• No results found

De Planoloog in zijn natuurlijke werkomgeving : planologen in het beleidsproces : wat is de rol van de Planoloog binnen het beleidsproces van de tweede Schiphol terminal?

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De Planoloog in zijn natuurlijke werkomgeving : planologen in het beleidsproces : wat is de rol van de Planoloog binnen het beleidsproces van de tweede Schiphol terminal?"

Copied!
143
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

De Planoloog in zijn natuurlijke

werkomgeving: Planologen in het

beleidsproces

Wat is de rol van de Planoloog binnen het beleidsproces van de

tweede Schiphol terminal?

Lotte Meijhuis – 10247599

(2)
(3)

De Planoloog in zijn natuurlijke werkomgeving:

Planologen in het beleidsproces

Wat is de rol van de Planoloog binnen het beleidsproces van de tweede Schiphol terminal? Lotte Meijhuis - 10247599

(4)

Colofon

Titel: De Planoloog in zijn natuurlijke werkomgeving: Planologen in het beleidsproces. Wat is de rol van de Planoloog binnen het

beleidsproces van de tweede Schiphol terminal? Keywords: Schiphol, tweede terminal, beleidsproces, rol Planoloog Auteur: Lotte Meijhuis (10247599)

l.h.meijhuis@gmail.com In opdracht van: Universiteit van Amsterdam

Faculteit der Maatschappij en gedragswetenschappen Bachelor Sociale Geografie & Planologie

Oudezijdse Achterburgwal 237 1012 DL Amsterdam

Tel. 020 525 5820 Scriptiebegeleider: Nick Smit

Luca Bertolini

Plaats: Amsterdam

(5)

I

Voorwoord

Mijn naam is Lotte Henriëtte Meijhuis en voor u ligt mijn bachelorscriptie over de rol van de Planoloog binnen het beleidsproces van de tweede Schiphol terminal. Sinds 2011 studeer ik met plezier en gemotiveerd Sociale Geografie en Planologie aan de UvA en binnen de bachelor heb ik mij gespecialiseerd in Planologie. Door middel van deze scriptie sluit ik mijn bachelor af.

De studie Planologie was voor mij de juiste keuze omdat het multidisciplinaire karakter van de opleiding aansloot bij mijn brede interesse. Echter heeft het brede aanbod van kennis mij ook nieuwsgierig gemaakt naar de uiteindelijke specifieke rol van de Planoloog. Wat ik later kan en zal doen met mijn opleiding houdt mij al vanaf mijn eerste jaar bezig. Via deze bachelorscriptie, waarin ik op zoek ga naar de verschillende rollen die een Planoloog kan hebben binnen het beleidsproces van de tweede Schiphol terminal, heb ik geprobeerd een antwoord te geven op deze vraag. Schiphol

interesseert mij door het internationale dynamische en veelzijdige karakter van het bedrijf wat door zijn ligging en positie verschillende raakvlakken heeft met Planologische vraagstukken.

Mijn dank gaat uit naar de professionele begeleiding van Nick Smit en Luca Bertolini. De tips en feedback hebben mij geholpen deze scriptie succesvol af te ronden. Hiernaast gaat mijn dank uit naar alle personen die ik voor deze scriptie heb mogen interviewen en naar allen die zo vriendelijk waren mij te woord te staan en verder te helpen.

Lotte Meijhuis

(6)

II

Inhoudsopgave

Hoofdstuk 1 - Inleiding 1

Hoofdstuk 2 - Theoretisch kader 3

2.1 Wat is een Planoloog 3

2.2 Planningstheorieën 3

2.3 Rollen van de Planoloog 4

2.4 Wat wordt verstaan onder een beleidsproces 6

2.5 Wat wordt verstaan onder een rol 7

2.6 Tot slot 8

Hoofdstuk 3 - Methodologie 9

3.1 Type onderzoek 9

3.2 Research design 9

3.3 Methoden van dataverzameling 10

3.4 Analysemethode 11

3.4.1 Wetenschappelijke en beleidsdocumenten 11

3.4.2 Casusselectie 11

3.4.3 Interview selectie Expert Planologen 12

3.4.4 Interview selectie betrokken actoren 12

3.4.5 Analyse interviews 14

3.5 Valkuilen 14

3.6 Methode beantwoording hoofd- en deelvragen 15

3.6.1 Hoofd- en deelvragen 15

3.6.2 Deelvraag 1. Welke rollen heeft de Planoloog? 16

3.6.3 Deelvraag 2. Welke actoren zijn betrokken binnen het besluitvormingsproces van de

Schiphol terminal? 16

3.6.4 Deelvraag 3. Welke rollen vervullen deze betrokken actoren binnen het

besluitvormingsproces van de Schiphol terminal? 17

3.6.5 Deelvraag 4. In hoeverre komen de rollen van de actoren binnen het besluitvormingsproces

overeen met de rollen van de Planoloog? 17

3.6.6 Deelvraag 5. Zijn de personen die de rollen van de Planoloog uitvoeren, ook daadwerkelijk

Planologen? 17

3.6.7 Deelvraag 6. Binnen welke partijen en binnen welke functies spelen Planologen een grote

rol? 17

(7)

III

Hoofdstuk 4 - Casus- en procesbeschrijving 19

4.1 De casus Schiphol 19

4.2 De ontwikkeling van Schiphol in de afgelopen 50 jaar 19

4.3 Redenen om uit te breiden 21

4.4 Redenen om niet uit te breiden 22

4.5 Beleidsdocumenten en literatuur over het beleidsproces 22

4.6 De Alderstafel 24

4.7 Geïnterviewden over het beleidsproces 26

4.8 Verschil geïnterviewden en literatuur over het beleidsproces 27

4.9 Het masterplan van Schiphol Group 28

4.10 Tot slot 29

Hoofdstuk 5 - Empirie: Rollen van de Planoloog binnen het beleidsproces van de tweede terminal 30

5.1 Deelvraag 1. Welke rollen heeft de Planoloog? 30

5.1.1 Rollen van de Planoloog op basis van de literatuur 30

5.1.2 Rollen van de Planoloog op basis van de Expert Planoloog interviews 32

5.1.3 Overeenkomsten en verschillen rollen Planoloog 34

5.1.4 Antwoord op deelvraag 1 35

5.2 Deelvraag 2. Welke actoren zijn betrokken binnen het besluitvormingsproces van de Schiphol

terminal? 36

5.2.1 Betrokken actoren op basis van de literatuur 36

5.2.2 Betrokken actoren op basis van de betrokken actoren-interviews 40

5.2.3 Overeenkomsten en verschillen betrokken actoren 43

5.2.4 Antwoord op deelvraag 2 46

5.3 Deelvraag 3. Welke rollen vervullen deze betrokken actoren binnen het besluitvormingsproces

van de Schiphol terminal? 49

5.4 Deelvraag 4. In hoeverre komen de rollen van de actoren binnen het besluitvormingsproces

overeen met de rollen van de Planoloog? 50

5.5 Deelvraag 5. Zijn de personen die de rollen van de Planoloog uitvoeren, ook daadwerkelijk

Planologen? 52

5.6 Deelvraag 6. Binnen welke partijen en binnen welke functies spelen Planologen een grote rol?53

5.7 Tot slot 54

Hoofdstuk 6 - Conclusies en aanbevelingen 55

6.1 Conclusies 55

6.2 Beantwoording hoofdvraag 56

6.3 Aanbevelingen 56

6.4 Reflectie 57

(8)

IV

Bijlage 1 Interviews Planologen gestructureerd 62

Bijlage 2 Interviews Actoren gestructureerd 72

Bijlage 3 Vragenlijst Planologen 102

Bijlage 4 Vragenlijst Actoren 104

Bijlage 5 Interviews Planologen 106

B5.1 Zef Hemel 106

B5.2 Thomas Straatemeier 109

Bijlage 6 Interviews Actoren 113

B6.1 Bart de Jong 113

B6.2 Maurits Schaafsma 118

B6.3 Marc Hanou, Titus Ahrens 122

(9)

1

Hoofdstuk 1 - Inleiding

In dit eerste hoofdstuk wordt allereerst ingegaan op de aanleiding om het beleidsproces op Schiphol te kiezen als kader voor het onderzoek over de rollen van de Planoloog. Vervolgens wordt ingegaan op de maatschappelijke en wetenschappelijke relevantie van deze scriptie. Vervolgens zal worden ingegaan op de hoofdvraag en de deelvragen binnen dit onderzoek en zal er een leeswijzer worden weergeven.

Al geruime tijd ligt het plan om Schiphol uit te breiden met een tweede terminal op tafel. Echter is het nog niet zeker of deze er daadwerkelijk zal gaan komen. Aan de ene kant verwacht Schiphol een groei van het aantal passagiers en wil de stad Amsterdam een grote hub blijven in het Europese

metropoolnetwerk, maar aan de andere kant spelen de druk op de grond in de Randstad, milieu- en geluidscontouren en bewoonbaarheid een grote rol. Verder is een uitbreiding van Schiphol met een tweede terminal alleen gewenst als Schiphol niet meer rondkomt met de huidige capaciteit, maar het is onduidelijk wanneer de grens precies wordt behaald. Binnen het besluitvormingsproces over de tweede Schiphol-terminal zijn verschillende partijen en actoren betrokken met elk hun eigen belangen, wensen, meningen en adviezen. Binnen dit beleidsproces wordt de rol van de Planoloog onderzocht. In deze scriptie zal de rol van de Planoloog worden onderzocht binnen het besluitvormingsproces of er wel of geen tweede terminal zal komen bij de Amsterdamse luchthaven Schiphol. Het onderzoek naar de rol van de Planoloog binnen dit traject is wetenschappelijk relevant omdat de rol multidisciplinair en breed is, voor Planologie-studenten zal mijn onderzoek een concreet beeld geven van waar Planologen precies terechtkomen en wat Planologen uiteindelijk doen, en in hoeverre de kennis die Planologie-studenten tot zich nemen concreet tot uitwerking komt in de praktijk. Ook is het wetenschappelijk relevant omdat er geen onderzoek is gedaan naar de rol van de Planoloog binnen specifiek luchthaven-gerelateerde projecten. Hiernaast is het maatschappelijk relevant omdat een praktijkoverzicht van de rol van de Planoloog een feedback kan zijn op de verschillende bachelor- en masteropleidingen die gerelateerd zijn aan Planologie. Onderwijs zou wellicht beter op de praktijk kunnen aansluiten en kennis die wellicht tekort komt, kan worden aangevuld door het onderwijs in de toekomst breder of verdiepender aan te bieden.

