• No results found

Oneerlijke concurrentie tussen particuliere verhuurders via Airbnb en hotelexploitanten

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Oneerlijke concurrentie tussen particuliere verhuurders via Airbnb en hotelexploitanten"

Copied!
49
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Faculteit der Rechtsgeleerdheid

Master Privaatrecht: Commerciële rechtspraktijk

Oneerlijke concurrentie tussen particuliere verhuurders via Airbnb en

hotelexploitanten

Begeleider: dhr. prof. dr. M.B.M. Loos

Tweede beoordelaar: dhr. dr. drs. G.J.P. de Vries

(2)

Samenvatting

De opkomst van de deeleconomie leidt tot kansen en problemen. Een fundamenteel probleem is het vaststellen van de scheidslijn tussen een particulier en een onderneming. Wanneer is een aanbieder een professionele partij en wanneer spreekt men van een particulier? Voor een particulier geldt andere wet- en regelgeving dan voor een onderneming. Dit probleem speelt ook onder particuliere verhuurders van accommodaties en hotelexploitanten. Dit probleem heeft geleid tot de volgende hoofdvraag van het onderzoek:

“Leidt de particuliere verhuur van verblijfplaatsen via Airbnb tot oneerlijke concurrentie

met betrekking tot exploitanten van hotels inzake wetgeving?”

De deeleconomie is een economie waarin je niet iets hoeft te bezitten, zolang je er maar toegang toe hebt. Binnen de deeleconomie wordt gedeeld in goederen en diensten. Er kan gedeeld worden door betaling en zonder betaling voor de geleverde goederen en diensten. Onderdeel van de deeleconomie is Airbnb. Airbnb is een platform dat participeert tussen de huur en verhuur van accommodaties. De grootste verdiensten binnen de deeleconomie

ontstaan uit de verhuur van accommodaties. Het belangrijkste motief binnen de deeleconomie om te delen is om er geld aan te verdienen.

Vanuit onderzoek is gebleken dat er sprake is van oneerlijke concurrentie tussen particuliere hotelmatige verhuurders en hotelexploitanten op het gebied van brandveiligheid, vereisten uit het bestemmingsplan, toeristenbelasting en vereisten uit de exploitatievergunning. Er is sprake van oneerlijke concurrentie, omdat hotelexploitanten gebonden zijn aan wet- en regelgeving en particuliere hotelmatige verhuurders niet. Hierin is een duidelijk onderscheid gemaakt tussen particuliere verhuurders en particuliere hotelmatige verhuurders, waarin alleen particuliere hotelmatige verhuurders in concurrentie kunnen treden met

hotelexploitanten.

Hotelexploitanten kunnen ten opzichte van particuliere hotelmatige verhuurders een

schadevergoeding vorderen uit de onrechtmatige daad. Echter blijkt uit onderzoek dat de kans op schadevergoeding zeer gering is, nu de relativiteitseis vaak ontbreekt. Hotelexploitanten kunnen ook een beroep op rechtsvordering doen, zodat particuliere hotelmatige verhuurders verplicht worden gesteld tot naleving van wet- en regelgeving.

(3)

Inhoudsopgave

1. Inleiding...5 1.1 Aanleiding...5 1.2 Doelstelling...6 1.3 Centrale vraag...6 1.4 Onderzoeksgebied...7 1.5 Onderzoeksmethode en opzet...7

2. Wat zijn de deeleconomie en Airbnb?...9

2.1 Inleiding...9

2.2 Deeleconomie...9

2.3 Airbnb...11

2.4 Conclusie...12

3. Wie zijn de deelnemers binnen de deeleconomie?...13

3.1 Inleiding...13

3.2 Deelnemers aan de deeleconomie...13

3.3 Motieven...14

3.4 Verdiensten...15

3.5 Conclusie...15

4. Wanneer is er sprake van oneerlijke concurrentie?...17

4.1 Inleiding...17

4.2 Oneerlijke concurrentie...17

4.3 Conclusie...20

5. Wanneer treedt de particuliere verhuurder in concurrentie met de hotelexploitant?...21

5.1 Inleiding...21

5.2 Particuliere verhuur en de Gemeente Amsterdam...21

5.3 Conclusie...22

6. Op welk gebied is er sprake van oneerlijke concurrentie tussen de particuliere verhuurder en de hotelexploitant inzake wet- en regelgeving?...24

6.1 Inleiding...24

6.2 Omgevingsvergunning en brandveiligheid...24

6.2.1 Tussenconclusie en oneerlijke concurrentie...25

6.3 Bestemmingsplan...26

6.3.1 Tussenconclusie en oneerlijke concurrentie...27

(4)

6.4.1 Tussenconclusie en oneerlijke concurrentie...29

6.5 Exploitatievergunning en milieuwetgeving...30

6.5.1 Tussenconclusie en oneerlijke concurrentie...32

6.6 Conclusie...33

7. In hoeverre is het mogelijk voor hotelexploitanten om een rechtsvordering en/of een schadevergoeding te vorderen op grond van oneerlijke concurrentie ten opzichte van particuliere verhuurders?...34 7.1 Inleiding...34 7.2 Schadevergoeding...34 7.2.1 Causaal verband...34 7.2.2 Relativiteit...36 7.3 Rechtsvordering...38

7.4 Onrechtmatige daad en Amsterdamse regels...40

7.5 Conclusie...41 8. Conclusie...42 Literatuurlijst...46 Literatuur...46 Krantenartikelen...47 Tijdschriftenartikelen...47 Elektronische bronnen...47 Rapporten...48 Jurisprudentie...48 Parlementaire stukken...49

(5)

1. Inleiding

1.1 Aanleiding

De opkomst van de deeleconomie leidt tot kansen en problemen. Een fundamenteel probleem is het vaststellen van de scheidslijn tussen een particulier en een onderneming. Voor een particulier geldt andere wet- en regelgeving dan voor een onderneming. Voor een onderneming1 worden bijvoorbeeld andere veiligheidsmaatregelen voor de verhuur van

huizen en appartement geëist dan voor particulieren2.

Burgers verkeren in onwetendheid over risico’s en verantwoordelijkheden wat betreft het gebruik van deelplatformen. Signalen vanuit de overheid en de groei van nieuwe

deelplatformen kunnen bij burgers het gevoel opwekken dat nieuwe diensten veilig zijn. Websites maken gebruik van termen als ‘huren’3, ‘lenen’ of ‘gratis’, terwijl de

overeenkomsten4 die hieraan ten grondslag liggen modificaties zijn van de bekende

overeenkomsten en wellicht als onbenoemde overeenkomst moeten worden gekwalificeerd. Omgekeerd geldt hetzelfde. Het gebruik van nieuwe namen betekent niet dat een jurist een overeenkomst niet op een andere wijze juridisch kan kwalificeren. Zo wordt een

leaseovereenkomst in de meeste gevallen als huurovereenkomst gezien. De

aansprakelijkheidsverdeling is hier anders dan gebruikelijk en hierdoor kunnen gebruikers voor verrassingen komen te staan.

Op dit moment is er sprake van een ongelijk speelveld tussen verschillende vormen van aanbod. Zo concurreert de deeleconomie vanuit deelplatformen op sommige terreinen direct met de reguliere economie. In de reguliere economie moeten ondernemingen aan allerlei wet- en regelgevingen voldoen, terwijl dit voor de deeleconomie niet geldt, of in elk geval niet duidelijk is. Het probleem in de deeleconomie is dat het vaak onduidelijk is of een aanbieder een professionele partij is of een particulier.5

Een terrein waarop de deeleconomie concurreert met de reguliere economie is die van verblijfplaatsen. Daar waar exploitanten van hotels zich aan allerlei wet- en regelgeving dienen te houden voor het verhuren van verblijfplaatsen, is de wet- en regelgeving omtrent de

1 Artikel 2.75, Bouwbesluit 2012. 2 Artikel 6.19, Bouwbesluit 2012. 3 Artikel 7:201, BW.

4 Artikel 6:213, BW. 5 Van de Glind 2015, p. 12.

(6)

verhuur van verblijfplaatsen van particulieren via Airbnb aan particulieren niet geregeld of niet duidelijk. Het gevolg is dat exploitanten van hotels kosten moeten maken om aan de juiste wet- en regelgeving te voldoen en deze kosten via het verhuren van verblijfplaatsen moeten terugverdienen. Particuliere verhuurders hoeven deze kosten niet te maken, omdat wet- en regelgeving voor particuliere verhuur niet geregeld of niet duidelijk is. Hierdoor kunnen particulieren verblijfplaatsen goedkoper aanbieden.6 De verhoudingen tussen

particuliere aanbieders van verblijfplaatsen via Airbnb en exploitanten van hotels omtrent oneerlijke concurrentie, staan centraal in deze scriptie.

1.2 Doelstelling

Het doel van dit onderzoek is inzicht krijgen in de ontwikkelingen van Airbnb en de

mogelijkheid tot het ontstaan van oneerlijke concurrentie tussen particuliere verhuurders en exploitanten van hotels.

1.3 Centrale vraag

Gezien het beschreven probleem en de genoemde doelstelling staat in het onderzoek de volgende hoofdvraag centraal:

“Leidt de particuliere verhuur van verblijfplaatsen via Airbnb tot oneerlijke concurrentie met betrekking tot exploitanten van hotels inzake wetgeving?”

Om de hoofdvraag te kunnen beantwoorden dienen een aantal deelvragen te worden beantwoord. Per deelvraag zijn de onderwerpen opgesomd die aan bod komen:

 Wat zijn de deeleconomie en Airbnb ?

 Wie zijn de deelnemers binnen de deeleconomie?  Wanneer is er sprake van oneerlijke concurrentie?

 Wanneer treedt de particuliere verhuurder in concurrentie met de hotelexploitant?  Op welk gebied is er sprake van oneerlijke concurrentie tussen de particuliere

verhuurder en de hotelexploitant inzake wet- en regelgeving?

