• No results found

De gewenste reactie na het delen van negatieve emoties

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De gewenste reactie na het delen van negatieve emoties"

Copied!
18
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Bachelorproject Sociale Psychologie

De Gewenste Reactie na het Delen van Negatieve Emoties

Rus, E. M.

6074650

Lisanne Pauw

(2)

1 Abstract

Mensen hebben wel eens een rotdag wat leidt tot het ervaren van negatieve emoties. In de huidige studie werd onderzocht of een socio-affectieve reactie de meest gewenste reactie is na het delen van negatieve emoties. Deelnemers (N = 38) lazen een scenario dat negatieve

emoties opriep en beeldden zich in dat deze emoties met een vriend(in) werden gedeeld. Vervolgens kregen deelnemers vier verschillende reacties (socio-affectief, cognitief en twee combinaties van beiden) te lezen. Na elke reactie volgden drie vragen over de wenselijkheid ervan. Uit de resultaten bleek dat de socio-affectieve en dan cognitieve reactie het meest wenselijk werd gevonden. De hypothese dat een socio-affectieve reactie de meest gewenste is na het delen van negatieve emoties werd niet ondersteund.

(3)

2

De Gewenste Reactie na het Delen van Negatieve Emoties

Alledaagse gebeurtenissen kunnen negatieve emoties oproepen. Mensen willen vaak negatieve emoties die ze ervaren met anderen delen, dit bleek zowel uit studies gebaseerd op autobiografische data als uit experimenteel onderzoek (Rimé, Philippot, Boca & Mesquita, 1992; Luminet, Bouts, Delie, Manstead & Rimé, 2000) Het delen van emoties houdt in dat mensen met een ander de emotionele gebeurtenis, hun gevoelens daarover en de emotionele reactie op deze gebeurtenis op een open manier bespreken (Rimé, 2009). Volgens Zech en Rimé (2005) willen mensen over een negatieve emotionele ervaring praten, hebben ze daar steun aan en ze voelen zich begrepen. Het delen van negatieve emoties kan ook onprettige gevoelens oproepen maar ondanks dat leidt het ook tot positieve effecten in de vorm van sociale steun en positief affect (Rimé, Pàez, Basabe en Martínez (2011).

De vraag die in dit onderzoek centraal staat is wat voor reactie mensen graag zouden willen als ze een emotie met een ander delen. Er kan een verschil zijn tussen wat een

effectieve reactie is en wat mensen een wenselijke reactie vinden. Het is interessant hier meer over te weten omdat de reactie die mensen prefereren niet per se effectief hoeft te zijn. De consequentie hiervan kan zijn dat de gegeven reactie mogelijk niet bijdraagt aan de

verwerking van de ervaren negatieve emoties. Om dit te kunnen bepalen zal eerst uitgelegd worden welke soorten reacties er mogelijk kunnen bestaan na het delen van emoties.

Een theorie over de soorten reacties na het delen van emoties is de two-mode theory van Rimé (2009) en deze theorie stelt dat er twee soorten reacties zouden kunnen zijn op een gedeelde emotie. Er zou een cognitieve reactie zijn waarbij de emotiedeler gestimuleerd wordt om de gebeurtenis in een nieuw kader te bekijken (Rimé, 2009). En er zou een

socio-affectieve reactie zijn die erop gericht is te voldoen aan de behoefte aan steun en troost van de emotiedeler (Rimé, 2009). Beide reacties zouden volgens deze theorie mogelijk een ander effect kunnen hebben. De cognitieve reactie zou er mogelijk voor kunnen zorgen dat op de

(4)

3

lange termijn de gebeurtenis minder emotioneel wordt. De socio-affectieve reactie zou mogelijk op de korte termijn tijdelijk opluchting kunnen bieden. De twee soorten reacties zouden mogelijk allebei kunnen bijdragen aan de verwerking van de ervaren emoties.

