• No results found

7. In hoeverre is het mogelijk voor hotelexploitanten om een rechtsvordering en/of een

7.4 Onrechtmatige daad en Amsterdamse regels

Vanuit de voorgaande hoofdstukken is naar voren gekomen dat de Gemeente Amsterdam voorloper is wat betreft wet- en regelgeving voor particuliere verhuur. Maar is het mogelijk om als hotelexploitant terug te grijpen op de Amsterdamse regels indien de particuliere verhuurder handelt in strijd met de wettelijke plicht uit de onrechtmatige daad?

De Amsterdamse regels vermelden dat indien een particuliere verhuurder de accommodatie langer dan 60 dagen en/of aan meer dan vier personen wordt verhuurd de verhuur als hotelmatige verhuur kan worden aangemerkt. De Gemeente Amsterdam stelt dat indien er sprake is van hotelmatige verhuur, dit in strijd is met het bestemmingsplan, bouwverordening, Bouwbesluit en de exploitatievergunning indien de accommodatie een woonbestemming heeft.129 Op grond van deze gegevens kan gesteld worden dat de particuliere verhuurder die

kan worden aangemerkt als hotelmatige verhuurder handelt in strijd met de wettelijke plicht als de particuliere verhuurder toch accommodaties aan blijft bieden. Echter zal de

hotelexploitant in geval van een schadevergoeding moeten stellen en bewijzen dat er schade is geleden.

Vanuit paragraaf 7.2.1 blijkt het lastig voor de hotelexploitant om aan te tonen dat de geleden schade is ontstaan vanuit de onrechtmatige gedraging van de particuliere verhuurder waardoor het causale verband mogelijk ontbreekt. Daarnaast lijkt de schadevergoeding te stranden op grond van het relativiteitseis. De Amsterdamse regels zijn opgesteld ter bescherming van het bestemmingsplan, bouwverordening, Bouwbesluit, exploitatievergunning en daaraan

verbonden woningen en zien niet op de bescherming van de belangen van hotelexploitanten. Wellicht kan de correctie Langemijer vanuit paragraaf 7.2.2. hierin nog een rol spelen, maar dat zal aan de rechter moeten worden overgelaten. Wel is het voor de hotelexploitant mogelijk om een rechtsvordering in te stellen op grond van paragraaf 7.3.130

Geconcludeerd kan worden dat Amsterdam voorloper is wat betreft wet- en regelgeving omtrent particuliere verhuur, maar de Amsterdamse regels zien niet toe op bescherming van de belangen van hotelexploitanten. Het gevolg hiervan is dat het voor hotelexploitanten lastig

128 Ivens 2016, p. 20.

129 B&W besluit dd. 12 februari 2014, Gemeente Amsterdam. 130 B&W besluit dd. 12 februari 2014, Gemeente Amsterdam.

is om een beroep te doen op de onrechtmatige daad op grond van het overtreden van

Amsterdamse regels door een particuliere verhuurder, omdat de regels zien op bescherming van het bestemmingsplan, bouwverordening, Bouwbesluit, exploitatievergunning en daaraan verbonden woningen.

7.5 Conclusie

Voor hotelexploitanten blijkt het lastig om schade te kunnen verhalen op particuliere verhuurders op grond van de onrechtmatige daad, omdat het causale verband en de

relativiteitseis vaak ontbreekt. Indien de relativiteitseis ontbreekt kunnen hotelexploitanten nog een beroep doen op de correctie Langemeijer.

Een uitweg tot het verhalen en vorderen van schade voor hotelexploitanten zit hem voornamelijk in het huidige recht van de onrechtmatige daad en het daaraan verbonden bestemmingsplan. In het bestemmingsplan zijn vaak regels opgenomen voor welk doel een bestemming dient te worden gebruikt. Zo kan de bestemming ‘wonen’ er niet toe leiden dat daar hotelmatig verblijfplaatsen worden verhuurd.

