• No results found

Kansen en mogelijkheden voor sportevenementen in topsporthal Omnium

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Kansen en mogelijkheden voor sportevenementen in topsporthal Omnium"

Copied!
68
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Kansen en

mogelijkheden voor

sportevenementen in

topsporthal Omnium

Onderzoeksverslag

Martine Westveer

1 juni 2015

Begeleider: J. Rietjens

(2)

Onderzoeksverslag

Kansen en mogelijkheden voor sportevenementen in

topsporthal Omnium

Naam: Martine Westveer

Studentnummer: 00061202

Opleiding: Sport- en Bewegingseducatie

Onderwijsinstituut: HZ University of Applied Sciences Edisonweg 4

4382 NW Vlissingen

Stagebedrijf: Omnium Goes

Stagebegeleider: A. Jansen-Albregtse

Afstudeerbegeleider: J. Rietjens

(3)

Voorwoord

Het onderzoeksverslag dat voor u ligt gaat over de mogelijkheden en kansen omtrent sportevenementen in de topsporthal van Omnium. Dit afstudeeronderzoek heeft gedurende september 2014 tot en met mei 2015 plaatsgevonden. Het onderzoeksverslag is geschreven in het vierde- en tevens laatste studiejaar van de opleiding Sport- en Bewegingseducatie aan de HZ University of Applied Sciences te Vlissingen.

Graag wil ik dit voorwoord gebruiken om een aantal mensen te bedanken voor hun medewerking en hulp aan het praktijkgericht onderzoek.

Allereerst gaat mijn dank uit naar Arianne Jansen, manager van de afdeling Marketing en

Communicatie bij Omnium en stagebegeleider tijdens mijn afstudeertraject. Ondanks dat het in het bedrijf altijd druk was gezien de dagelijkse werkzaamheden en de heropbouw van Omnium, nam Arianne de tijd om mij te ondersteunen waar nodig. Haar enthousiasme en motivatie werkte voor mij aanstekelijk.

Daarnaast wil ik mijn begeleider van het onderzoek vanuit de HZ University of Applied Sciences bedanken. Johan Rietjens, zonder uw kritische blik en opbouwende feedback was dit resultaat niet mogelijk geweest.

Tot slot wil ik alle medewerkers van Omnium bedanken voor hun vriendelijkheid en behulpzaamheid gedurende mijn stageperiode.

Wat mij nog rest te doen is u veel leesplezier te wensen. Martine Westveer

(4)

Samenvatting

Aanleiding

Het probleem bij Omnium is dat de topsporthal, die sinds 2014 nieuw is, er nog te weinig

sportevenementen plaatsvinden waardoor Omnium een deel van haar bestemming en omzet mis loopt. De nieuwe mogelijkheden van de topsporthal zorgen ervoor dat grootschalige

sportevenementen plaats kunnen vinden. Echter, deze vernieuwing leidt bij Omnium tot het toetreden van een nieuwe markt en een nieuw vakgebied. Om die reden zal er onderzoek moeten worden gedaan naar de nieuwe markt en naar het huidig management van Omnium.

Onderzoeksvragen

Centrale onderzoeksvraag: “Welke kansen biedt de topsporthal van Omnium op het gebied van het

organiseren van sportevenementen voor potentieel publiek?”

Deelvragen

1. Welke mogelijkheden biedt het huidig beleid, de missie en visie van Omnium op het gebied van het organiseren van sportevenementen?

2. Wat voor soort sportevenementen zijn populair onder het publiek?

3. Welke vormen van beleving en sportmotieven onder het publiek zijn voor Omnium het meest van belang, zodat zij op die behoefte kan inspelen op het gebied van het organiseren van

sportevenementen?

Methode

Voor dit praktijkgerichte onderzoek is gekozen voor zowel kwalitatief als kwantitatief onderzoek. Het kwalitatieve onderzoek vond plaats met behulp van een focusgroep interview. Het kwalitatieve onderzoek vond plaats door middel van enquêteren.

Resultaten

Het interview heeft plaatsgevonden met drie medewerkers van Omnium, in de vorm van een focusgroep. Daaruit is gebleken dat Omnium van een aantal factoren afhankelijk is met betrekking tot het organiseren van sportevenementen in de topsporthal. Deze factoren zijn: de hoge

bezettingsgraad van de topsporthal, het soort sportevenement en de organisatie van het

sportevenement door een externe partij. Daarnaast is uit het interview gebleken dat Omnium in de toekomst de doelgroep “bedrijven” meer bij sportevenementen wil betrekken.

105 respondenten hebben de enquête ingevuld. Een kleine meerderheid (met name de jongeren) bezoekt liever een topsportevenement dan een breedtesportevenement. Voor het bezoek aan een topsportevenement is men tevens bereid om langer te reizen. Daarnaast is gebleken dat de traditionele-formele sporten, zoals turnen, volleybal en korfbal, de meest populaire sporten zijn onder de respondenten. Tevens is men bereid om het meest te betalen aan een sportevenement binnen deze sector. Vervolgens blijkt uit de enquête dat de meeste respondenten sporten met een instrumenteel doel. Echter, het sociale en expressieve sportmotief spelen ook een grote rol bij het sporten. Tot slot vind men bij een sportevenement het meest van belang om geamuseerd te worden. Het belevingsdomein “educatie” speelt de minst grote rol bij een sportevenement.

(5)

Discussie

Uit het interview en de theorie is een overeenkomst te vinden omtrent de rol van bedrijven bij een sportevenement. Omnium wil bedrijven meer betrekken bij sportevenementen. Uit de theorie is gebleken dat bedrijven tegenwoordig een grote rol spelen bij sportevenementen.

Wanneer de resultaten uit dit onderzoek worden vergeleken met onderzoek uit het theoretisch kader, blijkt dat de voorkeur voor verschillende sportcategorieën grotendeels overeenkomt. De traditionele-formele sportcategorie speelt in beide onderzoeken de grootste rol. Tevens zijn de resultaten omtrent de verschillende sportmotieven in dit onderzoek te vergelijken met de theorie. De instrumentele en sociale sportmotieven spelen de grootste rol, beide sportmotieven komen overeen met de huidige trends en ontwikkelingen op het gebied van sporten. Tot slot zijn er weinig overeenkomsten te vinden tussen de verschillende belevingsdomeinen in dit onderzoek in

vergelijking met de theorie. Aanbevelingen

Omdat Omnium afhankelijk is van externe partijen voor het organiseren van sportevenement, is het voor het bedrijf nuttig om op zoek te gaan naar vaste externe organisatoren. Op deze manier kunnen er samenwerkingen ontstaan, die leiden tot jaarlijks terugkerende sportevenementen. Daarnaast is het voor Omnium verstandig om zich meer te richten op bedrijven, in relatie tot sportevenementen. Uit de enquête is gebleken dat voornamelijk jongeren een bezoek willen brengen aan een

topsportevenement. Om die reden is het voor Omnium verstandig om zich te richten op deze doelgroep wanneer er een topsportevenement plaats vindt. Daarnaast kan Omnium haar promotie voor een topsportevenement wijken tot Brabant en Zuid-Holland, aangezien respondenten bereid zijn om één uur naar een topsportevenement te reizen.

Met name sporten uit de traditionele-formele sector zijn populair onder de respondenten. Daarnaast is men bereid om voor de sporten turnen, volleybal en korfbal het hoogste entree bedrag te betalen, wanneer er een sportevenement plaats vindt.

Wanneer Omnium een breedtesportevenement wil (laten) organiseren, kan het bedrijf zich het beste richten op een sportevenement met een instrumenteel en/of sociaal karakter. Deze twee

sportmotieven zijn het meest populair onder de respondenten.

Tot slot, wanneer Omnium een topsportevenement wil (laten) organiseren, is het verstandig dat dit sportevenement zich richt op het amusement van de bezoeker.

(6)

Inhoudsopgave

1. Inleiding

... 7 1.1 Aanleiding ... 7 1.2 Probleemanalyse ... 7 1.3 Probleemstelling ... 9 1.4 Centrale vraag ... 9 1.5 Deelvragen ... 10 1.6 Leeswijzer ... 10

2. Bedrijfsprofiel

... 11

3. Theoretisch kader

... 12

3.1 Sportevenementen

... 12 3.1.1 Definitie sportevenement ... 12

3.1.2 Evolutie van sportevenementen ... 12

3.2 Typologie sportevenementen

... 12

3.3 Beleving ... 14

3.3.1 Soorten beleving... 14

3.3.2 Soorten domeinen ... 14

3.3.3 Deelname motieven ... 15

3.3.4 Sportdeelname in relatie tot levensloop ... 16

3.4 Trends en ontwikkelingen ... 17 3.4.1 Demografische ontwikkeling ... 17 3.4.2 Economische ontwikkeling ... 17 3.4.3 Sociale ontwikkeling ... 17 3.4.4 Trends ... 18 3.5 Conclusie ... 18

3.6 Implicaties voor onderzoek ... 18

4. Methode

... 19

4.1 Onderzoek soort ... 19

4.1.1 Kwalitatief onderzoek ... 19

4.1.2 Kwantitatief onderzoek ... 19

4.1.3 Mixed method ... 20

4.1.4 Methode per deelvraag ... 20

4.2 Onderzoekseenheden ... 20 4.3 Operationalisatie meetinstrumenten ... 21 4.3.1 Interview focusgroep ... 21 4.3.2 Enquête ... 22 4.4 Onderzoeksprocedure ... 24 4.4.1 Interview ... 24

(7)

