niet alleen om voortplanting, conceptie en geslachtsgemeenschap, maar ook om seksuele ontwikkeling, identiteit, gevoelens,

gedragingen en homoseksualiteit (Lefkowitz & Stoppa, 2006; Van der Doef, 2011). Ouders spelen een aanzienlijke rol in de seksuele opvoeding van hun kind (Lefkowitz & Stoppa, 2006). Doorgaans interpreteren zij seksuele opvoeding als seksuele voorlichting, maar seksuele opvoeding is breder dan dit (Zwiep, 2008). De manier waarop ouders affectie naar elkaar en naar hun kind uiten en omgaan met naaktheid binnen het gezin, zijn ook onderdeel van de seksuele opvoeding (De Graaf, 2013). Kortom, seksuele opvoeding omvat vele aspecten.

Het is van belang dat ouders seksuele opvoeding geven omdat dit bijdraagt aan de algehele ontwikkeling van het kind (Zwiep, 2008). Ten eerste zorgt seksuele opvoeding voor een goede seksuele gezondheid (Nahom et al., 2001). Dit houdt een positieve houding ten opzichte van seksualiteit en de afwezigheid van ziekten en aandoeningen in. Daarbij zijn

(6)

ervaringen op het gebied van seksualiteit prettig, ongedwongen en veilig (WHO, 2006). Ouders kunnen kinderen weerbaar maken tegen ongewenst seksuele intimiteiten door hen grenzen te leren stellen op het gebied van seksualiteit (De Graaf, 2013; Hempel, 2013). Ten tweede draagt de seksuele opvoeding bij aan het ontwikkelen van relationele vaardigheden, omdat kinderen door seksuele opvoeding leren om genegenheid, empathie en respect te tonen aan anderen, wat een basis is voor relaties (Van der Doef, 2011). Ten derde zorgt seksuele opvoeding voor meer kennis over seksueel overdraagbare aandoeningen (soa’s) en de gevolgen van onveilige seks, waardoor jongeren eerder gebruik maken van anticonceptie en deze op de juiste wijze gebruiken (Van de Bongardt, Reitz, & Deković, 2012; Wylie, 2010). Ten vierde is seksuele opvoeding van belang omdat dit ervoor zorgt dat jongeren op latere leeftijd hun eerste seksuele ervaringen hebben (Nahom et al., 2001; Van de Bongardt, Reitz, Sandfort, & Deković, 2015). Wanneer jongeren op latere leeftijd hun eerste seksuele ervaring hebben is er minder kans op tienerzwangerschappen en soa’s (Wellings et al., 2001).

Bijna al het onderzoek dat tot nu toe is gedaan naar de seksuele opvoeding, is uitgevoerd bij heteroseksuele ouders (o. a. De Graaf, 2013; Vermeire, 2005; Zwiep, 2008; Zwiep, 2012). De resultaten uit deze studies zijn niet simpelweg te generaliseren naar gezinnen bestaande uit lesbische moeders en hun kinderen. Zo is uit onderzoek bij heteroseksuele ouders naar voren gekomen dat de mannelijke partner veelal de taak van seksuele opvoeder krijgt toebedeelt door de moeder (Vermeire, 2005; Zwiep, 2008) en deze mannelijke partner is in gezinnen met twee lesbische moeders niet aanwezig. Een ander verschil tussen heteroseksuele ouders en lesbische moeders is dat kinderen met lesbische moeders vanaf de geboorte in aanraking komen met het onderwerp homoseksualiteit (Zwiep, 2008). Daarnaast is de manier van conceptie bij lesbische gezinnen veelal anders dan bij heteroseksuele gezinnen, aangezien lesbische stellen doorgaans gebruik maken van een spermadonor voor het verwekken van een kind terwijl dit bij heteroseksuele stellen meestal

(7)

niet het geval is (Vonk, 2009). Hierdoor verschilt het verhaal dat lesbische moeders hun kind vertellen over de conceptie van het verhaal dat heteroseksuele ouders vertellen (Gabb, 2004). Veel lesbische moeders beginnen op jonge leeftijd van het kind hierover, doordat kinderen vragen kunnen stellen over wie en waar hun vader is (Montuschi, 2006). Door deze

verschillen is het belangrijk dat het onderzoek naar seksuele opvoeding door ouders ook wordt uitgevoerd bij lesbische moeders.

Theoretische en empirische onderbouwing van de huidige studie

Ouders spelen een belangrijke rol in de seksuele opvoeding; zij worden gezien als één van de eerste bronnen voor een goede seksuele ontwikkeling (Lefkowitz & Stoppa, 2006). Het ecologisch model van Bronfenbrenner (1986) kan de centrale rol die ouders hebben bij de seksuele ontwikkeling en opvoeding van hun kind verklaren. Dit model laat zien dat er om het kind heen verschillende systemen bestaan, te weten het micro-, meso-, exo- en macrosysteem en deze hebben allemaal invloed op de ontwikkeling van het kind. In het microsysteem bevindt zich het kind dat in directe interactie is met zijn omgeving, zoals zijn/haar ouders, familie, school en leeftijdsgenoten. Het mesosysteem schetst de wederzijdse interactie tussen verschillende groepen uit het microsysteem, bijvoorbeeld de verhouding tussen de ouders en de leerkracht van het kind. Het exosysteem bevat structuren die geen directe invloed hebben op het kind, maar de directe omgeving van het kind beïnvloeden. Een voorbeeld hiervan is het werk van de ouders. Het alomvattende systeem is het macrosysteem. Dit systeem bevat grote structuren ver van het kind af, maar welke ook invloed hebben op het kind. Voorbeelden hiervan zijn cultuur, geloof en de wetgeving van het land (Van der Horst et al., 2016). De interactie tussen de verschillende systemen van het ecologisch model rondom het kind laat zodoende zien dat ouders een centrale rol spelen bij de ontwikkeling en opvoeding van het kind. Daarnaast beïnvloed het microsysteem met daarin de ouders het kind het meest omdat

(8)

dit systeem het dichtst bij het kind staat en hier directe invloed op heeft (Bronfenbrenner, 1986).

De centrale rol die ouders spelen in de seksuele opvoeding is niet alleen een directe rol door bijvoorbeeld met hun kinderen over seksualiteit te praten, ouders spelen hierin ook een indirecte rol. Door observatie van handelingen en lichaamshouding leren kinderen van hun ouders wat intimiteit is (Zwiep, 2008). Dit perspectief wordt ondersteund door de sociale leertheorie van Bandura (1971). Deze theorie gaat er vanuit dat kinderen door observatie en imitatie van het gedrag van rolmodellen, in dit geval de moeders, nieuwe gedragingen leren. Ouders kunnen reageren op het (seksuele) gedrag van hun kind door dit te corrigeren of te belonen (Bandura, 1971). Op deze manier leren kinderen van hun ouders grenzen op het gebied van seksualiteit.

In deze studie zal onderzocht worden hoe lesbische moeders de seksuele opvoeding vormgeven. Het gaat hierbij om de inhoud van de seksuele opvoeding, op welke manier zij dit doen en wat zij hieraan doen. Dit zal onderzocht worden door specifiek te kijken naar wat lesbische moeders verstaan onder seksuele opvoeding, naar de taakverdeling van de seksuele opvoeding met hun partner en naar leeftijdsspecifieke seksuele opvoeding. Hieronder zullen deze onderwerpen verder worden belicht.

Wat wordt verstaan onder seksuele opvoeding? Vaak verstaan ouders onder seksuele opvoeding voornamelijk seksuele voorlichting, welke gericht is op technische informatieoverdracht (Brilleslijper-Kater & Russel, 2013; Zwiep, 2008). Daarbij zijn het overdragen van normen en waarden, grenzen stellen op het gebied van seksualiteit en het uiten van intimiteit volgens ouders ook aspecten van de seksuele opvoeding (De Graaf, 2013). Kortom, seksuele opvoeding wordt door ouders gezien als een breed begrip.

Voor zover bij de onderzoeker bekend, is maar in één studie onderzoek gedaan naar de seksuele opvoeding door lesbische moeders. In Engeland hield Gabb in 2004 diepte

(9)

interviews met 18 lesbische moeders en 13 kinderen van deze moeders. In deze kwalitatieve studie wordt gesuggereerd dat de inhoud van seksuele opvoeding door lesbische moeders doorgaans verschilt met die van heteroseksuele ouders (Gabb, 2004). De inhoud van seksuele opvoeding door heteroseksuele ouders is veelal gericht op voortplanting. Wanneer lesbische moeders echter seksuele opvoeding geven, is dit niet specifiek gericht op voortplanting omdat binnen het eigen gezin geslachtsgemeenschap van de moeders niet leidt tot voortplanting. Bij lesbische moeders gaat seksuele opvoeding veelal over het bredere begrip van seksualiteit en liefde. Seks en voortplanting zijn duidelijk twee verschillende aspecten voor lesbische stellen, terwijl deze voor veel heteroseksuele stellen dichter bij elkaar ligt. Hieruit komt naar voren dat de geaardheid van de ouders van invloed is op de inhoud van de seksuele opvoeding. Daarnaast laat dit onderzoek zien dat lesbische moeders seksuele opvoeding geven als reactie op hun eigen gezinssituatie omdat deze afwijkt van het traditionele heteroseksuele

tweeoudergezin (Gabb, 2004).

