• No results found

Het vriendschapsideaal : de invloed van het ideaal op de beleving van vriendschap

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Het vriendschapsideaal : de invloed van het ideaal op de beleving van vriendschap"

Copied!
29
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)Het Vriendschapsideaal De invloed van het ideaal op de beleving van vriendschap. STERRE DIJKSTRA. Studentnummer: 6118232 Bachelorscriptie: Mei 2013 Aantal woorden: 11.489 Scriptiebegeleider: M.P. Lindo Tweede Lezer: A.C.A.E. Moors Bachelor Culturele Antropologie en Ontwikkelingssociologie.

(2) 1. Introductie. [ … ] there are few true friendships, founded upon esteem and affection, which approximate to the ideal and endure a lifetime (Paine 1999: 40).. Wanneer we met anderen zijn of over anderen spreken, categoriseren wij bewust of onbewust onze relaties tot deze mensen. We geven hen een plek, gebaseerd op onze gedachten over de ander en onze gedachten over hoe de ander ons ziet. In de dagelijkse omgang met anderen worden deze categorieën als vanzelfsprekend gebruikt en gaan we ervan uit dat de ander er hetzelfde onder verstaat. Het is de manier om zowel voor jezelf als voor degene waarmee je praat je relaties tot elkaar en met anderen aan te duiden. Wanneer je bijvoorbeeld met zijn tweeën spreekt over een derde persoon, kun je hem of haar in het gesprek een collega noemen. Waarschijnlijk definiëren beide gesprekspartners een collega als iemand die aan de werkomgeving is verbonden. Maar wanneer je binnen een gesprek spreekt over een vriend is het de vraag of je daar allebei hetzelfde onder verstaat. Iemand met een paar één-op-één vriendschapsrelaties legt de relatie anders uit dan iemand die zijn vrienden alleen in groepsverband ziet. De regels of de ideeën over vriendschap zijn minder duidelijk dan in de relatie tot een collega. De categorie vriend kan je ook zien als een ideaal dat je gebruikt om een situatie, een interactie of een persoon mee te vergelijken. Paine is een antropoloog die zich heeft verdiept in vriendschap. Hij beschreef in zijn artikel Friendship: The Hazards of an Ideal Relationship niet alleen dat je jezelf leert kennen in een vriendschap, maar ook dat er een ideaalbeeld bestaat waarmee we onze vriendschapsrelaties vergelijken. Hij laat zien dat het ideaal onbereikbaar is en we hierdoor nooit helemaal tevreden zullen zijn met de vriendschap (Paine 1999: 39-41). Het verschilt per persoon en per relatie hoe je naar de relatie kijkt. Een vriendschapsrelatie ontwikkelt zich en is daarom aan verandering onderhevig. Met de vraag ‘wanneer noem je iemand je vriend?’ en de blik die Paine werpt op de ideale vriendschapsrelatie, is het onderwerp voor deze scriptie begonnen. Antropologen onderzoeken in verschillende samenlevingen de beleving van vriendschapsrelaties (Elifson & Sterk-Elifson 1992; Osella & Osella 1998; Reina 1959; Uhl 1991). Ze kijken in hun onderzoek naar het gebruik van het concept vriendschap en hoe dit gekoppeld is aan culturele normen over individualisme. Antropologen bouwen 2.

(3) in het veld relaties op met mensen om hen persoonlijke vragen te kunnen stellen. Naast het onderzoeken van het concept vriendschap, worden ze zelf deel van relaties die op persoonlijke informatie gebaseerd zijn. Deze antropologische methode brengt een zelfreflectie met zich mee die in andere wetenschappelijke disciplines minder bekend is (Reed-Danahay 1995: 220). Door ons te verdiepen in deze onderzoeken, begrijpen we beter hoe antropologen tijdens veldwerk tegen onbekende invullingen van concepten als vriendschap aanlopen en wat voor invloed dit heeft op de verdere omgang tussen de onderzoeker en zijn of haar informanten (Beer 2001: 5806). De onderzoeken geven ons inzicht in de complexiteit van vriendschapsrelaties en de grens tussen werkgerelateerde vriendschappelijke relaties en vriendschappen. Zelf worstel ik met dat grensgebied in mijn relatie met Jenny. Zij is een vrouw van 57 jaar die ik heb leren kennen toen ik een paar jaar geleden via de thuiszorg bij haar kwam schoonmaken. Inmiddels werk ik daar niet meer, maar kom ik regelmatig langs voor een kopje thee en neem ik onze gesprekken op. Samen met de fotografe Inger Aten wil ik een stuk schrijven met beeldmateriaal over Jenny’s leven. Jenny en ik hebben inmiddels een goede relatie, waarin zij veel over zichzelf vertelt. Door ons regelmatige contact en de vertrouwelijke informatie die zij met mij deelt, heb ik het idee dat zij de relatie is gaan zien als een vriendschap. Dat beangstigt mij, omdat ik dat zelf (nog) niet zo ervaar. De mensen die ik wél beschouw als mijn vrienden zijn van mijn leeftijd en het zijn mensen die ik al een aantal jaren ken. Het is opvallend dat we onszelf niet afvragen waarom we sommige mensen als vrienden beschouwen. Pas wanneer er een aanleiding is om de relatie in twijfel te trekken, gaan we onszelf vragen stellen over de betekenis van de vriendschap. In deze scriptie wil ik de complexiteit van het concept vriendschap laten zien door te kijken naar mijn eigen vriendschapsrelaties. Ik zal ingaan op drie persoonlijke relaties om de volgende vraag te beantwoorden: Welke betekenis geef ik aan een vriendschap? Het uiteenzetten van mijn relaties is in deze scriptie een methode om meer inzicht te krijgen in het sociale mechanisme van de beleving van vriendschap. Door na te denken over dit onderwerp, ben ik er achter gekomen dat de betekenis die ik geef aan een vriendschap voortkomt uit een ideaalbeeld. Na het beschrijven van de gekozen relaties, zal ik daarom mijn idee over een vriendschap kort samenvatten om deze vervolgens te kunnen vergelijken met de literatuur. Naast verschillende artikelen, waarin een vriendschapsrelatie belicht wordt, zal ik teksten gebruiken die gaan over vertrouwen,. onzekerheid,. interactie. en. moraliteit.. Door. mijzelf. als 3.

(4) onderzoeksinstrument te gebruiken, wil ik iets toe voegen aan de bestaande antropologische kennis over vriendschap. Om een weergave te geven van de complexiteit van vriendschapsrelaties heb ik er drie gekozen. Lotte is een vriendin waarmee ik ben opgegroeid en Fien is een vriendin die ik ken van de middelbare school. De relatie met Jenny zal ik hiermee vergelijken om te kijken wat de oorzaak is van mijn twijfel over een vriendschapsrelatie met haar. Door meer dan twee relaties te nemen, voorkom ik dat het slechts een opsomming wordt van de overeenkomsten en de verschillen. Door drie relaties uit te lichten, kun je zien dat er niet één essentie is van een concept, zoals Wittgenstein beschreef. Hij liet zien dat er niet één definitie is voor een woord en dat het gebruik ervan verschillende dingen kan betekenen. Hij neemt games als voorbeeld. We gaan ervan uit dat alle spellen een essentie hebben, waardoor wij de overkoepelde term games gebruiken om dat aan te duiden. Maar wanneer je een balsport vergelijkt met bijvoorbeeld een kaartspel, komen niet alle aspecten overeen. Wel zijn er onderlinge gelijkenissen, zoals bijvoorbeeld elementen van competitie of amusement. Wanneer we kijken naar het spel patience zien we wel amusement, maar valt de eigenschap competitie af, omdat het een individueel spel is. De elementen die vallen onder een term als game zijn opgenomen in een netwerk van gelijkenissen (Wittgenstein 1958: 31-34). Deze gelijkenissen vormen een familie, die wij in onze taal een naam geven (Bambrough 1960: 210). Hetzelfde geldt voor het woord vriendschap. Dit is interessant, want in ons dagelijks leven gaan we er onbewust vanuit dat er een ideaal en dus een essentie is van vriendschap. Er is echter niet een eenduidige essentie van het woord. Het enige dat mijn vriendschappen gelijk hebben met elkaar is het feit dat ik deze relaties als vriendschappen benoem.. 2. Biografie van relaties. 2.1 Lotte. Mijn relatie met Lotte begon al voor wij konden praten. Lotte werd op 17 oktober 1989 geboren in het ziekenhuis van Leeuwarden en ik kwam kort daarna op 20 oktober ter wereld. We werden beiden met een keizersnee geboren en lagen met onze moeders op dezelfde kamer bij te komen. Lotte’s vader en mijn moeder kenden elkaar uit de theaterwereld waar zij werkten, waardoor onze ouders de zwangerschap en de eerste 4.

