• No results found

De deconstructie van het label nerd in Yogyakarta : een etnografie van slimme, maar verlegen scholieren in een Javaanse stad

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De deconstructie van het label nerd in Yogyakarta : een etnografie van slimme, maar verlegen scholieren in een Javaanse stad"

Copied!
67
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

De deconstructie van het label nerd

in Yogyakarta

een etnografie van slimme, maar verlegen scholieren in een Javaanse stad

Richard Wiggers

Universiteit van Amsterdam

Master scriptie Culturele Antropologie en Sociologie de Niet-Westerse Samenlevingen Faculteit der Maatschappij- en Gedragswetenschappen (FMG)

Afdeling Antropologie

Begeleid door:dr. G. Nooteboom, tweede lezer dr. L. Bakker en dr. V. de Rooij 27 augustus 2015

(2)

i

Master Culturele Antropologie en Sociologie de Niet-Westerse Samenlevingen Faculteit der Maatschappij- en Gedragswetenschappen (FMG)

Afdeling Antropologie

Scriptie op basis van antropologisch veldwerk in Yogyakarta, Indonesië In de periode van juni tot september 2014

Geschreven door Richard Wiggers (6082556) T: +31251658278 / E: r.wiggers@bonhoeffer.nl

Begeleid door:

dr. G. (Gerben) Nooteboom (begeleider) augustus 2015

(3)

ii

Abstract

It is quite a common phenomenon that, like anywhere else on this planet, one can find quiet, smart and less social students. In high schools in Yogyakarta, mainstream students tend to label young people as kutu buku (book-worm), culun (high achieving introvert girls) or kuper (less social). These students are ‘strange’ according to schoolmates because they tend not to socialize or share

knowledge. In Yogyakarta marginalisation of smart but shy students occurs because they are not helpful. In contrast, in high schools in the US, Canada, Germany and Holland smart and introvert youngsters are marginalized because these students are perceived as uncool as opposed to not sharing knowledge. Being social is a small aspect of cool, but lacking fashionable values like popular music, clothing and electronic gadgets, sport competitiveness, physical strength, street language, are reasons for the exclusion of smart, but shy boys. The label connected to these socially excluded boys is ‘nerd’.

Respondents in Yogyakarta reject non social behaviour of not helping others on religious grounds; because of their experienced common historical religious culture, agami Jawi and their driving values of contemporary religion (Muslim, Protestant, Catholic, Hindu, Buddhist) students must share. This sharing applies to food, toys in early childhood but also to knowledge. Smart students who seem to focus merely on their own knowledge are perceived as selfish. Eagerness in focusing on one’s own knowledge is disapproved of by the peer group. Whenever a bright student refuses to share knowledge and understanding with his or her peers, he or she risks being labelled as aneh (strange) and might be rejected. Smart students who fulfil the expectation and share knowledge are of course popular among their peers. This is especially true for gifted and talented senior high school students placed in the mathematical/physics profiles in senior high schools. Students with these attributes, if charismatic too, might even seem to radiate knowledge.

Education is held in great esteem in Indonesia; parents make great sacrifices by paying large amounts of money in order to facilitate their children’s private homework classes. Moreover achieving good school results offers scholarships and a place at the best university. The overall effect of these measures is an unconditional esteem for learning and school results that entails no rejection of nerds: main stream students respect students being smart and achieving the best results. Besides that, in order to learn how to act socially, kutu buku, culun and kuper might be encouraged by their friends to join theatre groups, join angklung (bamboo instruments) orchestras and pencak silat (Javanese martial arts).

(4)

iii

Voorwoord

Vanwege mijn persoonlijke geschiedenis heb ik een bijzondere binding met Indonesië. Mijn moeder is in Bogor (ten tijde van het Nederlands kolonialisme Buitenzorg genoemd) geboren en als kind vertelde ze me vaak met heimwee over het kleurrijke land en haar contact met de ‘inlanders’. Haar vader had een openluchtbioscoop en de bewoners uit de kampung kwamen graag films kijken van Errol Flyn en Laurel and Hardy. Mijn moeder ging ’s avonds als meisje van tien stiekem met haar broer het huis uit om films te kijken. De baboes wisten er van maar verklikten hen niet. Haar vader verkocht in de pauze priklimonade uit zijn eigen fabriekje waar hij aan limonade onder druk gekoeld koolzuurgas toegevoegde.

Vlak na de oorlog is ze op negentienjarige leeftijd samen met haar moeder naar Nederland gerepatrieerd. Haar vader was tijdens de Japanse bezetting in een interneringskamp in Batavia omgekomen. Enige jaren later werd haar broer, tijdens de Bersiap-periode, door de TNI (Tentara Nasional Indonesia, het Indonesisch leger opgericht na de onafhankelijkheidsverklaring)

gevangengenomen. In het politiebureau van Pasoeroean is hij onder onbekende omstandigheden overleden. Een andere broer moest toen nog terugkomen uit Birma waar hij als Japans

krijgsgevangene aan het spoor had moeten werken. Haar zus zat geïnterneerd in Malang, volgens de verklaring van de Indonesische regering ter bescherming tegen pemuda (Indonesische jongeren). De uitleg die de Nederlandse machthebbers gaven was dat zij en de medegevangen gijzelaar waren van de TNI en later geruild konden worden voor gevangengenomen nationalisten.

Haar broer, Richard, was in mijn moeders verhalen de onverschrokken held en ook de doerak die altijd kattenkwaad uithaalde. Hij had een grote vriendenschare om zich heen, was begenadigd jazz pianist en kon goed turnen. Hij zou heden ten dage zeker het label cool kunnen dragen. In

tegenstelling tot zijn oudere broer Leo, de nerd die zich terugtrok op zijn kamer om radiotoestellen te solderen, zich te verdiepen in morsecode, nagenoeg geen vrienden had en verlegen was bij meisjes.

Uit de verhalen van mijn moeder kreeg ik de indruk dat Indië een paradijs was waar alles mogelijk was, maar dat zich daaronder, daar was ik me als kind sterk van bewust, een wereld vol pijn en gevaar bevond. De geschiedenis van mijn moeder en overleden familieleden maakte dat ik een speciale interesse voor Java ontwikkelde. Het veldwerkonderzoek was mijn eerste bezoek aan Indonesië.

(5)

iv

Deze scriptie draag ik op aan mijn oom, Richard Holthaus (1925), in gevangenschap gestorven op 5 december 1945 te Pasuruan, Java.

(6)

Inhoud

Inleiding 2

Presentatie van het probleem 2 Het ontstaan van groepen 6 Introductie van het veld 8 Onderzoeksvraag 11 Methodologie 12 Hoofdstukindeling 14

‘Our parents teach us that we have to share what we have’

1. Onderwijscultuur in Indonesië 16

Algemene gegevens over het Indonesische onderwijssysteem 19 Akselerasi klas 19

IPA en IPS 19 Overwaardering IPA 20

Onderwijscultuur 22

Frontstage, hiërarchie en groepsgevoel 23 Cium tangan pipi 27

Makan, tidak makan, asal kumpul 27 Agami Jawi 31

‘But sometimes parents put pressure’

2. Bestaan en waardering van de Javaanse nerd 34

Alina 34 Riska 37 Eko Rudi 39 Pak Muhamad 42

‘As long as one has the courage to get out of one’s nerdy world’

3. Hulp aan kutu buku 45

Pencak Silat 46 Leider OSIS 49 Theater 50 Analyses en Conclusies 53 Nawoord 54 Dankwoord 56 Literatuurlijst 57

(7)

2

Inleiding

Dit is de rapportage van mijn veldwerk- en literatuuronderzoek. Ik geef hierin een aantal visies uit de literatuur op een specifieke Westerse gemarginaliseerde groep scholieren en vergelijk deze met eigen observaties van scholieren in Yogyakarta. De scholier die mijn aandacht heeft, is de persoon die mainstream jongeren ‘nerd’ noemen. Met de observaties en interviews van mijn veldwerkonderzoek wil ik laten zien op wat voor manier Javaanse jongeren tegen ‘nerds’ aankijken en hoe de verschillen beter begrepen kunnen worden in de culturele context van Indonesië.

Presentatie van het probleem

Een nerd is een stereotiepe voorstelling van een jongere die intellectuele ambitie toont en in de ogen van zijn peers sociaal faalt (Rentzsch 2011: 144). In de praktijk van Westerse omgang van scholieren is nerdyness een kleinerend label en verwijst naar één van de laagste groepen in de hiërarchie van een school. In deze scriptie bedoel ik, als ik het woord ‘nerd’ gebruik, diegene die gelabeld wordt met dit woord of een individu dat er mogelijk mee gelabeld zou kunnen worden. Degenen die labelen zijn scholieren in dezelfde leeftijdsgroep.

Onderzoekers uit Amerika, Canada, Duitsland en Nederland (Bucholtz 2002, Brady 2004,

Mendick2012, Rentzsch 2011, Rommes 2010) hebben beschreven hoe mainstream jongeren nerds buitensluiten. Groepen leerlingen die veel aandacht hebben voor sociale aspecten en ‘coole’

omgangsvormen hanteren, houden hun groep gesloten voor voornamelijk verlegen jongens die hoog scoren in de bètavakken. Jongeren die een fascinatie voor techniek hebben, maar sociaal onhandig zijn, worden door leeftijdsgenoten vaak gelabeld als nerd.