Wat ook een rol zou kunnen spelen bij de verwerking van de ervaren emoties is of mensen een reactie krijgen van anderen die ze passend vinden bij de geuite negatieve emoties. De emotion-response congruency hypothese stelt dat het belangrijk is voor mensen om een passende reactie te krijgen op de gedeelde emotie (Wetzer, Zeelenberg & Pieters, 2007). Uit onderzoek van Wetzer, Zeelenberg en Pieters (2007) blijkt dat mensen minder vaak de

gewenste reactie ontvangen na het delen van emoties dan ze zouden willen. Een niet passende reactie zou ertoe kunnen leiden dat mensen zich mogelijk niet begrepen kunnen voelen door de ander.

Een mogelijke passende reactie zou de affectieve reactie kunnen zijn. Een socio-affectieve reactie zou de gevoelens van onder andere angst, onzekerheid, verminderde

eigenwaarde en zelfvertrouwen kunnen dempen. Deze gevoelens zouden waarschijnlijk zo onprettig kunnen zijn dat mensen nog niet open kunnen staan voor een cognitieve reactie. De opluchting die mensen zouden kunnen ervaren na het delen van een negatieve emotie kan mogelijk nodig zijn om te kunnen omgaan met de onprettige gevoelens die een negatieve emotionele ervaring kan oproepen (Rimé, 2009).

De cognitieve reactie zou echter ook voordelen kunnen bieden voor mensen om te kunnen omgaan met de gevoelens die een negatieve emotionele ervaring oproept. Uit

onderzoek naar emotie-regulatiestrategieën bleek dat cognitieve strategieën zoals objectiever naar de situatie proberen te kijken effectief bleken te zijn in het verminderen van de impact van een emotionele gebeurtenis (Webb, Miles & Sheeran, 2012). Dit zou kunnen aansluiten bij het idee van Rimé (2009) dat de cognitieve reactie ook misschien tot emotioneel herstel zou kunnen leiden omdat het de impact van de emotie langzaam zou kunnen verminderen.

(5)

4

Nils en Rimé (2012) laten zien dat het op een cognitieve manier uit van emoties kan leiden tot emotioneel herstel omdat mensen dan probeerden hun gedachten bij een bepaalde negatieve emotionele situatie te veranderen. Mogelijk zou het ontvangen van een cognitieve reactie ook ertoe kunnen leiden dat mensen gaan nadenken over hun eigen gedachten en gevoelens bij de negatieve emotionele situatie en deze dan mogelijk zouden kunnen proberen aan te passen. Batenburg en Das (2014) ondersteunen met hun onderzoek het idee dat de cognitieve reactie tot emotioneel herstel leidt maar de socio-affectieve reactie werd ook positief beoordeeld door deelnemers aan het onderzoek. Dit geeft precies het verschil aan tussen de effectiviteit en de wenselijkheid van de twee soorten reacties. Een cognitieve reactie is gericht op het opnieuw interpreteren van de situatie en daardoor mogelijk effectiever op de langere termijn. Deze reactie biedt echter geen troost, wat een socio-affectieve reactie mogelijk wel doet en dat zou waarschijnlijk een reden kunnen zijn waarom de socio-affectieve reactie wenselijker is.

De socio-affectieve reactie kan voorzien in de behoefte aan person centeredness waardoor mensen het gevoel zouden kunnen hebben dat hun gevoelens erkend worden en er echt naar hen geluisterd wordt. De person centeredness is de mate waarin de gevoelens van degene die last heeft van een negatieve emotie worden erkend en gelegitimeerd door de reactie die ze van anderen krijgen (Burleson, 1994). Reacties verschillen in person centeredness, als deze hoog (HPC) is worden gevoelens erkend en wordt de emotiedeler geholpen met het uitdrukken ervan (Burleson, 2008). Het idee is dat hoe onprettiger mensen zich voelen, des te belangrijker ze waarschijnlijk de person centeredness van een reactie vinden en daardoor een HPC reactie waarschijnlijk meer zouden kunnen waarderen

(Burleson, 2009). Uit onderzoek blijkt inderdaad dat mensen een HPC reactie effectiever en gepaster vonden en deze reactie graag ontvingen van degene met wie ze hun emoties deelden (Burleson, Samter, Jones, Kunkel, Holmstrom, Mortenson & MacGeorge, 2005; Burleson 2008). Het delen van negatieve emoties zou ook onprettige gevoelens kunnen oproepen

(6)

5

waardoor een socio-affectieve de meest gewenste reactie is omdat net als bij een HPC reactie het erkennen van gevoelens centraal staat.

