• No results found

Amusement of informatief? : de Provinciale Statenverkiezingen : een onderzoek naar de berichtgeving over de Provinciale Statenverkiezingen van 2015 binnen talkshows, in het licht van de media logica en de democratische

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Amusement of informatief? : de Provinciale Statenverkiezingen : een onderzoek naar de berichtgeving over de Provinciale Statenverkiezingen van 2015 binnen talkshows, in het licht van de media logica en de democratische "

Copied!
61
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Amusement of informatief?:

De Provinciale Statenverkiezingen

in talkshows

Een  onderzoek  naar  de  berichtgeving  over  de  Provinciale   Statenverkiezingen  van  2015  binnen  talkshows,  in  het  licht  van  de  

media  logica  en  de  democratische  functies  van  de  media  

Stevka  Prostran      -­‐        6228313            -­‐          26  juni  2015   Eerste  lezer:  Dr.  P.  van  Praag        

(2)

Inhoudsopgave

Introductie 3

Hoofdstuk 1: Theoretisch kader

1.1 Democratische functies van de media 6

1.2 Bedreiging van de democratische functies 7

1.3 Van partisan logic naar media logic 9

1.4 Media logica 10

Hoofdstuk 2: De opkomst van de Nederlandse talkshow

2.1 Infotainment en de talkshow 14

2.2 Geschiedenis van de talkshow 15

2.3 Functies van talkshows 16

2.4 Pauw! en RTL Late-Night 19

2.5 Rol van de media tijdens first en second order verkiezingen 20

2.6 Hypothesen 22

Hoofdstuk 3: Onderzoeksmethoden en operationalisering

3.1 Onderzoeksmethoden 25

3.2 Operationalisering en dataselectie 25

Hoofdstuk 4: Analysen

4.1 Ruimte voor de Provinciale Statenverkiezingen 2015 30

4.2 Provinciale Statenverkiezingen: landelijke of provinciale gebeurtenis? 33

4.3 Democratische functies in talkshows 35

Conclusie 49

Literatuurlijst 55

(3)

Introductie  

Verkiezingscampagnes in Nederland lijken - wanneer je deze met de Amerikaanse verkiezingscampagnes vergelijkt - ontzettend saai. Brants & Van Praag (2014) lijken het tegendeel te bewijzen en stellen dat Nederland zich al twintig jaar bevindt in een ‘’electorale roller-coaster: met voor Europa ongekend grote electorale verschuivingen, met telkens weer nieuwe partijen die de oude op hun grondvesten doen schudden en met populistische politici die verbaal geweld niet schuwen’’ (2014: 3). Tijdens verkiezingscampagnes wordt de relatie tussen media en politiek eerder bestempeld als een wurggreep ‘’waarbij journalistieke handen de politieke nek omklemmen’’, dan als een symbiotische verstandshouding (ibid.).

Sommige politicologen stellen dat in de laatste decennia een substantiële verandering heeft plaatsgevonden binnen de politieke communicatie. Er zou sprake zijn van een toenemende focus op conflicten en schandalen, popularisering en personalisering binnen politieke berichtgeving (Brants & Voltmer 2011). Tijdens campagneverslaglegging zou de aandacht hierdoor minder komen te liggen op politieke standpunten, maatschappelijke issues en beleid, want volgens journalisten zijn deze zaken voor het publiek maar weinig interessant. In plaats daarvan is de focus meer komen te liggen op nieuws dat zowel informatie als amusement bevat, bijvoorbeeld door meer in te gaan op de ‘persoon achter de politicus’ dan op zijn inhoudelijke standpunten. Deze aannames worden vaak als pessimistisch beschouwd en samengevat als de fase van de media logica; waar de politieke journalistiek zich op dit moment in zou bevinden. Achter dit concept zit een hele denkwereld - dat later in dit onderzoek verder zal worden behandeld – maar de strekking is dat de politieke communicatie in het algemeen, en zeker tijdens verkiezingscampagnes, steeds meer gestuurd wordt door de logica van de media en steeds minder door die van de politieke partijen (Brants & Van Praag 2014: 4). Journalisten krijgen meer macht ten opzichte van lijsttrekkers, de politieke partijen moeten zich daarom noodgedwongen voegen naar de media logica: ‘’naar de door concurrentie ingegeven werkwijze, nieuwswaardecriteria en wensen van de media’’ (ibid.)

Het heersende gevoel is dat deze veranderingen een negatieve invloed hebben op de kwaliteit en inhoud van politieke berichtgeving. Sommigen stellen zelfs dat het huidige functioneren van de media een gevaar kan vormen voor het democratische proces (Stamper & Brants 2011: 111). Hieruit kan worden afgeleid dat binnen de wetenschap een bepaald idee is over welke functie(s) de media in een ideale situatie zouden moeten dienen binnen een liberale democratie. De normatieve theorie over de democratische functies van de media lijkt hieraan ten grondslag te liggen, deze democratische functies zullen in dit onderzoek een centrale rol spelen.

(4)

In dit onderzoek zal worden gekeken of het pessimistische beeld over het functioneren van de media binnen de Nederlandse democratie gegrond is; de verkiezingscampagne voorafgaand aan Provinciale Statenverkiezingen van 2015 zal hierbij als uitgangspunt dienen. Uit onderzoek naar de Provinciale Statenverkiezingen van 1991 blijkt dat de media toentertijd weinig aandacht gaven aan deze verkiezingen, maar in de laatste jaren lijkt de aandacht voor second order verkiezingen te zijn veranderd. Waar het voor de Tweede Kamerverkiezingen niet nieuw is dat de media veel berichtgeven over de campagnes die hieraan voorafgaan, is dit lange tijd voor de berichtgeving over gemeente- of Provinciale verkiezingen niet gebruikelijk geweest. In de laatste jaren lijkt er in toenemende mate aandacht te komen voor tweede orde verkiezingen. Dit uit zich bijvoorbeeld in de verschillende lijsstrekkersdebatten voorafgaand aan de Provinciale Statenverkiezingen van 2015, georganiseerd door RTL, Nieuwsuur, NOS, EénVandaag en Pauw!. De vraag is dan ook of het veelal negatieve gevoel over het functioneren van de media kan worden bevestigd, en of de democratische functies van de media – die later zullen worden behandeld – slechts zijn opgesteld als utopie.

