• No results found

Het verbaal uiten van emotionele versus cognitieve steun bij bezorgdheid

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Het verbaal uiten van emotionele versus cognitieve steun bij bezorgdheid"

Copied!
38
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Het verbaal uiten van emotionele versus cognitieve steun bij bezorgdheid Wies Brock

Bachelorthese Sociale Psychologie Universiteit van Amsterdam Studentnummer: 10545514 Begeleidster: Lisanne Pauw Inleverdatum: 31-05-2016

(2)

Abstract

Bij het sociaal delen van emoties, kunnen mensen verschillende steundoelen hebben. Een passende reactie heeft hierbij gunstige gevolgen! De invloed van een emotioneel- versus een cognitief steundoel op het verbaal uiten bezorgdheid werd onderzocht bij 97 mensen. Afhankelijk van het steundoel, werd er een verschil verwacht in het gebruik van emotiewoorden en evaluaties. Aan de hand van een krantenartikel en instructies, kregen de deelnemers een emotioneel-, cognitief- of geen doel opgelegd. Vervolgens voerden zij een zogenaamd skypegesprek met een vriend(in), waarin zij vertelden over een gebeurtenis waarin zij bezorgd waren. Uit de resultaten bleek dat er geen verschil was tussen de condities in hoe bezorgdheid verbaal werd geuit. Opvallend was, dat vrouwen vaker een emotioneel steundoel hadden dan mannen.

(3)

Inleiding

Mensen hebben sterk de neiging om steun te zoeken bij elkaar, met name na emotionele gebeurtenissen. Uit vele onderzoeken is dan ook gebleken dat sociale steun gunstige gevolgen heeft voor de mens. Zo hangt het hebben van sociale relaties samen met een verminderd risico op overlijden (Berkman & Syme, 1979; Brummet et. al, 2001; House, Robbins & Metzner, 1982). Daarnaast blijkt uit vele onderzoeken dat sociale steun een positief effect heeft op zowel de mentale als fysieke gezondheid (Umberson & Montez, 2010; Thoits, 2014).

Om deze sociale steun van anderen te krijgen, doen mensen aan social sharing. Oftewel, zij delen hun emotionele ervaringen met elkaar aan de hand van

communicatie (Rimé, 2009; Rimé, Mesquita, Boca & Philippot, 1991). De intensiteit van de emotie blijkt te voorspellen of er social sharing plaatsvindt. Hoe intenser de emotie is, des te vaker deze wordt gedeeld (Curci & Rimé, 2008; Luminet, Zech, Rimé, & Wagner, 2000; Rimé, Finkenauer, Luminet, Zech, & Philippot, 1998; Rimé, Mesquita, Boca & Philippot, 1991; Rimé, Philippot, Boca, & Mesquita, 1992). Dit zie je ook terug aan het feit dat emoties die gepaard gaan met veel fysiologische arousal, eerder worden gedeeld. Zo hadden mensen in het onderzoek van Berger (2011) bijvoorbeeld meer de neiging om de emoties angst en pret te delen, dan de emoties verdriet en tevredenheid. De valentie van de emotie, positief versus negatief, maakt echter geen verschil voor het delen hiervan (Rimé, Philippot, Boca, & Mesquita, 1992).

Bij het sociaal delen van emotionele ervaringen, hebben mensen verschillende onderliggende doelen. Rimé (2009) maakt hierbij een onderscheid tussen het doel om cognitieve steun te krijgen en het doel om emotionele steun te krijgen. Cognitieve steun houdt in dat er hulp wordt geboden bij het herinterpreteren van een emotionele

(4)

gebeurtenis. Verder biedt cognitieve steun hulp bij het geven van betekenis aan een emotionele situatie en bij het aanpassen van persoonlijke doelen. Als gevolg hiervan zal er emotioneel herstel plaatsvinden. Emotionele steun is het bieden van troost, aandacht en empathie. Het effect hiervan is dat er van tijdelijke opluchting zal plaatsvinden bij de steunzoeker.

Op de verschillende steundoelen die mensen hebben, kan op verschillende manieren worden gereageerd. Het kan zo zijn dat de sociale steun die geboden wordt, niet overeenkomt met het doel van de steunzoeker. In andere gevallen kan er juist wel sprake zijn van een overeenkomst. Deze overeenkomst tussen het steundoel en de geboden steun, wordt optimal matching genoemd (Cutrona & Russell, 1990). Uit onderzoek van Horowitz et. al (2001) blijkt dat optimal matching samenhangt met de tevredenheid van de steunzoeker. Verder blijkt uit onderzoek van Cutrona, Shaffer, Wesner en Gardner (2007) dat wanneer er sprake is van optimal matching, de steungever als meer gevoelig wordt waargenomen en dat dit de relatie tussen twee personen ten goede komt. Gezien deze positieve gevolgen, zou optimal matching wellicht in therapieën kunnen worden verwerkt. De reactie van de therapeut zou kunnen worden aangepast op het steundoel van de cliënt, om zo hun sociale relatie te bevorderen. Een goede relatie tussen de cliënt en therapeut is namelijk belangrijk, wil er therapeutische verandering plaatsvinden (Castonguay, Constantino & Holtforth, 2006).

Optimal matching zou van pas kunnen komen om therapieën te verbeteren. Eerst is er echter meer kennis nodig over de manier waarop mensen hun doelen verwerken bij het uiten van emoties. Voordat er optimal matching plaats kan vinden, zal de therapeut namelijk het steundoel van de cliënt moeten kunnen herkennen. Wanneer de therapeut geen signalen opvangt met betrekking tot dit onderliggende

(5)

doel, zal hij ook geen passende reactie kunnen geven. Daarom zal er in deze studie onderzocht worden hoe het doel van emotionele steun versus cognitieve steun, de verbale emotionele uiting beïnvloedt. Hierbij zal de specifieke emotie bezorgdheid centraal staan.

Bezorgdheid wordt gedefinieerd als vrees voor toekomstige, negatieve gebeurtenissen (Barlow, 2002; aangehaald in Davey & Wells, 2006). Deze emotie gaat vaak gepaard met piekeren: het langdurig herhalen van gedachten (Watkins, Moulds, & Mackintosh, 2005). Uit onderzoek blijkt dat het zorgen maken en piekeren voortkomt uit het evalueren van de betreffende situatie. Mensen voelen de behoefte om de situatie te begrijpen. Ze willen hier graag betekenis aan geven en de oorzaak achterhalen (Watkins, 2004). Uit meerdere onderzoeken blijkt dat bezorgdheid in verband staat met psychische klachten, zoals depressie en angst (Hong, 2007; Muris, Roelofs, Rassin, Franken & Mayer, 2005). Het feit dat bezorgdheid een belangrijke rol speelt in de gezondheidszorg, maakt het met name relevant om specifiek deze emotie nader te onderzoeken. Hopelijk kan dit meer handvaten bieden voor de therapeut om op een passende manier in te gaan op deze emotie, wat er misschien voor kan zorgen dat gerelateerde klachten ook af zullen nemen bij de cliënt.