Naast schadevergoeding kan de hotelexploitant overgaan tot een rechterlijk verbod door te stellen dat particuliere verhuurders die met Airbnb tegen betaling accommodaties verhuren, dat illegaal doen als ze zich niet houden aan wet- en regelgeving voor hotelmatige verhuur als brandveiligheidseisen, bestemmingsplan, toeristenbelasting en exploitatievergunning. Het gevolg hiervan is dat de hotelexploitant een rechtsvordering kan instellen inhoudende een rechterlijk verbod alsmede een verzoek tot handhaving richten aan het bevoegd gezag zoals de minister en/of gemeente. De minister en/of gemeente kan een last onder dwangsom opleggen ten opzichte van zowel de particuliere verhuurder als Airbnb. Sluiting en/of een dwangsom volgt indien de overtreding niet ongedaan gemaakt wordt.

De Gemeente Amsterdam is voorloper wat betreft wet- en regelgeving voor particuliere verhuur, maar de Amsterdamse regels zien niet toe op bescherming van de belangen van hotelexploitanten. Het gevolg hiervan is dat het voor hotelexploitanten lastig is om een beroep te doen op de onrechtmatige daad op grond van het overtreden van Amsterdamse regels door een particuliere verhuurder, omdat de regels zien op bescherming van het bestemmingsplan, bouwverordening, Bouwbesluit, exploitatievergunning en daaraan verbonden woningen.

8. Conclusie

De probleemstelling van dit onderzoek komt voort uit de opkomst van de deeleconomie. Een fundamenteel probleem is het vaststellen van de scheidslijn tussen een particuliere verhuurder en een hotelexploitant. Voor een particuliere verhuurder geldt andere wet- en regelgeving dan voor een hotelexploitant wat kan leiden tot oneerlijke concurrentie. Vanuit de

probleemstelling is een centrale vraag geformuleerd welke de leidraad van het onderzoek is geweest.

De centrale vraag tijdens het onderzoek: “Leidt de particuliere verhuur van verblijfplaatsen

via Airbnb tot oneerlijke concurrentie met betrekking tot exploitanten van hotels inzake wetgeving?”

De deeleconomie is een economie waarin goederen en diensten worden gedeeld, hetzij zonder betaling, hetzij met betaling. Aangezien het belangrijkste motief van deelnemers van de deeleconomie ‘profit’ is, kan geconcludeerd worden dat het binnen de deeleconomie vooral gaat om delen van goederen en diensten tegen betaling. Binnen de deeleconomie ontstaan de grootste verdiensten vanuit verhuur van accommodaties.

Airbnb is een deelplatform waarop particulieren hun accommodatie of delen van hun accommodatie kunnen aanbieden aan andere particulieren. Het belangrijkste motief van deelnemers binnen de deeleconomie is ‘profit’ waardoor gesteld kan worden dat particuliere verhuurders in concurrentie treden met hotelexploitanten, omdat zowel de particuliere verhuurder als de hotelexploitant verblijfplaatsen aanbieden tegen betaling. Een particuliere verhuurder treedt in concurrentie indien de gestelde wetgeving van de Gemeente Amsterdam wordt overtreden. Er is sprake van een overtreding van de wetgeving van de Gemeente Amsterdam indien de 60 dagen per jaar regel wordt overtreden en/of de woning aan meer dan vier personen wordt verhuurd. Als hieraan wordt voldaan wordt een particuliere verhuurder een particuliere hotelmatige verhuurder genoemd.

Er is sprake van oneerlijke concurrentie indien men een onzorgvuldig handeling verricht dat een nadeel oplevert ten opzichte van de concurrent door zich niet te houden aan wet- en regelgeving. Er is alleen sprake van oneerlijke concurrentie als de particuliere hotelmatige verhuurder onzorgvuldig handelt dat vervolgens een nadeel oplevert voor de hotelexploitant door zich niet te houden aan wet- en regelgeving. Indien er sprake is van oneerlijke

concurrentie is aan de eis van onrechtmatigheid van de onrechtmatige daad als in artikel 6:162 BW voldaan.