 In hoeverre is het mogelijk voor de hotelexploitant om een rechtsvordering en/of een schadevergoeding te vorderen op grond van oneerlijke concurrentie ten opzichte van de particuliere verhuurder?

(7)

1.4 Onderzoeksgebied

Het doel van dit onderzoek is het inzicht krijgen in de ontwikkelingen van Airbnb en de mogelijkheid tot het ontstaan van oneerlijke concurrentie tussen particuliere verhuurders en exploitanten van hotels. Het onderzoek zal plaatsvinden onder de Nederlandse particuliere verhuurders van Airbnb en de Nederlandse hotelexploitanten. De focus van dit onderzoek ligt op de mogelijke oneerlijke concurrentie tussen particuliere verhuurders en hotelexploitanten. Er wordt geen onderzoek gedaan naar oneerlijke concurrentie tussen hotelexploitanten en intermediairs als Airbnb en Booking.com. Het onderzoek zal worden verricht op gelijk niveau, daar waar particuliere verhuurders en hotelexploitanten accommodaties verhuren.

1.5 Onderzoeksmethode en opzet

Het onderzoek is gericht op de ontwikkelingen tussen particuliere Airbnb verhuurders en hotelexploitanten. Het geeft inzicht in hoeverre particuliere verhuurders via Airbnb oneerlijk concurreren ten opzichte van hotelexploitanten. Om een antwoord op de hoofdvraag te kunnen formuleren zullen de deelvragen worden onderzocht door middel van een juridisch beschrijvend onderzoek. Hiervoor zal voornamelijk een literatuur- en jurisprudentie

onderzoek worden gedaan om zaken als ‘oneerlijke concurrentie’ en wet- en regelgeving te kunnen vaststellen en beoordelen.

Naast het literatuur- en jurisprudentie onderzoek zal ook onderzoek worden gedaan naar verschillende elektronische bronnen, rapporten, en krantenartikelen over de deeleconomie en Airbnb. Airbnb is een ‘vrij’ ‘nieuw’ fenomeen waar vanuit de literatuur- en jurisprudentie weinig over bekend is. Het doel van het onderzoeken van elektronische bronnen, rapporten, en krantenartikelen is om een goed beeld te kunnen vormen van de huidige werking van particuliere verhuur, Airbnb en de deeleconomie.

Hoofdstuk 2 beschrijft hoe de deeleconomie en Airbnb in elkaar zitten en hoe ze zich tot elkaar verhouden. Hoofdstuk 3 geeft een inzage in wie de gebruikers van de deeleconomie zijn en biedt inzicht in de huidige omvang van deelnemers in relatie tot de motieven en verdiensten. Om deze vraagstukken te behandelen wordt in de literatuur gekeken, worden kranten bestudeerd en een rapport van ING7 geanalyseerd. Vervolgens wordt in hoofdstuk 4

het begrip ‘oneerlijke concurrentie’ beschreven aan de hand van literatuur en jurisprudentie. In hoofdstuk 5 staat het begrip ‘concurrentie’ centraal. Om het begrip ‘oneerlijke

concurrentie’ invulling te geven moet vast worden gesteld wanneer een particuliere

(8)

verhuurder in concurrentie treedt met een hotelexploitant. Deze vraag zal worden beantwoord aan de hand van de literatuur en jurisprudentie. In hoofdstuk 6 wordt de wet- en regelgeving besproken die van toepassing is op hotelexploitanten en getoetst aan particuliere verhuurders. Uiteindelijk zal worden bepaald in hoeverre de verschillen tussen wet- en regelgeving kunnen leiden tot oneerlijke concurrentie. Analyse van de wet- en regelgeving vindt voornamelijk plaats vanuit geldende wetgeving voor hotelexploitanten. In hoofdstuk 7 wordt bepaald in hoeverre het mogelijk is voor hotelexploitanten om een rechtsvordering en/of een

schadevergoeding te vorderen ten opzichte particuliere hotelmatige verhuurders. Dit hoofdstuk wordt voornamelijk beantwoord op grond van de onrechtmatige daad en het

daaraan verbonden causaal verband en relativiteitseis. Tot slot wordt in hoofdstuk 8 antwoord gegeven op de centrale vraag waarbij eerst in het kort wordt ingegaan op de bevindingen van het onderzoek.

(9)

2. Wat zijn de deeleconomie en Airbnb?

2.1 Inleiding

Aan de hand van dit hoofdstuk wordt onderzoek gedaan naar de deeleconomie en Airbnb. Wat is nu eigenlijk de deeleconomie en hoe gaat dit in zijn werk? Onderdeel van de deeleconomie is het verhuren van accommodaties, waar Airbnb zich op richt. Maar wat voor bedrijf is Airbnb en hoe richten zij zich tot huurders en verhuurders?

2.2 Deeleconomie

De term deeleconomie is een alternatieve vorm voor de reguliere economie waarbij termen als ‘duurzaamheid’, ‘samenwerking’, ‘slim consumeren’, ‘huren’, ‘ruilen’ en ‘delen’ centraal staan. Botsman definieert de deeleconomie als volgt: “An economic model based on sharing

underutilized assets from spaces to skills to stuff for monetary or non-monetary benefits. It is largely focused on p2p market places.”.8 Frenken omschrijft de deeleconomie als: “Het fenomeen dat consumenten elkaar gebruik laten maken van hun onbenutte

consumptiegoederen, eventueel tegen betaling.”. Maar wat valt wel en wat valt niet onder

‘onbenutte capaciteit’?9 Volgens Frenken gaat het alleen om fysieke goederen, terwijl bij

Botsman dit ook vaardigheden kunnen zijn bij het leveren van een dienst, waar de eigenaar op een bepaald moment geen gebruik van wenst te maken en dat overschot beschikbaar stelt aan de deeleconomie.10

Het idee achter de deeleconomie is dat je iets niet hoeft te bezitten11, zolang je er maar

toegang toe hebt. De nadruk komt minder te liggen op eigendom12, maar veel meer op de

prestatie die het product of dienst levert.13 Voorbeelden van online platformen binnen de

deeleconomie zijn Airbnb, Uber, Snappcar, Thuisafgehaald en Peerby. Via de genoemde online platformen kunnen goederen en/of diensten worden geconsumeerd in de vorm van verblijf, mobiliteit, voedsel, kennis en overige goederen zoals gereedschap.14

Het delen gaat als volgt te werk: de consument is op zoek naar een verblijfplaats waar hij tijdelijk gebruik van wil maken en hiervoor richt hij zich tot Airbnb. Airbnb is een online

8 Botsman & Rogers 2010, p 21. 9 Frenken 2015, p. 89.

10 Frenken 2015, p. 89, Botsman & Rogers 2010, p 21. 11 Artikel 3:107, BW.

12 Artikel 5:1, BW. 13 Botterblom 2016.

(10)

platform voor wereldwijde reservering en verhuur van accommodaties. Particuliere

verhuurders kunnen hun huis of appartement verhuren aan mensen die op zoek zijn naar een verblijfplaats op de gewenste bestemming. Airbnb brengt als online platform het contact tussen huurder en verhuurder tot stand en is verantwoordelijk voor de financiële afwikkeling. De huurder betaalt de kosten van de boeking per creditcard aan Airbnb, waarna Airbnb ervoor zorgt dat de verhuurder word uitbetaald.15

Het voordeel voor een consument om een huis of appartement te huren via een platform als Airbnb is dat voor bijna elk budget wel iets beschikbaar is en veel Airbnb accommodaties zich bevinden in woonwijken, waardoor de huurder een goede indruk van de lokale omgeving krijgt. Het voordeel voor de verhuurder van het huis of appartement via Airbnb is dat de verhuurder iets extra’s aan het huis of appartement kan verdienen.16

Uit onderzoek van de ING over de deeleconomie is gebleken dat wordt verwacht dat de meerderheid van de Nederlandse gebruikers van de deeleconomie in 2015 ook in 2016 weer deel gaan nemen. Daarnaast wordt verwacht dat een grote groep, die nu nog geen gebruik maakt van de deeleconomie, van plan is om in 2016 wel deel te gaan nemen. Wanneer de groep gaat participeren in de deeleconomie, zullen er in 2016 bijna 1 miljoen huishoudens actief zijn binnen de deeleconomie.17

De groep potentiële deelnemers binnen de deeleconomie die aangeeft spullen te willen delen in de toekomst, is fors groter dan de groep die dat nu al doet. Eén op de vier Nederlanders zou in de toekomst graag iets tegen betaling willen gebruiken, terwijl de groep die zou willen uitlenen tegen betaling met één op drie nog groter is. Indien de groep van potentiële

deelnemers hun gedachten zouden uitvoeren, zou de deeleconomie in de toekomst vijf keer groter worden dan nu het geval is.18

Of de deeleconomie echt zo hard gaat groeien is nog maar afwachten. De deeleconomie is opgekomen in een tijd van financiële crisis. Financiële redenen spelen een grote rol voor zowel vragers als aanbieders binnen de deeleconomie. Wellicht gaat de voorkeur in de te toekomst van de consument, wanneer het economisch beter gaat, uit naar eigendom.