(5) jaren van onze jeugd met regelmaat samen doorbrachten. Het idee dat wij dat eerste moment van ons leven deelden, gaf input aan de fantasie van onze kinderbreinen. We knikten nadrukkelijk ja, wanneer ons gevraagd werd of we zusjes waren, of vertelden dit zelf aan wie dat maar horen wilde. De geschiedenis die we delen, is wellicht wat ons nu het meest bindt. We zijn samen opgegroeid en zaten samen op de crèche in Leeuwarden. Na drie jaar kregen we allebei een zusje. Lotte’s zusje werd Nina genoemd en mijn zusje Jara. Ook zij werden deel van de omgeving waarin Lotte en ik elkaar zagen. Onze gezinnen verhuisden een paar jaar na elkaar naar Hardegarijp. Jara en Nina speelden op de basisschool, net als wij, regelmatig samen. Nu waren we met zijn vieren als het ene gezin op andermans kinderen paste. Was het niet omdat onze ouders ons bij elkaar zetten, dan was het wel omdat we zelf zin hadden om samen te spelen. Na de basisschool kozen we voor verschillende scholen. De Cito-toets en de adviezen brachten Lotte naar de gemengde vmbo-/havo-klas op het Piter Jelles Montessori in Leeuwarden en mij naar het Piter Jelles Gymnasium aan de andere kant van de stad. Veel basisschoolvriendjes zag ik daarna niet meer, maar Lotte wel. Na school speelden we samen met onze barbies. Het paste niet in de fase van volwassenwording die we beiden in onze nieuwe omgeving voelden. Onze vriendschap en ons basisschoolverleden gaf ons de mogelijkheid om niet meteen afscheid te hoeven nemen van onze barbies. Waar we in het eerste jaar nog ons geheime barbiespel deelden, namen we elkaar in de latere jaren mee naar schoolfeesten en verjaardagen. Klasgenoten om ons heen, van beide scholen, wisten dat we elkaar als beste vriendinnen zagen en dat de kans groot was dat de één de ander meenam naar een feest of andere gebeurtenis. Samen probeerden we onze eerste sigaret uit in een hoekje van een steeg en een tijd later bespraken we uitvoerig de eerste zoen- en sekservaringen met jongens. Het gaf mij een fijn gevoel om spannende of nieuwe ervaringen met Lotte te delen. Onze omgang was anders dan die met anderen op onze aparte middelbare scholen. Om dit voor ons zelf te bevestigen, kochten we voor onze vijftiende verjaardag een ring waarin we elkaars namen lieten zetten en een paar jaar later een kettinkje met voor beiden de helft van een hartje. Ook hierin stond de naam van de ander gegraveerd. Na vier jaar ging Lotte naar de MBO opleiding SPW (sociaal pedagogisch werk) in Leeuwarden. Ik vond het idee dat zij een opleiding deed erg stoer vergeleken met mijn middelbare school, en was daar licht jaloers op. Jaloers op een 5.

(6) praktijkervaring die ik op dat moment niet had. Lotte mocht op stages, terwijl ik voor mijn schoolvakken met moeite goede cijfers behaalde. Dat ik een jaar eerder een maatschappelijke stage had gedaan bij groep 1 en 2 van de basisschool in Hardegarijp, gaf mij een klein beetje stof om met Lotte mee te kunnen praten over haar nieuwe ervaringen. Al snel werden Lotte’s stages breder en haar ervaringen nieuwer door haar stages in de gehandicaptenzorg en in een gesloten psychiatrische afdeling. Ik keek op tegen het werk dat ze deed en had er tegelijkertijd weinig mee. Het was voor het eerst dat ik merkte dat we andere interesses en werkvelden tegemoet gingen en dat vond ik jammer. In de zesde klas van het gymnasium begon bij mij het verlangen naar een tussenjaar te kriebelen. Na verschillende opties uitgezocht te hebben, vertrok ik na het examen naar een volkshogeschool in Hønefoss in Noorwegen. Daar volgde ik vakken in de beeldende kunst ter voorbereiding op een opleiding aan een kunstacademie in Nederland. Lotte wist dat ik hier naar uitkeek. Toch kreeg ik het idee dat ze het ook lastig vond te weten dat het niet mogelijk zou zijn om elkaar voor een middag te zien. We hadden elkaar eerder een tijd moeten missen door vakanties of doordat ik op summerschool ging met een circusproject waar ik drie jaar aan mee deed. Dit was anders. Het was veel langer. Haar ouders gaven meerdere malen aan hoe geweldig ze het vonden dat ik deze reis ging maken. Zelf zou ik het lastig vinden wanneer mijn ouders lovend zouden spreken over de plannen van een vriend van mij, maar ik weet niet of dat voor Lotte het geval was. Ik vond het uiteraard ook heel leuk te horen dat haar ouders enthousiast waren over het plan en hun berichten te lezen op mijn blog, maar ik vond het tegenover Lotte lichtelijk gênant. Lotte en ik hadden dat jaar vooral contact via de e-mail. Dit was persoonlijker dan via de blog en zo zorgden we ervoor dat we elkaar met een regelmaat van eens per twee à drie weken op de hoogte hielden van hetgeen we beleefden en elkaar vertelden hoe zeer we elkaar misten. Aan de nieuwe vrienden die ik in Hønefoss maakte, vertelde ik graag over Lotte als mijn beste vriendin die ik al sinds mijn geboorte ken. Met kerst kwam ik naar huis om bij mijn ouders en zusje te zijn, maar ook om Lotte te zien. Bij de definitieve thuiskomst in juni leek er, behalve het verschil in nieuwe ervaringen en belevenissen, tussen ons twee niets veranderd te zijn. Ik kwam naar Lotte’s diplomauitreiking en bleef in de zomervakantie bij mijn ouders wonen om te kunnen werken voor ik naar Amsterdam zou verhuizen. Lotte begon aan de HBO opleiding Maatschappelijk Werk en Dienstverlening in Leeuwarden en ik aan 6.

(7) Antropologie in Amsterdam. Ik wilde graag naar Amsterdam en door de ervaringen van mijn jaar in Noorwegen, was mijn interesse verschoven van een kunstacademie naar Antropologie en het onderzoek dat daarbij hoort. Lotte en ik ontmoetten elk in onze eigen wereld veel nieuwe mensen en kwamen in aanraking met allerlei nieuwe situaties. Het verschil in studie, omgeving en mensen maakte de afstand tussen ons enerzijds groter, omdat we, anders dan voorheen, ons moeilijker konden inleven in de situatie van de ander. Waar we de omgeving op de basisschool en de middelbare school goed kenden, was ons beeld nu slechts gebaseerd op wat we aan elkaar vertelden. Tegelijkertijd gaf deze afstand ons het idee dichter tot elkaar te komen, omdat we ongegeneerd over alles konden praten zonder hiermee de directe omgang met anderen te beïnvloeden. We kunnen elkaar nog steeds vol enthousiasme vertellen over onze belevenissen. We weten uit de verhalen hoe situaties voor de ander geweest zijn, maar kunnen door de afstand minder meeleven met de belevenissen. De band die we nu hebben is gebaseerd op ons verleden samen. Het is een emotionele band waarbinnen we kunnen uitwisselen over gevoelens en ervaringen. We zijn bekend met de wensen en de emotionele barrières van de ander, wat maakt dat we veel niet meer hoeven toe te lichten. Ik kan bijvoorbeeld zeggen dat ik het lastig vind een vriendje te hebben die houdt van zo min mogelijk lichaamsbeharing bij een vrouw. Aan Lotte’s blik zie ik dat zij bij die opmerking al genoeg weet. Ik hoef haar niet te vertellen dat ik het moeilijk vind in een wereld te leven waarin het kale schoonheidsideaal van een vrouw heerst. Het liefst gebruik ik het scheermesje in mijn badkamerkast niet, maar wil tegelijkertijd dat mijn vriendje mij mooi vindt. Een issue dat voor mij af en toe opspeelt. En waarover ik mijn gedachtes met Lotte kan delen. Andersom weet ik bijvoorbeeld over de soms moeilijke relatie tussen Lotte’s ouders en haar halfzus; Anne. Ze is ouder dan wij en heeft een man en twee kindjes. Anne heeft van haar vaders kant twee zusjes, Lotte en Nina. Van haar moeders kant heeft ze drie broertjes die alle drie een andere vader hebben. Haar beeld van een gezin is hierdoor anders dan dat wat Lotte en ik hebben. Lotte heeft een goede relatie met haar ouders en ook met haar beide zussen. Als Lotte vertelt dat Anne en haar vader ruzie hadden, weet ik meer dan dat. Ik weet dat Anne moeite heeft zich in haar vader in te leven, omdat zij grotendeels is opgevoed door haar moeder. Ik weet dat Lotte’s moeder zich soms buitengesloten voelt en dat Lotte het liefst een oplossing had voor iedereen. Beiden zijn we opgegroeid in een gezin dat in de zomervakanties een naturistencamping boven een ‘textielcamping’ verkoos. Soms kwamen we elkaar tegen 7.

(8) en stonden we een weekje op het zelfde terrein met onze tenten. Hierdoor kennen we niet alleen elkaars gedachten en interesses, maar weten we ook hoe de ander er naakt uitziet. Voor mij heeft dat ervoor gezorgd dat ik in Lotte’s bijzijn geen schaamte heb over mijn lijf. Een aspect dat ik met niemand anders deel. Uit onze gesprekken maak ik op dat Lotte dit op dezelfde manier ervaart, maar helemaal zeker weten doe ik dat niet. Na vijf jaar niet meer in dezelfde stad of dorp te wonen, zijn we twee meiden geworden die elkaar door een gedeeld verleden kennen. Als ik mijn ouders in Hardegarijp opzoek, vraag ik Lotte altijd of ze even tijd heeft om samen wat te gaan doen. Als Lotte mij opzoekt, blijft ze slapen. De drukke levens vol studie, werk, vrienden, vriendjes en hobby’s zorgen ervoor dat we elkaar gemiddeld eens per twee maanden zien. Toch vind ik onze relatie waardevoller dan een vriend die ik dagelijks zie, omdat we zoveel van elkaar weten. Onze gesprekken bestaan nu vooral uit bijkletsen. Een uurtje koffiedrinken is eigenlijk nooit genoeg. We willen elkaar meer vertellen en meer vragen en geven veel om elkaar. Ik hecht veel waarde aan onze vriendschap en voel daardoor dat ik het lastig vind om te schrijven dat we bijna geen interesses met elkaar delen.. 2.2. Fien. Ik had Fien al eens zien spelen op de Grote Fuif van onze middelbare school. Zij zat achter de drums en ik zat, net als de rest van de school, in het publiek te luisteren hoe de schoolband de slotakkoorden speelde van de door leerlingen georganiseerde avond. Ik vond Fien een stoere meid omdat ze andere kleding droeg, kon drummen en muziek mocht maken waar de hele school stil voor ging zitten. We ontmoetten elkaar pas echt op het moment dat ik in de vijfde klas auditie kwam doen voor de band. Voor haar, de zangeres, de gitarist en de bassist moest ik eerst solo een nummer spelen op het keyboard op de zolder van de school. Ze lieten blijken dat ze het goed vonden en vroegen of ik samen met hen een nummer van Anouk kon spelen. Enorm spannend vond ik het, want ik wilde maar wat graag samen muziek maken en aan anderen laten zien hoe wij de sterren van de hemel konden spelen. Ik keek behoorlijk op tegen de bandleden, waardoor het een opluchting was om later die dag te horen dat ze mij in de band wilden hebben. Naarmate de Grote Fuif van mijn vijfde schooljaar naderde, oefenden we meer en meer. Mijn muzieksmaak bleek niet ver van die van Fien te liggen en we hadden het 8.

