• No results found

Mainstream jongeren in Jogja kennen een grote waarde toe aan intelligente, maar verlegen peers.

Stille, niet-sociale slimme jongeren uit de middenklasse gaan naar school en proberen zich een weg te banen tussen andere mainstream scholieren, die zich veel meer bezig houden met mode op het gebied van kleding, muziek en taal. In Indonesië worden ze kutu buku (boekenwormen), culun ( een stempel voor vooral slimme, introverte meisjes) en kuper (afgeleid van kurang pergaul, minder sociaal) genoemd, wanneer deze scholieren zich isoleren en zich richten op schoolresultaten. In Amerika en Europa noemen mainstream scholieren de op schoolprestatie gerichte klasgenoten ‘nerds’. De interesse voor school, het halen van goede prestaties en de desinteresse voor populair taalgebruik en mode is een overeenkomst tussen beide groepen die een label toebedeeld krijgen. Maar er is een belangrijk verschil tussen het label ‘nerd’, zoals dat in de literatuur gebruikt wordt en het label ‘kutu buku/culun’ wat voorkomt in Jogja. Amerikaanse en Duitse nerds worden

buitengesloten, omdat ze in de ogen van hun peers niet ‘cool’ zijn. Kutu buku/culun worden vreemd gevonden omdat ze klasgenoten niet willen helpen bij huiswerkopdrachten. Schoolresultaten kennen een grote status bij Indonesische scholieren.

Bij westerse mainstream scholieren is deze motivatie om buiten te sluiten volkomen irrelevant. Mainstream scholieren op Amerikaanse scholen waar buitensluiting veel voorkomt, willen helemaal niet geholpen worden met huiswerkproblemen: de jongeren subcultuur kent voornamelijk waarde toe aan een eigen taal, kledingvoorschriften, muziek- en filmvoorkeur. Deze waarde staat juist los van schoolresultaten.

Het begrip ‘anak gaul’ kent ook waarde toe aan populair taalgebruik en modieus entertainment maar verschilt van het begrip ‘cool’, omdat de Javaanse cultuur bravoure, hard zijn en seksuele uitdaging afwijst. Verlegenheid is niet ‘cool’ op Amerikaanse en Europese scholen maar is op Java een sociale expressie, omdat het respect voor conventies uitdrukt. Door deze verzachte vorm van mainstream ‘gaul’ is de tegenstelling met de Javaanse kutu buku veel kleiner, omdat ook mainstream jongeren verlegenheid laten zien. De setting waarin de kutu buku beweegt, is daardoor milder zodat hij of zij minder opvalt.

Een ander verschil van de setting is dat Javaanse peers een zelf corrigerend mechanisme regelen om groepscohesie te behouden. Individualisme wordt immers niet getolereerd. Kinderen met een kutu buku-label gaan, aangemoedigd door peers naar theatertraining, krijgen een functie in een sociale

56

organisatie of gaan pencak silat doen, waar hun mainstream leeftijdsgenoten ook aan deelnemen. Dit is in tegenstelling met het nerd label waarbij het corrigerend mechanisme door volwassenen professionals is opgezet. Het nerd-label heeft in de westerse cultuur een afwijkende en medische connotatie en de remedie wordt in therapie en sociale vaardigheidstraining gezocht. Daarbij wordt verantwoordelijkheid aan de jeugdgroep onttrokken.

Daarnaast is de setting voor kutu buku om opgenomen te worden in de mainstreamgroep gunstiger wanneer het gaat om een bèta interesse. Het toegelaten worden op en het voltooien van de bèta- richting van de bovenbouw kent een hoge status bij scholieren in Yogyakarta, waardoor bèta enthousiaste scholieren minder gemarginaliseerd worden dan de ‘nerds’ beschreven in de literatuur over westerse scholieren.

Verder is de jeugdsubcultuur in Yogyakarta niet sterk zichtbaar: het schooluniform voorkomt een vrije kledingexpressie en religieuze stromingen dragen bij aan vroom gedrag. Omdat de noodzaak van het leveren van goede schoolprestaties groot is, krijgen de slimme leerlingen veel aanzien van medeleerlingen. Bovendien zetten ouders druk op hun kinderen om de beste resultaten te behalen en schenkt de staat studiebeurzen en plaatsen op de betere universiteiten voor degenen die goed presteren. Al met al is het klimaat om te presteren gunstig en is de waardering voor school en kennisoverdracht onder alle subculturen groot. Lastig is het voor hen die sociaal niet vaardig zijn, omdat de Javaanse cultuur een nadruk legt op helpen en klaarstaan van anderen. Ondervraagde jongeren geven aan dat deze hulp religieus gemotiveerd is. Scholieren die door hun verlegenheid niet aan deze culturele eis kunnen voldoen worden afgewezen omdat ze egoïstisch gevonden worden. Niemand mag kennis voor zichzelf houden.