15 Serkozy 2016. 16 Dalen 2013. 17 Janssen 2015, p. 8. 18 Janssen 2015, p. 8.

(11)

2.3 Airbnb

Airbnb is een deelplatform waarop particulieren hun woning of delen van hun woning kunnen aanbieden aan andere particulieren. Airbnb biedt een gevarieerd assortiment van

accommodaties aan. Van kamers tot appartementen, van boten tot huizen. Airbnb staat voor AirBed and Breakfast.19

Airbnb is ontstaan vanuit een conferentie in San Francisco, Californië. Tijdens de conferentie was een groot tekort aan slaapplaatsen dat door de oprichters werd ondervangen door de verhuur van slaapplaatsen in hun appartement. Sinds 2008 is Airbnb gegroeid naar 60 miljoen gasten en 2 miljoen accommodaties, verdeeld over 44.000 steden in 190 landen wereldwijd.20

Het hoogtepunt lag op zaterdag 2 juli 2016. Op deze dag werden 700.000 accommodaties wereldwijd verhuurd.21 Airbnb heeft nog nooit winst- of omzetcijfers bekend gemaakt, maar

de waarde van het bedrijf wordt geschat op zo’n 30 miljard dollar (28 miljard euro). Het wereldwijde marktaandeel van Airbnb in shortstay is hierdoor 1%. Airbnb heeft 800 miljoen dollar (750 miljoen euro) opgehaald in een investeringsronde in juli 2016.22 De waarde van

Airbnb is hiermee hoger dan de waarde van vooraanstaande hotelketens. Zo heeft de Amerikaanse keten Hyatt Hotels een beurswaarde 8,4 miljard dollar (7,9 miljard euro).23

Airbnb rekent aan verhuurders 3% servicekosten over de prijs van de verhuur van de accommodatie. Aan de huurder rekent Airbnb 6% tot 12% servicekosten over de huurprijs van de accommodatie. Het verschil tussen de 6% en de 12% zit in de prijs van de

accommodatie. Hoe hoger de prijs van huur van de accommodatie, hoe lager het percentage servicekosten voor de huurder is.24

Het doel van Airbnb is, aldus de website, de wereldbevolking met elkaar in contact brengen, waarbij de verhuurder iets extra’s kan verdienen en de huurder in contact kan komen met unieke locaties. Dit moet leiden tot een nieuw ecosysteem waarin de wereldbevolking met elkaar deelt en ruilt.25 Tegenstanders van Airbnb stellen dat het doel juist geld verdienen is.

Airbnb is een bedrijf dat miljoenen uitgeeft aan marketing en zich presenteert als

deeleconomie. Maar wat er werkelijk achter zit is een miljardenbedrijf uit Amerika, vol met risico-investeerders die zo snel mogelijk rendement willen maken. Het is een bedrijf dat geen

19 Chesky 2013. 20 Chesky 2013. 21 Chesky 2013. 22 Huet, 2016. 23 Huet, 2016.

24 ‘VPRO Tegenlicht’, NPO 2, 18 september 2016. 25 Chesky 2013.

(12)

belasting in Nederland betaalt. Het draagt in sommige gemeenten een klein percentage toeristenbelasting af. Verhuurders heffen die belasting en Airbnb schuift dat door aan gemeenten, waardoor Airbnb zelf geen enkele belasting betaalt.26

Airbnb is gebaseerd op vertrouwen. Vertrouwen is de kracht achter het systeem. Als er een slechte recensie wordt geplaatst bij de accommodatie op de website van Airbnb, omdat bijvoorbeeld de accommodatie niet schoon is, heeft de verhuurder voor de volgende keer een relatief kleinere kans op de verhuur van de accommodatie. Dit geldt ook andersom. Wanneer een accommodatie bijvoorbeeld extreem vies wordt achtergelaten, kan er een recensie bij de huurder worden geplaatst op de website van Airbnb. Dit zorgt ervoor dat de huurder de volgende keer een relatief kleinere kans heeft op het huren van een accommodatie.27 Schade

aan accommodaties wordt tot €800.000,- vergoed door Airbnb, maar daar zijn aparte

voorwaarden aan verbonden. Zo worden juwelen, contant geld en schade aan huisdieren niet gedekt.28

2.4 Conclusie

De term deeleconomie is een fenomeen waar de meningen over de begripsomschrijving uiteenlopen. Het idee achter de deeleconomie is dat je iets niet hoeft te bezitten, zolang je er maar toegang tot hebt. De nadruk ligt daardoor minder op eigendom en meer op prestatie. Gesteld kan worden dat aan de hand van verschillende deelplatformen er binnen de deeleconomie wordt gedeeld aan de hand van goederen en diensten. Het delen kan

plaatsvinden met en zonder betaling. Daarbij worden onbenutte consumptiegoederen gedeeld, maar nu gesteld kan worden dat Airbnb verhuurders iets ‘extra’s’ aan de verhuur willen verdienen, ook benutte consumptiegoederen.

Onderdeel van de deeleconomie is het verhuren van accommodaties. Airbnb is een platform dat participeert tussen de huur en verhuur van accommodaties, en is daar de afgelopen jaren flink in gegroeid. Met het doen van een investeringsronde in 2016 en het feit dat Airbnb een hogere waarde heeft dan vooraanstaande hotelketens, kan gesteld worden dat het om een miljarden business gaat.

26 ‘VPRO Tegenlicht’, NPO 2, 18 september 2016. 27 Van Eldert, Algemeen Dagblad 30 september 2016. 28 www.airbnb.nl/guarantee, geraadpleegd op 7 oktober 2016.

(13)

3. Wie zijn de deelnemers binnen de deeleconomie?

3.1 Inleiding

Wereldwijd zijn er diverse onderzoeken gedaan naar deelnemers binnen de deeleconomie. Wat zijn de motieven en voorwaarden om deel te nemen aan de deeleconomie? Wie doen er mee aan de deeleconomie? Wat delen consumenten en waarom? Als ze niet meedoen, wat houdt ze tegen? Hoe groot is de deeleconomie inmiddels en wat zijn de verwachtingen voor de toekomst? Aan de hand van dit hoofdstuk wordt geprobeerd daar antwoord op te geven.

3.2 Deelnemers aan de deeleconomie

Eén op de dertien Nederlandse huishoudens neemt deel aan de deeleconomie, dit zijn ruim 550.000 huishoudens. 250.000 huishoudens treden op als vrager, maar ook als aanbieder. Dit houdt in dat ze een accommodatie of auto huren, maar ook een accommodatie of auto

verhuren. 150.000 huishoudens zijn óf alleen vrager, óf alleen aanbieder in de deeleconomie.29

In Nederland wordt het meeste gedeeld op het gebied van accommodaties, auto’s en

gereedschap. 36% van de mensen die vorig jaar gebruik maakten van de deeleconomie, heeft anderen betaald voor het lenen van gereedschap. 22% van de gebruikers van de deeleconomie maakte gebruik van andermans auto en 17% van andermans accommodatie. Vanuit onderzoek is gebleken dat er het minste vraag is naar kleding, games/dvd’s en boeken.30

36.00% 22.00% 17.00% 6.00% 6.00%4.00% 9.00%

Percentage meest gedeeld in de deeleconomie

Gereedschap Auto's Huizen Kleding Games/DVD Boeken Overig 31 29 Janssen 2015, p. 2. 30 Janssen 2015, p. 4. 31 Janssen 2015, p. 4.

(14)

Op dit moment zijn er meer aanbieders van kleding, games/dvd’s en boeken dan het aantal vragers. Uit onderzoek van ING blijkt dat er twee keer zoveel mensen boeken aanbieden als mensen die ze willen afnemen. Bij auto’s en accommodaties is dit juist andersom. Relatief veel vragers maken gebruik van het beperkt aantal aangeboden auto’s en accommodaties.32

Uit onderzoek blijkt dat de grootste groep gebruikers van de deeleconomie jonger is dan 35 jaar. 10% van hen deelt. Daarnaast deelt 5% in de leeftijdscategorie tussen de 35 en 55 jaar in de deeleconomie en 3% van de 55 plussers deelt in de deeleconomie. De deeleconomie wordt vooral gebruikt door mensen met een hoog opleidingsniveau en mensen met een hoog

inkomen. Gebruikers van de deeleconomie zijn net zo vaak woonachtig in de drie grote steden als Amsterdam, Rotterdam en Den Haag als elders.33

3.3 Motieven

Mensen delen via de deeleconomie om verschillende redenen. De drie P’s, van ‘people’, ‘planet’ en ‘profit’, spelen daarin een belangrijke rol:

 People: Vreemden komen vaker met elkaar in contact door het delen binnen de deeleconomie.

 Planet: Delen is een duurzame vorm van consumptie, spullen worden efficiënter benut.

 Profit: Huurders besparen op een aankoop en aanbieders verdienen aan de verhuur. ‘Profit’ blijkt het belangrijkste motief voor deelnemers binnen de deeleconomie. Voor 40% van de vragers en 28% van de aanbieders binnen de deeleconomie vormt dit de belangrijkste reden van deelname. Voor de vragers (33%) is ook het verkrijgen van toegang tot nieuwe spullen belangrijk. Het minst belangrijk vinden vragers het onderdeel ‘planet’. 19% van de vragers zegt deel te willen nemen aan de deeleconomie om verspilling tegen te gaan terwijl 30% van de aanbieders juist aan de deeleconomie deelneemt om verspilling tegen te gaan. Ook het ‘people’ motief staat voor aanbieders binnen de top drie van belangrijkste drijfveren met 70%.34

Aan de deeleconomie doet een grote groep (41%) niet mee omdat ze er nooit bij stil hebben gestaan. Een nog grotere bekendheid van de deeleconomie zou kunnen zorgen dat meer mensen gaan deelnemen. Vertrouwen speelt, zoals gezegd in hoofdstuk 2.3, een belangrijke

32 Janssen 2015, p. 4. 33 Janssen 2015, p. 5. 34 Janssen 2015, p. 6.

(15)

rol binnen de deeleconomie. 6% van de mensen geeft aan niet deel te willen nemen aan de deeleconomie vanwege het feit dat ze het niet vertrouwen. Het vertrouwens-aspect lijkt beperkt, maar het vertrouwen is toch belangrijk. 37% van de mensen geeft aan het niet fijn te vinden om spullen van anderen te gebruiken of hun eigen spullen uit te lenen. Vooral onder ouderen blijkt dit een belangrijke reden om niet deel te willen nemen aan de deeleconomie.35

3.4 Verdiensten

Vragers binnen de deeleconomie gaven in het afgelopen jaar gemiddeld €90,- uit. Bij ongeveer twee van de drie deelnemers bleven uitgaven beperkt tot een paar tientjes, terwijl een derde van de deelnemers honderden euro’s uitgaf. In het laatste geval ging het vaak om het gebruik van een auto of een accommodatie.