Naast het erkennen van gevoelens kan een socio-affectieve reactie ook de meest gewenste reactie zijn omdat deze zou kunnen voorzien in de need to belong, de fundamentele behoefte om ergens bij te horen en belangrijke sociale relaties te hebben, (Baumeister & Leary, 1995). Deze behoefte zou vervuld kunnen worden door het krijgen van een betere band met de mensen met wie negatieve emoties gedeeld worden doordat deze mensen empathie tonen en aandacht aan hen geven (Duprez, Christophe, Rimé, Congard en Antoine, 2014). Het geven van aandacht kan mensen dichter bij elkaar brengen omdat er ook non-verbaal

gecommuniceerd kan worden bijvoorbeeld door elkaar aan te raken. Dit zou voor veel mensen een prettige reactie kunnen zijn. Uit onderzoek blijkt ook dat reacties van steungevers die bestaan uit een combinatie van HPC en veel non-verbale interactie positiever ervaren worden dan reacties die dit niet hebben (Bodie en Jones, 2012). Socio-affectieve reacties lijken op HPC reacties en het ontvangen van socio-affectieve reacties kan ervoor zorgen dat mensen zich meer met elkaar verbonden kunnen voelen waardoor de onderlinge banden met elkaar zouden kunnen verbeteren. Dit is waarschijnlijk wat mensen graag zouden willen omdat dan voldaan zou kunnen worden aan hun need to belong, om die reden kan een socio-affectieve ook de meest gewenste reactie zijn.

Bij eerdere onderzoeken is al wel gekeken naar de effectiviteit van de verschillende reacties na het delen van negatieve emoties maar nog niet naar de wenselijkheid van deze reacties, dit wordt in het huidige onderzoek wel bekeken. Gedacht wordt dat mensen graag een socio-affectieve reactie willen na het delen van negatieve emoties.

Om de hypothese te testen dat de socio-affectieve reactie de meest gewenste reactie is werd een onderzoek uitgevoerd waarbij gekeken werd naar een hypothetische situatie die negatieve emoties opriep en dan zogenaamd telefonisch gedeeld werd met een fictieve ander.

(7)

6

Daarna volgden vier soorten hypothetische reacties (socio-affectief, cognitief en twee combinaties van beiden) van deze fictieve ander.

Verwacht wordt dat deelnemers na het lezen van de socio-affectieve reactie hoger zullen scoren op de drie schalen die de wenselijkheid van de reactie meten dan na het lezen van de cognitieve reactie, de socio-affectieve en dan cognitieve reactie en de cognitieve en dan socio-affectieve reactie.

Methode

Deelnemers

De gegevens van 17 van de 55 deelnemers die de online vragenlijst invulden werden niet meegenomen in de analyse. De volgende vier oorzaken lagen ten grondslag aan deze uitval. Ten eerste waren er deelnemers die de vragenlijst in minder dan vijf minuten of langer dan een half uur hadden ingevuld (n = 6). Ten tweede waren er deelnemers die extreem lang (>3 z-scores) deden over het lezen van het scenario (n = 2), het lezen van de reacties (n = 4) of het invullen van de verschillende afhankelijke maten (n = 3). Ten derde viel een

deelnemer uit omdat meer dan zes keer dezelfde antwoordoptie werd aangevinkt bij de afhankelijke maten (n = 1). En ten vierde viel een deelnemer uit vanwege het niet kunnen inleven in het scenario en de reacties (n = 1).