De analyse van dit onderzoek zal zich richten op de berichtgeving over de Provinciale Statenverkiezingen van 2015 in talkshows. In de laatste decennia heeft er een zekere verschuiving binnen de politieke journalistiek plaatsgevonden. Uit onderzoek van Brants & Van Praag (2014) blijkt dat talkshows steeds meer in politiek nieuws zijn gaan voorzien en nieuws- en actualiteitenrubrieken steeds minder. Door deze verschuiving en het grote bereik van deze talkshows is het relevant om naar dit specifieke medium te kijken. De vragen die als leidraad door dit onderzoek lopen zijn: of de talkshows in Nederland zich actief bezig houden met de democratische functies van de media ten tijden van de Provinciale Statenverkiezingen in 2015? Of dat zij door de toenemende mediatisering en media logica de democratische functies uit het oog verliezen. Ook zal worden gekeken of ‘tweede orde’ verkiezingen tegenwoordig meer aandacht krijgen dan voorheen, en op welke manier wordt er over deze verkiezingen bericht gegeven. Daarnaast zal er aandacht worden besteed aan of er verschillen te ontdekken zijn tussen de publieke- en commerciële omroep binnen de berichtgeving over de Provinciale Statenverkiezingen van 2015.

De twee vragen die in dit onderzoek centraal zijn dan ook:

In welke mate vervullen twee Nederlandse talkshows de democratische functies van de media gedurende de campagne van de Provinciale Statenverkiezingen in 2015? En is hierbij een verschil

(5)

De talkshows die in dit onderzoek worden geanalyseerd zijn RTL Late-Night en Pauw!. De relevantie voor de keuze voor deze twee talkshows ligt in het feit dat het relatief nieuwe talkshows zijn, waar nog weinig onderzoek naar is gedaan. Om de dagelijkse praktijk van de talkshows bloot te leggen zal een kwantitatieve inhoudsanalyse worden gedaan van de items waarin politici, politiek commentatoren of politieke onderwerpen worden behandeld. Op 18 maart 2015 hebben de Provinciale Statenverkiezingen plaatsgevonden, de uitzendingen die zijn geanalyseerd zijn daarom van 2 maart 2015 tot en met 20 maart 2015.

Voordat de antwoorden op de hoofdvragen kunnen worden gezocht zal in het theoretisch kader dieper worden ingegaan op de - voor dit onderzoek - relevante theorieën binnen de politieke communicatie. Ten eerste zullen de beoogde democratische functies van de media worden besproken, en de ontwikkelingen die deze functies bedreigen. Ten tweede zullen veranderingen in de politieke communicatie in historisch perspectief worden geplaatst, hierbij staat onder andere de media logica centraal. Ten derde zal dieper worden ingegaan op het infotainmentgenre en de talkshow. Tot slot zal aandacht worden besteed aan eerder onderzoek dat is gedaan naar de rol van de media tijdens Provinciale Statenverkiezingen.

(6)

Hoofdstuk 1: Theoretisch kader

1.1 Democratische functies van de media

Wanneer kritiek wordt geuit op de media, en op talkshows in het bijzonder, wordt er vaak gerefereerd naar de toenemende commercialisering die ervoor zorgt dat media steeds meer inspelen op de behoeften van de kijker. Het verhoogde ‘entertainment-gehalte’ zou hierbij de inhoud van de berichtgeving niet ten goede komen, met als gevolg dat de democratische functie van de media tekortschiet. De vraag die hieruit rijst is wat de rol van de media binnen de Nederlandse democratie zou moeten zijn? Het antwoord hierop kan gevonden worden in de normatieve theorie over het functioneren van de media. Binnen deze theorie wordt er vanuit gegaan dat goed functionerende media bijdragen aan het functioneren en participeren van de burgers binnen de democratie. Binnen deze normatieve theorie zijn drie functies opgesteld die de media dienen te vervullen ten behoeve van de democratie. Deze drie functies kunnen eveneens als maatstaven dienen om het functioneren van de talkshows empirisch meetbaar te maken (Gurevitch & Blumler 1990, De Beus et al. 2011).

Ten eerste hebben de media een informatiefunctie (De Beus et al. 2011: 388-389). Voor de participatie van burgers binnen de democratie is het belangrijk dat zij beschikken over kennis en inzicht als het gaat om politiek en bestuur. Om als burger een actieve rol te vervullen is het belangrijk om geïnformeerd te zijn over onderwerpen en ontwikkelingen die hunzelf en de maatschappij aangaan. Media hebben daarbij de functie om op pluriforme wijze te informeren over relevante en uiteenlopende gebeurtenissen en ontwikkelingen in de politiek..

Ten tweede hebben de media een platformfunctie. Zij dienen als beschermer - en als onderdeel - van de publieke sfeer, daarom moeten zij op verantwoorde wijze omgaan met het platform dat ze kunnen bieden. Hetgeen dat in de samenleving speelt moet door de media worden gearticuleerd, over de invulling van een goede samenleving moet worden gedebatteerd, eisen en wensen van burgers moeten ten gehore worden gebracht, en publieke opinies van burgers moeten vorm krijgen en overgedragen worden naar de overheid en politici. Zodoende voorzien de media in de dialoog tussen burgers en de politiek.

Ten derde hebben de media een controlefunctie. De media moeten als waakhond dienen van de burger, waarbij zij de dagelijkse praktijken van politici kritisch benaderen. De macht en het machtsmisbruik van politici moeten worden onderzocht, en – zo nodig – moeten de burgers hierover worden geïnformeerd. Politiek leiders en overheidsinstanties moeten ter verantwoording worden geroepen voor de nakoming van hun beloften en daden. Parlementair vertegenwoordigers moeten kritisch worden gevolgd in hun functioneren en in het uitvoeren van

(7)

hun eigen controlerende rol. Deze functie van de media is het sterkst terug te vinden binnen de onderzoeksjournalistiek (ibid.).

Naast deze drie kernfuncties stellen sommigen dat de media ook nog andere rollen binnen een ideaaltypische liberale democratie hebben. McNair (2011) stelt dat de media ook een educatieve functie hebben, waarbij zij de betekenis van feiten en objectieve waarnemingen moeten onderwijzen. De belangrijkste boodschap die uit deze functie voortvloeit is dat journalisten hun objectiviteit moeten beschermen, omdat hun rol als ‘opvoeders’ een professionele en objectieve houding veronderstelt (2011: 18-20). Ook hebben de media een rol bij het beïnvloeden van de politieke agenda. Zo stellen Gurevitch & Blumler (1990: 25-26) dat, naast de informerende functie en het bieden van een platform, de media ook moeten bijdragen aan de totstandkoming van de politieke agenda; ook wel de agenda-setting functie. Hierbij moeten de media belangrijke problemen aan de kaak stellen en aangeven welke politieke actoren bij het oplossen hiervan betrokken moeten zijn; op deze manier kan de politieke agenda worden beïnvloed.