Bezorgdheid en piekeren komt dus voort uit het evalueren van de situatie, met als doel om de situatie te begrijpen en hier betekenis aan te geven. Om deze reden is het waarschijnlijk dat mensen van nature eerder een cognitief doel zullen hebben bij het uiten van deze emotie. Zoals Rimé (2009) stelt, is dit namelijk precies hetgene waar cognitieve steun hulp bij biedt. Door het geven van een andere betekenis, oftewel andere evaluatie van de situatie, zullen het piekeren en de bezorgdheid wellicht afnemen.

(6)

Omwille van het bereiken van een dergelijk steundoel, is het te verwachten dat de steunzoeker het soort gedrag zal vertonen, dat hij graag wil ontvangen van de steungever. Uit meerdere fenomenen blijkt namelijk dat mensen de natuurlijke neiging hebben om met gelijk gedrag op elkaar te reageren. Neem ten eerste de sociale norm van wederkerigheid, die stelt dat wanneer iemand iets aardigs voor jou doet, jij ook iets aardigs terug wil doen voor die persoon (Burger, Sanchez, Imberi & Grande, 2008). Uit onderzoek blijkt dat mensen deze norm zelfs nastreven, wanneer de ander niet eens weet dat zij een goede daad wedergeven (Burger, Sanchez, Imberi & Grande, 2008). Om die reden kan er geconcludeerd worden dat wederkerigheid een geïnternaliseerde norm is. Een tweede voorbeeld is mimicry, het fenomeen dat

mensen elkaars gedrag spiegelen. Mimicry komt zowel op verbale als non-verbale wijze voor (Chartrand & Van Baaren, 2009). Er wordt hierbij wederom op de ander gereageerd met hetzelfde gedrag. Uit onderzoek blijkt dat mensen die elkaar

spiegelen, de interactie als soepeler ervaren en zich daarnaast meer verbonden voelen (Stel & Vonk, 2010). Verder is mimicry een onbewust proces: mensen vertonen dit gedrag dus ook automatisch tijdens sociale interacties (Chartrand & Van Baaren, 2009).

Het reageren met gelijk gedrag lijkt dus aan de grondslag van de mens te liggen. Het is daarom te verwachten dat dit ook terug te zien is bij het communiceren van een steundoel. De verwachting is dat mensen met een emotioneel doel, meer emotionele uitingen zullen doen. Dit zou mogelijk namelijk de kans vergroten dat zij een emotionele reactie zullen verkrijgen. Mensen met een cognitief doel, zullen daarentegen meer cognitieve uitingen doen. Dit heeft als gevolg dat zij wellicht eerder een cognitieve reactie zullen verkrijgen van de steungever.

(7)

In dit onderzoek zullen mensen hun bezorgdheid verbaal uiten voor de camera, in een zogenaamd skypegesprek met een goede vriend(in). Hierbij zal er een onderscheid worden gemaakt tussen verschillende doelen. Zo zal aan sommige mensen het doel gegeven worden om een emotionele reactie te verkrijgen. Aan anderen wordt het doel gegeven om een cognitieve reactie te verkrijgen. De derde groep deelnemers zal geen specifiek doel opgelegd krijgen. Er wordt verwacht dat deelnemers met een emotioneel doel, meer emotiewoorden zullen gebruiken in hun verhaal, dan mensen met een cognitief doel en mensen zonder specifiek doel. Deelnemers met een cognitief doel, zullen daarentegen meer gebruik maken van evaluaties in vergelijking tot mensen met een emotioneel doel. Deelnemers die geen specifiek doel opgelegd krijgen, zullen naar verwachting net zoveel gebruik maken van evaluaties als deelnemers met een cognitief doel.

Methode Deelnemers

Er deden 97 mensen mee aan het onderzoek. Zij werden geworven aan de hand van een advertentie op www.lab.uva.nl. Deze website is voor iedereen

beschikbaar, hoewel voornamelijk studenten van de Universiteit van Amsterdam zich inschreven voor het onderzoek. Het was een vereiste dat de deelnemers Nederlands spraken. Zij werden random toegewezen aan de verschillende condities. De

(8)

Procedure

Voorafgaand aan het onderzoek kregen de deelnemers een informed consent te lezen. Hier stonden de procedure van het onderzoek en de rechten van de deelnemers in beschreven.

Vervolgens kregen de deelnemers instructies te lezen, waarna de proefleider erbij werd geroepen. De proefleider lichtte nogmaals toe dat er onderzoek werd gedaan naar het uiten van emoties, door middel van video-opnames. Om te wennen aan het praten voor de camera, kregen de deelnemers ongeveer drie minuten de tijd om dit te oefenen. Hen werd gevraagd om zich een skypegesprek in te beelden met een goede vriend(in). Hierin vertelden zij op een zo natuurlijke wijze hoe het met hun ging en wat zij die dag hadden meegemaakt. De proefleider bleef hierbij aanwezig, om te kijken of de camera goed stond ingesteld. Ook stelde de proefleider de proefpersoon op zijn gemak, door middel van een complimentje over het oefengesprek.

Afhankelijk van het toegewezen steundoel, kregen de deelnemers vervolgens een krantenartikel te lezen over een wetenschappelijk onderzoek naar praten over emoties. Bij de deelnemers in de cognitief-doel-conditie, stond hierin beschreven dat het bieden van een andere invalshoek de beste steun blijkt te zijn voor emotionele stress. De emotioneel-doel-conditie kreeg een krantenartikel te lezen waarin stond dat empathie en een luisterend oor de beste steun zijn. In het krantenartikel dat de

controle-conditie las, werd gezegd dat het uiten van emoties in het algemeen effectief is. Er werd in hun artikel niks gezegd over een specifieke vorm van steun. Toen kregen de deelnemers specifieke instructies om een emotioneel voorval op een bepaalde manier te delen. De cognitief-doel-conditie werd gevraagd om het

(9)

ander perspectief zou bieden.De emotioneel-doel-conditie diende een empathische en troostende reactie uit te lokken bij hun gesprekspartner. De controle-conditie kreeg de instructie om een emotioneel voorval te delen, zodat er meer inzicht verkregen zou kunnen worden in wat mensen precies vertellen wanneer zij aan anderen vertellen hoe ze zich voelen.

De deelnemers kregen de tijd om terug te denken aan een specifieke situatie in hun leven, waarin zij zich zorgen maakten. Daarna werd de proefleider erbij

geroepen, om opnieuw de camera te bedienen. Dit keer liep de proefleider echter meteen de ruimte uit. Nu konden de deelnemers in alle privacy een zogenaamd skypegesprek voeren met dezelfde goede vriend(in), ditmaal over de ingebeelde emotionele situatie. Het skypegesprek duurde ongeveer drie minuten, wat werd bijgehouden met een zandloper. Na afloop van het skypegesprek, werd de proefleider er weer bijgehaald, om de camera uit te zetten.

Toen kregen alle deelnemers een aantal vragenlijsten. Ten eerste kregen zij een vragenlijst over de mogelijke motieven die ze hadden bij het delen van de emotie. Ten tweede kregen zij een vragenlijst over de emoties die zij hadden gevoeld tijdens het vertellen over de emotionele situatie. Tot slot kregen zij een vragenlijst over hoe zij het praten voor de camera hadden ervaren.

De deelnemers konden hun e-mailadres invoeren, wanneer zij wensten om na het onderzoek een debriefing te ontvangen. Hier stonden het doel van het onderzoek en de manipulaties in beschreven.

(10)

Materialen

Manipulatie doel.