De gemiddelde opbrengst van een aanbieder lag gemiddeld hoger, namelijk €150,-. Dit gemiddelde zegt alleen niet alles. De spreiding onder aanbieders is groot. Een grote

meerderheid, 90% van alle aanbieders, ontving gezamenlijk 20% van de gespendeerde euro’s in de deeleconomie. Vaak gaat het hier om kleine bedragen. Verrassend zijn de lage

opbrengsten niet, gezien de grote groep aanbieders die vooral vanuit idealistische motieven deelneemt. Een kleine groep, 5%, ziet de mogelijkheden van de deeleconomie als een kans. Deze groep heeft het afgelopen jaar duizenden euro’s verdiend. Deze duizenden euro’s werden vooral verdiend aan de verhuur van een accommodatie.36

De deeleconomie heeft naar schatting een omvang van 40 tot 60 miljoen euro. Ongeveer de helft hiervan is gerelateerd aan de verhuur van accommodaties. De totale opbrengsten van de aanbieders liggen hoger dan de uitgaven van de vragers. Dit verschil komt doordat aanbieders veel verdienen aan de verhuur van accommodaties aan buitenlanders, meer dan Nederlanders besteden in het buitenland.37

3.5 Conclusie

In Nederland maakt één op de dertien Nederlandse huishoudens gebruik van de deeleconomie. Het meest wordt gebruik gemaakt van het huren en verhuren van gereedschap, auto’s en accommodaties. De grootste groep gebruikers van de deeleconomie is jonger dan 35 jaar en heeft een hoog opleidingsniveau en is woonachtig in een grote stad.

35 Janssen 2015, p. 6. 36 Janssen 2015, p. 8. 37 Van der Doelen 2016, p. 5.

(16)

Motieven voor deelname aan de deeleconomie zijn ‘people’, ‘planet’ en profit. Financiële motieven (‘profit’) zijn de belangrijkste motieven voor deelname aan de deeleconomie. ‘Planet’ als duurzame vorm van consumptie en ‘people’ door het met elkaar in contact komen van vreemden.

De grootste verdiensten binnen de deeleconomie ontstaan vanuit de verhuur van auto’s en van accommodaties. Ongeveer de helft van de omvang van de deeleconomie is gerelateerd aan de verhuur van accommodaties.

(17)

4. Wanneer is er sprake van oneerlijke concurrentie?

4.1 Inleiding

In het kader van het mededingingsrecht en van de onrechtmatige daad zijn gedachten ontwikkeld over wanneer er sprake is van oneerlijke concurrentie. Meestal gaat het om bedrijven die misbruik maken van een feitelijke positie of op andere wijze onrechtmatige voordelen behalen ten opzichte van andere bedrijven waarmee geconcurreerd wordt. Dit komt vooral door het gegeven dat particulieren gewoonlijk niet in de gelegenheid zullen zijn om dergelijke voordelen te behalen. In de deeleconomie, waaronder gebruikers van Airbnb, bestaat de mogelijkheid sinds kort wel. Zeker nu in hoofdstuk 3 is gebleken dat financiële motieven de belangrijkste motieven zijn voor deelname aan de deeleconomie en de grootste verdiensten binnen de deeleconomie ontstaan vanuit de verhuur van verblijfsplaatsen.

4.2 Oneerlijke concurrentie

Aalberse promoveerde in 1897 met het proefschrift “Oneerlijke concurrentie en haar

bestrijding volgens het Nederlandsch recht”. In het eerste deel van het proefschrift

onderschrijft Aalberse wat onder oneerlijke concurrentie moet worden verstaan. Aalberse onderscheidt de woorden ‘oneerlijk’ en ‘concurrentie’. Onder concurrentie wordt verstaan: ‘behoud of uitbreiding van debiet ten spijt van anderen’. Oneerlijk is al hetgeen dat:

‘geschiedt door misleiding met het oogmerk van geldelijke bevoordeling’. Aalberse omschrijft op basis van de beide definities het begrip ‘oneerlijke concurrentie’ als: ‘het pogen, om door

misleiding van het publiek of concurrenten, het handelsdebiet te vestigen, te behouden of uit te breiden, ten spijt van anderen’.38

In de Nederlandse wetgeving kan oneerlijke concurrentie worden aangesproken op grond van het in strijd handelen met de maatschappelijke betamelijkheid uit artikel 6:162, lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (hierna BW), beter bekend als de ‘onrechtmatige daad’. In de rechtspraak wordt daarbij gekeken of een zorgvuldigheidsnorm is geschonden. Een onrechtmatige daad is “een toerekenbare onrechtmatige gedraging van een persoon, onderneming, organisatie of overheid, waardoor schade is veroorzaakt. Hij die de onrechtmatige daad kan worden toegerekend is verplicht de schade die de ander dientengevolge lijdt, te vergoeden”.39

38 Aalberse 1897, p.14.

(18)

Op grond van artikel 6:162 van het BW (oud artikel 1401 BW) dient voor aansprakelijkheid aan een vijftal eisen te worden voldaan: onrechtmatige gedraging, toerekenbaarheid van de daad aan de dader, schade, causaal verband en relativiteit.

Een schadeveroorzakende gedraging wordt als onrechtmatig gekwalificeerd wanneer:  Er sprake is van een inbreuk op een recht;

 Er sprake is van een doen of nalaten in strijd met de wettelijke plicht;

 Er sprake is van een doen of nalaten in strijd met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt.40

Oneerlijke concurrentie is een voorbeeld van onzorgvuldig handelen, dat zijn omschrijving vindt in het ongeschreven recht van de onrechtmatige daad.41

Toepassing van artikel 1401 oud BW onrechtmatige daad (artikel 6:162 BW) was in de jurisprudentie van de 19e eeuw gebaseerd op de opvatting dat onder ‘onrechtmatig’

‘onwetmatig’ verstaan moest worden. Althans, zo dacht de Hoge Raad erover. Rechtsnormen waren per definitie in die rechtsopvatting geschreven normen. Zo kon in het laatste kwart van de 19e eeuw in de heersende leer niet op grond van artikel 1401 oud BW worden opgetreden

tegen oneerlijke concurrentie.42

De Utrechtse hoogleraar Molengraaff pleitte voor een ruimere opvatting van het begrip ‘onrechtmatig’ van artikel 1401 BW. Molengraaff wilde dat de volgende tekst aan het artikel wordt toegevoegd: “handelingen in strijd met de zorgvuldigheid die in het maatschappelijk verkeer betaamt”. De ruimere uitleg van het begrip ‘onrechtmatig’ was voor Molengraaff een middel om effectief op te treden tegen oneerlijke concurrentie.43

De rechtspraak volgde niet direct, want na de eeuwwisseling hield de Hoge Raad vast aan de strenge, oude leer in de arresten die Molengraaff later ‘verbijsterend’ noemt in het licht van oneerlijke concurrentie. Het gaat om de arresten ‘Singer- naaimachine’44 en ‘Necec-

prospectus’45. In het arrest Necec- prospectus spreekt de cassatierechter van ‘blote

lichtvaardigheid’ van de ondernemer om een misleidende prospectus uit te brengen, hetgeen wel moreel, maar niet juridisch kon worden verworpen. De maatschappelijke

40Hartkamp & Sieburg 2015, p. 135.

41 Spier, Hartlief, Keirse, Van Maanen & Vriesendorp 2012, p. 71. 42 Van Dunné 2004, p. 134.

43 Molengraaff 1884, p. 24.

44 HR 6 januari 1905, W. 9163 (Singer-naaimachine). 45 HR 24 november 1905, W. 8304 (Necec-Prospectus).

(19)

verontwaardigheid werd pas echt groot in het arrest ‘Zutphense juffrouw’.46 Juffrouw De

Vries woonde boven het pakhuis van G.J. Nijhof te Zutphen. Toen ’s nachts de waterleiding sprong en het water op het opgeslagen leer van Nijhof spoot, weigerde De Vries om de hoofdkraan, die zich in haar woning bevond dicht te draaien. Pas toen de politie arriveerde, ging ze overstag. Nijhof stelde dat De Vries onrechtmatig had gehandeld door te weigeren om de kraan dicht te draaien. Deze stelling vond geen ingang bij de Hoge Raad. De Hoge Raad oordeelde dat de weigering van juffrouw De Vries wellicht ‘naar maatschappelijke of zedelijke maatstaf’ bijzonder laakbaar was, maar ze had geen wetsbepaling overtreden en daarom was haar handelen niet onrechtmatig.47

Uiteindelijk kwam de ruimere uitleg van het begrip ‘onrechtmatig’ tot stand in het arrest ‘Lindenbaum-Cohen’ uit 1919. In dit arrest is de rechtsvraag of er sprake is van een

onrechtmatige daad. Cohen en Lindebaum hadden beiden in Amsterdam een drukkerij. Cohen kocht een werknemer van Lindenbaum om, om zo te achterhalen welke bedragen er op de offertes van Lindenbaum stonden. Op deze manier zou hij onder deze prijzen kunnen gaan zitten en daarmee meer opdrachten binnen halen. Lindenbaum kwam achter de omkoping en eiste van Cohen schadevergoeding op grond van de onrechtmatige daad.48

De rechtbank wees de vordering van Lindenbaum toe. Het hof wees de vordering af, omdat de gedraging van Cohen niet in strijd was met de wet, en enkel een gedraging in strijd met de wet kon een onrechtmatige daad opleveren in die tijd. De Hoge Raad stelde dat onder een

onrechtmatige daad diende te worden verstaan: “Een handelen of nalaten, dat òf inbreuk

maakt op eens anders recht, òf in strijd is met des daders rechtsplicht of indruischt, hetzij tegen de goede zeden, hetzij tegen de zorgvuldigheid, welke in het maatschappelijk verkeer betaamt ten aanzien van eens anders persoon of goed, terwijl hij door wiens schuld

tengevolge dier daad aan een ander schade wordt toegebracht, tot vergoeding daarvan is verplicht”.49 De Hoge Raad formuleerde derhalve het huidige begrip omtrent de

onrechtmatige daad. Er was sprake van een onrechtmatige daad.50

De essentie uit het arrest ‘Lindenbaum-Cohen’ is dat het begrip onrechtmatige daad verder is uitgewerkt waardoor het niet alleen nog maar mogelijk was om een onrechtmatige daad aan te

46 HR 10 juni 1910, W. 9038 (Zutphense juffrouw). 47 HR 10 juni 1910, W. 9038 (Zutphense juffrouw). 48 HR 31 januari 1919, NJ 1919, 161 (Lindenbaum/Cohen). 49 HR 31 januari 1919, NJ 1919, 161 (Lindenbaum/Cohen). 50 HR 31 januari 1919, NJ 1919, 161 (Lindenbaum/Cohen).

