• No results found

6. Discussie

6.1 Interpretatie van resultaten

Mogelijkheden Omnium

Omnium is afhankelijk van een aantal factoren, om een sportevenement te kunnen (laten) organiseren.

1. Soort sportevenement

Afhankelijk van het soort sportevenement kan het aantal bezoekers bepaald worden. Hoe meer oppervlakte de sport nodig heeft, hoe minder bezoekers het evenement kunnen bezoeken. Het is dus afhankelijk van: wat voor sport wil Omnium organiseren, hoeveel bezoekers kan Omnium dan kwijt en hoeveel bezoekers mag Omnium kwijt. Omnium heeft een vergunning voor 2000 bezoekers, maar afhankelijk van het sportevenement zal er minder mogelijk zijn.

2. Bezettingsgraad

De topsporthal van Omnium is 40 van de 52 weken bezet. Dat betekent dat er nog 12 vakantieweken over blijven om sportevenementen te organiseren. Dat beperkt de mogelijkheden voor het organiseren van sportevenementen.

3. Externe organisator

Doordat Omnium geen permanent management op de sportevenementen wil zetten, zijn zij afhankelijk van externe partijen die de sportevenementen dienen te organiseren. Dat kan zijn in de vorm van een sportbond, die een Nationale wedstrijd wil organiseren. Omnium biedt dan de topsporthal als locatie en de rest van het bedrijf als overige faciliteiten. Tevens kan deze externe organisator zijn in de vorm van een sportvereniging. Zij hebben de mogelijkheid en vrijheid om en topsportevenement hier heen te halen, of een breedtesport evenement te organiseren. Omnium heeft dan weer de faciliterende rol. Tot slot kan Omnium ervoor kiezen om zelf een sportevenement te organiseren, in dat geval wordt de kennis voor het

organiseren van een sportevenement van buitenaf gehaald. Dat betekent dat er tijdelijk iemand wordt ingehuurd, of er wordt gebruik gemaakt van een sportevenementbureau. Missie en visie

Wat betreft die missie en visie van Omnium zijn er een aantal aspecten die overeen komen met de huidige trends op het gebied van sporten/sportevenementen. In de missie en visie van Omnium worden namelijk de factoren recreatief, educatief en sportief genoemd. Uit het rapport over trends en ontwikkelingen (Trends en ontwikkelingen, 2014) blijkt dat deze factoren populair zijn in de huidige samenleving. Voornamelijk wanneer deze factoren op één dag in allerlei verschillende activiteiten te vinden zijn.

Daarnaast beschrijven Gerritsen en van Olderen dat bedrijven tegenwoordig van groot belang zijn in relatie tot sportevenementen. In die sector worden grote bedrijven in meerjarencontracten

afgesloten, op het gebied van sportevenementen (Gerritsen & Olderen van, 2013). Iets wat voor Omnium in de toekomst van groot belang is, wanneer zij bedrijven meer willen inmengen met hun sportevenementen.

6.1.2 Enquête

Sportevenementen Omnium

In de enquête worden meerdere vragen gesteld om deelvraag 2: “Wat voor soort sportevenementen

zijn populair onder het publiek?” te kunnen beantwoorden. Een aantal vragen zijn opgesteld naar

aanleiding van het theoretisch kader zoals de vraag over topsport of breedtesport. Twee vragen zijn door het management van Omnium zelf opgesteld aangezien zij de mogelijkheid hadden om gerichte vragen te laten verwerken in te enquête.

De eerste vraag welke door Omnium is opgesteld is: “Aan welke onderstaande sportevenementen in

Omnium zou u een bezoek brengen en hoeveel bent u bereid daar voor te betalen?”. Het tweede deel

van de vraag, over hoeveel de respondent bereid is om voor het sportevenement te betalen, is door de onderzoeker toegevoegd. Op deze manier weet het management van Omnium welke

sportevenementen de respondenten willen bezoeken en hoeveel zij hiervoor bereid zijn te betalen. De resultaten met betrekking tot bovenstaande vraag geven voor Omnium een beeld van welk bedrag zij kunnen vragen voor een bezoek aan een dergelijk sportevenement. Uit de enquêtes is gebleken dat de meeste respondenten de volgende drie sportevenementen in de toekomst zouden willen bezoeken: volleybal (58 respondenten van de 105), korfbal (23 respondenten van de 105) en turnen (22 respondenten van de 105). Dit waren tevens de sportevenementen waar de hoogste entree bedragen voor genoemd werden. Gemiddeld is men bereid om tussen de €12,- en €16,- uit te geven aan één van deze drie sportevenementen.