Gurevitch & Blumler (1990) benoemen verschillende ontwikkelingen die ervoor zorgen dat er spanningen ontstaan tussen de democratische taken die de media zouden moeten vervullen, en de dagelijkse praktijk van de politieke communicatie. Deze spanningen zorgen ervoor dat de democratische functies van de media onder druk komen te staan. In de volgende sectie zullen deze bedreigingen verder worden toegelicht.

1.2 Bedreiging van de democratische functies

Van Praag et al. (2010) geven aan dat al meer dan tien jaar de media een grote bron van ergernis vormen voor veel politici. Er wordt voornamelijk verontrusting geuit over het hoge entertainmentgehalte van de berichtgeving, en sommigen stellen dat politici in toenemende mate bezig zijn met het rechtzetten van wat journalisten eerder uit hun verband hebben gerukt. Journalisten verliezen hun democratische functies uit het oog, en dit komt de kwaliteit van de berichtgeving niet ten goede. Al in 1990 schreven Gurevitch & Blumler over beperkingen binnen Westerse democratieën, die de uitvoering van democratische functies voor media bemoeilijken. In dit onderzoek zal worden gekeken in welke mate de democratische functies in Nederlandse talkshows zichtbaar zijn tijdens de Provinciale Statenverkiezingen van 2015, en of het klopt dat deze worden bedreigd. Voor elk van de drie democratische functies die in dit onderzoek centraal staan – de informerende -, platform-, en controlerende functie – zijn er uitdagingen die veroorzaakt worden door het ‘systeem’ waarbinnen de politieke communicatie plaatsvindt.

(8)

maatschappelijk niveau die invloed kunnen hebben op de op de democratische functies van de media. De totstandkoming van politieke berichtgeving vindt namelijk plaats binnen een web van economische, politieke en culturele subsystemen, die druk uitoefenen op de media om sommige onderwerpen eerder te behandelen dan andere en sommige groepen of individuen meer aandacht te geven. De onderwerpen die worden behandeld moeten nieuwswaardig zijn en de (politieke) actoren die aandacht krijgen zullen vaak worden gekozen op basis van de status die zij hebben, of op basis van de afwijkende waarden die zij naleven. De keuzen die media hierin maken kunnen een bedreiging vormen voor de mate waarin de media informatief, pluriform en platform biedend zijn (ibid.).

Ten tweede zijn er beperkingen op inter-institutioneel niveau, waarbij de media en politiek als instituten worden beschouwd (Gurevitch & Blumler 1990: 280). De samenwerking tussen deze twee heeft invloed op de manier waarop berichtgeving tot stand komt. Politici moeten toegang krijgen tot de mediakanalen door te handelen in lijn met de nieuwswaarden en formats die media organisaties hebben opgesteld. Journalisten moeten op hun beurt toegang krijgen tot politici, voor interviews, nieuws en commentaar. Ministeries, politieke partijen en politieke actoren doen steeds meer aan nieuwsmanagement, waarbij het doel is om berichtgeving zo gunstig mogelijk in de media te krijgen. Berichten worden verpakt in de standaarden die voor journalisten belangrijk zijn. Professionele voorlichters zijn continu bezig met onderhandelen en netwerken; spindoctors vervullen hierbij een belangrijke rol, zij proberen berichtgeving te framen in het belang van degene voor wie zij werken. Deze ontwikkeling zorgt ervoor dat journalisten zich steeds meer bewust zijn van het feit dat zij door professionals worden ingezet als propagandamachines. Als gevolg hiervan zullen journalisten de politiek steeds meer met een zekere vorm van minachting, en met een ‘korreltje zout’ benaderen. Dit kan hun objectiviteit beïnvloeden en daarmee de kritische functie in gevaar brengen, aangezien zij bij voorbaat al een vooringenomen houding aannemen (ibid.).

Ten derde zijn er beperkingen op intra-organisatorisch niveau, waarbij de organisatie van de journalistiek centraal staat. Gurevitch & Blumler (1990: 281) stellen dat in liberale democratieën de relatie tussen media organisaties voornamelijk wordt gekarakteriseerd door competitie, om het aantal kijkers te maximaliseren of om het eerste met ‘nieuws’ te komen. Professionele waarden, zoals objectiviteit, onpartijdigheid, eerlijkheid en het herkennen van nieuwswaardige gebeurtenissen, hebben door de toenemende competitie minder invloed op de manier waarop journalisten berichtgeving framen. Hierbij lijkt de democratische rol, om de burger te informeren en de politici te controleren, steeds meer te verschuiven naar een democratisch irrelevant doel: het ‘winnen’ van de onderlinge competitie (ibid.).

(9)

Deze bedreigingen van de democratische functies kunnen in zekere mate worden toebedeeld aan de fase waarin de Nederlandse politieke journalistiek zich op dit moment bevindt: de media logica. In de volgende sectie zal, ten eerste, een historisch overzicht worden geschetst van de verschillende fasen die de Nederlandse politieke journalistiek heeft doorgemaakt. Daarna zal er meer aandacht worden besteed aan de ontwikkelingen die ten grondslag liggen aan de media logica, en de verschillende kenmerken die deze fase karakteriseren.

1.3 Van partisan logic naar media logic

De politieke journalistiek heeft in Nederland door de tijd heen belangrijke veranderingen doorgemaakt. Zo is de relatie tussen media en politiek onderhevig geweest aan verschillende ontwikkelingen die de invulling van deze relatie heeft doen veranderen (Van Praag 2006). Zowel de media als de politiek beschikken over verschillende machtsmiddelen. Zo stellen Van Praag & Brants dat het machtsmiddel van de media symbolisch van aard is en het behelst de macht ‘’om publicitaire keuzes te kunnen maken, om te selecteren aan welke actoren aandacht wordt besteed (aandachtsmacht), aan welke onderwerpen (agenda-macht) en op welke wijze (definitiemacht)’’ (2014: 6). Politici kunnen op hun beurt onderhandelingstechnieken gebruiken om hun toegang tot de media en publiciteit te vergroten, ook kunnen zij de media beïnvloeden in hun keuzen voor bepaalde frames (2014: 9).

