• No results found

Verbrand archief, klaar voor digitalisering?

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Verbrand archief, klaar voor digitalisering?"

Copied!
88
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Masterscriptie

Verbrand archief, klaar voor digitalisering?

Begeleider: S.T.J. (Bas) van Velzen (UvA), B. gedipl. rest. (Birgit) Reissland & drs. F.J. (Frank) Ligterink (both Rijksdienst Cultureel erfgoed), J. E. (Jochem) Kamps (Stadsarchief Amsterdam)

Eerste beoordelaar: S.T.J. (Bas) van Velzen (UvA)

Tweede beoordelaar: drs. D.O.R. (René) Lugtigheid (UvA) 17 Juni 2014

(2)

University of Amsterdam (UvA), Conservation en Restoration, Master, Specialization: Books & Paper

Student: Femke Dijkhuis (BA)

Supervisors: S.T.J. (Bas) van Velzen (UvA), B. gedipl. rest. (Birgit) Reissland & drs. F.J. (Frank) Ligterink (Cultural Heritage Agency of the Netherlands), J. E. (Jochem) Kamps (Amsterdam City Archives)

17-06-2014

Master thesis

Burnt archives, ready for digitization?

Summary

The ‘Archief van de notarissen ter standplaats Amsterdam’ no. 5075 (i.e. ‘Archives of notaries practicing in Amsterdam’), covering the period 1578-1915, is to be found in the Amsterdam City Archive. In 1762, part of the archive, consisting of manuscripts in which iron gall ink was used, was damaged by fire. Due to the fragile condition of the collection, there are still 852 index numbers in the inventory which are inaccessible to the public.

Now that digitization is becoming an

increasingly accepted method for displaying collections to visitors this might also offer a solution to the problem of the fire damaged collection. Digitization offers access to the

information content whilst at the same time allowing the original objects to remain safely stored in a protective environment. This applies especially to vulnerable collections.1 The process, however, is problematic in the case of fragile items such as the collection mentioned. It is an extremely risky process requiring a well thought-out approach.2 So the question arises: what is the best possible strategy for digitizing that part of the Amsterdam City Archive which has become inaccessible due to fire damage, whilst at the same time preventing further mechanical damage resulting in loss of information?

In order to answer this question it was necessary to make a new inventory of the collection. Repository research showed that the notaries’ collection ran to an estimated 328.020 pages. Various types of damage were found which might interfere with digitization; paper

fragments lying on surface of the documents, extremely soiled pages, pages curled around at the edges, creases, pages sticking to each other, loose wax seals and text-matter on carbonized edges.

The packaging used for the collection (folders and standard flat archive boxes) is not really suitable for long term conservation. The construction inside the boxes presses against the

1 Bülow, Anna, Jesse Ahmon. Preparing collections for digitization. Londen, 2011: 57. 2 Bülow and Ahmon. 2011: XV.

Figure 1: Part of the burnt collection of the city archives, stored in a standard flat archive box (inventorynumber: 5075/ 2615) 2014-01-31. Collection City archives Amsterdam.

(3)

contents, especially against the burnt edges of the pages. For 25 folders the bottom edges were too fragile for this type of packaging. Implementation of a new supporting

construction inside the standard type of flat boxes should be considered, resulting in an equal pressure on the objects in the boxes. The inventory numbers unsuitable for filing in folders could henceforth be stored in standard boxes constructed in this fashion.

After examining all the objects in four boxes it turned out that in all of the boxes there was evidence of more than one type of fire damage. This suggests that following the fire, the stacking of collection was rearranged. Consequently it has to be taken into account that, when opening a box, not all the contents will show the same type of fire damage as the items lying on top.

By comparing the paper fragments produced by handling the manuscripts to the fragments already present in a box it appears that moving the objects will produce further damage - more fragments.

Because of the different types of the fire damage detected, it will be necessary to examine the entire contents of each inventory number before digitization. Owing to the fragility of the material it is recommended that the digitization process be executed in the Amsterdam City Archive, supervised by experts in handling fragile paper. It is also advisable to link the digitization process to repackaging the collection.

(4)

Inhoudsopgave

English summary 2 Inhoudsopgave 4 Dankwoord 6 Samenvatting 7 1. Inleiding 8 1.1 Introductie 8 1.2 Probleemstelling 9

2. Stand van wetenschap 11

2.1 Grote rampen met brandschade 11 2.2 Restauratietechnieken bij verbrandingsschade 14 2.3 Conserveringsmethoden bij het digitaliseren van kwetsbare objecten 18

2.4 Digitaliseringsstrategieën 19

2.5 Alternatieve scantechnieken 19

2.6 Beter leesbaar maken de tekst 22

2.7 Hanteren van verbrand papier 23

3. Methodologie 24

3.1 Depotonderzoek 24

3.2 Onderzoek op basis van fragmentendozen 26

3.3 Onderzoek op basis van een ‘steekproef’ 27

3.4 Snipperonderzoek 28

4 Resultaten & discussie 30

4.1 Nieuwe inventarisatie archief 30

4.1.1 Inleiding 30

4.1.2 Grootte en berging van de collectie 30

4.1.3 Collectieomschrijving: materiaal 31

4.1.4 Collectieomschrijving: collectieobjecten 32

4.1.5 Collectieomschrijving: specifieke schade bij objecten 33 4.1.6 Collectieomschrijving: schadeomschrijving, niet gekoppeld

aan een specifieke objectgroep 40

4.1.7 Collectieomschrijving: schadesoorten die het digitaliseren

Belemmeren 48

4.1.8 Discussie 49

4.2 Berging 50

4.2.1 Inleiding 50

(5)

4.2.3 Suggesties voor een nieuwe berging 55

4.2.4 Discussie 55

4.3 Differentiatie brandschade binnen berging 56

4.3.1 Resulaten 56

4.3.2 Discussie 56

4.4 Hanteringsrisico’s 56

4.4.1 Schade bij hanteren 56

4.4.2 Cruciale schadevormen 57

5. Conclusie 58

Literatuurlijst 59

Afbeeldingenlijst 64

Bijlage I: terminologie scriptie 68

(6)

Dankwoord

Ik zou graag Jochem Kamps, Cristina Duran en Janien Kemp van het Stadsarchief Amsterdam bedanken voor het openstellen van de collectie ten behoeve van mijn scriptie en alle hulp die ik van hen heb gekregen.

Verder zou ik graag de volgende mensen willen bedanken voor de hulp die ik tijdens het maken van de scriptie heb gekregen: Bas van Velzen (UvA), Frank Ligterink (RCE), Birgit Reissland (RCE), Gabrielle Beentjes (Nationaal Archief), Elizabet Nijhoff Asser (UvA), Rene Peschar (UvA), Jos Schrijen (UvA), Jørgen Wadum (UvA), Norman Tennent (UvA), René Lugtigheid (UvA) en Maarten van Bommel (RCE).

(7)

Samenvatting

In het Stadsarchief Amsterdam bevindt zich het 'Archief van de notarissen ter standplaats Amsterdam' (toegangsnummer 5075), dat de periode van 1578 tot 1915 beslaat. In 1762 is een gedeelte van dit archief, bestaande uit met ijzergallusinkt beschreven manuscripten door brand beschadigd geraakt. Vanwege de fragiele staat van deze collectie zijn er nog steeds 852 inventarisnummers geblokkeerd voor het publiek. Nu digitaliseren een steeds gangbaarder methode wordt om de collectie aan bezoekers te tonen zou dit voor deze verbrande collectie ook een uitkomst kunnen bieden. Juist voor kwetsbare collecties biedt digitaliseren een mogelijkheid om toegang tot de informatie te verschaffen terwijl de objecten zelf veilig opgeborgen blijven.3 Die fragiele staat van de collectie maakt digitaliseren echter problematisch. Digitaliseren is een zo risicovol proces dat een goed doordacht plan van aanpak moet worden opgesteld.4 De vraag is daarom ‘Wat is de best mogelijke digitaliseringsstrategie voor de verbrande geblokkeerde stukken van het 'Archief van de notarissen ter standplaats Amsterdam' van het Stadsarchief Amsterdam zodat verdere mechanische schade en daarmee verlies aan informatie kan worden voorkomen?’. Om deze vraag te kunnen beantwoorden was het nodig om een nieuwe inventarisatie van de collectie te maken. Door middel van depotonderzoek werd de grootte van de collecties op tenminste 328.020 bladen geschat. De in de collectie voorkomende schadesoorten die het digitaliseren belemmeren zijn: snippers op blad, extreem vuile bladen, omgekrulde randen, verkleving, losse ouwelzegels en tekst op verkoolde rand.

De berging (portefeuilles en standaard liggende dozen) van de collectie lijkt voor het conserveren niet optimaal. De constructie binnen de dozen oefent juist op de verbrande randen van bladen druk uit, terwijl bij 25 inventarisnummers in de portefeuilleberging de onderrand voor dit type berging te fragiel is. Een nieuwe constructie binnen de standaard liggende dozen is aan te bevelen, zodat er een gelijke druk op de objecten binnen een doos wordt uitgeoefend. De 25 inventarisnummers die niet geschikt zijn voor

portefeuilleberging kunnen ook door deze nieuwe constructie standaard liggende doos geborgen bewaard worden.

Bij het nalopen van alle objecten binnen vier dozen bleek dat er binnen één doos verschillende types brandschade voorkomen. Dit wijst erop dat de collectie na de brand op andere wijze is opgeslagen. Er moet dus rekening mee worden gehouden dat, wanneer een doos geopend wordt, over de hele inhoud niet dezelfde brandschade voorkomt als aan het bovenliggende blad.

Door het vergelijken van snippers die ontstaan tijdens het hanteren en snippers die al in de doos aanwezig waren blijkt dat het hanteren van de objecten schade in de vorm van nieuwe snippers oplevert, maar dat deze schade waarschijnlijk kleiner is dan die de

objecten oplopen binnen hun berging.