(9) gezellig met elkaar. De weken voorafgaand aan de Grote Fuif groeide de spanning binnen de groep, waardoor er irritaties ontstonden over het te laat komen op onze repetities. Daarnaast waren we het niet altijd eens over liedkeuzes. Ook tussen mij en Fien kwam een moment waarop ik knapte en Fien op hoger volume en met veel woorden vertelde dat ze prioriteiten moest stellen over wat voor haar op de eerste plek kwam. Terugkijkend op dat moment vind ik dat ik mij te druk heb gemaakt. In mijn herinnering hebben we een paar jaar terug nog gesproken over dat moment, maar toen ik Fien een paar weken terug sprak over mijn scriptie en mijn beschrijving van die situatie, zei zij: “Echt? O, dat kan ik mij helemaal niet herinneren.” Ze begon te lachen. Ik had gedacht dat zij het onthouden had, maar had het verkeerd. Ik vind het zelf lastig als iemand mij recht in mijn gezicht vertelt wat ik verkeerd doe, maar weet niet zeker of ik een dergelijk moment daarom ook zou onthouden. Het neerzetten van een goed optreden gaf ons allen een heerlijk gevoel en een hechtere band. Fien, Lizan – de zangeres – en ik gingen door. We wilden proberen een eigen nummer te schrijven om mee te kunnen doen aan de Kunstbende, een wedstrijd in allerlei kunstvormen voor scholieren. De jongens van de schoolband waren meer op harde snelle nummers gericht en hoorden zichzelf graag spelen, waardoor het fijner was met drie meiden te zijn. Met zijn drieën hadden we net genoeg instrumenten om dit goed neer te kunnen zetten. Tijdens mijn pianolessen begon ik te leren hoe ik nummers qua akkoordenschema op kon bouwen en gebruikte dit in de groep. Mijn allereerste nummer ging over een vriend die ik twee jaar daarvoor was verloren. Ik vond het vreselijk spannend het aan Fien en Lizan te laten horen en voelde me bijna naakt bij Fien thuis. Dat zij het vervolgens prachtig vonden en het voor de Kunstbende wilden gebruiken, hielp mij ontzettend in het durven schrijven van meer stukjes. Ik voelde me trots en gewaardeerd door meiden waar ik toch een beetje tegen op keek. Met zijn drieën scherpten we het nummer aan en we werden tweede in de provinciale ronde van Friesland. We liepen de landelijke wedstrijd mis, maar mochten wel op het straatfestival in Leeuwarden spelen. Een mooi compliment voor ons alle drie. We spoorden elkaar aan in het schrijven en maakten variaties op moderne nummers. Na mijn vertrek naar Noorwegen bleven we mailen. Ik merkte dat onze relatie niet slechts gebonden was aan de middelbare school en de muziek en begon zowel Fien als Lizan steeds meer als vriendinnen te zien. De vriendschap die op de middelbare school al was begonnen, koppelde ik zelf nog erg aan die schooltijd, waardoor ik twijfelde of het contact tussen ons hetzelfde zou blijven. Het gaf een goed gevoel te 9.

(10) merken dat we contact hielden en per e-mail allerlei ideeën uitwisselden over verdere plannen met ons als band. We werden hechter met elkaar en wilden dolgraag meer muziek maken, maar konden dit niet door de afstand die er tussen ons lag. Fien verhuisde naar Amsterdam om sociologie te studeren, Lizan moest nog een jaar op de middelbare school en ik zat in Noorwegen. In de relatie met Lotte zorgde mijn vertrek naar Noorwegen voor een grote twijfel. Zou de relatie wel hetzelfde blijven? Maakt het uit dat onze nieuwe ervaringen erg van elkaar gaan verschillen? Begrijpen we elkaars keuzes nog wel als ik weer terug kom? In de relatie met Fien is mijn vertrek echter een moment geweest waarop ik een bevestiging kreeg van het voortbestaan van de vriendschap. Een jaar later verhuisde ik ook naar Amsterdam om Antropologie te studeren. Het idee dat Fien hier al woonde en ik niet geheel alleen begon, gaf een veilig gevoel. We begonnen elkaar weer te zien en meer te spreken. We pakten onze muziek op en oefenden in studio’s in Amsterdam of in Utrecht, waar Lizan ging wonen en studeren. Fien gaf na anderhalf jaar toe aan het feit dat ze de studie niet leuk vond en stopte. Een keuze die ik beter begreep, toen ik later zelf besloot te stoppen met Antropologie. Het bracht ons naar mijn idee dichter bij elkaar. We konden elkaar begrijpen in de keuzes die we maakten en in de zoektocht naar een andere invulling, die ik zelf nog moeilijker bleek te vinden dan het stoppen met de studie. We probeerden elkaar te stimuleren in die zoektocht. Soms lukte dit en soms niet. Fien vond schrijven en lezen heerlijk en begon al snel aan Literatuurwetenschappen. Ik was daarentegen weer teruggevallen op eerdere hersenspinsels over een kunstacademie en audities gaan doen. Nadat ik door de toelating was gekomen van de opleiding ArtScience (aan de Koninklijke Academie van Beeldende Kunsten) in Den Haag, besloot ik dit aanbod op het laatste moment toch af te slaan en terug te gaan naar Antropologie. Net als in Noorwegen, miste ik de boeken waar ik in kon duiken en de maatschappelijke vraagstukken. Ik had het gevoel dat Fien dit meer begreep dan andere mensen om mij heen. Ze wist van mijn contact met Jenny en het verhaal dat ik over haar wilde schrijven. Het schrijven over Jenny en onze relatie, kwam meer overeen met Antropologie dan met de beeldende kunstwereld. Het idee dat ik de tekst schreef en Inger Aten de foto’s maakte, beviel mij erg goed. Door mijn nieuwsgierigheid naar Jenny had ik de motivatie teruggevonden om door te gaan met mijn studie. Fien was al langer bezig met schrijven. Ze schreef al een paar jaar theaterrecensies voor het Fries Dagblad en begreep dat schrijven heel leuk kan zijn.. 10.

(11) Eind 2010 wilden we samen op zangles. We wilden allebei beter leren zingen en durfden dit slechts in gezelschap van elkaar. We waren, en zijn nog steeds, op dezelfde manier bezig met het maken van muziek. We schrijven liedjes, zoeken akkoorden bij elkaar – Fien kan naast drummen ook piano en gitaar spelen – en proberen bestaande liedjes een nieuwe draai te geven. Omdat we een zelfde manier van werken hebben en ongeveer even ver zijn in onze muzikale ontwikkeling, is het prettig samen de nummers te oefenen. We hebben iets meer dan een jaar zangles gehad. Tijdens het oefenen zeiden we elkaar wat er verbeterd kon worden, maar ik zei niet alles. Ik wist bijvoorbeeld dat Fien het niet prettig vond dat onze docent zei dat ze haar stembanden moest laten nakijken op poliepen. Fien werd er licht opstandig van en zei dat de docent al vanaf het begin vond dat ze haar stem niet goed gebruikte. Ik was er niet zeker van dat het onzin was, maar zei hier weinig over tegen Fien, omdat ik wist dat ze het niet leuk vond. Andersom is dat wellicht ook zo geweest, maar dat weet ik niet. Nu zijn we vriendinnen die beiden studeren en in ons laatste bachelorjaar zitten. Als we samen eten, spelen we na afloop liedjes die we leuk vinden of zingen we stukjes die we zelf hebben gemaakt. We hebben, net als Lotte en ik, geschiedenis samen, maar zijn vooral vriendinnen omdat we de huidige interesses van ons leven delen; de muziek, onze vriendin Lizan, en het studeren in Amsterdam. Wellicht is het belangrijkste van onze relatie, dat ik mij muzikaal en intellectueel kan optrekken aan Fien. Of dat andersom ook het geval is, weet ik niet. In het bedenken van nieuwe liedjes wel. We laten het elkaar horen en maken het samen beter. Ik zie haar als een goede tekstschrijfster, een slimme meid en als journalist in haar bijbaan als theaterrecensent. Een baan waar ik tegen op kijk en een baan die ik ook wel zou willen.. 2.3. Jenny. Toen ik in maart 2010 voor het eerst bij Jenny over de vloer kwam, viel mij allereerst de inrichting van haar huis op. Donkerroze geverfde muren met veel schilderijen in goudkleurige barokke lijsten. Op het ene stond een portret van een man in een achttiende-eeuws pak, die in plaats van een mensenhoofd een hondenkop had. Op het andere schilderij stond een vriendelijk zeegezicht. Zoveel om naar te kijken, dat ik het moeilijk kon plaatsen. De lijsten om de schilderijen leken volks, maar de roze muren en de beelden en versieringen waren eerder werelds. Een sierlijk beeld van een Chinese dame op een vitrinekast, een Boeddhabeeld naast het aquarium, en wat ik later zou 11.