Als docent natuurkunde op een middelbare school ken ik deze processen van stereotypering en uitsluiting. Leeftijdsgenoten nemen leerlingen met bovengemiddelde interesse in wetenschap en techniek niet serieus. Dit leidt tot buitensluiting van een groep intelligente leerlingen door

mainstream scholieren. Onderzoek van Rentzsch op Duitse middelbare scholen, laat zien dat ambitie, intelligentie, het halen van goede cijfers, in combinatie met verlegenheid, eigenschappen zijn, die maken dat peers het label nerd toekennen. Vaak hebben de nerds weinig vrienden. Ze hebben weinig interesse voor hun kleding, zijn niet atletisch en worden daardoor niet aantrekkelijk

(8)

3

Westerse wereld. De leeftijdsgroep waarbij het labelen het meest voorkomt zijn de veertienjarigen. Dit beeld wordt in andere studies bevestigd (Rentzsch 2011: 144, Brady 2004, Rommes 2010). Canadees onderzoek beschrijft de groep die het label nerd draagt als de laagste sociale groep die op een school aanwezig is. Respondenten beschrijven ze als: ‘bibliotheekmuizen’, ‘mensen die teveel in de boeken zitten’, ‘ze komen naar school, gaan naar de bibliotheek tijdens de lunch, doen altijd al hun huiswerk’ en ‘ze praten niet in de klas en gaan altijd naar het computerlokaal’ (Brady 2004: 361). Leeftijdgenoten die gericht zijn op sociale contacten binnen hun peergroep en die proberen ‘cool’ te zijn, wijzen dit gedrag af. Als gevolg van het serieuze en studiegerichte gedrag worden de ‘nerds’ vaak gepest door andere groepen (Brady 2004: 362). Door angst en gevoelens van eenzaamheid is een consequentie van het label dat slimme studenten vaak onderpresteren om te bereiken dat medescholieren ze aardig gaan vinden. Landsheer, Maassen, Bisschop en Adema reageren met de volgende opmerking over deze verspilling van talent: “If high achievement in sciences results in inpopularity, it could lead to lesser effort by better students” (Landsheer, Maassen, Bisschop en Adema 1998 in Rentzsch 2011: 145).

Over het algemeen worden jongens vaker dan meisjes gelabeld als nerd. Schutz verklaart dit vanuit competitie, waarbij het vergelijken van leerprestaties belangrijker is voor het gevoel van

eigenwaarde van jongens. Bij meisjes zou dit gegeven onbelangrijker zijn (Schütz 2001 in Rentzsch 2011: 148). Hoog presterende jongens zijn daarom bedreigender voor hun mannelijke klasgenoten dan hoog presterende meisjes voor hun vrouwelijke klasgenoten. Het gevolg daarvan is dat het buitensluiten op grond van het label nerd bij hoog presterende jongens vaker voorkomt. Over het algemeen zijn meisjes meer georiënteerd op het onderhouden van goede relaties ( Seem en Clark 2006 in Rentzsch 2011: 148). Dat jongens vaker als nerd gelabeld worden, hangt volgens Kendall bovendien samen met het maatschappelijke beeld dat er bestaat over masculiniteit en techniek. Dat beeld kent mannen het voorrecht toe te beschikken over gebruik en kennis van technische apparaten (Kendall 2008: 357). Iconen van technologische intelligentie, zoals Albert Einstein, Steve Jobs, Bill Gates, zijn mannen en sitcoms als The Big Bang Theory, The Revenge of the Nerds en Breaking Bad verbeelden mannen als nerd en de beeldvorming is daardoor sterk seksebepaald. Maar zelfs wanneer scholieren geen televisie zouden kijken, zien ze schoolboeken vol plaatjes met mannelijke geleerden, die hun beeld over techniek en gender bepalen. Dit verklaart waarom velen het stigma nerd exclusief aan mannen koppelen. ‘Einstein’ kan als scheldwoord worden gebruikt voor iemand die erg hoge cijfers haalt, maar vrouwelijke equivalenten hiervan bestaan niet.

Niet alleen gender speelt een rol bij het labelen maar ook, zoals al genoemd in het voorafgaande, het soort vakken waar de nerds goed in presteren. Nederlandse scholieren zien de prestaties in de

(9)

4

bètavakken, vooral wiskunde en natuurkunde, vaker als marker om het label nerd toe te kennen dan de alfa- en gammavakken (Rommes 2010: 21 en Kendall 2008: 363).

Om tot een helder beeld te komen van het label ‘nerd’ wil ik gebruik maken van het complementaire begrip ‘cool’. Beide labels zijn weliswaar generalisaties, maar verduidelijken de voorstelling van door mainstream jongeren hoog aangeschreven eigenschappen. Onderzoek van Dar-Nimrod laat zien dat coolness in de Amerikaanse schoolcultuur staat voor een combinatie van jeugdigheid, seksuele uitdaging, leven op het scherp van de snede en stoer zijn, wat gekoppeld kan zijn aan lichamelijkheid en het neerzetten van sportieve prestaties, opstandigheid en onverschilligheid. In meer uitgesproken situaties kan coolness specifiek gekoppeld worden aan pesten, lid zijn van een jeugdbende of gang en het tonen van fysiek geweld (Dar-Nimrod 2012: 175). Dominante mainstreamculturen die ‘cool’ veel gewicht toekennen, staan op gespannen voet met de schoolse interesses, de voorliefde voor rust, het beperkte lichamelijk vertier en het niet modieuze gedrag van de nerds.

Als voorbeeld van cool gedrag noem ik de populaire film Grease uit de jaren tachtig. Weliswaar is deze film van een lange tijd geleden maar toch bruikbaar in dit betoog omdat deze film zo duidelijk het stereotype beeld weergeeft van de populaire, coole jongen. Zijn naam is Danny en hij heeft een korte relatie met Sandy tijdens de zomervakantie. Danny is cool, omdat hij stoer en sociaal succesvol gedrag uitdraagt. Hij is lid van een gang en zet sportieve prestaties neer, wat de status van

lichamelijke activiteit verbeeldt. Danny probeert Sandy het bed in te krijgen, waarmee hij uitdaging en seksuele interesse laat zien. Met het winnen van een autowedstrijd neemt hij grote risico’s en stelt zich daarmee bloot aan levensgevaar, wat leven op het scherp van de snede uitdrukt, één van de karaktereigenschappen van ‘cool’. Uiteindelijk geeft Danny zijn ‘pose’ op en ondergaat Sandy een metamorfose van braaf schoolmeisje naar uitdagend ‘cool’.

Deze set van waarderingen over coolness is nog steeds herkenbaar en komt voor in meerdere hedendaagse subculturen, zoals rap, gangsta, hiphop en urban (Emdin 2010: 8). Nerds kunnen en willen vaak niet deelnemen aan groepen van leeftijdsgenoten die coolness als bindende eigenschap nastreven.

De functie van de gemeenschappelijke kenmerken van cool, zoals stoer zijn, het dragen van seksueel uitdagende kleren en het benadrukken van lichamelijke expressie, dient als een comfortzone waar de deelnemers van deze groep hun toevlucht zoeken in het ontmoeten van anderen. De leden van deze groep ontmoeten elkaar in het onderhandelen (negotiate in het Engels) over wenselijk gedrag. De gedachtes over en de betekenis van cool gedrag liggen niet vast, maar zijn voortdurend in beweging (Brake 1980: 9). Zo kan een begroetingsritueel veranderen van een onbeduidend knikje in een hand geven, vervolgens een hug worden, om daarna te veranderen in een hug en een hand geven, een

(10)

5

high five, een high five met een boks, een high five met een boks en een elleboog gevolgd door een hug, enzovoort.

Naast de functie van comfortzone heeft de gemeenschappelijke gedragscode een onderscheidende functie: de sociale cohesie van de ene groep vergroot zich wanneer deze groep zich sterker gaat afzetten tegen een andere groep. De constructie van otherness maakt dat leden van de eigen groep deze sterker afbakenen en daardoor intenser beleven. De eigenschappen van die andere groep, de ‘nerds’, zijn afstotend in de beleving van de eerste groep ‘cool’. De groep die hoort bij cool wisselt informatie en waarden uit en onderhandelt wie erg cool, een beetje cool en wie beslist niet cool is. Deze onderhandeling vormt een basis voor een hiërarchie die voortdurend ter discussie staat en daardoor veranderlijk is. De manier om de onderhandeling te voeren is vaak roddelen (Strating 1998: 36-39).

Roddelen is het uitwisselen van informatie over wat conventies en waarden binnen een groep zijn en wie daar aan voldoet. Zo kunnen scholieren bijvoorbeeld informatie uitwisselen over de strakke nieuwe spijkerbroek van een populair persoon en over de nieuwe populaire hits. Wie niet aan deze onderhandeling meedoet en dus van deze informatie verstoken blijft, komt terecht in de

verwerpelijke, gemarginaliseerde groep. Roddelen creëert en versterkt hiermee het onderscheid tussen groepen. Alex Strating (Strating 1998: 36-39) ziet gedragsregels en een morele orde al

roddelend ontstaan. Nico Besnier maakt duidelijk dat het roddelen zowel onderlinge verbondenheid, dus een versterking van de sociale cohesie, als een positief zelfbeeld van de deelnemende roddelaars geeft (Besnier 2009: 3). Deze zienswijze is relevant voor dit onderzoek omdat het verklaart hoe de mainstream groep zichzelf versterkt door de nerds, als the repugnant other (de verwerpelijke andere) buiten te sluiten.

(11)

6

Om de groepsclassificatie te verscherpen heb ik een aantal eigenschappen van de anomalie nerd en mainstream cool in onderstaande tabel tegenover elkaar gezet, zoals afzonderlijk beschreven door Rentzsch en Dar-Nimrod.

label nerd label cool

ambitieus in leerprestaties Onverschillig naar leerprestaties

verlegen hard, bravoure, opstandig

weinig vrienden lid van een dominante groep of gang

niet atletisch, fysiek onaantrekkelijk seksueel uitdagend, aantrekkelijk

niet modieus kleding en taalgebruik drukken onafhankelijkheid

uit

Gebaseerd op Rentzsch 2011enDar-Nimrod 2012.