Op grond van de variatie aan (brand)schade die in de collectie voorkomt zal voor elk inventarisnummer de hele inhoud moeten worden nagelopen voordat kan worden gedigitaliseerd. Vanwege de fragiele staat van het materiaal is het verstandig om het digitaliseringsproces binnen het pand van het stadsarchief te laten plaatsvinden en (gedeeltelijk) te laten uitvoeren door mensen die weten hoe met fragiel materiaal om te gaan. Het is aan te raden het digitaliseren te koppelen aan het ompakken van de collectie.

3 Bülow, Anna, Jesse Ahmon. Preparing collections for digitization. Londen, 2011: 57. 4 Bülow en Ahmon. 2011: XV.

(8)

1 Inleiding

1.1 Introductie

In het Stadsarchief Amsterdam bevindt zich het 'Archief van de notarissen ter standplaats Amsterdam' (toegangsnummer 5075), dat de periode van 1578 tot 1915 beslaat.5In 1762, toen de documenten bewaard werden in het stadhuis (nu het paleis op de Dam), is een gedeelte van dit archief door brand beschadigd geraakt (zie afbeelding 1). Volgens een notitie op de passe-partout van een tekening die van de brand gemaakt is brak deze uit tussen het dak en de tweede verdieping, boven de zegelkamer, waar turf lag opgeslagen.6 Zo'n 250 jaar lang waren 1753 inventarisnummers daardoor niet raadpleegbaar voor het publiek, terwijl het gehele 'Archief van de notarissen ter standplaats Amsterdam' een bijzonder waardevol onderdeel is van de collectie van het stadsarchief, dat veel geraadpleegd wordt.7Wie iets wil weten over een moment in de Amsterdamse geschiedenis waarbij een notariële akte moest worden opgesteld kan dit in het stadsarchief natrekken. Zo vinden onderzoekers naar bijvoorbeeld de

slavenhandel, goud- en zilversmeden, erfeniskwesties en bevrachtingscontracten in dit archief bronmateriaal. Een opvallend document dat zich in dit archief bevindt is de inventaris van de inboedel van Rembrandt van Rijn. Een van de documenten daaruit, aangemaakt op 5 oktober 1669, nadat hij faillissement aanvroeg, is in de brand van 1762 gedeeltelijk beschadigd geraakt (afbeelding 2). Waarschijnlijk zijn in het archief overigens nog veel andere waardevolle stukken te vinden.

5 ‘5075: Archief van de Notarissen ter Standplaats Amsterdam’. Stadsarchief Amsterdam, bezocht: 15 juni 2014 <https://stadsarchief.amsterdam.nl/archieven/archiefbank/overzicht/5075>.

6 Fokke, Simon (1712-1784) studietekening, Collectie stadsarchief:inventarisnummer:10001/365. 7 ‘5075: Archief van de Notarissen ter Standplaats Amsterdam’. Stadsarchief Amsterdam, bezocht: 15 juni 2014 <https://stadsarchief.amsterdam.nl/archieven/archiefbank/overzicht/5075>.

Afbeelding 1

(9)

Nu digitaliseren een steeds gangbaarder methode wordt om collecties aan bezoekers te tonen zou dit ook een uitkomst kunnen bieden voor de verbrande collectie.

Digitaliseren biedt juist voor kwetsbare collecties een mogelijkheid om toegang tot informatie te verschaffen, terwijl de objecten zelf veilig opgeborgen liggen . Zo kan het digitaliseringsproces gunstig voor een collectie uitpakken. Anna Bülow, auteur van het boek ‘Preparing collections for digitization’, zegt hierover:

“However, vulnerable documents which are inherently unstable and have significant content may be good candidates for digitization to provide access while safeguarding

the originals.”8

Het is immers het doel van het archief zijn collectie voor iedereen beschikbaar te stellen.9 Van februari 2012 tot oktober 2013 hebben Cristina Duran en Jochem Kamps (beiden

restauratoren bij het Stadsarchief Amsterdam) een interne inventarisatie gemaakt van de verbrande collectie. Hieruit is gebleken dat ongeveer de helft van de 1753 inventarisnummers (901) onterecht geblokkeerd waren. De conditie van deze inventarisnummers was ondanks de brand behoorlijk genoeg om de blokkade op te heffen, zodat deze inventarisnummers nu voor bezoekers van het stadsarchief zijn op te vragen. De overige 852 inventarisnummers blijven echter wel geblokkeerd. Elk inventarisnummer verwijst naar een berging in het depot van het stadsarchief. De collectie bestaat voornamelijk uit losse bladen die beschreven zijn met ijzergallusinkt.

Naar aanleiding van een gesprek met Janien Kemp (Hoofd Fysiek Beheer, Stadsarchief Amsterdam), Birgit Reissland en Frank Ligterink, (beiden onderzoekers bij het RCE), is gebleken dat het de wens van het stadsarchief is om na te gaan of, naast de 901 beschikbaar gestelde inventarisnummers met brandschade, ook de nog steeds geblokkeerde 852 door digitalisering te ontsluiten zijn, zodat het gehele 'Archief van de notarissen ter standplaats Amsterdam' na 250 jaar eindelijk weer te raadplegen is en een einde komt aan deze opmerkelijke episode van

ontoegankelijkheid.

Voorgenomen wordt om in juni 2014 een subsidie-aanvraag in te dienen bij het Metamorfoze- project (nationaal programma voor het behoud van het papieren erfgoed)10, om indien mogelijk de geblokkeerde inventarisnummers te laten digitaliseren. De objecten mogen bij het digitaliseren uiteraard zo weinig mogelijk worden beschadigd, hoewel het niet accepteren van enige schade als onhaalbaar gezien wordt.11 Digitaliseren is een zo risicovol proces, dat het van belang is om een goed doordacht plan van aanpak te creëren.12 Aangezien het voorzichtig hanteren van de verbrande objecten al tot schade leidt, is te verwachten dat de digitalisering inderdaad verlies van materiaal tot gevolg zal hebben. Er moet dan ook naar een methode worden gezocht om zo met dit verbrande materiaal om te gaan, dat het tijdens de digitalisering geen al te grote schade oploopt. Naast het vermijden van mechanische schade is het wellicht mogelijk de als gevolg van de brand minder goed leesbare tekst duidelijker zichtbaar te maken.

Het doel moet dus zijn de geblokkeerde verbrande objecten zo te digitaliseren dat deze zo min mogelijk schade oplopen, terwijl daarbij zoveel mogelijk tekstuele informatie

8 Bülow en Ahmon. 2011: 57 (zie noot 1 en 3)

9 ‘Over ons’. Stadsarchief Amsterdam bezocht: 15 juni 2014 <https://stadsarchief.amsterdam.nl/stadsarchief/index.nl.html>.

10 Metamorfoze Nationaal programma voor het behoud van het papieren erfgoed bezocht: 15 juni 2014 <http://www.metamorfoze.nl/>.

11 Kamps, Jochem. Persoonlijk interview, 18-11-2013. 12 Bülow en Ahmon. 2011: XV (zie noot 1 en 3).

(10)

wordt blootgelegd. Tegelijkertijd ontbreekt de juiste kennis over de verbrande collectie om tot een goed plan te komen. Deze scriptie heeft tot doel de kennis over de verbrande collectie te vergroten en tegelijkertijd te onderzoeken aan welke randvoorwaarden het digitaliseringsproces zal moeten voldoen.

De probleemstelling van deze scriptie is daarom: Wat is de best mogelijke

digitaliseringsstrategie voor de verbrande geblokkeerde stukken van het 'Archief van de notarissen ter standplaats Amsterdam' van het Stadsarchief Amsterdam zodat verdere mechanische schade en daarmee verlies aan informatie wordt voorkomen?

Deze scriptie gaat niet in op de schimmelschade waarvan bekend is dat die bij enkele inventarisnummers voorkomt (zie bijlage II).13 Schimmelschade brengt andere conserverings- en restauratiedilemma’s met zich mee, zoals voosheid en verkleuring. Bovendien komt verbrandingsschade vele malen vaker voor binnen dit archief.

Het probleem wordt onderzocht door een antwoord te zoeken op de volgende deelvragen:

 Hoe groot is de collectie? Hoe is de collectie opgeborgen? Uit welk materiaal en uit welke objecttypen bestaat het geblokkeerde deel van het verbrande archief?

 Welke schade-typologieën zijn te onderscheiden in het geblokkeerde gedeelte van het verbrande archief? Welke schade-typologieën zijn van belang voor het

digitaliseringsproces? Kan de tekst, waar nodig, beter leesbaar worden gemaakt?

 Is de berging geschikt voor het bewaren van de verbrande objecten? Hoe kan de berging geschikter gemaakt worden voor het bewaren van verbrande objecten? Hoe gedifferentieerd is de brandschade binnen een berging?

 Hoeveel schade ontstaat er bij het zorgvuldig hanteren van de objecten? Terwille van de duidelijkheid van deze scriptie is ervoor gekozen om een vaste

terminologie aan te houden om de inhoud te beschrijven. Juist om de verschillen bloot te leggen is tijdens het maken van deze scriptie gebleken dat een vast stramien voor de woordkeus een goed hulpmiddel is. De terminologie is terug te vinden in bijlage I.