(12) begrijpen, een aan haar vader gewijde Thaise minitempel met een foto van hem naast de televisie. Ik kwam daar om schoon te maken. Ik werkte in die tijd voor Thuiszorg Service Nederland (TSN) en had haar adres in Amsterdam Oost aangewezen gekregen. Jenny zal op haar beurt verbaasd geweest zijn een jonge meid in haar huis te hebben, aangezien de meeste werknemers rond de veertig waren. Haar vaste hulp, Gloria, een Braziliaanse vrouw van Jenny’s leeftijd, hielp in de even weken en ik in de oneven weken. Onze relatie was een werkrelatie waarin we beiden baat hadden bij een goede verstandhouding. We waren aardig voor elkaar en gaven elkaar de ruimte suggesties te doen om het werk in haar huishouden prettiger en beter te maken. We voelden ons op ons gemak en konden samen lachen en grapjes maken. Tijdens de theepauzes begon Jenny steeds meer over zichzelf te vertellen. Verhalen over haar verleden, haar relatie tot haar moeder, de drugssmokkel waarin ze had gewerkt, de relaties met mannen die ze had en de ziektes waarmee ze kampte. Ik was er erg van onder de indruk, omdat het verhalen zijn die ik in mijn eigen beschermde omgeving niet of bijna niet hoor. Het zijn ervaringen die ver van mij af liggen, niet alleen omdat we van een andere generatie zijn, maar ook omdat we in verschillende milieus zijn opgegroeid. Niet te vergeten leek Jenny iemand die niet op haar mondje is gevallen. We hadden een klik die ik met andere cliënten in de thuiszorg niet had. Ze was jonger dan mijn andere cliënten en werkte in het begin zelf mee, waardoor het een gezellige middag was waarin we elkaar stimuleerden om klusjes aan te pakken. Na een poosje vond ze een oude liefde, Ricky, terug op facebook. Een Amerikaanse man waar ze heel erg verliefd op was geweest en jaren terug een relatie mee had gehad. Jenny, longpatiënt, ver onder haar gewicht en net genezen van kanker, bloeide op bij elk contact dat er per facebook tussen hen was en zijn beloftes elkaar weer te gaan zien. Ik begreep van Jenny dat mensen in haar omgeving het bestaan van Ricky niet of nauwelijks geloofden en het idee dat zij naar Amerika zou gaan onrealistisch en niet goed voor haar gezondheid achtten. Tegen mij sprak ze er, naar haar zeggen, meer over omdat ze dat met anderen niet goed kon. Eerder zat ik bij een skype-gesprek tussen Jenny en Ricky en wist dat hij echt bestond. Dit gaf mij het gevoel een intieme en speciale positie voor Jenny te hebben, waardoor ik mij bijzonder voelde. Jenny vertelde over haar relatie met Ricky en haar gevoelens en ik probeerde de reserves die ik voor Ricky voelde niet te veel te benoemen. De man is een zoon van een miljonair in de casinowereld. Hij had zijn vaders bedrijf overgenomen, waardoor hij 12.

(13) niet om geld verlegen zat. Hij beloofde Jenny via facebook en via skype van alles. Hij zou een huisje voor hen kopen en hij zou haar ticket naar Amerika betalen. Ik vond het leuk Jenny zo verliefd te zien, maar was bang dat ze gekwetst zou worden. Zelf is ze al jaren arbeidsongeschikt en zit ze in de schulden. Het idee dat deze geldbuidel haar prins op het witte paard was, leek voor mij een niet-realistisch sprookje. Als ze vroeg wat ik er van vond, zei ik dat ze niet al haar hoop op hem moest gooien omdat ik vond dat hij onbereikbaar leek. Ze liet me vaker weten dat ze het idee had bij mij meer kwijt te kunnen dan bij anderen. Een keer zei ze: “Gloria is een heerlijk wijf maar met haar heb ik het er niet over hoor.” Ik was gevleid dat iemand met zoveel levenservaring mij op die manier waardeerde. Op mijn beurt vertelde ik slechts sporadisch over hetgeen ik meemaakte en voelde. Dit was destijds vooral om de werkrelatie niet over te laten gaan in een meer persoonlijke relatie. Doordat Jenny regelmatig aangaf dat ik de enige was waartegen ze alles durfde te zeggen, was ik een beetje bang dat Jenny op dat vlak afhankelijk van mij zou worden. Het gaf mij een verantwoordelijkheidsgevoel dat ik lastig vond om te hebben voor een dame van toen 56 jaar. Aan de andere kant nam Jenny naar mij toe een soort oma-rol aan. Ze gaf, en geeft mij nog steeds, regelmatig cadeautjes. Het begon met een colbert dat ze had gemaakt voor haar achttienjarige kleindochter. De kleindochter vond het niet mooi genoeg en dus vroeg Jenny mij of ik het wilde hebben. Ik vond het prachtig en heb het veel gedragen. Op andere momenten gaf ze me oude kleren van haarzelf of eten mee naar huis. Ze vroeg, en vraagt nog steeds, met regelmaat naar mijn studie, mijn vriendje en mijn huis. Daar hebben we het kort over en daarna gaat het gesprek over op iets dat zij die week heeft meegemaakt. Met Lotte en Fien praat ik meer over mijzelf. In mijn relatie met Jenny gaat het vooral over Jenny. Ik heb bewondering voor haar en vind het ongepast of ongemakkelijk om dieper in te gaan op mijn eigen gevoelens. Aan de ene kant vind ik het prachtig hoe onze relatie verloopt, maar hierdoor ben ik ook bang dat zij afhankelijk wordt van mij, wanneer ze zegt: “Ik heb een huisarts, een psychiater en jou.” Het lijkt alsof ik een onmisbare positie heb en dat benauwt mij. In de relaties met Lotte en Fien, gaan onze rollen vrij gelijk op. Wanneer we samen zijn, komen we beiden evenveel aan bod. De relaties geven de ruimte ook te spreken over eigen gevoelens, wat één van de redenen is dat ik hen zonder nadenken vriendinnen noem. Ik ga er vanuit dat je binnen een vriendschap beiden een gelijke rol hebt, dat je interesses deelt en dat je op een gelijk punt bent in je leven. Dit ervaar ik met Jenny niet, waardoor ik haar nog geen vriendin wil noemen. 13.

(14) Het idee om met haar verhalen iets te gaan doen, kwam al snel. Toen ik Inger Aten, een fotografe, eenmaal had ontmoet, begonnen ideeën een vorm te krijgen en wilden we er samen actie in ondernemen. Samen wilden we de gesprekken gaan opnemen en foto’s maken van Jenny en haar omgeving om hier uiteindelijk een boekje van te kunnen maken dat over Jenny’s leven van nu gaat. Jenny voelde zich door onze vraag gevleid en was erg enthousiast. Onze relatie veranderde. Haar verhalen stonden al redelijk centraal, maar dit werd versterkt toen ik de gesprekken opnam. Nadat ik in 2011 stopte bij de thuiszorg veranderde er meer. Jenny zei dat ze gekwetst was nu ik, bijna tegelijk met Gloria, de andere geliefde hulp, stopte. Ik voelde me schuldig, omdat ik haar niet had willen kwetsen. Onze relatie leek wankel te staan. Ik besefte dat zij dacht dat onze relatie langzaam naar een vriendschap toe groeide, terwijl ik dat (nog) niet zo voelde. Ik wilde mijn schuldgevoel hierover compenseren en probeerde haar tegemoet te komen in, wat ik op dat moment zag als, praktische zaken. Zoals het uitlaten van haar hond of iets dat ze haar nieuwe hulp nog niet toevertrouwde. Hier maakte ze niet heel vaak gebruik van. Op de momenten dat ze dit wel deed, leek ze de wanhoop nabij, omdat ze zei dat ze niemand anders kon of durfde vragen. In onze relatie wil ik iets van Jenny en daar voel ik mij ongemakkelijk bij. Nadenkend over dat gevoel, is het nog onduidelijk waar het vandaan komt. Ik wil haar graag een vriendin noemen, maar vind onze relatie daar tegelijkertijd niet aan voldoen. Het is een interessant gevoel om in de analyse verder op in te gaan. In het afgelopen jaar heeft Jenny een aantal emotionele dieptepunten gehad. Regelmatig zei ze dat dat kwam doordat ze met haar hoofd in Amerika bij Ricky zat. Ze was, en is nog steeds, fysiek erg zwak. Spreken over haar verleden leek haar steeds zwaarder te vallen. Het zorgde ervoor dat ik een stap terug deed in onze gespreksvoering. Ik vroeg minder over haar verleden en de gesprekken beperkten zich tot het hier en nu. Ik wilde niet dat het verhaal dat Inger en ik maakten ervoor zou zorgen dat ze in een depressie terecht zou komen. Jenny slikte – en wellicht gebruikt ze nog steeds – antidepressiva. Ik wilde voorkomen dat ze daar weer in terug zou vallen. Ik wilde iets terugdoen voor de vertrouwelijke informatie die ze met ons deelde en stond op allerlei momenten voor haar klaar. Toen ze afgelopen jaar opgenomen werd in het ziekenhuis en haar huis door de ambulance en de brandweer in chaos was achtergelaten, vroeg ze mij via facebook dit schoon te maken en haar kleren langs te brengen in het ziekenhuis. Ze zei dat ze geen onbekende durfde te vragen. Na verschillende ziekenhuizen gebeld te hebben, vond ik haar in het Onze Lieve Vrouwe Gasthuis. Ze was niet bij bewustzijn geweest 14.