Het besluitvormingsproces of er wel of geen tweede terminal bij Schiphol moet komen is gekozen als kader waarbinnen ik de rol van de Planoloog zal gaan onderzoeken. Dit onderwerp is als eerste gekozen omdat de rol van de Planologen het grootst is binnen besluitvormingsprocessen (Healey, 2010). Hiernaast gaat het proces over de verdeling en druk op de grond, over verschillende milieu- en geluidscontouren, mensen, de ruimte, over mobiliteit en toekomstige vraagstukken. Dit zijn

multidisciplinaire raakvlakken waarin de Planoloog en studie Planologie zich verdiepen. Ook vormt het een vruchtbaar kader voor mijn onderzoek waarin veel data en actoren beschikbaar zijn.

Binnen het beleidsproces of er wel of geen tweede terminal komt op de Amsterdamse luchthaven Schiphol speelt mijn onderzoek zich af. Binnen deze casus zal de rol van de Planoloog worden onderzocht aan de hand van verschillende rollen die voorkomen binnen de betrokken partijen en actoren. Mijn onderzoeksvraag luidt als volgt: ‘Wat is de rol van de Planoloog binnen het

besluitvormingsproces van de tweede Schiphol Terminal?’

Om deze hoofdvraag te kunnen beantwoorden zal antwoord worden gegeven op verschillende deelvragen. De eerste deelvraag zal antwoord geven op de vraag welke rollen een Planoloog heeft. Deze deelvraag zal deels worden beantwoord door middel van wetenschappelijke literatuur, en zal worden aangevuld door interviews met Expert Planologen. De tweede deelvraag zal antwoord geven op de vraag welke actoren betrokken zijn binnen het besluitvormingsproces van de Schiphol terminal.

(10)

2

Ook deze deelvraag zal deels worden beantwoord door wetenschappelijke literatuur en beleidsdocumenten, en worden aangevuld en vergeleken met de informatie uit interviews met betrokken actoren binnen het beleidsproces. De derde deelvraag zal antwoord geven op de vraag in hoeverre de rollen van de actoren binnen het besluitvormingsproces overeenkomen met de rollen van de Planoloog. Deze deelvraag zal worden beantwoord door een vergelijking te maken tussen alle rollen van de Planoloog en de rollen van de betrokken actoren. De vijfde deelvraag zal antwoord geven op de vraag of de personen die de rollen van de Planoloog uitvoeren, ook daadwerkelijk Planologen zijn. De zesde deelvraag zal antwoord geven op de vraag innen welke partijen en binnen welke functies Planologen een grote rol spelen. Deze laatste twee deelvragen zullen worden

beantwoord door de opgedane informatie uit de interviews en de beleidsdocumenten te analyseren. Tot slot zal antwoord worden gegeven op de hoofdvraag op basis van de deelvragen.

In het eerste hoofdstuk wordt ingegaan op het theoretische kader. Aan bod komen achtereenvolgens de definitie van een Planoloog, verschillende planningstheorieën, de rollen van de Planoloog, wat er wordt verstaan onder een beleidsproces en wat er wordt verstaan onder een rol. In de laatste paragraaf wordt een korte samenvatting gegeven van wat er is besproken en wat er komt. In het tweede

hoofdstuk wordt de methodologie besproken. Aan bod komen achtereenvolgens het type onderzoek, de research design, de methoden van dataverzameling, de analysemethode, valkuilen en er zal per deelvraag worden besproken hoe deze zal worden beantwoord. Tot slot zal er een samenvatting worden gegeven van het geen dat is benoemd en zal er worden beschreven wat er verder zal komen. In het vierde hoofdstuk wordt de casus Schiphol beschreven. Hier wordt achtereenvolgens ingegaan op de ontwikkelingen van Schiphol in de afgelopen vijftig jaar, redenen om luchthavens wel of om niet uit te breiden en worden verschillende beleidsdocumenten en literatuur over het beleidsproces toegelicht. Hierop volgend wordt de Alderstafel toegelicht en volgt een paragraaf over de verschillende geïnterviewden over het beleidsproces. De laatste twee paragrafen gaan in op de verschillen tussen de beleidsdocumenten en de geïnterviewden over het beleidsproces, en wordt het masterplan van Schiphol Group voor de toekomst van Schiphol beschreven. In de laatste paragraaf wordt een korte samenvatting gegeven van wat er is besproken en wat er komt. Het vijfde hoofdstuk gaat in op de empirie van het onderzoek. Iedere deelvraag zal in dit hoofdstuk worden beantwoord. Tot slot wordt er een samenvatting gegeven van hetgeen dat gevonden is. In het zesde hoofdstuk worden verschillende conclusies van het onderzoek beschreven, wordt de hoofdvraag beantwoord en worden er enkele aanbevelingen en een reflectie op het onderzoek gegeven. Hierop volgt de

(11)

3

Hoofdstuk 2 - Theoretisch kader

In dit hoofdstuk wordt beschreven wat er volgens de wetenschappelijke literatuur al bekend is over het onderwerp betreft de rol van de Planoloog. In de eerste paragraaf zal worden ingegaan op wat een Planoloog precies is. In de tweede paragraaf komen verschillende planningstheorieën naar voren geschreven in chronologische volgorde, waardoor er een overzicht van planningstheorieën door de tijd heen ontstaat. In de derde paragraaf wordt beschreven welke rollen een Planoloog kan hebben volgens de wetenschappelijke literatuur. In de laatste twee paragrafen wordt allereerst ingegaan op wat een beleidsproces precies is, gevolgd door wat er precies wordt verstaan onder een rol.

2.1 Wat is een Planoloog

De Planologie is het vakgebied dat op de ruimtelijke inrichting van de huidige en toekomstige leefomgeving gericht is. Bij de inrichting van de ruimte komen veel aspecten en belangen aan bod, waardoor er veel keuzes gemaakt moeten worden betreft de toekomstige inrichting of de verandering van de huidige inrichting. De Planoloog brengt de verschillende belangen van verschillende actoren aan bod. Ook maakt de Planoloog ruimtelijke analyses van effecten van projecten op de directe omgeving en op een hoger schaalniveau, en andersom. Aan het plannen van de ruimte gaan veel studies vooraf. De Planoloog onderzoekt hoe de economie, de bevolking en nieuwe trends zich in de toekomst zullen ontwikkelen. De Planologie kan worden omschreven als een interdisciplinair vakgebied (Borkent, z.j.).

2.2 Planningstheorieën

Het plannen van gebieden, wijken en steden is een enorm complex systeem waarbij vele mensen en partijen betrokken zijn, waar vaak veel geld in omgaat en wat vaak lange tijdsduren heeft. Hiernaast is iedere situatie anders omdat ieder ruimtelijk ontwikkelingsvraagstuk vraagt om een andere oplossing met bijbehorende consequenties voor een bepaald probleem. Er bestaat niet één juiste manier van plannen. Over een juiste manier van plannen en omgaan met de ruimte bestaan verschillende ideeën, meningen en theorieën. Hieronder worden een aantal verschillende manieren van planning uiteengezet. Volgens de Systeemtheorie moeten steden worden gezien als verbonden objecten met de regio om zich heen, als complexe systemen die onderling bestaan uit complexe verweven delen die weer met elkaar verbonden zijn en voortdurend met elkaar in beweging en op elkaar inspelen. Om deze reden moet planning, als zijnde een vorm van controle, even flexibel en dynamisch zijn om om te kunnen springen met de voortdurende verandering (Chadwick, 1971). Hiernaast bestaat de Rationele Planning Theorie. Een rationeel persoon is iemand die door middel van logisch redeneren, kan reflecteren op een bepaalde situatie of bepaald vraagstuk. Healey et al. (1982, p.8) beschrijft de rationele planning als

‘the clarification of policy goals, systematic analysis, logical generation of policy alternatives, systematic evaluation of these alternatives and monitoring performance’ (Healey, 1982). De

Systeemtheorie en de Rationele benadering worden gezien als posivistische planning theorieën met een belangrijke top-town factor en vinden hun hoogtepunt in de jaren ‘60. In de jaren ‘70 ontstond een beweging waarin men de macht van de overheid steeds meer in twijfel trok en waarbij een breder publiek vond dat ook zij wat te zeggen hadden over de ruimte om hen heen en wat daarmee gebeurde. In deze tijd ontstond dan ook de tegenbeweging van de twee genoemde systemen. De meest bekende stroming is Marxistische theorie (Allmendinger, 2002). De essentie van de Marxistische theorie is dat de stedelijke gebieden en planning niet behandeld kunnen worden als objecten die apart van elkaar of van de samenleving functioneren. De samenleving heeft hierbij een interne logica en functioneren dat verbonden is met de economische structuur en krachten. Scott and Roweis (1977) schrijven ‘Urban

planning is not (and cannot be) the homeostatic phenomenon of conventional planning theory, but it is an ever changing historical process that is being continually shaped and reshaped by reference to a

(12)