13 Inventarisnummers: 5075/24, 5075/7252, 5075/7255, 5075/7261, 5075/7262, 5075/11519, 5075/11520, 5075/11521, 5075/11522, 5075/13051, 5075/13052

(11)

2. Stand van wetenschap

Papier is een zeer brandbaar materiaal, omdat het voor het grootste gedeelte bestaat uit cellulose en er door zijn open structuur gemakkelijk zuurstof bijkomt. Het is daarom niet verbazingwekkend dat in de loop van de geschiedenis branden in bibliotheken vaak zijn voorgekomen, vanaf de beruchte brand in de bibliotheek van Alexandrië tot, recenter, de brand in de Anna-Amalia bibliotheek in Weimar.1415

Het grootste deel van de literatuur over brandschade handelt over

preventiemethoden en over de directe aanpak na een brand (het bluswerk/ evacuatie van de collectie).1617Wanneer wordt gesproken over de aanpak van aangetaste papieren objecten na een brand betreft het vaak het vriesdrogen.18192021 Vriesdrogen moet schimmelgroei op de door bluswater nat geworden objecten voorkomen.2223Over restauraties van door brand beschadigde papieren objecten na ‘de eerste hulp’ is in de vakliteratuur veel minder te vinden. Ook het stabiliseren van en omgaan met zwaar verbrand papier heeft tot dusver weinig aandacht gekregen. Men richtte zich

voornamelijk op de directe redding van het papieren erfgoed. Vandaar dat deze scriptie juist de omgang met dit kwetsbare materiaal als onderwerp heeft.

2.1 Grote rampen met brandschade

Na rampen waarbij cultureel erfgoed beschadigd is geraakt moet zo snel mogelijk een reddingsplan worden opgezet. Dit vereist samenwerking van vele restauratoren, vaak uit verschillende vakgebieden. Hoe triest de aanleiding daartoe ook is, het geeft het

restauratorenvak soms wel een positieve impuls. Het klassieke voorbeeld hiervan deed zich voor na een overstroming van de Arno in Florence in 1966. Door kennisuitwisseling kwamen restauratoren er na deze ramp achter dat een bepaald type boekband beter bestand was tegen waterschade dan andere.

Uit dit soort boekbanden is de conserveringsband ontwikkeld, die het boekblok optimaal beschermt tegen invloeden van buitenaf.24

Hetzelfde principe geldt voor rampen met brandschade. Op 15 februari 1988 woedde een grote brand in de bibliotheek van de Academie van Wetenschappen in Leningrad in de Sovjet-Unie. De bibliotheek verloor onder andere 400.000 boeken, bijna

14 Walsum Sander van. ‘Brand beschadigt bibliotheek Weimar’ De Volkskrant. 04/09/04. Bezocht: 15 juni 2014 <http://www.volkskrant.nl/vk/nl/2844/Archief/archief/article/detail/678496/2004/09/04/Brand-beschadigt- bibliotheek-Weimar.dhtml>

15 ‘Library of Alexandria.’ Wikipedia. bezocht: 15 juni 2014. <http://en.wikipedia.org/wiki/Library_of_Alexandria#Destruction>

16 Wassink, Bihanne en Henk Porck. ‘De gevolgen van brandschade voor het papieren erfgoed. Boeken in brand.’ Instituut Fysieke Veiligheid 2005. Bezocht: 16 juni 2014.

<http://www.infopuntveiligheid.nl/Publicatie/DossierItem/54/17/boeken-in-brand.html> 200-203.

17 Kulczak, Deb en Lora Lennertz. ‘A Decade of Disaster, Library & Archival Security.’ 1999. Bezocht: 16 juni 2014. http://www.tandfonline.com/doi/abs/10.1300/J114v15n01_03#.U54GBChiL78> 28-39.

18 Watkins, Stephanie. ‘Destruction is quick: recovery takes forever. Lessons learned from the fire at the Mississippi county courthouse.’Missouri library world, vol. 2, nr. 2 (1997) 19.

19 Wassink en Porck 2005: 207-213 (zie noot 16). 20 Kulczak en Lennertz 1999: 28-39 (zie noot 17).

21 Smit,Wim. 'vlammen in de ijzige kou.' KB Centraal, jrg. 27, nr. 3 (maart 1998) 208-209. 22 Smit 1998: 208 (zie noot 20).

23 Wassink en Porck 2005: 209 (zie noot 16).

24 Scheper, Catherina Helena, Wineke Meeuws, Constant Lem. Boekrestauratie in beweging. Leiden 2009: 26.

(12)

200.000 moesten worden gerestaureerd.25Ook hier kreeg de bibliotheek steun van andere instellingen van binnen en buiten de Sovjet-Unie. In ‘Restoring book paper and drying books after disaster’ van Larissa Shapkina et al. worden twee technieken besproken voor het restaureren van brandbeschadigde boeken die ontwikkeld zijn na de brand en tot dan toe buiten Rusland onbekend waren. De eerste techniek is die waarbij papier op een droge manier (dus zonder water) aangevezeld kan worden.26Dit kan uitkomst bieden bij

objecten die bij een natte behandeling veel schade zouden oplopen. Overigens is het de vraag of deze techniek ooit echt tot uitvoering is gebracht.27De tweede techniek is een vriesdroogtechniek die gemakkelijk kan worden uitgevoerd bij de rampplek zelf en die goede resultaten geeft.28

Over dezelfde ramp is in 1997 een kort artikel verschenen waarin wordt

ingegaan op de gezondheidsrisico’s die de omgang met de brandbeschadigde collectie met zich meebrengt.29 Enkele (zeer) toxische verbindingen werden gedetecteerd.30 Een recenter voorbeeld van een ramp aan papieren erfgoed die veel schade heeft

veroorzaakt, en daarmee ook voor een hernieuwde belangstelling voor verbrandingsschade zorgde, is de brand die op 2 september 2004 in de Hertogin Anna-Amaliabibliotheek te Weimar ontstond, waarbij 50.000 boeken werden vernietigd en 62.000 boeken door brand en water beschadigd raakten.31 Voor de vernietigde boeken wordt geprobeerd

vervangingsexemplaren te bemachtigen.32 De restauratie van deze beschadigde objecten is nog steeds in volle gang en zal in 2015 voltooid moeten zijn. Ook hier zijn de aangetaste boeken gevriesdroogd.33In het artikel ‘Wasser - das Spektrum einer Schadensache am Beispiel der Herzogin Anna Amalia Bibliothek (HAAB) in Weimar’ van Matthias

Hagebock in de bundel: ‘Wasser: konservieren, restaurieren’ wordt de afhandeling en het restauratietraject van het boekenbestand van de Anna-Amalia bibliotheek besproken, met een focus op het bluswater. Met het oog op de verbrandingsschade van het Amsterdamse stadsarchief is vooral de volgende alinea interessant:

‘Für die Bücher mit schweren Brandschäden wird noch nach einer geeigneten Konservierungsmethode gesucht, die es erlaubt, die Seiten möglichst verlustfrei voneinander zu trennen. Angestrebt wird ein Zustand der einen Umgang met den Materialien möglich macht und damit unter anderem die Identifizierung der betreffenden

Drucke oder die Sicherung von handschriftlichen Einträgen erlaubt.’34

25 Shapkina, Larissa B. et al. ‘Restoring book paper and drying books after disaster.’ Restaurator, vol. 13, nr. 2 (1992) 47.

26 Shapkina 1992: 48-49 (zie noot 25).

27 Velzen, Bas van. Persoonlijk interview, 19 dec 2013: heeft in 1997 de plek (The National Library of Russia Federal Document Conservation Center 36, Fontanka Embankment, 191104, St.-Petersburg, Russia) bezocht waar met deze droge aanvezelmethode zou worden gewerkt, maar kwam erachter dat de techniek niet ten uitvoer werd gebracht.

28 Shapkina 1992: 52 (zie noot 25).

29 Kobiakova, V., Uspenskaya S., Levashova L. ‘Thin coating of pollutants on books damaged by fire.’

European cultural heritage newsletter on research, vol. 10, special issue (juni 1997) 147-148.

30 Kobiakova en Uspenskaya en Levashova 1997: 148 (zie noot 29).

31 Beyer, Jürgen, Toma Babovic en Iris Kolomaznik, ... auf daß von Dir die Nach-Welt nimmer schweigt: die

Herzogin Anna Amalia Bibliothek in Weimar nach dem Brand, Weimar 2004: 10.

32 ‘Help for Anna Amalia, book losses.’ Klassik Stiftung Weimar, bezocht: 15 juni 2014<http://www.anna-amalia-bibliothek.de/en/buchverlust.html>

33 Hagebock, Matthias (red.). 'Wasser - das Spektrum einer Schadensache am Beispiel der Herzogin Anna Amalia Bibliothek (HAAB) in Weimar.' in: Wasser: konservieren, restaurieren, Wenen, 2007: 80. 34 Hagebock, 2007: 82 (zie noot 33).

(13)

Hier wordt immers een oplossing gezocht voor hetzelfde probleem waarmee het stadsarchief te maken heeft. Voor boeken met zware brandschade zou dat een

conserveringsmethode moeten zijn die omgang met de boeken mogelijk maakt, en het opnemen van de informatie in het boek niet belemmert. Op dit gebied is echter nog veel onderzoek nodig, wordt geconcludeerd op de website van de Anna-Amalia bibliotheek, omdat er geen gestandaardiseerde procedures bestaan voor de omgang met serieuze brandschade.35

In Nederland heeft de brand in de Anna-Amalia bibliotheek en de nasleep daarvan veel stof doen opwaaien. De instructies voor het na een brand direct behandelen van verbrande en door blussen natgeworden boeken bleken in Nederland en Duitsland te verschillen.36Om uit te maken welke manier van behandelen het beste zou zijn werd besloten in Nederland een praktijkproef te doen. Ook wilde men op deze manier de algemene kennis over brandschade aan boeken vergroten.In 2005 werd een stelling met ook in een bibliotheek aan te treffen materialen moedwillig in brand gestoken en door de brandweer geblust.37De resultaten van dit onderzoek hebben echter vooral betrekking op de meest wenselijke opstelling voor boeken voordat een brand uitbreekt. De restauratie van (zwaar)verbrande stukken na het vriesdrogen kwam niet aan de orde.