Er bleven 38 deelnemers over waarvan 13 mannen en 25 vrouwen met een

leeftijdsspanne van 18-66 jaar. De gemiddelde leeftijd van deze groep was 30.45 jaar (SD = 14.86). De gemiddelde hoogste afgeronde opleiding van deelnemers was VWO (M = 4.95, SD = 1.45) op een schaal van 1 (minder dan middelbare school) - 7 (PhD). De gemiddelde stemming van deelnemers was 75.26 (SD = 9.62) op een schaal van 0 (slecht) - 100 (goed),

(8)

7 wat aangaf dat deelnemers zich vrij positief voelden.

Materialen

Het delen van algemeen negatief affect werd gemanipuleerdmet behulp van een fictief scenario waarin een dag werd beschreven met een opeenstapeling van negatieve

gebeurtenissen. Een persoon had zich verslapen, moest zich haasten met aankleden en

ontbijten, door de regen naar zijn of haar werk fietsen, langer doorwerken, weer door de regen terugfietsen naar huis en thuis constateren dat het avondeten bedorven was. Dit scenario was gepilot op 22 mensen waarvan 90.5 % aangaven negatieve emoties te ervaren na het zelf labelen van emoties die het scenario bij hen opriep (meest genoemde emoties: irritatie, chagrijnigheid, verdriet en vermoeidheid).1

De soort steun werd met behulp van fictieve reacties gemanipuleerd. Er waren vier soorten reacties. Ten eerste de socio-affectieve reactie, deze bestond uit het erkennen, bevestigen en valideren van de emoties van de persoon. Ten tweede de cognitieve reactie, deze bestond uit het bieden van een positieve visie op de gebeurtenissen. Ten derde de socio-affectieve en dan cognitieve reactie en ten vierde de cognitieve en dan socio-socio-affectieve

reactie. Deze twee reacties verschilden van elkaar in volgorde, eerst werden gevoelens erkend of eerst werd juist een positieve visie geboden op de gebeurtenissen.2

Gewenstheid van de reactie werd gemeten met behulp van de volgende drie vragen: “In welke mate zou dit voor u een gewenste reactie zijn?”, “In welke mate zou u deze reactie prettig vinden?” en “In welke mate zou u deze reactie graag ontvangen?”. Het antwoord kon gegeven worden op een zevenpunt Likert-schaal, variërend van (1) helemaal niet tot (7) helemaal wel. Hoe hoger de score op de zevenpuntschaal, des te meer de reactie wenselijk gevonden werd.

1 Zie Appendix A voor volledig scenario 2 Zie Appendix B voor volledige reacties

(9)

8

Voor de mate van inleving in het scenario en de reacties werden de volgende drie controlevragen gesteld: “In hoeverre kon u zich inleven in het scenario?”, “Hoe realistisch vond u het scenario?” en “Hoe realistisch vond u de reacties?”. Het antwoord kon gegeven worden op een zevenpunt Likert-schaal, variërend van helemaal niet (1) tot helemaal wel (7). Een score van2of lager op de zevenpuntschalen betekende dat deelnemers zich niet goed konden inleven en dat hun data niet meegenomen zou worden in de data-analyse.

Dit onderzoek maakte deel uit van een groter onderzoek waarbij ook nog gekeken werd naar vier andere emoties (spijt, zorgen, verdriet en boosheid) en de sociale gepastheid en effectiviteit van de gegeven reacties.