(20)

nemen bij een strijd met de wet, maar ook bij een in strijd met het ongeschreven recht zoals oneerlijke concurrentie.51

In navolging van het arrest ‘Lindenbaum-Cohen’ kan gesteld worden dat er sprake is van oneerlijke concurrentie indien men onzorgvuldig handelt ten opzichte van de concurrent waardoor het de concurrent een nadeel oplevert.

4.3 Conclusie

In de Nederlandse wetgeving kan oneerlijke concurrentie worden aangesproken op grond van de onrechtmatige daad, indien er sprake is van het doen of nalaten in strijd met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt.

Gesteld kan worden aan de hand van het ‘Lindenbaum-Cohen’ arrest dat er sprake is van oneerlijke concurrentie indien men onzorgvuldig handelt ten opzichte van de concurrent waardoor het de concurrent een nadeel oplevert.

(21)

5. Wanneer treedt de particuliere verhuurder in concurrentie met de

hotelexploitant?

5.1 Inleiding

Om te bepalen of een particuliere verhuurder oneerlijk concurreert ten opzichte van een hotelexploitant is het zaak dat er eerst criteria worden vastgesteld om te bepalen wanneer een particuliere verhuurder in concurrentie treedt met de hotelexploitant. Deze vraag kan worden beantwoord aan de hand van de door de Gemeente Amsterdam opgestelde wetgeving voor particuliere verhuur en hotelmatige verhuur.

5.2 Particuliere verhuur en de Gemeente Amsterdam

De Gemeente Amsterdam is voorloper wat betreft wetgeving voor particuliere verhuur. Daarbij heeft deze gemeente onderscheidt gemaakt in vakantieverhuur en hotelmatige verhuur. Verhuur langer dan 60 dagen per jaar en/of verhuur aan meer dan vier personen wordt beschouwd als hotelmatige verhuur en kan niet als particuliere verhuur worden verricht. Het juridisch instrumentarium om verblijf langer dan 60 dagen per jaar zonder hoofdverblijf52

aan te pakken is als volgt:

 Bestemmingsplan. Een woning moet in het bestemmingsplan de bestemming wonen hebben, een gebruik als hotel is geen wonen.53

 Bouwverordening. Bij meer dan vier personen is een omgevingsvergunning voor brandveilig gebruik nodig.54

 Bouwbesluit55. Hierin staan regels over brandveiligheid in hotels.56

Als wel hoofdverblijf lijkt te worden gehouden in de Gemeente Amsterdam, maar de woning wordt toch langer dan 60 dagen per jaar verhuurt, is er sprake van overtreding van de

beleidsregel. De gemeente kan geen beroep op de Huisvestingswet doen omdat er geen sprake is van woningonttrekking. Met het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties (BZK) is besproken in hoeverre de nieuwe Huisvestingwet de mogelijkheid biedt om bij een termijn van 60 dagen per jaar te kunnen handhaven op woningonttrekking op grond van de

52 Kamerstukken II 2015/16, 12331, 2, p. 3.

53 Hoofdstuk 3, bestemmings- en inpassingsplannen, Wet ruimtelijke ordening. 54 B&W besluit dd. 12 februari 2014, Gemeente Amsterdam.

55 Bouwbesluit 2012.

(22)

Huisvestingwet, zoals dat bij permanente verhuur van woningen gebeurt. Het ministerie BZK is van oordeel dat het principe van hoofdverblijf houden leidend is in de Huisvestingswet bij woningonttrekking. De gemeente is bevoegd in haar verordening zelf een grens vast te stellen.57 Het is aan de rechter om deze verordening te toetsen aan de Huisvestingswet.

Jurisprudentie die is toegespitst op deze regel in het vakantieverhuurbeleid is er nog niet. Gezien de discussie over het hoofdverblijf is een grens voor verhuur korter dan 60 dagen per jaar niet aannemelijk.58

Particuliere verhuur van de accommodatie mag aan maximaal vier personen tegelijk

plaatsvinden. Het juridische instrumentarium om een verblijf met meer dan vier personen te verbieden is als volgt:

 Bouwverordening: bij meer dan vier personen is een omgevingsvergunning voor brandveilig gebruik nodig, waarbij dezelfde eisen worden gesteld als bij een hotel.  Bouwbesluit: hierin staan regels over brandveiligheid in hotels.59

Een pand dat door particuliere verhuur geheel voor logies gebruikt wordt mag worden gesloten.60 In de praktijk is een dergelijk pand ook aan de woningvoorraad onttrokken

waardoor een bestuurlijke boete kan worden opgelegd op grond van de Algemene Plaatselijke Verordening.61

Op grond van ‘vakantieverhuur’ en ‘hotelmatige verhuur’ kan worden geoordeeld wanneer een particuliere verhuurder concurreert met een hotelexploitant. De criteria die hiervoor door de Gemeente Amsterdam zijn opgesteld is de maximale verhuur van 60 dagen per jaar van de woning en/of aan maximaal vier personen tegelijk. Indien de particuliere verhuurder de woning verhuurt voor meer dan 60 dagen per jaar en/of aan meer dan vier personen tegelijk is er sprake van hotelmatige verhuur en treedt de particuliere verhuurder in concurrentie met de hotelexploitant.

5.3 Conclusie

Gesteld kan worden dat de opgestelde criteria van de Gemeente Amsterdam een belangrijk aspect vormen om te kunnen oordelen of er concurrentie plaatsvindt tussen de particuliere verhuurder en de hotelexploitant.

57 Artikel 147, Gemeentewet. 58 Ivens 2016, p. 14.

59 B&W besluit dd. 12 februari 2014, Gemeente Amsterdam. 60 Artikel 174a, Gemeentewet.

(23)

Om te kunnen oordelen of een particuliere verhuurder in concurrentie treedt met een hotelexploitant, zal gekeken moeten worden naar de regelmaat waarin de particuliere

verhuurder de woning voor eigen gebruik houdt. Daarvoor lijkt de 60 dagen per jaar regel van de Gemeente Amsterdam een goede indicatie, omdat deze regel nog past binnen het

bestemmingsplan, bouwverordening en het Bouwbesluit. Dit houdt in dat een particuliere verhuurder de woning voor maximaal 60 dagen per jaar mag verhuren en de rest van het jaar voor eigen gebruik zal laten fungeren.

Het criterium van de verhuur aan maximaal vier personen vormt een aspect om te kunnen oordelen of er concurrentie plaatsvindt tussen de particuliere verhuurder en de hotelexploitant. De Gemeente Amsterdam oordeelt op grond van haar criterium dat particuliere verhuur tot vier personen is toegestaan. Daarvoor lijkt de gemeente een goed criterium te hebben opgesteld omdat de verhuur tot vier personen past binnen de omgevingsvergunning en het Bouwbesluit.

Op grond van dit hoofdstuk kan worden geoordeeld dat een particuliere verhuurder in

concurrentie treedt met een hotelexploitant indien de 60 dagen per jaar regel wordt overtreden en/of de woning aan meer dan vier personen wordt verhuurd. Op grond van het overtreden van een van deze criteria of van beiden criteria wordt verhuur door een particulier als hotelmatige verhuur aangemerkt.

(24)

6. Op welk gebied is er sprake van oneerlijke concurrentie tussen de

particuliere verhuurder en de hotelexploitant inzake wet- en

regelgeving?

6.1 Inleiding

In de vorige hoofdstukken is beschreven wanneer er sprake is van oneerlijke concurrentie en wanneer een particuliere verhuurder kan worden aangemerkt als een particulier hotelmatige verhuurder. Op grond van dit hoofdstuk wordt onderzoek gedaan naar het feit of er sprake is van oneerlijke concurrentie door gebonden wet- en regelgeving voor hotelexploitanten, tussen particuliere hotelmatige verhuurders en hotelexploitanten.

Voor dit gehele hoofdstuk geldt dat als er over een particuliere verhuurder wordt gesproken het altijd gaat om een particuliere hotelmatige verhuurder (als in hoofdstuk 5) omdat op grond van dit onderzoek alleen de particuliere hotelmatige verhuurder in (oneerlijke) concurrentie kan treden met de hotelexploitant.

6.2 Omgevingsvergunning en brandveiligheid

Aan een pand dat nog niet als hotel heeft gefungeerd, zal het één en ander verbouwd moeten worden zoals het inrichten van kamers en gangen, het omleggen van leidingen en het

ontwikkelen van trappen en liften. Voor het kunnen en mogen verbouwen van het pand dient de hotelexploitant een omgevingsvergunning aan te vragen.62

Particuliere verhuurders zijn evenals hotelexploitanten gebonden aan een

omgevingsvergunning voor grootschalige verbouwingen als het inrichten van kamers en gangen, het omleggen van leidingen en het ontwikkelen van trappen en liften.63 Echter zijn

particuliere verhuurders in de meeste gemeenten niet verplicht tot het uitvoeren van grootschalige verbouwingen, tenzij particulieren er bewust zelf voor kiezen.64

Voor het kunnen en mogen exploiteren van een hotel, zijn exploitanten in Nederland verplicht het hotel zo in te richten dat het voldoet aan de brandveiligheidseisen van het Bouwbesluit 2012. Voorbeelden van brandveiligheidseisen voor een hotelexploitant zijn:

62 Artikel 2.1, Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. 63 Artikel 2.1, Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. 64 Hartholt 2015, Binnenlands Bestuur, afl. 10, p. 13.