Een andere brand die in Nederland minder aandacht heeft gekregen, maar wel interessant is in het kader van deze scriptie, vond plaats in 1973 in het militaire archief ‘National Personnel Records Center’ in St Louis, Amerika. Hoewel deze brand meer dan veertig jaar geleden heeft plaatsgevonden wordt nog steeds gewerkt aan het herstel van de collectie. De verbrande documenten worden niet alleen aangevraagd door onderzoekers, maar ook door (nabestaanden van) veteranen bij de aanvraag van uitkeringen, waarbij de documenten nodig zijn als bewijsstuk.38 Wanneer iemand een verbrand document aanvraagt wordt de schade beoordeeld en eventueel behandeld. Met verschillende methoden wordt geprobeerd de verbrande documenten weer leesbaar te maken. Soms worden documenten met Japans papier en stijfsel gerestaureerd.39 Fragmenten worden bewaard in polyester hoezen, zodat ze later herenigd kunnen worden met ontbrekende delen.40 Ook wordt gezocht naar

manieren om informatie op de meest beschadigde documenten weer zichtbaar te maken; op het moment van het verschijnen van het betreffende artikel (voorjaar 2013) werden testen gedaan met infraroodfotografie en het analyseren daarvan per computer.41 In 2002-2003 is onderzocht hoe hoog de kosten zouden zijn wanneer alle verbrande documenten

gedigitaliseerd werden. De uitkomst van dat onderzoek was dat de kosten van het geheel digitaliseren van de verbrande collectie vanwege schade en broosheid het budget zouden overstijgen.42

Er wordt bij alle bovenstaande voorbeelden dus gezocht naar een werkbare aanpak, maar tot op heden is een integrale oplossing voor de hele collectie nog niet gevonden. Alleen in

35 ‘Help for Anna Amalia. The Current Situation of the Herzogin Anna Amalia.’ Klassik Stiftung Weimar. Bezocht: 15 juni 2014 <Library http://www.anna-amalia-bibliothek.de/en/afterbrand.html>

36 Wassink en Porck 2005: 201-202 (zie noot 16). 37 Wassink en Porck 2005: 202 (zie noot 16).

38 ‘Burned and brittle records are in good hands.’ Prologue: pieces of history. 11 juli 2013. Bezocht op 15 juni 2014 <http://blogs.archives.gov/prologue/?p=12521>

39 Oneill, Martha G., William Seibert, ‘burnt in memory, looking back, looking forward at the 1973 St. Louis fire.’ Prologue: pieces of history, (voorjaar 2013) bezocht op 15 juni 2014.

<http://www.archives.gov/publications/prologue/2013/spring/stl-fire.pdf>(2013) 32. 40 Oneill 2013: 33 (zie noot 39).

41 Oneill 2013: 33 (zie noot 39). 42 Oneill 2013: 33 (zie noot 39).

(14)

het militaire archief in St Louis is naar de mogelijkheden van digitalisering gekeken, maar daar werden de daaraan verbonden kosten te hoog geacht.

2.2 Restauratietechnieken bij verbrandingsschade

Een interessant artikel waarin op een andere manier naar verbrandingsschade gekeken wordt is ‘Paper materials after fire’ van John Havermans. De chemische en fysische veranderingen van papier bij verbrandingsschade worden hierin besproken. Het effect dat verbrand papier uitdroogt doordat het aan intense hitte is blootgesteld, waardoor het papier brosser wordt en minder ontvankelijk voor veranderingen in de relatieve luchtvochtigheid, wordt ‘verhoorning’ genoemd.43Verder verandert het emissiepatroon van het papier zodanig dat er voor de gezondheid gevaarlijke vluchtige stoffen worden verspreid.44Ook kunnen in het bluswater verontreinigingen zitten die in het papier worden opgenomen en het later aantasten.45Hoewel niet wordt ingegaan op restauratie wordt wel het advies gegeven om tijdens het behandelen van verbrand papier de juiste voorzorgsmaatregelen te treffen, zodat met gevaarlijke stoffen geen contact wordt gemaakt.46

Artikelen waarin meer wordt ingegaan op het behandelen van verbrandingsschade zijn meestal min of meer behandelingsverslagen van enkele verbrande objecten, met weinig of geen verwijzingen naar literatuur en te weinig informatie om de behandeling opnieuw te kunnen uitvoeren. Het lijkt alsof de restauratoren in elk van de artikelen steeds opnieuw proberen uit te vinden hoe moet worden omgegaan met ernstige brandschade. Ook de volgende twee artikelen ‘Treating manuscripts from the William Faulkner Collection’ en ‘Burnt but not lost: The conservation of works of art on paper damaged by fire’ zijn eigenlijk meer behandelingsverslagen, maar geven wel relevante informatie over de aanpak van brandschade. Hierin wordt met restauratietechnieken gezocht naar een manier om verbrande objecten weer presentabel en/of hanteerbaar te maken. Het gaat om slechts enkele objecten zodat, in tegenstelling tot in de artikelen hierboven waarbij grote

collecties brandschade hebben opgelopen, het aantal te behandelen objecten te overzien blijft.

In ‘Burnt but not lost: The conservation of works of art on paper damaged by fire’ van J. Franklin Mowery wordt de restauratie beschreven van een aantal kunstwerken (het medium is voornamelijk caseïneverf, met waterverf en soms gouache; het soort papier wordt niet genoemd), die bij een brand in een restaurant in Santa Fe ernstig beschadigd raakten. Nadat de media werden gefixeerd met microkristallijne was werden de

verschroeide delen van het papier gebleekt met licht en “chemisch” gebleekt met calciumhypochloriet.47Een kunstwerk dat verregaand beschadigd was geraakt werd daarnaast aangevezeld en geretoucheerd.48

Over sterkte(verlies) van het papier door de brand wordt niets vermeld, ook niet over het additionele sterkteverlies ten gevolg van de bleekbehandeling(en). De behandeling van

43 Havermans, John. Paper materials after fire, degradation, mould and emission, ‘Papierrestaurierung’ vol.7, nr. 2 (2006) 32.

44 Havermans 2006: 34 (zie noot 43). 45 Havermans 2006: 34 (zie noot 43). 46 Havermans 2006: 34 (zie noot 43).

47 Mowery,J. Franklin. 'Burnt but not lost: the conservation of works of art on paper damaged by fire' The

Book and Paper Group Annual vol. 25 (2006) 25-28, 26.

(15)

de kunstwerken werd als een succes beschouwd, hetgeen blijkt uit de slotzinnen, van het artikel:

“I was amazed at the succes in recovering charred pages and realized that what looks like a lost cause may not always be the case. I think that sometimes we need to be experimental because it is in the risk that we learn what is possible and what not.”49 In ‘Treating manuscripts from the William Faulkner Collection’ wordt aan de hand van een aantal beschadigde papieren objecten uit de collectie van het Harry Ransom

Humanities Research Center (University of Texas, Austin) beschreven op welke manier men de objecten weer gebruiksklaar probeert te maken. Het eerste beschreven ‘object’ betreft een groep van 400 losse bladen met getypte tekst, die tamelijk tot zwaar verbrand zijn geraakt bij een brand in de garage van een goede vriend van William Faulkner:

‘The materials in the Faulkner collection illustrate the range and complexity of conservation problems found in modern archival collections where access is a primary consideration. The objective of the archives and manuscripts conservator is to retain the

original format while allowing fairly aggressive use of materials.’50

Vóór de behandeling waren de bladen eigenlijk te fragiel om ze te kunnen raadplegen: ‘The burned leaves were extremely fragile and could not be handled without losing bits of the charred and brittle paper. By necessity, access to these materials was severely

restricted.’51

Om de bladen weer raadpleegbaar te maken werd een serie behandelingen uitgevoerd waarbij medewerkers, zoals bij lopende bandwerk (assembly line), elk steeds dezelfde taak uitvoeren. Hierdoor werd de benodigde behandelingstijd per pagina verlaagd van 8 uur per pagina tot 1,5 uur.

De behandeling bestond uit twee verschillende waterbaden; daarna volgde een alkalisch bad, waarna elk blad werd gedoubleerd met “lens tissue” en stijfsel. Tenslotte werd het blad ingepakt en gelabeld. Na te hebben geëxperimenteerd met verschillende langzame manieren om de bladen te bevochtigen bleken er geen fragmenten verloren te gaan wanneer een blad in bad werd gedaan terwijl het vanaf de bovenkant met een sproeier bevochtigd werd.52

Het gebruik van consolidatiemiddelen zonder het aanbrengen van een steunlaag (zoals bij het aanbrengen van Japans papier met een lijm gebeurt) komt in enkele artikelen terug.

In ‘Synthetic polymers for paper conservation’ van Valeria Kobyakova wordt het gebruik van fluor bevattende polymeren (F-26 en F-32) getest. De zuurgraad van de behandelde monsters bleek niet erg veranderd en alle monsters waren sterker geworden,

49 Mowery 2006: 28 (zie noot 47).

50 Pavelka, Karen L. ‘Treating manuscripts from the William Faulkner Collection.’ The Book and Paper

Annual vol. 13, (1994). Bezocht: 16 juni 2014

<http://cool.conservation-us.org/coolaic/sg/bpg/annual/v13/bp13-06.html> 51 Pavelka 1994 (zie noot 50).