De tweede vraag welke door Omnium is opgesteld is: “Hoe lang bent u bereid te reizen naar een

sportevenement? Houdt alleen de tijd voor ogen voor de heenreis (dus NIET heen- en terugreis berekenen)”. Uit die vraag is gebleken dat het grootste deel van de respondenten bereid is om 1 uur

heen en 1 uur terug te reizen naar een sportevenement. Er moet wel bij gezegd worden dat het merendeel van de respondenten bij deze vraag enkel bereid is om deze afstand af te leggen voor een topsportevenement.

Hieronder zullen vervolgens de vragen besproken worden welke vanuit het theoretisch kader zijn opgesteld. Als eerste werd aan de respondenten gevraagd of zij liever een bezoek brengen aan een topsportevenement of aan een breedtesportevenement. De uitkomst van deze vraag is voor Omnium van belang, zodat zij weten of zij beter een topsport- of breedtesportevenement kunnen organiseren. De resultaten op deze vraag liggen niet zo ver uit elkaar. 45% van de respondenten bezoekt liever een topsportevenement, tegenover 36% welke liever een breedtesportevenement bezoeken. Daarnaast is het voor Omnium nuttig om te weten welke doelgroep voor welk type sportevenement heeft gekozen. Het merendeel van de jongeren (18 t/m 25 jaar) had namelijk voor het topsportevenement gekozen. Het merendeel van de volwassen (26 t/m 64 jaar) koos voor het breedtesportevenement. Omnium zal daarom sportevenementen moeten organiseren welke op het hoogste internationale seniorenniveau plaatsvindt. Wanneer Omnium een breedtesportevenement

gaat organiseren kan het bedrijf ervoor kiezen zich te richten op de passieve of actieve sportconsument (Kok, 2010).

Sportcategorieën in relatie tot leeftijd

De uitkomst van deze enquêtevraag kan gekoppeld worden naar de top 5 van meest beoefende sporttakken uit het theoretisch kader. Beide uitkomsten zijn in verband gebracht met verschillende leeftijdscategorieën. De verschillen en overeenkomsten worden per sportcategorie behandeld. 1. Traditioneel-formeel in relatie tot leeftijd

Uit de resultaten van de enquêtes is gebleken dat bijna alle respondenten de voorkeur geven aan sporten uit de traditionele-formele sector. De sporten die daar onder vallen zijn onder andere turnen, balsporten en zwemmen (Crum, 1992). In de bron van “Sport een leven lang”(2010) worden ook een aantal van deze traditionele-formele sporten genoemd, zoals: veldvoetbal,

gymnastiek/turnen, en zwemmen. In de tabel van “Sport een leven lang” komen de traditionele- formele sporten voornamelijk voor in de top drie van meest beoefende sporttakken. De traditionele- formele sport “zwemmen” wordt het meest beoefend door de jongere generatie (6 t/m 24 jaar). Uit dit onderzoek blijkt tevens dat de jongere generatie hun voorkeur geven aan sporten uit de

traditionele-formele sector. Naarmate de leeftijd vordert neemt de voorkeur aan de traditionele- formele sporten af.

2. Vernieuwend-formeel in relatie tot leeftijd

De sporten die bij deze categorie horen zijn onder andere beachvolleybal, snowboarden en fitness (Crum, 1992). In de bron van “Sport een leven lang” (2010) valt de sport fitness/aerobics onder deze categorie. Wanneer de resultaten van deze twee onderzoeken worden vergeleken, blijkt dat er een overeenkomst en een verschil is. In dit onderzoek is vaak ‘score 2’ toegekend aan de sporten uit de vernieuwende-formele sector, voornamelijk in de leeftijdscategorie 18 t/m 64 jaar. Op nummer twee van de top vijf van meest beoefende sporttakken staat fitness/aerobics in de leeftijdscategorieën 18 t/m 24 en 35 t/m 54. De tweede keus van de respondenten in beide onderzoeken, in de

overeenkomende leeftijdscategorieën zijn dus sporten uit de vernieuwende-formele sector. Echter, in dit onderzoek is “score 1” vaker toegekend in de leeftijdscategorie 18 t/m 25 jaar dan “score 2”. De respondenten uit de leeftijdscategorie 18 t/m 25 jaar hebben de vernieuwende-formele sporten dus meer op nummer één staan, dan op nummer twee. In tegenstelling tot het onderzoek van “Sport een leven lang”. Kortom, de uitkomsten komen grotendeels overeen, alleen de leeftijdscategorie 18 t/m 25 jaar van dit onderzoek is afwijkend.