(25)

 Brandcompartimenten, scheidingswanden van de kamers moeten minimaal 20 minuten bestand zijn tegen branddoorslag en brandoverslag.65

 Deurdranger, openstaande deuren doen de brandwerendheid van een wand teniet. Deuren in scheidingswanden van hotelkamers moeten daarom altijd zelfsluitend zijn. Daar dient de deurdranger voor.66

 Vluchtroute, een vluchtroute moet leiden tot het aansluitende terrein en van daaruit tot de openbare weg, zonder dat er gebruik hoeft te worden gemaakt van een lift.67

In de meeste gemeenten in Nederland zijn geen verplichte brandveiligheidseisen opgesteld voor particuliere verhuur.68 In de Gemeente Amsterdam, voorloper wat betreft wet- en

regelgeving voor particuliere verhuur van accommodaties, zijn wel criteria vastgesteld voor wat betreft de brandveiligheid, in de vorm van een brandmeldinstallatie, een

ontruimingsinstallatie en het creëren van vluchtwegen voor gasten. Steekproefsgewijs worden de accommodaties van particuliere verhuurders gecontroleerd door de brandweer. Deze criteria zijn opgesteld voor verhuur tot en met vier personen. Voor particuliere verhuur aan meer dan vier personen is een omgevingsvergunning vereist voor het pand waar de verhuur plaatsvindt, zodat brandveiligheidseisen uit het Bouwbesluit 2012 kunnen worden toegepast.69

6.2.1 Tussenconclusie en oneerlijke concurrentie

Gesteld kan worden dat hotelexploitanten moeten voldoen aan brandveiligheidseisen voor het mogen verhuren van accommodaties. Daarvoor moet de exploitant aan allerlei eisen voldoen. Voor particuliere verhuurders gelden in de meeste gemeenten, met uitzondering van de Gemeente Amsterdam, geen verplichte brandveiligheidseisen omdat hier geen wetgeving voor is opgesteld. Voor het doen van grootschalige verbouwingen geldt voor de hotelexploitant dezelfde vereisten uit de omgevingsvergunning als voor de particuliere verhuurder. In tegenstelling tot particuliere verhuurders zijn hotelexploitanten verplicht zijn tot het maken van kosten om aan de brandveiligheidseisen te voldoen wat, los van het feit dat de veiligheid van Airbnb huurders in het geding komt, tot vermogensschade kan leiden. Particuliere verhuurders zijn in de meeste gemeenten niet verplicht tot het maken van kosten om aan brandveiligheidseisen te voldoen omdat er geen wetgeving voor is opgesteld.

65 Artikel 2.94 Bouwbesluit 2012. 66 Artikel 2.51 Bouwbesluit 2012. 67 Artikel 2.75 Bouwbesluit 2012.

68 Hartholt 2015, Binnenlands Bestuur, afl. 10, p. 13. 69 B&W besluit dd. 12 februari 2014, Gemeente Amsterdam.

(26)

Op grond van deze gegevens kan gesteld worden dat er sprake is van oneerlijke concurrentie, omdat de particuliere verhuurder in tegensteling tot de hotelexploitant geen kosten en

verbouwingen in het kader van brandveiligheid hoeft te maken (voldaan aan een opgeleverd nadeel, oneerlijke concurrentie hoofdstuk 4), terwijl de particuliere verhuurder eigenlijk wel aan de brandveiligheidseisen zou moeten voldoen (voldaan aan onzorgvuldig handelen, oneerlijke concurrentie door het niet houden aan wet- en regelgeving, hoofdstuk 4), hiervoor dient particuliere verhuurder wel te worden aangemerkt als particuliere hotelmatige

verhuurder als in hoofdstuk 5.70 De hotelexploitant leidt vermogensschade71, omdat de

exploitant kosten moet maken om aan de brandveiligheidseisen te voldoen. 6.3 Bestemmingsplan

Voor het kunnen exploiteren van een hotel is een locatie een vereiste. Bij het vinden van een locatie dient de hotelexploitant te controleren of het exploiteren van een hotel voldoet aan het bestemmingsplan. Gemeenten stellen in dit plan op waar woningen, winkels en bedrijven mogen komen. Het is niet mogelijk om een hotel te exploiteren daar waar de gemeente in het bestemmingsplan het pand heeft aangemerkt als ‘woning’, tenzij het bestemmingsplan wordt gewijzigd.72 Ook is het niet mogelijk om een hotel te exploiteren binnen een bepaald

bestemmingsplan waar alle vergunningen voor het exploiteren van een hotel al zijn vergeven. Gemeenten stellen binnen het bestemmingsplan een maximaal aantal exploitatievergunningen vast73 om overlast te voorkomen, maar ook om een overschot aan verblijfplaatsen tegen te

gaan.74

Dit gezegd hebbende lijkt het erop dat de wetgeving omtrent het bestemmingsplan haaks staat op de particuliere verhuur van accommodaties. Particulieren verhuren woningen aan toeristen waarbij de woningen in het bestemmingsplan het doel ‘wonen’ heeft gekregen en niet het doel ‘bedrijfsruimte’ of ‘hotel’. Dit geldt echter niet voor alle gemeenten want de Gemeente Amsterdam heeft daar een duidelijk beleid voor opgesteld. De Gemeente Amsterdam ontleent de regelgevende bevoegdheid vanuit de Gemeentewet.75De Gemeente Amsterdam hanteert de

60 dagen per jaar regel. Indien een woning voor meer dan 60 dagen per jaar wordt verhuurd, verondersteld de gemeente dat voor de eigenaar van de woning de woning niet fungeert als

70 Dit geldt niet voor particuliere verhuurders in Amsterdam, aangezien de gemeente voor particuliere verhuur wet- en regelgeving heeft opgesteld.

71 Artikel 6:96 BW.

72 Hoofdstuk 3, bestemmings- en inpassingsplannen, Wet ruimtelijke ordening. 73 Artikel 147, Gemeentewet.

74 Cohen & Rooijers, Financieel Dagblad 18 april 2016. 75 Artikel 147, Gemeentewet.

(27)

hoofdverblijf. Indien hier sprake van is, spreekt de gemeente van het gebruik van de woning in het bestemmingsplan als ‘illegaal’ hotel en niet als wonen.76

De Gemeente Amsterdam is op 22 november 2016 een overeenkomst met Airbnb aangegaan, waarin de 60 dagen per jaar regel door Airbnb zal worden gehandhaafd. Er komen nieuwe en geautomatiseerde limieten op de website van Airbnb die ervoor zorgen dat woningen in Amsterdam niet meer dan 60 dagen per jaar worden verhuurd.77

6.3.1 Tussenconclusie en oneerlijke concurrentie

Amsterdam is voorloper wat betreft de samenwerking tussen Airbnb en gemeenten. Echter blijven veel gemeenten achter in het uitzetten van een goed beleid, met als gevolg dat particuliere verhuurders woningen verhuren als ‘illegaal’ hotel dat niet past binnen het

bestemmingsplan van de gemeente. Voorbeelden hiervan zijn de Gemeente Eindhoven78 en de

Gemeente Maastricht79, waarin geen wetgeving is opgesteld voor particuliere verhuur.

Hotelexploitanten kunnen hier hinder aan ondervinden, omdat zij wel aan het

bestemmingsplan moeten voldoen. Hierdoor kan het bijvoorbeeld voor exploitanten lastig zijn om een hotel te exploiteren in het centrum van de stad terwijl particulieren verhuurders dit wel kunnen realiseren vanuit hun woning. Het gevolg hiervan kan zijn dat toeristen sneller kiezen voor een Airbnb overnachting in het centrum dan voor een hotelovernachting aan de rand van de stad.80

Op grond van deze gegevens is er mogelijk sprake van oneerlijke concurrentie omdat de particuliere verhuurder wel verblijfplaatsen mag aanbieden op een bepaalde locatie en de hotelexploitant niet (voldaan aan een opgeleverd nadeel, oneerlijke concurrentie hoofdstuk 4), op grond van het bestemmingsplan. Dit terwijl de particuliere verhuurder eigenlijk ook aan het bestemmingsplan gebonden is, indien de particuliere verhuurder kan worden aangemerkt als particuliere hotelmatige verhuurder als in hoofdstuk 5 (voldaan aan onzorgvuldig

handelen, oneerlijk concurrentie door het niet houden aan wet- regelgeving, hoofdstuk 4). Gesteld kan worden dat de hotelexploitant hierdoor schade zal leiden, omdat de

hotelexploitant een ‘gewillige’ verblijfplaats in het centrum niet kan exploiteren en een particuliere verhuurder wel.

76 Ivens 2016, p. 30.

77 Ivens, Ollongren & Hession 2016, p. 1

78 Hartholt 2015, Binnenlands Bestuur, afl. 10, p. 13. 79 Hartholt 2015, Binnenlands Bestuur, afl. 10, p. 13. 80 Heerschap 2015, p. 51.

(28)

Daarnaast is er mogelijk sprake van oneerlijke concurrentie indien er op grond van het bestemmingsplan een maximaal aantal aanbieders van overnachtingsplaatsen mag zijn om overlast en een overschot van verblijfsplaatsen te voorkomen, maar particuliere verhuurders toch accommodaties in strijd met het bestemmingsplan aanbieden (voldaan aan onzorgvuldig handelen, oneerlijk concurrentie door het niet houden aan wet- regelgeving, hoofdstuk 4). Het gevolg hiervan is dat de hotelexploitant mogelijk vermogensschade leidt doordat via de particuliere verhuur meerdere aanbieders van overnachtingsplaatsen zijn (voldaan aan een opgeleverd nadeel, oneerlijke concurrentie hoofdstuk 4).