Deze machtsmiddelen zijn niet vanzelfsprekend en zeker niet van alle tijden. In Nederland kan onderscheid worden gemaakt tussen drie fasen binnen de politieke journalistiek waarbij verschillende machtsmiddelen op verschillende manieren zijn ingezet (Van Praag & Brants 2014: 10-11). De eerste fase kan worden bestempeld als de partisan logic. Tijdens de verzuiling in Nederland - die zijn oorsprong kent in het begin van de 20e eeuw en tot de late jaren

’60 voortduurt - waren media en politiek sterk met elkaar verbonden. De meeste televisie omroepen en kranten dienden als spreekbuis voor de politieke partijen en maatschappelijke elite die tot hun zuil behoorden. Het kwam voor dat politici zelf een journalistieke functie hadden, waardoor zij zelf konden bepalen welke politieke onderwerpen in de media die tot hun zuil behoorden aan bod kwamen. De journalisten uit deze tijd werden later gezien als ‘schoothond’, aangezien zij een volgzame rol aannamen. Door de loyaliteit van burgers aan ‘hun’ zuil en bijbehorende media was de concurrentie tussen de verschillende media erg laag (ibid.).

Onder invloed van maatschappelijke verandering en modernisering brak in de jaren ’60 de tweede fase, de public logic, aan (Van Praag & Brants 2014: 11-12). De verbondenheid tussen

(10)

media en politieke partijen, die tijdens de verzuiling zo sterk was, verdween in snel tempo. Journalisten werden minder volgzaam, en de tot dan toe eenzijdige partijpolitieke berichtgeving verschuift naar berichtgeving waarbij er belang wordt gehecht aan de publieke zaak. Voor politieke partijen is het niet meer vanzelfsprekend dat enkel zij de agenda van de media bepalen. Ook wordt de controlerende functie steeds belangrijker; medeverantwoordelijkheid voor het functioneren van het democratisch proces en het politieke systeem bepaalt steeds meer het gedrag van journalisten. Vanaf eind jaren tachtig lijkt hier verandering in te komen (ibid).

De ontzuiling en de komst van de commerciële televisie in 1989 zorgen voor de start van de derde fase binnen de Nederlandse politieke journalistiek: de media logica. Als gevolg van deze ontwikkelingen verandert de aanbodmarkt, waarbij media zelf bepalen welke inhoud zij aanbieden, naar een vragersmarkt. De publieke zaak wordt hierbij steeds minder belangrijk, want de media gaan zich steeds meer identificeren met het publiek zelf. Hetgeen – door de ogen van de media - interessant, spannend en leuk gevonden wordt door het publiek is leidend bij de invulling van de berichtgeving. De burger wordt gezien als consument van verschillende soorten informatie (Van Praag & Brants 2014: 12). Het amusementsgehalte van berichtgeving wordt hierbij steeds belangrijker, en dit kan ten koste gaan van de informerende functie. Door deze ontwikkelingen moeten de politiek en media zich steeds meer bezig houden met hoe de burger aan zich te binden (Van Praag 2006, Brants 2002).

1.4 Media logica

Onder invloed van de hierboven geschetste, veranderende context, in combinatie met het toenemende belang van televisie binnen de politieke journalistiek, is de fase van de media logica aangebroken. Het referentiekader van de media bepaalt binnen deze logica de aard en inhoud van berichtgeving. Ook wel ‘mediatisering’ genoemd waarbij nieuwsselectiecriteria en productieroutines van de media steeds meer het handelen van politici bepalen, zij proberen hun eigen handelingen en activiteiten dusdanig vorm te geven zodat deze aansluiten bij de verlangens van de media (Van Praag & Brants 2014).

De ‘nieuwe’ mediamarkt zorgt voor een verandering in politieke berichtgeving. Patterson stelt al in 1994 dat de beschrijvende journalistiek, die tijdens de public logic centraal staat, is veranderd naar interpreterende journalistiek. Ondanks dat er veel is geschreven over de media logica lijkt er geen consensus te bestaan over wat dit begrip nu precies inhoudt. Echter lijken vijf algemene punten kenmerkend voor deze fase (Patterson 1994, De Beus 2011, Van Praag & Brants 2014). Ten eerste verandert de mate van inhoudelijkheid van de berichtgeving, dit is niet alleen in kranten en televisienieuws het geval, maar ook in talkshows (Van Praag & Brants 2014:

(11)

17). Niet meer de nieuwswaardige gebeurtenis staat centraal, maar de manier waarop de journalist de gebeurtenis interpreteert of framed. Hierbij wordt het duiden van het nieuws steeds belangrijker.

Ten tweede worden de tactische motieven van politici of politieke partijen steeds meer benadrukt. Politiek wordt steeds meer gezien als een wedstrijd, wat zich bijvoorbeeld uit in de toenemende aandacht die journalisten aan peilingen besteden. Dit wordt ook wel horse-race berichtgeving genoemd, wat verwijst naar de overeenkomst met berichtgeving binnen de sport. Het blootleggen van tactische motieven, peilingen en televisiedebatten zijn allemaal onderdelen van de horse-race berichtgeving. Aangezien dit onderzoek zich focust op talkshows zal er worden gelet op horse-race vraagstellingen tijdens de gesprekken.

Een derde kenmerk is de toenemende aandacht voor schandalen en conflicten en hoopla berichtgeving. Schandalen en conflicten brengen sensatie en een zekere mate van amusement met zich mee, ook past de berichtgeving hierover binnen het horse-race frame. Toenemende hoopla berichtgeving houdt in dat politieke actoren en politieke onderwerpen nog wel centraal staan, maar dat randzaken steeds belangrijker worden. Zo komt er steeds meer de nadruk te liggen op personalisering binnen de politieke berichtgeving; de focus ligt steeds minder op politieke partijen, maar de ‘mens’ achter de politicus komt centraal. Hierbij zijn het imago, de stijl en het vertrouwen dat politici uitstralen steeds belangrijker (De Beus 2011).