Sociaal zijn en sociaal doen is bij jongeren uit Yogyakarta een gerespecteerde eigenschap. Een oud spreekwoord, makan tidak makan: asal kumpul, geeft het gewaardeerde samenzijn van de familie boven het al dan niet kunnen eten weer. De betekenis van het spreekwoord is: eten of geen eten, als we maar bij elkaar zijn. Veel respondenten geven aan dat het sociaal-zijn en de wederzijdse hulp in de hoofdstad Jakarta verloren is gegaan en plaats heeft gemaakt voor een meer individueel gerichte handelswijze. Inwoners uit Jogja keuren dit individuele gedrag van inwoners uit Jakarta af en maken het belachelijk met de spreuk: loe loe, gue gue.

Het wil zeggen: jij jij, ik ik, waarmee gewezen wordt op de sterke scheiding tussen individuen. In Jogja zeggen de inwoners die zichzelf als meer oorspronkelijk Javaans zien, het wij-gevoel of de groep te benaderen, omdat ze afstand tussen individuen als hinderlijk ervaren. Hieruit volgt dat de inwoners uit Jogja een hiërarchie kennen in de mate van waardering voor sociaal-denken en de afwijzing van individueel denken en handelen. Deze focus op groepsdenken heeft gevolgen voor de leercultuur:

57

leerlingen met talent krijgen veel vrienden omdat van hen verwacht kan worden dat ze kennis delen. Wanneer ze dat niet doen, dan zijn ze vreemd (aneh) en kunnen buitengesloten worden.

Kortom, door de culturele hang naar groepscohesie en de daaruit voortvloeiende helpdruk op intelligente jongeren om kennis te delen, is de nerd-cool dichotomie niet te vergelijken met de kutu buku-gaul dichotomie. Het buitensluiten van scholieren door het toekennen van het label ‘nerd’ is geen universeel verschijnsel, maar cultureel bepaald.

Nawoord

Reflecterend op mijn onderzoek constateer ik dat mijn informele conversaties, interviews en observaties weinig heb kunnen verifiëren. De tijd was beperkt en daardoor heb ik slechts geringe mogelijkheid gehad om hypotheses vanuit verschillende methodes te testen of falsificeren. Triangulatie zich heeft beperkt tot observatie en literatuurgegevens en slechts weinig observaties heb ik bij scholieren thuis kunnen doen. Verder onderzoek zou ik graag willen doen op meer uiteenlopende scholen. De eerste twee onderzochte scholen waren upper middle class scholen, kinderen van medisch specialisten, rechtsdeskundigen en stadsbestuurders, wat een eenzijdig beeld geeft over mogelijke buitensluiting van slimme maar sociaal onhandige scholieren. De dorpsschool in Prambanan was minder elitair, maar toch was er van een buitensluiting van nerds, zoals die bekend staat bij westerse scholen, nauwelijks sprake. Het is heel goed mogelijk dat andere minder

gerenommeerde scholen een veel sterker buitensluitingspatroon laten zien.

Daarnaast heeft het schooluniformgebruik me geïntrigeerd. Wat doet dat met kinderen? Het lijkt me niet zo eenduidig. Voorstanders noemen het wegnemen van sociale klassenverschillen door het niet kunnen zien wie van de leerlingen merkkleding draagt. Uit de trots die veel respondenten uitspreken blijkt een positieve houding ten opzichte van het uniform, maar het versterkt beleefde frontstage gedrag blijkt slechts uit wat losse opmerkingen.

Aan mijn persoonlijke familiegeschiedenis heb ik weinig aandacht besteed tijdens mijn veldwerk. Soms was ik me wel bewust van het feit dat mijn moeder haar jeugd op Java had doorgebracht, maar dat was tijdens kleine gebeurtenissen. Bepaalde gerechten die me aan haar moesten denken en sommige woorden die me aan haar herinnerden. Maar het grootste deel van de tijd heb ik me met het onderzoek beziggehouden, wat genoeg van mijn aandacht vroeg en wat prettig was om me mee bezig te houden.