6.4 Belastingen

Het verstrekken van logies door hotels, pensions en vakantiebestedingsbedrijven voor een korte periode valt onder het 6% BTW tarief. Hotelexploitanten zijn verplicht bedragen inclusief BTW te berekenen aan consumenten en dienen die af te dragen aan de Belastingdienst.81

Over het inkomen, financiële belangen in een vennootschap en over spaargeld en beleggingen van de hotelexploitant dient in Nederland belasting te worden betaald, ook wel

inkomstenbelasting genoemd. Inkomstenbelasting is alleen van toepassing als de hotelexploitant een natuurlijk persoon is.82 Een rechtspersoon kan eventueel

vennootschapsbelasting moeten betalen, terwijl uitkeringen aan de natuurlijk persoon die eigenaar is van de vennootschap de vorm kunnen hebben van loon en/of dividend.83

Hotels zijn verplicht toeristenbelasting af te dragen over het aantal logies. Toeristenbelasting is een algemene belasting die een gemeente kan heffen. Toeristenbelasting dient te worden betaald door de consument, wanneer de consument verblijft in een gemeente waar de consument niet staat ingeschreven. Gemeenten ontlenen de bevoegdheid tot het heffen van toeristenbelasting uit de Gemeentewet.84

Huurders van Airbnb worden gezien als toeristen/consumenten en dienen derhalve

toeristenbelasting af te dragen aan de gemeente waar de overnachting plaatsvindt. Gemeenten mogen zelf invulling geven aan toeristenbelasting. De gemeente Amsterdam heeft

toeristenbelasting ingesteld voor Airbnb huurders.85 De toeristenbelasting wordt via Airbnb 81 Tabel I. behorende bij de Wet op de omzetbelasting 1968.

82 Artikel 1.1, Wet inkomstenbelasting 2011.

83 Artikel 2, Wet op de vennootschapsbelasting 1969. 84 Artikel 224, Gemeentewet.

(29)

geïnd en afgedragen aan de Gemeente Amsterdam. Andere gemeenten, waaronder de Gemeente Eindhoven en Maastricht hebben geen eisen gesteld voor wat betreft particuliere verhuur en toeristenbelasting.86

Over de particuliere, tijdelijke verhuur van de privé accommodatie moet inkomstenbelasting worden betaald. De netto huurinkomsten moeten opgegeven worden tijdens de aangifte inkomstenbelasting. Gebruikerskosten van de verhuur mogen in mindering over de inkomsten worden gebracht. Over de jaarlijkse winst op tijdelijke verhuur van de gehele woning moet een particuliere verhuurder 70% van de huurinkomsten uit de koopwoning opgeven als inkomsten uit tijdelijke verhuur.87 Voor de verhuur van een kamer binnen de eigen woning

geldt een kamerverhuurvrijstelling indien de inkomsten uit verhuur niet hoger dan €5.069 in 2016. Deze vrijstelling geldt echter niet voor de verhuur aan vakantiegasten.88

Belastingcontrole op particuliere verhuur via Airbnb vanuit gemeenten en overheid zijn moeilijk omdat Airbnb geen gegevens aan de gemeenten en overheid verstrekt over de hoeveelheid verhuurde nachten en het bedrag van de verhuur van de accommodatie.89 Het

standpunt van Airbnb hierin is dat zij geen privé-gegevens van Airbnb gebruikers prijsgeven. Airbnb zou meer openheid van zaken moeten gegeven aan gemeenten en de overheid zodat zij een betere controle voor het afdragen van toeristenbelasting, omzetbelasting en

inkomstenbelasting kunnen uitvoeren. Daarnaast maken veel Airbnb verhuurders gebruik van het betaalsysteem PayPal. PayPal is een portemonnee die “zweeft in de lucht”. Als de verhuur van de accommodatie via PayPal verloopt, kan de Belastingdienst er nooit achter komen wat er op de PayPal rekening staat en voor welk bedrag en de hoeveelheid personen de

accommodatie is verhuurd.90

6.4.1 Tussenconclusie en oneerlijke concurrentie

Met name op het gebied van toeristenbelasting is sprake van een verschil in wetgeving. Hotelexploitanten moeten in tegenstelling tot particuliere verhuurders in veel gemeenten toeristenbelasting doorberekenen aan hun gasten. Er is in dit geval sprake van ongelijke wetgeving voor een gelijkwaardige vorm van verhuren tussen particuliere verhuurders en hotelexploitanten. Op het gebied van inkomstenbelasting en omzetbelasting vindt in mindere

86 Hartholt 2015, Binnenlands Bestuur, afl. 10, p. 13. 87Artikel 3.113 Wet inkomstenbelasting 2011. 88 Artikel 3.114 Wet inkomstenbelasting 2011. 89 Met uitzondering van de Gemeente Amsterdam. 90 ‘VPRO Tegenlicht’, NPO 2, 18 september 2016.

(30)

mate een verschil van wetgeving plaats, omdat hier voor particuliere verhuurders wel wetgeving voor is opgesteld.

Helemaal zuiver is het niet dat particuliere verhuurders alleen maar voordelen hebben ten opzichte van hotelexploitanten, want hotelexploitanten maken evengoed gebruik van fiscale regelingen waarvoor particuliere verhuurders niet in aanmerking komen zoals de

startersaftrek91 en de kleineondernemingsregeling.92

Op grond van deze gegevens kan gesteld worden dat er sprake is van oneerlijke concurrentie op het gebied van toeristenbelasting, omdat de particuliere verhuurder geen toeristenbelasting hoeft te heffen over de verblijfplaatsen aan de gasten en de hotelexploitant wel (voldaan aan een opgeleverd nadeel, oneerlijke concurrentie hoofdstuk 4), terwijl de particuliere verhuurder eigenlijk ook aan toeristenbelasting gebonden is, indien de particuliere verhuurder kan

worden aangemerkt als particuliere hotelmatige verhuurder in hoofdstuk 5 (voldaan aan onzorgvuldig handelen, oneerlijk concurrentie door het niet houden aan wet- en regelgeving, hoofdstuk 4). Het gevolg hiervan is dat de hotelexploitant een ‘hoger’ overnachtingstarief op basis van de toeristenbelasting moet doorbereken aan de klant dan de particuliere verhuurder. Hierdoor bestaat de kans dat een toerist eerder voor een ‘lager’ overnachtingstarief kiest, waardoor het aantal overnachtingen bij de hotelexploitant afneemt en daar vermogensschade uit ontstaat.93

6.5 Exploitatievergunning en milieuwetgeving

Als exploitant moeten hotels in sommige gemeenten beschikken over een

exploitatievergunning. In de exploitatievergunning staan voorwaarden voor het beheren van een hotel. Deze voorwaarden verschillen per gemeente. De voorwaarden hebben te maken met openbare orde, veiligheid en zedelijkheid in de omgeving van openbare inrichtingen. De voorwaarden worden opgenomen in de Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente. Gemeenten ontlenen de bevoegdheid tot het maken van verordeningen uit de Gemeentewet.94

Gemeenten toetsen of een horeca aangelegenheid zoals een hotel kan voldoen aan

voorwaarden, zoals het passen van een hotel binnen het bestemmingsplan of het toetsen van het feit of de omgeving geen last heeft van het hotel inzake geluidsoverlast.95

91 Artikel 3:76, Wet inkomstenbelasting 2001. 92 Artikel 25, Wet op de omzetbelasting 1968. 93 Van Eldert, Algemeen Dagblad 30 september 2016. 94 Artikel 147, Gemeentewet.

(31)

Alle hotels vallen onder de milieuwetgeving. Aan de hand van de milieuwetgeving zijn normen opgesteld voor hotels in het zogenaamde ‘activiteitenbesluit milieubeheer’.96Dit is

een besluit dat algemene regels voor inrichtingen en milieubeheer bevat. Vanuit het

activiteitenbesluit zijn voor verblijfplaatsen in het hotel met name de algemene regels op het gebied van geluidsoverlast en afvoer van afvalwater aan de orde. Algemene regels omtrent geluidsoverlast zijn te meten aan de hand van het aantal decibel. Het aantal decibel wordt gemeten aan de hand van een geluidsniveaumeter. Hiermee wordt het aantal decibel in kaart gebracht door het geluidsvolume om te zetten in geluidsdruk. Van 7:00-19:00 mag 55 decibel97 worden geproduceerd. Van 19:00-23:00 mag 50 decibel98 worden geproduceerd en

van 23:00-7:00 45 decibel99.100

Particuliere verhuur is in eerste instantie niet gebonden aan een exploitatievergunning, zoals in de Gemeente Amsterdam, omdat particuliere verhuur niet wordt aangemerkt als

horecabedrijf. Wel heeft het B&W van de Gemeente Amsterdam in haar besluit op 12 februari 2014 vastgestelddat overlast niet is toegestaan.101 Toch leidt de particuliere verhuur in de

Gemeente Amsterdam tot veel overlast. Huurders kennen de regels niet en worden daar over het algemeen door particuliere verhuurders niet op gewezen. Vaak ontbreekt het toezicht van de verhuurder, omdat de verhuurder zich in meeste gevallen op een andere locatie bevindt dan waar de verhuur plaatsvind.102

Helemaal zuiver is het niet, want toerisme in Amsterdam onder hotelexploitanten leidt ook tot overlast.103 Echter is het verschil dat hotelexploitanten meer verantwoordelijkheid zullen

nemen voor hun gasten bij overlast, omdat bij hen de exploitatievergunning, op grond van de Algemene Plaatselijke Verordening van de desbetreffende Gemeente, kan worden

ingetrokken waardoor het exploiteren van een hotel niet meer mogelijk is.

Bij particuliere verhuurders is de gemeente bevoegd om een bestuurlijke boete bij overlast op te leggen. De Gemeentewet geeft gemeenten een zelfstandige bevoegdheid om op te treden tegen veel voorkomende en overlast veroorzakende, lichte overtredingen van de Algemene

96 Artikel 2.17, lid 3 Activiteitenbesluit milieubeheer. 97 Beperkt hoorbaar geluid, pruttelend koffieapparaat. 98 Beperkt geluid, koelkast die aanslaat, auto die langsrijdt. 99 Stil geluid, stil klaslokaal.