4.4.2 Enquête ... 24 4.5 Betrouwbaarheid en validiteit ... 25 4.5.1 Betrouwbaarheid ... 25 4.5.2 Validiteit ... 25 4.6 Ethische overwegingen ... 26

5. Resultaten

... 27 5.1 Interview Deelvraag 1 ... 27 5.2 Enquête Deelvraag 1 en 2 ... 28 5.2.1 Algemene gegevens ... 29 5.2.2 Topsport en breedtesport ... 30 5.2.3 Recreatief en prestatief ... 31 5.2.4 Bedragen ... 32 5.2.5 Sportcategorieën ... 33 5.2.6 Sportmotieven ... 35 5.2.7 Beleving ... 37

5.3 Samenvatting van de resultaten ... 39

5.3.1 Interview ... 39

5.3.2 Enquête ... 39

6. Discussie

... 41

6.1 Interpretatie van resultaten ... 41

6.1.1 Interview ... 41

6.1.2 Enquête ... 42

6.2 Zwakke en sterke kanten van het onderzoek ... 46

7. Conclusie en aanbevelingen

... 47 7.1 Conclusie ... 47 7.1.1 Deelvraag 1 ... 47 7.1.2 Deelvraag 2 ... 47 7.1.3 Deelvraag 3 ... 48 7.1.4 Centrale vraag ... 48 7.2 Aanbevelingen ... 49 7.2.1 Aanbevelingen Omnium ... 49 7.2.2 Verder onderzoek ... 50

Literatuurlijst

... 51

Bijlagen

... 53 Bijlage 1 Probleemanalyse ... 53

Bijlage 2 Interview gesprek ... 58

Bijlage 3 Interview labels ... 63

(8)

1. Inleiding

In deze inleiding wordt de aanleiding en probleemanalyse besproken. Vervolgens komt de probleemstelling aan bod die leidt tot de centrale vraag en deelvragen.

1.1 Aanleiding

De aanleiding van dit onderzoek is de transformatie van Sportpunt Zeeland naar Omnium. Deze transformatie heeft in 2014 plaatsgevonden, hierbij is de bouw van een nieuwe topsporthal gerealiseerd. Deze nieuwe faciliteit biedt voor Omnium meer mogelijkheden op het gebied van sportevenementen, echter, de nieuwe faciliteit en haar mogelijkheden zijn nieuw voor het bedrijf. Er dient onderzoek gedaan te worden naar de kansen en mogelijkheden voor sportevenementen in de topsporthal van Omnium. De aanleiding van dit onderzoek wordt verder besproken in paragraaf 1.2 “probleemanalyse”.

1.2 Probleemanalyse

Om het praktijkprobleem te verkennen en te duiden, is gebruik gemaakt van de 5xW+H techniek. Bij deze techniek worden de volgende zes vragen gesteld: wat is het probleem, wie is probleemeigenaar, wanneer is het probleem ontstaan, waarom is het een probleem, waar doet het probleem zich voor en hoe is het probleem ontstaan? (van der Donk & Lanen, 2012). Onderstaande paragrafen bevatten een samenvatting van de aanleiding. De uitgebreide versie van de 5xW+H techniek staat beschreven in bijlage 1.

1.2.1 Wat is het probleem? Beleid

Het probleem bij Omnium is dat er op dit moment te weinig sportevenementen

plaatsvinden. Omnium heeft als doel meer sportevenementen te organiseren, maar er is een matige visie en beleid wat betreft invulling, uitwerking en aanpak ervan.

Passief en actief sportevenement

Daarnaast is voor Omnium zeer van belang dat zij weet welke soort sportevenementen populair zijn onder het publiek. Zowel het passief bezoeken van een sportevenement, als actieve deelname aan een sportevenement. In dat tweede geval moet er tevens worden gekeken naar deelname motieven: wat is het motief van een persoon om deel te nemen aan een sportevenement? Wanneer men inzicht heeft in die twee aspecten kan Omnium

sportevenementen organiseren die zijn afgestemd op de wensen en behoeften van het publiek. Met als gevolg dat er meer bezoekers zullen komen.

1.2.2 Wie is probleemeigenaar? Inkomsten

De eigenaar van dit probleem is het bedrijf Omnium. Het bedrijf loopt op dit moment inkomsten mis aangezien Omnium minder activiteiten organiseert dan dat Omnium op dit moment zou kunnen. Momenteel bestaat de mogelijkheid om sportevenementen te

(9)

organiseren in schoolvakanties. Er is echter weinig sprake van sportevenementen die in deze periodes plaatsvinden.

Missie en visie

Niet alleen de inkomsten spelen een rol, ook de missie en visie van Omnium komen door de huidige situatie van beperkte sportevenementen in het geding. De missie en visie geven namelijk aan dat Omnium sport- en ontspanningsmogelijkheden wil aanbieden, in een veelzijdige omgeving voor sport, bewegen, recreatie, onderwijs, educatie en gezondheid. Zolang er minder aanbod is van sportevenementen, betekent dat een deel van de visie ‘een

veelzijdige omgeving voor sport, bewegen en gezondheid’ in beperkte mate wordt

waargemaakt. Afdeling

Wanneer binnen het Omnium op afdelingsniveau gekeken wordt naar de probleemeigenaar dan is dit de afdeling Marketing en Communicatie. Deze afdeling zorgt dat activiteiten van externe partijen binnenkomen, bedenkt zelf evenementen, bereid ze voor en voert ze uit. 1.2.3 Wanneer is het probleem ontstaan?

Verbouwing

Het probleem is ontstaan na de grote verbouwing bij Omnium. Tot een jaar geleden heette het bedrijf nog ‘Sportpunt Zeeland’ en bestond zij uit een subtropisch zwembad en een aantal sporthallen. Bij de verbouwing is het subtropisch zwembad uitgebreid, is er een tropisch bos bij gekomen en zijn de huidige sporthallen uitgebreid met één grote topsporthal. Door de komst van de topsporthal is de mogelijkheid ontstaan om grote sportevenementen te organiseren. Op dit moment is daar geen sprake van. Voor de topsporthal houdt dat in dat er minder sportevenementen plaatsvinden dan mogelijk is. Nieuwe markt

Dit kan verklaard worden doordat Omnium zich sinds die tijd in een nieuwe markt begeeft en zich hierin (opnieuw) moet verkopen aan de externe partijen die van deze faciliteiten gebruik kunnen maken. De oude markt bestond uit sportverenigingen en het CIOS, beide partijen maken al jaren gebruik van de sporthallen van Omnium. De nieuwe topsporthal biedt mogelijkheden voor sporten/sporters/sportevenementen van hoog niveau omdat de hal aan nationale eisen voldoet waar topniveau mag plaatsvinden. Daarnaast kunnen er grootschaligere sportevenementen georganiseerd worden waar veel publiek op af komt, omdat Omnium en haar topsporthal nu meer capaciteit kan dragen. Deze mogelijkheden zijn nieuw en nog onbekend voor Omnium.

1.2.4 Waarom is het een probleem? Winst

Voor de exploitatie van Omnium is het nodig om de halbezetting te optimaliseren. Dat betekent dat Omnium haar halbezetting zo hoog mogelijk wil hebben, voor zoveel mogelijk omzet. Vooral op het gebied van topsport heeft Omnium veel te bieden, omdat zij het enige sportcomplex in Zeeland is met een topsporthal. Het organiseren van een

(top)sportevenement levert veel publiciteit op, wat kan leiden tot meer bezoekers en dus meer winst.

Missie en visie

Door de beperkte aanwezigheid van sportevenementen doet Omnium tekort aan haar missie en visie. Zoals eerder genoemd vind Omnium het van belang om een veelzijdige omgeving te

(10)

zijn voor onder andere sport, bewegen en gezondheid. Zolang er minder aanbod is van sportevenementen, betekent dat er minder aanbod is op het gebied van sport, bewegen en gezondheid. Met als gevolg dat Omnium haar missie en visie in mindere mate waar maakt. 1.2.5 Waar doet het probleem zich voor?

Het probleem doet zich voor bij het management van Omnium. Doordat hun beleid en kennis omtrent het organiseren van sportevenementen ontoereikend is, komen er minder

sportevenementen tot stand in vergelijking tot wat mogelijk is. Wanneer er specifiek naar de locatie wordt gekeken doet het probleem zich dus voor op het gebied van het benutten en de inzet van de topsporthal. De oorzaak van die minimale exploitatie ligt bij het

management.

1.2.6 Hoe is het probleem ontstaan? Passieve deelname - topsport

De aanleiding van het probleem is de verbouwing. Het sportcomplex is uitgebreid en heeft nu de mogelijkheid zich op meerdere, andere en grotere activiteiten te richten dan voorheen. Een aantal van deze activiteiten en nieuwe doelgroepen was Omnium niet mee bekend. Omnium heeft nu de mogelijkheid om sportwedstrijden op hoog niveau te organiseren, een activiteit waar zij voorheen niet bekend mee was. Dat neemt met zich mee dat een ander soort publiek op die sportwedstrijden afkomen. Geen publiek dat is gericht op breedtesport, maar op topsport.

Actieve deelname - breedtesport

Niet alleen de sportevenementen die passieve bezoekers met zich meebrengen spelen een rol. De topsporthal biedt nu ook mogelijkheden om grootschalige actieve sportevenementen te organiseren, op het gebied van breedtesport. De organisatie van grootschalige

breedtesportevenementen is tevens nieuw voor Omnium. Ook het publiek wat op dit soort evenementen afkomt is nieuw.