De huidige studie is een aanvulling op het onderzoek van Gabb (2004). Ten eerste omdat in het onderzoek van Gabb de respondenten door de onderzoekster persoonlijk zijn geïnterviewd waardoor de resultaten gekleurd kunnen zijn door haar achtergrond, namelijk haar persoonlijke ervaringen als lesbische moeder (Plochg & Van Zwieten, 2007). Ten tweede wordt in de huidige studie naar een breder beeld van de seksuele opvoeding door lesbische moeders gekeken. Hier wordt niet alleen gekeken naar de inhoud van de seksuele opvoeding zoals in het onderzoek van Gabb (2004), maar wordt ook onderzocht of lesbische moeders een taakverdeling maken in de seksuele opvoeding en hoe seksuele opvoeding van jonge en oudere kinderen wordt gekenmerkt. Ten derde is de huidige studie relevant aangezien het onderzoek van Gabb uitgevoerd is in 2004. Meer recent onderzoek is relevant omdat dit een beeld schetst van de huidige aanpak van lesbische moeders wat betreft de seksuele opvoeding. Ten vierde wordt Nederland gezien als het meest homotolerante land ter wereld (Keuzekamp,

(10)

2011). Het is interessant om het onderzoek naar seksuele opvoeding door lesbische moeders in verschillende landen uit te voeren, te beginnen in Nederland.

Taakverdeling binnen gezinnen. Doorgaans is wat betreft de opvoeding binnen heteroseksuele gezinnen een duidelijke taakverdeling aanwezig tussen vaders en moeders. Er wordt verondersteld dat vaders ervoor zorgen dat kinderen exploratieve ervaringen opdoen en daarbij heeft interactie met de vader een positieve bijdrage op deelname in de maatschappij (Bögels & Phares, 2008; Roggman, Bradley, & Raikes, 2013). Daarentegen wordt

verondersteld dat moeders een meer verzorgende en beschermende taak hebben; zij

ondersteunen veelal bij angst en verdriet (Roggman et al., 2013). Binnen lesbische gezinnen is deze duidelijke taakverdeling niet aanwezig, maar worden de taken meer gelijk verdeeld tussen de moeders (Jaspers & Verbakel, 2013; Goldberg & Perry-Jenkins, 2007; Patterson, 1995). De vraag is of deze gelijke verdeling ook het geval is bij de taakverdeling van de seksuele opvoeding.

Zoals eerder aangehaald stelt de sociale leertheorie dat kinderen het gedrag van rolmodellen, de ouders, observeren en imiteren (Bandura, 1971). Doordat de rolmodellen binnen lesbische gezinnen twee vrouwen zijn en er geen mannelijke partner aanwezig is, observeren en imiteren dochters en zonen voornamelijk het gedrag van vrouwen. Dit is interessant gezien mannen en vrouwen vaak een verschillende visie hebben op seksualiteit en vaders en moeders verschillen in de manier waarop zij seksuele opvoeding geven (Martin & Torres, 2014; Mirone, 2008; Petersen & Hyde, 2010; Zwiep, 2008). Vaders stimuleren seksuele gedragingen van hun zoon, terwijl moeders bij de seksuele opvoeding van hun zoon zich grotendeels richt op respectvol leren omgaan met meisjes (Zwiep, 2008). Een verklaring voor het verschil tussen vaders en moeders kan identificatie zijn. Identificatie blijkt namelijk een belangrijke rol te spelen bij de seksuele opvoeding door ouders. Identificatie van een ouder met een kind van hetzelfde geslacht zorgt bij de ouder voor meer vertrouwen in de

(11)

seksuele opvoeding (Heemelaar, 2008; Swain, Ackerman, & Ackerman, 2006). Een moeder vindt het hierdoor makkelijker om met haar dochter te praten, een vader heeft dit meer met zijn zoon (Pluhar, DiIorio, & McCarty, 2008).

Door de afwezigheid van een vader binnen lesbische gezinnen, moeten lesbische moeders hun zoon seksueel opvoeden. Er kunnen andere mannelijke rolmodellen in de omgeving van het kind aanwezig zijn die een rol spelen in de seksuele opvoeding, maar de eerste bronnen voor de seksuele opvoeding liggen bij de ouders waar deze mannelijke rolmodellen niet toe behoren (Lefkowitz & Stoppa, 2006). Hierdoor moeten lesbische moeders samen de taken verdelen qua (seksuele) opvoeding, ook bij hun zoon waar zij zich lichamelijk niet mee kunnen identificeren. Hoewel identificatie een belangrijke rol speelt bij de seksuele opvoeding, is de voorspelling dat identificatie binnen lesbische gezinnen met een zoon een minder grote rol speelt, omdat dit niet mogelijk is (Heemelaar, 2008; Swain et al., 2006). Vanwege de afwezigheid van een vader en de minder grote rol die identificatie speelt binnen lesbische gezinnen, is de verwachting dat lesbische moeders de taken van de seksuele opvoeding meer gelijk verdelen.

Leeftijdsspecifieke seksuele opvoeding. Hoewel veel ouders het belangrijk vinden om op jonge leeftijd van het kind over seksualiteit te praten, blijkt de daadwerkelijke

uitvoering hiervan lastig. Ouders geven als redenen niet te weten hoe hierover met hun kind te praten of zeggen dat het kind toch te jong is voor dit onderwerp (Wilson, Dalberth, Koo, & Gard, 2010). Desondanks is het van belang om vanaf jonge leeftijd over seksualiteit te praten, omdat kinderen vanaf 7-jarige leeftijd schaamte gaan ontwikkelen om met hun ouders

hierover te praten (De Graaf, 2013). Wanneer op jonge leeftijd met het kind over seksualiteit wordt gesproken, kan het kind op latere leeftijd hierover makkelijker vragen stellen aan de ouders (Vermeire, 2005).

(12)

Vanaf 5-jarige leeftijd beginnen kinderen kennis te krijgen over zaadjes en eitjes. Echter, op deze leeftijd snappen kinderen vaak nog niet hoe de voortplanting precies werkt (Brilleslijper-Kater & Russel, 2013). Kinderen hebben over het algemeen tot 10-jarige leeftijd geringe kennis over voortplantingsorganen, sekseverschillen en verliefdheid (Brilleslijper-Kater, 2005; Brilleslijper-Kater & Russel, 2013). De informatie van de seksuele opvoeding die jonge kinderen krijgen, wordt door de ouders vaak terloops besproken. Wanneer kinderen ouder zijn dan 7 jaar vinden de meeste ouders het belangrijk hun kinderen gericht van

informatie te voorzien over seksualiteit (De Graaf, 2013).

Uit onderzoek onder heteroseksuele ouders is bekend dat zij bij kinderen tot en met 7 jaar hun kind leren grenzen aan te geven, sekseverschillen uitleggen en de geslachtsdelen benoemen. Bij deze jonge kinderen worden echter onderwerpen als voortplanting en homoseksualiteit vermeden in de seksuele opvoeding. Bij kinderen van 8 tot en met 12 jaar vinden ouders het nog steeds belangrijk dat hun kind grenzen leert stellen. Daarnaast wordt gesproken over lichamelijke veranderingen tijdens de puberteit en is homoseksualiteit een onderwerp waar aandacht aan wordt besteed. Onderwerpen waar ouders met oudere kinderen nauwelijks over spreken zijn seksuele gedragingen, plezier en voorbehoedsmiddelen (De Graaf, 2013). De verwachting is dat binnen lesbische gezinnen het onderwerp

homoseksualiteit niet vermeden wordt bij kinderen tot 7 jaar, aangezien homoseksualiteit een leidende rol speelt binnen deze gezinsvorm. Om deze reden is besloten om in de huidige studie onderscheid te maken tussen deze leeftijdsgroepen. Het is waarschijnlijk dat de

onderwerpen die besproken worden tijdens de seksuele opvoeding verschillen tussen jonge en oudere kinderen. Op welke manier dit het geval is, wordt in deze studie onderzocht.

Huidige studie

In de huidige studie wordt aan de hand van semigestructureerde interviews onderzocht op welke manier lesbische moeders seksuele opvoeding vormgeven. Gekozen is onderzoek te

(13)

doen naar lesbische moederkoppels en niet naar andere gezinssamenstellingen zoals alleenstaande moeders, omdat binnen lesbische gezinnen twee ouders aanwezig zijn in het gezin, net als binnen heteroseksuele tweeoudergezinnen. Hierdoor kunnen deze

gezinssamenstellingen met elkaar vergeleken worden in de conclusie van deze studie. Uiteindelijk zal inzicht geboden kunnen worden in hoe seksuele opvoeding vorm wordt gegeven door ouders met hetzelfde geslacht. Dit is maatschappelijk relevant gezien seksuele opvoeding van belang is voor de ontwikkeling van een kind en het aantal kinderen dat

opgroeit in een lesbische gezinssamenstelling in de toekomst zal blijven toenemen (Bos et al., 2015; Zwiep, 2008). Door te weten hoe lesbische moeders seksuele opvoeding vormgeven kunnen andere lesbische moeders door middel van voorlichting hierin begeleid worden.