(16)

ook na blootstelling in een verouderingsmachine.53 Echter, geen van de monsters die werden gebruikt bij dit onderzoek bestond uit verbrand papier. Ook wordt niet duidelijk of de monsters uiterlijk anders aandeden dan de onbehandelde monsters. Wel wordt vermeld dat nieuwe technologieën, zoals het gebruik van een paraxylilene coating, zijn gebruikt voor het conserveren van zwaar beschadigd en verbrand papier, helaas zonder dat wordt vermeld welke situaties dit precies waren en hoe deze behandeling uitpakte. 54

Het aanbrengen van de geteste fluor bevattende polymeren met een spuitbus wordt wel getest op verbrand papier.55 Niet alleen zou dit het papier versterken, maar het zou gebruikers van het papier ook beschermen tegen de uitwaseming van schadelijke

chemicaliën, hetgeen het gevolg kan zijn van verbranding. Een foto in het artikel laat twee verbrande bladzijden voor en na behandeling zien.56 De foto’s zijn onduidelijk, maar als ze vergeleken worden is wel te zien dat behoorlijk wat materiaal van de verkoolde rand van het papier tijdens de behandeling verloren ging.

Ook in ‘Bookbinding & conservation: a sixty year odyssey of art and craft’ van Don Etherington wordt het gebruik van een coating aangeraden voor het versterken van verbrand papier. In dit geval ging het om het materiaal Paralene poly(p-xylyleen) polymeer, aangebracht op het object in een vacuümkamer, in de nasleep van de brand in 1988 in de bibliotheek van de Academie van Wetenschappen in Leningrad. De kosten verbonden aan deze techniek werden echter te hoog bevonden, waardoor ze niet werd toegepast.57

De technieken om brosse verbrande documenten weer hanteerbaar te maken, zoals hierboven beschreven, het doubleren en aanvezelen, zijn onderdeel van een aanpak die historisch genoemd zou kunnen worden. Deze methoden werden namelijk al toegepast voordat het digitaliseringsproces zijn intrede deed bij het conserveren van het papieren erfgoed. Vooral het aanvezelen verandert het object ingrijpend. Het doel van aanvezelen lijkt hier te zijn: behandelde objecten er weer als nieuw uit te laten zien. Dat lijkt ook de focus van de behandeling van de objecten in 'Burnt but not lost: the conservation of works of art on paper damaged by fire' van J. Franklin Mowery, de fragiliteit van verbrand papier wordt niet besproken, de wel uitgevoerde bleekbehandeling kan papier zelfs meer verzwakken. Het aanvezelen van papier wordt normaliter gesproken in een vochtige omgeving gedaan, hetgeen een risico vormt voor het fragiele verbrande papier.58 Het geheel doubleren van verbrande objecten, zoals beschreven in ‘Treating manuscripts from the William Faulkner Collection’ is een ingrijpende, maar effectievere methode om verbrand papier sterkte terug te geven, maar zal het uiterlijk van het object sterk

veranderen. Bovendien kan deze conserveringsmethode het object minder leesbaar maken door contrastvermindering tussen de inkt en het papier.

Het aanbrengen van synthetische consolidatiemiddelen, zoals geopperd in

‘Synthetic polymers for paper conservation’ en in ‘Bookbinding & conservation: a sixty year odyssey of art and craft’, is te onvolledig onderzocht om tot toepassing over te gaan. Bovendien is het niet duidelijk of en hoe de middelen weer uit het papier te verwijderen zijn.

53 Kobyakova Valeria, red. ‘Synthetic polymers for paper conservation’ in: Care and conservation of

manuscripts 10: Proceedings of the tenth international seminar held at the University of Copenhagen 19th

-20th October 2006 (Kopenhagen 2006) 136-137. 54 Kobyakova 2006: 133 (zie noot 53).

55 Kobyakova 2006: 138 (zie noot 53). 56 Kobyakova 2006: 138 (zie noot 53).

57 Etherington, Don. Bookbinding & conservation: a sixty year odyssey of art and craft (New Castle 2010) 59-60.

(17)

Voor alle beschreven conserveringsmethoden geldt dat het veel tijd en/of veel geld kost om ze toe te passen. Bij de hierboven beschreven gevallen waarbij

daadwerkelijk is overgegaan tot deze conserveringsmaatregelen is het aantal objecten dat door verbrandingsschade is aangetast te overzien. De verbrande collectie van het stadsarchief is echter vele malen groter. Het zou dan ook een grote investering zijn om deze collectie met de beschreven conserveringsmethoden te behandelen. Het

digitaliseren van de collectie kan wellicht een betere oplossing bieden.

Een uitzondering op de bovenstaande artikelen vormt ‘The conservation of the burnt Cotton Collection’ van Mariluz Beltran de Guevara and Paul Garside, omdat dit meer is dan een behandelingsverslag. Het is een gedegen onderzoek naar de mogelijkheden om een zwaarbeschadigde collectie te restaureren.

Een deel van de Cotton Collection van The British Library heeft schade

opgelopen bij een brand in 1731 en een kleinere brand in 1865.59Hoewel bij deze brand ook papieren objecten (boeken) beschadigd zijn geraakt, behandelt het artikel helaas alleen de banden en de (perkamenten) manuscripten. Desalniettemin is dit artikel

interessant, omdat de verbrande objecten van de Cotton Collection veel overeenkomsten vertonen met de verbrande stukken van het Amsterdamse stadsarchief. Beide collecties zijn beschadigd geraakt tijdens een brand in een ver verleden en bij beide moeten de stukken toegankelijk worden gemaakt voor het publiek. Opvallend is dat een van de belangrijke conclusies van het artikel is dat de focus verlegd zou moeten worden van het restaureren van de zwaar verbrande manuscripten naar het digitaliseren, om aldus de objecten beter te bewaren (“an indirect conservation tool”), zodat de toegankelijkheid zal worden vergroot, terwijl de behoefte om de objecten in de toekomst te hanteren wordt verkleind.60 Het verbeteren van de zichtbaarheid van de informatie op de

verbrande objecten tijdens het digitaliseren door ‘versterkende technieken’ (“enhancing techniques”) wordt genoemd als mogelijkheid in de toekomst.61 Welke technieken dit zijn wordt echter niet vermeld.

Een groot verschil met de collectie die in deze scriptie wordt onderzocht is dat de beschreven stukken van de Cotton Collection in het verleden uitvoerig gerestaureerd zijn op een wijze die nu niet meer acceptabel lijkt, terwijl in het stadsarchief maar een

handjevol stukken is gerestaureerd, terwijl het resultaat van de restauraties (gedeeltelijk) nog steeds acceptabel is. Vooral de ethische keuzes die volgens dit artikel gemaakt zijn met betrekking tot het behandelen van de collectie zijn voor deze scriptie waardevol. Hoewel in beginsel is gezocht naar manieren om de collectie door middel van

restauratietechnieken te rehabiliteren is een van de conclusies van het artikel dat minimale interventies voor deze collectie geschikter zijn:

“It was, therefore, decided to direct the project towards a preservation approach rather than interventive conservation. Conservators often have to compromise and act upon the knowledge that any action might damage the object irreversibly. In this case it

was felt that the manuscripts had already undergone enough interventions throughout their lives”62

59 Guevara, Mariluz Beltran de, Paul Garside, 'The conservation of the burnt Cotton Collection', Journal

of the Institute of Conservation, vol. 36, nr. 2 (2013) 145-146.

60 Guevara 2013: 159 (zie noot 59). 61 Guevara 2013: 159 (zie noot 59). 62 Guevara 2013: 159 (zie noot 59).

(18)

Het bovenstaande geeft aan dat het digitaliseren van de verbrande objecten een conserveringsmethode kan zijn. Echter, voor de ‘Cotton collection’ is het idee niet verder uitgedacht. Nu het digitaliseren een vertrouwde techniek aan het worden is om de informatie van objecten beschikbaar te stellen voor het publiek, terwijl het fysieke object veilig wordt bewaard, is het nodig om na te gaan of er andere manieren zijn om de objecten (tijdelijk) hanteerbaar te maken zonder dat dit grote schade tot gevolg heeft, zodat het digitaliseren zonder risico kan plaatsvinden. Het gebruik van hoezen om kwetsbare papieren objecten te beschermen tijdens het digitaliseren lijkt in deze behoefte te voorzien.

2.3 Conserveringsmethoden bij het digitaliseren van kwetsbare objecten

In de literatuur over brandschade bij papieren collecties wordt digitalisering enkele keren genoemd, maar nergens wordt het digitaliseren verder uitgedacht. Daarom is verder gezocht naar literatuur met als onderwerp het digitaliseren van papieren collecties, om na te gaan hoe hierin wordt omgegaan met kwetsbaar (verbrand) materiaal.

In ‘Preparing collections for digitization’, een uitgebreid boek waarin de praktische kant van het digitaliseren besproken wordt raadt Anna Bülow, voor het digitaliseren van zeer beschadigde objecten het gebruik van hoezen (“sleeves”) aan.63 De objecten kunnen dan zonder kwaliteitsverlies van de digitale beelden worden gedigitaliseerd, terwijl de objecten beschermd blijven én gesteund worden. De hoezen worden van polyesters gemaakt. Aan het gebruik van polyester hoezen zijn wel nadelen verbonden: De glans van het oppervlakte van de hoezen kan een gloed in het digitale beeld veroorzaken, en

bovendien zijn de hoezen elektrostatisch waardoor ze niet geschikt zijn voor broze materialen, zoals verbrand papier.64 Hoezen van polypropyleen bieden hier een uitkomst, omdat ze niet dezelfde glans hebben.65 Echter, polypropyleenhoezen hebben niet dezelfde helderheid, en kunnen dus de kwaliteit van de digitale beelden verder verminderen.66 Voor het digitaliseren van broos materiaal wordt daarom het gebruik van tussengeschoten bladen aangeraden, die dan als steunlaag kunnen dienen tijdens het digitaliseringsproces; ook wordt aangeraden het hanteren van het materiaal door een restaurator of tenminste onder supervisie van een restaurator te laten doen.67

Tegenwoordig worden fragiele objecten als het mogelijk is slechts op de meest zwakke plekken versterkt; zo kan een verbrande rand worden verstevigd met een dun laagje stijfsel en dun Japans papier.68 Eenzelfde soort methode werd ingezet bij het conserveren van het Surinaams archief.69 Dit archief, dat vele zeer fragiele objecten bevatte, werd digitaliseringsklaar gemaakt door papier plaatselijk te verstevigen met Klucel G en Japans papier.70

Om het digitaliseren voor de objecten zo veilig mogelijk te laten verlopen is het verstandig om fragiele objecten van tevoren te beschermen. Objecten plaatselijk versterken met Japans papier, ze voor het digitaliseren opbergen in hoezen, of gebruik

63 Bülow en Ahmon. 2011: 144-147 (zie noot 1 en 3). 64 Bülow en Ahmon. 2011: 146 (zie noot 1 en 3). 65 Bülow en Ahmon. 2011: 146 (zie noot 1 en 3). 66 Bülow en Ahmon. 2011: 146 (zie noot 1 en 3). 67 Bülow en Ahmon. 2011: 146.-147 (zie noot 1 en 3).