4

broad system of social tensions of which it eventually itself becomes a part.’ (Scott and Roweis, 1977,

p. 1105). Een reactie op de Marxistische theorie was de wil om de macht van kapitaal te versterken, oftewel het klassieke liberalisme. Dit leidde in de jaren late ’70 tot de ‘New Right’ planning theorie. De liberale ‘New Right’ planning theorie combineert het markt mechanisme, individuele vrijheid en de rol van de staat. Het kan worden gezien als een tegenhanger tegen het fascisme en de Sovjet Unie. De markt heeft voorrang en zou alle vrijheid moeten krijgen om naar vrije hand te functioneren, zonder opgelegde regels of belemmeringen. Hiernaast is persoonlijke en politieke vrijheid belangrijk. Het eerder beschreven top-town planning oftewel centrale planning van bovenaf wordt in deze theorie gezien als inefficiënt en zelfs als gevaarlijk. Planners moeten begrijpen dat de markt en de

samenleving spontaan en in balans met elkaar samenwerken en functioneren, en planners kunnen dit niet veranderen. De overheid moet een minimale rol krijgen, bijvoorbeeld enkel het leveren van goede infrastructuur (Hayek, 1994). Naast de liberale vorm bestaat ook de conservatieve vorm van The Right planning theorie. Volgens de conservatieven is het probleem bij de liberale stroming dat het voor ongelijkheid en armoede zorgt: ‘A truly liberal model can never satisfactorily be accommodated by

Conservatism precisely because it lacks any conception of order and authority not dictated by individual reason’ (Norton and Aughey, 1981, p. 41).Regels moeten bestaan om de vrijheid te kunnen

garanderen. Het effect was een bottom-up manier van plannen waarbij lokale overheden het heft in handen hadden en nauw samenwerkten met betrokken burgers. Na de Right Planning theorie kwam in de jaren ’80 het pragmatisme op. Het pragmatisme streeft naar directe actie op een specifiek probleem, hetgeen wat het beste werkt in een bepaalde situatie binnen een bepaalde omstandigheid. Deze manier van handelen was in de Verenigde Staten altijd een belangrijke denkwijze geweest, en werd ook populair in Europa doordat men steeds meer anti-overheid dacht. Bedrijven in de publieke sector wilden zich graag laten gelden en werkten hard om zich op de kaart te zetten. Binnen de planning betekende deze directe actie-ingestelde manier van denken dat er gezocht werd naar een maximaal aantal alternatieven, dat de consequenties van keuzes zo kort en duidelijk mogelijk in kaart werden gebracht en dat meningen van betrokkenen kort en bondig werden meegenomen in het

overwegingsproces (Allmendinger, 2002). In de jaren ’90 won de Postmoderne planning theorie terrein, welke vele dimensies heeft. Binnen het postmoderne is een bepaalde denkwijze of interpretatie niet afgesloten, maar kan alles voor iedereen iets betekenen. Het houdt verband met ervaringen die mensen hebben, of het samensmelten van culturen en stijlen tot iets nieuws. De postmoderne manier van plannen is iets wat niet veel populariteit kent omdat het een mix is van verschillende denkwijzen en patronen, geen duidelijke raak- of snijvlakken heeft en geen duidelijke afbakening van begrippen of betekenis. De meest moderne theorie over planning is de Collaboratieve planning theorie. Deze hangt samen met onze snel veranderende wereld, de complexiteit van

hedendaagse samenleving, de onzekerheid van de toekomst en het samenhangen van de wereldpolitiek en –economie (Allmendinger, 2002). De samenleving verandert snel terwijl planningsprocessen vaak langdurig zijn, waardoor nieuw uitgevoerde projecten alweer verouderd zijn tegen de tijd dat het af is. Vraagstukken gaan over de verdeling van macht, over de betrokkenen, wie heeft wat te zeggen en wie niet, vraagstukken gaan over de snelle ontwikkeling van kennis en techniek, cultuur en denkwijzen. Doordat opvattingen over planningstheorieën zijn veranderd door de tijden heen, is ook de rol van planners binnen planningsprocessen veranderd. Hier wordt in de volgende paragraaf op ingegaan.

2.3 Rollen van de Planoloog

Verschillende rollen die de Planoloog volgens de wetenschappelijke literatuur kan hebben worden hier uiteengezet. Volgens Derksen (2012) heeft de Planologie drie verschillende vormen. De eerste vorm is de wetenschappelijke studie van het ordenen van de ruimte. Hierbinnen wordt bestudeerd hoe anderen de ruimte ordenen. Een persoonlijke mening van de onderzoeker wordt hierbij buiten beschouwing gelaten. De tweede vorm is de ‘toegepaste sociale geografie’ waarbinnen wordt voorspeld wat de

(13)

5

toekomstige woningbehoefte zal worden. Hiermee kunnen toekomstige besluiten beter worden onderbouwd, een uiteindelijke keuze werd overgelaten aan de politiek, zonder deze echt te hoeven overtuigen. De derde vorm is het onderscheid tussen de beleids- en de kennisvraag. De Planoloog heeft de ruimtelijke processen onderzocht en zou hiermee het beste beleid kunnen aanwijzen. Echter wordt soms binnen deze vorm de fout gemaakt dat er een antwoord wordt gegeven op een

beleidsvraagstuk, dat vermengd raakt met een persoonlijke mening. Deze zou eigenlijk buiten beschouwing moeten blijven (Derksen, 2012). Hiernaast heeft zich gedurende de afgelopen jaren een verschuiving van traditionele Planologie naar organische gebiedsontwikkeling voorgedaan. De traditionele vorm werd gekenmerkt door een sterk planmatig verstedelijkingspatroon. Hierbinnen konden nieuwe projecten volgens een vastomlijnd eindbeeld binnen een vrij korte tijd worden verwezenlijkt. Juridische componenten om fouten tegen te gaan en actief grondbeleid voor zoveel mogelijk winst waren belangrijke instrumenten. Door de economische crisis en leegstand is een nieuwe vorm van Planologie bedrijven gewenst. De gemeenten hebben hierbinnen een kleinere rol en op juridisch vlak is er meer mogelijkheid voor spontane ontwikkelingen. Het proces is belangrijker dan het project, en rollen van actoren zijn veranderd van ontwikkelende partijen naar juist de eindgebruikers die het voor het zeggen hebben (Boerma, 2012).

De samenleving is aan veranderingen onderhevig, waardoor de rol van planners verandert. Zoals in het vorige hoofdstuk is besproken zijn de theorieën en opvattingen over de juiste vormen van plannen door de tijd heen veranderd. Processen van bedrijven raken steeds meer over de ruimte verspreid waardoor mobiliteit steeds meer toeneemt en waardoor steden en plaatsen steeds meer met elkaar verbonden en verstrengeld raken. Planologen hebben hierdoor te maken met nieuwe dilemma’s zoals aan de ene kant de toename en afhankelijkheid van de mobiliteit enerzijds, en hierdoor de negatieve effecten van de mobiliteit op het milieu anderzijds. Om deze redenen focussen beleidsmakers en Planners zich meer op het omgaan en beïnvloeden van het eerstgenoemde en het proberen te reduceren van de negatieve effecten. Beleidsmakers doen om deze redenen onderzoek naar de manier waarop de ruimtelijke inrichting, vervoerssystemen en activiteiten van huishoudens met elkaar zijn verbonden (Bertolini, 2009). Naast de veranderende samenleving verschillen en verschuiven rollen van planners en planning vaak binnen processen. Het proces en de rol van planners hangt vaak af van het type instelling, van de achtergrond van planners en over de verschillende ideeën over wat planning precies zou moeten zijn. Planning zou volgens Assche e.a. (2008) een vorm van coördinatie van beslissingen over de ruimte moeten zijn. Toch is het zo dat planners zelden macht hebben, de besluiten over de ruimtelijke ordening vallen vaak onder lokale wetgeving en economische macht. Allmendinger (2002) beschrijft dat de planner wel degelijk rationele keuzes moet maken binnen zijn vakgebied. Hierbinnen vallen drie verschillende overwegingen, namelijk allereerst het overwegen van de verschillende alternatieven, hieronder valt bekijken welke verschillende manieren van actie ondernemen er mogelijk zijn binnen een bepaalde situatie. Ten tweede moeten alle consequenties van de keuzes worden opgenomen in het overwegingsproces, hieronder valt het omschrijven hoe de situatie zal veranderen onder een bepaalde keuze. Ten derde wordt het alternatief gekozen dat het beste eindresultaat zal opleveren tegen zo laag mogelijke consequenties.

De Planoloog onderzoekt op een wetenschappelijke manier hoe de openbare ruimte het beste kan worden ingericht. Hierbij worden de behoeften van mensen, omliggende gebieden, grond en wateren onderzocht. Belangrijke kenmerken van de Planoloog is de overtuigingskracht om op politiek vlak invloed te hebben op wat het beste is voor ruimte, mens, milieu en verschillende belangen (Nationale Beroepengids 2014). Hiernaast brengen Planologen conflicten die voortkomen uit verschillende behoeften en belangen van partijen in beeld en probeert de juiste oplossing te vinden voor deze conflicten. Dit kan ook gelden voor conflicten tussen verschillende partijen, bijvoorbeeld tussen

(14)

6

overheden en het bedrijfsleven, of beleidsmakers en technici, omdat zij elkaars taal niet spreken (Healey, 2010). Dit wordt door Davidoff (2007) ‘Planner as advocate’ genoemd. Het verschil tussen Healy en Davidoff is dat Davidoff hier nog aan toevoegt dat de Planoloog binnen deze processen ook een planner moet zijn van het proces, de Planoloog moet verantwoordelijk zijn voor het voorbereiden van de plannen, voorbereiden en betrekken van alle andere elementen die betrokken zijn binnen het planningsproces (Davidoff, 2007).

Samenvattend op basis van de beschreven theorie heeft de Planoloog de volgende rollen: - verschillende belangen van verschillende actoren aan bod brengen

- behoeften van mensen, omliggende gebieden, grond, wateren in kaart brengen - bemiddelen in conflicten tussen belangen en behoeften van actoren

- bemiddelen in conflicten voortkomend uit het niet-spreken van elkaars taal

- ruimtelijke analyses van effecten van projecten op directe omgeving en hoger schaalniveau in beeld - onderzoek: economie, bevolking, toekomstige trends, toekomstige woningbehoefte

- onderzoek hoe ruimtelijke inrichting, vervoerssystemen, activiteiten van huishoudens, bedrijven enzovoorts (multidisciplinair) elkaar beïnvloeden

- studie van ordenen van de ruimte, hoe openbare ruimten het beste kunnen worden ingericht - studie van ordenen van de ruimte, onderzoeken hoe anderen de ruimte ordenen

- overtuiging naar partijen toe wat de beste keuze is voor ruimtelijke inrichting

- plannen, voorbereiden van de plannen, voorbereiden en betrekken van alle andere elementen die betrokken zijn binnen het planningsproces.