Er is sprake van oneerlijke concurrentie tussen een particuliere hotelmatige verhuurder en hotelexploitant op het gebied van brandveiligheid. De hotelexploitant moet zich aan allerlei brandveiligheidseisen houden terwijl de particuliere hotelmatige verhuurder hier niet aan gebonden is. Het gevolg is dat de hotelexploitant kosten moet maken om aan de eisen te voldoen terwijl de particuliere hotelmatige verhuurder deze kosten niet hoeft te maken. De hotelexploitant leidt hierin vermogensschade.

Op het gebied van het bestemmingsplan is ook sprake van oneerlijk concurrentie. Vanuit het bestemmingsplan is opgemaakt dat op sommige bestemmingen geen hotel mag worden geëxploiteerd. Voor hotelexploitanten is het dan niet mogelijk om een hotel te exploiteren terwijl particuliere hotelmatige verhuurders wel verblijfplaatsen aan kunnen bieden vanuit hun accommodatie die de bestemming ‘wonen’ heeft gekregen. Ook vanuit het

bestemmingsplan kan bepaald zijn dat binnen een bepaald gebied genoeg aanbieders van verblijfplaatsen zijn, dat er hierdoor een stop voor aanbieders van verblijfplaatsen wordt ingevoerd om overlast en/of een overschot van aanbieders te voorkomen. Particuliere hotelmatige verhuurders zijn echter niet gebonden aan het bestemmingsplan, omdat zij de verblijfplaatsen aanbieden vanuit de woning terwijl hotelexploitanten zich wel aan het bestemmingsplan moeten houden. Het gevolg hiervan kan zijn dat de hotelexploitant vermogensschade leidt doordat er meer aanbieders van accommodaties zijn dan dat het bestemmingsplan toestaat.

Op grond van de toeristenbelasting vindt oneerlijke concurrentie plaats tussen de

hotelexploitant en de particuliere hotelmatige verhuurder. De hotelexploitant is verplicht tot het heffen van belasting over de verblijfsplaatsen terwijl de particuliere hotelmatige

verhuurder hier niet aan gebonden is. Het gevolg hiervan kan zijn dat de hotelexploitant een ‘hoger’ overnachtingstarief op basis van de toeristenbelasting moet doorberekenen aan de klant dan de particuliere hotelmatige verhuurder. Hierdoor bestaat de kans dat een toerist eerder voor een ‘lager’ overnachtingstarief kiest, waardoor het aantal overnachtingen bij de hotelexploitant afneemt en daar vermogensschade uit ontstaat.

Particuliere hotelmatige verhuurders zijn in tegenstelling tot hotelexploitanten niet gebonden aan een exploitatievergunning. Voor hotelexploitanten ontstaat de kans dat de

exploitatievergunning niet verleend wordt op grond van de milieuwetgeving of dat de

met als gevolg dat de hotelexploitant geen verblijfplaatsen kan verhuren. Hieruit volgt dat er sprake is van oneerlijke concurrentie.

Geconcludeerd mag worden dat op een aantal fronten aan de eis van onrechtmatigheid uit de onrechtmatige daad van artikel 6:162 BW is voldaan, in de vorm van oneerlijke concurrentie. Om als hotelexploitant de geleden schade vergoed te kunnen krijgen van de particuliere hotelmatige verhuurder moet aan de overige vereisten van de onrechtmatige daad worden voldaan. Echter lijkt de schadevergoeding in veel gevallen te stranden op het causaal verband en de relativiteitseis. Uitgangspunt bij het conditio sine qua non-verband is de vraag of de schade ook zou zijn ingetreden als de betreffende onzorgvuldige handeling niet had

plaatsgevonden en daar lijkt het verband juist op te stranden nu het moeilijk aantoonbaar zal zijn of de schade van de hotelexploitant is aangericht door de particuliere hotelmatige verhuurder. Daarnaast moeten hotelexploitanten zich in veel gevallen houden aan wet- en regelgeving die in eerste instantie bedoeld is om een ander doel te beschermen dan

bescherming van de hotelexploitant tegen concurrentie. Voor de hotelexploitant lijkt de enige mogelijkheid tot schadevergoeding door een beroep te doen op oneerlijke concurrentie uit het bestemmingsplan. Daarnaast kan de hotelexploitant op grond van de relativiteitseis nog een beroep doen op de correctie Langemeijer, maar moet geconcludeerd worden dat deze correctie maar zelden wordt toegepast.