De hoofdvraag van dit onderzoek luidt: Hoe geven lesbische moeders vorm aan seksuele opvoeding? Aan de hand van drie deelvragen zal antwoord gegeven worden op deze hoofdvraag. De eerste deelvraag luidt: Wat verstaan lesbische moeders onder seksuele

opvoeding? De tweede deelvraag luidt: Op welke manier verdelen lesbische moeders met hun partner de taken omtrent de seksuele opvoeding? De derde deelvraag luidt: Hoe wordt de seksuele opvoeding door lesbische moeders met jonge kinderen (2-7 jaar) gekenmerkt en hoe die van oudere kinderen (8-12 jaar)?

Verwachtingen. Op basis van bestaande literatuur zijn er verschillende verwachtingen van de huidige studie. Ten eerste wordt op basis van het onderzoek van Gabb (2004) verwacht dat lesbische moeders een bredere visie hebben op de seksuele opvoeding dan heteroseksuele ouders. Ten tweede wordt verwacht dat de taakverdeling van de seksuele opvoeding nagenoeg gelijk is tussen de moeders. Dit wordt verwacht vanwege het feit dat de taakverdeling tussen lesbische moeders over het algemeen meer gelijk is en identificatie een minder grote rol speelt (Jaspers & Verbakel, 2013; Goldberg & Perry-Jenkins, 2007; Patterson, 1995). Ten derde wordt verwacht dat binnen lesbische gezinnen vanaf jonge leeftijd wordt gepraat over

(14)

seksualiteit, homoseksualiteit en de conceptie van het kind, omdat kinderen vragen kunnen stellen over wie hun vader is en vanwege de afwijkende gezinssamenstelling ten opzichte van het traditionele heteroseksuele tweeoudergezin (Gabb, 2004; Montuschi, 2006). Daarbij wordt verwacht dat er verschillen bestaan tussen de onderwerpen die besproken worden met jonge en met oudere kinderen (De Graaf, 2013).

Methode

Om het doel van deze studie te bereiken werd gebruik gemaakt van een kwalitatieve onderzoeksstrategie door middel van semigestructureerde interviews.

Participanten

De respondenten werden geworven via mond-tot-mond reclame, via Intogirls.nl en via het netwerk van L. van Rijn – van Gelderen. Deze manier van werving werd gezien als ‘convenience sampling’, wat inhoud dat respondenten geselecteerd zijn op basis van de beschikbaarheid van de onderzoeker (Bryman, 2012).

In totaal werden 16 interviews gehouden met lesbische moeders met kinderen tussen de 2 en 12 jaar oud. Per gezin werd één moeder geïnterviewd. De respondenten waren onder te verdelen in drie groepen. De eerste groep bevatte zes lesbische moeders met een

gemiddelde leeftijd van 38.7 jaar (SD = 1.37). In totaal hadden deze moeders 10 kinderen tussen de 2 en 7 jaar oud. De gemiddelde leeftijd van de kinderen in deze groep was 3.3 jaar (SD = 1.35) en het gemiddeld aantal kinderen per gezin was 1.67 (SD = .49). De tweede groep bevatte vijf lesbische moeders met een gemiddelde leeftijd van 44.6 jaar (SD = 2.21) met in totaal negen kinderen met een gemiddelde leeftijd van 10.9 jaar (SD = 1.20). In deze leeftijdsgroep van 8 tot 12 jaar was het gemiddeld aantal kinderen per gezin 1.8 (SD =.40). De derde groep bevatte vijf lesbische moeders met een gemiddelde leeftijd van 43.6 jaar (SD = 4.76) die zowel kinderen tussen de 2 en 7 jaar als kinderen tussen de 8 en 12 jaar oud

(15)

hadden. In totaal bevatte deze groep 11 kinderen met een gemiddelde leeftijd van 6.6 jaar (SD = 2.14), het gemiddeld aantal kinderen per gezin in deze groep was 2.2 (SD = .40). Deze groepsindeling werd gemaakt zodat de seksuele opvoeding tussen jonge en oudere kinderen vergeleken kon worden. In Tabel 1 in de bijlage worden de demografische kenmerken van de respondenten weergegeven. Onderzocht is of de drie groepen van elkaar verschilden op demografische kenmerken; dit bleek niet het geval.

Procedure

Iedere respondent werd telefonisch benaderd voor uitleg over de studie en de

procedure van het interview. Zodra de respondent toestemming gaf voor deelname, werd een afspraak ingepland. De locatie van het interview was afhankelijk van de wens van de

respondent. Dit vond meestal plaats bij de respondent thuis of op het Roeterseilandcomplex van de Universiteit van Amsterdam. De gemiddelde duur van een interview bedroeg 45 minuten.

Nadat de respondenten een korte vragenlijst en het toestemmingsformulier voor het gebruik van de interviewdata hadden ingevuld, werd de voice recorder aangezet en begon het interview. Tijdens het interview was de topiclijst, te vinden in Tabel 2 in de bijlage, leidend voor de onderwerpen die besproken werden. Op deze manier werden alle respondenten dezelfde vragen gesteld. De volgorde van de vragen verschilde per interview, omdat dit afhankelijk was van het verloop van het interview. Zodanig werd doorvragen eenvoudiger wat resulteerde in meer informatie en diepte tijdens het interview (Bryman, 2012).

De topiclijst werd ontwikkeld op basis van bestaande interviewtopics (e.g. Cohen & Kuvalanka, 2011; Zwiep, 2008), welke waren aangepast voor dit onderzoek. Aan de hand van de interviewtopics lag vast welke onderwerpen tijdens de interviews besproken werden. Per deelvraag waren verschillende vragen opgesteld zodat op basis van de antwoorden van de respondenten deze deelvragen beantwoord kon worden. Bij de deelvraag over de

(16)

leeftijdsspecifieke seksuele opvoeding werd onderscheid gemaakt tussen de drie verschillende respondentengroepen in deze studie.

Analyseplan

Ieder interview werd met een voice recorder opgenomen en na afloop getranscribeerd. De transcripten werden vervolgens in MaxQDA 12 gezet. MaxQDA 12 is een programma dat kwalitatieve tekstanalyses uitvoert (http://www.maxqda.com/products/). Kwalitatief

onderzoek is een iteratief proces (Boeije, 2005).

Door middel van codering in MaxQDA 12 werden de antwoorden op de vragen per onderwerp geclusterd. De onderwerpen in dit onderzoek waren ‘wat wordt verstaan onder seksuele opvoeding’, ‘taakverdeling’ en ‘leeftijdsspecifieke seksuele opvoeding’. De eerste stap hierbij was open coderen, waarbij de tekstfragmenten nauwkeurig werden onderzocht en ingedeeld per onderwerp (Boeije, 2005). Hieruit zijn de coderingen ‘seksuele opvoeding’, ‘taakverdeling’ en ‘leeftijdsspecifieke seksuele opvoeding’ ontstaan, welke de basis vormden voor de codeboom die leidend was voor de rest van de codering (Boeije, 2005) (zie Tabel 3). De tweede stap was axiaal coderen, waarbij coderingen werden gemaakt per categorie. Door axiale codering werden de belangrijke elementen van het onderzoek geselecteerd, wat zorgde voor reducering van de omvang van de data (Boeije, 2005). Een voorbeeld van een axiale codering was ‘verbale seksuele opvoeding’. Uiteindelijk zijn de gegevens selectief gecodeerd, waarbij werd geïntegreerd en verbanden werden gelegd tussen categorieën(Boeije, 2005). Een selectieve codering in dit onderzoek was ‘seksuele voorlichting’. De gehele codeboom is te vinden in Tabel 3 in de bijlage.

Voor de beschrijving van de resultaten is per codering aangegeven in hoeveel transcripten dit thema voorkomt. Gelet op het geringe aantal respondenten worden de resultaten aangegeven met het aantal respondenten en niet met percentages of onbepaalde telwoorden (Sandelowski, 2001). Gezien het feit dat naar mate meer interviews werden

(17)

gehouden er geen nieuwe informatie meer uit kwam, kon gesteld worden dat er theoretisch saturatie had plaats gevonden (Bryman, 2012). Door het geringe aantal respondenten die meededen aan deze studie is het niet mogelijk de resultaten te generaliseren. Deze studie geeft een indicatie voor hoe het in werkelijkheid zou kunnen zijn.

Resultaten

Aan de hand van de interviews kon antwoord gegeven worden op de verschillende deelvragen van deze studie. Bij de beschrijving van de resultaten werd gebruik gemaakt van citaten uit de interviews. Bij deze citaten staat het respondentnummer vermeld en tot welke groep deze respondent behoorde (groep 1: moeders met jonge kinderen, groep 2: moeders met oudere kinderen, groep 3: moeders met zowel jonge als oudere kinderen).

Wat wordt verstaan onder seksuele opvoeding?

Tijdens de interviews werd de lesbische moeders specifiek gevraagd wat zij onder de seksuele opvoeding verstonden. Door hun visies te clusteren werd het mogelijk om een algemeen beeld te vormen over wat volgens de lesbische moeders in deze studie seksuele opvoeding is. Het bleek dat alle lesbische moeders seksuele voorlichting als een belangrijk aspect van seksuele opvoeding zagen, maar ze noemden ook andere aspecten zoals grenzen stellen, verliefdheid en het tonen van intimiteit. Alle genoemde aspecten worden hieronder besproken aan de hand van een tweedeling in verbale en non-verbale seksuele opvoeding.