68 Kecskeméti, István ‘Crepelin lining: A harmful conservation method from the 1970s’, lezing op het IADA symposium, 14 mei 2014, lezing ging o.a. over het voorbereiden op digitalisering brandbeschadigde papier. 69 Gabrielle Beentjes, Maik Gerritsen, ‘Wikken en wegen: Voorbereiding van archieven op digitalisering’

Handboekbinden, vol. 2 (2013) 40.

(19)

maken van een (tijdelijke) steunlaag van tussengeschoten bladen passen bij het minimaal interveniëren, en bieden tegelijkertijd het fragiele materiaal (tijdelijk) extra sterkte. Voor de collectie van het stadsarchief is het streven naar minimale interventie aantrekkelijk. Niet alleen wordt op deze manier gegarandeerd dat zo weinig mogelijk aan de objecten wordt veranderd, het grote aantal objecten dat bij de verbrande en geblokkeerde inventarisnummers behoort laat niet toe dat veel tijd aan individuele objecten wordt besteed. Het aanbrengen van een tijdelijke steunlaag door

tussengeschoten bladen kost van de drie opties de minste tijd, en verandert tegelijkertijd niets aan het object, terwijl het tijdens het digitaliseren wel bescherming biedt.

2.4 Digitaliseringsstrategieën

Naast de conserveringsmethoden van fragiele objecten is ook de keuze van de manier waarop het digitaliseren zal plaats vinden belangrijk. Eén van de eerste keuzes die gemaakt moet worden is waar het digitaliseren zal plaatsvinden. Grofweg komt de keuze neer op binnens- of buitenshuis digitaliseren. In ‘Preparing collections for digitization’ van Anna Bülow wordt duidelijk dat aan beide opties voor- en nadelen zijn verbonden.71 Wanneer er intern gedigitaliseerd wordt houdt de instelling waar de collectie vandaan komt volledige controle, maar dit kost tegelijkertijd meer geld. Wanneer er extern gedigitaliseerd wordt ontfermen mensen met veel kennis van het digitaliseren zich over het proces, maar kan de affiniteit met de te digitaliseren collectie minder zijn, zodat er duidelijke afspraken moeten worden gemaakt over hoe met de collectie om te gaan. Voor fragiele objecten is het een nadeel wanneer het transport lang duurt. Bij een keuze voor interne digitalisering wordt het transport van de collectie tot een minimum beperkt. Het is mogelijk om het digitaliseren uit te besteden aan een gespecialiseerd (extern) bedrijf terwijl de locatie van het digitaliseren intern is.72 Zo wordt wel de know-how van een digitaliseringsbedrijf benut, terwijl de controle over de collectie optimaal is. De lijnen met de te digitaliseren collectie kort houden lijkt in het geval van een fragiele collectie

belangrijk om zo het hele proces te kunnen overzien en de conditie van de objecten in de gaten te kunnen houden.

Het Stadsarchief Amsterdam heeft besloten om voor hun normale

digitaliseringsbehoeften niet in huis te digitaliseren, maar dit uit te besteden aan externe professionele digitaliseringsbedrijven. Het stadsarchief werkt voor het Archiefbank-‘scan on demand’ project samen met het digitaliseerbedrijf Picturae.73 Een gebruiker van het archief kan een aanvraag doen om archiefmateriaal digitaal aangeleverd te krijgen. 74 De geblokkeerde inventarisnummers komen hiervoor in tegenstelling tot de raadpleegbare inventarisnummers uiteraard niet in aanmerking.

2.5 Alternatieve scantechnieken

Een andere mogelijkheid die waardevol genoeg is om verder te onderzoeken is het gebruik van scantechnieken waarbij stapels papier zonder te bladeren in hun geheel gescand kunnen worden. Dit zou veel schade tijdens het hanteren kunnen voorkomen. Vanuit het

71 Bülow en Ahmon. 2011: 21-24 (zie noot 1 en 3). 72 Bülow en Ahmon. 2011: 24-25 (zie noot 1 en 3).

73 ‘Scanning on demand’ Picturae. Bezocht: 15 juni 2014 <https://picturae.com/nl/e-commerce/scanning-on-demand>

74 ‘Werking van de Archiefbank’ Stadsarchief Amsterdam. Bezocht op: 15 juni 2014 <https://stadsarchief.amsterdam.nl/archieven/archiefbank/hoe_werkt_de_archiefbank/>

(20)

stadsarchief is gebleken dat hiervoor interesse is.75 De voordelen van het integraal scannen van een stapel verbrand papier zouden aanzienlijk kunnen zijn. Schade vindt plaats op de brosse verkoolde gedeelten van het papier zodra een vel wordt verplaatst, of wanneer een ander voorwerp tegen het verbrande deel stoot. Bij de ‘traditionele’ manier van

digitaliseren zal elk vel van de stapel moeten worden verwijderd en dubbelzijdig moeten worden gedigitaliseerd. Hierbij lijkt de kans op afbrokkeling van materiaal groter dan wanneer een hele stapel in een keer zou worden gescand. Er moet worden nagegaan of het alternatieve scannen een mogelijkheid biedt om de verbrande materialen te digitaliseren. Hoewel het integraal scannen op dit moment iets lijkt uit toekomstdromen gaan

ontwikkelingen op het gebied van digitaliseren snel. Het is immers niet zo heel lang geleden dat men zich afvroeg of digitaliseren überhaupt geschikt was voor gebruik door instellingen die ons papieren erfgoed bewaren.76

In 2008 is een korte documentaire uitgezonden op de ‘Research Channel’, een educatief televisie netwerk van de ‘University of Washington’ in Seattle, over het leesbaar maken van teksten op papyrusrollen door ze te scannen zonder ze te manipuleren.77 Voor een enkel eenzijdig beschreven opgerolde papyrus werkt de scantechniek naar behoren. De papyrus wordt digitaal ontrold en de tekst is weer te lezen. Voor papyrus is het nijpender om een alternatieve manier van digitaliseren te vinden omdat het vaak erg bros is en

opgerold, zodat de tekst alleen kan worden gelezen door de rollen te gemanipuleren. Een al lang bekend probleem vormen de papyrusrollen die zijn gevonden in Herculaneum en Pompeï.78 Deze rollen zijn gecarboniseerd (verkoold) tijdens de uitbarsting van de Vesuvius en hebben dus een opmerkelijke overeenkomst met de verbrande objecten van het stadsarchief. De rollen zijn zo bros dat van fysiek ontrollen zonder ernstige schade geen sprake kan zijn. Vreemd genoeg is over verdere resultaten van dit fascinerende experiment in de literatuur nauwelijks iets te vinden.

Onlangs zond de BBC in de OnE show een stuk uit over het ontrollen van een stuk perkament dat door vocht zodanig verkleefd was dat het niet meer kon worden geopend. Om toch te kunnen lezen wat op dit stuk perkament geschreven stond werd gebruik gemaakt van een alternatieve scantechniek, een door Graham Davis ontwikkelde zeer gevoelige röntgenstralentechniek (waarschijnlijk een zeer gevoelige CT-scan), oorspronkelijk ontworpen om in tanden te kijken. Deze scantechniek kan twee

verschillende materialen onderscheiden zodra er 0,02 millimeter ruimte of meer tussen twee lagen zit. Omdat het ijzer in ijzergallus-inkt een zwaar element is geeft het door de röntgenstralen in het beeld een contrastverschil met het perkament van de drager. De machine scant de perkamenten bladzijde plakje voor plakje en bouwt dan uit deze plakjes het beeld op uit 11 miljard pixels. Daarna moeten de plakjes digitaal aan elkaar worden gehecht en digitaal ontrold worden. Over dit rekenwerk doet de gebruikte computer maanden.79

Het digitaal wegnemen van de vervorming in het papier is dus een belangrijke stap in het proces. Over digitaal wegnemen van vervorming van gescande objecten is veel

75 Kemp Janien, Jochem Kamps, Bas van Velzen, Birgit Reissland, Frank Ligterink, Femke Dijkhuis. Overleg in het stadsarchief, 31 jan 2014.

76 “Digitaliseren biedt in de toekomst misschien oneindige mogelijkheden, maar op dit moment is het nog geen geschikte methode voor grootschalige substitutie” in: Gabriëlle Beentjes et. al., Weten geweten gewist,

bedreigde wetenschappelijke collecties in archieven en bibliotheken (1997) 36.

77 Seales, Brent, ‘Reading the Unreadable: Digitally Unwrapping Fragile Texts.’ EDUCE. 2008. Bezocht: 15 juni 2014 <http://vimeo.com/35691952>.

78 Braat, C.C., ‘Papyrus, conservatie en restauratie van papyrus’ in: IIC Nederland mededelingenblad, nummer 1, maart 1985, pag. 14.