Het vierde kenmerk is de veranderende rol van de journalist binnen de berichtgeving, naar meer dominant en onderhoudend. De journalist krijgt, als duider van politieke gebeurtenissen, steeds meer de hoofdrol en het zijn echte televisiepersoonlijkheden geworden. Alleen al in de namen van talkshows lijkt de nadruk op de journalisten te liggen, zo had je Barend & Witteman, Barend & Van Dorp, Pauw en Witteman en tegenwoordig Pauw!. Journalisten worden soms belangrijker dan hun politieke nieuwsbronnen, en zijn steeds langer aan het woord in televisie-interviews. Politici krijgen steeds minder de tijd om hun verhaal te doen en leren daarom te praten in korte soundbites, zodat hun boodschap de journalistieke berichtgeving haalt (Van Praag & Brants 2014: 14).

Het laatste kenmerk is de verandering van een kritische toon binnen de politieke berichtgeving naar een meer cynische toon. Er is in toenemende mate sprake van negativisme binnen de politieke berichtgeving en journalisten trekken kwaliteiten van politici in twijfel. De mate waarin politici te vertrouwen zijn en de strategieën die politici inzetten krijgen steeds meer aandacht. Deze cynische toon en - benadering zorgen ervoor de kijkers aan het denken worden gezet over de integriteit van de politiek (Van Praag 2006).

(12)

In welke mate deze kenmerken van de media logica aanwezig zijn in Nederland is niet eenduidig vastgesteld. Echter blijkt uit recent onderzoek dat het pessimistische karakter dat de media logica vaak krijgt in het geval van Nederland mag worden genuanceerd. Brants & Van Praag (2014) hebben met verschillende politicologen en communicatiewetenschappers de Tweede Kamerverkiezingen van 2012 onderzocht, en de aandacht die de media aan deze verkiezingen hebben gegeven. Over de kenmerken van de media logica hebben zij een aantal dingen geconstateerd.

De mate van inhoudelijkheid van politieke berichtgeving in de verschillende media is in de laatste decennia wel degelijk aan verandering onderhevig geweest. Zo is bij het televisienieuws – het NOS-journaal en het RTL-nieuws – de mate van inhoudelijkheid sterk gedaald. Bij de dagbladen is de inhoudelijkheid redelijk stabiel gebleven. En er is een sterke toename van de mate van inhoudelijkheid bij het televisiegenre waar politici steeds meer hun aandacht op richten: talkshows (Brants & Van Praag 2014: 228). In de volgende sectie van het theoretische gedeelte zal er meer aandacht worden besteed aan talkshows.

Over de mate van horse race berichtgeving stellen Brants & Van Praag (2014: 229) dat dit in dagbladen min of meer gelijk is gebleven, maar dat er een groei heeft plaats gevonden van deze berichtgeving in het televisienieuws. Het negatieve karakter wat aan deze vorm van berichtgeving kleeft kan echter worden genuanceerd: ‘’In veel Nederlandse verkiezingscampagnes in de laatste tien jaar, twintig jaar gaat het om een nek-aan-nekrace; meestal tussen twee partijen en hun lijsttrekkers’’ (Brants & Van Praag 2014: 229). Het nieuws over peilingen, en over de coalities die mogelijk zijn wanneer partijen succesvol de verkiezingen doorkomen, kan daarom voor veel kiezers erg informatief zijn. Horce-race nieuws is, in dit geval, dan geen negatieve ontwikkeling, terwijl het wel vaak zo wordt bestempeld.

De mate waarin berichtgeving door journalisten wordt geframed komt voornamelijk naar voren in het wedstrijdframe dat in de berichtgeving overheerst. Zowel in kranten als in televisienieuws komt vaak een tweestrijd naar voren, en dit bepaalt ‘’het interpretatieve kader waarin ook andere gebeurtenissen in de campagne worden gegoten (Aalberg et al. 2011). Goede voorbeeld van dit wedstrijdframe zijn het toenemende aantal televisiedebatten en peilingen. Het conflictframe - waarbij vooral over de botsing tussen politici en partijen zal worden bericht – is alleen in het televisienieuws zichtbaar, maar minder in de andere media (Brants & Van Praag 2014: 230).

Hoopla-berichtgeving – ‘’de sfeer verhalen, rituele beelden van politici op pad en persoonlijke berichten’’ - is volgens Brants & Van Praag (2014: 230) bij de kranten en het commerciële televisienieuws aan het afnemen, maar bij het NOS-journaal is dit gelijk gebleven. Bij de

(13)

verkiezingen van 2012 komt deze vorm van berichtgeving wel sterk terug bij de programma’s die passen binnen het infotainmentgenre, zoals de talkshow. Wat dit genre precies inhoudt zal later worden uitgewerkt. De personalisering, wat een onderdeel is van de hoopla-berichtgeving, is sinds 2003 toegenomen bij kranten en in zekere mate bij televisienieuws. Niet per se het leven achter de politicus wordt hierbij belangrijker, maar de focus ligt wel steeds meer op de lijsttrekkers van de politieke partijen, en op diens kwaliteiten. Voor talkshows geldt hetzelfde; ook hier is er sprake van personalisering, maar niet zo zeer voor ‘de mens’ en diens privéleven achter de politicus (ibid).

Er kan worden gesteld dat kranten en televisieprogramma’s allemaal op een andere manier reageren op de veranderingen in de mediamarkt. Dit doen zij door constant te zoeken naar nieuwe formats. Zo zeggen Brants & Van Praag (2014: 238): ‘’Weinig waarnemers verwachtten eind jaren negentig dat talkshows zo’n prominente plaats zouden verwerven in de Nederlandse politieke berichtgeving, een plaats die gedeeltelijk ten koste is gegaan van de zwaar informatieve actualiteitenrubrieken’’. De Nederlandse talkshow is hierin anders dan de Amerikaanse talkshows; in het volgende gedeelte zal dit verder worden toegelicht.

(14)

Hoofdstuk 2: De opkomst van de Nederlandse talkshow

2.1 Infotainment en de talkshow

Het infotainmentgenre binnen de Nederlandse media is in de laatste decennia sterk toegenomen, het combineren van informatie en amusement is hierin het uitgangspunt. Infotainmentprogramma’s proberen een zo groot mogelijk publiek aan te spreken, door serieuze informatie met afwisselend veel amusement te brengen (Brants et al. 2000). Alhoewel Brants stelt dat infotainment van alle tijden is, lijkt er in de fase van media logica een sterke toename van programma’s die passen binnen dit genre (ibid.).