1.3 Probleemstelling

De probleemstelling van dit onderzoek is: “De topsporthal als locatie voor sportevenementen is

nieuw in Zeeland en nieuw voor Omnium. Door gebrek aan beleid en ervaring weet het bedrijf nog niet goed hoe de topsporthal geëxploiteerd kan worden middels het organiseren van

(top)sportevenementen. Daarnaast begeeft Omnium zich in een nieuwe markt, door de

mogelijkheid voor topsportevenementen. De wensen en behoeften voor potentieel publiek zijn voor Omnium nog onbekend.”

De vraag vanuit Omnium is om te onderzoeken welke mogelijkheden de topsporthal te bieden heeft op het gebied van het organiseren van sportevenementen.

1.4 Centrale vraag

De uitkomst van het onderzoek zal antwoord geven op de volgende vraag:

“Welke kansen biedt de topsporthal van Omnium op het gebied van het organiseren van sportevenementen voor potentieel publiek?”

(11)

1.5 Deelvragen

Om bovenstaande centrale vraag te beantwoorden zijn de volgende deelvragen geformuleerd:

Welke mogelijkheden biedt het huidig beleid, de missie en visie van Omnium op het gebied van het organiseren van sportevenementen?

Wat voor soort sportevenementen zijn populair onder het publiek?

Welke vormen van beleving en sportmotieven onder het publiek zijn voor Omnium het meest van belang, zodat zij op die behoefte kan inspelen op het gebied van het organiseren van sportevenementen?

1.6 Leeswijzer

In hoofdstuk één wordt het theoretisch kader omschreven. Hoofdstuk twee omschrijft de methode die gehanteerd werd tijdens de uitvoering van het praktijkgerichte onderzoek. De resultaten die voort komen uit het onderzoek worden in hoofdstuk drie besproken. Vervolgens wordt in hoofdstuk vijf de resultaten van het onderzoek geïnterpreteerd aan de hand van het theoretisch kader. Tevens worden hier de sterke en zwakke kanten van het onderzoek genoemd. Hoofdstuk zes bevat een lijst met gebruikte literatuur. Vervolgens wordt in hoofdstuk zeven antwoord gegeven op de hoofd- en deelvragen en worden er aanbevelingen gedaan. Tot slot volgen er vier bijlagen: de

probleemanalyse, de transcriptie van het interview, het labelproces van het interview en de vragenlijst.

(12)

2. Bedrijfsprofiel

In dit hoofdstuk wordt achtergrond informatie gegeven over het stagebedrijf. Omnium

Het Omnium, voorheen bekend als Sportpunt Zeeland, is een grootschalig sportcomplex dat veel activiteiten te bieden heeft op het gebied van recreatie, educatie en sport. De slogan van het Omnium wijst daar ook op: ‘oneindig veelzijdig’. De activiteiten die het complex onder anderen te bieden heeft zijn: een tropisch bos, een subtropisch zwemparadijs met lazyriver, vier sporthallen waarvan één topsporthal, een turnhal, camping, horecaplein, kinderdagverblijf, beautysalon, sportschool, fysiocentrum en sport- en dansopleiding CIOS Goes-Breda.

Het voormalige Sportpunt Zeeland Goes was al 20 jaar een van de grootste sportaccommodaties van Zeeland. Met vier sporthallen, squashbanen en een subtropisch zwembad had het complex veel te bieden op het gebied van sporten en bewegen. Echter, de visie en missie van Sportpunt Zeeland is niet aangepast met de transformatie naar Omnium, deze is hetzelfde gebleven. Hetgeen er wél is veranderd is het ‘soort dagattractie’. Sportpunt Zeeland was, zoals de naam al zegt, een accommodatie om te komen sporten. Deels recreatief door de aanwezigheid van het subtropisch zwembad, maar sport was de hoofdmoot. Omnium biedt nu veel meer dan sport alleen door de komst van het tropisch bos en de uitbreiding van de horeca. Bezoekers kunnen niet alleen naar Omnium komen om te sporten, maar alle activiteiten bij elkaar zorgen voor een geheel verzorgd dagje weg vol plezier en avontuur.

In mei 2013 is de grote verbouwing begonnen. Er is een grote topsporthal bij gekomen, de lazy river in het subtropisch zwembad is nieuw en er is een tropisch bos aangelegd. In april 2014 was de verbouwing klaar en heeft het bedrijf met haar nieuwe concept ook voor een nieuwe naam gekozen: Omnium. Met de uitbreiding van het tropisch bos is het bedrijf voornamelijk gegroeid op het gebied van vrijetijdsbesteding.

De missie van Omnium is: “Het aanbieden van sport- en ontspanningsmogelijkheden in combinatie

met recreatieve en educatieve voorzieningen voor een breed publiek waarbij een duurzame bedrijfsvoering bijdraagt aan een stabiele en sterke organisatie.”

De recreatieve voorzieningen worden aangeboden door de aanwezigheid van sporthallen, het subtropisch zwembad en het tropische bos. De educatieve voorziening wordt gezien als aanbod van het tropisch bos, daar er rondleidingen worden gegeven over de vele planten en bloemen. Over een duurzame bedrijfsvoering heeft Omnium het volgende te zeggen: “Een duurzame

bedrijfsvoering gaat verder dan alleen energiebesparing en zorg en aandacht voor het milieu. Duurzaamheid is voor Omnium ook kwaliteit, veiligheid, continuïteit, hygiëne en het aangaan van langdurige, stabiele samenwerkingsrelaties en daarin een betrouwbare partner zijn.” (Van de

Velde, 2014)

De visie van Omnium is: “Van een veelzijdig sportcomplex doorgroeien naar een veelzijdige

omgeving voor sport, bewegen, recreatie, onderwijs, educatie en gezondheid. Het grootste en meest veelzijdige complex in de omgeving waar altijd wat te beleven is voor (individuele) sporters, recreanten, scholen, groepen en bedrijven. “

(13)

3. Theoretisch kader

In dit hoofdstuk komen alle kernbegrippen aan bod die van toepassing zijn op de hoofd- en deelvragen van het onderzoek en die in relatie staan tot de probleemstelling. Verschillende

sportevenementen zullen worden omschreven, de locatie en omgeving van Omnium wordt in kaart gebracht, het begrip ‘beleving ‘ zal worden ontleed en de trends en ontwikkeling omtrent

sportevenementen komen aan bod.

3.1 Sportevenementen

3.1.1 Definitie sportevenement

Volgens het boek ‘Sportmarketing’ luidt het begrip sportevenement als volgt: “een eenmalige sportgebeurtenis op top- of breedtesportniveau”. Topsport wordt beoefend door uit verschillende bronnen betaalde sporters en passieve sportconsumenten zijn bereid te betalen voor het gadeslaan en volgen van de sport (Kok, 2010). Breedtesport is sport die recreatief (passief of actief) door een breed publiek beoefend wordt (t.a.p.).

3.1.2 Evolutie van sportevenementen

In de probleemstelling wordt genoemd dat er gebrek aan beleid en ervaring bij Omnium is, wat betreft het organiseren van sportevenementen. De rol van sportevenementen is voor Omnium van belang om te weten, zodat zij met die informatie besef hebben van de achterliggende gedachten van sportevenementen en daar in de praktijk op in kunnen spelen.

In het begin van de twintigste eeuw trokken sportevenementen als de Olympische Spelen weinig bezoekers en gingen zij aan velen voorbij. Ook overheden stonden op zijn zachtst gezegd kritisch tegenover het investeren van publiek geld in sportevenementen. Zo weigerde de Nederlandse regering een bijdrage te leveren aan de Olympische Spelen van 1928, deze werd onder andere gefinancierd door een loterij (Gerritsen & Olderen van, 2013).

Tegenwoordig sluiten overheden en bedrijven tegen betaling van grote bedragen

meerjarencontracten af met organisatoren van sportevenementen. Tienduizenden kleine en grote sportevenementen zorgen onder hordes Nederlanders jaarlijks voor ontspanning, inspanning en vertier(t.a.p.). Anno 2014 zijn sportevenementen doorgedrongen tot de haarvaten van de Nederlandse samenleving.

3.2 Typologie sportevenementen

Er bestaan vele verschillende soorten sportevenementen, maar Omnium is hier niet mee bekend door gebrek aan kennis en ervaring op het gebied van sportevenementen. Daarom is het nuttig om deze informatie te verzamelen zodat Omnium de informatie kan toepassen in de praktijk.

Volgens Gerritsen en Van Olderen kan de evenementensector in Nederland worden ingedeeld in twee soorten events; namelijk bedrijfs- en publieksevents. Het startpunt bij bedrijfsevents is vaak het doel en de doelgroep van het event. Bij publiekevents is het startpunt vaak de inhoud van het event.

(14)

publiek. Bij publiekevents gaat het voornamelijk om vermaak van het publiek of het tegemoet komen van een bepaalde behoefte die er is onder het publiek. De behoefte waar het publiek naar op zoek is kan gezien worden als een vorm van beleving. Er bestaan vier soorten hoofddoelstellingen onder publieksevents: ethische doelen, ideële doelen, amusement doelen of handelsdoelen (Gerritsen & Olderen van, 2013).

De sport in Nederland is op twee verschillende manieren in te delen.

1. Sport kan verdeeld worden in topsport en breedtesport (Kok, 2010). In Nederland ben je pas topsporter als je op het hoogste internationale seniorenniveau meedoet aan een topsportonderdeel. De breedtesport is in Nederland in te delen in actieve sportconsumenten en passieve sportconsumenten. Onder de actieve sportconsumenten vallen alle sporters die hun sport niet professioneel beoefenen. De passieve sportconsumenten zijn de sportconsumenten die naar topsport willen kijken en allerlei soorten merchandising aanschaffen (t.a.p.).