- in kaart brengen van en adviseren over de verschillende keuzemogelijkheden en consequenties van de bijbehorende keuze

Er is geen nieuwe literatuur over dit onderwerp aangesneden. Voor nu en voor dit onderzoek wordt de lijst met het takenpakket en rollen van de Planoloog als volledig beschouwd. Het is aannemelijk voor nu en voor dit onderzoek dat dit een compleet overzicht geeft van de rol van de Planoloog. In paragraaf 5.1.1 wordt verder gewerkt met de hier weergeven samengevatte lijst.

2.4 Wat wordt verstaan onder een beleidsproces

Zoals beschreven is de rol van de Planoloog het grootst binnen beleidsprocessen. Onder een proces wordt het geheel van een gestroomlijnd aantal opeenvolgende, waarde toevoegende activiteiten gezien, met een welomschreven resultaat (Telenet, 2014). Deze verlopen meestal over een langere termijn en kan worden omschreven als ‘koerszoekend’. Voorbeeld hiervan zijn de integratieprocessen van verschillende actoren. Dit soort processen zijn vaak een aanzet voor of een gevolg van andere processen, zoals bijvoorbeeld processen van organisatieontwikkeling, kwaliteitsverbetering en beleidsprocessen. Onder beleid valt allereerst de keuze voor een bepaalde doelstelling die door een organisatie wordt gedefinieerd en via een bepaalde strategie wordt geïmplementeerd tot een bepaald resultaat (Telenet, 2014), of zoals Hoogerwerf (1993) schreef, ‘het streven naar het bereiken van

bepaalde doelen met bepaalde middelen in een bepaalde tijdsvolgorde’ (Hoogerwerf, 1993).

Onder een beleidsproces wordt ook wel een besturingsproces verstaan, waaronder processen vallen die tot doel hebben het gekozen beleid te doen uitvoeren door middel van plannen, opvolgen, evalueren, bijsturen en verankeren (Telenet, 2014), of ook wel ‘een beleidsproces is het dynamische verloop van

handelingen en interacties met betrekking tot een beleid’(Ministerie BZ, 2012). Andere definities zijn

die van Lindblom wat hij noemt het ‘mulddling through’: een incrementeel beleidsproces dat ‘uitgaat

van het stapsgewijs ontwerpen van beleid. Bij stukjes en beetje, voortmodderend’ (Lindblom, 1959),

en die van Etzioni, wat hij noemt ‘Mixed Scanning’: ‘het gemengd speuren, een poging tot verzoening

(15)

7

incrementele beleidsproces en het synoptische beleidsproces, waaronder valt ‘beslissingen te nemen op

basis van een zo volledig mogelijk overzicht van de situatie en de beleidsalternatieven’ (Ministerie

BZ, 2012).

De rol van communicatie is onmisbaar binnen beleidsprocessen. Echter is de rol van communicatie door de jaren heen veranderd. Rondom de jaren’70 was er voornamelijk communicatie over beleid. Het beleid werd eerst vastgesteld, alvorens het werd medegedeeld aan de rest. In de jaren ’90 werd communicatie gebruikt als beleid waarbij voorlichting ook werd gebruikt ter promotie van het vastgestelde beleid, maar ook ter beïnvloeding van kennis, houding en gedrag. Voorlichters werden dus in een vroeger stadium betrokken bij beleidsprocessen dan voorheen. De afgelopen jaren is er voornamelijk sprake van communicatie voor beleid, wat bestaat uit interactieve beleidsvorming, het ‘van buiten naar binnen denken’. Burgers worden steeds meer bij besluiten betrokken (InfoNu, 2014). Beleidsprocessen worden gekenmerkt door handelingen die onderling met elkaar samenhangen, opeenvolgende gebeurtenissen met een herkenbaar verloop, en wederzijdse beïnvloeding tussen de verschillende factoren en de actoren die tot het proces behoren. Factoren zijn in dit geval bijvoorbeeld macht en informatie, en de beïnvloeding is de interactie. Hoogerwerf (1993) beschrijft dat

beleidsprocessen vaak worden gestart als er een situatie is die vaak als problematisch wordt ervaren. Het heeft dus een bepaalde conditie nodig voordat het beleid wordt opgestart, en heeft vaak ook een bepaald doel of uitkomst voor ogen. Het beleidsproces stopt op het moment dat het doel overeenkomt met de uiteindelijke uitkomst van het proces. Er zijn verschillende stappen om een beleid te maken. Volgens Hoogerwerf (1993) begint het met het ontwerpen van een beleid en het analyseren van het beleidsprobleem. Vervolgens moeten de oorzaken van het probleem worden bekeken, en het einddoel en de bijbehorende evaluatiecriteria worden opgesteld. Hierna moeten verschillende

beleidsinstrumenten worden gekozen en de bijdrage per instrument in kaart worden gebracht. De volgende stap is het ontwerpen van de organisatie van de beleidsuitvoering. Ook het in kaart brengen van de te verwachten baten en kosten van de beleidsinstrumenten is een stap, waarna het uiteindelijke beleidsontwerp inclusief het beleidsmodel worden geformuleerd (Hoogerwerf, 1993). De

beleidslevencyclus bestaat uit vier fasen, namelijk de erkenningsfase waarbij situaties in de maatschappij worden erkend als probleem. De tweede fase is de beleidsformuleringsfase waarin consensus wordt gevonden over de aard van het probleem, beleidsdoelen en mogelijke maatregelen. Deze fase wordt opgevolgd door de oplossingsfase, waarin de juiste oplossing wordt gekozen en naar dit doel wordt toe gestreefd door uitvoering. De laatste fase is de evaluatie- en beheerfase, waarin het doel is bereikt en handhaving en evaluatie van het uitgevoerde beleid prioriteit is (Ministerie BZ, 2012).

2.5 Wat wordt verstaan onder een rol

Onder een rol wordt een samenhangend pakket aan taken die door een of meer personen vervuld kan worden verstaan (Vernooij, 2014). Een andere definitie is een samenhangende verzameling van kennis en vaardigheden die een persoon in zich moet verenigen om een activiteit te kunnen uitvoeren

(Encyclo, 2014). Binnen procesbeschrijvingen wordt een rol vaak gecombineerd aan een processtap. Een rol kan verwijzen naar een functie of positie van een persoon binnen een bepaalde instantie, of een functie of positie in het algemeen binnen een gebeuren. Een rol kan ook verwijzen naar een sociale rol van een persoon, hieronder valt de rol die een persoon aanneemt of moet aannemen binnen een bepaalde sociale context.

Rollen bestaan om binnen bepaalde projecten mensen een bepaalde verantwoordelijkheid toe te wijzen. Als de rol niet duidelijk is of niet wordt begrepen, kunnen projecten vaak ook niet soepel verlopen omdat rollen door elkaar lopen en soms overlappen, wat voor frictie kan zorgen, of waardoor

(16)

8

sommige rollen ontbreken en daardoor punten worden gemist binnen projecten (Carsuale, 2011). De verantwoordelijkheid die mensen toegewezen krijgen door hun rol versterkt de participatie van personen. Naast het toedelen van rollen is ook het definiëren van rollen belangrijk zodat iedere persoon en elke partij precies weet wat hen te doen staat en naar welke normen zij zich dienen te gedragen (Carsuale, 2011).

2.6 Tot slot

In het theoretisch kader is allereerst ingegaan op wat een Planoloog precies is en waar een Planoloog zich mee bezig houdt. Later in deze scriptie zal blijken dat de Planoloog geen beschermd beroep is. Met andere woorden, een iemand kan het werk van een Planoloog uitvoeren zonder deze achtergrond te hebben. Natuurlijk komt het ook voor dat Planologen op heel andere functies terechtkomen dan waar ze oorspronkelijk voor zijn opgeleid. Later in de scriptie zal verder worden ingegaan op de definitie van een Planoloog en waar naar gekeken en mee gewerkt zal worden in deze scriptie. In het theoretisch kader is vervolgens ingegaan op verschillende planningstheorieën. Planningstheorieën zijn veranderd door de tijd heen waardoor ook de rol van de Planoloog een ontwikkeling heeft

doorgemaakt. Vervolgens is ingegaan op de rollen die een Planoloog kan hebben. Dit is een deel van de eerste deelvraag die later in deze scriptie zal worden behandeld. In de laatste paragraaf van het theoretisch kader is verder gedefinieerd wat er precies wordt verstaan onder een rol. Er is in het theoretisch kader een samenvatting gegeven van de rollen die een Planoloog kan hebben. Deze rollen zullen later in de scriptie worden onderverdeeld en met de opgedane informatie zal verder worden gewerkt. In paragraaf 2.4 is verder toegelicht wat een beleidsproces precies inhoudt. Het beleidsproces van de tweede Schiphol terminal, waarbinnen het onderzoek zich afspeelt, zal later in deze scriptie worden beschreven en worden aangevuld met interviews van betrokken actoren.

(17)

9

Hoofdstuk 3 - Methodologie

In het vorige hoofdstuk is ingegaan op verschillende planningstheorieën en verschillende rollen die een Planoloog kan hebben. In het eerste hoofdstuk is ingegaan op de verschillende deelvragen die in deze scriptie aan bod komen, om zo de hoofdvraag te kunnen beantwoorden. In dit hoofdstuk wordt achtereenvolgens ingegaan op het type onderzoek waarmee de hoofdvraag beantwoord zal worden, het research design, de methoden van dataverzameling, de analysemethode en de werkwijze hiervan, gevolgd door de mogelijke valkuilen en hoe hiermee wordt omgegaan. Tot slot wordt de hoofdvraag weergegeven met de bijbehorende deelvragen, en wordt per deelvraag beschreven hoe deze zal worden beantwoord.