Het is echter lastig te bepalen wanneer een programma volledig informatief, volledig amuserend of een combinatie van deze twee is. Het ontstaan van het infotainmentgenre veronderstelt dat er een tijd is geweest waarin er een duidelijk onderscheid kon worden gemaakt tussen informatieve en amuserende programma’s (Brants 1998: 318). Waarbij informatieve programma’s verhalen en gebeurtenissen objectief brengen, met als doel om de burger beter te laten participeren in de samenleving. Binnen deze programma’s zal veel aandacht zijn voor politieke onderwerpen, en de presentator zal een kritische maar respectvolle houding aannemen. Amusementsprogramma’s hebben als doel om het publiek te vermaken, waardoor er geen aandacht is voor zware onderwerpen. Personen staan centraal, en de presentator is warmer en

meer empathisch (ibid.).

Alhoewel mengvormen van beide soorten genres van alle tijden zijn, zien Brants et al. (2000) in toenemende mate een vermenging van entertainment, informatie, sensatie en drama binnen televisieprogramma’s plaatsvinden. Zo geven nieuwsrubrieken, die een sterk informatief karakter hebben, steeds meer aandacht aan ‘lichtere’ en meer amuserende onderwerpen, door bijvoorbeeld aan meer sportberichtgeving te doen. Amusementsprogramma’s, zoals RTL-boulevard, geven tegenwoordig ook aandacht aan politieke onderwerpen, maar wel met een ‘eigen’ twist.

Hoewel Brants et al. (2000) stellen dat infotainment geen nieuw genre is, lijkt dit genre - of het nou al langer bestaat of niet - tegenwoordig als een negatieve ontwikkeling te worden beschouwd. Voornamelijk de inhoudelijke kwaliteit van politieke berichtgeving neemt door deze ontwikkeling af, omdat inhoudelijke en objectieve berichtgeving als saai en oninteressant wordt ervaren. Een duidelijk voorbeeld van een programmaformat dat past binnen het infotainmentgenre is de talkshow. Wijfjes (2002: 27) geeft aan dat de talkshow, waarin er een voortdurende interactie en confrontatie plaatsvindt tussen een interessante en boeiende tv-persoonlijkheid met iemand uit de werkelijkheid, met succes inspeelt op de groeiende behoefte

(15)

aan infotainment (ibid.). De rol die talkshows tegenwoordig vervullen tijdens verkiezingscampagnes kon door niemand, zeker 15 jaar geleden niet, worden voorspeld. In de volgende sectie zal worden gekeken hoe de talkshow zich in de loop der tijd heeft ontwikkeld.

2.2 Geschiedenis van de talkshow

Voordat de eerste televisietalkshow werd uitgezonden waren er al talkshows op de radio. In de Verenigde Staten zijn er sinds 1928 radioprogramma’s die onder de categorie talkshow vallen (Munson 1993). In deze radiotalkshows werden verschillende onderwerpen behandeld zoals nieuws, kunst, bekende personen, hobby’s en geloof. De eerste talkshow die op televisie werd uitgezonden was eveneens in de Verenigde Staten, ‘The Joe Franklin Show’, waarvan de eerste uitzending in 1951 plaatsvond. Volgens Bignell en Orlebar (2005) werden in de eerste talkshows minderheden gerepresenteerd en maatschappelijke problemen aan de kaak gesteld door bekende Amerikanen. Ook gaven experts – bijvoorbeeld op medisch gebied - adviezen aan mensen met lichamelijke of psychische problemen. Dit zie je nog steeds terug in de talkshow ‘Dr. Phil’ waarbij de presentator tevens de expert is, die de gewone burger met (lichamelijke/psychische) problemen van medische adviezen voorziet (ibid.)

Volgens Bignell en Orlebar (2005) zijn de talkshows in de V.S. tegenwoordig steeds meer gericht op entertainen dan op het voorzien van informatie. Deze ‘light entertainment’ uit zich bijvoorbeeld in de hevige confrontaties die de gasten van talkshows onderling hebben, of met de presentator. De term talkshow wordt vaak als overkoepelend begrip gebruikt, waaronder vele verschillende praatprogramma’s vallen. Zo zijn er tabloid talk shows, de show van Oprah Winfrey is hier een goed voorbeeld van, net als de eerder genoemde show van Dr. Phil (Timberg et al. 2002: 2). De ‘gewone burger’ komt hierin over zijn problemen praten en samen met de presentator en het publiek wordt er naar oplossingen gezocht. Daarnaast is er de late-night talkshow, waarbij de presentator achter zijn bureau zit en (meerdere) gasten ontvangt op de bank. De presentator houdt humoristische monologen die in de meeste gevallen voorbereid zijn. De Amerikaanse shows van David Letterman, Jon Stewart, en de Nederlandse show van Robert Jensen zijn hier goede voorbeelden van.

Aangezien de term talkshow voor verschillende soorten praatprogramma’s wordt gebruikt is het lastig om generaliserende uitspraken te doen over het hele genre. Zo verschillen Nederlandse talkshows sterk van de Amerikaanse versies, toch is er in Nederland een zekere mate van consensus over wat voor ons een talkshow is. In de meeste gevallen hebben de Nederlandse talkshows één of twee presentatoren die verschillende gasten ontvangen aan een grote tafel. De

(16)

eerste talkshow die op de Nederlandse televisie werd uitgezonden was de talkshow van Willem Duys. Op 1 november 1963 was de eerste uitzending van ‘Voor de vuist weg’ en na 170 afleveringen stopt deze show in 1979. Beroemde artiesten en prominente politici zitten aan tafel, maar ook ‘gewone’ burgers met talenten of interessante verhalen kregen de aandacht. De gesprekken hadden een spontaan karakter door de manier waarop Duys het programma presenteerde (website Beeld en Geluid). Een andere gevestigde Nederlandse talkshow was het programma Barend & Witteman dat van 1996 tot 2005 werd uitgezonden door de VARA. Sonja Barend & Paul Witteman presenteerden dit praatprogramma afwisselend en het motto van dit programma was ’het gesprek van de dag’. Politici, deskundigen en betrokkenen zaten aan een grote ronde tafel om te praten over een onderwerp dat die dag in het nieuws was. Dit programmaformat was voor deze tijd relatief uniek: ‘’Begin 1996 omarmt de VARA het ambitieuze voorstel van Sonja Barend om dagelijks (meer dan 170 keer per jaar) een gesprek van de dag op televisie te brengen in de vooravond’’ (website VARA). Met het instemmen van dit voorstel bevestigde de VARA ‘’de belangrijkste speler te willen zijn op het gebied van actueel-informatieve talkshows’’ (ibid.). Na het stoppen van Barend & Witteman in 2005 duurt het niet lang voordat er een waardige opvolger voor de vooravond op de VARA komt, namelijk De Wereld Draait Door. Meer dan Barend & Witteman richt dit programma zich ook op de jongere kijker en wordt het gezien als een echt ‘infotainment’-programma in plaats van een actueel-informatieve talkshow.