(15) en wist niet hoe de ambulancebroeders het huis hadden achtergelaten. Ze waren bezig geweest haar leven te redden en hadden alle middelen gebruikt om haar levend het huis uit te krijgen. Ik had met haar te doen, kende haar huis inmiddels en ben er naartoe gegaan. Wat ik daar aantrof was inderdaad een puinhoop. Aan alles zag en rook je dat de ambulance broeders bezig waren geweest Jenny in leven te houden. Verpakkingsmateriaal van medicijnen, beschimmeld eten, een overhoop gehaalde keuken, een berg afwas, modderige voetafdrukken, verschoven meubels om haar het raam uit te kunnen takelen, emmers lichaamssappen, hongerige huisdieren en een vies bed. Ik moest een knop omzetten om zo snel mogelijk de meest belangrijke dingen schoon te kunnen maken, het bed te verschonen, afval weg te gooien, de vissen en de hamster eten te geven en een tas te vullen met kleren voor in het ziekenhuis. Ik was trots op wat ik die dag had gedaan en vond het heel belangrijk om iets voor haar te kunnen betekenen. Ze heeft die dag meerdere keren gezegd hoe blij ze was, en ik heb haar de nare details over haar huis bespaart. Mede door haar persoonlijkheid en haar verhalen ben ik om haar gaan geven, en is deze schoonmaakactie een manier geweest om dit te kunnen tonen. Het is opvallend hoe ik in mijn gedachten over Jenny ben veranderd. Ik zag deze praktische zaken vaak als handelingen om tegenover mijn gevoel van ongemak te zetten. Inmiddels is Jenny een vrouw waar ik niet alleen tegenop kijk, maar ook veel voor wil doen, zonder daar direct iets voor terug te verwachten. Dat laatste is een aspect dat ik ook deel met de mensen die ik wel als mijn vrienden zie. In januari 2013 belde ze mij op en nam voor het eerst het woord vriendschap met betrekking tot ons in haar mond. Ze wilde mij een mantelzorgcompliment geven. Als cliënt van de thuiszorg kun je via de organisatie een donatie van €200,- doen aan een mantelzorger. Ze vertelde eerst haar dochter aan te willen dragen, maar omdat ze het bedrag graag wilde delen, vertrouwde ze haar niet. Mij wel, dus werd ik gebeld. In het formulier moest ze onze relatie beschrijven en daarin beschreef ze dat ik van een thuiszorger tot een vriendin was gegroeid en dat ik nog regelmatig langskwam om klusjes voor haar te doen. Een slimme zet, gezien haar financiële situatie. Later gaf ze aan dat ‘de thuiszorg niet hoeft te weten dat ik bijna geen klusjes meer voor haar doe’, maar over een vriendschap zei ze niets. Het werd niet bevestigd, maar ook niet (zoals het doen van klusjes) ontkend. Ik was al bezig deze scriptie te schrijven en was verrast door haar uitspraak. Ze had mij vaker geplaatst in het rijtje: “dokter, huisarts, psychiater en jij.” Hierdoor had ik soms het idee als een psycholoog te werk te moeten gaan. Maar 15.

(16) ik was geen psycholoog en was er niet zeker van of ik wel de juiste vragen kon stellen over haar gevoelens over het verleden. De precieze reden voor Jenny om mij een vriendin te noemen, weet ik niet en ik vraag er niet naar. Ik merk dat ik het te spannend vind om haar mening over onze relatie direct uit haar mond te horen. Gezien de context zal het deels gemeend zijn en deels praktisch om tot het gewilde resultaat te komen, namelijk €100,- ontvangen. Ik wil graag vriendinnen met haar zijn, terwijl dat tegelijkertijd tegen mijn beeld van een vriendschap in gaat. Ons leeftijdsverschil, nu 57 tegenover 23 jaar, geeft ons enerzijds de ruimte om tot een dergelijke relatie te komen, maar kan ons ook juist beperken in het ontwikkelen van een vriendschap. Ik zit nu eenmaal in een levensfase waarin ik regelmatig nieuwe contacten maak en relaties aanga. Misschien zit Jenny in een fase waarin dit niet meer of minder aan de orde is en is ze heel precies met het gebruik van het woord vriendschap.. 3. Analyse. Zoals ik in de introductie aangaf, is deze scriptie gericht op het onderzoeken van de betekenis die ik zelf aan een vriendschap geef. In de biografieën heb ik laten zien hoe de relaties zijn ontstaan, hoe ze nu verlopen en wat ze voor mij betekenen. Er zitten verschillen in mijn beleving van de drie relaties. Lotte en Fien zie ik beiden als mijn vriendinnen, terwijl deze vriendschapsrelaties niet het zelfde zijn. Er zijn onderlinge gelijkenissen te zien, zoals in een familie, maar er is niet één essentie te noemen die alle drie de relaties gemeen hebben (Wittgenstein 1958: 32). Het is echter wel duidelijk geworden dat ik bepaalde eigenschappen aan een vriendschap verbind. Mijn beleving van de relatie wordt deels gestuurd door een ideaalbeeld. Kan het zijn dat het ideaalbeeld voor mij toch die essentie is, waarvan Wittgenstein zegt dat deze in werkelijkheid niet bestaat? Mijn ideaalbeeld heeft immers invloed gehad op het schrijven van deze scriptie. Ik vond het moeilijk om op te schrijven dat Lotte en ik geen interesses meer delen en lastig dat ik Jenny nog niet wil zien als een vriendin. Mijn notie van een vriendschap is dusdanig leidend dat deze mijn beleving van de relatie beïnvloedt. In deze analyse zal ik eerst mijn ideaalbeeld toelichten, om vervolgens mijn bevindingen naast de gevonden literatuur over vriendschappen te leggen. Mijn notie van vriendschap is aan verandering onderhevig. Waar ik in de eerste jaren van de basisschool nog vrienden kon worden door slechts te vragen “Zullen we vriendjes zijn?”, ben ik nu van mening dat er langere tijd nodig is voor ik iemand als 16.

(17) mijn vriend beschouw. Niet alleen de veranderingen die verschillende levensfasen met zich meebrengen, maar ook het schrijven van deze scriptie zorgen voor een nieuwe blik op vriendschappen. Nadenken en schrijven over zulke persoonlijke relaties maakte dat ik in het begin bijna alles in twijfel trok. Wat verwachtte ik van de ander? Hadden Lotte en ik nog wel iets gemeen? Zal Jenny teleurgesteld zijn als ze mijn scriptie leest? Durf ik het allemaal wel op te schrijven? Moet ik zo diep ingaan op een relatie die in het dagelijks leven zo vanzelfsprekend is? Het bracht mij twijfels en onzekerheid waardoor ik mij soms ellendig voelde. Tegelijkertijd is het schrijven van deze scriptie een reflectie geweest, waardoor ik mijn ideaalbeeld wellicht kan aanpassen, zodat mijn beleving in positieve zin wordt beïnvloed. Een vriendschap betekent in mijn beleving allereerst dat de relatie over een lange periode is opgebouwd. Door een verleden samen te hebben, kun je elkaar beter begrijpen. In een vriendschap ben je geïnteresseerd in elkaar, je deelt interesses (zoals de muzieksmaak of een hobby) en je steunt elkaar wanneer dat nodig is. Je doet dingen voor elkaar zonder daar iets voor terug te verwachten. Een vriend is iemand die zowel je goede als je slechte kanten kent; Je vrolijke en je verdrietige gezicht ziet. Een vriendschapsrelatie is in balans. Daarmee doel ik op de gelijkwaardige rol die de personen binnen de relatie moeten hebben. Er is geen hiërarchie en je kunt jezelf zijn bij die ander. Je kan elkaar van adviezen voorzien of een luisterend oor bieden. Je kan in een vriendschap kritiek geven en ontvangen en je hoeft je nergens voor te schamen. Je kan elkaar stimuleren het beste uit jezelf te halen en bent eerlijk naar elkaar. Een vriendschap krimpt niet, maar groeit met de tijd en is er voor het leven. Nu mijn ideaalbeeld uitgeschreven is, zal ik in het komende stuk bespreken hoe de literatuur daar wel of niet mee overeenkomt. Paine is een van de antropologen die onderzoek heeft gedaan naar de ideale vriendschap. Paine stelt dat het in de ideale relatie draait om het reproduceren van vertrouwen, verwachtingen en voorspelbaarheid. Binnen. die. relatie. moeten. we. ons. aan. drie. dingen. houden:. “what. is. permissable/desirable in a relationship […], one gives freely of oneself and hopes to receive in the same spirit […], and privacy” (Paine 1999: 41-42). Drie, naar mijn mening, noodzakelijke elementen van een ideale vriendschap. Kijkend naar mijn eigen ideaal, voldoet de relatie met Fien daar het meest aan. Wij delen de muziek, het schrijven en kunnen ons aan elkaar optrekken als het gaat om kennis en ontwikkeling. In mijn relatie met Lotte en met Fien spelen verwachtingen het minst en is er de meeste ruimte om geheel mezelf te kunnen zijn bij de ander. Maar het is niet het enige dat 17.