Het onderscheid tussen de twee categorieën, nerd versus cool, benadrukt vooral de sociale relaties tussen individuen en tussen groepen.

In het algemeen, zo stelt Michaelis, is de sociale status van elke groep direct afhankelijk van het totale zelfvertrouwen van zijn afzonderlijke leden. Dat betekent dat een minderheidsgroep van nerds die sociaal toch al niet zo sterk staat, het onderspit moet delven bij een mainstream

meerderheidsgroep van zelfverzekerde en zichzelf positionerende individuen (Michaelis 2000 in Patrick Brady 2004: 354).

Het ontstaan van groepen

Processen van in- en buitensluiting binnen jeugdgroepen zijn beter te begrijpen met behulp van het gedachtegoed van Lashbrook. Sociale bindingen binnen een peergroup komen tegemoet aan een wens van een individu om sociale veiligheid te ervaren. Hoe groter die noodzaak is, hoe meer een individu bereid is om concessies te doen. Een sterkere kracht nog dan de positieve motivatie om ergens bij te horen, is de negatieve motivatie van de angst voor buitensluiting. Deze kracht voorkomt schaamte die ontstaat na het verbreken van sociale bindingen met de peers (Lashbrook 2000: 747). Overigens hebben niet alle jongeren last van de angst om buitengesloten te worden. Slimme

leerlingen met een grote interesse voor één specifiek vakgebied, kennen die noodzaak om ergens bij te willen horen vaak niet. De intrinsieke motivatie van persoonlijke interesse om kennis en begrip te verwerven kan zo groot zijn, dat de wens van veiligheid van een groep, inclusie, wegvalt. Dit

(12)

7

verklaart ook waarom ‘nerds’ vaak onverschillig staan tegenover het onderhouden van sociale contacten.

Naast de algemene buitensluiting van scholieren die intelligent én verlegen zijn, bestaan op een aantal scholen uitzonderingen. Twee onderzoeken geven een sterkere positie van nerds aan. Het eerste onderzoek richt zich op slimheid als oorzaak van buitensluiting. Bij veel hoogbegaafde kinderen zijn verlegenheid of sociale onhandigheid helemaal niet aan de orde. Striley schrijft

buitensluiting van hoogbegaafden toe aan jaloezie en onmacht van leeftijdsgenoten. ‘’People tend to look at you with envy’’, ‘’Being gifted is difficult. You are singled out by people who are jealous and they try to degrade you, this handicaps your ability to socialize and just be a normal kid’’ waren antwoorden van hoogbegaafde pubers op de vraag hoe gesprekken met medescholieren verliepen in de pauze. Bovendien verklaarden de hoogbegaafden slecht contact te kunnen krijgen door de onzekere houding van hun klasgenoten: “if you act your full level of intelligence it makes those around you uncomfortable. They either get freaked out or they think you are an arrogant show-off” en “people in general avoided me, out of fear or ignorance, I don’t know. It was difficult to cope with me” (Striley 2014: 147). Het zoeken naar zekerheid bij een interactie kan voor onzekerheid zorgen bij zowel de hoogbegaafden als bij hun klasgenoten (Berger en Calabrese 1975: 107). In dit geval positioneren de hoogbegaafden zich boven hun klasgenoten en zien zichzelf niet als slachtoffers. Ze zijn zich goed bewust van hun intellectuele en sociale kwaliteiten. Maar deze zelfverzekerde houding komt niet bij alle nerds voor.

Een andere uitzondering op de buitensluiting op grond van otherness van nerds brengen

onderzoeksresultaten van Bucholtz (2001) naar voren. In haar setting vormen de nerds een groep actoren, die een positie innemen waarbij het nerdlabel dienst doet als geuzennaam. Bucholtz onderschrijft de negatieve associaties die het nerdlabel heeft in het bijzonder waar het gaat om asociaal gedrag. Als voorbeeld noemt ze hierbij de in 1999 gepleegde moorden in de Columbine Highschool waarbij twee vermeende buitengesloten nerds Harris en Klebold als wraak dertien willekeurige medescholieren met automatische geweren hadden omgebracht. Na onderzoek bleek het nerdmotief uit de lucht gegrepen, maar de berichtgeving had een negatief effect op de

beeldvorming.

Hoewel de moordpartij ten tijde van het onderzoek vers in het geheugen lag en mainstream jongeren het nerd label direct met dit incident associeerden, gaf een aantal scholieren van het onderzoek van Bucholtz zichzelf toch deze beladen naam. De scholieren die zij observeert en interviewt, laten zien een weloverwogen keuze te hebben gemaakt het nerdlabel als identiteit te omarmen om lokale sociaal-culturele normen af te wijzen. Op deze highschool waren de sociale normen gericht op

(13)

8

deelname aan een zwarte jeugdcultuur, die ook veel blanke scholieren aantrok. De zelfverklaarde nerds maakten zich sterk door weerstand te bieden aan die heersende trend van zwarte coolness. In het bijzonder wezen de nerds de onverschilligheid tegenover schoolse kennis en begrip van de mainstream scholieren af. Om zich extra af te zetten, ontwikkelden ze een zoals Bucholtz het

omschrijft ‘hyper-english’ als tegenhanger van het door de blanke scholieren geïmiteerde cool slang. Ze namen hierbij afstand van het volgen van mode- en taaltrends en stonden in de eerste plaats voor het uitdragen van intelligentie (Bucholtz 2001: 85).

De registratie van Bucholtz is een bijzonder sociaal verschijnsel omdat, in tegenstelling tot andere observaties over teruggetrokken nerds, hier daadkrachtige nerds onderscheidingsgedrag initiëren. Tot zover de literatuur die beschrijft hoe mainstream-scholieren nerds buiten hun groep plaatsen in Amerika, Canada, Duitsland en Nederland. Groepen leerlingen die gericht zijn op ‘coole’

omgangsvormen houden hun groep gesloten voor verlegen jongens die hoog scoren in de bètavakken. Maar is deze buitensluiting van intellectueel ingestelde, verlegen scholieren nu een universeel gegeven? Is het zo dat op elke school, waar ook ter wereld, de jongerengroep cool zijn deuren gesloten houdt voor ‘nerds’?

Introductie van het veld

De gesignaleerde buitensluiting van nerds is misschien helemaal niet universeel maar sterk cultureel gebonden. Buiten het al eerder genoemde onderzoek op westerse scholen is weinig studie verricht naar deze specifieke vorm van buitensluiting op niet-westerse scholen. Daarom is het interessant om onderzoek te doen op scholen die buiten het bestaande onderzoeksgebied liggen. Dat

onderzoeksgebied zou dan bijvoorbeeld in een Aziatisch land gevonden kunnen worden en omdat de UVA goede contacten heeft met de universiteit Gadja Madah in de Yogyakarta én ik graag onderzoek wilde doen in het geboorteland van mijn moeder is mijn keuze de middelgrote stad op het midden van Java geworden.

Yogyakarta wordt al lang geroemd als ‘Stad van het Onderwijs’ (Kota Pelajar) die momenteel vijf staats- en meer dan vijftig privé universiteiten huisvest. De stad was de geboorteplaats van de Muhammadiyah (Islamitische hervormingsorganisatie) en de daaruit opgerichte schoolinstituties in 1912. In de twintiger jaren ontstond ook de Taman Siswa, de voorloper van de huidige privéscholen. De Gadjah Mada universiteit (UGM, 1949) en de Islamitische universiteit (UII, 1949) zijn de oudste en meest invloedrijke universiteiten die zijn opgericht na de onafhankelijkheid van Indonesië.

(14)

9

is een stad met ‘cultureel kapitaal’ en biedt een uitstekend leerklimaat. Indonesische ouders geloven dat Jogja een goede plaats voor hun kinderen is om onderwijs te genieten. Zowel het curriculum, de buitenschoolse activiteiten als de algehele sfeer worden als stimulerend gezien voor academische prestaties. Een groot gedeelte van de populatie bestaat daardoor uit studenten, maar ook scholieren die uit alle delen van de archipel komen (Kadir 2012: 353). Nieuwe trends als een creatief gebruik van smartphones, hip taalgebruik en nieuwe kledingstijlen ontstaan in deze moderne jeugdcultuur (Slama 2010: 318).

De keuze voor Yogyakarta als plaats van onderzoek is bepaald op grond van de onderwijsinnovatie die hier groot is. Deze stad is tevens het centrum van de Javaanse cultuur. Op de middelbare scholen kunnen leerlingen les krijgen in gamelan (traditionele hofmuziek), pencak silat (vechtkunst), batik (het beschilderen van doek met traditionele motieven), Javaanse taal en kalligrafie.

Niet alleen door de aanwezige universiteiten kent Yogyakarta een groot aantal jongeren. Veel bemiddelde ouders van andere eilanden sturen hun kinderen naar een middelbare school in

Yogyakarta. Deze middelbare scholen hebben betere voorzieningen en beter geschoolde leraren, wat tot gevolg heeft dat de studieresultaten op scholen in Yogyakarta gemiddeld hoger liggen dan in de rest van Indonesië (Daftar SMA Terbaik 2014).