(21)

literatuur te vinden, zowel over het scannen van boeken als het scannen van losse bladen.80818283

Voor (verbrand) papier lijkt weinig literatuur te bestaan over alternatieve scantechnieken. In een artikel over de nasleep van de eerder genoemde brand in het ‘National Personnel Records Center’ in St Louis, Amerika, staat wel het volgende: “The lab is considering purchasing and using new technology developed at the University of Colorado that can scan beneath fiber layers and reconstitute written information”.84 Over welke techniek het hier gaat wordt helaas niet duidelijk.

Wellicht gaat het over een techniek die gebruikt maakt van terahertztomografie. Evenals de besproken CT-scan en multispectral imaging (in dit geval minder geschikt om stapels integraal te scannen, omdat het maar in beperkte mate een object kan penetreren) is terahertztomografie een niet invasieve techniek die door het maken van virtuele

dwarsdoorsneden van het object een beeld produceert van het gehele object.8586 De afgelopen jaren wordt de terahertz-techniek veel onderzocht,87 onder andere om verborgen lagen in een object zichtbaar te maken.8889 In ‘Papyrus imaging with terahertz time

domain spectoscropy’ van J. Labaune, e.a. wordt zelfs geëxperimenteerd met het scannen van een stapel van zes beschreven papyrusvellen.90 Het resultaat is niet bevredigend, maar biedt wel mogelijkheden om de techniek te verfijnen.

Een van de grootste nadelen bij deze alternatieve scantechnieken is de tijd die het kost om van de scans een leesbaar beeld op te bouwen. In de BBC OnE show, waar het ontrollen van een stuk perkament werd getoond, werd vermeld dat het maanden duurde voordat uit de scans een leesbaar beeld was opgebouwd. 91 Toen ging het om een enkel stuk perkament.

Alternatieve scantechnieken zijn zeer interessant, maar het lijkt door de tijd die het kost om leesbare beelden te maken dus niet haalbaar om deze binnen afzienbare tijd voor de verbrande collectie van het Stadsarchief Amsterdam in te zetten. Bovendien is het beeld vaak wel leesbaar, maar zeker niet een exacte kopie van het gescande object. Waardoor een keuze voor gangbare scantechnieken logischer is.

80 Yamashita, Atsushi, et. al. ‘Shape reconstruction and image restoration for non-flat surfaces of documents with a stereo vision.’ System”, Proceedings of the 17th International Conference on Pattern Recognition, Vol.1 (2004) 482-485.

81 Pilu, Maurizio. 'Undoing Paper Curl Distortion Using Applicable Surface.' IEEE Int'l Conf. on Computer

Vision & Pattern Recognition, vol.1 (2001) 67-72.

82 Sun, Mingxuan. ‘Geometric and photometric restoration of distorted documents.’, IEEE Int'l Conf. on

Computer Vision & Pattern Recognition vol. 2 (2005) 1117–1123.

83 Brown, Michael S., et. al. ‘Restoring 2D Content from Distorted Documents.’, IEEE Transactions on

Pattern Analysis and Machine Intelligence (TPAMI), vol. 29, nr. 11 (November 2007) 1904-1916.

84 Wyatt Olson, ‘The painstaking effort to recover millions of burned military service records.’ Stars and

Stripes (online), 5 augustus 2013. Bezocht: 15 juni 2014.

<http://www.stripes.com/news/the-painstaking-effort-to-recover-millions-of-burned-military-service-records-1.233869> 2.

85 Labaune, J., et. al. ‘Papyrus imaging with terahertz time domain spectoscropy’ Applied Physics A, vol: 100 (2010) 607.

86 Fukunaga, Kaori, Marcello Picollo ‘Terahertz spectroscopy applied to the analysis of artists’ materials’

Applied Physics A, vol: 100 (2010) 592.

87 Fukunaga 2010: 592 (zie noot 86).

88 Abraham, E., et. al. ‘Non-invasive investigation of art paintings by terahertz imaging’ Applied Physics A vol. 100 (2010) 585-590.

89 Labaune 2010: 607-612 (zie noot 85). 90 Labaune 2010: 612 (zie noot 85).

(22)

2.6 Beter leesbaar maken van de tekst

Het beter leesbaar maken van de tekst is nodig bij situaties waar de tekst vervaagd is, of de rand zo verkoold is dat het het lezen van de tekst belemmert. Voor de verbrande collectie van het Stadsarchief moet worden nagegaan of de tekst in deze situaties beter leesbaar gemaakt kan worden. Verschillende artikelen gaan in op het beter leesbaar maken van de tekst.

In ‘Solving the puzzle of Debora’s diary’ van Emily Klayman Jacobson wordt een poging gedaan om de tekst van een dagboek dat in 1944 tijdens de Opstand van

Warschau verbrand is geraakt leesbaar te maken en te vertalen. Jammer genoeg werden de bladzijden niet beter leesbaar door het gebruik van Ultraviolet (UV) en infrarood (IR).92Omdat ze erg bros waren werd voor de vertaling niet gewerkt met het origineel, maar werden de bladzijden gefotografeerd. Door het gebruik van verschillende

belichtingen tijdens het fotograferen van de fragmenten en het toepassen van

(goedkope) contrast-aanpassende computertechnologie bleek de tekst weer leesbaar.93 In de literatuur over forensisch onderzoek komt verbrandingsschade veelvuldig aan de orde. Tijdens de Tweede Wereldoorlog, nam het onderzoek naar verbrand papier vooral in Engeland een hoge vlucht.94 In de jaren erna werd de opgedane kennis uitgebreid, totdat eind jaren vijftig de aandacht voor verbrande documenten weer leek af te nemen. Onderzoeker Donald Doud publiceerde in 1955 een

bruikbaar overzichtsartikel waarin het hanteren en onderzoeken van verbrande documenten uitgebreid wordt behandeld.95

Ook al is de literatuur verouderd, ze biedt een mooi overzicht van tal van de methoden waarop geprobeerd wordt een verbrand document weer leesbaar te maken. Velen zijn voor het behandelde object echter zeer ingrijpend, wat vanzelf spreekt wanneer alleen de informatie die het object prijs geeft waardevol is, zoals binnen de forensische wetenschappen meestal het geval zal zijn. Bij de meest extreme methode wordt het verbrande document verder verbrand. Doordat beschreven papier soms anders reageert op verbranding dan onbeschreven kan de verbrande tekst namelijk even oplichten zodat de tekst te lezen is, waarna het object finaal is vernietigd. 96 Voor archiefcollecties, waarbij het behoud van de objecten voorop staat, lijken deze methoden dan ook niet geschikt.

UV- en IR-technieken met betrekking tot verbrand papier lijken in de forensische literatuur uitgebreider aan bod te komen. Zoals eerder vermeld kan het gebruik van UV en IR helpen de tekst die op een verkoold gedeelte van een pagina staat weer leesbaar te maken. De meest besproken methode is die van Julius Grant uit 1937 waarbij een tekst met behulp van UV-licht weer leesbaar kan worden gemaakt door een verbrand document te bestrijken met een mix van vaseline en

92 Jacobson, Emily Klayman. ‘Solving the puzzle of Debora’s diary.’ The Book and Paper Group

Annual, vol. 24 (2005) 21.

93 Jacobson 2005: 23 (zie noot 92).

94 Doud, Donald. ‘Charred documents, their handling and decipherment. A summary of available methods for treating burnt papers.’ The journal of criminal law, criminology, and police science, vol. 43, nr. 6 (maart-april 1953) 812.

95 Doud, 1953 (zie noot 94).

96 Doud, Donald. ‘Reports on the reconstruction of two time payment ledgers damaged by fire and water.’

(23)

minerale olie of alcohol en antraceen.97 IR-fotografie wordt aangeraden voor het beter leesbaar maken van getypte, en met potlood of -opmerkelijk genoeg- dichte ijzergallus-inkt geschreven teksten, hoewel de auteur waarschuwt dat uit zijn ervaring blijkt dat weinig documenten na behandeling echt verbetering laten zien.98 Vreemd is dit niet, omdat nu bekend is dat ijzergallus-inkt een transparant beeld geeft bij blootstelling aan IR-licht.99 Een andere methode die besproken wordt is het verduidelijken van de tekst door het toepassen van strijklicht.100

Omdat het Stadsarchief een UV-lichtopstelling in huis heeft is gekozen om binnen deze scriptie te onderzoeken of UV-licht de tekst van de verbrande objecten beter leesbaar kan maken. Het onderzoeken van objecten met UV-licht is niet-invasief en kan door de opstelling gemakkelijk worden uitgevoerd. Uiteraard zullen de verbrande objecten dan niet bestreken worden met een mengsel om de leesbaarheid verder te verbeteren.

2.7 Hanteren van verbrand papier

In de literatuur over restauratie en conservering wordt aan het hanteren van verbrand papier geen aandacht geschonken. Er wordt vermeld dat het papier extreem fragiel is, maar op welke manier het dan het best te hanteren zou zijn wordt niet vermeld. In de gedateerde forensische literatuur komt dit onderwerp wel voor. Voor het hanteren van verbrand papier worden hulpmiddelen genoemd: een platte lange tang en een metalen blad:

“The documents were handled by removing them carefully one at a time with flat, long bladed tongs and laying them flat on a table for unfolding and study. Practice enabled handling large fragments without breaking them. It was necessary to control the flow of air

in the laboratory; drafts might be destructive.”101

“[…] the document can be removed carefully removed from the container by means of a thin sheet of metal slipped underneath and gently lifted and withdrawn”102

Hier worden dus twee belangrijke zaken vermeld: de verbrande objecten worden met een hulpmiddel beroerd, en het hulpmiddel is plat.

97 Grant, Julius, Ultra-violet Light as a Simple Aid to the Dating and Examination of Books and Documents, London 1937: 85.