(18) nodig is om een relatie een vriendschap te noemen. Jenny en ik delen ook de uitgangspunten die Paine noemt, maar toch voldoet de relatie niet aan mijn idee van een vriendschap. Een vriendschap is wellicht niet alleen een relatie met de ander, maar ook een relatie met jezelf. In elke relatie laat je een ander deel van jezelf zien. Het is gebaseerd op vertrouwen. Je verwacht dat de ander discreet met je omgaat (ibid.: 42). Paine beschrijft een vriendschap niet alleen als een relatie met de ander, maar ook als een relatie waarin je door het vertrouwen een deel van jezelf aan de ander geeft. Elke relatie met iemand is als het ware een biografie van het individu (Paine 1969: 516-517). Zodra een vriend een deel van jou heeft, kan je hem of haar er van verdenken daar misbruik van te maken. Paine zegt dat het gevoel van verraad in een vriendschap gebaseerd is op het gevoel een deel van jezelf te verliezen (Paine 1999: 44). Dit is terug te zien in het onderzoek van Reina, waarin hij de vriendschap tussen twee Indiaanse jongens in Guatemala onderzoekt. In de relatie speelt vertrouwen een hele grote rol en wordt wederkerige affectie verwacht. Een mooi uitgangspunt, maar het is ook een gevaar voor de relatie. Als jaloezie hierdoor in het spel komt, kan de relatie uitlopen tot een conflict en breken (Reina 1959: 45). Het verraad dat Paine beschrijft, lijkt – zoals in het voorbeeld van Reina – echter meteen te leiden tot een breuk in de vriendschap. In mijn relaties ben ik het niet altijd eens met de ander en kan ik mij daardoor soms vervelend of niet begrepen voelen. Dat betekent alleen niet dat de vriendschap daar direct onder leidt. Juist de vriendschap kan ervoor zorgen dat een onenigheid of een irritatie uitgesproken kan worden. In mijn relaties speelt jaloezie weinig tot helemaal geen rol, al is het wel van belang dat je beiden evenveel aan bod komt en de relatie in balans is. Het is een van de redenen dat ik Jenny wel associeer met een vriendin, maar hier tegelijkertijd dubbele gevoelens over heb. Zij weet slechts een klein deel over mij, omdat ik daar nog weinig over heb verteld. Een deel dat gaat over mijn bezigheden en mijn omgeving, maar niet over mijn interesses, gevoelens en kwetsbaarheden. Andersom weet ik ondertussen veel over Jenny’s verleden en Jenny vertelt regelmatig over situaties of gevoelens die haar kwetsbaar maken. Ze neemt mij in vertrouwen, waardoor ik kan denken dat zij onze relatie wel als vriendschap ziet. De onzekerheid van een vriendschap legt Wiseman op een andere manier uit. Waar Paine zou zeggen dat de relatie tussen mij en Jenny geen vriendschap is, omdat ik in onze relatie te weinig van mijzelf heb blootgegeven, zou Wiseman dat eerder beschrijven als de onzekerheid die de relatie met zich mee brengt. Wiseman beschrijft vriendschap als de meest onzekere relatie, omdat er geen sociale of contractuele regels 18.

(19) uitgesproken zijn. In zijn puurste vorm gaat deze relatie slechts om het behouden en het genieten ervan. De nadruk ligt in vriendschap op ander soort verwachtingen en intimiteit. Rollen zijn minder belangrijk (Wiseman 1986: 191-192). Het onderzoek van Osella en Osella in Kerala in Zuid-India is daar een voorbeeld van. Zij laten zien dat zelfs in een maatschappij met een kastensysteem geen rolverdeling hoeft te zijn binnen een vriendschap. Ze laten zien dat liefdesrelaties en vriendschappen als een soort beweging gezien kunnen worden tegen de bestaande hiërarchie tussen de sociale kasten. Dit zien ze in het bijzonder onder de jongeren, die minder vast zitten in de bestaande ideeën over kasten en man- vrouwverhoudingen (Osella & Osella 1989: 202203). Reina laat een heel andere groep zien, waarin een verdeling juist heel belangrijk is. De Ladino’s in Guatemala gaan vriendschappen aan met iemand met een hogere status. Dit is in economisch en politiek oogpunt een handige stap en is bedoeld om de eigen positie te verbeteren (Reina 1959: 44). Mijn ideaalbeeld sluit aan op Wiseman als zij zegt dat de nadruk op intimiteit ligt en dat rollen er niet meer toe doen (Wiseman 1986: 191). Ik heb verwachtingen van de ander en denk dat zij die ook van mij hebben. Maar ik ben niet van mening dat het doel van de relatie slechts het behouden en het genieten van de relatie is. Als dat zo was geweest, had ik mij niet ongemakkelijk gevoeld als ik opschrijf dat Lotte en ik niet meer onze dagelijkse interesses delen. En had ik het geen probleem gevonden Jenny als een vriendin te zien. Ik kan genieten van de relatie, maar juist de aanwezigheid van een ideaal zorgt ervoor dat de beleving van vriendschap niet altijd alleen maar prettig is. Dit laatste is in mijn geval versterkt door hier een scriptie over te schrijven, maar ook in een relatie waarvan niet zeker is of het een vriendschap is, kan het ideaalbeeld invloed hebben op de beleving. Ik ben het echter wel eens met Wiseman wanneer ze zegt dat de afwezigheid van een duidelijke rolverdeling de relatie kwetsbaar maakt. De interactie met iemand kan hierdoor in een twijfelzone komen, waardoor iemand zich ongemakkelijk voelt bij de onzekerheid over het aan kunnen duiden van de relatie (ibid.: 191). In mijn ideaalbeeld dienen er gemeenschappelijke interesses te zijn in een vriendschap, maar dat is niet altijd het geval. Lotte noem ik nog steeds mijn beste vriendin, maar wat we vroeger deelden, is er niet meer. Wat we wel aan elkaar geven, is emotionele en cognitieve zekerheid, zoals Paine dat noemt. We weten wat we aan elkaar hebben en ik heb het gevoel mezelf te kunnen zijn bij Lotte (Paine 1999: 41). Waarschijnlijk heeft iedereen een eigen ideaal van een vriendschap. In de onderzoeken die zijn gedaan naar vriendschapsbeleving, komen de aspecten die ik in 19.

(20) mijn ideaalbeeld heb laten zien, op verschillende manieren en in andere gradaties terug. Sterk-Elifson en Elifson deden onderzoek naar vriendschap onder dakloze mannelijke drugsgebruikers in een stedelijke omgeving in Atlanta in de Verenigde Staten. Het onderzoek liet zien dat het vertrouwen en de sociale steun van een vriend voor de informanten voorop stond (Sterk-Elifson & Elifson 1992: 242). Op de tweede plek kwamen de bereidheid tot het delen van geld, alcohol of drugs en acceptatie van de ander. De lengte van de relatie werd niet genoemd (ibid.: 242). Sommigen gaven zelfs aan dat een echte vriend hen zou helpen om van de verslaving af te komen. Maar door de omgeving waarin zij zaten, had geen van hen een vriend die dat kon doen (ibid.: 232). Uhl laat andere aspecten van vriendschappen zien. Ze gaat, in haar onderzoek naar vriendschapsbeleving in Spanje, in tegen het heersende idee dat er een verschil is tussen een vriendschap tussen vrouwen en een vriendschap tussen mannen. Zowel de mannen als de vrouwen in haar onderzoek identificeren een vriendschap als een intieme relatie die over een langere periode van intensief sociaal contact – waarin ervaringen, opvattingen, onzekerheden, successen, geheimen en waarden gedeeld worden – ontstaat en tot vertrouwen en loyaliteit leidt. Het enige verschil dat zij ziet tussen mannen en vrouwen, is hoe zij de relatie tot hun vrienden in stand houden nadat ze in het huwelijk treden. Vriendschappen verwateren, maar zodra de kinderen uit huis zijn, worden de relaties door vrouwen vaker hervat dan door de mannen (Uhl 1991: 99). Waar Uhl spreekt over het belang van de langere periode waarin een vriendschap opgebouwd wordt, laten Sterk-Elifson en Elifson zien dat de duur van de relatie onder hun doelgroep minder belangrijk geacht wordt. Het is niet verwonderlijk dat het opbouwen van een relatie minder belangrijk is in de onzekere omstandigheden als die van de dakloze drugsgebruikers. Dat aspect is daardoor niet goed te vergelijken met mijn ideaalbeeld. Wat wel duidelijk overeenkomt, is het belang van vertrouwen in een vriendschap. Vertrouwen is echter een verwachting en een moeilijk aan te duiden gevoel. Beer gaat er ook vanuit dat vertrouwen een belangrijke rol heeft. Hij ziet de vriendschapsrelatie als een informele, sociale en affectieve relatie, gebaseerd op een vrijwillige keuze, en op loyaliteit en vertrouwen (Beer 2001: 5805-5806). Hij benadrukt niet het onzekere van de relatie, maar juist de vrijwillige keuze en het vertrouwen in elkaar. In mijn relaties is dat inderdaad het geval. De relatie met Jenny heeft dat met de twee vriendschapsrelaties gemeen. We vertrouwen elkaar en zien elkaar op vrijwillige basis. Loyaliteit is tussen Jenny en mij op een andere manier aanwezig dan bij Lotte en 20.

(21) Fien. In de relaties met Lotte en Fien tonen we onze interesse in elkaar op een zelfde manier. We zoeken elkaar op, we gaan er samen op uit en de relatie is in balans. Met Jenny ligt de verhouding anders. Ik vraag haar met regelmaat of ik langs mag komen. Dat komt natuurlijk ook doordat ik een stuk over haar wil schrijven, maar ook omdat we dat beiden gezellig vinden. Onze gesprekken gaan voornamelijk over haar en haar belevingen en minder over mij. Wanneer ik de praktijk naast mijn ideaal zet, is de relatie niet in balans. Ik ben loyaal aan Jenny op het moment dat ik voor haar klaar sta wanneer zij bijvoorbeeld in het ziekenhuis ligt. Dit is anders dan in de relaties met Lotte en Fien. Deels door het leeftijdsverschil tussen Jenny en mij, maar ook omdat onze omgang op een andere manier verloopt. Dat hoeft niet te betekenen dat het niet vriendschappelijk voelt, maar gezien het ideaalbeeld past het niet in de vriendschapscategorie. Het is daardoor meer een werkrelatie, ontstaan door mijn vraag een verhaal over haar te mogen schrijven. De eerste impressie is belangrijker geweest dan ik in eerste instantie dacht. Het kan zijn dat deze het vervolg van onze relatie heeft bepaald, waardoor het werkaspect er niet zomaar uit te denken is voor mij. Dat laat zien dat de ingrediënten die Beer noemt niet voldoende zijn om een relatie een vriendschap te noemen. Er komt meer bij kijken. Goffman schreef het boek The Presentation of Self in Everyday Life (1956), waarin hij toelicht hoe individuen handelen tijdens een eerste ontmoeting. Sommige delen zijn gedateerd als het gaat om omgangsvormen uit de jaren vijftig, maar zijn algemene theorie is nog steeds van toepassing op situaties van nu. Zeker in een vriendschapsrelatie is het van belang dat je een leuke en goede indruk van iemand hebt. Met een negatieve indruk, zal je je minder open stellen voor een vriendschapsrelatie met diegene. Goffman beschrijft hoe het individu bewust of onbewust een bepaalde impressie van zichzelf neerzet wanneer hij een eerste ontmoeting met anderen aangaat. Die eerste ontmoeting is volgens Goffman in je eigen voordeel te sturen. Door te zien hoe de omgeving reageert op jouw gedrag, kun je je eigen gedrag beter definiëren (Goffman 1956: 1-3). Net als Paine, spreekt Goffman over een bepaalde reciprociteitrelatie en de aanwezigheid van affectie in een vriendschap (ibid.: 4). In de eerste ontmoeting met Fien en Jenny ben ik inderdaad bewust bezig geweest mijzelf op een bepaalde manier neer te zetten. Voor Fien wilde ik een leuke pianist zijn die snel leert, en voor Jenny wilde ik een nette, open, hardwerkende huishoudhulp zijn, zoals ik dat ook voor andere cliënten was. Terugkijkend op de eerste weken met Jenny, kan ik niet ontkennen dat ik hoopte dat ze mij leuk zou vinden. Ik wilde haar beeld van mij zo 21.