Alle condities kregen een zogenaamd krantenartikel te lezen over een wetenschappelijk onderzoek naar praten over emoties (zie Bijlage 1). In het krantenartikel van de cognitief-doel-conditie stond dat het bieden van een andere invalshoek de beste steun blijkt te zijn voor emotionele stress. In het krantenartikel van de emotioneel-doel-conditie stond dat empathie en een luisterend oor de beste steun zijn. De controle-conditie kreeg een krantenartikel te lezen, waarin stond dat het uiten van je emoties in het algemeen effectief is. Daarnaast kregen de deelnemers specifieke instructies om op een bepaalde manier het emotionele voorval te delen (zie Bijlage 1). Zo kreeg de cognitief-doel-conditie de instructie om het emotionele voorval zo te delen, dat de kans het grootste was dat hun gesprekspartner een tegengeluid en een ander perspectief zou bieden. In de emotioneel-doel-conditie werden de deelnemers gevraagd om het emotionele voorval zo te delen, dat hun gesprekspartner een empathische en troostende reactie zou bieden. De controle-conditie kreeg de instructie om een emotioneel voorval te delen, zodat er meer inzicht verkregen zou kunnen worden in wat mensen precies vertellen wanneer zij aan anderen vertellen hoe ze zich voelen.

Standaardisatiecheck ervaren emotie. De deelnemers kregen een vragenlijst over de ingebeelde emotie (zie Bijlage 2). Hiermee kon gekeken worden of de

deelnemers in alle condities even bezorgd waren. De vragenlijst bevatte de emoties twijfel, angst en bezorgdheid. De deelnemers konden op een schaal van 0-100 (helemaal niet tot in zeer sterke mate) aangeven in hoeverre zij elk van deze emoties voelden toen zij terugdachten aan de betreffende situatie en hierover vertelden.

(11)

Standaardisatiecheck praten voor de camera. De deelnemers kregen een vragenlijst over het delen van hun emotie voor de camera (zie Bijlage 3). Hiermee kon er gekeken worden of de deelnemers in alle condities dit op dezelfde manier ervoeren. De vragenlijst bestond uit vier vragen, die beantwoord konden worden op een schaal van 0-100 (helemaal niet tot in zeer sterke mate). Er werd bijvoorbeeld gevraagd: ‘vond je het moeilijk om over deze situatie voor de camera te vertellen?’

Manipulatiecheck doel. Aan de hand van een vragenlijst (gebaseerd op Dupréz et al, 2014). kon er gecheckt worden of de deelnemers daadwerkelijk het gemanipuleerde doel nastreefden (zie Bijlage 4). Zij kregen een vragenlijst over de mogelijke motieven die zij hadden bij het delen van hun emotie. Deze vragenlijst bestond uit twintig stellingen, waarvan twaalf een cognitief motief en acht een emotioneel motief veronderstelden. Bijvoorbeeld ‘toen ik mijn ervaring met mijn (ingebeelde) vriend(in) deelde wilde ik empathie opwekken’ en ‘toen ik mijn ervaring met mijn (ingebeelde) vriend(in) deelde wilde ik de gebeurtenis in perspectief

plaatsen’. De deelnemers konden op een schaal van 0-100 (helemaal niet tot in zeer sterke mate) aangeven in hoeverre zij het met deze stellingen eens waren. Een

cognitief motief, hing samen met het hebben van een cognitief doel en een emotioneel motief met een emotioneel doel.

Coderen verbale uitingen. De verbale uitingen van bezorgdheid werden uitgeschreven tot teksten. Deze teksten werden gecodeerd aan de hand van het Codebook: analysis of verbal affective communication (zie Bijlage 5). Zo kon er gescoord worden hoeveel emotiewoorden en hoeveel evaluaties de deelnemers tot

(12)

uiting brachten. Er werd gescoord op verschillende soorten emotiewoorden: specifieke emotietermen, algemene emotietermen en emotie gerelateerde acties. Daarnaast werd er gekeken naar verschillende evaluaties: of een gebeurtenis als prettig/onprettig, eerlijk/oneerlijk, verwacht/onverwacht, of goed mee om te

gaan/niet goed mee om te gaan werd verwoord. Bovendien werd er gekeken naar het aantal woorden dat de deelnemers gebruikten om te vertellen over de emotionele gebeurtenis.

Resultaten Deelnemers

De resultaten van negen deelnemers werden niet meegenomen in de analyses. Hier waren verschillende redenen voor. Sommige deelnemers vonden het

bijvoorbeeld niet prettig om te praten voor de camera en besloten om vroegtijdig te stoppen met het onderzoek. Andere deelnemers hadden te snel de instructies

doorgeklikt, waardoor zij niet goed wisten wat de bedoeling was. Dit betekende dat er over een dataset van 88 deelnemers analyses werden uitgevoerd.

De dataset bestond uit 27 mannen en 61 vrouwen. Uit een chi-kwadraat analyse bleek dat mannen en vrouwen gelijk verdeeld waren over de verschillende condities, χ²(2) = 2.79, p =.248. Hiermee kon gesteld worden dat de verschillen in resultaten tussen de condities, niet gerelateerd waren aan verschil in geslacht.

De gemiddelde leeftijd was 23 jaar (M=23.07, SD=7.87, min=18, max=70). Uit een chi-kwadraat analyse bleek dat de deelnemers qua leeftijd gelijk verdeeld waren over de verschillende condities, χ²(34) =33.88, p =.473. Dit wil zeggen dat de verschillen in resultaten tussen de condities, niet gerelateerd waren aan verschil in leeftijd.

(13)

Standaardisatiecheck Ervaren Emotie

Uit een betrouwbaarheidsanalyse bleek er een redelijke correlatie te zijn tussen de items bezorgdheid, twijfel en angst, cronbach’s alpha α=.71. Deze items representeerden dus allemaal in zekere mate de emotie bezorgdheid. Vervolgens werd er een ANOVA uitgevoerd, om te kijken of de deelnemers in de verschillende

condities zich even bezorgd voelden. Hieruit bleek er geen significant verschil te zijn, F(2,87)=.11, p=.895. Zie Tabel 1 voor de gemiddelden en standaarddeviaties. De verdere resultaten, kunnen dus niet worden verklaard door een verschil in de mate van bezorgdheid die de deelnemers ervoeren.

Tabel 1

Gemiddelden en Standaarddeviaties (tussen Haakjes) Standaardisatiecheck Ervaren Emotie

Emotioneel doel Cognitief doel Controle

Bezorgdheid 45.38 (24.69) 42.28 (24.37) 43.29 (25.32)

Standaardisatiecheck Praten voor de Camera

Aan de hand van een ANOVA werd er gekeken of de deelnemers in de verschillende condities het praten voor de camera op dezelfde manier ervoeren. Hieruit bleek dat de deelnemers niet significant van elkaar verschilden in de mate waarin zij het storend vonden dat ze de andere persoon niet konden zien (storend), F(2,87)=1.85, p=.163, in de mate waarin zij het zich konden voorstellen dat ze met iemand aan het praten waren (voorstellen), F(2,87)=.40, p=.672 en in hoeverre zij zichzelf konden zijn voor de camera (jezelf zijn), F(2,87)=.50, p=.611. Zie Tabel 2

(14)

voor de gemiddelden en standaarddeviaties. Er werd echter wel een significant verschil gevonden in hoe moeilijk de deelnemers het vonden om over deze situatie voor de camera te vertellen (moeilijk), F(2,87)=4.67, p=.012. Uit een post-hoc

Bonferroni analyse bleek dat de deelnemers in de emotioneel-doel-conditie (M=53.82, SD=24.19) significant verschilde van de deelnemers in de cognitief-doel-conditie, p=.009 (M=34.50, SD=22.51). De deelnemers in de emotioneel-doel-conditie verschilde niet significant van de deelnemers in de controle-conditie (M=46.10, SD=23.24), p=.588. Mogelijke verschillen in resultaten tussen de deelnemers in de emotioneel-doel-conditie en de cognitief-doel-conditie, zouden dus verklaard kunnen worden door het feit dat de deelnemers in de emotioneel-doel-conditie het moeilijker vond om voor de camera hun verhaal te doen.