Verbale seksuele opvoeding. Het meest genoemde verbale aspect van seksuele opvoeding was seksuele voorlichting. Tijdens de seksuele voorlichting vertelden de lesbische moeders over voortplanting, geslachtsorganen, sekseverschillen, voorbehoedsmiddelen en lichamelijke veranderingen tijdens de puberteit. Het volgende citaat illustreert dit: “In eerste instantie is seksuele opvoeding voor mij mijn kinderen vertellen hoe kinderen gemaakt

(18)

1). Alle 16 lesbische moeders benoemden zodoende voorlichting als onderdeel van de seksuele opvoeding waarbij expliciet informatie werd overgedragen aan hun kind. Het overdragen gebeurde op verschillende manieren: door met het kind in gesprek te gaan over deze onderwerpen, door hierover samen een boek te lezen of door samen animatiefilmpjes op het internet te bekijken. Het volgende citaat geeft dit weer: “Ik heb het in een paar woorden uitgelegd en daarna zijn we op internet naar een animatie gaan kijken samen. Dat laat het heel mooi zien. Je hebt echt hele leuke animatiefilmpjes over voortplanting etc.” (respondent 3, groep 3)

Naast voorlichting gaven 12 lesbische moeders in deze studie, zonder dat hier in het interview expliciet naar werd gevraagd, het stellen en respecteren van grenzen op het gebied van seksualiteit aan als belangrijk onderdeel van de seksuele opvoeding. Het ging hierbij om het aangeven van eigen grenzen, maar ook om het respecteren van andermans grenzen: “We zeggen ook tegen onze kinderen dat hun geslachtsdelen en lichaam ook echt iets van hun is. Dat andere mensen daar niet aan hoeven te zitten. Alleen als ze het allebei willen, dan mag het. Als iemand ‘nee’ zegt, dan stop je.” (respondent 9, groep 1)

Zeven lesbische moeders in deze studie verstonden onder de seksuele opvoeding tevens het op regelmatige basis met hun kind praten over onderwerpen rondom seksualiteit. Deze moeders vroegen onder andere aan hun kind of ze verliefd waren, verkering hadden, iemand wel eens een kusje hadden gegeven of dat hun zoon bijvoorbeeld wel eens een natte droom had gehad. Hierdoor ontstond volgens hen geen taboe omtrent dit onderwerp en voelden kinderen zich vrij met seksualiteit, wat deze lesbische moeders van belang achtten: “Wat ik versta onder seksuele opvoeding is dat mijn kinderen zich vrij voelen met seksualiteit. Dat ik ze niet hinder met heel beperkende gedachtes daarover. En dat ik ze vrije keuze laat, dat ik ze niet opzadel met angsten over seksualiteit.” (respondent 3, groep 3)

(19)

Maar niet alleen vertellen over seksualiteit was onderdeel van de verbale seksuele opvoeding, ook het daarbij laten zien hoe het lichaam eruit ziet, behoorde hiertoe. Naar voren kwam dat vier lesbische moeders met hun dochter met een spiegeltje haar geslachtsdeel hadden bekeken, om op die manier te tonen hoe het vrouwelijk geslachtdeel eruit ziet. Voor zoons werd het bekijken van hun geslachtsdeel met een spiegeltje niet benoemd. Het volgende citaat geeft weer hoe een moeder dit bij haar dochter aanpakte: “Je hebt een plasgaatje, babygaatje en een poepgaatje. Toen hebben we een spiegeltje erbij gepakt zodat ze kon zien wat ze heeft en waar het zit. Haar broers mochten er ook bij komen kijken, dat was geen probleem voor haar.” (respondent 11, groep 3)

Tevens werd het koppelen van liefde, warmte en plezier aan seksualiteit volgens acht geïnterviewde lesbische moeders gezien als een belangrijk onderdeel van de seksuele

opvoeding. Dit werd door de moeders onder andere gedaan door een romantisch verhaal te vertellen wanneer over seks werd gepraat:

“Als twee mensen heel erg verliefd op elkaar zijn en graag een kindje willen, dan gaan ze heel erg knuffelen en met elkaar vrijen. Ik vind het gewoon heel belangrijk dat mijn kinderen seks koppelen aan liefde.” (respondent 5, groep 1)

“Ik wil mijn kind meegeven dat seks niet alleen over voortplanting gaat, maar juist om plezier en liefde.” (respondent 8, groep 2)

Non-verbale seksuele opvoeding. Het bleek dat seksuele opvoeding niet alleen verbaal werd overgebracht, ook non-verbaal gaven de moeders seksuele opvoeding. Het uiten van intimiteit tussen de moeders en tussen moeder en kind, werd door 15 van de 16 lesbische moeders gezien als onderdeel van de seksuele opvoeding. Deze lesbische moeders zoenden en knuffelden allemaal in het bijzijn van hun kind(eren) met hun partner, om op die manier lichamelijkheid en liefde te tonen aan hun kind(eren): “Mijn partner en ik kussen en knuffelen elkaar wel bewust waar de kinderen bij zijn. Ze zien zeker wel de genegenheid tussen ons.”

(20)

(respondent 11, groep 3). Naakt door het huis lopen, bij elkaar naar binnen lopen terwijl iemand doucht of samen in bad gaan, werd door deze 15 moeders ook gezien als onderdeel van de seksuele opvoeding: “Wij lopen altijd naakt door het huis, dat is heel normaal. Dat is iets wat wij doen omdat wij vinden dat het belangrijk is. Dat vind ik de meest natuurlijk manier dat kinderen weten wat normaal is. En zo zien ze hoe een volwassene eruit ziet.” (respondent 16, groep 2)

Maar non-verbale seksuele opvoeding was volgens vier lesbische moeders ook het bieden van privacy. Hierbij ging het niet om de privacy van de moeders, maar om het bieden van privacy aan het kind. Voornamelijk naarmate kinderen ouder worden vonden de moeders het belangrijk om hun kind privacy te bieden: “Onze zoon vindt eigenlijk vanaf dat hij 10 is het niet meer fijn om bloot gezien te worden. Als hij nu gaat douchen, zegt hij dat hij gaat douchen en doet hij de deur dicht en komen wij niet binnen, dat is ook prima.” (respondent 14, groep 2)

Aan de hand van de interviews kan geconcludeerd worden dat wat de lesbische moeders in deze studie verstonden onder seksuele opvoeding, een breed begrip was. De moeders hadden over het algemeen een overeenkomstig beeld over de seksuele opvoeding, te zien in het gebrek aan variatie tussen de moeders. Zij gaven allen zowel verbaal als non-verbaal seksuele opvoeding.

Taakverdeling

Aan de hand van de interviewvragen over de taakverdeling van de seksuele opvoeding tussen de twee moeders, kon antwoord gegeven worden op de vraag hoe deze taakverdeling werd gemaakt. Uit de interviews kwam naar voren dat geen van de lesbische moeders voorafgaand aan de seksuele opvoeding hierin een taakverdeling had gemaakt met haar partner. Tijdens het geven van seksuele opvoeding gaf één van de 16 geïnterviewde moeders aan dat de taakverdeling met haar partner daarin ongelijk was. Deze moeder voerde

(21)

grotendeels de taken uit van de seksuele opvoeding, omdat haar partner zich ongemakkelijk voelde bij het bespreekbaar maken van onderwerpen rondom seksualiteit. Daarnaast was haar partner redelijk preuts en minder aanhalerig, waardoor zij ook aan de non-verbale seksuele opvoeding een geringe bijdrage leverde volgens deze moeder: “Mijn partner vindt het gewoon niet leuk om het er over te hebben, het maakt haar ongemakkelijk. Ook de dingen waar zij het wel over heeft met mij, vindt ze niet leuk. En daar komt nog bij dat in haar cultuur gewoon niet veel geknuffeld wordt, dat is allemaal redelijk preuts en afstandelijk.” (respondent 1, groep 1)

De andere 15 geïnterviewde lesbische moeders gaven aan dat de verdeling van de taken van de seksuele opvoeding wel gelijk was tussen beide moeders, maar er werd wel een verdeling gemaakt in wie welke taak uitvoerde. Het bleek dat de persoonlijkheid van de moeders en haar verleden een rol speelde in de manier waarop deze verdeling werd gemaakt.