3. Traditioneel-informeel in relatie tot leeftijd

De traditionele-informele sporten in dit onderzoek betreffen onder andere speelplein/veld en straatvoetbal. Uit de resultaten blijkt dat deze sporten weinig tot “score 1” zijn verkozen, en slechts een aantal keer tot “score 2”. In de leeftijdscategorieën 18 t/m 25 jaar en 65 jaar of ouder is een aantal keer “score 2” toegekend. De volgende sporten die in “Sport een leven lang” worden

genoemd vallen tevens onder de traditionele-informele sector: fietssport, wandelsport en hardlopen. Deze sporten staan op nummer één in de leeftijdscategorie van 45 jaar of ouder. Op nummer twee van de vijf meest beoefende sporttakken worden de traditionele-informele sporten beoefend door respondenten vanaf 55 jaar of ouder. Op nummer drie van de vijf meest beoefende sporttakken wordt de traditionele-informele sport “hardlopen” beoefend door respondenten tussen de 12 en 34 jaar. De enige overeenkomst tussen deze twee onderzoeken is dat “score 2” uit dit onderzoek overeenkomt met de nummer twee van de vijf meest beoefende sporttakken. In beide onderzoeken beoefent de oudere generatie (vanaf 65 jaar) de traditionele-informele sporten.

4. Vernieuwend-informeel in relatie tot leeftijd

De vernieuwende-informele sporten in dit onderzoek betreffen onder andere klimmuur, circus, skaten, zon-zee-strand-sport. Uit de resultaten blijkt de leeftijdscategorie 18 t/m 64 jaar een aantal keer “score 2” heeft toegekend aan deze sporten. De sport van “Sport een leven lang” die onder de categorie ‘vernieuwend-informeel’ valt is skeeleren/skaten. Deze sport wordt slecht eenmalig genoemd als nummer vier van de vijf meest beoefende sporttakken, in de leeftijdscategorie 6 t/m 11 jaar. In dit onderzoek heeft de jongste generatie (jonger dan 18 jaar) helemaal geen “score 1” of “score 2” aan de vernieuwende-informele sporten toegekend. Tussen de resultaten van de twee onderzoeken op het gebied van vernieuwende-informele sporten in relatie tot leeftijd zijn geen overeenkomsten te vinden.

Sportmotieven

Uit de resultaten van de enquêtes is gebleken dat alle respondenten het instrumentele sportmotief het meest van belang vinden. Daarna sporten de respondenten het meest vanuit het sociale sportmotief. Daarentegen speelt het representatieve doel de minst grote rol.

Deze uitkomst komt overeen met de bevindingen uit het rapport over trends en ontwikkelingen uit 2014. Daarin staat beschreven dat socialisatie en individualisering de huidige trends zijn. Sociaal sporten speelt steeds een grotere rol in de samenleving (Trends en ontwikkelingen, 2014). Uit de enquête is naar voor gekomen dat het sociale sportmotief een grote rol speelt bij het uitoefenen van de sport. Tegenover de socialisatie vindt er individualisering plaats (Trends en ontwikkelingen, 2014). Dat houdt in dat men steeds minder in groepsverband sport, maar meer individueel. De sporten die in het rapport worden genoemd zijn fitness, wandelen, joggen, fietsen en zwemmen. Deze sporten hebben een instrumenteel doel, namelijk om lichamelijk fit te blijven. Het sociale en instrumentele sportmotief komen dus overeen met de huidige trends en ontwikkelingen. Met uitzondering van de ouderen welke in het rapport Trends en ontwikkelingen (2014) benoemd worden. Daaruit kwam naar voren dat ouderen vooral een sport uitoefenen vanwege het sociale motief. Echter, dit onderzoek laat zien dat het sociale sportmotief bij de respondenten vanaf 65 jaar een matige rol speelt bij het uitoefenen van een sport. Het verschil in voorkeur tussen de

verschillende motieven tussen dit onderzoek en het rapport Trends en ontwikkelingen (2014) kan wellicht verklaard worden doordat mogelijk gebruik is gemaakt van een andere leeftijdsafbakening van de ouderen.