Tabel 2

Gemiddelden en Standaarddeviaties (tussen Haakjes) Standaardisatiecheck Praten voor de Camera

Item Emotioneel doel Cognitief doel Controle

Storend 54.61 (32.13) 40.89 (29.91) 53.62 (26.47) Voorstellen 61.07 (21.23) 64.15 (20.10) 65.56 (18.53) Jezelf zijn 63.93 (17.13) 68.96 (24.32) 67.27 (15.61) Moeilijk 53.82 (24.19) 34.50 (22.51) 46.10 (23.24)

Manipulatiecheck Doel

Er werd een principiale componenten analyse uitgevoerd op de twintig items van de vragenlijst, waarbij er om twee factoren werd gevraagd. Hierbij werd er

(15)

gebruik gemaakt van een varimax rotatie. Er werd voldaan aan de assumpties. De eerste factor die uit de analyse naar voren kwam, had een eigenwaarde van 7.46 en verklaarde 37.3% van de variantie. De tweede factor, had een eigenwaarde van 2.66 en verklaarde 13.3% van de variantie. Samen verklaarden zij 50.6% van de variantie. De eerste gevonden factor, bleek vrijwel overeen te komen met het cognitieve motief. Op deze factor, werden 14 items geladen, zie Tabel 3 voor een overzicht van de factorladingen. Hiervan hadden de eerste zes items een redelijke tot hoge lading. Item 7 en 10, behoorden eigenlijk niet tot dit motief, deze werden daarom weggelaten uit de verdere analyse. De overige zes items hadden een vrij lage lading. De factor

‘cognitief motief’ had een zeer hoge betrouwbaarheid van cronbach’s alpha α=.90. De tweede factor, kwam overeen met het emotioneel motief. Op deze factor, werden zes items geladen. Hiervan hadden drie items een redelijke tot hoge lading en de overige drie items een lage lading. Uit de betrouwbaarheidsanalyse bleek dat ‘emotioneel motief’ een hoge betrouwbaarheid had van cronbach’s alpha α=.84.

Tabel 3

Principiale Componenten Analyse: Factorladingen na Rotatie

Item Factor 1 Factor 2

1. Een perspectief van buitenaf verkrijgen .85 2. Een ander perspectief op de situatie verkrijgen .76 3. Erachter komen wat zijn/haar mening is .75 4. Zijn/haar perspectief op de situatie te weten komen .73

5. Suggesties ontvangen .70

(16)

7. Beter begrijpen wat er gebeurd is .60 8. Erachter komen hoe hij/zij gereageerd zou hebben .59 9. De gebeurtenis in perspectief plaatsen .58 10. Mijn perspectief op de gebeurtenis bevestigd krijgen .53 11. Mijn gevoelens over wat er gebeurd is helder krijgen .53 12. Betekenis vinden in wat er gebeurd is .51 13. Een positievere kijk op de situatie verkrijgen .49

14. Analyseren wat er gebeurd is .42

15. Steun ontvangen .93

16. Gesteund worden .88

17. Het gevoel hebben dat ik op iemand kan steunen .71

18. Empathie opwekken .62

19. Geholpen worden .53

20. Me verbonden voelen .40

Vervolgens werden er twee ANOVA analyses uitgevoerd om te kijken of de deelnemers het juiste doel nastreefden. Uit de eerste analyse bleek er een significant hoofdeffect te zijn voor conditie, op ‘cognitief motief’, F(2,85)=6.18, p=.003, η²=.13. Uit een post-hoc Bonferroni analyse bleek het cognitieve motief van de deelnemers in de cognitief-doel-conditie (M=70.21, SD=16.50) significant hoger te zijn dan dat van de emotioneel-doel-conditie (M=55.44, SD=19.91), p=.013. Ook bleek het significant hoger te zijn dan dat van de controle-conditie (54.62, SD=18.87), p=.005. Dit was in lijn met de verwachtingen.

Uit de tweede analyse bleek er geen significant hoofdeffect te zijn voor conditie op ‘emotioneel motief’, F(2,85)=.26, p=.774. De deelnemers in de

(17)

emotioneel-doel-conditie, hadden dus geen hoger emotioneel motief dan de deelnemers in de andere condities. Dit was niet in lijn met de verwachtingen. Zie Tabel 4 voor de gemiddelden en standaarddeviaties.

Tabel 4

Gemiddelden en Standaarddeviaties (tussen Haakjes) Manipulatiecheck Doel

Motief Emotioneel doel Cognitief doel Controle

Cognitief motief 55.44 (19.91) 70.21 (16.50) 54.62 (18.87) Emotioneel motief 65.67 (20.06) 67.69 (18.21) 64.21 (17.80)

Hypothesetoetsing

Kwaliteit Meetinstrument. De interbeoordelaarsbetrouwbaarheid van het Codebook: analysis of verbal affective information werd berekend aan de hand van een tweeweg mixed, absolute overeenstemming, gemiddelde-meting intra-class correlation (ICC) (Hallgren, 2012). Uit de analyse bleek dat ‘emotiewoorden’ een gemiddelde betrouwbaarheid had van ICC=.93 en ‘evaluaties’ van ICC=.97. Zie Tabel 5 voor een overzicht van de betrouwbaarheid van de afzonderlijke typen emotiewoorden en evaluaties. Deze resultaten laten zien dat het Codebook: analysis of verbal affective een excellente interbeoordelaarsbetrouwbaarheid had. De

codeerders hadden een hoge mate van overeenstemming en ‘emotiewoorden’ en ‘evaluaties’ werden gelijk gemeten door de codeerders.