58

Dankwoord

Heel veel dank ben ik verschuldigd aan Gerben Nooteboom, die met geduld naar mijn plannen wilde luisteren en suggesties deed waar zoveel ervaring en deskundigheid uit sprak. Ik heb het op prijs gesteld dat hij mij in contact kon brengen met zijn collega’s en vrienden Made Kutanegara en zijn vrouw Ninik die in Yogya altijd voor me klaarstonden en met zoveel humor en relativeringsvermogen naar mijn problemen wilden luisteren. Hun hulp is van onschatbare waarde geweest.

Aditya Indra Nugraha die ik heb leren kennen als student van Made, heeft me geholpen met

vertalingen en het maken van contacten met geng (scholieren bendes) leden, waarvan het materiaal helaas niet in deze scriptie verwerkt kon worden.

Verder was ik erg onder de indruk van de bescheidenheid van Vincent de Rooij, die zo nauwkeurig mijn schrijftaal onder de loep wilde nemen en deze van behulpzame kritiek voorzag.

Yolanda van Ede ben ik veel dank verschuldigd voor de scherpzinnige en directe manier, waarop ze mij bij de empirische werkelijkheid bracht.

Anneke Beerkens maakte me sinds het eerste jaar als mentor enthousiast om me steeds verder te verdiepen.

Marjan Muntinga, Henk Brandsma en Henna Goudzand voor de spellings- en stijlcorrecties. En last but not least: mijn vrouw Linda Schouten die me de gelegenheid heeft gegeven om te

studeren en mijn veldwerkonderzoek in Indonesië te doen. Het is bijzonder te vertrouwen op iemand die altijd en onvoorwaardelijk achter me staat.

59

Literatuurlijst

Bell, K. 2014. Resisting Commensurability: Against Informed Consent as an Anthropological Virtue. American Anthropologist, Vol. 116:512.

Berger, C. R., en Calabrese, R.J. 1975. Some explorations in initial interaction and beyond: Toward a developmental theory of interpersonal communication. Human Communication

Research, Vol. 1: 99-112.

Botton de, A. 2012. Religion for Atheists: A non-believer's guide to the uses of religion. London: Penguin Books.

Brady, P. 2004. Jocks, Teckers, and Nerds: The role of the adolescent peer group in the formation and maintenance of secondary school institutional culture. Discourse: Studies in the Cultural Politics of Education, Vol.25: 351-364.

Brake, M. 1980. The Sociology of Youth Culture and Youth Subcultures: Sex and Drugs and Rock’n Roll? Oxon: Routledge.

Bryman, A. 2012. Social Research Methods. Oxford: Oxford University Press.

Bucholtz, M. 2002. Youth Cultural Practice. Annual Review of Anthropology, Vol.31: 525-52.

2001. The Whiteness of Nerds: Superstandard English and Racial Markedness. Journal of Linguistic Anthropology, Vol.11: 84-100.

Csikzentmihalyi, M. & Larson, R. 1984. Being adolescent: Conflict and growth in the teenage years. New York: Basic Books.

Dankbaar B. 2013. Arbeid, onderwijs en industrie: Samen Toekomst Maken Met Techniek. Stichting Industriebeleid en Communicatie.

Dar-Nimrod, I. 2012. Coolness: An Empirical Investigation. Journal of Individual Differences, Vol. 33: 175-185.

Davies, S. & Guppy, N. 1997. Globalization and education reforms in Anglo-American democracies, Comparative Education Review, Vol. 41: 435–459.

Douglas, M. 1970. Natural Symbols: Explorations in cosmology. London: Routledge.

1982. Essays in the Sociology of Perception. London: Routledge and Kegan.

Eder, D., & Sanford, S. 1986. The development and maintenance of interactional norms among early adolescents. Sociological studies of child development, Vol. 1: 283-300.

2013 Informatie Sekolah Menegah Atas Negeri. htttp://www.sman1yogya.sch.id/html/index.php

Emdin, C. 2010. Affiliation and alienation: hip-hop, rap, and urban science education. Journal of Curriculum Studies, Vol.42: 1.

60

Eriksen, T.H. 2001. Small Places, Large Issues: an Introduction to Social and Cultural Anthropology, London: Pluto Press.

Fluehr - Lobban, C. 1994. Informed consent in anthropological research: we are not exempt. Human Organization, Vol. 53:1.

Fromm, E. 1971. De Gezonde Samenleving: Psychopathologie van Demokratie en Kapitalisme. Utrecht: Bijleveld Press.