2. Van Reusel en Bulcaen hebben vier verschillende categorieën sport opgesteld: a. Instrumenteel – functionele betekenis

Dit zijn de voor de hand liggende effecten van sport, zoals lichaamstraining. Ook socialisatie, sociale controle en integratie spelen hierbij een rol.

b. Expressieve betekenis

Tijdens de sportbeleving kan men het gevoel krijgen ergens goed in te zijn, er ontstaat een manier van gevoelens uitten en uitdrukken op een sociaal aanvaardbare manier (Van Reusel & Bulcaen, 1992). Het is ook een moment om de sleur van het dagelijks leven te vergeten.

c. Representatieve – symbolische betekenis

Waarbij er sociale basisbehoeften meespelen zoals status, waardering en prestige. Sport kan een symbolische dimensie hebben wanneer het gebruikt wordt als sociaal middel.

d. Sociale – interactieve betekenis

Sporten om sociaal netwerk te vergroten of in stand te houden (t.a.p.).

Tot slot is een sportevenement gedeeltelijk afhankelijk van het soort evenement en zijn markt. Hierbij moet rekening gehouden worden met:

 de frequentie: of een sportevenement wel of niet op regelmatige basis plaats vindt;  het niveau van de competitie: internationaal, nationaal of regionaal niveau;

 de vorm van de sport: topsportmanifestatie, wedstrijd of recreatiesport;

 één sport of meerdere sportevenementen: competities van sporten uit eenzelfde sporttak of behorende tot verschillend sporttakken;

 de economische impact van het evenement: dit kan gemeten worden via omzet, aantal toeschouwers, sponsoring, kijkcijfers etc.;

 het eigendomsrecht: of het een officiële sportorganisatie is (zoals FIFA) of is het een private onderneming (zoals de ZLM tour);

 de toewijzing na de verkiezingen: wordt de sportmanifestatie altijd op dezelfde plek

gehouden of moeten steden zich kandidaat stellen om een evenement naar zich toe te halen (Dejonghe, 2012).

(15)

3.3 Beleving

In de probleemstelling is aan bod gekomen dat Omnium niet bekend is het met organiseren van sportevenementen die de topsporthal te bieden heeft. De nieuwe sportevenementen die momenteel mogelijk zijn neemt ook nieuw publiek met zich mee. Om de organisatie van een sportevenement succesvol te maken moet Omnium dus op de hoogte zijn van de wensen en behoeften van die

doelgroep. Die wensen en behoeften worden gemeten met behulp van verschillende soorten beleving. In deze paragraaf komt het onderwerp ‘beleving’ aan bod.

3.3.1 Soorten beleving

De afzender van het event wil bepaalde waarden overbrengen op de bezoeker: Wat zijn die waarden? Wat is de visie? In hoeverre komen de waarden overeen met die van de bezoekers? De waarde die de afzender wil overbrengen noemen we ook wel de beleving. Een beleving doet zich voor wanneer consumenten zodanig betrokken raken dat ze een blijvende indruk opdoen. De gebeurtenis is memorabel en zeer persoonlijk. Emotioneel, fysiek, intellectueel of zelfs spiritueel wordt de consument geraakt. Beleving valt op te delen in 3 soorten stadia:

1. Basale beleving: er is sprake van een emotionele reactie, maar de beleving heeft onvoldoende impact om langere tijd in de herinnering te blijven.

2. Memorabele beleving: levert een herinneringswaarde op, met name het achteraf kunnen ‘terughalen’ van de emotie.

3. Transformerende beleving: brengt een duurzame verandering teweeg in het individu op gedrags- of attitude niveau.

Het psychosociale kader omvat factoren die effect hebben op het tot stand komen van de beleving. Deze factoren zijn: kennis, verwachtingen, stemmingen, betrokkenheid, sociale context, waarden en persoonlijkheid (Hover, Gerritsen, & Van Olderen, 2013).

3.3.2 Soorten domeinen

Het woord ‘experience’, oftewel belevenis, doet denken aan amusement of entertainment. De beleveniseconomie kan echter veel meer betekenen voor de consument dan alleen amusement. Er zijn vier verschillende domeinen waarin consumenten iets kunnen beleven: amusement, leren, ontsnapping en esthetiek.

Domein Soort Uitleg Voorbeeld

Amusement Passief Op afstand luisteren of kijken Dvd kijken

Leren Actief De consument moet grote hoeveelheden informatie verwerken, er is inmiddels sprake van een belevenis

Edutainment

Ontsnapping Actief Waarbij deelnemers proberen te ontsnappen aan het dagelijks leven. Hierbij wordt de consument

ondergedompeld in een fysieke of virtuele wereld

War Craft

Esthetiek Passief De consument laat zich onderdompelen in de omgeving/activiteit van de beleving om zich volledig over te geven aan de beleving

Concert

(Pine & Gilmore, 1999)

In de tabel weergegeven domeinen staan in onderstaande figuur 1.1 verwerkt, in relatie tot het karakter van de deelname door de consument en de relatie tot de omgeving.

(16)

3.3.3 Deelname motieven

De ‘actieve deelname’ valt nog verder te ontleden, omdat er verschillende motieven bestaan om te sporten. Deze deelname motieven zijn te verdelen in een viervelden model:

(Crum, 1992)

De verschillende deelname motieven zijn onder te verdelen in traditioneel of vernieuwend en formeel of informeel. Hieronder volgt de uitleg van de verschillende assen:

Traditioneel

Dit verwijst naar klassieke sportvormen zoals voetbal, gymnastiek, zwemmen en volleybal. Tevens verwijst het naar klassieke organisatievormen in sport, zoals clubs en federaties. En

(17)

tot slot betreft het traditionele sportomgevingen, zoals sporthal, sportveld en zwembad (Stegeman, Brouwer, & Mooij, z.j.).

Vernieuwend

Dit betreft sporten gebaseerd op nieuwe technologieën en trends, of een vermenging van traditionele sporten zoals beachvolleybal of klimmen.

Formeel

Dit is de mate waarin sportactiviteiten door externe organisaties geleid worden. Voorbeelden hiervan zijn clubs, scholen, federaties, fitnessclubs en gemeentelijke sportdiensten (t.a.p.).

Informeel

Informeel verwijst naar spel- en sportactiviteiten die jongeren zelf organiseren of spontaan ontstaan. Voorbeelden hiervan zijn sportieve activiteiten op speelveldjes of pleintjes, skateboarden, streetball en jogging (t.a.p.). De traditionele sportomgeving wordt vervangen door natuurlijke omgeving.

3.3.4 Sportdeelname in relatie tot levensloop

Omnium richt zich op verschillende doelgroepen, waarbij het van belang is om te weten welke rol sport speelt voor iedere doelgroep. Per levensfase spelen er namelijk andere motieven een rol om te sporten. In onderstaande figuur is de top drie van motieven te zien waarom verschillende

leeftijdsgroepen aan sport doen.

Bron: (NOC*NSF, 2008)

De tabel van NOC*NSF over sportdeelname motieven kan vertaald worden naar de verschillende domeinen van

beleving, zie figuur 1.2. Plezier staat in relatie tot amusement. Hoewel het bij een sportevenement zowel actief als passief beleefd kan worden, kan het als sportdeelname slechts actief beleefd worden. Gezondheid en conditie kan gezien worden als het educatieve domein. Niet zozeer om cognitieve kennis op te doen, maar juist op lichamelijk gebied heeft men een doelstelling: gezondheid bevorderen of conditie verbeteren. Tot slot kan sport als uitlaatklep in relatie gelegd worden met ontsnappen. Waarbij de deelnemer even wilt ontsnappen aan het dagelijks leven.

(18)

Tot slot geeft onderstaande tabel een top 5 van meest beoefende sporttakken, naar leeftijd.

Bron: (Sport een leven lang, 2010)

3.4 Trends en ontwikkelingen

In de probleemstelling is naar voor gekomen dat het beleid van Omnium nog onbekend en onervaren is met het organiseren van sportevenementen die momenteel in de topsporthal mogelijk zijn. Om het beleid kennis te laten maken met dat vakgebied zijn onderstaande trends en ontwikkelingen op het gebied van sportevenementen uitgelicht.

3.4.1 Demografische ontwikkeling

De allochtone bevolkingsgroep en ouderen nemen in aantal toe. Deze doelgroepen hebben specifieke wensen en eisen. Voor de sport heeft dat als consequentie dat etnische sportclubs aan populariteit groeien. Daarnaast zijn ouderen op zoek naar sporten en activiteiten die tot een hoge leeftijd uitgevoerd kunnen worden en een sociaal karakter hebben (Trends en ontwikkelingen, 2014). In de tabel op pagina 13 is tevens te zien dat het motief ‘plezier’ in vele leeftijdsfasen een grote rol speelt om te sporten. Voor Omnium is dit van belang om te weten zodat zij weten hoe ze op deze doelgroepen moeten inspelen, op het gebied van potentiële sportevenementen.

3.4.2 Economische ontwikkeling

Men heeft minder vrije tijd. In ruil daarvoor willen Nederlanders hun vrije tijd kwalitatief goed besteden, ook als het wat meer kost (Trends en ontwikkelingen, 2014). Gemak speelt hierbij een rol, gezinnen willen in één dag allerlei verschillende activiteiten doen; zoals recreatief, educatief en/of sportief (t.a.p.).