Uit de literatuur (Jackson en Parker 2008, Threadgold en Nilan 2009) verschijnt een beeld dat

Indonesische scholieren onderwijsprestaties (en daarmee de cognitieve vaardigheden van potentiële nerds in Indonesië) hoge status toekennen, in tegenstelling tot mainstream ‘cool’ scholieren van Amerikaanse high schools. Goede onderwijsprestaties bieden immers een kans op toegang tot de middenklasse, een middle-class lifestyle en een goede baan. In Indonesië speelt dit

toekomstperspectief bij adolescenten een grotere rol dan bij Euro-Amerikaanse adolescenten, die door de mogelijkheid van tweedekansonderwijs een veel grotere zekerheid hebben om in de middenklasse terecht te komen (de Koning in Dankbaar 2013: 107). Bovendien leeft onder jongeren in Amerika en Europa het idee dat ze ook zonder diploma een goede positie kunnen verwerven in de vrije sector (Robinson 1994: 143).

De drive om een sterke schoolprestatie neer te zetten is niet het enige belang van een Indonesische scholier. Zijn of haar sociale competentie is net zo zeer belangrijk bij het verwerven van een plaats in de groep als bij westerse jongeren. Sinds eind jaren negentig socialiseren jongeren niet slechts op straat, in de warung (eenvoudig restaurant) of in de shopping-mall, maar ontmoeten ze elkaar online, op sociale media. Het aantal Facebook accounts is 65 miljoen, de vierde plaats op de

wereldranglijst. Jonge gebruikers beschrijven leeftijdsgenoten die geen internet gebruiken als enggak gaul, waarmee niet sociaal en modern bedoeld wordt (Slama: 2010: 320). Jonge mensen van deze

(15)

10

groep hebben weinig vrienden en gaan zelden uit. Deze enggak gaul missen de laatste trends en kunnen niet meepraten over de laatste nieuwtjes. Een ander label dat mainstream jongeren aan niet hippe leeftijdsgenoten geven is kuper waarin ook het woord gaul besloten ligt. Het woord is afgeleid van de lettergrepen van de zin kurang pergaulan wat staat voor ‘minder ervaren in de omgang’, ‘niet weten wat er te koop is’ (Barendregt 2008: 190).

Tegenover enggak gaul staat de anak gaul (letterlijk: sociaal kind), de trendy scholier die graag anderen ontmoet en uitgaat. Een anak gaul weet alles over pop- en sportsterren en is modebewust. Bovendien heeft hij of zij veel vrienden, gebruikt een smartphone om dat contact met vrienden te onderhouden en maakt regelmatig gebruik van het internet. Door deze populaire activiteiten verwerft de anak gaul een goede positie in zijn of haar peergroep (Slama 2010: 320). De anak gaul vertoont overeenkomsten met het Amerikaanse cool (Brady 2004: 362), zoals het onderhouden van veel vriendschappen en het op de hoogte zijn van populaire nieuwtjes. Het was interessant voor dit onderzoek uit te zoeken hoe aspecten van bravoure en seksuele uitdaging (cool) zich tot het begrip anak gaul verhouden, omdat volgens de literatuur het label cool deze aspecten uitdraagt en het label nerd volstrekt niet (Rentzsch 2011: 144).

Volgens Naafs (2012: 11) is het begrip anak gaul ontstaan in de zeventiger jaren, toen jongeren aandacht van de Indonesische media kregen als potentiële markt van consumenten. Stedelijke Javaanse centra zoals die van Jakarta, Bandung, Surabaya en Yogyakarta werden

ontwikkelingsplaatsen voor taal, mode, kleding, muziek en vormden een lifestyle die de toon zette voor de rest van Indonesië. Sinds een jaar of tien spelen schoolresultaten hierin een grote rol. Het belang van die schoolresultaten binnen de jongerencultuur is dat het slimme leerlingen status geeft, zelfs wanneer zij sociaal niet sterk staan. Deze status van toetsresultaten is ook te zien in de

openbare publicatie van toetscijfers op de website van de school: het schoolbestuur geeft hiermee aan hoeveel waarde het toekent aan prestaties. De gretigheid waarmee scholieren deze resultaten volgen en uitwisselen maakt bovendien de algemeen gedeelde waarde van cijfers onder leerlingen duidelijk (Naafs 2012: 11).

Uit bovenstaande feiten zou men verwachten dat vanwege de voordelen van hoog presteren het nerdlabel in Indonesië niet of nauwelijks voorkomt, omdat mainstream jongeren de ‘nerd’ ambities delen. De experts die ik in Nederland heb kunnen raadplegen beamen dat ook. Gerben Nooteboom, zijn PhD student Shobib Mohamad en kennissen uit Yogyakarta zeggen helemaal geen nerdlabel te kennen in Indonesië. Toch zijn in de Indonesische steden ook teruggetrokken, sociaal onhandige, hoog presterende jongens en meisjes te vinden.

(16)

11

Onderzoeksvraag

In deze scriptie onderzoek ik het voorkomen van het label nerd en mogelijke verklaringen voor buitensluiting in vergelijking tot in de literatuur beschreven landen.

Met mijn onderzoek wil ik antwoord geven op de volgende hoofdvraag:

Hoe waarderen mainstream scholieren in Yogyakarta verlegen en intelligente peers?

Op basis van de bij het vooronderzoek verkregen informatie neem ik aan dat mainstream jongeren op Java slimme maar verlegen personen een veel hogere plaats in de groep toekennen. Betekent dat dan ook dat de waardering voor cool op Java een ander plaats toebedeeld krijgt? Of is de dichotomie nerd-cool een culturele aanname en slechts te begrijpen in de context van waarden die bestaan bij Europese en Amerikaanse jongeren?

De buitensluiting die in de literatuur genoemd wordt, lijkt cultureel bepaald. Mogelijke buitensluiting van ‘nerds’ zou op Java andere motivaties hebben. Een relevante vraag is dan:

Wat zouden de andere gronden van buitensluiting kunnen zijn?

Specifiek spreekt uit de besproken literatuur de kwetsbaarheid van leerlingen met een voorliefde voor wiskunde met betrekking tot het labelen. Een vraag die hieruit volgt is:

Hoe waarderen mainstream jongeren uit Yogyakarta speciale bètaprestaties die deel uitmaken voor het label nerd?

Daarnaast is het belangrijk voor dit onderzoek om uit te zoeken hoe leergierige, ietwat teruggetrokken studenten zelf hun positie ervaren.

(17)

12

Methodologie

Bij het beantwoorden van de onderzoeksvraag heb ik gebruik gemaakt van observaties, interviews, gestructureerde interviews en informele gesprekken. Voor dit onderzoek heb ik drie scholen bezocht. In deze scholen heb ik geobserveerd hoe hoog presterende scholieren socialiseren en hoe

leeftijdsgenoten tegen hen aankijken en beoordelen. Deze scholen waren SMA’s (Sekolah Menengah Atas) en zijn vergelijkbaar met Engelse Senior Highschools, het Nederlandse equivalent van de bovenbouw van de middelbare school. In Indonesië bestaat er een scheiding tussen de onderbouw en de bovenbouw. Het zijn twee aparte scholen. Het niveau van deze SMA’s is vergelijkbaar met het niveau havo-vwo in Nederland.

De eerste SMA die ik heb bezocht, de SMA Gama, is een particuliere school met veel leerlingen van andere eilanden dan Java. De ouders van de leerlingen die op deze school ingeschreven zijn, zitten in de hogere inkomensklasse en zijn veelal afkomstig van andere eilanden als Irian Jaya, Kalimantan, Oost-Timor en Flores. Vanwege de vakantie was er slechts beperkte gelegenheid om deze school te bezoeken. Ik heb klassenobservaties gedaan en een focusgroep kunnen interviewen, de decaan kunnen interviewen en een survey met open vragen in het Indonesisch gesteld. Het bezoek aan de SMA Gama vond plaats in de eerste week van mijn komst op Java en was een oriënterende

kennismaking. Het verslag hiervan volgt verderop in deze scriptie.

De tweede school die ik heb bezocht was de SMA 3, een ambitieuze staatsschool, die goed aangeschreven staat bij scholieren uit Yogyakarta en omstreken, omdat de nationale examens al decennia lang een hoog gemiddelde hebben. Dat maakt deze school erg populair, wat al tientallen jaren resulteert in een overschot van aanmeldingen in vergelijking tot het aantal plaatsen. De leerlingenpopulatie bestaat uit jongeren met bemiddelde middenklasse ouders, maar er staan ook leerlingen met beurzen ingeschreven.

De laatste school die ik bezocht heb, is een staatsschool die buiten de stad staat, de SMA Prambanan. Een doorsnee plattelandsschool met kinderen van boeren en middenklasse ouders. Bekend is dat sociologisch onderzoek een direct verband tussen inkomens van ouders en schoolprestaties van de leerlingen aantoont (Ras 2013: 26).

Uit gesprekken die ik heb gehad met de leraren van de talenschool Alam Bahasa en in terloopse gesprekken op de eerder bezochte scholen bleek dat de ondervraagden het idee hadden dat de sfeer op scholen van het platteland veel minder ambitieus was, wat zichtbaar werd door het feit dat de leraren vaak niet voor hun les kwamen opdagen. Die lagere ambitie zou goed kunnen contrasteren met de wens van slimme Indonesische equivalenten van nerds en het is denkbaar dat mogelijk uitsluiten hierdoor beter zichtbaar zou zijn.

(18)

13

De interviews met leerlingen, docenten en decanen waren in het begin van mijn onderzoek erg formeel door mijn gebrekkige kennis van het Indonesisch. Van tevoren stelde ik vragenlijsten op die ik in groepen liet invullen, af en toe kon ik interviews in gebrekkig Engels doen en soms had ik de mogelijkheid om een tolk te gebruiken. Erg veel afwijken van mijn vragen kon ik niet en spontaniteit was in deze situaties ver te zoeken. Voor doorvragen had ik onvoldoende talenkennis en zelfs met de hulp van een tolk was de tijd vaak niet beschikbaar.