3.1 Type onderzoek

Het type onderzoek omvat de structuur van het onderzoek. Deze structuur is belangrijk om de onderzoeksmethoden en de methoden van dataverzameling goed te kunnen uitvoeren. Binnen de sociale wetenschappen bestaan er twee methoden van onderzoeken, namelijk kwantitatief en kwalitatief. Beide methoden zijn gericht op het verzamelen, interpreteren en analyseren van informatie, op het herkennen van patronen en bij beide methoden is het belangrijk dat er wordt

gefocust op de onderzoeksvraag. Het onderzoek dat in deze scriptie wordt uitgevoerd is een kwalitatief onderzoek. De casus waar op wordt gefocust is het beleidsproces of er wel of geen tweede Schiphol terminal komt, dit is dus één onderzoekseenheid. Omdat dit proces zoveel mogelijk in kaart wordt gebracht en omdat hierbinnen de rol van de Planoloog wordt onderzocht, is er sprake van veel

variabelen wat past bij het kwalitatieve onderzoek: één onderzoekseenheid, en veel variabelen. Binnen dit onderzoek zal niet alleen het beleidsproces in beeld worden gebracht met daarbinnen de rol van de Planoloog, maar zal ook worden gekeken naar achterliggende gedachten en oorzaken, oftewel naar de diepere betekenis van de gevonden data. Tijdens de analysering van de gevonden data zal interpretatie plaatsvinden en naar antwoorden worden gezocht, waardoor soms nieuwe vragen ontstaan. Het kwantitatieve onderzoek past niet bij het type onderzoek van deze scriptie omdat er door middel van kwantitatief onderzoek alleen data wordt verkregen, maar niet wordt gekeken naar de diepere betekenis hierachter. Hierdoor kunnen bepaalde deelvragen binnen deze scriptie niet worden beantwoord.

De kwalitatieve methode van onderzoek is hypothesevormend en gericht op ideeën, achtergronden, motieven en beweegredenen. Er wordt onderzocht waarom iets gebeurd, het onderzoek draait dus om het verkregen resultaat. Om deze reden is het kwalitatieve onderzoek inductief.

Het onderzoek zal een toetsend onderzoek zijn omdat de rollen van de praktijk zoals beschreven in de literatuur wordt vergeleken met de rollen van de Planoloog in de praktijk door middel van interviews met ExpertPlanologen. Ditzelfde geldt voor het onderzoek naar de betrokken actoren volgens de beleidsdocumenten, die worden vergeleken met de betrokken actoren volgens de geïnterviewden. Het onderzoek zal een exploratief onderzoek zijn omdat er in de praktijk door middel van interviews op zoek wordt gegaan naar rollen van Planologen die niet eerder beschreven of benoemd zijn. Hiernaast is het ook een exploratief onderzoek omdat er uit de beleidsdocumenten verschillende betrokken actoren blijken, terwijl er uit de interviews nieuwe en nog niet beschreven of genoemde partijen naar voren kunnen komen.

3.2 Research design

Het research design schept een kader waarbinnen dataverzameling en data-analyse plaats kan vinden. De research-design hangt af van het type onderzoek dat gedaan wordt. De type research-design die bij dit onderzoek past is de Case Study. Hierbinnen wordt intensief en gedetailleerd geanalyseerd en

(18)

10

worden unieke kenmerken van situaties of informatie verhelderd. Dit past bijvoorbeeld bij het in kaart brengen van de verschillende rollen van de Planoloog en de vergelijking hiertussen met de antwoorden van de Expert Planologen, en bij het zo gedetailleerd mogelijk in kaart brengen van het beleidsproces van de tweede Schiphol terminal.

Er bestaan verschillende soorten Case Studies. De Case Study die past bij het onderzoek in deze scriptie is allereerst een single-case study. Binnen deze Single Case is maar één Unit of Analysis, namelijk het besluitvormingsproces van de tweede Schiphol terminal. Hierbinnen ligt de focus op de rol van de Planoloog. Bij het single-case design met één unit of analysis past de holistische benadering (Yin, 2009). Deze houdt in dat hetgeen dat wordt onderzocht, namelijk het besluitvormingsproces van de tweede Schiphol terminal met daarbinnen de focus op de rol van de Planoloog, wordt gezien als een vervlochten geheel van facetten. De verschillende onderdelen van het beleidsproces zijn een onderdeel van het grotere geheel. Deze benadering past bij het onderzoek dat wordt verricht omdat het

besluitvormingsproces van de tweede Schiphol terminal onderdeel is van het grotere geheel, namelijk één van de stappen op het traject van het uitbreidingsproces op Schiphol. Hierbinnen zijn vele actoren en partijen betrokken. Op afbeelding 1 is het conceptuele model van de single-case study

weergegeven.

Afbeelding 1: Conceptueel model Single Case Study

Bron: Eigen bewerking, 2014

3.3 Methoden van dataverzameling

Zoals beschreven gaat het in deze scriptie om een single-case study en om een kwalitatieve methode van onderzoek doen. Bij kwalitatieve onderzoeken wordt vaak gebruik gemaakt van documenten en van interviews. In dit onderzoek worden beide methoden gebruikt om de informatie uit beiden door elkaar te versterken, aan te vullen of te vergelijken. Een aantal deelvragen zijn allereerst gebaseerd op het literatuuronderzoek en zijn vervolgens aangevuld en in sommige gevallen vergeleken met de informatie uit de interviews. Bepaalde deelvragen zijn alleen beantwoord op basis van de geïnterviewden. Later in het hoofdstuk wordt per deelvraag beschreven hoe deze zal worden beantwoord en waarom er voor deze werkwijze is gekozen.

Er is gekozen voor de combinatie van literatuur en interviews omdat de interviews de literatuur verder kunnen aanvullen, zoals bijvoorbeeld het geval is bij de rollen van de Planoloog. Deze rollen kunnen in de wetenschap verschillen van wat een Planoloog uiteindelijk in de praktijk doet. Ook is de combinatie gebruikt om de informatie te kunnen vergelijken, dit is bijvoorbeeld gebeurd bij het vergelijken van de rollen van de Planologen volgens de literatuur in vergelijking met de rollen die Planologen kunnen hebben voor de geïnterviewden. Aanvullen, zoals eerder vermeld, is ook

bijvoorbeeld gebeurd bij de beschrijving van het beleidsproces van de tweede terminal. Als laatste is de combinatie van literatuur en interviews gekozen om de gevonden informatie door elkaar te versterken, waardoor informatie breder verstrekt wordt maar ook krachtiger waardoor de betrouwbaarheid toeneemt.

(19)

11

3.4 Analysemethode

In de voorgaande paragrafen is ingegaan op het onderzoekstype en de methoden van dataverzameling. In deze paragraaf wordt ingegaan op de analysemethode. Een analysemethode wordt gebruikt om de verworven data te analyseren. Het is een onderzoeksmethode die de data op een gestructureerde manier analyseert waardoor er conclusies uit getrokken kunnen worden.

3.4.1 Wetenschappelijke en beleidsdocumenten

De beleidsdocumenten en wetenschappelijke artikelen zullen worden geanalyseerd naar het thema van de desbetreffende deelvraag. Per deelvraag is gezocht naar bijpassende documenten. Hierbij is allereerst gelet op relevantie, het artikel moet specifiek beantwoorden waar de deelvraag over gaat. Ten tweede is gelet op herkomst van de bron. Wetenschappelijke artikelen zijn het liefst van

wetenschappers of universiteiten, beleidsdocumenten het liefst van onderzoeksinstellingen, overheden en adviesbureaus. Ten derde is gelet op volledigheid van de informatie. Als een bepaalde bron een bepaalde kant van een verhaal belicht, is deze aangevuld met bronnen totdat het volledige antwoord op de deelvraag in kaart is gebracht. Omdat het onderzoek kwalitatief van aard is, is er zowel gelet op wat er precies wordt beschreven, maar ook hoe dit tot stand is gekomen en waarom dit zo is.

3.4.2 Casusselectie

Het kader waarbinnen het onderzoek zal worden uitgevoerd, is het besluitvormingsproces of er wel of geen tweede Schiphol terminal komt. Dit proces is allereerst gekozen omdat het een

besluitvormingsfase is naar een beslissing of er uiteindelijk gebouw zal gaan worden of niet. Uit verschillende wetenschappelijke literatuur is naar voren gekomen dat de rol van de Planoloog het grootst is binnen besluitvormingsprocessen (Davidoff, 2007, Healey, 2010, De Bruijn e.a., 2004). De rol van de Planoloog stopt vaak op het moment dat het daadwerkelijke project begint, op het moment dat er daadwerkelijk gebouwd wordt. Verder ligt dit besluitvormingsproces direct op de raakvlakken van de rollen van de Planoloog. Het gaat om verdeling en druk op de openbare ruimte, om

verschillende betrokken actoren uit zowel overheidspartijen als bedrijfspartijen, het gaat over financiën maar ook over milieukundige vraagstukken. Dit zijn duidelijk maatschappelijke

vraagstukken. Er is specifiek voor de luchthaven van Schiphol gekozen omdat deze luchthaven de grootste en meest invloedrijke is van Nederland. De luchthaven heeft belangrijke connecties met het buitenland en zorgt binnenlands voor een enorme infrastructuur, handel en economie. Er is voor een Nederlandse luchthaven gekozen omdat de rol van de Planoloog ook specifiek binnen de Nederlandse context wordt onderzocht. Er is gekozen voor het besluitvormingsproces van de tweede terminal omdat dit het eindstadium zal zijn van de uitbreidingen van Schiphol op locatie, en om deze reden gezien kan worden als het eind van een besluitvormingsproces van de luchthaven op deze locatie. Op deze manier kan er een volledig beeld gekregen worden van een besluitvormingsproces.