(18)

Tabel 5

Kwaliteit Meetinstrument

Code Interbeoordelaarsbetrouwbaarheid

Specifieke emotie zelf ICC=.94 Specifieke emotie ander ICC=.93 Algemene emotie zelf ICC=.91 Algemene emotie ander ICC=.96 Emotie gerelateerde actie zelf ICC=.57 Emotie gerelateerde actie ander ICC=.86

Evaluatie verwacht ICC=.68

Evaluatie onverwacht ICC=.92

Evaluatie prettig ICC=.95

Evaluatie onprettig ICC=.96

Evaluatie niet goed mee omgaan ICC =.95 Evaluatie goed mee omgaan geen variantie Evaluatie eerlijk geen variantie

Evaluatie oneerlijk ICC=.90

Onderzoeksresultaten. De hypothese dat de deelnemers in de emotioneel-doel-conditie meer emotiewoorden zouden gebruiken dan de deelnemers in de cognitief-doel-conditie en de controle-conditie, werd getest aan de hand van een ANCOVA. Het gecentreerde gemiddelde aantal woorden werd opgenomen als covariaat in de analyse. Uit de analyse bleek het aantal woorden inderdaad een hoofdeffect te hebben op emotiewoorden, F(1,84)=13.44, p<.001, η²=.14. Er bleek

(19)

geen significant hoofdeffect voor conditie te zijn, wanneer er gecontroleerd werd voor het aantal woorden, F(2,84)=.12, p=.887. Dit betekent dat de deelnemers in de

emotioneel-doel-conditie, niet significant meer emotiewoorden gebruikten dan de deelnemers in de andere condities. Zie Tabel 6 en Figuur 1 voor een overzicht van de gemiddelden en standaarddeviaties.

De hypothese dat de deelnemers in de cognitief-doel-conditie meer evaluaties zouden gebruiken dan de deelnemers in de emotioneel-doel-conditie en net zoveel evaluaties als de deelnemers in de controle-conditie, werd getest aan de hand van een ANCOVA. Ook ditmaal werd het gecentreerde gemiddelde aantal woorden

opgenomen als covariaat in de analyse. Uit de analyse bleek dat het aantal woorden een hoofdeffect had op evaluaties, F(1,84)=13.44, p<.001, η²=.14. Uit de analyse bleek er geen significant hoofdeffect voor conditie te zijn, wanneer er gecontroleerd werd voor het aantal woorden, F(2,84)=2.37, p=.099. Dit resultaat wil zeggen dat de deelnemers in de cognitief-doel-conditie niet significant meer evaluaties gebruikten dan de deelnemers in de emotioneel-doel-conditie. Ook de deelnemers in de controle-conditie maakte niet significant meer gebruik van evaluaties dan de deelnemers in de andere condities. Zie Tabel 6 en Figuur 1 voor een overzicht van de gemiddelden en standaarddeviaties.

Tabel 6

Gemiddelden en Standaarddeviaties (Tussen Haakjes) Onderzoeksresultaten

Uiting Emotioneel doel Cognitief doel Controle

Emotiewoorden 6.04 (4.17) 5.96 (3.73) 5.85 (4.88)

(20)

Figuur 1. Gemiddelden onderzoeksresultaten

Exploratieve Hypothese. Aan de hand van een ANOVA analyse werd de exploratieve hypothese getoetst dat mannen en vrouwen significant van elkaar verschilden op motief. Hieruit bleek er geen hoofdeffect te zijn van geslacht op ‘cognitief motief’, F(1,86)=.17, p=.682. Mannen (M=60.78, SD=19.55) hadden dus niet een significant hoger cognitief motief dan vrouwen (M=58.91, SD=19.80). Wel bleek er een hoofdeffect te zijn van geslacht op ‘emotioneel motief’, F(1,86)=11.27, p=.001. Er was sprake van een klein effect, η²=.12. Vrouwen (M=69.87, SD=17.49) hadden dus wel een significant hoger emotioneel motief dan mannen (M=56.29, SD=17.51). Zie Tabel 6 voor de gemiddelden en standaarddeviaties.

6,04 5,96 5,85 7,18 8,73 9,56 0 2 4 6 8 10 12

Emotioneel doel Cognitief doel Controle

ver ba le u it in g Conditie Emotiewoorden Evaluaties

(21)

Tabel 6

Gemiddelden en Standaarddeviaties (tussen Haakjes) Exploratieve Hypothese

Motief Man Vrouw

Cognitief motief 60.78 (19.55) 58.91 (19.80) Emotioneel motief 56.29 (17.51) 69.87 (17.49)

Discussie

In dit onderzoek werd onderzocht hoe het doel van emotionele steun versus cognitieve steun, het verbaal uiten van bezorgdheid beïnvloedt. Uit de resultaten bleek dat mensen die een ander doel hadden, bezorgdheid niet op een andere manier verbaal uitten. Hiermee kan de hypothese dat de deelnemers in de emotioneel-doel-conditie meer emotiewoorden zouden uiten dan de deelnemers in de cognitief-doel-conditie en de controle-conditie niet worden bevestigd. Ook de hypothese dat de deelnemers in de cognitief-doel-conditie meer evaluaties zouden uiten dan de deelnemers in de

emotioneel-doel-conditie en net zoveel evaluaties als de deelnemers in de controle-conditie, kan niet worden bevestigd.

Dat er geen verschil in uiting van bezorgdheid is gevonden, kan liggen aan het feit dat niet alle deelnemers het juiste doel nastreefden. Uit de manipulatiecheck bleek namelijk dat de emotioneel-doel-conditie, geen hoger emotioneel motief had dan de andere condities bij het delen van hun emotionele ervaring. Het zou zo kunnen zijn dat een krantenartikel en instructies, het natuurlijke steundoel van de deelnemers niet konden veranderen. Het uiten van emoties met een achterliggend doel, is namelijk iets wat in het echte leven automatisch gebeurt bij mensen. Waarschijnlijk zijn veel mensen zich er niet eens bewust van dat zij een steundoel uiten, laat staan dat zij

(22)

weten hoe zij dit zouden moeten veranderen. Hier zou in vervolgonderzoek rekening mee kunnen worden gehouden in de onderzoeksopzet. De vragenlijst over de

motieven die mensen hebben bij het delen van hun emoties, zou weer kunnen worden gebruikt om vast te stellen welk doel iemand nastreeft. Vervolgens zou er echter aan de hand van purposive sampling een onderscheid kunnen worden gemaakt tussen een emotioneel-doel-conditie en een cognitief-doel-conditie. Op deze manier is het dus zeker is dat mensen van zichzelf daadwerkelijk een bepaald doel nastreven.

Stel dat het natuurlijke steundoel inderdaad niet te manipuleren was, dan is het opvallend dat de deelnemers in de verschillende condities ongeveer even hoog

scoorden op ‘emotioneel motief’. Ook waren al deze scores boven het

schaalgemiddelde. Dit zou betekenen dat zij van nature een sterk emotioneel doel hadden bij het delen van bezorgdheid. Deze resultaten waren niet in lijn met de hypothese dat bezorgde mensen van nature juist een cognitief doel zouden hebben.

Een ander opvallend punt dat hier mee te maken zou kunnen hebben, is het gegeven dat er aanzienlijk meer vrouwen in de steekproef zaten dan mannen. Uit onderzoek is gebleken dat mannen en vrouwen emoties op een andere manier uiten en ervaren. Zo ervaren vrouwen zowel positieve als negatieve emoties meer intens dan mannen (Brebner, 2003; Brody & Hall, 2000).Behalve het verschil in uiting en ervaring, zou er ook een verschil kunnen zijn in het steundoel dat zij nastreven. De exploratieve hypothese dat mannen en vrouwen verschillen in hun doel, is getest. Hieruit bleek dat vrouwen inderdaad een hoger emotioneel motief hadden dan mannen bij het praten over de emotionele ervaring waarin zij bezorgd waren, onafhankelijk van hun conditie. Blijkbaar zouden vrouwen over het algemeen graag emotionele steun ontvangen bij bezorgdheid. Deze informatie is relevant om optimal matching plaats te laten vinden. Voor een goede relatie, zou de therapeut over het

(23)

algemeen het beste een troostende en empathische reactie kunnen geven, wanneer iemand van het vrouwelijke geslacht bezorgdheid uit.