3.4.3 Sociale ontwikkeling

Onzekerheid over veiligheid van de buitenwereld neemt toe en de daarbij horende behoefte aan warmte en geborgenheid. Buurt, familie, volkscultuur en gezelligheid worden steeds belangrijker. Zo is het aangaan van een sportlidmaatschap een sociale overweging, op die manier kan meer tijd worden doorgebracht met vrienden en familie. Lokale samenwerkingsverbanden zorgen ervoor dat men een gevoel heeft om dicht bij huis te zijn (Trends en ontwikkelingen, 2014).

Haaks tegenover de socialisatie is individualisering ook een ontwikkeling in de samenleving. De landelijke top vijf van meest beoefende sporten bestaat uit hardlopen/joggen, fietsen/wielrennen, wandelen, fitnessen en zwemmen (Maastricht, Sportnota 2013). Tevens is dit terug te zien in de tabel op pagina 13, van de top vijf van meest beoefende sporttakken. Daarnaast is de informalisering van de sport terug te zien in het model van Crum (pagina 12). Informalisering van de sport houdt in dat mensen meer voor zichzelf gaan sporten, losstaand van een vereniging.

(19)

3.4.4 Trends

Er wordt naar cross-overs gezocht met thema’s zoals natuur, cultuur, wellness en educatie (Remy & Simons, 2010). Bij activiteiten wordt het liefst een combinatie van twee of drie van deze elementen gemaakt. Deze trend vindt vooral plaats bij ongeorganiseerde en commerciële sporten (t.a.p.). Daarnaast is wellness sterk in opkomst (Maastricht, Sportnota 2012). Deze trend gaat verder dan gezondheid en bewegen. Het gaat namelijk om de juiste balans in het leven. Een sporter wil niet alleen sporten, maar ook beleven, ontmoeten, ontspannen en ontsnappen aan het leven van alledag. Doordat de consument/mensen steeds minder tijd heeft/hebben wil men het liefst alle activiteiten op één locatie (t.a.p.).

3.5 Conclusie

Voor Omnium is het kansrijk om sportevenementen te organiseren, omdat er tegenwoordig grote bedragen en meerjarencontracten worden gesloten met organisatoren van sportevenementen. Omnium heeft de mogelijkheid om topsportevenementen en breedtesportevenementen te

organiseren. Zowel tosportevenementen als breedtesportevenementen nemen verschillende vormen van beleving mee, zoals Pine en Gilmore noemen. De actieve deelname kan gebaseerd zijn op

verschillende motieven van Reusel en Bulcaen of Crum. De motieven volgens Reusel en Bulcaen zijn: functionele betekenis, expressieve betekenis, symbolische betekenis of interactieve betekenis. De motieven volgens Crum zijn: traditioneel of vernieuwend en formeel of informeel.

Daarnaast zijn er nog andere motieven mogelijk om te sporten, die uit onderzoek van het Sociaal en Cultureel Planbureau naar voor zijn gekomen. De top drie bestaat uit: plezier, gezondheid en conditie.

3.6 Implicaties voor onderzoek

Met name de verschillende soorten belevingen en deelname motieven zijn in dit onderzoek belangrijke implicaties. De uitwerking van deze begrippen is benodigd om de deelvraag om te zetten in praktijkonderzoek. Op die manier kan er antwoord gegeven worden op de deelvraag omtrent beleving en sportmotieven. Vervolgens zullen de gegevens uit de verschillende onderzoeken met elkaar vergeleken worden en beschreven worden in de discussie.

Daarnaast is het van belang om te weten welke deelname motieven onder publiek van Omnium het grootst zijn, zodat de relatie gelegd kan worden naar populaire sportevenementen.

(20)

4. Methode

Om de deelvragen te kunnen beantwoorden dient vooraf duidelijk te zijn op welke manier deze onderzocht zijn. Het is belangrijk om te weten welke gegevens benodigd waren om de informatie te verzamelen waarmee de hoofdvraag beantwoord is. In dit hoofdstuk zullen deze aspecten aan bod komen.

4.1 Onderzoek soort

Om antwoord te kunnen geven op de hoofd- en deelvragen zijn verschillende onderzoeksmethoden toegepast.

4.1.1 Kwalitatief onderzoek

Deelvraag één: Welke mogelijkheden biedt het huidig beleid, de missie en visie van Omnium op het gebied van het organiseren van sportevenementen?

Om de missie, visie en het beleid van het Omnium en de topsporthal te onderzoeken, heeft er een interview plaats gevonden. Het interview vond plaats in de vorm van een focusgroep. Een focusgroep is een interview in de vorm van een groepsgesprek (Baarda, 2009). Om te kunnen beantwoorden wat het beleid van Omnium en de topsporthal is op het gebied van het organiseren van

sportevenementen, is het nuttig om een aantal werknemers binnen het bedrijf daar over te bevragen.

Onderbouwing

Bij kwantitatief onderzoek wil men een beeld krijgen van de mate waarin een van tevoren

vastgesteld fenomeen zich voordoet (Baarda, 2009). De huidige mogelijkheden, het beleid, de missie en visie van Omnium was reeds vastgesteld. Echter, op welke manier worden deze in relatie gebracht met het organiseren van sportevenementen in de topsporthal. Bij deze onderzoeksmethode worden de respondenten aan het denken gezet over aspecten waar ze niet bij hadden stilgestaan als het een individueel gesprek was geweest; ze worden geïnspireerd door de ideeën van anderen. In het geval van het Omnium heeft de focusgroep plaats gevonden met drie personen binnen het bedrijf: de directeur van het Omnium, de manager van de sporthallen en de manager van de afdeling marketing en communicatie.

4.1.2 Kwantitatief onderzoek

Deelvraag twee: Wat voor soort sportevenementen zijn populair onder het publiek?

De tweede deelvraag, omtrent populaire events onder het publiek, is uitgevoerd middels een kwantitatieve survey. Door vragenlijsten die in de regio zijn uitgezet omtrent sportevenementen, welke daarbij wel of niet populair zijn onder het publiek, kan er antwoord gegeven worden op deze deelvraag.

Deelvraag drie: Welke vormen van beleving en sportmotieven onder het publiek zijn voor Omnium het meest van belang, zodat zij op die behoefte kan inspelen op het gebied van het organiseren van sportevenementen?

Om antwoord te kunnen geven op deze deelvraag is tevens gebruik gemaakt van kwantitatieve survey. De vragenlijst is tot stand gekomen met behulp van de belevingsdomeinen van Pine en Gilmore en de deelname motieven van Van Reusel en Bulcaen. Deelvraag twee en deelvraag drie zijn

(21)

in één enquête verwerkt, deze is verspreid in de regio. Onderbouwing

Bij deze twee deelvragen is er behoefte aan cijfermatige informatie. Met die reden is gekozen voor kwantitatief onderzoek. Door numerieke gegevens te verzamelen krijgt Omnium inzicht van de populariteit van events en vormen van beleving en sportmotieven, die bij het organiseren van sportevenementen van belang zijn.

4.1.3 Mixed method

De verschillende deelvragen vragen om een combinatie van kwalitatief en kwantitatief onderzoek. Dat zorgt ervoor dat er sprake is van mixed methods research (Baarda, 2009).

4.1.4 Methode per deelvraag

In onderstaande tabel staat weergegeven welke onderzoeksmethoden en –instrumenten gebruikt zijn voor het beantwoorden van de deelvragen.

Deelvraag Onderzoeksmethode Onderzoeksinstrument Soort onderzoek DV1

Welke mogelijkheden biedt het huidig beleid, de missie en visie van Omnium op het gebied van het organiseren van sportevenementen?

Fieldresearch Focusgroep interview Beschrijvend

DV2

Wat voor soort sportevenementen zijn populair onder het publiek?

Fieldresearch Kwantitatieve survey Beschrijvend

DV3

Welke vormen van beleving en sportmotieven onder het publiek zijn voor Omnium het meest van belang, zodat zij op die behoefte kan inspelen op het gebied van het organiseren van sportevenementen?

Fieldresearch Kwantitatieve survey Beschrijvend

4.2 Onderzoekseenheden

Om de ambities en het beleid van Omnium en de topsporthal in kaart te brengen zijn drie partijen binnen de organisatie bevraagd:

1. Directeur Omnium, Dies van de Velde 2. Manager sporthallen, Rinie van Belzen

3. Manager Marketing en Communicatie, Arianne Jansen Dit zijn de onderzoekseenheden van de focusgroep.

Daarnaast wordt de populariteit van sportevenementen en wensen en behoeften van publiek gemeten middels respondenten uit de regio die bevraagd worden over deze kwestie. De enquête is digitaal verspreid, middels een aselecte streekproef. Deze steekproef wil zeggen dat elke eenheid uit de populatie een gelijke kans heeft om in de steekproef te komen (Baarda, 2009). Hier is voor gekozen omdat Omnium zoveel mogelijk respons nodig had, om alle doelgroepen en hun bij behorende motieven etc. te horen.

(22)

Het Omnium heeft 800.000 bezoekers per jaar, dat was de populatie van het onderzoek. Om de betrouwbaarheid van de uitkomst van de enquête te waarborgen betekent dat er 271 enquêtes ingevuld hadden moeten worden. De steekproefcalculator laat zien, dat bij de respons van 271

respondenten het betrouwbaarheidsniveau van 90% wordt gewaarborgd. (Steekproefcalculator,2015)

Echter, de respons van het aantal enquêtes verliep niet volgens plan. Na herhaaldelijk verspreiden van de enquête kwam er niet genoeg respons. Om die reden is de steekproef nogmaals berekend. Onderstaande steekproefcalculator laat zien dat de steekproefmarge is bijgesteld van 5% naar 8%. Dat zorgde ervoor dat er 106 ingevulde enquêtes benodigd waren om aan het

betrouwbaarheidsniveau van 90% te komen. Uiteindelijk hebben 105 respondenten de enquête ingevuld. De uitspraken in dit onderzoek zijn op dat aantal gebaseerd.