Procedure

Deelnemers werd gevraagd mee te doen aan een online vragenlijst die ongeveer 15 minuten duurde. De vragenlijst begon met een informed consent, daarna volgenden vier algemene vragen over de leeftijd, het geslacht, hoogst afgeronde opleiding en de stemming van

deelnemers. Dan kwam de instructie voor deelnemers om zich zo goed mogelijk in te leven in een situatie die daarna getoond werd. Na de situatie gelezen te hebben kregen deelnemers de instructie zich in te beelden dat ze deze situatie zouden delen met een andere vriend(in) via de telefoon. Er zouden in random volgorde vier verschillende reacties volgen van deze

vriend(in), met na elke reactie drie vragen over de wenselijkheid van deze reactie. Vervolgens kregen deelnemers een reactie te zien van deze vriend(in). Op een aparte pagina werden vervolgens de drie wenselijkheidsvragen getoond. Daarna volgden nog drie verschillende reacties van deze vriend(in) met aansluitend de wenselijkheidsvragen. Ten slotte kregen deelnemers nog drie controlevragen. Middels een debriefing werden deelnemers ten slotte bedankt voor hun deelname, werd het werkelijke doel van het experiment uitgelegd en werd gewezen op contactgegevens van de onderzoeker bij mogelijke vragen.

(10)

9 Resultaten

Bij de controlevragen hadden deelnemers een gemiddelde score van 5.84 (SD = 1.00) op de mate van inleving, een gemiddelde score van 5.47 (SD = 1.18) bij realisme van het scenario en een gemiddelde score van 5.66 (SD = 1.17) bij realisme van de reacties. Dit gaf aan dat deelnemers zich gemiddeld gezien redelijk goed konden inleven en het scenario en de reacties redelijk realistisch vonden.

Met Cronbach’s Alpha werd de betrouwbaarheid van de drie wenselijkheidsvragen per reactie getoetst. Bij de socio-affectieve reactie was α = .91, bij de cognitieve reactie was α = .94, bij de socio-affectieve en dan cognitieve reactie was α = .95 en bij de cognitieve en dan socio-affectieve reactie was α = .94. Dit geeft aan dat de betrouwbaarheid van de drie wenselijkheidsvragen bij alle vier de reacties zeer goed was.

Vervolgens werd getoetst of deelnemers na het lezen van de socio-affectieve reactie hoger scoorden op het schaalgemiddelde van de drie wenselijkheidsvragen dan na het lezen van de cognitieve reactie, socio-affectieve en dan cognitieve reactie en cognitieve en dan socio-affectieve reactie. Uit toetsing met de Kolmogorov-Smirnov test bleek dat niet werd voldaan aan de assumptie van normaliteit. In Tabel 1 zijn de gemiddelde scores en

standaarddeviaties van de vier reacties op het schaalgemiddelde van de drie wenselijkheidsvragen weergegeven.

(11)

10

Gemiddelde Scores (M) en Standaarddeviaties (SD) van de Vier Soorten Reacties op het Schaalgemiddelde van de Drie Wenselijkheidsvragen (N = 38)

Wenselijkheid Reactie M SD Socio-affectief 5.26 1.07 Cognitief 4.22 1.62 Socio-affectief en dan Cognitief 5.51 1.30 Cognitief en dan Socio-affectief 4.82 1.51

Met een Friedman’s ANOVA werd daarom getoetst of deelnemers hoger scoorden op het schaalgemiddelde van de drie wenselijkheidsvragen bij de socio-affectieve reactie dan bij de cognitieve reactie, affectieve en dan cognitieve reactie en cognitieve en dan affectieve reactie. Uit de analyse bleek dat er verschil was in de wenselijkheid van de affectieve, cognitieve, affectieve en dan cognitieve en cognitieve en dan

socio-affectieve reacties, χ2

(3) = 14.03, p = .003. Dit was in lijn met de verwachting. Met de Wilcoxon test werd een pairwise comparisons analyse met aangepaste p-waarden uitgevoerd. Daaruit bleek dat er een trend was bij het verschil tussen de scores op het schaalgemiddelde van de drie wenselijkheidsvragen bij de cognitieve reactie en

(12)

11

scores op het schaalgemiddelde van de drie wenselijkheidsvragen bij de socio-affectieve reactie en de socio-affectieve en dan cognitieve reactie, T = -.26, r = -.14. Er bleek ook geen significant verschil tussen de scores op het schaalgemiddelde van de drie

wenselijkheidsvragen bij de socio-affectieve reactie en cognitieve en dan socio-affectieve reactie, T = .28, r = .15. Ten slotte bleek dat er wel een significant verschil was tussen de scores op het schaalgemiddelde van de drie wenselijkheidsvragen bij de cognitieve reactie en de socio-affectieve en dan cognitieve reactie, T = -1.04, r = -.57. Dit was niet in lijn met de verwachting.