Persoonlijkheid. Bij de helft van de lesbische stellen bracht één van de moeders onderwerpen over ‘seksualiteit’ vaker ter sprake dan haar partner, terwijl haar partner een grotere taak had bij de non-verbale seksuele opvoeding. Interesse in het onderwerp van de ene moeder bleek bij deze acht lesbische moeders een reden waarom zij meer spraken over dit onderwerp. Dit illustreert het volgende citaat: “Het is gewoon iets dat mij heel erg

interesseert. Ik houd van het onderwerp. Ik denk dat het van nature gaat om er vaak over te praten en dat heeft mijn partner veel minder.” (respondent 9, groep 1)

Een andere reden waardoor een taakverdeling in de seksuele opvoeding ontstond, was ongemak om over seksualiteit te praten. Bij zes van de 16 lesbische moeders was dit het geval. Gêne en taboe rond seksualiteit bij één van de moeders zorgde ervoor dat haar partner veelal de verbale seksuele opvoeding op zich nam, doordat de andere moeder zich er

oncomfortabel bij voelde om over dit soort onderwerpen te praten: “Wij hebben een niet uitgesproken taakverdeling waar we beide heel tevreden mee zijn. Zij ziet er ergens wel de

(22)

noodzaak van in, dus ze is er niet tegen, maar ze vindt het ongemakkelijk.” (respondent 14, groep 2)

Verleden. Niet alleen de persoonlijkheid van de moeders, maar ook het verleden van de moeders had invloed op hun taakverdeling van de seksuele opvoeding. Bij 12 lesbische moeders was de taakverdeling van de seksuele opvoeding tevens afhankelijk van de seksuele opvoeding die zij zelf vroeger hadden gekregen. De meeste moeders die vroeger zelf een open seksuele opvoeding hadden gekregen, ervoeren weinig tot geen moeite bij het vormgeven van de seksuele opvoeding voor hun kinderen. Vijf lesbische moeders bij wie vroeger thuis amper werd gesproken over seksualiteit, gaven aan dit meer te willen doen met hun eigen kind(eren). Echter, het daadwerkelijk uitvoeren hiervan bleek lastig: “Op seksualiteit ligt bij mijn partner meer een taboe. Vrij snel vindt ze dingen raar. Ze wil dat eigenlijk doorbreken, maar ze heeft wel dat patroon meegekregen van huis uit. Dat is lastig te doorbreken, maar ze is zich er wel van bewust dat ze het niet op die manier wil bij onze kinderen.” (respondent 10, groep 3)

Derde partij in taakverdeling. Negen lesbische moeders hadden één of meerdere zonen en deze moeders hadden allen een gelijke taakverdeling met hun partner, evenals de gezinnen met dochters. Echter, bij de seksuele opvoeding van zonen werd bij alle negen gezinnen een mannelijk rolmodel uit de omgeving van het gezin betrokken bij de seksuele opvoeding van de zoon, of de moeders waren van plan in de toekomst een mannelijk rolmodel hierbij te betrekken. Bij de seksuele opvoeding van dochters werd het betrekken van een mannelijk rolmodel bij de seksuele opvoeding niet genoemd. Lesbische moeders met een zoon betrokken de donor, opa of een broer bij de seksuele opvoeding wanneer zij zelf geen raad wisten met een bepaald onderwerp van de seksuele opvoeding van hun zoon. Zij betrokken hierbij deze derde partij als voorbeeld voor hun zoon of voor informatie over bijvoorbeeld hygiëne en lichamelijke veranderingen welke de moeders niet zelf doormaken.

(23)

Een voorbeeld hiervan was het schoonmaken van een piemel of het terugtrekken van de voorhuid:

“Ik vond het wel lastig met het naar achter halen van zijn voorhuid. Hoe doe je dat? Hoe moet je het schoonhouden? Het is natuurlijk toch anders. Toen heb ik mijn vader daar gewoon naar gevraagd hoe je dat moet doen.” (respondent 9, groep 1)

“Ik vind het interessant om te zien. Het was wel een verrassing dat een jongetje van dag één al een erectie kan hebben. Ik maak mij er verder geen zorgen om, misschien dat mijn broertje daar geschikt voor is om te helpen wanneer wij het niet weten. We zien wel hoe het loopt.” (respondent 8, groep 2)

Geconcludeerd kan worden dat de manier waarop de lesbische moeders in deze studie een taakverdeling maakten in de seksuele opvoeding afhankelijk was van de persoonlijkheid en het verleden van de moeders. Afhankelijk van het gemak waarmee moeders over dit onderwerp spraken en hoe zij non-verbaal de seksuele opvoeding konden overbrengen, ontstond tussen de moeders veelal een gelijke taakverdeling. Dit gold ook voor de taakverdeling van de seksuele opvoeding van de zoon. Hier werd echter een mannelijk

rolmodel betrokken bij de taakverdeling, welke als derde partij werd ingeschakeld wanneer de moeders er samen niet uitkwamen.

Leeftijdsspecifieke seksuele opvoeding

In deze studie werd onderscheid gemaakt tussen lesbische moeders met jonge kinderen (2 - 7 jaar oud) en met oudere kinderen (8 - 12 jaar oud). Een aantal onderwerpen kwam bij beide groepen terug. Zo noemden alle 16 lesbische moeders dat grenzen stellen en respecteren een onderwerp was dat gedurende de hele seksuele opvoeding van belang is. Ook gaven lesbische moeders uit de verschillende groepen aan dat homoseksualiteit een rol speelde. Echter, uit de resultaten kwam ook naar voren dat er verschillen bestonden tussen de seksuele opvoeding van jonge en oudere kinderen.

(24)

Seksuele opvoeding van jonge kinderen. Volgens de 11 geïnterviewde lesbische moeders met jonge kinderen, werd de seksuele opvoeding van jonge kinderen gekenmerkt door het ontdekken van het eigen lichaam, sekseverschillen en de anatomie van het lichaam. De manier waarop dit werd gedaan was veelal naar aanleiding van vragen van het kind of onderwerpen die speelde in de omgeving van het kind. Tien lesbische moeders gaven aan dat zij het makkelijker vonden seksuele opvoeding aan jonge kinderen te geven, dan wanneer zij dit aan oudere kinderen gaven. Volgens deze lesbische moeders kwam dit doordat jonge kinderen nog geen schaamte kenden. Jonge kinderen betrokken de onderwerpen van de seksuele opvoeding nog niet op zichzelf waardoor het makkelijker was om over te praten: “Op een bepaalde manier vond ik het toen de kinderen jonger waren makkelijker, omdat je ze gewoon alles kunt vertellen. Omdat ze zichzelf er nog niet zo in betrokken voelen, het gaat dan nog niet over hen. Ze zijn er dus nog niet zo over gegeneerd.” (respondent 2, groep 3)

Een onderwerp van de seksuele opvoeding dat bij jonge kinderen van lesbische moeders al vroeg werd besproken was de conceptie; de zaadjes en eitjes. De gemiddelde leeftijd waarop kinderen van lesbische moeders in deze studie informatie kregen over zaadjes en eitjes was 3.1 jaar oud. Echter, dit was voor deze kinderen een gefragmenteerd verhaal. Niet de gehele voortplanting werd op deze leeftijd besproken, maar naar mate de kinderen ouder werden werd de informatie over de conceptie meer gedetailleerd. Het volgende citaat laat zien dat wanneer kinderen van lesbische moeders op jonge leeftijd informatie krijgen over zaadjes en eitjes, dit niet altijd blijft hangen: “Ze weten wat zwanger zijn is, ze weten hoe een kind geboren wordt. En hoe een kind gemaakt wordt, dat heb ik net nog even gecheckt, daarbij hadden ze geen idee van. Terwijl ik dat wel eens heb uitgelegd. Maar als je dat op jonge leeftijd uitlegt dan gaat het ook weer weg omdat het nog niet leeft bij een kind.” (respondent 4, groep 1)

(25)

Het inkaderen van seksueel gedrag was volgens drie lesbische moeders ook een

kenmerk van de seksuele opvoeding van jonge kinderen. Masturberen van een kind was veelal de oorzaak voor het inkaderen van het gedrag. Hun moeders gaven aan dat zij hun kind hierbij richtlijnen hadden gegeven waar en wanneer zij dit mochten doen. Het was bijvoorbeeld niet de bedoeling te masturberen in het openbaar, maar wanneer dit gebeurde als het kind alleen op zijn/haar kamer zat, was dat geen probleem. Dit inkaderen van het gedrag speelde voornamelijk bij jonge kinderen: “Mijn jongste heeft vroeger wel een tijdje gemasturbeerd. Ze had duidelijk ontdekt dat dat heel fijn was. Toen heb ik tegen haar gezegd: Doe dat maar lekker op je bed of in je kamer, als je alleen bent, dat is prima.” (respondent 6, groep 2)

Een onderwerp dat vijf van de 11 lesbische moeders liever niet bespraken met hun jonge kind was vrijen. Andere onderwerpen die niet met jonge kinderen besproken werden gingen over eventuele gevaren rond seksualiteit, zoals verkrachting en soa’s. De reden om dit niet te bespreken was omdat ze geen angst wilden zaaien bij hun jonge kind: “Ik denk dat ze niet zijn voorbereid op hoe seks er aan toe kan gaan, dat het agressief over kan komen, heel gewelddadig. Ook al hoeft dat niet zo te zijn. Daarin vind ik wel dat ze daar nog even van weg mogen blijven. Het is vooral nu nog lief, knuffelen, kusjes geven.” (respondent 13, groep 3)

Seksuele opvoeding van oudere kinderen. Het meest genoemde aspect van de seksuele opvoeding van oudere kinderen was, volgens de 10 lesbische moeders met oudere kinderen, gericht op het geven van informatie over lichamelijke veranderingen in de puberteit. De daadwerkelijke verbale seksuele voorlichting vond daarnaast veelal plaats bij oudere kinderen. Oudere kinderen vatten, in tegenstelling tot jonge kinderen, de informatie die zij krijgen van hun moeders meer persoonlijk op, wat kon leidden tot schaamte. Volgens vijf van de 10 lesbische moeders met oudere kinderen was schaamte de oorzaak dat oudere kinderen het lastig vonden om met hun ouders te praten over onderwerpen omtrent seksualiteit. Maar dit was ook afhankelijk van de persoonlijkheid van het kind of deze schaamte ervoer: “Mijn

(26)

oudste dochter is nu 12, zij gaat echt met haar vingers in haar oren zitten als ik haar iets wil vertellen over bijvoorbeeld seks, ze wil er echt niks van horen. Terwijl mijn jongste dochter, welke nu 9 is, er juist alles over wil weten en alleen maar vragen stelt.” (respondent 16, groep 2)