(20)

12

3.4.3 Interview selectie Expert Planologen

Om te ontdekken welke rollen Planologen vervullen in de praktijk zijn er twee interviews afgenomen met Expert Planologen. Het aantal twee is gekozen omdat er na het tweede interview geen nieuwe informatie meer gevonden werd. Ten tweede is ook voor dit aantal gekozen omdat de twee personen samen een brede bandbreedte aan functies hebben. Het eerste interview is afgenomen met Zef Hemel. Hij is professor en onderzoeker aan de universiteit van Amsterdam, en ten tweede ook directeur bij de DRO in Amsterdam. Hij vervult dus een onderzoekende functie maar ook een praktijkfunctie voor een overheid. De tweede expert is Thomas Straatemeier werkende bij Goudappel Coffeng. Hij is verkeers- en vervoersPlanoloog werkende in het bedrijfsleven als adviseur voor beleid. Deze personen zijn allereerst gekozen in verband met hun achtergrond, beiden hebben Planologie gestudeerd aan de Uva. Ten tweede zijn de personen gekozen door hun werkrelatie met de Planologie, in zowel de

onderzoekende en uitvoerende rol als in een adviserende rol.

Beide geïnterviewden hebben als achtergrond de studie Planologie afgerond. Deze kan gevolgd zijn aan verschillende universiteiten of HBO-scholen in Nederland. In deze scriptie wordt iemand alleen een Planoloog genoemd, als blijkt dat de desbetreffende persoon de hiervoor genoemde achtergrond heeft. Later in de scriptie zal uit het onderzoek blijken welke personen verschillende rollen die typerend kunnen zijn voor een Planoloog uitvoeren. Er zal dan naar de achtergrond van de desbetreffende persoon worden gekeken om vast te stellen of deze persoon daadwerkelijk een Planoloog is volgens de definitie van deze scriptie, of enkel de rol van de Planoloog vervult.

Beide expert-Planologen wisten ook het één en het ander af van de ontwikkelingen op Schiphol en de tweede terminal. Echter zijn beide partijen niet direct betrokken bij het besluitvormingsproces, en waren beide geïnterviewden niet heel zeker over de recente ontwikkelingen op Schiphol-gebied. Verder bleek ook uit de interviews met de actoren dat er op dit moment nog geen adviesbureaus betrokken zijn bij het besluitvormingsproces, dus de rol van Goudappel Coffeng is minimaal. Ook bleek ook uit de interviews met actoren dat de gemeente Amsterdam wel aandeelhouder is, maar dat heel weinig mensen zich bezig houden met Amsterdam. Om deze redenen is informatie van de Expert Planologen betreft Schiphol verder niet meegenomen maar beperkt tot de informatie op het Planoloog-gebied.

In bijlage 1 zijn de interviews met de Planologen te vinden gestructureerd en gesorteerd naar vraag en antwoord. In bijlage 3 is de van tevoren opgestelde vragenlijst voor de Planologen te vinden. In bijlage 5 zijn de interviews met de Planologen te vinden zoals deze letterlijk zijn afgenomen. Alle vragen zoals in bijlage 3 weergegeven zijn gesteld, maar niet in dezelfde volgorde.

3.4.4 Interview selectie betrokken actoren

Allereerst was het nodig interviews aan te gaan met verschillende betrokken actoren om bepaalde deelvragen binnen het onderzoek te kunnen beantwoorden. Door middel van een literatuurstudie was het mogelijk in kaart te brengen welke actoren betrokken zijn bij het besluitvormingsproces van de tweede Schiphol terminal. Deze informatie is gehaald uit beleidsdocumenten. Echter zijn er altijd partijen die niet genoemd worden in documenten, of partijen waarvan het belang groter blijkt dan in de beleidsdocumenten werd vermeld. Om het volledig aantal betrokken actoren binnen het

besluitvormingsproces in kaart te brengen, was het nodig gesprekken aan te gaan met de betrokken actoren. Ook om de deelvraag te beantwoorden welke rollen deze betrokken actoren binnen het besluitvormingsproces vervullen, was het nodig om gesprekken aan te gaan met de actoren. Door middel van het diepte-interview kan de rol van de betreffende persoon maar ook die van zijn gerelateerde collega’s binnen de betreffende partij binnen het beleidsproces toegelicht worden. Door middel van de diepte-interviews kon ook worden vastgesteld in hoeverre de rollen van de

(21)

13

desbetreffende partij en daarbinnen de desbetreffende betrokken personen, overeenkomen met rollen van de Planoloog. Op deze manier kan de laatste deelvraag, namelijk binnen welke partijen de rollen van Planologen het grootste zijn, worden beantwoord.

De keuze-selectie van de actoren is als volgt verlopen. Het eerste interview is aangegaan met de gemeente Haarlemmermeer. Dit is een belangrijke gemeente binnen het geheel omdat hierbinnen de twee plaatsen vallen die enerzijds het meest profiteren van Schiphol maar anderzijds ook het meest te leiden hebben onder de luchthaven. Hoofddorp profiteert qua werkgelegenheid en economie enorm van de luchthaven. Zwanenburg heeft te leiden onder de geluidsoverlast. Binnen de gemeente Haarlemmermeer ben ik doorverwezen naar Bart de Jong. Het was allereerst relevant met hem te spreken omdat hij gepromoveerd is op Schiphol. Zijn onderzoek ging onder andere over

hinderbeperking, communicatie, informatievoorziening en hinderbeleving. Ten tweede is hij beleidsmedewerker binnen het team van Economische zaken en Luchthavenzaken binnen de gemeente. Hij heeft contact met verschillende groepen en personen aan de Alderstafel. Bart de Jong heeft mij doorverwezen naar Maurits Schaafsma, een planner binnen Schiphol Group als bedrijf. Ten tweede was ook de provincie Noord-Holland een relevante partij om mee te spreken omdat Schiphol op hun grondgebied ligt en zij overkoepelend contact hebben met de betrokken gemeenten, en ook betrokken zijn aan de Alderstafel. Binnen de provincie ben ik doorverwezen naar Marc Hanou, een beleidsadviseur die ook sociale geografie en Planologie gestudeerd heeft aan de universiteit van Amsterdam. Marc Hanou heeft mij gekoppeld aan Titus Ahrens, de accounthouder van Schiphol binnen de provincie. Zij hebben mij samen te woord gestaan. Ook uit het gesprek met hen bleek dat Maurits Schaafsma zeer veel af weet van Schiphol en een vruchtbare bron zou zijn voor mijn benodigde informatie. Zij kenden ook Bart de Jong van de gemeente Haarlemmermeer. De provincie heeft mij doorverwezen naar Kees van Ojik, de voorzitter van de bewonersvertegenwoordiging aan de Alderstafel.

De ochtend voor het gesprek met de provincie Noord-Holland heeft het gesprek met Maurits

Schaafsma plaatsgevonden. Allereerst is Schiphol Group als bedrijf een belangrijke factor binnen het beleidsproces. Maurits Schaafsma bleek ook Titus Ahrens en Bart de Jong te kennen. Maurits Schaafsma was als persoon interessant omdat hij een planner is en zichzelf Planoloog noemt, als persoon past hij dus bij mijn onderzoek over de rol van de Planoloog binnen het beleidsproces. Het laatste gesprek is gevoerd met Kees van Ojik, de delegatieleider van de bewoners aan de

Alderstafel. Marc Hanou van de provincie Noord-Holland zei over Van Ojik: ‘Ze zeggen wel, als Kees

van Ojik hoest, dan kunnen het college in de Haarlemmermeer, de burgemeester en de wethouders gaan wankelen. Dat is een man die heel veel invloed heeft.’

Door het gesprek met Van Ojik aan te gaan, zijn vrijwel alle soorten partijen binnen het beleidsproces belicht, namelijk twee overheden, een bedrijf en een bewonersplatform. Een particulier adviesbureau is niet gevonden, reden hiertoe wordt later toegelicht. Ook is een hogere overheid als het Rijk of een Ministerie niet gelukt omdat deze onvoldoende bereikbaar waren. Andere betrokken bedrijven, overheden of particuliere organisaties zijn niet gekozen omdat allereerst uit de interviews geen specifieke partijen naar voren kwamen dan de al geïnterviewden. Ten tweede was het ook uit

tijdsoverwegingen voldoende relevant om per soort instantie één partij te interviewen. Kortgezegd één overheid, één gemeente, één provincie en één externe adviesgroep, in dit geval de

(22)

14

In bijlage 2 zijn de interviews met de actoren te vinden gestructureerd en gesorteerd naar vraag en antwoord. In bijlage 4 is de van tevoren opgestelde vragenlijst voor de actoren te vinden. In bijlage 6 zijn de interviews met de actoren te vinden zoals deze letterlijk zijn afgenomen. Alle vragen zoals in bijlage 4 weergegeven zijn gesteld, maar niet in dezelfde volgorde.

3.4.5 Analyse interviews

De interviews met de Planologen waren vooraf gestructureerd, wat wil zeggen dat er van tevoren vaste vragen zijn opgesteld. Zie bijlage 3 voor een overzicht van deze vragen. Gedurende de interviews zijn al deze vragen door de ExpertPlanologen beantwoord, echter niet altijd in dezelfde volgorde. Om een goed overzicht te krijgen van de vaste vragen en de bijbehorende antwoorden zijn de interviews gestructureerd door middel van tabellen. Zie hiervoor de bijlage 1. Omdat de structuur van de interviews hierdoor is veranderd waardoor sommige vragen of antwoorden uit hun verband geplaatst zouden kunnen worden, waardoor de geldigheid, betrouwbaarheid en kwaliteit van de interviews af zouden kunnen nemen, zijn in bijlage 5 ook de interviews opgenomen zoals deze letterlijk zijn afgenomen. Hiernaast zijn in de tabellen van bijlage 1 ook specifiek de vragen te zien die zijn gesteld en die anders zijn dan de hoofdvraag zoals vermeld in de eerste rij van de tabel, waardoor de

betrouwbaarheid ook verder toeneemt.