(Steekproefcalculator)

4.3 Operationalisatie meetinstrumenten

In dit hoofdstuk worden de onderzoeksinstrumenten geoperationaliseerd.

4.3.1 Interview focusgroep

Bij behorende deelvraag: Welke mogelijkheden biedt het huidig beleid, de missie en visie van Omnium op het gebied van het organiseren van sportevenementen?

Om antwoord te krijgen op deze deelvraag zijn drie werknemers van Omnium door middel van een focusgroep bevraagd.

1. Directeur Omnium, Dies van de Velde 2. Manager sporthallen, Rinie van Belzen

3. Manager afdeling marketing en communicatie, Arianne Jansen

Om inzichtelijk te krijgen wat voor soort (sport)evenementen het Omnium zich op wilt richten, werd gekeken naar de mogelijkheden en ambities van het bedrijf en hun beleid. Om daar achter te komen

(23)

zijn de volgende onderwerpen opgesteld. Aan de hand van deze onderwerpen is het verloop van het interview opgesteld.

Dimensie Indicator

Mogelijkheden Aantal bezoekers

Bekwaamheid huidig management Budget

Beleid Lijn uitgezet

Ambities

Bereikdoelstelling

Missie en visie Missie en visie in relatie tot

sportevenementen in de topsporthal

Het focusgroep interview was semi-gestructureerd. Hierbij lagen de vragen en antwoorden niet van tevoren vast, maar de onderwerpen wel. Bij het gedeeltelijk gestructureerd interview werd gebruik gemaakt van een vragenlijst die voornamelijk uit gesloten vragen met een vaste formulering bestond. Naast de gesloten vragen bevatte de vragenlijst ook een aantal open vragen, waarbij de nadruk lag op het doorvragen.

4.3.2 Enquête

Bij behorende deelvragen:

1. Wat voor soort sportevenementen zijn populair onder het publiek?

2. Welke vormen van beleving en sportmotieven onder het publiek zijn voor Omnium het meest van belang, zodat zij op die behoefte kan inspelen op het gebied van het organiseren van sportevenementen?

Om antwoord te kunnen geven op deze deelvragen zijn een aantal onderwerpen in de enquête aan bod gekomen.

In onderstaande tabel worden de vragen weergegeven welke niet verder geoperationaliseerd moesten worden. De enquêtevragen over sportmotieven, traditionele of vernieuwende sporten en beleving worden in aparte tabellen geoperationaliseerd.

Indicator Vraag Enquêtevraag

Soorten en populariteit evenementen

Bent u meer een recreatieve of prestatieve sporter?

Vraag 4

Bezoekt u liever een topsportevenement of een breedtesport evenement? (en waarom)

Vraag 6

Hoe lang bent u bereid te reizen voor een bezoek aan een sportevenement?

Vraag 7

Omnium Aan welke onderstaande sportevenementen in Omnium zou u een bezoek brengen en hoeveel bent u bereid daar voor te betalen?

Vraag 8

Wat voor soort sportevenement zou u graag willen dat bij het Omnium georganiseerd worden?

(24)

Sportmotieven Vraag 5

Voor de indicator ‘sportmotieven’ werd de vraag gesteld: Geef aan in welke mate

onderstaande sportmotieven voor u van belang zijn.

Onderstaande tabel operationaliseert deze vraag.

Begrip Dimensie Indicator Enquête vraag

Sportmotief Instrumenteel Lichamelijk fit, prestatie 5.1 en 5.5

Expressief Weg van huis, goed gevoel 5.2 en 5.6

Representatief Ergens bij horen, status 5.3 en 5.7

Sociaal Sociaal contact, netwerk 5.4 en 5.8

Bij het uitwerken van de resultaten is ervoor gekozen om de scores die uit de enquêtevraag zijn voortgekomen te labelen naar ‘weinig’, ‘matig’ en ‘veel’. Deze zijn ontstaan doordat er scores bij elkaar op zijn geteld. De enquêtevraag over sportmotieven bestond uit acht verschillende stellingen. De respondent moest deze stellingen beoordelen met: heel onbelangrijk, redelijk onbelangrijk, redelijk belangrijk, heel belangrijk. Tussen elke twee stellingen zat een verband, namelijk één van de vier sportmotieven zat eraan gekoppeld. Er zaten bijvoorbeeld twee stellingen bij over lichamelijk fit zijn, deze refereren naar het instrumentele sportmotief.

Wanneer de respondent bij beide stellingen ‘heel belangrijk’ had ingevuld, kreeg hij/zij een hoge score bij het instrumentele sportmotief. Deze staat in de staafdiagram gelijk aan de maatstaaf ‘veel’. Wanneer de respondent bij één stelling ‘redelijk belangrijk’ had ingevuld en bij de andere stelling ‘redelijk onbelangrijk’, dan kreeg hij/zij een minder hoge score en werd de maatstaaf ‘matig’ erkend. Hetzelfde geldt voor de maatstaaf ‘weinig’. Wanneer de respondent bij beide stellingen ‘heel onbelangrijk’ had ingevuld, kreeg hij/zij een lage score bij het instrumentele sportmotief.

Indicator Enquêtevraag

Soorten sport Vraag 9

Voor de indicator ‘soorten sport’ werd de vraag gesteld: Geef aan welke van onderstaande

sportelementen het meest bij u past. Geef een nummer 1 aan hetgeen wat het meest bij u past. Geef een nummer 2 aan hetgeen wat daarna het best bij u past.

Onderstaande tabel operationaliseert deze vraag.

Begrip Dimensie Indicator Enquête vraag

Typologie Traditioneel-formeel Turnen, zwemmen, balsporten, wedstrijd 9.1 Vernieuwend-formeel Speelplein/veld, straatvoetbal, vrienden 9.2 Traditioneel-informeel Beachvolleybal, snowboarden, fitness,

avontuurlijk

9.3

Vernieuwend-informeel Klimmuur, circus, skateboard, zon-zee-strand-sport

9.4

Indicator Enquêtevraag

Beleving Vraag 11

Voor de indicator ‘beleving’ werd de vraag gesteld: Geef aan in welke mate u met

(25)

Onderstaande tabel operationaliseert deze vraag.

Begrip Dimensie Indicator Enquête vraag

Beleving Educatie Theoretische kennis, praktische kennis, actief deelnemen, leren

11.1, 11.3, 11.4 en 11.7 Amuseren Invloed op omgeving, vermaakt worden, passief

deelnemen

11.2, 11.5, 11.8 en 11.9 Ontsnapping Beleving zelf doen, gedachten op 0, weg uit

dagelijkse drukte

11.6, 11.11, 11.12 en 11.13 Esthetiek Fysiek deelnemen, opgaan in bepaalde

gebeurtenis

11.10 en 11.14 De maatstaven ‘weinig’, ‘matig’ en ‘veel’ zijn op dezelfde manier toegekend als de enquêtevraag over sportmotieven. De score bij een aantal stellingen leidt tot een totaalscore waar deze maatstaven aan gekoppeld zijn.

4.4 Onderzoeksprocedure

In deze paragraaf staat de procedure beschreven op welke manier de kwalitatieve en kwantitatieve analyse heeft plaatsgevonden.

4.4.1 Interview

Alles wat in de focusgroep werd gezegd is opgenomen met een recorder. Na afloop van het interview is alles uitgetypt met behulp van de geluidsopname. Deze transcriptie is verwerkt met behulp van coderen. Het coderingsproces is verlopen aan de hand van drie stappen. Deze stappen zijn uitgevoerd met behulp van de theorie over codering, beschreven in “Dit is onderzoek!” (Baarda, 2009).

Het open coderen is de eerste datareductie. Hierbij is geprobeerd om zo dicht mogelijk bij de oorspronkelijke tekst te blijven en interpretaties te vermijden. De uitkomst van deze datareductie zijn de labels van het interview. Bij het axiaal coderen wordt er naar verbanden tussen de labels gekeken. Die verbanden worden samengebracht tot kernlabels. Tot slot, bij het selectief coderen, wordt de informatie bekeken in het licht van de onderzoeksvraag. Hierbij worden de centrale begrippen geordend tot thema’s.

De complete transcriptie van het interview is terug te vinden in bijlage 2. Het coderingsproces met behulp van labels is terug te vinden in bijlage 3.

4.4.2 Enquête

(26)

vragenlijst verspreid in haar persoonlijke omgeving. De online enquête is gemaakt en verspreid met het programma thesistools (www.thesistools.nl). De uitkomst van de enquêtes wordt weergegeven in Excel. 105 respondenten hebben de vragenlijst ingevuld.

Thesistools geeft de uitkomst van de enquêtes weer in een overzicht in één Excel bestand. Elke kolom in Excel bevat een enquêtevraag, met daaronder de 105 antwoorden van de respondenten. Van dit overzicht is één draaitabel gemaakt. Door middel van de draaitabel kunnen verschillende gegevens aan elkaar gekoppeld worden en met elkaar vergeleken worden. Zo konden bijvoorbeeld de antwoorden op de vraag “Bezoekt u liever een topsportevenement of een breedtesport

evenement?” gekoppeld worden met antwoorden op de vraag “Hoe lang bent u bereid te reizen naar een sportevenement?”. Tevens kon de vraag over topsport of breedtesport gekoppeld worden aan de

enquêtevraag over leeftijd. In het hoofdstuk “Resultaten” staat de relatie tussen deze twee enquêtevragen beschreven. Daarnaast staan alle overige relaties tussen de uitkomsten van verschillende enquêtevragen beschreven in het hoofdstuk “Resultaten”. Deze staan tekstueel

beschreven, ondersteund door staafdiagrammen en/of cirkeldiagrammen die uit de draaitabellen zijn voortgekomen.