De onderwerpen die besproken werden met oudere kinderen waren meer gedetailleerd. Waarbij bij jonge kinderen werd verteld over zaadjes en eitjes, werd bij oudere kinderen daadwerkelijk vertelt wat vrijen inhield. Daarnaast gaven de lesbische moeders met oudere kinderen aan dat onderwerpen als een orgasme, voorbehoedsmiddelen en verliefdheid punten waren die werden besproken met hun oudere kind: “Bij de oudste hebben we vooral het gevoel dat het wel heel handig is dat ze voor de puberteit de dingen weet die ze moet weten. Heel erg over überhaupt voortplanting, hoe zitten mannen in elkaar, wat is een orgasme.” (respondent 16, groep 2)

Bij oudere kinderen beïnvloedden de omgeving van het kind en social media de onderwerpen van de seksuele opvoeding die besproken werden door de moeders. Drie lesbische moeders met oudere kinderen gaven aan dat naar aanleiding van bijvoorbeeld een liedje, onderwerpen rondom seksualiteit uit het liedje werden besproken met het kind: “Laatst had mijn zoon een nieuw nummer gehoord, dat ik ook moest horen van hem. Ze zongen alleen maar: Fack dit, fack yeah, pussy dit en dat… Toen heb ik wel met mijn zoon gepraat over of hij wist wat het allemaal betekende en dat het hele vrouwonvriendelijke teksten waren. Hij had er geen idee van, dus daar zijn we even voor gaan zitten” (respondent 15, groep 2)

Bij alle 10 de lesbische moeders met oudere kinderen waren er geen onderwerpen die zij niet zouden willen bespreken met hun kind. Wanneer er vragen waren, gaven zij hier antwoord op. Drie van deze lesbische moeders gaven aan dat zij alles wel wilden bespreken, maar dat zij daar dan mildere termen voor zouden gebruiken: “Een onderwerp als misbruik, zou ik gewoon in bedekte termen vertellen. Er kunnen mensen zijn die aan je willen zitten of

(27)

willen knuffelen en dat wil jij niet, dan moet je dat niet doen. Gewoon in een mildere vorm gieten, je wilt ze niet bang maken.”(respondent 13, groep 3)

Kortom, hoewel er overeenkomsten bestonden tussen de seksuele opvoeding van jonge en oudere kinderen, werden tijdens de seksuele opvoeding van jonge kinderen andere onderwerpen besproken dan bij oudere kinderen. Lesbische moeders praatten met jonge kinderen veelal over sekseverschillen, de anatomie van het lichaam en zaadjes en eitjes. Ook was het inkaderen van seksueel gedrag onderdeel van de seksuele opvoeding bij jonge kinderen. De seksuele opvoeding van oudere kinderen werd volgens de lesbische moeders gekenmerkt door seksuele voorlichting en een meer gedetailleerd uitleg over seksualiteit en veranderingen tijdens de puberteit. Social media en de omgeving van het oudere kind speelde een beduidende rol bij de onderwerpen die lesbische moeders het hun oudere kind bespraken.

Discussie

In deze studie werd onderzocht hoe lesbische moeders vorm geven aan de seksuele opvoeding van hun kinderen. Het bleek dat de moeders een onderscheid maakten in verbale en non-verbale seksuele opvoeding en dat de persoonlijkheid en het verleden van de moeders bepaalde wie welke van deze twee vormen van seksuele opvoeding gaf. Moeders met een zoon gaven aan dat zij een mannelijk rolmodel betrokken bij de taakverdeling van de seksuele opvoeding. Daarnaast kwam naar voren dat de lesbische moeders de seksuele opvoeding aanpasten aan de leeftijd van het kind. De seksuele opvoeding van jonge kinderen uit

lesbische gezinnen werd voornamelijk gekenmerkt door sekseverschillen en zaadjes en eitjes en die van oudere kinderen hoofdzakelijk door specifieke seksuele voorlichting.

De huidige studie liet zien dat seksuele voorlichting volgens lesbische moeders een belangrijk onderdeel van de verbale seksuele opvoeding was. Deze bevinding is

overeenkomstig met onderzoek naar de seksuele opvoeding van heteroseksuele ouders (Brilleslijper-Kater & Russel, 2013; Zwiep, 2008). Het uiten van intimiteit was volgens de

(28)

lesbische moeders een belangrijk aspect van de non-verbale seksuele opvoeding. Dit wordt ondersteund door de sociale leertheorie: kinderen leren inderdaad door observatie en imitatie (Bandura, 1971). Met betrekking tot het belang van aspecten van de seksuele opvoeding bestond tevens overeenstemming; zowel de lesbische moeders uit deze studie evenals resultaten van heteroseksuele ouders uit een eerdere studie gaven aan dat het stellen van grenzen op het gebied van seksualiteit en het uiten van intimiteit belangrijke aspecten van de seksuele opvoeding zijn (De Graaf, 2013). In tegenstelling tot het onderzoek van Gabb (2004) bleek uit de huidige studie dat slechts de helft van de moeders het koppelen van liefde aan seksualiteit van belang achtte. Dit verschil kan verklaard worden doordat in de huidige studie niet expliciet gevraagd is naar het koppelen van liefde aan seksualiteit.

Echter, er bestonden ook enkele verschillen in wat lesbische moeders verstonden onder seksuele opvoeding en wat bekend is uit eerder onderzoek bij heteroseksuele ouders. Lesbische moeders noemden het respecteren van andermans grenzen, het koppelen van liefde, plezier en warmte aan seksualiteit, het demonstreren van de slachtsdelen bij meisjes, het regelmatig praten over onderwerpen rondom seksualiteit en het bieden van privacy als aspecten van de seksuele opvoeding. Dit werd niet eerder door heteroseksuele ouders genoemd; zij gaven daarentegen aan dat zij het overdragen van normen en waarden onder seksuele opvoeding vonden passen (De Graaf, 2013). Deze verschillen zouden kunnen worden verklaard doordat in de huidige studie specifiek gevraagd is naar welke aspecten bij de seksuele opvoeding horen, terwijl in de online vragenlijsten van De Graaf (2013) enkel werd gevraagd naar acht vaststaande aspecten van de seksuele opvoeding. Dit laat het belang van kwalitatief onderzoek zien doordat respondenten door de open vragen die gesteld worden, de vrijheid hebben in het benoemen van aspecten die zij tot de seksuele opvoeding vinden horen (Bryman, 2012) en niet zoals bijvoorbeeld in de vragenlijst van De Graaf (2013)

(29)

moeten kiezen uit vaststaande aspecten van de seksuele opvoeding. Hierdoor ontstaat een brede interpretatie van de seksuele opvoeding.

Conform de verwachting werd tussen lesbische moeders grotendeels een gelijke taakverdeling gemaakt in de seksuele opvoeding, hoewel binnen heteroseksuele gezinnen de vader vaak de taak van seksuele opvoeder toegewezen kreeg (Vermeire, 2005; Zwiep, 2008). Deze gelijke taakverdeling in de seksuele opvoeding tussen lesbische moeders kwam overeen met de meer gelijke taakverdeling die lesbische moeders in het algemeen hadden in het huishouden en betaald werk (Jaspers & Verbakel, 2013; Goldberg & Perry-Jenkins, 2007; Patterson, 1995). Een reden voor deze gelijke verdeling zou kunnen zijn dat de traditionele genderrollen niet aanwezig zijn binnen lesbische gezinnen en dit kan leiden tot een gelijke verdeling van de taken tussen de moeders (Farr & Patterson, 2013). Voor hulpverleners in de jeugdhulp is het van belang rekening te houden met deze gelijke taakverdeling tussen

lesbische moeders, zij kunnen bij lesbische gezinnen niet uitgaan van standaard ideeën over vader- en moederrollen. Beide moeders moeten door hulpverleners bij het traject worden betrokken.

Hoewel de taakverdeling van de seksuele opvoeding tussen de moeders grotendeels gelijk was, bestond er een taakverdeling welke werd gemaakt op basis van de persoonlijkheid en het verleden van de moeders. Dat persoonlijkheid een rol speelt bij de vorming van

seksuele opvoeding is niet opmerkelijk; zowel uit het process model van Belsky (1984), waarin hij probeert te verklaren hoe opvoeding wordt beïnvloed, als uit eerdere empirische studies (e.g. De Haan, Deković, & Prinzie, 2012; Deković, 2014) bleek dat persoonlijkheid een rol speelt bij de seksuele opvoeding door ouders. Het process model verklaart tevens de invloed van het verleden van de moeders op de taakverdeling (Belsky, 1984), wat al eerder uit onderzoeken naar de seksuele opvoeding door heteroseksuele ouders bleek (Byers, Sears, & Weavers, 2008; Jerman & Constantine, 2010; Zwiep, 2012).