Een succesvolle talkshow op de commerciële omroep was het programma Barend & Van Dorp dat van 1998 tot en met 2005 werd uitgezonden op RTL 4. Het programma was dagelijks te zien op de late avond en het accent lag op de actualiteit. In vergelijking tot andere actualiteitenprogramma’s en talkshows werd er bij Barend & Van Dorp meer aandacht besteed aan ‘’kwesties met een zekere emotionele lading en een persoonlijke noot’’. Naast het nieuws dat werd behandeld was het een combinatie van verschillende onderwerpen zoals muziek, populaire cultuur en sport. Nadat Barend & Van Dorp stopte in het seizoen 2005 is er lange tijd geen opvolger geweest voor de late-night talkshow, tot de komst van RTL Late-Night in 2014.

2.3 Functies van talkshows

In de vorige secties is beschreven binnen welk genre de talkshow past en wat de geschiedenis van de talkshow is. In deze sectie zal dieper worden ingegaan op het belang en de functies van talkshows toegespitst op Nederland.

Wayne Munson (1993: 6) stelt dat de talkshow een veelomvattend programmaformat is, waarbij het gesproken woord, de informatie en het zware element wordt gecombineerd met het

(17)

interpersoonlijke, amusement, de show en ontspanning. Dit zorgt ervoor dat serieuze interviews - met bijvoorbeeld politici - worden afgewisseld met persoonlijke gesprekken en optredens van muzikanten en bekende mensen. Naast het feit dat de talkshow past binnen het infotainmentgenre rijst de vraag wat voor belangen een talkshow dient en wat voor rol deze heeft binnen een samenleving. Costera Meijer & Van Dijck (2001) hebben in hun boek Talk/Show onderzoek gedaan naar de kwaliteiten van deze programma’s en de functies die zij kunnen vervullen in het dagelijkse leven, hierbij maken zij onderscheid tussen drie belangrijke functies.

Ten eerste geven zij aan dat bij nieuws- en actualiteitenprogramma’s aan de kijker wordt getoond wat er in de wereld om ons heen gebeurt; bijvoorbeeld op het gebied van de politiek, nieuw beleid of maatschappelijke issues. Burgers zijn niet in staat om bij alles wat er in de Tweede Kamer gebeurt aanwezig te zijn, en daarom laten zij zich informeren door deze nieuwsprogramma’s. Voor talkshows is een soortgelijke rol weggelegd maar in een andere vorm. Politici, politiek commentatoren of andere belanghebbenden krijgen in talkshows de ruimte om te reflecteren op het politiek nieuws of nieuw beleid. Door de gesprekken die hierover worden gevoerd krijgt de kijker een beter beeld van de consequenties die bepaalde beslissingen of problemen hebben. De abstracte politiek die zich in de Tweede Kamer afspeelt wordt op deze manier omgezet naar concretere kennis (Costera Meijer & Van Dijck 2001: 30).

De informatie die wij vanuit talkshows krijgen kunnen, ten tweede, bijdragen aan de participatie van burgers binnen de democratie. Door op de hoogte te zijn van actueel politiek nieuws zijn burgers beter in staat om kritisch mee te denken en beslissen. Talkshows zijn bij uitstek programma’s waarbij er ruimte is om de reflecteren op nieuws en actualiteiten, meer dan bij de gewone nieuwsprogramma’s; dit kan burgers helpen om meer afgewogen beslissingen te nemen, bijvoorbeeld tijdens het stemmen (Costera Meijer & Van Dijck 2001: 31).

Ten derde vergelijken Costera Meijer & Van Dijck (2001) talkshows met het ‘dorpsplein’. Het dorsplein en de talkshow zijn settings waarin verschillende mensen participeren en waar van alles wordt besproken. Alhoewel talkshows alleen op televisie plaatsvinden, en niet iedereen een gelijke kans heeft om te participeren, worden er wel maatschappelijke kwesties besproken die iedereen aangaan. De talkshow dient de publieke zaak en het publieke debat, en draagt daarom bij aan de democratie.

De functies die Costera Meijer & Van Dijck (2001) beschrijven doen in zekere mate af aan de realiteit, aangezien in de meeste talkshows niet alleen maatschappelijke en politieke onderwerpen worden besproken, maar ook luchtigere zaken. Wanneer er verschillende gasten aan tafel zitten kan een politieke discussie in korte tijd veranderen naar een gesprek over een

(18)

optreden van een artiest of een lancering van een nieuw tijdschrift. Zo blijkt uit het voorbeeld van de staatssecretaris van Justitie & Veiligheid, Fred Teeven, die in een uitzending van RTL Late-Night aan tafel zit met een ernstig zieke mevrouw die te weinig financiële middelen heeft om de benodigde medische hulp te krijgen. Waar hij in eerste instantie kwam praten over het Nederlandse asielbeleid werd hij genoodzaakt om zich te mengen in de discussie over de ernstig zieke mevrouw; zo beloofde hij haar om alles wat in zijn macht lag in te zetten voor de benodigde medische hulp. Juist deze vluchtigheid en variëteit verklaart de kracht en het succes van de talkshow, maar bemoeilijkt het doel van politici. Echter hoeft de diversiteit van gasten aan tafel niet te betekenen dat het voor politici onmogelijk is om over politiek te praten. Van Zoonen (2002) stelt dat, afgezien van de toenemende personalisering in de media en politiek, het nog steeds mogelijk is om in talkshows politiek te beoefenen. Echter vergt de vervaagde grens tussen publiek en privé – een kenmerk van de media logica – de nodige vaardigheden van politici; ze moeten snel kunnen schakelen tussen verschillende soorten gesprekken. Van Zoonen beschrijft deze vaardigheid in relatie tot talkshows als volgt: ‘’[…] er wordt een persoonlijke vorm van communicatie gevraagd. Het gaat om anekdotes, persoonlijke ervaringen en belevingen. De opdracht voor een politicus in zo’n talkshow is natuurlijk om dergelijk persoonlijk discours om te buigen naar een relevante politieke boodschap’’ (Van Zoonen 2002: 29). En deze vaardigheid is voor de ene politicus meer weggelegd dan voor de ander. De talkshow lijkt dus een belangrijke rol binnen de democratie te vervullen, zo stelt Van Zoonen zelfs (2002: 28): ‘’De talkshow, die hybride van informatie en entertainment, is eigenlijk het enige genre dat enigszins in staat is de kloof tussen politiek en populaire cultuur te dichten.’’. In hoeverre zij ook daadwerkelijk de democratische functies van de media vervullen zal uit de analyse in dit onderzoek blijken.