98 Doud, 1953 (zie noot 94) 819-821.

99 Quandt, Abigail (red.). ‘The Archimedes Palimpsest: Conservation Treatment, Digital Imaging and Transcription of a Rare Mediaeval Manuscript.’ in: Vincent Daniels, Alan Donnithorne and Perry Smith (eds.), Works of Art on Paper, Books, Documents and Photographs: The International Institute for

Conservation, Contributions to the Baltimore Congress, 2-6 September 2002 (London 2002) 165.

100 Tyrell, John F., ‘The decipherment of charred documents.’ The journal of criminal law, criminology, and

police science, vol. 30, nr. 2 (jul-aug 1939) 240-241.

101 Black, David A., ‘Decipherment of charred documents.’ Journal of criminal law and criminology

(1931-1951), vol 38, nr 5 (jan-feb 1948) 543.

102 Doud, Donald en Ordway Hilton, ‘The document examiner aids the arson investigation.’ The journal of

(24)

3. Methodologie

Om de hoofdvraag en de deelvragen die in deze scriptie gesteld zijn te kunnen

beantwoorden is er verschillend onderzoek gedaan naar de verbrande collectie van het stadsarchief. In dit hoofdstuk zal uitgelegd worden hoe het onderzoek is uitgevoerd.

3.1 Depotonderzoek

De oorspronkelijke inventarislijst van het verbrande archief, opgesteld tijdens de interne inventarisatie die is afgerond in oktober 2013, vermeldt alleen of de inventarisatienummers ontoegankelijk of toegankelijk zijn.103 Op basis van deze lijst is ongeveer de helft van de inventarisnummers als onterecht geblokkeerd aangemerkt door de

restauratoren van het Stadsarchief. Deze selectie is gemaakt op basis van de inhoud van de

inventarisnummers; wanneer werd aangenomen dat een inventarisnummer met maximaal zes uur tijd aan restauratiewerk zou kunnen functioneren als elk ander archiefstuk, zonder risico’s op aantasting of verlies van de tekst, werd het inventarisnummer gemarkeerd als onterecht geblokkeerd. Vaak was het niet eens nodig de behuizing van de objecten geheel te openen, maar was aan het aantal snippers bij het gedeeltelijk openen al duidelijk dat het om te kwetsbare objecten ging. Alle stukken zijn

geregistreerd in de vindplaatsregistratie-database van het stadsarchief onder ‘brandschade’, ‘brand- en waterschade’ of ‘vocht/brandschade’. Ondanks deze registratie vertonen slechts enkele stukken echte vochtschade 104, terwijl alle objecten wel verbrandingsschade laten zien.

De collectie is opgeborgen in standaard liggende dozen of in een portefeuilleberging. Voorafgaand aan de verhuizing van het

stadsarchief in 2007 zijn de meeste beschadigde objecten bij het project ‘Inpakken en Wegwezen’, toen het Stadsarchief terecht kwam op zijn

huidige locatie aan de Vijzelgracht, vanuit de oorspronkelijke portefeuille geplaatst in nieuwe verpakking, namelijk standaard liggende dozen (zie afbeelding 3: de

oorspronkelijke portefeuille berging voor de verhuizing, en afbeelding 4 de nieuwe berging in standaard liggende dozen). Hiervoor werden alle verbrande objecten in portefeuilles bewaard. De meest beschadigde objecten kwamen in een doos terecht. Het getal 852 voor de inventarisnummers geeft in principe ‘doos’- of

103 Intern document stadsarchief, inventarisatie verbrand archief, opgesteld door Cristina Duran en Jochem Kamps, genaamd: ME_5075ABSlijstVerbrandeProtocollenTotaal_03.xlsx

104 Zeven inventarisnummer, namelijk 5075: 9996, 10127, 11519, 11520, 11521, 13051, 13052.

Afbeelding 3.

(25)

nummers aan, maar bij de in dozen verpakte inventarisnummers kunnen meerdere dozen op één inventarisnummer staan. In de inventarislijst zijn inventarisnummers gesplitst in A en B nummers maar er zijn ook inventarisnummers alleen fysiek gesplitst tijdens het ompakken voor de verhuizing van 2007 in Doos 1 en 2. Deze laatste

splitsingen zijn niet verwerkt en zijn niet in de inventarislijst zichtbaar. Hoe vaak dit het geval is is niet te schatten. Ook staat niet in de inventarislijst geregistreerd hoe de objecten verpakt zijn (dozen of portefeuilles), maar een rondgang door het depot van het archief leert dat de meeste geblokkeerde objecten zich in dozen bevinden. Dit maakt dat ook het aantal verbrande vellen moeilijk te schatten is. Voor een goed digitaliseringsplan is het echter belangrijk te weten hoe groot de collectie is.105

Om te weten te komen hoe de objecten geborgen zijn (in portefeuille of in standaard liggende doos) en beter te kunnen schatten hoe groot de collectie

geblokkeerde inventarisnummers is zijn in het depot alle nummers nagelopen aan de hand van de in 2013 opgestelde inventarisatielijst. Voor elk nummer op de

inventarisatielijst is in kaart gebracht of het een portefeuille- of doosberging betreft, en hoeveel dozen onder één inventarisnummer vallen. Bovendien is de informatie die op de verpakking stond overgenomen (op sommige dozen staan namelijk paginanummers en/ of een datering). Al deze gegevens zijn toegevoegd aan de oude inventarislijst, zodat er uiteindelijk een gefundeerd antwoord gegeven kan worden op de vraag: ‘Hoe groot is de collectie?’.

Tijdens het depotonderzoek is ook naar de werking van de berging op de collectie gekeken, namelijk door te registreren wanneer tijdens het nalopen van de inventarisnummers snippers verbrand papier op de bergingsplaats werden gevonden. Door de vondst van snippers op sommige plekken in het depot waar geblokkeerde verbrande inventarisnummers zijn opgeslagen is de berging van de objecten beschreven.

Zelfs als het transport van en naar het digitaliseren buiten ogenschouw wordt gelaten is het belangrijk dat de verbrande documenten in een geschikte verpakking worden opgeslagen, omdat ook tijdens de gewone gang van zaken de verbrande objecten, hoewel de toegang tot de stukken geblokkeerd is, (binnen hun behuizing) worden verplaatst. Dit gebeurde niet alleen tijdens de verhuizing van het stadsarchief, maar ook daarna, zoals tijdens de schade-inventarisatie van de verbrande collectie, bij enkele inventarisnumers tijdens het IADA symposium ‘If only i had known – looking back, moving forward’ de workshop ‘Burnt but not lost-Manuscripts preserved at the Amsterdam city archives’106 en ook bij enkele inventarisnummers tijdens het onderzoek naar de collectie voor het maken van deze scriptie. Binnen een grote organisatie als het Stadsarchief Amsterdam is het niet ondenkbaar dat delen van de verbrande collectie nog vaker zijn verplaatst.

Aan de hand van drie onderzoeksgebieden, opgesteld in het adviesrapport van de

werkgroep gezOnd (Gezamenlijk Onderzoek Koninklijke bibliotheek, Nationaal Archief en Rijksdienst voor het Cultureel erfgoed), waarin concrete verpakkingsrichtlijnen zijn opgesteld, wordt de huidige berging onder de loep worden genomen.107 Dit adviesrapport is opgesteld naar aanleiding van de vraag of boeken ná het digitaliseren wel of niet verpakt

105 Bülow en Ahmon. 2011: 79 (zie noot 1 en 3).

106 Workshop gehouden op vrijdag 16 mei. ‘If only i had known –looking back, moving forward

Amsterdam 14-16 May 2014 Programme.’ Bezocht: 15 juni 2014 <http://www.iada-home.org/fileadmin/01-Redaktion/uploads/IADA_2014_Symposium_Programme_March.pdf>

107 Porck, Henk, Ko van de Watering. ‘Boekverpakken – Bepaling van een optimale strategie. Een richtlijn voor verpakking binnen het Metamorfoze BKT-traject.’ Metamorfoze -onderzoeksproject nr. 2011-38. 2013, Bezocht: 15 juni 2014

<http://www.metamorfoze.nl/sites/metamorfoze.nl/files/publicatie_documenten/richtlijnen%20boekverpakke n-2013.pdf>

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Zij waren van mening dat katholieke kunst de aanslui- ting met de heersende kunststromingen gemist had 21 • Bovendien zou Nederland in de architectuur sinds de eeuwwisseling

Doel van de functie is het streven naar ‘een herstelgerichte inrichtingscultuur waarin het delict en de gevolgen daarvan vanaf het begin van de detentie bespreekbaar worden

En dat de bomen genoeg groeiruimte biedt - boven en onder de grond, terwijl de kabels en leidingen bereikbaar en veilig blijven.. Het definitieve ontwerp is nu klaar, mede dankzij

192 Stukken betreffende de 24e verjaardag van prinses Beatrix, het koninklijk bezoek aan Amsterdam en het zilveren huwelijk van koningin Juliana en prins Bernhard. 1962

Concrete invullingen hiervan zijn bijvoorbeeld het opvragen van data (zie paragraaf 3.5.2.), maar ook bijvoorbeeld het kunnen weergeven van informatie In-Car met betrekking

van de jongvolwassenen naar eigen zeggen als gevolg van de coronacrisis juist minder gaan roken, evenals 2% onder de volwassenen en 1% onder de inwoners van 65 jaar en ouder..

545 Knipsels en aantekeningen betreffende personen in ambachtelijke beroepen en topografische gegevens van Amsterdam en omgeving van de vijftiende tot achttiende eeuw. Zie

456 - 457 Briefwisseling betreffende de medische hulpverlening, met het Nationaal Werk voor Oorlogsinvaliden en met artsen die hieraan verbonden waren en lijsten van de