(30)

Tegenstrijdig met de verwachting bleek identificatie ook een rol te spelen binnen lesbische gezinnen bij de taakverdeling van de seksuele opvoeding. Niet alleen uit onderzoek onder heteroseksuele ouders kwam naar voren dat bij de seksuele opvoeding van de zoon een man werd betrokken (Vermeire, 2005; Zwiep, 2008), ook huidige studie onder lesbische moeders met een zoon gaven dit aan. Doordat identificatie ook binnen lesbische gezinnen belangrijk bleek werd een mannelijk rolmodel uit de omgeving betrokken bij de seksuele opvoeding van de zoon, zodat hij zich hiermee kon identificeren. Deze derde partij zorgde ervoor dat de zoon een mannelijk rolmodel had welke hij kan observeren en imiteren (Bandura, 1971). Op basis van deze bevinding wordt aanbevolen voorlichting te geven aan lesbische moeders over dit onderwerp bij consultatiebureaus of binnen de jeugdhulp, zodat zij weten dat dit een rol speelt bij de seksuele opvoeding van hun zoon en zij na kunnen denken wie zij hier eventueel bij willen betrekken.

In overeenstemming met de verwachting werd binnen lesbische gezinnen vanaf jonge leeftijd van het kind over homoseksualiteit en de conceptie gesproken. Uit eerder onderzoek bleek dat binnen heteroseksuele gezinnen pas op latere leeftijd van het kind over

homoseksualiteit werd gesproken (De Graaf, 2013). Dit zou kunnen komen doordat

homoseksualiteit binnen lesbische gezinnen een alledaags aspect is. Ook de leeftijd waarop over de conceptie werd gesproken verschilde met de leeftijd van kinderen die opgroeien bij heteroseksuele ouders. Lesbische moeders praatten hier gemiddeld al op 3-jarige leeftijd over, terwijl heteroseksuele ouders dit gemiddeld op 5-jarige leeftijd bespraken (Brilleslijper-Kater & Russel, 2013). Een verklaring hiervoor kan zijn dat lesbische gezinnen een andere

gezinssamenstelling hebben dan het traditionele heteroseksuele tweeoudergezin, waardoor moeders vanwege het ontbreken van een man in het gezin, eerder uitleg geven over de conceptie (Montuschi, 2006). Daarnaast bleken lesbische moeders alle onderwerpen rondom seksualiteit te bespreken met hun oudere kind, terwijl uit eerder onderzoek bleek dat

(31)

heteroseksuele ouders bepaalde onderwerpen zoals seksuele gedragingen en plezier nauwelijks bespraken met hun oudere kind (De Graaf, 2013). De ouder-kind relatie in lesbische gezinnen kan hier een verklaring voor zijn. De meta-analyse van Fedewa en collega’s (2014) heeft namelijk laten zien dat deze relatie bij lesbische moeders en hun kinderen sterker lijkt dan bij heteroseksuele ouders en hun kinderen, dit zou ervoor kunnen zorgen dat moeders makkelijker over deze onderwerpen praten met hun kind. In

vervolgonderzoek is het van belang hier rekening mee te houden.

De huidige studie geeft de hedendaagse aanpak van de seksuele opvoeding door lesbische moeders weer, wat belangrijk is gezien het belang van de seksuele opvoeding en het toenemende aantal kinderen dat in de toekomst zal opgroeien in een lesbische gezin (Bos et al., 2015; Zwiep, 2008). Deze studie is een toevoeging aan het onderzoeksveld omdat bestaand onderzoek naar de seksuele opvoeding door lesbische moeders afkomstig was uit 2004. Recent onderzoek is van belang vanwege het toenemend aantal lesbische moeders (Bos et al, 2015). Uit deze studie kwam naar voren dat moeders seksuele opvoeding zowel verbaal als non-verbaal geven. Dit onderscheid kan bij toekomstig onderzoek worden meegenomen.

Deze studie bevat verschillende beperkingen. Ten eerste bestond de

respondentengroep enkel uit hoogopgeleide moeders met een Nederlandse etniciteit. Wanneer er meer variëteit in opleidingsniveau en etniciteit tussen de respondenten bestaat, geeft dit een betere weergave van de Nederlandse lesbische moeders (Kuyper, 2016). Ten tweede was de steekproef klein. Hoewel er theoretische saturatie had plaatsgevonden, zou het goed zijn als de resultaten worden gerepliceerd onder een grotere groep. Ten derde werd gebruik gemaakt van convenience sampling, wat invloed heeft op de generaliseerbaarheid. Mogelijk heeft deze manier van selectie invloed gehad op de resultaten, omdat niet iedere lesbische moeder in Nederland de mogelijkheid heeft gehad om mee te kunnen doen aan deze studie (Bryman, 2012). Kortom, de onderzoeksresultaten kunnen niet zomaar gegeneraliseerd worden naar alle

(32)

lesbische moeders in Nederland, maar bieden wel aanknopingspunten over hoe seksuele opvoeding door lesbische moeders wordt vormgegeven.

Vervolgonderzoek kan uitzoeken of de manier waarop lesbische moeders seksuele opvoeding geven welke is geschetst in deze studie, daadwerkelijk de manier is waarop lesbische moeders in Nederland dit doen. Dit kan gedaan worden door middel van een grote steekproef met vragenlijsten, waarbij de uitkomsten van dit onderzoek de basis zijn voor deze vragenlijsten.Door gebruik te maken van een grotere respondentengroep met meer variatie in etnische achtergrond kan een algemeen beeld gevormd worden van de seksuele opvoeding door lesbische moeders in Nederland. Het is hierbij van belang ook lesbische moeders met een lager opleidingsniveau te betrekken, aangezien zij over het algemeen minder vaak met hun kind over seksualiteit praten (De Graaf, 2013). Daarnaast is het relevant om respondenten met verschillende etnische achtergronden mee te nemen in het onderzoek, omdat vanuit verschillende culturen er een andere opinie is over de seksuele opvoeding (Burri & Graziottin, 2015). Bijvoorbeeld Marokkaanse en Turkse ouders ervaren meer schaamte om met hun kinderen over relaties en seksualiteit te praten dan Nederlandse ouders. Dit kan van invloed zijn op de manier waarop zij seksuele opvoeding geven (Pels, Distelbrink, & Postma, 2009). Tot slot, bleek uit de huidige studie dat lesbische moeders eerder beginnen met de seksuele opvoeding dan heteroseksuele ouders. In vervolgonderzoek kan worden onderzocht of de start van seksuele opvoeding van invloed is op de seksuele gezondheid van kinderen.

Kortom, lesbische moeders gaven vorm aan de seksuele opvoeding door zowel verbaal als non-verbaal op basis van de leeftijd van het kind onderwerpen van de seksuele opvoeding aan te reiken aan het kind. De persoonlijkheid en het verleden van de moeders hadden invloed op de manier waarop de taken van de seksuele opvoeding werden verdeeld.

(33)

Literatuur

Bandura, A. (1971). Social learning theory. Verenigde Staten van Amerika, New York City: General Learning Press.

Belsky, J. (1984). The determinants of parenting: A process model. Child development, 55, 83-96. doi:10.2307/1129836

Boeije, H. R. (2005). Analyseren in kwalitatief onderzoek: Denken en doen. Nederland, Utrecht: Boom Koninklijke Uitgevers.

Bos, H. M., Van Balen, F., & Van den Boom, D. C. (2003). Planned lesbian families: Their desire and motivation to have children. Human reproduction, 18, 2216-2224.

doi:10.1093/humrep/deg427

Bos, H. M. W., Van Balen, F., & Van den Boom, D. C. (2007). Child adjustment and parenting in planned lesbian-parent families. American Journal of

Orthopsychiatry, 77, 38. doi:10.1037/0002-9432.77.1.38

Bos, H., Van Rijn van Gelderen, L., & Gartrell, N. (2015). Lesbian and heterosexual two-parent families: Adolescent–two-parent relationship quality and adolescent

well-being. Journal of Child and Family Studies, 24, 1031-1046. doi:10.1007/s10826-014-9913-8

Bögels, S., & Phares, V. (2008). Fathers' role in the etiology, prevention and treatment of child anxiety: A review and new model. Clinical psychology review, 28, 539-558. doi:10.1016/j.cpr.2007.07.011

Brilleslijper-Kater, S. N. (2005). Beyond words: Between-group differences in the ways sexually abused and non-abused preschool children reveal sexual knowledge. Dissertatie aan de Vrije universiteit. Nederland, Enschede: Febodruk B.V.

(34)

Brilleslijper-Kater, S. N., & Russel, I. M. B. (2013). Normale en zorgelijke seksuele ontwikkeling bij kinderen tot en met 12 jaar. In Medisch handboek

kindermishandeling, 151-161. Nederland, Houten: Bohn Stafleu van Loghum. Bronfenbrenner, U. (1986). Ecology of the family as a context for human development:

Research perspectives. Developmental psychology, 22, 723. doi:10.1037//0012-1649.22.6.723

Bryman, A. (2012). Social research methods (4th ed.). Verenigd Koninkrijk, Oxford: Oxford University Press.

Burri, A., & Graziottin, A. (2015). Cross-cultural differences in women's sexuality and their perception and impact of premature ejaculation. Urology, 85, 118-124.

doi:10.1016/j.urology.2014.09.037

Byers, E. S., Sears, H. A., & Weaver, A. D. (2008). Parents’ reports of sexual communication with children in kindergarten to grade 8. Journal of Marriage and Family, 70, 86–96. doi:10.1111/j.1741- 3737.2007.00463.x.