Discussie

In de huidige studie werd onderzocht of mensen een socio-affectieve reactie de meest gewenste reactie vinden na het delen van negatieve emoties, ten opzichte van een cognitieve reactie, socio-affectieve en dan cognitieve reactie en cognitieve en dan socio-affectieve

reactie. Het blijkt dat er wel een verschil is in de beoordeling van de wenselijkheid van de vier verschillende reacties. Mensen vonden in dit onderzoek de cognitieve reactie het minst

wenselijk en de socio-affectieve en dan cognitieve reactie het meest wenselijk. De hypothese dat de socio-affectieve de meest wenselijke reactie is na het delen van negatieve emoties wordt door dit onderzoek niet ondersteund. De two-mode theory van Rimé (2009) kan wel deels ondersteund kan worden met dit onderzoek omdat er wel een verschil is in beoordeling tussen de cognitieve reactie en de socio-affectieve en dan cognitieve reactie. Deze laatste reactie wordt positiever beoordeeld en dat zou kunnen komen doordat bij deze reactie ook geprobeerd wordt de gevoelens van mensen te erkennen. Misschien zijn mensen toch ook wel deels gericht op emotioneel herstel op de lange termijn waardoor een cognitief element in de reactie ook gewaardeerd wordt.

(13)

12

beoordeling van de wenselijkheid van de cognitieve reactie en de socio-affectieve en dan cognitieve reactie. Dit kan verklaard worden doordat de socio-affectieve reactie in dit

onderzoek te kort was en dat de combinatiereactie daardoor als wenselijker werd beoordeeld. Als mensen in het echt met een vriend(in) praten over negatieve emoties gebeurt dat meer in de vorm van een gesprek en volgen er meerdere reacties over en weer. Er is dan meer ruimte voor een echt gesprek in plaats van alleen een korte reactie. Het kan zijn dat mensen na het delen van hun emoties misschien toch meer nodig hebben dan alleen een validering van hun gevoelens. Misschien biedt daarnaast een positievere kijk op de situatie ook een vorm van opluchting.

Bij de manier waarop de beoordeling van de wenselijkheid van de reacties is

geoperationaliseerd in het experiment kan een kanttekening geplaatst worden. Mensen gaven na het invullen van de vragenlijst aan dat ze vaak niet meer goed wisten wat de verschillende reacties precies inhielden toen ze deze moesten beoordelen op wenselijkheid. Het was daarom lastig voor hen om duidelijk aan te geven welke reactie ze het meest gewenst vonden. Dit is ook terug te zien in de uiteindelijke beoordelingen per reactie, deze verschillen per reactie niet veel van elkaar. De resultaten waren daardoor moeilijk te interpreteren. In vervolgonderzoek zou dit ondervangen kunnen worden door de reactie en de vragen op dezelfde pagina te tonen. Op die manier hebben mensen iets meer een houvast bij het invullen van de vragen.

Dat er te weinig mensen aan het onderzoek hebben meegedaan kan ook een rol hebben gespeeld dat deze resultaten gevonden zijn. Er hadden oorspronkelijk 50 mensen moeten meedoen maar door uitval zijn dit er minder geworden. In vervolgonderzoek moeten daarom nog meer mensen geworven worden en zou ook een langere periode (minstens anderhalve week) de tijd genomen kunnen worden voor de uitvoer van het onderzoek.

De huidige studie is wel een goede poging om zoveel mogelijk verschillende mensen in een korte tijd te bereiken op een goedkope manier. De steekproef is daardoor meer divers

(14)

13

dan bij laboratorium onderzoek. Daarnaast gaven mensen aan zich goed te kunnen inleven in de gebruikte emotie-opwekkende verhalen.