(22) positief mogelijk maken en probeerde dat te bewerkstelligen door een luisterend oor en een helpende hand te bieden (Leary & Kowalski 1990: 34). Daarbij zijn we gestart vanuit een werkrelatie. De rolverdeling was niet, zoals Goffman zegt, onprofessioneel versus professioneel, maar wel duidelijk gerelateerd aan mijn werk. Collins is doorgegaan op het werk van Goffman en heeft hieruit een nieuwe theorie gevormd, die hij in zijn boek Interaction Ritual Chains (2004) toelicht. Goffman was van mening dat het zelfbeeld van een individu alleen geconstrueerd wordt in aanwezigheid van anderen. Het is een contextafhankelijk zelfbeeld. Op het moment dat je een beeld van jezelf en de situatie hebt gecreëerd, bestaat er de verwachting dit beeld in stand te houden. Een interactieritueel wordt volgens Goffman dus geleid door verwachtingen (Collins 2004: 16-17). Collins breidt deze theorie uit en stelt dat een individu altijd op zoek is naar het fijnste interactieritueel. Of het nu om materiële economische handelingen gaat of om puur sociale relaties, een succesvol interactieritueel produceert sociaal vertrouwen. Het grootste motief om een interactieritueel aan te gaan, ligt volgens Collins in de emotionele energie die het oplevert (ibid.: 158-161). Vriendschap kan een van de fijnste rituelen zijn, waar we in onze interacties naar op zoek zijn. Mijn ideaal van een vriendschap is immers dat het contact met een vriend positief is. Een vriend staat voor je klaar en kan je helpen wanneer dat nodig is. Door eerdere interactierituelen met Lotte en Fien, weet ik dat dit in de praktijk ook het geval is. Die verwachting brengt ons als vriendinnen van situatie naar situatie, wat Collins de ketting van interactie rituelen noemt (ibid.: xiv). De ontmoetingen met Jenny zijn van een andere orde, maar zijn zeker interactierituelen. De emotionele energie die uit onze interacties voortkomt, is voor mij gebaseerd op het idee Jenny te kunnen helpen, het ontzag dat ik heb voor haar levenservaring en de humor die we samen hebben. Voor Jenny zit die energie wellicht in de terugblik die zij met mij kan doen op haar verleden en de gezellige sfeer die er tussen ons hangt. De humor, de gezelligheid en soms het ontzag zie ik ook bij Lotte en Fien. Het idee de ander te kunnen helpen is er ook, maar daar ben je in een vriendschap niet bewust mee bezig. Kijkend naar mijn ideaal van een vriendschap en naar de relatiebiografieën, blijft de volgende vraag nog onbeantwoord: Waarom wil ik Jenny zo graag als mijn vriendin zien? Het is een vraag waar ik gedurende het schrijven steeds tegen aanliep. Mijn relatie met Jenny is een bijzondere en is moeilijk te categoriseren. Ik wil de relatie graag een naam en een plaats geven. De categorie waar de relatie het meest mee overeenkomt, is de vriendschap. Maar in die categorie wringt het. Ze voldoet niet aan 22.

(23) mijn ideaal en dat brengt ongemakkelijke gevoelens met zich mee. Lotte voldeed ook niet aan het ideaal, maar door er over te schrijven en er over na te denken, heeft dit onderzoek er voor gezorgd dat ik anders naar onze relatie ben gaan kijken. Zigon schreef een stuk waarin hij in discussie gaat met filosofen die schrijven over moraliteit. Hij concludeert dat men door het meemaken van een moral breakdown, een nieuwe blik op de eigen rol in zijn of haar omgeving kan creëren. Ik ben in het geval van Lotte als het ware door een moral breakdown gegaan, om te kunnen reflecteren op de relatie en mij daarbinnen opnieuw te positioneren. Alleen wanneer zich een probleem, een dilemma of twijfel voordoet, is er reden om opnieuw te kijken naar morele normen en waarden, zodat je hier opnieuw betekenis en vorm aan kan geven (Zigon 2007: 136137). Door het schrijven van deze scriptie heb ik kunnen reflecteren op mijn beleving van de relatie met Lotte en op mijzelf. Lotte en ik maken niet samen muziek en we zitten niet in hetzelfde werkveld. We delen andere aspecten van ons leven. We houden er juist van samen te zijn, samen te praten, te eten of uit te gaan. Nu kan ik met een nieuwe blik kijken naar onze relatie en inzien dat wij een enorme interesse delen in elkaar. Wat onze relatie tot een vriendschap maakt, is juist dat wij, door ons gezamenlijk verleden, onszelf kunnen zijn bij elkaar. Bij Jenny is er meer aan de hand. Het ethical work waarvan Zigon zegt dat dit een moral breakdown teweeg kan brengen, vindt op een ander niveau plaats. Ik heb verder moeten kijken dan een vriendschapsrelatie, omdat mijn ideaalbeeld van een vriendschap in de relatie met Jenny niet relevant is. Ik zal hieronder analyseren waar ik de relatie met Jenny wél kan plaatsen. De manier waarop ik kijk naar de relatie met Jenny, heeft alles te maken met de manier waarop ik naar mijzelf kijk. Er bestaan talloze categorieën, waaruit ik vriendschap kies als een mogelijke benaming van de relatie. Waarom niet een andere categorie? Ik wil Jenny graag kunnen plaatsen, maar kan geen passende categorie voor haar vinden. Het geeft houvast en rust om een situatie of een interactie in een hokje te kunnen plaatsen. Omdat Jenny naar mijn idee niet in een categorie past, voel ik me daar vervelend bij. Douglas noemt dat matter out of place. Ze analyseert in haar boek Purity and Danger concepten als taboe en vervuiling. In haar analyse beschrijft ze in het tweede hoofdstuk dat ons begrip van dirt of van vuil niet op zich zelf staat, maar een bijverschijnsel is van het systeem waarin wij opgroeien en leven (Douglas 1966: 36). Dirt laat ons zien wat en hoe wij systematisch rangschikken en hoe wij de materie om ons heen classificeren. Dat wat niet in ons beeld of in onze rangschikking past, zien we 23.

(24) als matter out of place. Douglas zegt daar het volgende over: “our pollution behaviour is the reaction which condemns any object or idea likely to confuse or contradict a cherished classification” (ibid.: 37). De relatie met Jenny legt het gevoel van ongemak bloot dat Douglas beschrijft. Ik ben gewend om materie, mensen en relaties een naam te kunnen geven – los van de onderlinge verschillen die binnen de categorieën vallen – en het gevoel dat onze relatie niet in een categorie past, is ongemakkelijk. Het is als het ware een taboe om een fenomeen, in dit geval een relatie, geen naam te kunnen geven (Leach 2000: 325). Leach zegt dat ons taalgebruik classificatie met zich meebrengt en daarmee onze beleving vormt. De taal plaatst elk individu in het centrum van een sociaal logisch gerangschikte ruimte (ibid.: 329). Een dergelijke ruimte geeft een rustig en veilig gevoel en dat is precies waar het in de relatie met Jenny nog aan ontbreekt. Mijn gevoel van ongemak kan je zien als het taboe dat in de sociale ruimte, waar Leach over spreekt, niet past. Het is daarom voor mij van belang om op zoek te gaan naar een andere categorie dan vriendschap. Ik zou eerst naar mijzelf moeten kijken. In welke categorie pas ik het best in deze situatie? Als ik mijzelf kan zien als een schrijfster, krijgt onze relatie een plek. Onze interactie en omgang passen daar precies in. Ik ben de schrijfster en Jenny is degene waarover ik schrijf. Binnen deze relatie speelt veel vertrouwelijke informatie, moeten we de relatie op lange termijn opbouwen, kunnen we intieme gesprekken voeren en gaan we vriendschappelijk met elkaar om. Het is geen probleem dat we verschillende ervaringen hebben in het leven en dat er een groot leeftijdverschil bestaat. Tegelijkertijd blijft er een soort afstand bewaard, die in mijn vriendschapsideaal ongepast is, maar tussen een schrijfster en haar informant heel gewoon. Deze verhouding komt overeen met hetgeen Simmel schreef in The Stranger. Een vreemdeling heeft een bijzondere positie voor veel mensen. Enerzijds is het iemand die niets weet en een gevaar kan zijn voor de sociale omgeving, anderzijds is het iemand tegen wie je alles kan zeggen zonder dat je positie in de sociale omgeving daardoor in gevaar komt: “[…] his strangeness indicates that one who is remote is near” (1908: 143). We zitten niet in elkaars directe sociale omgeving en we zien elkaar bijna alleen bij haar thuis. Dat kan verklaren waarom zij haar persoonlijke verhalen aan mij vertelt, zonder bang te zijn dat het haar sociale omgeving beïnvloedt en zonder er een persoonlijk verhaal voor terug te verwachten. Andersom zou ik dat wellicht ook kunnen doen, maar die behoefte heb ik minder. Mijn rol als huishoudelijke hulp ligt in het verleden. We zijn geen vreemden meer voor elkaar en onze relatie heeft zich in de 24.