Toen mijn woordenschat en daarmee mijn durf wat vorderde, kon ik wat informelere plaatsen en tijden hanteren, zoals in de wandelgangen op school en tijdens het eten in een warung waar ik toevallig mensen tegenkwam. Op de SMA Gama was een gestructureerd interview mogelijk bij drie klassen met een steekproef van negentig respondenten. Als resultaat had ik verwacht dat net als het beschreven onderzoek uit het westen, intellectueel ingestelde jongens weinig vrienden zouden hebben. Dat bleek helemaal niet het geval te zijn. Intellectueel ingestelde jongens en meisjes die goed waren in wiskunde hadden significant meer vrienden en werden als populair gezien door hun klasgenoten. De uitslag van deze methode resulteerde in het bijstellen van verwachtingen over de marginalisatie van slimme studenten en in het bijzonder de status van de bètavakken. Een eerste verschil in waardering kwam aan het licht bij de correlatie tussen jongens die goed presteerden en het aantal vrienden. Op de SMA Gama hadden goed presterende jongens erg veel vrienden in tegenstelling tot het westerse nerd-stereotype.

Methodologisch ethisch gezien kreeg ik een probleem met het verkrijgen van onderzoeksgegevens. Mijn begeleider in Yogyakarta, Made Kutanegara, raadde me aan om bij mijn introductie op een school vooral niet het woord onderzoek te laten vallen omdat de directie in dat geval toestemming zou moeten aanvragen bij het ministerie. Dat zou maanden in beslag kunnen nemen. Zijn voorstel was om mezelf voor te stellen als toevallig passerende leraar die op vakantie was en die graag een kijkje zou willen nemen op een Indonesische middelbare school. Zo zou het lange en onmogelijke wachten op een officiële toestemming voor onderzoek omzeild kunnen worden, maar daarnaast was er nóg een argument om via de informele manier een toegang tot de school te krijgen. De informele benadering zou de afstand tussen mij en de leraren verkleinen en eerlijker en directere respons opleveren. Ik stond bij deze opstelling voor een ethisch dilemma: beter onderzoeksmateriaal was te verkrijgen onder valse voorwendselen maar door een eerlijke opstelling zou ik een beperkt inzicht krijgen.

Het is een algemeen dilemma waar in de loop van de geschiedenis van het antropologisch onderzoek al veel woorden aan gewijd zijn. Informed consent, de te onderzoeken respondent mag slechts na begrijpelijke informatie instemmen met deelname aan een onderzoek, en deze voorwaarde is de

(19)

14

belangrijkste die sociaal wetenschappers deelden (Bell 2014: 513). De uit 1971 daterende

antropologische code stelt: ‘the aims of the investigation and of all professional activities should be communicated by the anthropologist to the informant, or those with whom they work‘ (AAA 1971: 1.b). Kritiekpunt op deze regel is dat de informatie van onderzoek een belemmering kan zijn voor natuurlijk gedrag van de onderzochte mensen (Fluehr-Lobban 1984: 5) en dit kritiekpunt verwoordde het conflict in mijn onderzoekssituatie. Dit was het argument om af te zien van de informed consent en te kiezen voor covert, verborgen onderzoek. Zo heb ik waar mogelijk was me niet kenbaar gemaakt als student-onderzoeker, maar als toevallig passerende leraar die op vakantie was.

Een andere afweging had betrekking op de leeftijdskeuze van mijn respondenten. Het onderzoek van Amerika en Duitsland laat zien dat het buitensluiten op grond van het label ‘nerd’ vooral bij de hoogste klassen van de basisschool en begin middelbare school voorkomt. Het betreft de leeftijdsgroep van dertien- tot veertienjarigen. Vanwege de terughoudendheid van kinderen van deze leeftijd om te praten over buitensluiting is gekozen om de methodes van interview en informele conversatie te doen met oudere leerlingen en studenten die al reflecterend beter onder woorden konden brengen, hoe ze tegen hun schooltijd in het verleden aankeken.

Bij de verwerking en de verslaglegging van de interviews heb ik vier typen nerds geïdentificeerd die opgebouwd zijn uit de gegevens die ik uit vijftien respondenten heb verkregen. De geschetste figuren zijn dus niet bestaand maar zouden wel kunnen bestaan. De manier van verslaglegging is eerder gebruikt door Pamela Nilan en heeft tot voordeel dat uit door observaties, interviews en informele gesprekken verkregen gegevens een geloofwaardig en representatief individu samengesteld kan worden. Nilan licht haar vertrouwen in deze methode toe door Rea te citeren: “when I merge or amalgate my observations of participants I find I have far richer data. I represent this in narrative form through a number of ‘characters’. This is not fiction because data comes from observations of real participants, not from researcher imagination” (Rea 2006 in Nilan 2009: 229). The success of this analytical technique rests on the readers faith in the ability of the author to choose appropriately from the mass of informant engagements that take place during fieldwork. I am confident that the issues, characteristics, situation and attitudes of the composite profiles capture significant

directions” (Nilan 2009: 229, 230).

Hoofdstukindeling

In het eerste hoofdstuk geef ik een algemeen beeld van de onderwijssituatie en -cultuur in Indonesië. Hier wordt beschreven wat de plaats is van het Indonesisch onderwijs gerelateerd aan internationale metingen. De structuur van het nationaal vormgegeven onderwijs leg ik vervolgens uit aan de hand

(20)

15

van het landelijke chronologische onderwijscurriculum voor een opgroeiend kind. Daarnaast is het voor dit onderzoek over de constructie van het label nerd belangrijk om de Javaanse kenmerken van schoolcultuur te benoemen, zoals de omgang tussen de leraar en de leerling, de positie van de leerling, de onderwijsmethoden en het schooluniform.

In het tweede hoofdstuk beschrijf ik de kutu buku, het Indonesische equivalent van de Amerikaanse nerd en de positie die hij of zij krijgt in de mainstream groep van scholieren. Bij deze beschrijving focus ik op de factoren die naar mijn mening van invloed zijn op het al dan niet buitensluiten van de Indonesische nerd.

In het laatste hoofdstuk beschrijf ik persoonlijke veranderingsprocessen van de Indonesische nerd aan de hand van interviews met zijn representanten.

(21)

16

‘Our parents teach us that we have to share what we have’

Hoofdstuk 1 Onderwijscultuur Indonesië

Algemene gegevens over het Indonesische onderwijssysteem

Het Indonesische schoolsysteem is groot en divers. Meer dan vijftig miljoen leerlingen en studenten gaan dagelijks naar 250 000 scholen waar 2,6 miljoen leraren hen onderwijzen. Wereldwijd neemt dit onderwijssysteem qua grootte de vierde plaats in na China, India en de Verenigde Staten (Worldbank 2014).

Het ministerie van Onderwijs (Kementerian Pendidikan Nasional) is verantwoordelijk voor het voortgezet en hoger onderwijs en opereert op verschillende niveaus: centraal, provinciaal, regionaal en op districtsniveau. Het ministerie van Binnenlandse Zaken is primair verantwoordelijk voor de organisatorische kanten van het lager onderwijs. Het ministerie van Religieuze Zaken draagt verantwoordelijkheid voor alle islamitische onderwijsinstellingen en het ministerie van Landbouw beheert de agrarische scholen op het niveau van de bovenbouw van het voortgezet onderwijs. De indeling van het basis - en voortgezet onderwijs ziet er als volgt uit. Het peuter- en

kleuteronderwijs duurt een tot drie jaar en is niet verplicht. Het hierop volgende basisschool

onderwijs (Sekolah Dasar) is wel verplicht, evenals de onderbouw van het voortgezet onderwijs. Het lager onderwijs duurt zes jaar, waarbij de officiële onderwijstaal het Bahasa Indonesia is. Gedurende de eerste drie jaar krijgen leerlingen ook les in regionale taal. Het voortgezet onderwijs begint met drie jaar onderbouw, waarna men een afsluitend getuigschrift, het Ijazah Sekolah Menengah Pertama (SMP), ontvangt. De bovenbouw valt buiten de leerplicht en kan gevolgd worden door leerlingen die voldoende financiële middelen hebben of door hen die op basis van resultaten een studiebeurs krijgen. Net zoals de onderbouw duurt deze drie jaar. Het laatste gedeelte van de middelbare school kent een algemeen vormende richting (Sekolah Menengah Atas, SMA) en een beroepsgerichte richting (Sekolah Menengah Kejuruan, SMK).

Vanaf het tweede jaar van de algemene richting (SMA) kunnen leerlingen kiezen tussen de profielen natuurwetenschappen, sociale wetenschappen en talen. De talenrichting komt slechts sporadisch voor: in Jogja alleen op de katholieke privéscholen Stella Deuce en De Britto.

Erg populair is de natuurwetenschappelijke richting de IPA (Ilmu Penge Alam), omdat deze richting toegang geeft tot alle faculteiten van de universiteit. Die keuzemogelijkheid is voor IPS (Ilmu Penge Sosial), het sociaalwetenschappelijke profiel, veel beperkter en deze richting is onder veel scholieren

(22)

17

en ouders daarom minder populair. Het statusverschil tussen de natuurwetenschappelijke richting en de sociaalwetenschappelijke richting is groot. Hier ga ik in het vervolg van deze scriptie dieper op in. Scholieren krijgen schoolexamen in een groter aantal vakken dan de vakken uit het gekozen profiel, zoals godsdienst en maatschappijleer waarbij de vorm van nationale opbouw en versteviging van de staat Indonesië wordt benadrukt. Scholieren in de bovenbouw hebben veel kritiek op de daardoor ontstane versnippering van het onderwijs. Het afsluitend getuigschrift van de bovenbouw

voortgezet onderwijs is het Ijazah Sekolah Menengah Atas (Ijazah SMA). Daarnaast doet een leerling nog een staatsexamen voor het gekozen profiel op grond waarvan het certificaat Surat Keterangan Hasil Ujian Nasional wordt verleend. Om dit te behalen is een gemiddelde score van 6.0 noodzakelijk (op een schaal van 1 tot 10) en een minimum score van ten minste 4.26 voor elk vak afzonderlijk. Het niveau van het Ijazah Sekolah Menengah Atas (SMA) is ongeveer vergelijkbaar met dat van de

Nederlandse havo-vwo en geeft toegang tot de universiteit (Nuffic 2013: 5).