Hoewel optimal matching voor meer waargenomen gevoeligheid, meer tevredenheid en een betere relatie zorgt, is het van belang om de effectiviteit hiervan te onderzoeken voor emotieverwerking. Een goede relatie is een vereiste, wil er therapeutische verandering optreden. Maar een effectieve therapie dient natuurlijk meer te bieden dan slechts deze goede relatie. Voor vervolgonderzoek zou het daarom interessant zijn om te onderzoeken, of de steun die mensen graag willen ontvangen, ook de steun is waarbij de meeste emotieregulatie optreedt. Pas wanneer optimal matching ook hiervoor effectief blijkt te zijn, zou het daadwerkelijk een goede basis bieden voor psychotherapieën.

Voorlopig kan de conclusie zijn dat in dit onderzoek geen onderscheid kon worden aangetoond in het hebben van een emotioneel doel versus een cognitief doel, bij het verbaal uiten van bezorgdheid. Wel zijn er andere zaken boven tafel gekomen: vrouwen blijken een sterker emotioneel steundoel te hebben dan mannen. Wanneer emotionele steun daarnaast ook effectief blijkt te zijn voor vrouwen bij het verwerken van bezorgdheid, zou deze steun in therapieën kunnen worden verwerkt. Wellicht dat hiermee ook mogelijke gerelateerde klachten van angst en depressie zullen afnemen.

Literatuurlijst

Berger, J. (2011). Arousal Increases Social Transmission of Information. Psychological Science, 22, 891-893.

Bergman, R. L., & Craske, M. G. (2000). Verbalization and imagery during worry activity. Depression and Anxiety, 11, 169-174.

(24)

mortality: a nine-year follow-up study of Alameda County residents. American Journal of Epidemiology, 109, 186-204.

Brebner, J. (2003). Gender and emotions. Personality adn Individual Differences, 34, 387-394.

Brody, L. R., & Hall, J. A. (2000). Gender and emotion. In M. Lewis & J. M. Haviland-Jones (Eds.), Handbook of emotions (2nd ed.) (pp. 338-349). New York: Guilford Press.

Brummet, B. H., Barefoot, J. C., Siegler, I. C., Clapp-Channing, N. E., Lytle, B. L., Bosworth, H. B., Williams, R. B., & Mark, D. B. (2001). Characteristics of Socially Isolated Patients With Coronary Artery Disease Who Are at Elevated Risk for Mortality. Psychosomatic Medicine, 63, 267-272.

Burger, J. M., Sanchez, J., Imberi, J. E., & Grande L. R. (2009). The norm of

reciprocity as an internalized social norm: Returning favors even when no one finds out. Social Influence, 4, 11-17.

Castonguay, L. G., Constantino, M. J., Holtforth, M. G. (2006). The working alliance: where are we and where should we go? Psychotherapy: Theory, Research, Practice, Training, 43, 271-279.

Chartrand, T. L., & Baaren, R. van. (2009). Chapter 5 Human Mimicry. Advances in Experimental Social Psychology, 41, 219-274.

Collins, N. L., & Feeney, B. C. (2000). A safe haven: An attachment theory perspective on support seeking and caregiving in intimate relationships. Journal of Personality and Social Psychology, 78, 1053–1073.

Curci, A., & Rimé, B. (2008). Dreams, emotions, and social sharing of dreams. Cognition & Emotion, 22, 155-167.

(25)

Toward a theory of optimal matching. In I. G. Sarason, B. R. Sarason, & G. R. Pierce (Eds.), Social support: An interactional view (pp. 319–366). New York: Wiley.

Cutrona, C. E., Shaffer, P. A., Wesner, K. A., & Gardner, K. A. (2007). Optimally matching support and perceived spousal sensitivity. Journal of Family Psychology, 21, 754-758.

Davey, G. C. L., & Wells, A. (2006). Worry and its Psychological Disorders: Theory, Assessment and Treatment (p. 3). Chichester: John Wiley & Sons.

Duprez, C., Christophe, V., Rimé, B., Congard, A., & Antoine, P. (2014). Motives for the social sharing of an emotional experience. Journal of Social and Personal Relationships, 1-31.

Hallgren, K. A. (2012). Computing Inter-Rater Reliability for Observational Data: An Overview and Tutorial. Tutor Quant Methods Psychology, 8, 23-24.

Hong, R. Y. (2007). Worry and rumination: Differential associations with anxious and depressive symptoms and coping behavior. Behaviour Research and Therapy, 45, 277-290.

Horowitz, L. M., Krasnoperova, E. N., Tatar, D. G., Hansen, M. B., Person, E. A., Galvin, K. L., & Nelson, K. L. (2001). The Way to Console May Depend on the Goal: Experimental Studies of Social Support. Journal of Experimental Social Psychology, 37, 49-61.

House, J. S., Robbins, C., & Merzner, H. M. (1982). The association of social relationships and activities with mortality: prospective evidence from the Tecumseh community health study. American Journal of Epidemiology, 116, 123-140.

(26)

social consequences of emotional episodes: The contribution of emotional intensity, the five factor model, and alexithymia. Journal of Research in Personality, 34, 471-497.

Muris, P., Roelofs, J., Rassin, E., Franken, I., & Mayer, B. (2005). Mediating effects of rumination and worry on the links between neuroticism, anxiety and depression. Personality and Individual Differences, 39, 1105-1111. Rimé, B. (2009). Emotion Elicits the Social Sharing of Emotion: Theory and

Empirical Review. Emotion Review, 1, 60-85.

Rimé, B., Finkenauer, C., Luminet, O., Zech, E., & Philippot, P. (1998). Social sharing of emotion: New evidence and new questions. European review of social psychology, 9, 145-189.

Rimé, B.,Mesquita, B., Philippot, P., & Boca, S. (1991). Beyond the emotional event: Six studies on the social sharing of emotion. Cognition and Emotion, 5, 435-465.

Rimé , B., Philippot, P., Boca, S., & Mesquita, B. (1992). Long-lasting cognitive and social consequences of emotion: Social sharing and rumination. European review of social psychology, 3, 225-258.

Umberson, D., & Montez, J. (2010). Social relationships and health: A flashpoint for health policy. Journal of Health and Social Behavior, 51, 1-16.

Stel, M., & Vonk, R. (2010). Mimicry in social interaction: benefits for mimickers, mimickees, and their interaction. British Journal of Psychology, 101, 311-323. Thoits, P. (2014). Mechanisms Linking Social Ties and Support to Physical and

Mental Health All use subject to JSTOR Terms and Conditions Linking and Support to Physical and Mental Health. Journal of Health and Social Behavior, 52, 145-161.

(27)

Watkins, E. (2004). Appraisals and strategies associated with rumination and worry. Personality and Individual Differences, 37, 679-694.

Watkins, E., Moulds, M., & Mackintosh, B. (2005). Comparisons between

rumination and worry in a non-clinical population. Behaviour Research and Therapy, 43, 1577-1585.

(28)

Bijlagen Bijlage 1: Manipulatie Doel

Artikel emotioneel-doel-conditie.