(25) afgelopen paar jaar ontwikkeld, waardoor ik een aantal buurtbewoners en familieleden van Jenny heb mogen ontmoeten. Mijn rol als schrijfster en de afstand die dat tussen ons laat bestaan, kan er echter wel voor gezorgd hebben, dat de relatie een meer functioneel karakter heeft gekregen. Onze relatie is een werkrelatie gebleven, maar binnen die relatie heeft een grote verandering plaats gevonden. Zoekend naar een categorie voor onze relatie, is mijn rol als schrijfster en Jenny als de vrouw waarover ik schrijf, de juiste gebleken. Alleen is het moeilijk om dit nieuwe idee eigen te maken. Ik zie mijzelf nog niet als schrijfster. Niet omdat ik dat niet wil, maar omdat ik er in mijn ogen nog niet aan voldoe. Het probleem van categorisering is in theorie opgelost. In de praktijk duurt het wellicht even voor ik het vanzelfsprekend ga vinden. Het sluit niet uit dat de relatie tot een vriendschap kan groeien. Door de langere duur van de drie relaties kunnen we ons steeds meer open stellen naar elkaar. Zeker nu Lotte, Fien en ik wat ouder zijn geworden, weten we beter hoe de ander op ons reageert, wat we aan elkaar hebben en waar elkaars grenzen liggen. Carrier zegt dat in vriendschappen geen verwachtingen en compensaties zijn (Carrier 1999: 21). Ik denk echter dat met de veranderingen die de tijd met zich meebrengt, dat – weliswaar onbewust – juist wel het geval is. Dit maakt de relatie zowel bijzonder, als zwak en kwetsbaar. Omdat een vriendschap vrijwillig is, weten we immers nooit zeker of verwachtingen wel vervuld worden (Wiseman 1986: 192-193). Een eerste impressie geven van jezelf en een eerste impressie krijgen van de ander zijn van groot belang als het gaat om de voortgang van de relatie (Goffman 1956: 3-4). Uitgaan van wederzijds vertrouwen als een vanzelfsprekend deel van vriendschap, brengt je in een positie die kwetsbaar is voor verraad. Wanneer dat verraad plaats vindt, zegt Paine, verlies je een deel van jezelf, omdat de relatie onder andere is gebaseerd op het geven van persoonlijke informatie: “So where there should be trust suspicion may creep in, precisely on account of putting oneself ‘in trust’ to another” (Paine 1999: 44). Daar sta je in een vriendschap alleen niet dagelijks bij stil. Ik vind, net als Paine en Wiseman, dat je kwetsbaar wordt naarmate de ander meer over jou te weten komt. Maar die kwetsbaarheid is in een vriendschap juist waar het om draait. Zonder wederzijdse persoonlijke informatie in een relatie kan je, gezien mijn ideaal, de ander geen vriend noemen. Er ontstaat pas twijfel wanneer de relatie door een gebeurtenis of een handeling in het geding komt. Zo is deze scriptie voor mij een manier geweest om te reflecteren op zowel mijn relaties als mijn ideaalbeeld. Mijn ideaal heeft invloed op de beleving van mijn vriendschappen en ik ben van mening dat 25.

(26) iedereen zijn of haar ideaalbeeld terug kan zien in zijn of haar beleving van vriendschap. Het verrichten van ethisch werk, zoals Zigon dat noemt, is een manier om je bewust te worden van je eigen normen en waarden. De twijfels en onzekerheden die dat met zich meebrengt, hebben er voor gezorgd dat ik Lotte en Fien kan plaatsen in mijn ideaalbeeld en dat ik de relatie met Jenny anders uit kan leggen. Kijkend naar het ideaalbeeld, komt het belang van categorisering in vriendschap naar voren. Met behulp van Zigon, Douglas en Leach heb ik in kunnen zien dat het categoriseren van een relatie niet alleen een ideaal met zich meebrengt, maar ook kan zorgen voor matter out of place, zodra de gebruikte categorie niet goed blijkt te passen. Binnen de beperkingen die de relaties met zich meebrengen, voel ik persoonlijk een enorme vrijheid. De ongeschreven regels zijn naar mijn idee de verwachtingen. Onbewust gaan we ervan uit dat we ons in de relatie in een afgesloten omgeving van vertrouwen begeven. Binnen deze omgeving ondervinden we emotionele en cognitieve bescherming. Een plek van zekerheid, verwachtingen en anticipatie. Een plek waarin de buitenwereld ons niets kan opleggen. Een plek waar hetgeen we doen en zeggen relevant en privé is. En een plek waar we gelijk aan elkaar zijn (Paine 1999: 41). In de praktijk is er altijd een zekere invloed van de buitenwereld en zal niet altijd alles volgens het ideaal verlopen, maar dat betekent niet dat het ideaal slechts in onze ideeënwereld kan bestaan. Paine is in zijn uitleg over de ideale vriendschap vrij pessimistisch als het gaat om de praktijk waarin we dat ideaal niet kunnen evenaren. Ik ben van mening dat juist de onenigheden en de onzekerheden deel kunnen zijn van de relatie. In het dagelijks leven ben je niet voortdurend bezig andermans loyaliteit in twijfel te trekken en vraag je je niet steeds af of het wel een echte vriendschap is. De emotionele energie die de interactierituelen tussen vrienden oplevert, geeft motivatie om de relatie voort te zetten en nieuwe interactierituelen met elkaar aan te gaan (Collins 2004: 158-161).. 26.

(27) Bibliografie. Bambrough, R., 1960 Universals and Familiy Resemblances. Proceedings of the Aristotelian Society. New Series 61: 207-222 Beer, B., 2001 Friendship, Anthropology of. In International Encyclopedia of the Social and Behavioral Sciences. Carrier, J., 1999 People Who Can Be Friends: Selves and Social Relationships. In The Anthropology of Friendship edited by S. Bell and S. Coleman. Oxford: Berg Collins, R., 2004 Interactional Ritual Chains. New Jersey: Princeton Douglas, M., 1984 Purity and Danger. An analysis of the concepts of pollution and taboo. London: Routledge (1966) Goffman, E., 1956 The Presentation of Self in Everyday Life. Edinburgh: University of Edinbrugh Leach, E. 2000 The Place of Ambiguity: Classification and Taboo. In The Essential Edmund Leach. The Anthropology of Society Vol. 1. Yale University Press, pp. 313367 Leary, M.R., & Kowalski, R.M., 1990 Impression Management: A Literatur Review and Two-Component Model. Psychological Bulletin. 107(1): 34-47 Paine, R., 1999 Friendship: The Hazards of an Ideal Relationship. In The Anthropology of Friendship edited by S. Bell and S. Coleman. Oxford: Berg 1969 In Search of Friendship: An Exploratory Analysis in ‘Middle-Class’ Culture. Man, 4(4): 505-524 Reed-Danahay, D., 1995 een referentie in American Ethnologist Simmel, G., 1971 The Stranger. In On Individuality and Social Forms. Chicago: University of Chicago Press, pp. 143-149 Sterk-Elifson, C., Elifson, K.W., 1992 Someone To Count On: Homeless, Male Drug Users And Their Friendship Relations. Urban Anthropology and Studies of Cultural Systems and World Economic Development, 2(3): 235-251 Wiseman, J.P., 1986 Friendship: Bonds and Bonds in a Voluntary Relationship. Journal of Social and Personal Relationships. 3: 191-211 Wittgenstein, L., 1958 Philosophical Investigations. Oxford: Blackwell, pp. 31-34 Zigon, J., 2007 Moral breakdown and the ethical demand: A theoretical framework for an anthropology of moralities. Anthropological Theories, 7(2):131-150 27.

(28) 28.

(29) 29.

(30)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

In het laatste deel verken ik tenslotte de mogelijke implicaties voor beleid van overheid, beroepsgroep en bestuurders en managers van lerarenopleidingen in Nederland en

Uiteindelijk lijken de zogenaamde ‘religieuze’ aspecten lang niet voor alle pro-ana meisjes een religieuze betekenis te hebben, in veel gevallen is het vooral

De Franse architect Le Corbusier was twee jaar in de leer bij Perret en legde daarmee de basis voor zijn werk in beton.. Op figuur 8 zie je de Villa Savoye uit 1929 die Le

Rembrandt baseert zijn zelfportret op dat van Titiaan, waarbij hij probeert dat op verschillende aspecten te overtreffen, zoals (twee van de volgende): − (levendig) Rembrandt

ja dan, dan kom je ook weer op 2 verschillende; is het echt nieuws of is het inderdaad een artikel, want ook gewoon een artikel wat we zoals we dat zaterdag wel eens in de krant

Aan het begin van deze paragraaf werd al vermeld dat een aantal overledenen zowel in De Tijd als in de Groninger Provinciale Courant een necrologie krijgen.. Extra

Hun schets van Opex is in feite een lege huls die wel heel duidelijk is in wat er naar buiten toe geleverd wordt, Snelheid Betrouwbaarheid Lage kosten en Gemak, maar er wordt

Maar vaak bekruipt me het gevoel dat deze elementen niet goed ontvangen worden door studenten, omdat ze helemaal nog niet toe zijn aan deze wat ingewikkeldere idealen, die zo