Naast schadevergoeding kan de hotelexploitant overgaan tot een rechtsvordering door te stellen dat particuliere hotelmatige verhuurders die met Airbnb tegen betaling accommodaties verhuren, dat illegaal doen als ze zich niet houden aan wet- en regelgeving voor hotelmatige verhuur als brandveiligheidseisen, bestemmingsplan, toeristenbelasting en

exploitatievergunning. Het gevolg hiervan is dat de hotelexploitant een rechtsvordering kan instellen inhoudende een rechterlijk verbod alsmede een verzoek tot handhaving richten aan het bevoegd gezag zoals de minister en/of gemeente.

Gesteld kan worden dat er geen sprake is van oneerlijke concurrentie tussen hotelexploitanten en particuliere hotelmatige verhuurders op het gebied van brandveiligheid, bestemmingsplan, toeristenbelasting en exploitatievergunning binnen de Gemeente Amsterdam. Het B&W van de Gemeente Amsterdam heeft in haar besluit op 12 februari 2014 een duidelijk beleid bepaald waarin een kader is ontwikkeld in hoeverre particuliere verhuurders verblijfplaatsen mogen aanbieden. Indien de particuliere verhuurders de vereisten uit het besluit overtreden spreekt de gemeente van hotelmatige verhuur, waarin de particuliere verhuurder aan dezelfde

vereisten moet voldoen als de hotelexploitant. Echter zien de Amsterdamse regels niet toe op bescherming van de belangen van hotelexploitanten. Het gevolg hiervan is dat het voor hotelexploitanten lastig is om een beroep te doen op de onrechtmatige daad op grond van het overtreden van Amsterdamse regels door een particuliere verhuurder, omdat de regels toezien op bescherming van het bestemmingsplan, bouwverordening, Bouwbesluit,

exploitatievergunning en de daaraan verbonden woningen.

Naar aanleiding van dit onderzoek kan geconcludeerd worden, en daarbij antwoord worden gegeven op de hoofdvraag, dat er sprake is van oneerlijke concurrentie tussen particuliere verhuurders en hotelexploitanten op het gebied van wetgeving, indien de particuliere verhuurder kan worden aangemerkt als particuliere hotelmatige verhuurder en zich daarbij niet houdt aan wet- en regelgeving zoals brandveiligheid, vereisten bestemmingsplan, toeristenbelasting en vereisten exploitatievergunning terwijl de hotelexploitant daar wel aan gebonden is wat een nadeel voor de hotelexploitant oplevert. Daarop voortbordurend moet wel een kanttekening worden geplaatst dat de kans op een schadevergoeding uit oneerlijke concurrentie klein is, op grond van het gebrek in de relativiteitseis en het causaal verband. Hotelexploitanten maken daarentegen meer kans door een beroep op rechtsvordering te doen, zodat particuliere hotelmatige verhuurders verplicht worden gesteld tot naleving van wet- en regelgeving.

Literatuurlijst

Literatuur

Aalberse 1897

P.J.M. Aalberse, Oneerlijke concurrentie en hare bestrijding volgens het Nederlandse recht, 1897.

Botsman & Rogers 2010

R. Botsman; R.Rogers, What’s mine is yours, New York 2010.

Van Dunné 2004

J.M. van Dunné, Verbintenissenrecht: onrechtmatige daad. Overige verbintenissen, Deventer: Wolters Kluwer 2004.

Frenken 2015

K. Frenken, Reflecties op de deeleconomie, Utrecht: 2015.

Van de Glind 2015

P. van de Glind, Share, Amsterdam: Business Contact 2015.

Hartkamp & Sieburgh 2015

A.S. Hartkamp; C.H. Sieburgh (red. Asser/Hartkamp & Sieburg 6-IV), De verbintenis uit de

wet, Deventer: Wolters Kluwer 2015.