DIPJE? PRAAT EROVER!

EEN LUISTEREND OOR EN EMPATHIE BLIJKEN DE BESTE REMEDIE TEGEN EMOTIONELE STRESS.

Iedereen heeft wel eens last van negatieve emoties zoals boosheid, verdriet of teleurstelling. De een weet hier beter mee om te gaan dan de ander. Praten over je eigen negatieve emoties kan verlichting bieden, maar dat is wel afhankelijk van hoe de ander reageert. Onderzoekers van de

Universiteit van Birmingham hebben gedurende twee maanden 200 mensen gevolgd om de effecten van praten over emoties te onderzoeken.

Op basis van het onderzoek konden twee soorten steun worden

onderscheiden: troost en een tegengeluid. Onder troost werd het

bieden van aandacht, (h)erkenning en empathie verstaan. Met een

tegengeluid werd bedoeld dat de ander een andere invalshoek bood op de situatie. Uit de resultaten bleek dat emotioneel herstel het snelst optrad wanneer gesprekspartners troost boden door aandachtig te luisteren en

empathie te tonen. Het meeleven zorgde ervoor dat de ‘delers’ zich verbonden en gesteund voelden en daardoor minder stress ervoeren. Troost bieden en empathie tonen vormen dus een effectieve manier om negatieve emoties bij anderen te verminderen.

Januari 2016, door Derk Versteeghen Instructies emotioneel-doel-conditie. Uit het eerdergenoemde onderzoek blijkt zoals gezegd dat mensen die zich naar voelen de meeste baat hebben bij troost en empathie. Er is echter weinig bekend over wat mensen precies doen om die troost

(29)

en empathie van anderen te krijgen. Om hier meer inzicht in te krijgen, vragen we je nu om een emotioneel voorval te delen op zo'n manier dat jij denkt dat je de meeste kans maakt dat je gesprekspartner een empathische en troostende reactie zal bieden.

Artikel cognitief-doel-conditie.

DIPJE? PRAAT EROVER!

EEN TEGENGELUID BLIJKT DE BESTE REMEDIE TEGEN EMOTIONELE STRESS.

Iedereen heeft wel eens last van negatieve emoties zoals boosheid, verdriet of teleurstelling. De een weet hier beter mee om te gaan dan de ander. Het praten over je eigen negatieve emoties kan verlichting bieden, maar dat is wel afhankelijk van hoe de ander reageert. Onderzoekers van de Universiteit van Birmingham hebben gedurende twee maanden 200 mensen gevolgd om de effecten van het praten over emoties te

onderzoeken.

Op basis van het onderzoek konden twee soorten steun konden worden onderscheiden: troost en een tegengeluid. Onder troost werd het bieden van aandacht, (h)erkenning en

empathie verstaan. Met een

tegengeluid werd bedoeld dat de ander een andere invalshoek bood op de situatie. Uit de resultaten bleek dat emotioneel herstel het snelst optrad wanneer gesprekspartners een tegengeluid lieten horen. Door hun frisse blik konden zij de situatie relativeren of vanuit een positievere invalshoek benaderen. Hierdoor hielpen zij de ‘delers’ om op een andere manier naar de situatie te kijken, waardoor deze minder stress ervoeren. Een tegengeluid laten horen en een ander perspectief aanbieden vormen dus een effectieve manier om negatieve emoties bij anderen te verminderen.

Januari 2016, door Derk Versteeghen Instructies cognitief-doel-conditie. Uit het eerdergenoemde onderzoek blijkt zoals gezegd dat mensen die zich naar voelen de meeste baat hebben bij een

tegengeluid en een ander perspectief op de situatie. Er is echter weinig bekend over wat mensen precies doen om dat tegengeluid en andere perspectief van anderen te

(30)

krijgen. Om hier meer inzicht in te krijgen, vragen we je nu om een emotioneel voorval te delen op zo'n manier dat jij denkt dat je de meeste kans maakt dat je gesprekspartner een tegengeluid en een ander perspectief zal bieden.

Artikel controle-conditie.

DIPJE? PRAAT EROVER!

PRATEN OVER JE GEVOELENS BLIJKT EEN GOEDE REMEDIE TEGEN EMOTIONELE STRESS.

Iedereen heeft wel eens last van negatieve emoties zoals boosheid, verdriet of teleurstelling. De een weet hier beter mee om te gaan dan de ander. Praten over je eigen negatieve emoties kan verlichting bieden. Onderzoekers van de Universiteit van Birmingham hebben gedurende twee maanden 200 mensen gevolgd om de effecten van het praten over emoties te onderzoeken.

Hierbij werd gebruik gemaakt van daily-diary methoden. Op willekeurige momenten op de dag werd hen

gevraagd via een smartphone door te

geven welke emoties zij het afgelopen uur hadden ervaren en of zij deze emoties met hun vrienden hadden gedeeld. Elke emotie-update eindigde met een meting van de emotionele gemoedstoestand van de participanten. Uit de resultaten bleek dat praten leidde tot emotioneel herstel. Wanneer de deelnemers hun emoties hadden gedeeld, voelden zij zich aanzienlijk beter dan wanneer zij deze voor zichzelf hadden gehouden. Het delen van je gevoelens blijkt dus een

effectieve manier om emotionele stress te verminderen.

Januari 2016, door Derk Versteeghen Instructies controle-conditie. Uit het eerdergenoemde onderzoek blijkt zoals gezegd dat mensen die zich naar voelen baat hebben bij het praten hierover met anderen. Er is echter weinig bekend over wat mensen precies vertellen. Om hier meer inzicht in te krijgen, vragen we je nu om een emotioneel voorval te delen.

(31)

Bijlage 2: Standaardisatiecheck Emotie

In hoeverre voelde je de volgende emoties toen je terugdacht aan de situatie en hierover vertelde?

• Bezorgdheid • Twijfel • Angst

Bijlage 3: Standaardisatiecheck Praten voor de Camera

• In hoeverre vond je het storend dat je de persoon tegen wie je praatte niet kon zien?

• Kon je je voorstellen dat je met iemand aan het praten was?

• Vond je het moeilijk om over deze situatie voor de camera te vertellen? • In hoeverre kon je jezelf zijn voor de camera?

Bijlage 4: Manipulatiecheck Doel

Toen ik mijn ervaring met mijn (ingebeelde) vriend(in) deelde wilde ik… Items emotioneel motief.

• Geholpen worden • Empathie opwekken

• Beter begrijpen wat er gebeurd is • Me verbonden voelen

• Gesteund worden • Steun ontvangen

(32)

• Het gevoel hebben dat ik op iemand kan steunen Items cognitief motief.

• Betekenis vinden in wat er gebeurd is

• Zijn/haar perspectief op de situatie te weten komen • Weten hoe zij gereageerd zouden hebben

• Een perspectief van buitenaf verkrijgen • Suggesties ontvangen

• De gebeurtenis in perspectief plaatsen

• Erachter komen hoe hij/zij gereageerd zou hebben • Analyseren wat er gebeurd is

• Een ander perspectief op de situatie verkrijgen • Erachter komen wat zijn/haar mening is

• Een positievere kijken op de situatie verkrijgen • Betekenis vinden in wat er gebeurd is

(33)

Bijlage 5: Codebook Analysis of Verbal Affective Information (Lisanne Pauw, adapted from Milena Feldkamp)

Variable Description Instruction Name in SPSS

Amount of general information

disclosed How much general information (emotional & non-emotional information together) does person share?