De kwaliteit van het onderwijs in Indonesië is laag in vergelijking tot andere landen. Indonesië staat op een 63ste plaats op de ladder van gemiddelde wiskunderesultaten bij 64 deelnemende landen (Pisa 2012: 5). Hierbij moet ik aantekenen dat het hier gaat om een gemiddelde score van heel Indonesië, die laag uitvalt vanwege het gebrekkige onderwijs op de andere eilanden dan Java.

Individuele scholieren leveren uitzonderlijk hoge prestaties en Yogyakarta, als onderwijs stad op Java, maar ook de andere steden op Java, laten veel hogere onderwijsprestaties zien dan het gemiddelde van Indonesië (Daftar SMA Terbaik 2014).

De oorzaken van het lage niveau van onderwijs zijn corruptie van onderwijsmanagement, hoge absentie van leraren en verouderde lesmethodes. Klassikaal lesgeven vormt de basis van de

Indonesische schoolcultuur. Voor creativiteit, onafhankelijke meningsvorming en vrije expressie van de leerlingen bestaat er in het Indonesische klaslokaal weinig ruimte. Het leereffect is daardoor gering en slechts op de korte termijn gericht. In het klaslokaal maken leraren veelal gebruik van rote learning (rijtjes leren). Deze rijtjes overhoort hij of zij vervolgens klassikaal en inzichtvragen komen nauwelijks aan bod (Azra 2002, Bjork 2005, Buchori 2001 in Zulfikar 2009: 15).

De verbetering van de onderwijskwaliteit heeft grote prioriteit voor de regering en deze heeft in 2005 de volgende maatregelen genomen: een verbetering van de toegankelijkheid voor alle

leerplichtige kinderen, een toename van kwaliteit van het onderwijs en een beter bestuur. De eerste maatregel die tot doel had de toename van de toegankelijkheid van het primaire en secundaire onderwijs te bevorderen is geslaagd. 92% van alle leerplichtige kinderen van het basisonderwijs gaat inmiddels naar school. In de onderbouw van de middelbare school (tot zover reikt de leerplicht) volgt 76% van de kinderen onderwijs zoals dat bedoeld is (Worldbank 2012: website). Hoewel de

(23)

18

regering faciliteiten heeft gecreëerd en een onderwijsplicht heeft ingevoerd voor negen jaren onderwijs (zes jaren basisonderwijs en drie jaren middelbaar onderwijs) is de realiteit dat nog niet alle jongeren die leerplichtig zijn naar school gaan.

Nog steeds staat het Indonesische onderwijs op een laag peil, maar door de sterke wil van de regering om veranderingen door te voeren en vanwege de continuïteit van dit innovatieve beleid worden door de OECD (Organisation for Economic Cooperation and Development), verbeteringen opgemerkt zowel op school- als op klassenniveau. Op schoolniveau ziet men de innovatie in het oprichten van professionele leergemeenschappen waar leraren samenwerken, kennis uitwisselen en hun didactische kwaliteiten evalueren. Direct gemeten didactische veranderingen zijn het relateren van de lesstof aan het dagelijks leven, het stimuleren van individueel redeneren en

probleemoplossend handelen van leerlingen door zelfstandig uit te voeren experimenten bij natuur- en scheikunde. Verder wordt er met het meten van de innovatieve ontwikkeling genoemd het zelf kiezen van literatuur door leerlingen, het kunnen reageren van leraren op individuele behoeften van scholieren en het kunnen geven van individuele instructie. In verband met het toetsen van scholieren is het invoeren van portfolio’s en het regelmatig afnemen van gestandaardiseerde testen een

innovatie op scholen waar dat nog niet eerder is gebeurd. Differentiatie in de klas kan verbeterd worden door het gebruik van ICT in de les en het aanbod van remedial en verdiepingsonderwijs. De toename van de gemiddelden van deze determinanten gemeten in 2011 in vergelijking met de toestand van 2001 en uitgedrukt in procenten is weergegeven in de onderstaande grafiek.

Het onderzoek wijst uit dat de realisatie van het beleid op het gebied van onderwijs slaagt en zichtbaar wordt uit de ranglijst van meest innovatieve landen: op het gebied van onderwijsinnovatie staat Indonesië op de tweede plaats.

(24)

19

Deze maatregel maakt deel uit van een pakket van maatregelen dat de regering heeft genomen en waarbij de uitgaven voor onderwijs tot 3,6% van de totale begroting (in Nederland is 6% BNP) gestegen zijn. Met deze financiële middelen konden de salarissen van leraren verhoogd worden en konden onbevoegde leraren gestimuleerd worden een studie af te ronden (Worldbank 2014).

Akselerasi klas

Eén van de innovaties die op scholen op Java is ingevoerd is het creëren een afgescheiden klas voor hoogpresterende scholieren. Op een aantal SMA’s ( bovenbouw middelbare school) in Indonesië krijgen slimme en ijverige scholieren een speciale plaats. Wanneer scholieren de testen van de SMK (junior high school) goed hebben doorstaan, kunnen ze proberen een plaatsje te bemachtigen in een kelas akselerasi (versnellingsklas). Dat doen ze in groten getale. Het aantal aanvragen is veel groter dan de scholen kunnen honoreren. De scholieren hebben er veel voor over om dit type onderwijs te volgen, wat blijkt uit het feit dat veel van de scholieren soms op anderhalf uur reistijd van de school wonen, terwijl er ook scholen bij hen in de buurt staan.

De versnellingsklas biedt de mogelijkheid om de bovenbouw van de middelbare school in twee in plaats van in drie jaar te doen. Mogelijke kandidaten worden op hun motivatie en hun capaciteiten getest voor ze aan dit type onderwijs kunnen beginnen. De deelnemers hebben een zwaar

programma en moeten naast het tempo waarmee de lessen gegeven worden ook thuis veel

studeren. ‘De oprichting en ontwikkeling van de akselerasi klas is een innovatie die ruimte geeft voor slimme leerlingen. Het is een richting die meer recht doet aan het individueel talent. Het isoleert de slimme leerlingen van de minder slimme en biedt hiermee een bescherming wanneer er een scheiding tussen intellectuele talenten plaatsvindt’, aldus pak Untung, coördinator van de kelas akselerasi SMAN 3.

IPA en IPS

In tegenstelling tot de eerder genoemde onderwaardering van de bètavakken door mainstream scholieren in het westerse onderwijs – het label nerd zou vooral toegekend worden aan jongens die goed in wiskunde en natuurkunde zouden zijn (Rommes 2010: 21 en Kendall 2008: 363) – bestaat in Yogyakarta juist een hype om geplaatst te worden voor de IPA (Ilmu Pengetahuan Alam) zoals het daar genoemd wordt.

Op de middelbare scholen in Indonesië kent het natuur-profiel IPA van de SMA een extreem hoge status in verhouding tot het sociaal-culturele profiel IPS. Het IPA (Ilmu Pengetahuan Alam) is de

(25)

20

stroming of het profiel van de bovenbouw van de middelbare school waar hoofdzakelijk bètavakken, wiskunde, natuurkunde, scheikunde en biologie gegeven worden. Het IPS (Ilmu Pengetahuan Sosial) is de stroming van de bovenbouw van de middelbare school waar hoofdzakelijk economie en

zaakvakken gegeven worden. Veel ouders leven in de veronderstelling dat een SMA-diploma met het natuurprofiel IPA garantie biedt voor een zorgeloze toekomst. Ze zijn dan ook teleurgesteld wanneer kinderen door onvoldoende resultaten niet worden toegelaten voor het IPA-profiel. Het

buitenproportioneel grote verschil in waardering van de twee profielen maakt dat de waardering voor school en de schoolactiviteiten toeneemt. Waar in Nederland de waardering van de

verschillende profielen nagenoeg gelijk is, zorgt de classificatie binnen het Indonesische systeem voor extra aandacht voor het schoolinstituut.

Overwaardering IPA

De druk die hedendaagse ouders op hun kinderen leggen heeft veelal te maken met de buitensporig grote waardering voor het IPA door scholieren, hun ouders en de leraren op de verschillende middelbare scholen. Er bestaat grote angst bij ouders dat hun kind geplaatst zal worden op het IPS. Op de SMA ‘s, die vergelijkbaar zijn met de bovenbouw van de Nederlandse middelbare school en in de Verenigde Staten ook wel de senior highschools genoemd worden, krijgen de nieuwe leerlingen een test waarbij de resultaten bepalend zijn voor een IPA- of IPS-vervolg, wat te omschrijven is met de equivalente begrippen bètastroming of gammastroming. In het schoolsysteem bestaat nog een derde variant, de alfastroming Bahasa, maar deze mogelijkheid wordt slechts op twee plaatsen in Yogyakarta aangeboden. De overwaardering van het IPA en de angst van ouders voor plaatsing van hun kind op de IPS blijkt uit verslagen van decanen van SMAS Tiga Maret Gama en SMAN 3. Zij vertellen over hun moeizame gesprekken met verongelijkte ouders wier kind geplaatst is op het IPS. Een plaats op de IPS is voor veel ouders moeilijk om te accepteren.