Concluderend kan gesteld worden dat deze studie geen ondersteuning biedt voor de hypothese dat de socio-affectieve de meest gewenste reactie is na het delen van negatieve emoties. Dit hoeft echter niet te betekenen dat dit idee niet klopt omdat dit slechts één studie is die de wenselijkheid van de reacties heeft onderzocht. Daarnaast heeft dit onderzoek wel gezorgd voor een antwoord op de vraag naar de meest gewenste reactie namelijk dat zowel het socio-affectieve als het cognitieve element belangrijk is in een reactie op gedeelde negatieve emoties. Mochten mensen te maken krijgen met een situatie waarin er van hen een reactie verwacht wordt na het delen van negatieve emoties dan kan zowel het erkennen van de gevoelens als het geven van een positieve draai aan de situatie mogelijk nuttig zijn.

(15)

14

Batenburg, A., & Das, E. (2014). An experimental study on the effectiveness of disclosing stressful life events and support messages: When cognitive reappraisal support decreases emotional distress, and emotional support is like saying nothing at all. PLOS ONE, 9, 1-20.

Baumeister, R. F., & Leary, M. R. (1995). The need to belong: Desire for interpersonal attachments as a fundamental human motivation. Psychological Bulletin, 117, 497-529.

Bodie, G. D., & Jones, S. M. (2012). The nature of supportive listening II: The role of verbal person centeredness and nonverbal immediacy. Western Journal of

Communication, 76, 250-269.

Burleson, B.R. (1994). Comforting messages: Features, functions and outcomes. In J. A. Daly en J. M. Wiemann (Eds.), Strategic interpersonal communication (pp. 135-161). Hillsdale, NJ: Lawrence Erlbaum.

Burleson, B. R. (2008). What counts as effective emotional support? Explorations of individual and situational differences. In M. T. Motley (Ed.)., Studies in applied interpersonal communication (pp. 207-227). Thousand Oaks, CA: Sage.

Burleson, B. R. (2009). Understanding the outcomes of supportive communication: A dual process approach. Journal of Social and Personal Relationships, 26, 21-38.

Burleson, B. R., Samter, W., Jones, S. M., Kunkel, A., Holmstrom, A. J., Mortenson, S. T., & MacGeorge, E. L. (2005). Which comforting messages really work best? A different perspective on Lemieux and Tighe's “receiver perspective”. Communication

Research Reports, 22, 87-100.

Duprez, C., Christophe, V., Rimé, B., Congard, A., & Antoine, P. (2014). Motives for the social sharing of an emotional experience. Journal of Social and Personal Relationships, 31, 1-31.

(16)

15

Luminet IV, O., Bouts, P., Delie, F., Manstead, A. S., & Rimé, B. (2000). Social sharing of emotion following exposure to a negatively valenced situation. Cognition & Emotion, 14, 661-688.

Nils, F., & Rimé, B. (2012). Beyond the myth of venting: Social sharing modes determine the benefits of emotional disclosure. European Journal of Social Psychology, 42, 672-681.

Rimé, B. (2009). Emotion elicits the social sharing of emotion: Theory and empirical review. Emotion Review, 1, 60-85.

Rimé, B., Philippot, P., Boca, S., & Mesquita, B. (1992). Long-lasting cognitive and social consequences of emotion: Social sharing and rumination. European Review of Social Psychology, 3, 225-258.

Rimé, B., Páez, D., Basabe, N., & Martínez, F. (2010). Social sharing of emotion, post traumatic growth, and emotional climate: Follow‐up of Spanish citizen's response to the collective trauma of March 11th terrorist attacks in Madrid. European Journal of Social Psychology, 40, 1029-1045.

Webb, T. L., Miles, E., & Sheeran, P. (2012). Dealing with feeling: A meta-analysis of the effectiveness of strategies derived from the process model of emotion

regulation. Psychological Bulletin, 138, 775-808.