4.5 Betrouwbaarheid en validiteit

4.5.1 Betrouwbaarheid

Pilot

Om de enquêtes goed te laten verlopen is er een pilot uitgevoerd (Gratton, Jones & Robinson, 2011). Een pilot is een vorm van vooronderzoek om te erachter te komen of de gestelde vragen in de enquête op de juiste manier geïnterpreteerd worden door de

respondenten. De pilot is afgenomen bij collega’s van Omnium. Dit heeft ervoor gezorgd dat de enquête is aangepast op taal- en schrijffouten en dat de structuur van de enquête gewijzigd is. Hierdoor is de betrouwbaarheid van de resultaten verhoogd.

Rapportage en terugkoppeling

Gedurende het ontwerp van de enquêtes is er overleg geweest met de manager van de afdeling marketing en communicatie om tot een correcte inhoud van de enquête te komen. Veranderingen zijn op tijd aangebracht.

Semi-gestructureerd interview

Een semi-gestructureerd interview vindt plaats aan de hand van een topiclijst (Mortelmans, 2009). Om toeval te voorkomen, welke kan ontstaan door de interviewer, is ervoor gekozen om het semi-gestructureerde interview te laten verlopen aan de hand van vooraf gestelde onderwerpen. De onderwerpen staan beschreven in paragraaf 4.3.1.

4.5.2 Validiteit

Opbouw vragenlijst

De vragenlijst is samengesteld aan de hand van het boek ‘Dit is onderzoek!’ van Ben Baarda (Baarda, 2009). Zo is onder andere gelet op de volgorde waarin de vragen gesteld worden. De eerste vragen van de vragenlijst zijn neutrale algemene vragen. Om de respondenten aan de centrale thema’s te laten wennen zijn er vragen gesteld over verschillende sporten,

(27)

sportmotieven en beleving. Dit zorgt ervoor dat de opbouw van de vragenlijst van breed naar smal verloopt(t.a.p.).

Instrumentele validiteit

Bij instrumentele validiteit wordt er een indirecte enquêtevraag gesteld om een sociaal wenselijk antwoord te voorkomen (Baarda, 2009). In dit vragenlijst is bijvoorbeeld niet direct aan de respondenten gevraagd of zij met een instrumenteel, sociaal, representatief of expressief doel sporten. De verschillende sportmotieven zijn geoperationaliseerd en opgedeeld in meerdere vragen. De combinatie van bepaalde vragen vormen samen een bepaald sportmotief.

4.6 Ethische overwegingen

De enquêtes zijn anoniem afgenomen, er werd niet naar een naam gevraagd. Daarnaast zijn de ingevulde enquêtes alleen voor de onderzoeker en de begeleider zichtbaar. Slechts de uitkomst van alle verzamelde enquêtes zullen inzichtelijk zijn voor overige belanghebbenden.

De deelnemers aan het focusgroep interview zijn akkoord gegaan met de vragen die gesteld worden en met het feit dat hun functie in het verslag zal worden weergegeven.

(28)

5. Resultaten

In dit hoofdstuk worden de onderzoeksresultaten beschreven. De gegevensverzameling vond plaats door middel van een enquête die door 105 respondenten is ingevuld en een focusgroep interview met een deel van het management van Omnium. Beide gegevens komen in dit hoofdstuk aan bod.

5.1 Interview

Deelvraag 1

In deze paragraaf zullen de uitkomsten van het focusgroep interview besproken worden, welke heeft plaatsgevonden met de volgende drie managementleden van Omnium: Dies van de Velde, Arianne Jansen en Rinie van Belzen. Hiervoor is de methode van de focusgroep gehanteerd. Deze is reeds in paragraaf 4.1 toegelicht. De deelvraag die hiermee onderzocht is, was als volgt beschreven: Welke

mogelijkheden biedt het huidig beleid, de missie en visie van Omnium op het gebied van het organiseren van sportevenementen?

De respondenten zijn bevraagd over de mogelijkheden, het beleid en de missie en visie met betrekking tot sportevenementen in de topsporthal. In deze paragraaf worden de resultaten beschreven die uit de focusgroep voort zijn gekomen. De transcriptie van het interview is in dit rapport toegevoegd in bijlage 2. Het coderingsproces van het interview staat weergegeven in bijlage 3.

Onderstaande rapportage van het interview is een weergave van de resultaten, beschreven aan de hand van de behandelde topics.

1. Mogelijkheid bezoekers

De topsporthal van Omnium heeft een vergunning om (sport)evenementen te mogen organiseren voor maximaal 2000 bezoekers. Omnium heeft zelf 800 zitplaatsen, overige zitplaatsen zouden ingehuurd moeten worden. Echter, bij het organiseren van een sportevenement zal het onmogelijk zijn om 2000 bezoekers te plaatsen, aangezien er nog speelruimte nodig is voor de betreffende sport. Een van de respondenten licht dit toe: “

dat zal een beetje aan het evenement liggen. Heb je top badminton nodig en die hebben 2 veldjes nodig, dan kan je er een heleboel omheen gaan bouwen. Met zaalvoetbal krijg je nooit 2000 man in de hal”.

2. Bekwaamheid huidig management

De topsporthal is 40 van de 52 weken per jaar bezet door CIOS en sportverenigingen. Daardoor is er weinig mogelijkheid om sportevenementen te organiseren. Door de beperkte tijd en ruimte voor sportevenementen vindt Omnium het niet rendabel om permanent management op die afdeling te zetten. Daarnaast worden opdrachten vaak wel binnen gehaald, maar ligt de organisatie van het sportevenement bij een externe partij. Indien er wel kennis vereist is vanuit Omnium, heeft het bedrijf besloten om in dat geval die kennis tijdelijk in te huren.

3. Budget

Er is geen budget vrij gemaakt voor het organiseren van sportevenementen. De huidige aanpak ziet er als volgt uit: Omnium benaderd externe partijen om een sportevenement in

(29)

de topsporthal te organiseren. Omnium biedt de faciliteiten en deels de promotie, de externe partij neemt de organisatie op zich.

4. Lijn uitgezet door beleid

Er is intern afgesproken welke sporten wel en niet worden toegelaten. Daarnaast verklaart een respondent: “afspraken, we maken ook afspraken met de gebruiker. Wat kan wel, wat

kan niet. Dan moet je echt met elkaar in gesprek.” 5. Ambities

De ambitie van Omnium is om meer Nationale teams naar de topsporthal te halen.

Daarnaast doelt Omnium er op om voornamelijk verenigingen de sportevenementen te laten organiseren. Ze sturen er op aan dat er mogelijkheden zijn voor het organiseren van een sportevenement. Omnium neemt de zaalhuur en faciliteiten op zich, de sportvereniging moet de organisatie van het sportevenement op zich nemen.

6. Doelstellingen

De eerste respondent vertelt: “ten eerste is het voor ons een stukje reclame.” De andere respondent voegde daar aan toe: “Het gaat ook om de uitstraling van je centrum en je

naamsbekendheid. Maar het is ook voor je verenigingen goed “. Omnium wil vooral meer

naamsbekendheid opbouwen, middels het organiseren/faciliteren van sportevenementen. Daarnaast doelt Omnium ook op een zo goed mogelijke samenwerking met

sportverenigingen. Want een bloeiende vereniging is ook goed voor Omnium, qua uitstraling maar ook qua horeca omzet.

7. Missie

De topsporthal dekt alle aspecten uit de missie. Daar werd aan toegevoegd: “we hebben 52

weken waarvan 44 weken wordt bezet. Dan staat de hal nog 8 weken leeg, daar willen we van af. Dat is wel een missie.” Een voorbeeld werd genoemd, in de vorm van recreatief

aanbod.

8. Visie

Ook de aspecten en doelgroepen uit de visie worden gedekt in de topsporthal. Alleen

bedrijven spelen nog een minimale rol in relatie tot de topsporthal, maar Omnium wil hun rol graag vergroten bij sportevenementen. Bedrijven kunnen een financiële rol spelen bij

sportevenementen, en het zorgt ook voor kruisbestuiving in de rest van het bedrijf. Daarnaast wil Omnium haar topsporthal aanbieden als locatie voor bedrijfssport.

5.2 Enquête

Deelvraag 1 en 2

In deze paragraaf staan de uitkomsten van de enquête, die door 105 respondenten is ingevuld. Deze zijn met behulp van Excel verwerkt en onderzocht. De uitkomst de gegevens dienen te leiden naar twee deelvragen, namelijk:

1. Wat voor soort sportevenementen zijn populair onder het publiek?

2. Welke vormen van beleving en sportmotieven onder het publiek zijn voor Omnium het meest van belang, zodat zij op die behoefte kan inspelen op het gebied van het organiseren van sportevenementen?

Allereerst zal een inzicht gegeven worden over de algemene gegevens van de respondenten. Vervolgens komen de onderwerpen ‘topsport en breedtesport’, ‘recreatief en prestatief’ en

(30)

De woonsituatie wordt het meest

gerepresenteerd door de groep ‘getrouwd en kinderen’ (41 van de 105 respondenten is 39%). De daarop volgende grootste groep betreft ‘samenwonend’ (29 van de 105 respondenten is 27%). Hiervoor geldt dezelfde verklaring als bij figuur 2. De grote categorie ‘op kamers’ is ontstaan doordat de

onderzoeker de enquête in haar omgeving heeft verspreid. De grote categorie ‘getrouwd en kinderen’ is naar waarschijnlijkheid

ontstaan doordat de enquête is verspreid onder het ledenbestand en bezoekers van Omnium.