Geertz, C. 1960. The Religion of Java. Chicago. The University of Chicago Press.

1966. Religion as a Cultural System. Anthropological Approaches to the Study of Religion, 1-46.

Goffman, E. 1956. The Presentation of Self in Everyday Life. New York: Doubleday.

Joseph, J. en Alex, N. 1972. The Uniform: A Sociological Perspective. American Journal of Sociology, Vol. 77: 4.

Kadir, H.A. 2012. School Gangs of Yogyakarta: Mass Fighting Strategies and Masculine Charsma in the City of Students. The Asia Pacific Journal of Anthropology, Vol 13: 352-365.

Kendall, L. 2008. The Nerd Within: Mass Media and the Negotiation of Identity Among Computer- Using Men. The Journal of Men's Studies, Vol.7: 353-369.

Kingston, E. 2004. Bridging the Gap in Expectations between International Students and Academic Staff. European Conference on Educational Research, The University of Crete Press. Koentjaraningrat, 1967. Villages in Indonesia. Ithaca, New York: Cornell University Press.

- 1989. Javanese Culture. Oxford: Oxford University Press.

Lashbrook, J. T. 2000. Fitting in: exploring the emotional dimension of adolescent peer pressure, Adolescence, Vol. 35: 747-57.

Mendick, H. 2012. Boffin and Geek Identities: Abject or Privileged? Gender & Education, Vol. 24: 15– 24.

Naafs, S. & Ben White 2012. Intermediate Generations: Reflections on Indonesian Youth Studies. The Asia Pacific Journal of Anthropology, Vol. 13: 3-20.

Nilan, P. 2009. Contemporary Masculinities and Young Men in Indonesia. Indonesia and the Malay World, Vol. 37: 327-344.

2011. Indonesian Youth Looking Towards The Future. Journal of Youth Studies, Vol. 14:6. Nozawa, M. 2010. Secondary Education Regional Information Base: Country Profile-Indonesia.

Unesco Bangkok.

Nuffic, 2013. http://www.nuffic.nl/bestanden/documenten/diplomawaardering Landenmodules.

61

Ras, F. 2014. Outstanding Students’ Learning Strategies in Learning English at Riau University, Indonesia. Asian Social Science, Vol. 9: 12.

Rentzsch, K. 2011. Being Labeled Nerd: Factors That Influence the Social Acceptance of High- Achieving Students. The Journal of Experimental Education, Vol. 79: 143-168. Robertson-Snape, F. 1999. Corruption, Collusion and Nepotism. Third World Quality, Vol. 20: 589-

602.

Robinson, P.B. 1994. The effect of education and experience on self-employment success. Journal of Business Venturing, Vol. 9: 141–156.

Rommes, E. 2010. Nut, Noodzaak of Nerds? Veranderende beelden over bètatechniek in de

Nederlandse media en samenleving tussen 1989-2001. Institute for Gender Studies en Communicatiewetenschap, Radboud Universiteit Nijmegen.

Ryan, A. M. 2000. Peer Groups as a Context for the Socialization of Adolescents' Motivation, Engagement, and Achievement in School. Educational Psychologist, 2: 101-111. Ryter, L. 2002. Youth, Gangs and the State in Indonesia. PhD Dissertation, University of Washington. Semedi, P. 2014. Indonesia’s Youth Faces the Future, Universiteit van Amsterdam.

Siegel, J. 1986. Solo in the New Order: Language and Hierarchy in an Indonesian City. Princeton NY: Princeton University Press.

Slama, M. 2010. The Agency Of The Heart: Internet Chatting As Youth Culture In Indonesia. Social Anthropology, 18: 316-330.

Smith-Hefner, N. 2007. Youth Language, Gaul Sociability, and the New Indonesian Middle Class. Journal of Linguistic Anthropology, Vol. 17: 2.

Striley, K.M. 2014. The Stigma Of Excellence And The Dialectic Of (Perceived) Superiority And Inferiority: Exploring Intellectually Gifted Adolescents’ Experiences Of Stigma. School Of Communication Studies. Ohio University.

Swaan de, A. 1982. De mens is de mens een zorg : opstellen 1971-1981. Amsterdam. Meulenhof. Zulfikar, T. 2009. The Making of Indonesian Education: An Overview on Empowering Indonesian

Teachers. Journal of Indonesian Social Sciences and Humanities, Vol. 2: 13-39.