Lankhorst 1992

G.H. Lankhorst, De relativiteit van de onrechtmatige daad, Deventer: Kluwer 1992.

Molengraaff 1884

W. L. P. A. Molengraaff, “De oneerlijke concurrentie” voor het forum van den

Nederlandschen rechter, 1884.

Spier, Hartlief, Keirse, Van Maanen & Vriesendorp 2012

J. Spier; T. Hartlief; A.L.M. Keirse; G.E. van Maanen; R.D. Vriesendorp (red.),

Krantenartikelen

Van Eldert, Algemeen Dagblad 30 september 2016

B. van Eldert, ‘Airbnb bezorgt hotelier slapeloze nachten’, Algemeen Dagblad 30 september 2016.

Kruyswijk, Het Parool 29 oktober 2016

M. Kruyswijk, ‘Deze maatregelen helpen wél tegen overlast van toerisme’, Het Parool 29 oktober 2016.

Toet, Financieel Dagblad 5 juni 2016

D. Toet, ‘De deeleconomie en haar grenzen’, Financieel Dagblad 5 juni 2016.

Cohen & Rooijers, Financieel Dagblad 18 april 2016

R. Cohen; E. Rooijers, ‘Hotelstop Amsterdam houdt toeristen niet tegen’, Financieel Dagblad 18 april 2016.

Tijdschriftenartikelen

Hartholt 2015, Binnenlands Bestuur, afl. 10

S. Hartholt, ‘Airbnb heeft buiten Amsterdam nog vrij spel’, Binnenlands Bestuur 2015, afl. 10.

Elektronische bronnen

Botterblom 2014

S. Botterblom, Duurzaam gedeelte, 25 juni 2016, http://www.nieuworganiseren.nu/wiki/wiki- deeleconomie/.

Chesky 2013

B. Chesky, Who we are, what we stand for, 3 oktober 2013, http://blog.airbnb.com/who-we- are/ .

Dalen 2013

A. Dalen, De sharing economy: een massale mindshift of een mindf#%ck?, 4 juli 2013, http://www.youngworks.nl/de-sharing-economy-een-massale-mindshift-of-een-mindfck/.

Huet 2016

E. Huet, Airbnb Raises 555 million dollar in Funding, 22 september 2016,

https://www.bloomberg.com/news/articles/2016-09-22/airbnb-raises-at-least-555-million-in- funding.

Ivens, Ollongren & Hession 2016

L. Ivens; K. Ollongren; Eoin Hession, Overeenkomst Gemeente Amsterdam en Airbnb, 22 november 2016,

https://www.amsterdam.nl/publish/pages/707219/overeenkomst_gemeente_amsterdam_en_air bnb.pdf.

Serkozy 2014

G. Serkozy, infoteur, 16 juni 2016, http://reizen-en-recreatie.infonu.nl/diversen/139140- airbnb-wat-is-het-en-hoe-werkt-het.html.

Thoelen 2013

B. Thoelen, Duurzaam gedeelte, 25 november 2013, http://www.voedselteams.be/korte-keten- column-duurzaam-gedeelte.

Rapporten

Heerschap 2015

N. Heerschap, Trendrapport toerisme recreatie en vrije tijd, CBS: 2015.

Van der Doelen 2015

J. van der Doelen, Hotels en de deeleconomie, ING: 2015.

Ivens 2016

L. Ivens, Evaluatie toeristische verhuur van woningen, Gemeente Amsterdam: 2016.

Janssen 2015

S. Janssen, Deeleconomie, ING: 2016.

Jurisprudentie

HR 6 januari 1905, W. 9163 (Singer-naaimachine). HR 24 november 1905, W. 8304 (Necec-Prospectus). HR 10 juni 1910, W. 9038 (Zutphense juffrouw).

HR 31 januari 1919, NJ 1919, 161 (Lindenbaum/Cohen).

HR 17 januari 1958, NJ 1961, 568 (Tandartsen Beukers-Dorenbos). HR 10 november 2006, NJ 2008, 491(Astrazeneca/Menzis).

CBb 8 december 2014, ECLI:NL:CBB:2014:450.

Parlementaire stukken