Ook de interviews met de betrokken actoren zijn van tevoren opgesteld. Een overzicht van deze vaste vragen is te zien in de bijlage 4. Tijdens de interviews zijn niet alle vragen of antwoorden in dezelfde volgorde gesteld of beantwoord. Ook kwamen er soms per partij specifieke antwoorden of vragen aan de orde. Om een goed overzicht te krijgen van de vaste vragen en antwoorden, en van specifieke antwoorden of vragen voor een partij, zijn de interviews gestructureerd door middel van een tabel. Deze is te vinden in de bijlage 2. Omdat op deze manier vragen en antwoorden uit hun verband geplaatst zouden kunnen worden wat ten koste zou kunnen gaan van de geldigheid, betrouwbaarheid en kwaliteit, zijn in bijlage 6 ook de interviews opgenomen zoals deze letterlijk zijn afgenomen. Hiernaast zijn in de tabellen van bijlage 2 ook specifiek de vragen te zien die zijn gesteld en die anders zijn dan de hoofdvraag zoals vermeld in de eerste rij van de tabel. Ook hierdoor neemt de

betrouwbaarheid verder toe.

De tabelvorm is gekozen omdat de vragen van tevoren opgesteld waren waardoor de interviews al gestructureerd waren. Door middel van de tabel is een duidelijk overzicht gecreëerd van de vragen en de bijbehorende antwoorden. Er is voor het structureren van de interviews geen gebruik gemaakt van Caqdas en Atlas.ti om de volgende redenen. Allereerst zouden woorden of specifiek zinnen worden gecodeerd door de analist, waardoor de betrouwbaarheid afneemt. De analist kan fouten maken door zijn eigen interpretatie waardoor de boodschap van de spreker verloren kan gaan. Ten tweede worden woorden en zinnen uit de context van de tekst gehaald door Caqdas, waardoor het verhaal achter zijn citaat verloren kan gaan (Bryman, 2008). Hierdoor neemt de validiteit van het onderzoek af. Ook neemt hierdoor de externe validiteit af, wat wil zeggen dat de causale verbanden van hetgeen dat wordt gezegd afneemt, namelijk de diepere betekenis van een tekst kan door deze wijze verloren gaan.

3.5 Valkuilen

In de voorgaande paragrafen is ingegaan op de analysemethode, de methoden van dataverzameling, de research design en het type onderzoek. Iedere methode van onderzoek heeft zijn eigen voordelen maar ook bijkomende valkuilen. In deze paragraaf wordt toegelicht hoe er met deze valkuilen is omgegaan. Het kwalitatieve onderzoek heeft als valkuil dat de informatie die wordt verkregen subjectief is, niet systematisch en niet transparant. Andere valkuilen zijn dat het enkel theoretische generalisering is. Hier wordt allereerst mee omgegaan door de informatie die gevonden is in de theorie, bijvoorbeeld

(23)

15

informatie over het beleidsproces van de tweede Schiphol terminal of over de rollen van de Planoloog, wordt gecheckt, aangevuld en vergeleken met de informatie die uit de interviews met Expert

Planologen en betrokken actoren binnen het beleidsproces naar voren komt. Ten tweede wordt met deze valkuilen omgegaan door de interviews in de oorspronkelijke context weer te geven, waardoor teksten niet uit hun verband geplaatst kunnen worden en de vraag die gesteld is teruggezocht kan worden. Ten derde is de gevonden informatie zoveel mogelijk gestructureerd door middel van tabellen waardoor informatie systematisch geordend is.

Het documentenonderzoek heeft als nadeel dat de kwaliteit van de data twijfelachtig kan zijn. Data kan enerzijds bevooroordeeld zijn, maar anderzijds ook verouderd of zelfs foutieve informatie bevatten. Met deze valkuil is allereerst omgegaan door verschillende artikelen te belichten. Dit zijn deels wetenschappelijke artikelen, en deels beleidsdocumenten. Verder is er met deze valkuil

omgegaan door de interviews met de Expert Planologen en de betrokken actoren te vergelijken met de data uit de documenten, en waar nodig aan te vullen. In sommige gevallen wordt ook de vergelijking gemaakt tussen de informatie uit de documenten en de informatie uit de interviews.

De interviews hebben als nadeel dat deze soms lastig te vergelijken en te generaliseren zijn, en dat de data-verzameling soms inefficiënt kan zijn. Met deze valkuil is omgegaan door de interviews te structureren in tabellen op vraag en antwoord. Ten tweede zijn de volledige interviews, dus ongestructureerd, ook bijgevoegd waardoor vraag en antwoord niet uit het verband gerukt werden. Hiernaast waren de vragen voor alle actoren vrijwel hetzelfde en van tevoren opgesteld. Ditzelfde geldt ook voor de vragenlijst voor de Expert Planologen.

3.6 Methode beantwoording hoofd- en deelvragen

In de voorgaande paragrafen op het type onderzoek, het research design, op de methoden van dataverzameling en analyse. In deze laatste paragraaf wordt allereerst de hoofdvraag herhaald, en wordt vervolgens per deelvraag beschreven wat onder bepaalde begrippen wordt verstaan en hoe deze deelvraag zal worden beantwoord.

3.6.1 Hoofd- en deelvragen

Zoals eerder beschreven zal Schiphol zich in de toekomst verder uitbreiden. Schiphol wordt hiertoe aan de ene kant gesteund en gestimuleerd, maar wordt aan de andere kant beperkt door milieu- en gezondheidswetgevingen. Verder kan Schiphol pas uitbreiden als zij niet verder meer uit kunnen breiden op de huidige locatie. Wanneer dit precies is, is nog verder onbekend. Binnen het

beleidsproces van de tweede Schiphol terminal spelen vele partijen en actoren een rol. Ook is eerder beschreven dat de rol van Planologen het grootst is binnen beleidsprocessen. De hoofdvraag binnen deze scriptie luidt: ‘Wat is de rol van de Planoloog binnen het besluitvormingsproces van de tweede

Schiphol Terminal?’

Om deze hoofdvraag te beantwoorden zal allereerst antwoord worden gegeven op de volgende deelvragen:

1. Welke rollen heeft de Planoloog?

2. Welke actoren zijn betrokken binnen het besluitvormingsproces van de Schiphol terminal? 3. Welke rollen vervullen deze betrokken actoren binnen het besluitvormingsproces van de Schiphol terminal?

4. In hoeverre komen de rollen van de actoren binnen het besluitvormingsproces overeen met de rollen van de Planoloog?

5. Zijn de personen die de rollen van de Planoloog uitvoeren, ook daadwerkelijk Planologen? 6. Binnen welke partijen en binnen welke functies spelen Planologen een grote rol?

(24)

16

3.6.2 Deelvraag 1. Welke rollen heeft de Planoloog?

Deze deelvraag wordt beantwoord door middel van wetenschappelijke literatuur in het theoretisch kader. De documenten zijn geselecteerd op relevantie naar het onderwerp, naar betrouwbaarheid en bronherkomst en ten derde naar volledigheid. Meerdere bronnen zijn gebruikt om zo een volledig beeld te weergeven van de rollen die een Planoloog heeft. Er is net zo lang gezocht naar nieuwe literatuur totdat de lijst met rollen van Planologen uitgeput was. Deze rollen zijn vervolgens

samengevat. Later in de scriptie zal deze samengevatte lijst worden herhaald en worden onderverdeeld naar categorieën.

De uitgeputte lijst met rollen van Planologen is aangevuld door middel van interviews met Expert Planologen. De keuze van de twee Experts is al eerder toegelicht. In bijlagen 3 is de vragenlijst opgenomen en in bijlage 5 de volledige interviews. Hiernaast zijn interviews gestructureerd in tabellen naar vraag en antwoord, ook deze tabel is opgenomen in bijlage 1. Keuze voor het maken van de tabellen is al eerder toegelicht. In de interviews werd de vraag gesteld wat voor verschillende soorten rollen een Planoloog kan hebben, en wat de rollen van Planologen zijn in specifiek beleidsprocessen. Om deze deelvraag te kunnen beantwoorden wordt de samengevatte lijst van de rollen van de

Planoloog volgens de wetenschappelijke literatuur vergeleken met de lijst van de rollen van de Planoloog volgens de Expert Planologen.

3.6.3 Deelvraag 2. Welke actoren zijn betrokken binnen het besluitvormingsproces van de Schiphol terminal?

Allereerst wordt ingegaan op de definitie van een actor. Onder een actor wordt een overheidsorgaan, een particuliere organisatie of een persoon verstaan, die een rol speelt of werkzaam is op een bepaald beleidsterrein, in dit geval het besluitvormingsproces of er wel of geen tweede terminal komt op Schiphol (Encyclo, 2014).

Deze deelvraag zal worden beantwoord door middel van een literatuurstudie, gebaseerd op wetenschappelijke literatuur, persberichten en beleidsdocumenten totdat de lijst uitputtend is. De actoren zullen worden onderverdeeld zoals de definitie dit noemde, de actor is of een overheidsorgaan, of een particuliere organisatie. De lijst met betrokken actoren volgens de literatuur zal in tabelvorm worden gepresenteerd.

(25)

17

De deelvraag zal worden aangevuld met interviews met verschillende betrokken actoren. Welke deze zijn en op basis waarvan deze zijn gekozen is al eerder ingegaan. In bijlage 4 is de vragenlijst

opgenomen en de volledige interviews. Hiernaast zijn interviews gestructureerd in tabellen naar vraag en antwoord, deze tabel is opgenomen in bijlage 2. Keuze voor het maken van de tabellen is al eerder toegelicht. Vragen die gesteld zijn om deze deelvraag te beantwoorden zijn welke actoren er betrokken zijn binnen het beleidsproces. De lijst met betrokken actoren volgens de actoren zal in tabelvorm worden gepresenteerd.

Om de deelvraag te kunnen beantwoorden worden de twee tabellen van de actoren en de literatuur naast elkaar gelegd en met elkaar vergeleken. Vervolgens wordt er een verklaring gegeven voor de verschillen.

3.6.4 Deelvraag 3. Welke rollen vervullen deze betrokken actoren binnen het besluitvormingsproces van de Schiphol terminal?