Wetzer, I. M., Zeelenberg, M., & Pieters, R. (2007). Consequences of socially sharing emotions: Testing the emotion‐response congruency hypothesis. European Journal of Social Psychology, 37, 1310-1324.

Zech, E., & Rimé, B. (2005). Is talking about an emotional experience helpful? Effects on emotional recovery and perceived benefits. Clinical Psychology &

Psychotherapy, 12, 270-287.

(17)

16 Scenario Algemeen negatief affect:

’s Ochtends schrik je wakker, kijkt op de klok en ziet dat je je hebt verslapen. Je zit de laatste tijd al niet lekker in je vel en bent niet vooruit te branden. Nu moet je je ook nog erg haasten om nog op tijd op je werk te komen. Je ziet dat het buiten heel hard regent en je moet fietsen naar je werk. Helaas heb je geen tijd meer om je regenpak te zoeken. Helemaal doorweekt kom je alsnog te laat aan op je werk. De rest van de dag werk je zo hard mogelijk, maar het lijkt wel alsof het werk niet minder wordt. Je besluit langer te blijven om het werk alsnog af te maken. Wanneer je ’s avonds naar huis fietst, regent het nog steeds pijpenstelen. Eenmaal thuis gekomen, trek je hongerig de koelkast open, om vervolgens te moeten constateren dat het eten wat je nog over had en waar je veel zin in had bedorven is.

(18)

17 Socio-affectieve reactie:

Ik snap hoe je je voelt. Wat vervelend dat je zo’n rotdag had. En dan moest je ook nog langer doorwerken. Ik kan me voorstellen dat je wou dat deze dag voorbij was.

Cognitieve reactie:

Gelukkig is er morgen weer een nieuwe dag die vast beter zal gaan. Til er niet te zwaar aan dat deze dag wat minder leuk was. Je hebt in ieder geval toch nog wat werk verzet vandaag.

Socio-affectieve en dan cognitieve reactie:

Ik snap hoe je je voelt. Wat vervelend dat je zo’n rotdag had. En dan moest je ook nog langer doorwerken. Ik kan me voorstellen dat je wou dat deze dag voorbij was. Gelukkig is er morgen weer een nieuwe dag die vast beter zal gaan. Til er niet te zwaar aan dat deze dag wat minder leuk was. Je hebt in ieder geval toch nog wat werk verzet vandaag.

Cognitieve en dan socio-affectieve reactie:

Gelukkig is er morgen weer een nieuwe dag die vast beter zal gaan. Til er niet te zwaar aan dat deze dag wat minder leuk was. Je hebt in ieder geval toch nog wat werk verzet vandaag. Ik snap wel hoe je je voelt. Wat vervelend dat je zo’n rotdag had. En dan moest je ook nog langer doorwerken. Ik kan me voorstellen dat je wou dat deze dag voorbij was.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

This paper empirically investigates the impact of the ETS on industrial performance by estimating the effects on the production volume and the employment in German industrial

B) IDH1 MT are more affected than IDH1 WT affected when treated with hyperthermia after different irradiation radiation doses (2-4 Grey) than IDH1 WT. A

De oplossing en zeer veel andere werkbladen om gratis te

In de tweede plaats stelt Darwin dat het aangeboren repertoire van emotionele expressies instrumenteel, dat wil zeggen vrijwillig ('voluntarily') en bewust ('consciously'}, kan

Samengevat beperkt artikel 11.5 Tw in de door mij verdedigde interpretatie niet de mogelijk- heden op basis van de Wbp om verkeersgegevens te verwerken, doch bevat de bepaling

The research design explores the subjecti- vity of one non-user of mobile services and mobile in- ternet and the subjectivity of one heavy user.. Both par- ticipants were submitted

Using examples and calculations on the Wikipedia graphs for nine different languages, we show why these rank correlation measures are more suited for measuring degree assortativity

The tool DFTCalc provides important support here: given an advanced maintenance strategy and a system model given as a fault tree, DFTCalc computes standard relia- bility measures