Count number of words WORDS_TOT

Number of specific emotion

terms referring to the self

disclosed

How many specific emotion words does the subject report

experiencing themselves? • Definition:

Words directly referring to specific affective states (note: can be different types of words)

I was happy/sad, worried/confident, angry/pleased,

keen/uninterested; I was overcome with sadness NOTE that this also includes the described absence of a specific state:

E.g. I didn’t feel sad at all

Count number of specific emotion

terms referring to the SELF SPECEMO_SELF

Amount of specific emotion

terms referring to other disclosed How many specific emotion words does subject report the other experiencing?

• Definition:

Words directly referring to specific affective states (note: can be

Count number of specific emotion

(34)

different types of words)

His fear was obvious to all; he was very sad

NOTE that this also includes the described absence of a specific state:

• E.g. He didn’t feel sad at all Number of valenced-only

emotion terms referring to the self disclosed

How many valenced-only emotion words does the subject report experiencing themself?

• Definition:

Words directly referring to affective state but only in terms of valence

• eg. I felt good, I felt down NOTE that this also involves the described absence of general emotional displays

• e.g. I didn’t feel anything

Count number of valenced-only emotion words referring to the SELF

GENEMO_SELF

Number of valenced-only

emotion terms referring to the other disclosed

How many valenced-only emotion words does subject mention the

other is experiencing?

• Definition:

Words directly referring to affective state but only in terms of valence

• E.g. He felt good, he felt down

NOTE that this also involves the described absence of general emotional displays

Count number of valenced-only emotion words referring to the OTHER

(35)

* Variable has to be transformed IN SPSS, calculated based on existing variables APPRAISALS

Forms of appraisals (based on Scherer, 1997) to be tagged in CATMA o 1. Novelty/Expectation: Expected vs. Unexpected

Did you expect this situation to occur? e.g. She didn’t show any

emotion Number of emotion-related

actions

referring to the self

How many emotion-related actions does the subject use?

• Definition:

Actions and emotional responses indirectly referring to affective states, e.g. physiological reaction, motor expression, action

tendencies

• Eg. I am blushing, I wanted to punch someone, I wanted to run away

Count number of emotion-related

actions referring to the SELF EMAC_SELF

Number of emotion-related

actions

referring to the other

How many emotion-related actions does the subject use?

• Definition:

Actions and emotional responses indirectly referring to affective states, e.g. physiological reaction, motor expression, action

tendencies

• E.g. He was blushing / sweating / smiling / crying

Count number of emotion-related

(36)

• E.g. unexpected: “het was een hele grote schok voor ons”; “Ik zag het niet aankomen” • E.g. expected: “ik zag het wel aankomen”; “Ik zat er al op te wachten tot dit zou gebeuren“ o 2. Intrinsic Pleasantness: Pleasant vs. Unpleasant

Did you find the event itself pleasant or unpleasant?

• E.g. unpleasant: “Dit was erg vervelend”; “Het was een hele nare dag”; “Er is iets heel ergs gebeurd” • E.g. pleasant: “Het was een heel leuk feest”; “Dat vond ik erg gezellig”

o 3. Coping potential: High vs. Low

How do you evaluate your ability to act on or to cope with the event and its consequences when you were confronted with this situation?

• E.g. High: “Ik had wel het gevoel dat we er samen uit konden komen”

• E.g. Low: “Ik dacht dit gaat nooit meer goed komen”; “Ik weet niet zo goed wat ik moet doen”; “ik zie het niet meer zitten”

• Tip: Alle zinnen die twijfel aanduiden, coderen we onder lage coping potential (e.g.”Ik weet niet”; Ik weet het niet meer; ik weet niet wat ik moet doen; ik weet niet wat ik wil”, “Ik weet niet of ik gelijk heb” etc.) o 4. Compatibility with external standards (Norms & Fairness): Fair (or conform norm) vs. Unfair (or not conform

the norm)

If the event was caused by your own or someone else’ behavior, would this behavior itself be judged as improper or immoral? Would you say that the situation or event that caused your emotion was unjust or unfair?

• E.g. Fair: “Wel begrijpelijk dat hij dat deed”; “Hij had wel een punt”

• E.g. Unfair: “Ik vind het heel onrespectvol”; “Wie doet zoiets nou?”; “Ik vind dat nogal raar”; “Ik vind het erg kinderachtig”

LET OP: We coderen alleen appraisals van de situatie door de participant zelf!! Dus niet expliciete evaluaties van anderen (e.g. “hij vond het raar”, “hij vond het niet leuk”; “hij wist niet hoe hij ermee om moest gaan”). Wel neutrale uitspraken als “het was..”

(37)

Let op: emotional outreach moet expliciete beroep op de ander zijn, dus twee voorwaarden: (1) er wordt expliciet naar de ander verwezen (“jij”) en (2) er wordt expliciet om een (re)actie van de ander gevraagd

o Dus NIET een (mogelijk retorische) vraag die niet per se een reactie van de ander behoeft (e.g. “Waarom zou hij het anders doen?”; “Moet ik dit wel doen of niet?”)  er moet dus echt “jij” in voor komen (e.g. “vind jij dat ik dit moet doen?”)

o Dus NIET wanneer er geen antwoord o.i.d. van de ander wordt verwacht (e.g. “Jij weet hoe ik in elkaar zit”, “Ik heb ook wel eens zoiets met jou gehad” of “jij kent het ook wel” / “jij weet hoe het voelt”)  er moet altijd gevraagd worden naar de mening / advies / manier van omgaan etc van de ander

GENERAL CODING TIPS AND RULES

o If the subject expresses two verbal affective information units together (“I was very excited AND wanted to run to their house as fast as I could”), you count them double (in this case: 1 x specific emotion term, 1 x emotion-related action) o If subject repeats an affective information unit (“I was so excited, really excited”), they count double.

(38)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

1.2 Welke functie heeft ‘het product’ dat u bij Scholma Druk afneemt in het bedrijfsproces?. 1.3 Welke producten neemt u af van

Het doel van dit onderzoek is het in kaart brengen van manieren waarop contact- momenten met prostituees in Utrecht, Den Haag en Amsterdam zijn ingericht, het in beeld brengen van

Gebleken is dat bij de verdeling van het deelbudget voor ‘Te goeder trouw’ (in de definitieve vaststel- ling 2017) de Aanwijzingen besteedbare middelen beheerskosten Wlz 2017 van

We willen je namelijk vragen om samen met één van je ouders en met je beste vriend(in) deel te nemen aan een onderzoek van de Universiteit Utrecht.. Het onderzoek gaat over

Conclusies en richtlijnen voor eventueel aanvullend onderzoek en het nemen van sanering- en/of milieutechnische maatregelen. De conclusies van de

Drop evolution of the precursor film model for different initial surfactant concentrations, with (a) the volume evolution, (b) the evolution of the drop radius, (c) the contact

...AND REVIEWERS Specify a license Use a data repository providing a DOI Publish data description Publish with discipline - specific metadata Publish in discipline - specific

However, for designs with higher NF, thus potentially lower power consumption (and noise correlation), using multiple chains can be a very useful alternative to improve sensitivity..