Daarnaast vertellen scholieren over manipulatie van decanen om leerlingen toch vooral een IPA-profiel te laten volgen. Een IPA-diploma geeft toegang tot alle faculteiten van de universiteit en een IPS diploma geeft toegang tot slechts enkele. Veel studenten hebben spijt van de keuze die ze hebben gemaakt vanuit de wens om hun ouders niet teleur te stellen. Doordat decanen en ouders een onvolledig beeld hebben van de mogelijkheden van het IPS-profiel, houden ze de bestaande irreële profielkeuze in stand. Made Kutanegara, mijn begeleider van de Universitas Gadja Madah bevestigt deze constatering.

Waar in de Verenigde Staten en in Europa scholieren met een bèta-aanleg een grotere kans lopen voor nerd te worden uitgemaakt, is in Yogyakarta het een voorrecht om talent te hebben voor

(26)

21

natuur- en wiskunde. Scholieren die goed zijn in de bètavakken zijn niet alleen vanwege de status van deze vakken populair, maar zoals eerder genoemd, ook vanwege hun plicht schoolkennis uit te leggen aan medescholieren.

Dat de status van een school en schoolse waarden door deze classificatie omhoog gaat, is te

verduidelijken met de theorie van Mary Douglas. Zij legt in Purity and Danger (1966) uit dat de status van voedsel vergroot wordt door joodse voedingsvoorschriften. Wanneer het voedsel ingedeeld kan worden in koosjer of niet koosjer, zuiver of onzuiver, krijgt het idee voedsel een extra waarde en vinden de betrokkenen die oordelen over deze indeling, voedsel, extra belangrijk. Douglas

extrapoleert haar conclusie naar de stelling dat individuen die niet in te delen zijn, niet opgemerkt worden. Ze bestaan niet voor de mainstream-populatie die in eenzelfde classificatiekader denkt. Zij omschrijft deze blinde vlek voor niet in te delen personen als volgt:

First, consider persons in a marginal state. These are people somehow left out in the patterning of society. They may be doing nothing wrong, but their status is indefinable (Douglas 1966: 96). Ze stelt hiermee vast dat mensen van welke etnische groepering en welke cultuur dan ook een universele voorkeur hebben voor kennen en benoemen. Verschijnselen zijn belangrijk wanneer ze kunnen worden geduid of ingedeeld kunnen worden. Voorvallen die liminaliteit of gevaar opleveren perken mensen in. Ter verduidelijking van dit ‘classificatie, waar erkenning uit voorkomt’

mechanisme zou ik het voetbal willen aanhalen. In Nederland is het voetbal voor mannen bijvoorbeeld sterk geclassificeerd, tot in details bestaan er analyses over het spel en de strategie terwijl dat bij het voetbal voor vrouwen nog maar nauwelijks voorkomt. Door deze beperkte classificatie neemt het vrouwenvoetbal een marginale positie in.

Met deze verwijzing zou ik een parallel willen laten zien tussen enerzijds de door Douglas

aangehaalde gemarginaliseerde persoon die omwille van zijn ongedefinieerde classificatie niet gezien wordt en anderzijds de zwakkere statusscheiding van het Nederlandse systeem in de bovenbouw van de middelbare school tussen exact en sociaal profiel. Juist door het grote statusverschil tussen het Indonesische IPA en IPS krijgt school als leerinstituut meer betekenis bij jongeren. De betekenis van prestatiegerichte activiteiten wordt groter doordat er een sterk status-verschil tussen IPA en IPS bestaat. Een mogelijk Indonesisch equivalent van westerse concept ‘cool’ wordt door deze scheiding naar de achtergrond geplaatst.

Deze verschijnselen onttrekken de eventuele nerds aan het aandachtsveld: het is voor elke scholier meer dan legitiem om schoolse activiteiten, hard studeren en talent uit te dragen, omdat het merendeel van de scholieren zijn focus gevestigd heeft op een felbegeerde plaats op de IPA.

(27)

22

Tot zover heb ik de formele structuur van onderwijs geschetst, de veranderingen die onder druk van de regering plaatsvinden en de plaats die het onderwijs van Indonesië op basis van statistieken inneemt. Dit is de basis van waaruit het onderwijs is ontwikkeld en vormgegeven. Deze schets laat echter niet zien wat voor betekenis onderwijs voor scholieren heeft en hoe scholieren onderwijs en het verschijnsel ‘school’ in al zijn hoedanigheden beleven. Wat zijn karakteristieke culturele

verschillen met onderwijs waarmee een Nederlander als ik ben opgegroeid en die relevant zijn voor het mogelijk buitensluiten van scholieren die gelabeld worden met (een equivalent) van het

Amerikaanse nerd? Wat is de status van school en schoolresultaten? Antwoorden op die vragen volgen in de paragraaf hierna.

Onderwijscultuur

Om meer te weten over de plaats die onderwijs in de beleving van jongeren inneemt, is het

onderzoek van Nilan interessant. Onderzoek van enige jaren geleden maar dat nog steeds actueel is (Nilan 2011) wijst uit dat Indonesische jongeren onderwijs hoog waarderen. De succesvolle afronding van een studie is voor velen een voorwaarde voor een vooruitzicht op een goed betaalde baan en een eigen huis. Maar dat is niet de enige reden. Educatie in het algemeen heeft ook een symbolische betekenis voor Indonesiërs. Gedurende de koloniale periode bood educatie de mogelijkheid om op gelijke voet te komen staan met de Hollandse kolonisten. Na de onafhankelijkheid beschouwde de eerste regering onder leiding van president Sukarno het onderwijs de basis voor het opbouwen van de nieuwe Indonesische natie. Ook vandaag de dag wordt een goed onderlegde persoon

gewaardeerd om zijn veronderstelde wijsheid en kennis. Veel Indonesiërs zijn overtuigd van het feit dat educatie het middel is tegen de alomtegenwoordige aanwezigheid van corruptie in hun land. Met andere woorden, Indonesiërs beschouwen onderwijs als intrinsiek “waardevol”. Onderwijs wordt niet slechts begrepen als cultureel en economisch kapitaal van de gerespecteerde en producerende burger, maar vertegenwoordigt ook een middel van ethische beoefening, orde, harmonie en

consensus door het verkrijgen van kennis en wijsheid (Nilan e.a. 2011: 714). Daardoor respecteren familie en buren de scholier die goed kan leren. Bij goede leerprestaties is het dan minder belangrijk dat hij of zij onhandig is in de omgang.

De middelbare scholen van Indonesië zijn expliciet over de resultaten van hun leerlingen: op hun websites zijn de actuele resultaten te zien die resulteren in een hiërarchische orde van prestaties. Hier is de kennisgeving van prestaties geen privéaangelegenheid: zowel klasgenoten als

schoolgenoten zijn direct van de behaalde resultaten op de hoogte. Niet alleen bestaat er een openheid op schoolniveau, maar door publicatie op de website is het mogelijk om van elke

(28)

23

internetaansluiting ter wereld de individuele toetsresultaten en ranglijsten te zien. De zichtbaarheid van de schoolresultaten is voor bestuurders belangrijker dan de privacy van de afzonderlijke leerling. Later in dit onderzoek volgt een reactie van een scholier die terugkijkt op deze publicatie van

schoolresultaten. De overheid beloont de uiteindelijke hoogste prestaties in de vorm van een beurs en een vrije keuze voor de beste universiteiten van Java. Met deze beloning voor studieresultaat stimuleert de regering scholieren om hoog te presteren.

Frontstage, hiërarchie en groepsgevoel

De algehele waardering voor onderwijs wordt vormgegeven en wellicht ook wel opgelegd door uiterlijke kenmerken van een Indonesische school die militair bepaald zijn. Om een sfeerbeschrijving hiervan te geven, volgt een citaat uit mijn dagboek.

Na een uur gefietst te hebben door de desa kwam ik om tien voor zeven ’s ochtends aan op de SMAN Prambanan en werd opgevangen door een conciërge, die me doorverwees naar een man in een kaki uniform, die op het plein bladeren aanharkte. Deze man hoorde me welwillend aan en bracht me naar een wachtkamertje waar ik op een houten bank mocht gaan zitten. Zelf liep hij verder naar het aangelegen kantoor van de kepala sekolah (hoofd van de school). Even later kwam de kepala zijn kantoor uit en nam mijn aanbevelingsbrieven in ontvangst, toonde interesse in mijn onderzoek en nodigde me uit om de officiële

weekopening van de school mee te maken. Ik vroeg of ik foto’s mocht maken. Natuurlijk kon dat, geen bezwaar. Alle leerlingen, geheel in het wit, werden per klas keurig in strakke rijen

(29)

24

opgesteld op de binnenplaats van de school door een soort sergeant. Ondertussen kwamen de docenten aan die op een vaste plaats bij de docentenkamer stonden, de mannen in kaki, gescheiden van de vrouwen in blauw, zodat er verscheidene gesloten blokken van docenten en leerlingen ontstonden rondom een lege ruimte met in het midden een spreekgestoelte en microfoon. De kepala gebaarde naar het midden, naar de plek waar ik in zijn ogen de beste foto’s zou kunnen maken. Dat heb ik toen met tegenzin gedaan, want ik voelde me erg ongemakkelijk, de enige blanke mens en dan ook nog zonder uniform die zo in het centrum zou gaan staan om als een toerist foto’s te gaan maken… Het beschaamde me, maar ik had er om gevraagd. Na een aantal foto’s pro forma genomen te hebben spoedde ik me weer tussen de groepen. Nu kwam een meisje met hoofddoek naar voren gemarcheerd, de benen hoog opgooiend, saluerend voor het docentencorps en vervolgens ging ze met haar gezicht richting vlaggenstok en met haar rug voor de leerlingengroep staan. Wat nonchalant liep de kepala achter een marcherende jongen aan om op het spreekgestoelte zijn wekelijkse speech te houden. Het ging over de toepassing van de Pancasila1 en het respect dat de leerlingen

van verschillende overtuigingen voor elkaar moesten opbrengen.