Beleving

In het theoretisch kader wordt de koppeling gemaakt tussen sportdeelname en belevingsdomeinen. In de tabel over de sportdeelname in relatie tot levensloop (NOC*NSF, 2008)staan een aantal sportdeelnamen die te vergelijken zijn met de vier domeinen van beleving. Zie de figuur 1.2 in het theoretisch kader, in paragraaf 1.3.4. De sportdeelname in relatie tot levensloop is tevens terug te vinden in paragraaf 1.3.4 van het theoretisch kader.

In dit onderzoek is beleving tevens gekoppeld aan leeftijdscategorieën. De verschillende belevingsmotieven zullen per domein behandeld worden.

1. Amuseren in relatie tot leeftijd

In het theoretisch kader is de koppeling gemaakt tussen ‘plezier’ (sportdeelname motief) en

‘amuseren’ (belevingsdomein). Uit het staafdiagram waarin ‘amuseren’ in relatie tot leeftijd bekeken wordt, blijkt dat alle leeftijdscategorieën ‘amusement’ bij een sportevenement van groot belang vinden. Uit de tabel over sportdeelname in relatie tot leeftijd is het eerste sportmotief voornamelijk ‘gezondheid’, met uitzondering van de jongeren (t/m 17 jaar). Het sportdeelname motief van de jongeren betreft namelijk ‘plezier’, dit komt overeen met de bevindingen van het onderzoek. Zie hiervoor figuur 21 in het hoofdstuk “resultaten”.

Het tweede sportdeelname motief vanaf 35 jaar is ‘plezier’ (NOC*NSF 2008). Dat komt niet overeen met figuur 21 waaruit blijkt dat belevingsdomein ‘amusement’ het belangrijkste motief is voor de respondenten.

2. Ontsnapping in relatie tot leeftijd

In het theoretisch kader staat beschreven dat ‘ontsnapping’ (belevingsdomein) is gekoppeld aan ‘uitlaatklep’ (sportdeelname motief). In figuur 22 in het hoofdstuk “resultaten” is te zien dat alle leeftijdscategorieën ‘ontsnapping’ van belang vinden bij een sportevenement. In tegenstelling tot de tabel over de sportdeelname motieven. Daar staat weergegeven dat ‘uitlaatklep’ slechts voor komt als derde sportdeelname motief onder jongeren tussen de 6 en de 11 jaar. Dit leidt ertoe dat er geen overeenkomsten zijn tussen het onderzoek van NOC*NSF (2008) en dit onderzoek.

3. Esthetiek in relatie tot leeftijd

De koppeling tussen ‘esthetiek’ en een sportdeelname motief was niet mogelijk om te maken omdat deze twee begrippen niet overeen komen. Daarom is er slechts een staafdiagram van ‘esthetiek’ in relatie tot leeftijd. Hier is te zien dat in alle leeftijdscategorieën ‘esthetiek’ een grote rol speelt. Echter, in de leeftijdscategorie 18 t/m 25 jaar speelt esthetiek zowel voor 50% een matige rol. 4. Educatie in relatie tot leeftijd

Tussen de uitkomsten vanuit het onderzoek van NOC*NSF (2008) met betrekking tot de

sportdeelname in relatie tot leeftijd en de uitkomsten vanuit dit onderzoek, kunnen niet dezelfde conclusies getrokken worden. De tabel over sportdeelname in relatie tot leeftijd geeft namelijk aan dat respondenten vanaf 18 jaar ‘gezondheid’ als eerste sportmotief heeft. ‘Gezondheid’ staat volgens figuur 2.2 gelijk aan het domein ‘educatie’ van beleving. Uit de figuur 24, over ‘educatie’ in relatie tot leeftijd, blijkt dat de jongste groep respondenten (jonger dan 18 jaar) ‘educatie’ juist wel van belang vindt. De leeftijdsgroepen 18 tot 25 en 26 tot 49 vinden ‘educatie’ zowel van groot als matig belang. De leeftijdscategorie 50 tot 64 vindt ‘educatie’ in vergelijking met de andere twee groepen van groter belang. Deze uitkomsten komen dus niet overeen met het onderzoek van het NOC*NSF uit 2008.