100 Artikel 2.17, lid 3 sub f Activiteitenbesluit milieubeheer. 101 B&W besluit dd. 12 februari 2014, Gemeente Amsterdam. 102 ‘VPRO Tegenlicht’, NPO 2, 18 september 2016.

(32)

Plaatselijke Verordening. Evenals bij particuliere verhuurders kunnen hotelexploitanten ook een bestuurlijke boete krijgen op grond van de Algemene Plaatselijke Verordening.104

6.5.1 Tussenconclusie en oneerlijke concurrentie

Hotelexploitanten zijn verplicht tot het voldoen van de criteria uit de exploitatievergunning. Indien hotelexploitanten zich niet aan de criteria van de exploitatievergunning houden, is de desbetreffende gemeente bevoegd vanuit de Algemene Plaatselijke Verordening om de exploitatievergunning in zijn geheel niet te verlenen of indien de hotelexploitant een exploitatievergunning heeft in te trekken. Daarnaast kan de gemeente aan de hand van de Algemene Plaatselijke Verordening een bestuurlijke boete uitgeven. Evenals bij de hotelexploitant kan de gemeente ook een bestuurlijke boete uitgeven aan een particuliere verhuurder. Duidelijk verschil hierin is dat bij de hotelexploitant in geval van overlast de exploitatievergunning kan worden ingetrokken en een bestuurlijke boete kan worden uitgegeven terwijl bij een particuliere verhuurder alleen een bestuurlijke boete kan worden uitgegeven. De consequentie voor de particuliere verhuurder zijn dus van minder verregaande gevolgen dan de consequentie voor de hotelexploitant.

Op grond van deze gegevens kan gesteld worden dat er sprake is van oneerlijke concurrentie, wanneer de particuliere verhuurder niet gebonden is aan de criteria uit de

exploitatievergunning en de hotelexploitant wel (voldaan aan een opgeleverd nadeel,

oneerlijke concurrentie hoofdstuk 4). Dit terwijl de particuliere verhuurder eigenlijk ook aan de exploitatievergunning gebonden is, indien de particuliere verhuurder kan worden

aangemerkt als particuliere hotelmatige verhuurder als in hoofdstuk 5 (voldaan aan

onzorgvuldig handelen, oneerlijk concurrentie door het niet houden aan wet- en regelgeving, hoofdstuk 4). Voor hotelexploitanten ontstaat de kans dat de exploitatievergunning niet verleend wordt op grond van de milieuwetgeving of dat de exploitatievergunning wordt ingetrokken op basis van de milieuwetgeving bij geluidsoverlast, met als gevolg dat de hotelexploitant zijn onderneming niet kan voortzetten. Een particuliere verhuurder kan op grond van de exploitatievergunning ten alle tijden de accommodatie verhuren, omdat deze niet gebonden is aan een particuliere verhuurder.

6.6 Conclusie

Op basis van dit hoofdstuk kan geoordeeld worden dat er wel degelijk verschillen in wet- en regelgeving zijn tussen particuliere verhuurders en hotelexploitanten. Er is sprake van

(33)

oneerlijke concurrentie, omdat particuliere verhuurders onzorgvuldig handelen en vervolgens nadelen opleveren voor hotelexploitanten doordat particuliere verhuurders zich niet houden aan wet- en regelgeving als brandveiligheid, toeristenbelasting, milieuwetgeving,

(34)

7. In hoeverre is het mogelijk voor hotelexploitanten om een

rechtsvordering en/of een schadevergoeding te vorderen op grond

van oneerlijke concurrentie ten opzichte van particuliere

verhuurders?

7.1 Inleiding

Aan de hand van hoofdstuk 4 is vastgesteld dat er sprake is van oneerlijke concurrentie op een aantal gebieden. Nu de onrechtmatigheid is vastgesteld zal aan de hand van dit hoofdstuk in het kort worden onderzocht of de hotelexploitant kan rekenen op een schadevergoeding of een rechtsvordering kan instellen ten opzicht van de particuliere hotelmatige verhuurder op grond van de onrechtmatige daad.

Indien er een schadevergoeding of rechtsvordering gevorderd kan worden door de

hotelexploitant, gaat het altijd om een schadevergoeding of rechtsvordering dat gevorderd wordt ten opzicht van een particuliere hotelmatige verhuurder als in hoofdstuk 5.

7.2 Schadevergoeding

Nu is aangetoond dat er sprake is van een onrechtmatige gedraging van particuliere

verhuurders ten opzichte van hotelexploitanten in de vorm van oneerlijke concurrentie, zal gekeken worden of uit deze onrechtmatige gedraging een schadevergoeding kan worden gevorderd op grond van de onrechtmatige daad als in artikel 6:162 BW.105

Om als hotelexploitant een schadevergoeding te kunnen vorderen van een particuliere verhuurder op grond van de onrechtmatige daad, zal aan een aantal vereisten moeten worden voldaan waaronder: onrechtmatigheid, rechtvaardigheid, toerekenbaarheid, schade, causaliteit en relativiteit.106 Dat er sprake is van een onrechtmatigheid en geleden schade is gebleken uit

hoofdstuk 6 in de vorm van oneerlijke concurrentie. Maar toch lijkt de schadevergoeding voor hotelexploitanten te stranden op grond van het causaal verband en de relativiteit.

7.2.1 Causaal verband

Om te beoordelen of een gedraging onrechtmatig is in de zin van artikel 6:162 BW en tot schadevergoeding zal leiden, moet gekeken worden naar het causaal verband. Bij oneerlijke

105 Van Dunné 2004, p. 151.

(35)

concurrentie op grond van de onrechtmatige daad artikel 6:162 BW dient sprake te zijn van een causaal verband tussen het onzorgvuldig handelen van de particuliere verhuurder en de geleden schade van de hotelexploitant.107

Wanneer de hotelexploitant zijn geleden schade wil verhalen op de particuliere verhuurder, dient de hotelexploitant aan te tonen dat de schade is veroorzaakt door de tekortkoming uit de onrechtmatige daad. Uitgangspunt bij het ‘conditio sine qua non-verband’ is de vraag of de schade ook zou zijn ingetreden als de betreffende onzorgvuldige handeling, zoals oneerlijke concurrentie, niet had plaatsgevonden.108

Op grond van deze vereiste lijkt het conditio sine qua non-verband tussen de onrechtmatige gedraging van de particuliere verhuurder en de schade van de hotelexploitant nauwelijks aantoonbaar. Enkel het feit dat de particuliere verhuurder zich niet aan brandveiligheidseisen, toeristenbelasting en exploitatievergunning hoeft te houden, wil niet zeggen dat de

particuliere verhuurder schade richt aan de hotelexploitant. De hotelexploitant zal moeten bewijzen dat de er sprake is van geleden schade doordat de particuliere verhuurder zich niet aan brandveiligheidseisen, toeristenbelasting en de exploitatievergunning houdt. Het lijkt erop dat het conditio sine qua non-verband tussen de onrechtmatige gedraging van de particuliere verhuurder en de schade van de hotelexploitant niet aantoonbaar zal zijn.109

Wellicht dat de hotelexploitant de particuliere verhuurder kan aanspreken op grond van het bestemmingsplan, indien het bestemmingsplan nadrukkelijk bepaald dat er een maximaal aantal aanbieders van verblijfsplaatsen binnen een bepaalde bestemming aanwezig mag zijn. Indien aan het maximaal aantal aanbieders van verblijfsplaatsen is voldaan en de particuliere verhuurder biedt ook verblijfplaatsen aan, kan gesteld worden dat daarmee het

bestemmingsplan wordt overtreden. De hotelexploitant zal dan aannemelijk moeten maken dat er schade is geleden doordat de particuliere verhuurder ook verblijfsplaatsen aanbiedt. De hotelexploitant zal moeten bewijzen dat de verhuur van verblijfsplaatsen is afgenomen sinds de particuliere verhuurder ook verblijfsplaatsen aanbiedt. Indien de hotelexploitant dit kan bewijze en aannemelijk kan maken dat er schade is geleden lijkt aan het conditio sine qua non-verband voldaan. Uitgangspunt bij het conditio sine qua non-verband is dat de hotelexploitant geen schade zou hebben geleden wanneer de particuliere verhuurder geen verblijfsplaatsen zou verhuren.110

107 Spier, Hartlief, Keirse, Van Maanen & Vriesendorp 2012, p. 265. 108 Spier, Hartlief, Keirse, Van Maanen & Vriesendorp 2012, p. 265. 109 Spier, Hartlief, Keirse, Van Maanen & Vriesendorp 2012, p. 265. 110 Spier, Hartlief, Keirse, Van Maanen & Vriesendorp 2012, p. 265.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

In addition, we prove complexity results on finding pure Nash equilibria in numerous popular classes of potential games, such as different classes of load balancing, congestion,

The representational links between IDyOT and NBA concern the nature of the dedicated structural elements that allow processing and representation of complex conceptual structures,

Volgens Lester Thurow wordt onze maatschappij niet langer gedreven door de consument maar door de producent.. Ons doel is niet langer zoveel mogelijk

Meer en meer bedrijven hebben daar oren naar, maar zolang niet alle landen op dezelfde lijn zitten, is er voor hen geen incentive om hieraan mee te werken.. On- dertussen

[r]

Trefwoorden: EmissieRegistratie, uit- en afspoeling, belasting oppervlaktewater, zware metalen, nutriënten, stikstof, fosfor, water, waterkwaliteit, landbouw, STONE,

Als een overheid voor bepaalde economische activiteiten een bestuurlijke rol heeft en die economische activiteiten ook zelf uitvoert, mogen niet dezelfde personen betrokken zijn

Een derde verklaring zou kunnen zijn dat de afname van het vermogensbeheer als onderdeel van een bundel met het investeringsadvies goed is voor de coördinatie