De geheel witte uniformen van de leerlingen tegenover het kaki uniform van de kepala en de andere mannelijke leraren representeerden het onderscheid tussen leraren en leerlingen. De donkerblauwe rokken van de leraressen en de witte rokken van de meisjes verbeeldden een stereotype gender dichotomie. Speciaal voor de wekelijkse openingsceremonie op maandag waren de uniformen geheel in het wit. Voor andere dagen was het voorschrift, witte blouse boven en blauwe rok voor de

meisjes, blauwe broek voor de jongens. Op donderdag en vrijdag was de schooldracht volgens het regionale voorschrift van Yogyakarta en Solo batik kleding.

1 De filosofische grondslag van de Indonesische staat, opgesteld door president Sukarno in 1945. Het begrip vindt zijn oorsprong in

Boeddhistische ethiek en beslaat vijf pijlers van een juiste moraal, te weten: het geloof in één God, een rechtvaardige en beschaafde menselijkheid, de eenheid van het Indonesische volk vóór ras, geloof of afkomst, de democratische besluitvorming en een eerlijke verdeling van goederen voor alle Indonesiërs.

(30)

25

Deze voorgeschreven kleding heeft invloed op het groepsgevoel bij scholieren. Daarbij is het

belangrijk te weten dat in- en uitsluitingsprocessen voor een deel te wijten zijn aan kleding keuze. In de loop van de geschiedenis hebben vele denkers zich gebogen over het bestaan en gebruik van een uniform. Het uniform duidt de identificatie met een groep aan, stellen Joseph en Alex. Door de identificatie met een groep, neemt het uniform de kenmerken van een totem aan en belichaamt zo de attributen van een groep. Het persoonlijk belang, of de betrokkenheid met een politieke partij, sociale klasse of een andere groep worden door het dragen van een uniform gereduceerd en het individu wordt een vertegenwoordiger van een groep die de doelstellingen van die groep uitdraagt en daar ook initiatief voor toont (Joseph en Alex 1972: 720).

Mensen gedragen zich anders als ze een uniform dragen. Een theorie die de betekenis van het

uniformgebruik voor een subject duidelijk maakt en de nadruk legt op agency1, is de

frontstage-backstage theorie van de socioloog Goffman (1956: 20). Om de interactie van het dagelijks leven te beschrijven maakt hij gebruik van het theater als metafoor. Zo benoemt hij de frontstage als bühne van het theater waar acteurs zelfbewust vastomlijnde rollen spelen. In het dagelijks leven is de frontstage de werk-, of hier de schoolsituatie, waar men analoog aan de theatersituatie, rollen speelt. Binnen die rollen is bepaald gedrag afgedwongen en toelaatbaar en ander gedrag juist ongewenst. Dat ongewenste gedrag is in de privésfeer wel geoorloofd. Goffman noemt dit de backstage: het gedrag wat acteurs kunnen vertonen wanneer ze niet in de schijnwerpers staan. Het dragen van het uniform versterkt voor de leerlingen van de SMA een verwachtingspatroon: bij

het dragen van dit uniform hoort een formeel gedrag.Inconsistentie en contradictie tussen

appearance en gedrag zal in de theatersituatie verwarring en ongenoegen bij het publiek

teweegbrengen. Een goede acteur streeft ernaar deze verwarring uit te sluiten. Zowel op de bühne als in formele situaties op de werkvloer bestaan impliciet voorgeschreven afspraken die bij een status of een positie horen. Het dragen van het uniform versterkt de positie of status van een subject en verplicht de drager tot consistent gedrag (Goffman 1956: 29).

In de schoolsituatie dwingen zowel de staf als de medescholieren een frontstage af die hoge eisen stelt aan gedrag, houding en taalgebruik. Hoe sterker de situatie een verschil tussen front en backstage afdwingt, des te sterker het gedrag afsteekt dat niet past bij de appearance. Het dragen

van uniformen verbeeldt de hiërarchie en het militaristische vertoon voorkomt buitensluiting van

leerlingen door het afdwingen van consistent schoolgedrag. Daarnaast voorkomt het uniform de mogelijkheid om ‘coole’ modieuze appearance uit te dragen. ‘Nerds’ met hun desinteresse voor

(31)

26

mode vallen natuurlijk niet op in een uniforme omgeving. Hun gedrag van welopgevoede belezen jongeren, ondersteunt de appearance.

Volgens Pujo Semedi (2014) is het schooluniform geïnspireerd op de Indonesische scoutinggroep Pramuka. Deze groep heeft geen sterk nationalistische ideeën maar stelt zichzelf ten doel de jonge scouts teamwork bij te brengen. De scouts kunnen competenties verwerven door samen te werken en leiderschap te oefenen. Over het algemeen waardeert de Indonesische bevolking de Pramuka-scouts vanwege hun morele uitstraling. Semedi stelt dat de Pramuka-scouts vindingrijke, gedisciplineerde, vakkundige, belezen en goed opgevoede jongeren zijn, gewaardeerd door hun ouders. Dat zijn eigenschappen die overeenkomen met die van ‘nerds’. De uniformen op school verbeelden deze kwaliteiten.

Een duidelijke bestaande hiërarchie draagt bij aan een gevoel van veiligheid en maakt dat de deelnemers van de leerlingengroep niet hoeven te onderhandelen over de rangorde van de verschillende deelnemers. Het in de houding staan, het buigen voor de vlag die staat voor de natie Indonesië en het gemeenschappelijk uniform zijn rituelen die bijdragen aan solidariteit en integratie van alle deelnemers en bevordert sociale cohesie binnen de schoolgroep.

Mary Douglas reikt een instrument aan om deze analyse beter te begrijpen. Om onderscheid te maken tussen verschillende groepsculturen maakt ze een indeling in twee dimensies, de grid en de group. De griddimensie laat de sterkte van gemeenschappelijkheid van waarden en kennisvelden binnen een groep zien. De groupdimensie geeft de sterkte van de sociale druk aan, die de sociale cohesie van de groep bepaalt. Het dragen van uniformen, het in de houding staan voor het hijsen van de vlag en de militaire orde die van het openingsritueel van de maandagochtend uitgaat, zijn

externe, structurele factoren die het individuele bewustzijn onderdrukken ten behoeve van een groepsgevoel (Douglas 1970).

(32)

27

Op de schaal van Douglas is het groepsaspect sterk vertegenwoordigd. Daarnaast komt de grid ook duidelijk naar voren in de gedeelde classificaties. Zowel een gedeelde waardering voor schoolse kennisoverdracht, een gedeelde waardering voor familie (met de ouders als leidende figuren) en een sterk religieus besef (expliciet uitgedragen en met vaste regelmaat beoefend) maken dat ook de grid sterk scoort. Wanneer de grid en de group voorgesteld worden als een assenstelsel dan zou de groepscultuur van deze Javaanse scholieren rechtsboven geplaatst kunnen worden vanwege de hiërarchische structuur. Nerds zouden in deze grafiek linksonder ingedeeld worden vanwege hun rationele en onafhankelijke waardensysteem en sterke hang naar individualisme. Mainstream cool zou individuele classificaties toegekend kunnen worden, vanwege hun keuzes in eigentijdse kleding, modieus taalgebruik en muziek, maar de groepdruk om deze keuze te maken evenals de groepsdruk om goede sportprestaties na te streven maakt dat de groepplaats in de grafiek rechts is.

Cium tangan pipi

Een ander goed voorbeeld waaruit de bovenstaande theorie blijkt, omdat het zowel de gedeelde classificaties (grid) als de groepsdruk versterkt, is het begroeten van de leraar. Deze rituele

begroeting is een sterke prikkel om hiërarchie zichtbaar te maken en te bekrachtigen, cium tangan pipi, de hand-wang-kus.

Een scholiere, zestien jaar oud, had een gesprek gehad met haar leraar. Ze ging een beetje door haar knieën en pakte de rechterhand van de leraar. De man was kleiner dan zij, maar door haar buigen leek hij wat groter. Vervolgens bracht zij zijn hand naar haar wang, raakte deze aan en liet hem vervolgens gaan. Het gebaar was een expliciet maken van respect voor

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Als we (meer dan) een slimme stad willen worden, kunnen we niet achterblijven om de grote waarde van de vele beschikbare data en informatie maximaal te benutten om de

Thuis kunnen de beeldende producten wat slordiger zijn en hoeft het niet allemaal te kloppen, op school is het ‘technischer’, ‘netter’ en ‘maak je meer affe dingen’: ‘Op

Ongeveer 80% van de scholieren spaart voor later, om geld achter de hand te hebben of omdat het verstandig is...

ADG Eu- rope heeft het theater van de Campus als thuisbasis gekozen voor een jaarlijks of tweejaarlijks terugkerend theaterfestival bestemd voor de eigen leerlingen van de Campus

Je moet proberen positiever naar jezelf te kijken: niet denken dat mensen op straat je uitlachen, niet denken dat anderen je dom vinden, niet denken dat je

Onze voornaamste conclusies waren – de lezer zij verwezen naar de Kroniek voor alle details – (1) dat de Hoge Raad nu voor het eerst echt expliciet tendeert naar een

In het artikel van Liesbet van Zoonen staat de vraag centraal hoe publieke conflicten over de slimme stad een plek kunnen krijgen in de ontwikkeling van die stad, waardoor

Anderzijds, en aldus, wordt het publieke belang verschraald doordat publieke waar- den slechts als proces- of randvoorwaarden in het ontwerp van de technologie worden gezien, en