Deze deelvraag zal volledig worden beantwoord door middel van de interviews met de betrokken actoren. De vraag die gesteld is in de interviews is welke rol de desbetreffende geïnterviewde partij vervuld binnen het beleidsproces. Ook is ingegaan op de rol van de geïnterviewde zelf, en is gevraagd of er bepaalde rollen die typerend zijn voor een Planoloog voorkomen binnen deze actor, en is toegelicht in welke vorm.

3.6.5 Deelvraag 4. In hoeverre komen de rollen van de actoren binnen het besluitvormingsproces overeen met de rollen van de Planoloog?

Om deze deelvraag te beantwoorden zullen de rollen die beschreven zijn door de actoren als een antwoord op deelvraag drie worden vergeleken met de rollen en takenpakket van de Planoloog op basis van tabel 3. Ook wordt in deze paragraaf geteld hoe vaak een bepaalde rol voorkomt. Deze telling wordt gebruikt voor deelvraag 6.

3.6.6 Deelvraag 5. Zijn de personen die de rollen van de Planoloog uitvoeren, ook daadwerkelijk Planologen?

Binnen de interviews is de vraag gesteld wat de achtergrond is van de desbetreffende geïnterviewde, en of hij de achtergrond weet van collega’s die binnen de desbetreffende binnen het beleidsproces een rol vervullen. Zo kan worden uitgevonden of een Planoloog ook het werk uitvoert van een Planoloog, of dat het personen zijn met andere achtergronden die het werk van Planologen uitvoeren, of dat er binnen het beleidsproces van de tweede Schiphol terminal andere rollen voorkomen waar Planologen dan wel of dan wel niets mee te maken hebben.

3.6.7 Deelvraag 6. Binnen welke partijen en binnen welke functies spelen Planologen een grote rol?

Deze deelvraag wordt beantwoord op basis van de telling die gedaan is in paragraaf 3.5.4 op basis van deelvraag vier. Door de telling kan worden onderzocht hoe vaak een bepaalde rol voorkomt. Ook kan op basis van de interviews worden vastgesteld binnen welke partij de rol van de Planoloog het meest voorkomt.

3.7 Tot slot

In deze paragraaf is achtereenvolgens ingegaan op het type onderzoek dat wordt verricht, het research design dat wordt gebruikt en op de methoden van dataverzameling. Vervolgens is de analysemethode besproken en is onderbouwd welke keuzes er zijn gemaakt met betrekking tot de beleidsdocumenten en de casusselectie. Ook is onderbouwd op grond waarvan en op welke manier de geïnterviewden gekozen zijn. Vervolgens is ingegaan op de analyse van de interviews. Ook zijn verschillende

(26)

18

valkuilen besproken die bij de voor deze scriptie gekozen manieren van onderzoek kunnen voorkomen. In het laatste deel van dit hoofdstuk is per deelvraag ingegaan op de manier hoe deze deelvraag is beantwoord en is toegelicht op basis waarvan keuzes zijn gemaakt. Bij de interpretatie van dit hoofdstuk moet rekening gehouden worden met het feit dat voor ieder onderzoek meerdere methodes mogelijk zijn. Elke methode is een methode, en niet de methode. Waarom bepaalde keuzes zijn gemaakt is in dit hoofdstuk toegelicht. Verder bepaalt de ervarenheid van de onderzoeker de manier hoe met valkuilen wordt omgegaan. Ditzelfde geldt ook voor de voordelen die de gekozen onderzoeksmethode biedt.

(27)

19

Hoofdstuk 4 - Casus- en procesbeschrijving

In de vorige twee hoofdstukken is ingegaan op het theoretisch kader en op de methodologie van het onderzoek. Hierbij is onder andere toegelicht wat beleidsprocessen zijn, hoe planningstheorieën zijn veranderd en wat verschillende rollen van Planologen zijn. In het hoofdstuk over de methodologie is toegelicht op welke manier het onderzoek gedaan zal worden en zijn de verschillende deelvragen toegelicht. Zoals vermeld spelen de onderzoeksvragen en de hoofdvraag zich af binnen het

beleidsproces van de tweede Schiphol terminal. Dit beleidsproces wordt in dit hoofdstuk toegelicht, allereerst op basis van de literatuur, aangevuld met interviews met betrokken actoren.

4.1 De casus Schiphol

Het kader waarbinnen het onderzoek zal worden uitgevoerd, is het besluitvormingsproces of er wel of geen tweede Schiphol terminal komt. Waarom deze casus is gekozen is in het vorige hoofdstuk uitgelegd. De maatschappelijke en wetenschappelijke relevantie van deze casus waarbinnen de rol van de Planoloog worden omschreven is toegelicht in het eerste hoofdstuk. In dit hoofdstuk wordt

allereerst ingegaan op de ontwikkelingen van Schiphol in de afgelopen 50 jaar. Vervolgens zullen redenen om wel en niet uit te breiden worden toegelicht. Hierna zijn er verschillende

beleidsdocumenten die ingaan op het beleidsproces van de tweede terminal. Vervolgens wordt ingegaan op het beleidsproces volgens de betrokken actoren. Hiertussen kan enig verschil naar voren komen omdat de actoren actueel betrokken zijn bij het proces terwijl documenten soms verouderd kunnen zijn. Ten tweede kunnen partijen ideeën in hun koker hebben maar deze nog niet gedeeld hebben met de buitenwereld. En ten derde kunnen media of beleidsdocumenten bepaalde

verwachtingen scheppen die niet altijd aan de werkelijkheid voldoen. Deze verschillen komen later in dit hoofdstuk aan bod.

4.2 De ontwikkeling van Schiphol in de afgelopen 50 jaar

Schiphol is gelegen in de gemeente Haarlemmermeer die rondom 1850 is drooggelegd. Om vast te stellen hoe de luchthaven zich in de toekomst moet ontwikkelen, is het begrijpen van de dynamiek van de luchthaven belangrijk. Om deze reden zal eerst worden teruggeblikt op de ontwikkeling van Schiphol in de afgelopen vijftig jaar. In de jaren 70 bestond het plan een tweede nationale luchthaven te creëren in de Markerwaard en in de jaren 90 werd de mogelijkheid onderzocht een nieuwe locatie van Schiphol op de Noordzee. Echter werd er in beide gevallen gekozen voor een uitbreiding van de al bestaande luchthaven. In 2003 werd de vijfde landingsbaan van de luchthaven in gebruik genomen, de Polderbaan. Redenen voor deze baan waren om de capaciteit te verhogen, maar ook om de

geluidsbelasting van woningen rondom Amsterdam en Amstelveen te laten afnemen. Met de steeds verdere uitbreiding van de luchthaven is de status van de airport veranderd. Naast een internationale hub in het Europese netwerk is het een stad geworden, ‘airport city’. De werkgelegenheid is enorm gegroeid evenals het aantal winkels, de horecavoorzieningen, hotels, bedrijventerreinen,

kantoorlocaties en infrastructuur zoals de spooraansluiting en het wegennet (Gordijn, 2006). Zowel personenvervoer als vrachtvervoer wordt op Schiphol verwerkt. Op afbeelding 2 en 3 is de uitbreiding van Schiphol te zien door de jaren heen.

(28)

20

Afbeelding 2: Ontwikkeling ruimtegebruik Schiphol, 1950-2000

(29)

21

Afbeelding 3: Ontwikkeling Schiphol door de tijd

Bron: Gordijn e.a. (2006)

4.3 Redenen om uit te breiden

Eerste redenen om een tweede terminal aan te leggen hebben te maken met de status van de stad Amsterdam en de regio Randstad. Amsterdam wil graag een Global City Region worden, een stedelijk netwerk met een metropolitane strategie. Het moet een regio zijn die op internationaal niveau kan concurreren met andere gebieden, een economische motor en een goed vestigingsklimaat met een hoge bereikbaarheid. Dit is belangrijk op logistiek niveau maar ook op economisch en bedrijfsniveau (Ministerie van V&W, 2007). Hiernaast wil Schiphol Airport samen met KLM een internationale trendsetter worden op het gebied van innovatie en duurzame luchtvaart. Ook wordt er een

verdubbeling van het Europese luchtverkeer in het jaar 2030 verwacht en doet SESAR, oftewel Single European Sky, na 2020 een implementatie wat invloed heeft op de capaciteit van de luchthaven en neemt het aantal passagiers toe (Gemeente Amsterdam, 2011). Verwacht wordt dat Schiphol rond

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Het bevat een brede waaier aan rechten die vaak al in andere mensenrechtenverdra- gen voorkwamen, maar die nu voor het eerst met een specifi eke focus op personen met een

Daarbij koppelt de auteur de eigendomsexclusiviteit voor het eerst zeer expli- ciet aan de (actieve) elasticiteit van het eigendomsrecht. Hierdoor komen een aan- tal paradigma’s op

Begin 2017 zijn afspraken gemaakt om cliënten met ambulante begeleiding uit te laten stromen uit MO en BW naar sociale huurwoningen. Verenigde woningcorporaties hebben toegezegd

Op basis van de succesfactoren en verbeterpunten die uit deze evaluatie zijn gekomen – en die ondersteund worden door eerder (wetenschappelijk) onderzoek - doen de onderzoekers

Jesse van ’t Land van aannemer Jos Scholman en golfbaanarchitect Alan Rijks: ‘We hebben Barenbrug-grasmengsels gekozen omdat iedereen in het team goede ervaringen en goede

Deze middelen worden ingezet voor het integreren van de sociale pijler (onder andere wonen – welzijn – zorg) in het beleid voor stedelijke vernieuwing en voor

Onderstaande grafiek geeft naar geslacht en leeftijd de samenstelling weer van het aantal personen dat in het vierde kwartaal van 2016 werkzaam is bij het Rijk.. De blauwe kleur geeft

Dergelijke inbedding (a) onderstreept de relevantie van integriteit in het dagelijkse werk, (b) draagt bij aan verdere normalisering van het gesprek over integriteit, (c) kan