Met behulp van Excel zijn de gegevens van de respondenten verwerkt en onderzocht. Onderstaande resultaten betreffen de feitelijke weergave van de uitkomst van de 105 ingevulde enquêtes.

5.2.1 Algemene gegevens

40 van de 105 (38%) respondenten valt onder de leeftijdsgroep 18 t/m 25 jaar en een 52 van de 105 (50%) respondenten valt onder de

leeftijdsgroep 26 t/m 64 jaar. Dit kan verklaard worden doordat de

onderzoeker de enquête in haar omgeving heeft verspreid, waarbij de enquête voornamelijk bij haar leeftijdsgenoten terecht is gekomen (jongeren). De leeftijdscategorie van 26 t/m 64 jaar is te verklaren omdat deze leeftijdscategorie met de doelgroep en het ledenbestand van Omnium

In figuur 3 is te zien dat 57 van de 105 van de respondenten (54%) in Goes of

omgeving woont. Dit kan verklaard worden doordat de enquête is verspreid onder het ledenbestand en bezoekers van Omnium.

Tevens is de onderzoeker woonachtig in Goes en heeft de enquête verspreid in haar omgeving.

(31)

5.2.2 Topsport en breedtesport

Hierboven is inzicht gegeven in de algemene gegevens van de respondenten. In deze paragraaf zal dieper ingegaan worden op topsport en breedtesport, welke voorkeur de respondenten hebben en welke reisafstand zij voor welk evenement over hebben.

Het bezoek aan een topsport evenement of een breedtesport evenement zit dicht bij elkaar. 47 van de 105 respondenten (45%) bezoekt liever een

topsportevenement, tegenover 38 van de 105 respondenten (36%) die liever een breedtesport evenement bezoekt.

Uit figuur 5 blijkt dat er een verschil is tussen de

reisbereidheid van mensen voor topsport- en

breedtesportevenementen. Voor topsportevenementen blijken de respondenten langer te willen reizen, namelijk een uur.

Met name de jongeren (in de leeftijd van 18 t/m 25 jaar) bezoeken liever een topsportevenement. In de leeftijdscategorieën 26 t/m 49 jaar en 50 t/m 64 jaar zit er een minder groot verschil in de voorkeur tussen topsport of breedtesport

(32)

5.2.3 Recreatief en prestatief

In deze paragraaf zal dieper ingegaan worden op het verschil tussen recreatieve en prestatieve sporters. Tevens zal de relatie gelegd worden tussen leeftijd en recreatief of prestatief sporten.

43 van de 105 respondenten (41%) vindt zichzelf een recreatieve sporter. Een kwart van de respondenten classificeert zichzelf als prestatieve sporter. 32 van de 105 respondenten (30%) vindt zichzelf zowel een recreatieve als prestatieve sporter.

Bij de respondenten jonger dan 18 jaar voert prestatief of

gelijkwaardig sporten de boventoon. In de

leeftijdscategorieën 18 t/m 25 jaar en 26 t/m 49 jaar is er geen groot verschil te zien tussen recreatief, prestatief of gelijkwaardig. Bij de respondenten in de leeftijd 50 t/m 64 jaar is te zien dat zij met name recreatief sporten. 15 van de 26 respondenten (58%) uit die leeftijdscategorie kiest ervoor om recreatief te sporten.

(33)

5.2.4 Bedragen

In deze paragraaf zal besproken worden hoeveel de respondenten bereid zijn om te betalen om een bezoek te brengen aan een bepaald sportevenement.

In figuur 9 staat in de staafdiagrammen weergegeven hoeveel respondenten het betreffende sportevenement zouden bezoeken. Deze respondenten hebben een bedrag ingevoerd hoeveel zij bereid zijn om te betalen voor dat sportevenement. Daaruit is het gemiddelde berekend. In het staafdiagram is te zien dat 8 respondenten hebben gekozen voor een judo-evenement en daar gemiddeld €6,- voor willen

betalen. Daarentegen kozen 22

respondenten voor het turn-evenement, zij zijn bereid om daar gemiddeld €16,- voor te betalen.

(34)

5.2.5 Sportcategorieën

In deze paragraaf komen de verschillende categorieën van sport aan bod. Deze zijn: traditioneel-formeel, vernieuwend-traditioneel-formeel, traditioneel-informeel en vernieuwend-informeel. De respondenten zijn gevraagd om uit de vier verschillende categorieën sport een nummer één en twee te kiezen. Door een nummer één toe te kennen aan een sportcategorie, betekent dat die categorie het meest bij de respondent past. Door een nummer twee aan een sportcategorie toe te kennen, betekent dat die categorie daarna het meest bij de respondent past.

In figuur 10 is de uitkomst van de enquêtevraag over de sportcategorieën te zien. Daaruit blijkt dat de traditionele-formele sportsector het meest tot “score 1” is verkozen. Vervolgens is de

vernieuwende-formele sector het meest tot “score 1” verkozen. Deze twee sportcategorieën zijn tevens het meest tot “score 2” verkozen.

Bij traditioneel-formeel en vernieuwend-formeel is het meest ‘score 1’ ingevuld. Dat betekent dat deze twee soorten sporten het meest bij die respondenten past . 81 van de 105 respondenten hebben ‘score 1’ ingevuld bij traditioneel-formeel en vernieuwend-formeel, dat is 77%.

In figuur 11 is te zien dat in alle leeftijdscategorieën, behalve de jongeren onder de 18 jaar, de traditionele-formele sporten het meest ‘score 1’ is toegekend. Opvallend is ook dat hoe hoger de leeftijd hoe vaker ‘score 1’ is

toegekend. De keuze ‘score 2’ neemt naar mate de leeftijd vordert juist af.

(35)

In dit staafdiagram is te zien dat met name respondenten in de

leeftijdscategorie 18 t/m 25 jaar een ‘score 1’ hebben toegekend aan de vernieuwende-formele sporten. Naar mate de leeftijd vordert, is ‘score 2’vaker gekozen. De

leeftijdscategorie 65 jaar en ouder heeft helemaal geen score 1 of 2 toegekend.

In figuur 13 is te zien dat bij sporten uit de traditionele-informele sector het vaakst ‘score 2’ is toegekend. Voornamelijk onder de jongeren van 18 t/m 25 jaar en door respondenten van 65 jaar of ouder.

In dit staafdiagram is te zien dat er overwegend veel ‘score 2’ is toegekend aan de vernieuwende-informele sporten.

(36)

5.2.6 Sportmotieven

In deze paragraaf worden de verschillende sportmotieven behandeld. Er zal een overzicht worden getoond over de sportmotieven en welke daarvan het meest bij de respondenten naar voor zijn gekomen. Tevens zullen deze gegevens gekoppeld worden naar de verschillende leeftijdscategorieën.

In figuur 16 is te zien dat het instrumentele sportmotief met name een grote rol speelt in de leeftijdscategorie van 18 t/m 25 jaar. Aangezien 32 respondenten in die leeftijdscategorie het instrumentele sportmotief redelijk of heel belangrijk vindt.

In figuur 17 over het sociale sportmotief in relatie tot leeftijd is te zien dan in de

leeftijdscategorieën 18 t/m 25 en 50 t/m 64 jaar het sociale sportmotief zowel een matige als grote rol speelt. In de leeftijdscategorie 26 t/m 49 jaar is het sociale sportmotief voornamelijk van matig belang. In het cirkeldiagram zijn de totaal aantal scores van alle

respondenten te zien. De scores die zijn toegekend zijn gebaseerd op welke combinatie van antwoorden de respondenten hebben ingevuld. De operationalisering hiervan staat reeds beschreven in paragraaf 4.3.2.

Uit de totaalscores blijkt dat het instrumentele sportmotief de hoogste score heeft gekregen van alle respondenten bij elkaar, dat leidt ertoe dat dit sportmotief voor deze populatie het

belangrijkste sportmotief is. Vervolgens is het expressieve en sociale sportmotief bijna even vaak gekozen door de

respondenten. Tot slot is het representatieve sportmotief het minst gekozen wat ertoe leidt dat dit sportmotief voor de gehele populatie het minst belangrijk is.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Door onder meer de gemeente Maastricht wordt hierbij opgemerkt dat in het kader van de GSB afspraken de aantallen zeer actieve veelplegers (zowel het aantal dat is aangemeld

Recently, intravenously administered free fatty acids in the blood have been shown to competitively decrease bilirubin- albumin binding, and increase UCBfree levels

Het betrekken van lokale organisaties als partner zorgt ervoor dat deze organisaties meer betrokken zijn bij de evenementorganisatie en ook beter ingezet kunnen

Wanneer een groot stedelijk sportevenement bijvoorbeeld wordt aangegrepen om middelbare scholieren te laten kennismaken met verschillende takken van sport kan dat

Uit deze evaluatie blijkt dat maatschappelijke spin-off door een groot aantal bekende en onbekende factoren wordt veroorzaakt. Door reconstructie ach- teraf is het evenwel

Een aantal factoren is van belang voor een succesvolle organisatie van een sportevenement en side-events: professioneel en ervaren projectmanagement, centrale aansturing van

Opkomst van de serie betekende tevens het ontstaan van de tomaten- teelt in het Westland: omdat de druivenboom de eerste jaren na planten nog niet produktief is werd deze

Omdat er binnen Gamebasics gebruik wordt gemaakt van een centraal data project om data aan te leveren voor alle producten, moest er een oplossing voor de koppeling van de