Clarke, V. (2001). What about the children? Arguments against lesbian and gay parenting. Women’s Studies International Forum, 24, 555–570.

doi:10.1016/s0277-5395(01)00193-5

Cohen, R., & Kuvalanka, K. A. (2011). Sexual socialization in lesbian-parent families: An exploratory analysis. American Journal of Orthopsychiatry, 81, 293.

doi:10.1111/j.1939-0025.2011.01098.x

Costa, P. A., Almeida, R., Anselmo, C., Ferreira, A., Pereira, H., & Leal, I. (2014). University students’ attitudes toward same-sex parenting and gay and lesbian rights in

Portugal. Journal of homosexuality, 61, 1667-1686. doi:10.1080/00918369.2014.951253

(35)

De Graaf, H. (2013). Van alle leeftijden: De seksuele levensloop van conceptie tot overlijden. Rutgers WPF.

De Graaf, H. (2013). Bloemetjes en bijtjes of zaadjes en eitjes? (Opvattingen over) seksuele opvoeding in Nederland. Pedagogiek, 33, 21-36. doi:10-1-100797

De Haan, A. D., Deković, M., & Prinzie, P. (2012). Longitudinal impact of parental and adolescent personality on parenting. Journal of personality and social

psychology, 102, 189-199. doi:10.1037/a0025254

Deković, M. (2014). Waarom doen ouders zoals ze doen? Orthopedagogiek: State of the art, 7, 187-199.

Farr, R. H., & Patterson, C. J. (2013). Coparenting among lesbian, gay, and heterosexual couples: Associations with adopted children's outcomes. Child Development, 84, 1226-1240. doi:10.1111/cdev.12046

Fedewa, A. L., Black, W. W., & Ahn, S. (2014). Children and adolescents with same-gender parents: A meta-analytic approach in assessing outcomes. Journal of GLBT Family Studies, 11, 1-34. doi:10.1080/1550428X.2013.869486

Gabb, J. (2004). Sexuality education: How children of lesbian mothers ‘learn’ about sexuality. Sex education, 4, 19-34. doi:10.1080/1468181042000176515

Gates, G. J. (2014). LGB families and relationships: Analyses of the 2013 national health interview survey. The Williams Institute.

Goldberg, A. E., & Perry-Jenkins, M. (2007). The division of labor and perceptions of parental roles: Lesbian couples across the transition to parenthood. Journal of Social

and Personal Relationships, 24, 297-318. doi:10.1177/0265407507075415

Golombok, S., & Badger, S. (2010). Children raised in mother-headed families from infancy: A follow-up of children of lesbian and single heterosexual mothers, at early

(36)

Heemelaar, M. (2008). Seksualiteit, intimiteit en hulpverlening. Nederland, Houten: Bohn Stafleu van Loghum.

Hempel, I. S. (2013). Sexualized minds: child sex offenders’ offense-supportive cognitions and interpretations. Proefschrift. Rotterdam: Erasmus Universiteit.

Jaspers, E., & Verbakel, E. (2013). The division of paid labor in same-sex couples in the Netherlands. Sex Roles, 68, 335-348. doi: 10.1007/s11199-012-0235-2

Jerman, P., & Constantine, N. A. (2010). Demographic and psychological predictors of parent–adolescent communication about sex: A representative statewide

analysis. Journal of Youth and Adolescence, 39, 1164-1174. doi:10.1007/s10964-010-9546-1

Keuzekamp, S. (2011). Acceptatie van homoseksualiteit in Nederland: Internationale vergelijkingen, ontwikkelingen en actuele situatie. Sociaal Cultureel Planbureau. Kuyper, L. (2016). LHBT-monitor 2016: Opvattingen over en ervaringen van lesbische,

homoseksuele, biseksuele en transgender personen. Sociaal Cultureel Planbureau. Lefkowitz, E. S., & Stoppa, T. M. (2006). Positive sexual communication and socialization in

the parent–adolescent context. New Directions for Child and Adolescent Development, 12, 39–55. doi:10.1002/cd.161

Martin, K. A., & Torres, J. M. (2014). Where did I come from? US parents' and preschool children's participation in sexual socialisation. Sex Education, 14, 174-190.

doi:10.1080/14681811.2013.856291

Ministerie van Justitie (2014). Sneller ouderschap voor duomoeder. Geraadpleegd juni 2017 via:

https://www.rijksoverheid.nl/actueel/nieuws/2014/04/01/teeven-bij-ceremonie-lesbisch-ouderschap

Mirone, V. (2008). Sexuality in men and women: Cross points and differences. Sexologies, 17, 30-31. doi:10.1016/S1158-1360(08)72590-8

(37)

Montuschi, O. (2006). Telling and talking: Telling’ and talking about donor conception with 0-7 year olds. Donor Conception Network, 1-27.

Nahom, D., Wells, E., Rogers Gillmore, M., Hoppe, M., Morrison, D., Archibald, M., … Graham, L. (2001). Differences by gender and sexual experience in adolescent sexual behaviour: Implications for education and HIV prevention. Journal of School Health, 71, 153-158. doi: 10.1111/j.1746-1561.2001.tb01314.x

OCW (2001). Paars over roze. nota homo emancipatie. Den Haag: Ministerie van Onderwijs Cultuur en Wetenschap.

Patterson, C. J. (1995). Families of the baby boom: Parents' division of labor and children's adjustment. Developmental Psychology, 31, 115. doi: 10.1037//0012-1649.31.1.115 Patterson, C. J. (2017). Parents' Sexual Orientation and Children's Development. Child

Development Perspectives, 11, 45-49. doi:10.1111/cdep.12207

Pels, T., Distelbrink, M., & Postma, L. (2009). Opvoeding in de migratiecontext. Review van onderzoek Verwey-Jonker Instituut.

Petersen, J. L., & Hyde, J. S. (2010). A meta-analytic review of research on gender differences in sexuality, 1993–2007. Psychological Bulletin, 136, 21–38. doi:10.1037/a0017504

Plochg, T., & Van Zwieten, M. C. B. (2007). Kwalitatief onderzoek. Handboek gezondheidszorgonderzoek. Nederland, Houten: Bohn Stafleu van Loghum.

Pluhar, E. I., DiIorio, C. K., & McCarty, F. (2008). Correlates of sexuality communication among mothers and 6–12‐year‐old children. Child: care, health and

development, 34, 283-290. doi:10.1111/j.1365-2214.2007.00807.x

Roggman, L. A., Bradley, R. H., & Raikes, H. H. (2013). Fathers in family contexts. Handbook of father involvement: Multidisciplinary perspectives, 186-201.

(38)

Sandelowski, M. (2001). Real qualitative researchers do not count: The use of numbers in qualitative research. Research in nursing & health, 24, 230-240.

doi:10.1002/nur.1025

Swain, C. R., Ackerman, L. K., & Ackerman, M. A. (2006). The influence of individual characteristics and contraceptive beliefs on parent–teen sexual communications: A structural model. Journal of Adolescent Health, 38, 753-760.

doi:10.1016/j.jadohealth.2005.08.015.

Van de Bongardt, D., Reitz, E., & Deković, M. (2012). Vroeg seksueel debuut in Nederland: Een longitudinale studie naar de rol van individuele kenmerken, opvoeding en leeftijdsgenoten. Kind & Adolescent, 33, 194-205. doi:10.1007/s12453-012-0026-0 Van de Bongardt, D., Reitz, E., Sandfort, T., & Deković, M. (2015). A meta-analysis of the

relations between three types of peer norms and adolescent sexual behavior. Personality and Social Psychology Review, 19, 203-234.

doi:10.1177/1088868314544223

Van der Doef, S. (2011). The Dutch Approach: Starting as young as possible. Sexuality Education International, 2, 14-17. ISSN:1743-6095

Van der Horst, F., Lucassen, N., Kok, R., Sentse, M., Jooren, L., & Luijk, M. (2016). Opgroeien in het hedendaagse gezin. Nederland, Houten: Lannoo.

Vermeire, K. (2005). Kwalitatief onderzoek bij ouders naar de ondersteuningsbehoeften bij de relationele en seksuele vorming van hun kinderen. België, Antwerpen: Sensoa. Vonk, M. J. (2009). Lesbisch ouderschap en het afstammingsrecht: Een, twee of toch drie

ouders? Tijdschrift voor Familie-en Jeugdrecht.

Wellings, K., Nanchahal, K., Macdowall, W., McManus, S., Erens, B., Mercer, C. H. …Field, J. (2001). Sexual behaviour in Britain: Early heterosexual experience. The Lancet, 358, 1843-1850. doi:10.1037/1089-2680.9.3.249

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Gerecht had zich in het arrest beroepen op de rechtsoverweging uit het Gibraltar arrest waarin het Hof had gesteld dat een algemene belastingmaatregel selectief kan zijn indien

In dit onderzoek binnen de gezondheidszorg wordt er gekeken naar het boundary work tussen verschillende beroepsgroepen zoals de zorgmanagers, laboratoriummanagers

As we have just seen, proponents of the naturalistic approach like Olshausen and Field (2005) claim that experiments with synthetic and impoverished stimuli fail to reveal

We bring together insights from signaling theory and the employer image literature to argue that entrepreneurial job advertisements signal distinct, and often unobserved,

In the main part, the tutorial took a closer look at four different settings to discuss important aspects in the huge space of compositional verification: (1.) Maximal models for

One survey had a general focus on NCAs’ methods of communication on safety of medicines, and contained questions about current practices related to DHPCs, NCA communications,

Uit de focusgroepgesprekken kwam naar voren dat excellentieprogramma’s eraan kunnen bij- dragen dat studenten die zich onvoldoende uitgedaagd voelen of behoefte hebben aan