De democratische functies van de media en de functies van talkshows - zoals beschreven door Costera Meijer & Van Dijck en Van Zoonen - komen in zekere mate overeen. Zo wordt in allebei de onderzoeken aangegeven dat talkshows een informatieve functie zouden hebben binnen een democratische samenleving. Costera Meijer & Van Dijck geven ook aan dat talkshows een platform kunnen bieden door aan te geven dat de talkshow kan worden vergeleken met een ‘dorpsplein’ waar mensen samen komen om zaken te bespreken. De controlerende functie, die binnen de normatieve theorie als een belangrijke functie van de media wordt gezien, wordt in beide onderzoeken niet benoemd als een specifieke functie van de talkshow. Dit onderzoek zal inzicht bieden of talkshows ook hierin voorzien, en of de functies zoals Costera Meijer & Van Dijck en Van Zoonen deze beschrijven inderdaad zichtbaar zijn bij Pauw! en RTL Late-Night. In de volgende sectie zullen deze talkshows worden besproken.

(19)

2.4 Pauw! en RTL Late-Night

In dit onderzoek staan de talkshows Pauw! en RTL Late-Night centraal, beide programma’s verschillen sterk van de eerste Amerikaanse talkshows maar hebben overeenkomsten met andere Nederlandse talkshows. Waar in de eerste Amerikaanse talkshows de gasten een minderheid representeerden, zijn in Pauw! en RTL Late-Night voornamelijk mensen uit de actualiteit te gast. De gasten worden gekozen omdat zij op een bepaalde manier betrokken zijn met een onderwerp uit de actualiteit, dit kan ook betekenen dat er experts of geïnteresseerden in een bepaald onderwerp aanwezig zijn. Amuserende en informatieve onderwerpen worden met elkaar afgewisseld. Brants & Van Praag (2014) stellen dat vooral in Nederland de talkshows een steeds prominentere rol zin gaan innemen in het verschaffen van politieke berichtgeving. De mate van inhoudelijkheid van de politieke berichtgeving is sterk gestegen, terwijl dit bij de andere media – zoals het televisienieuws – juist lijkt afgenomen. Alhoewel er binnen Nederland ook verschillen te ontdekken zijn tussen talkshows.

RTL Late-Night kan bijvoorbeeld- in vergelijking tot Pauw! - gezien worden als een programmavorm met meer light entertainment. Zo is er meer ruimte voor vermakelijke en luchtige gesprekken, en vaak wordt bij RTL Late-Night afgesloten met een muzikaal optreden van een nationale of internationale artiest, waarbij het niet gek is wanneer Humberto Tan het programma al dansend afsluit. Iets wat je bij Pauw! niet snel gebeuren, aangezien dit programma een serieuzer karakter heeft. Pauw! kan gezien worden als een opvolger van Pauw & Witteman, waarbij Jeroen Pauw (zonder Paul Witteman) verschillende gasten ontvangt en de gesprekken leidt. Sinds 4 september 2006 was Pauw & Witteman op televisie, en sinds 1 september 2014 is dit verder gegaan als Pauw!. Uit onderzoek van de Nederlandse Nieuwsmonitor (2011) blijkt dat bij Pauw & Witteman ruim een kwart van de gasten politicus zijn, én dat het programma een grote invloed heeft op het politiek-maatschappelijke debat. Daarnaast is er ook ruimte voor belangengroepen en burgers. Hoewel een ruim aantal politici aan tafel zit, lijkt er geen evenwicht te zijn wanneer de verdeling van politici vertaald wordt naar de verdeling van macht in de Tweede Kamer. Uit het onderzoek blijkt dat er meer PvdA’ers aan tafel zitten dan welke andere partij ook, en het aantal linkse politici in het algemeen is groter dan het aantal rechtse politici (Nederlandse Nieuwsmonitor 2011). Dit onderzoek zal uitwijzen of er verandering is opgetreden in de verscheidenheid aan politici die bij Pauw aan tafel zitten, en of de ideaaltypische democratische functies zoals eerder beschreven in bepaalde mate terug te vinden zijn.

Hoewel op wetenschappelijk gebied nog weinig geschreven is over RTL Late-Night lijkt het vrij duidelijk dat de talkshow van Humberto Tan een ander karakter heeft dan Pauw!. Jeroen Pauw geeft in een interview aan dat een goede aflevering van Pauw! afhankelijk is van het nieuws:

(20)

‘’En als dat er minder is, moet je gaan zoeken wat er wel is. Terwijl de urgentie in het programma van Humberto Tan niet zozeer in het nieuws zit, maar in het gewoon leuke gesprekken te voeren’’ (Interview Jeroen Pauw, NU.nl). RTL Late-Night lijkt – op het eerste gezicht - ook in de keuze van hun gasten andere selectiecriteria te handhaven dan Pauw!. Zo lijkt er eerder gekozen te worden voor bekende Nederlandse acteurs, muzikanten cabaretiers of ‘gewone’ mensen met een spannend verhaal, dan voor politici. Verderop in dit onderzoek – bij de analyse - zal blijken of deze aanname inderdaad klopt, ook de verdere analyse zal op wetenschappelijk gebied meer inzicht geven in het programma RTL Late-Night; iets wat tot nu toe vrijwel niet is gedaan.

De uitzendingen - van beide talkshows - die in dit onderzoek geanalyseerd gaan worden hebben plaatsgevonden ten tijde van de Provinciale Statenverkiezingen van 18 maart 2015. In de laatste sectie van het theoretisch kader zal aandacht worden besteed aan eerder onderzoek dat is gedaan over de rol van de media tijdens first order verkiezingen, zoals de Tweede Kamerverkiezingen, en second order verkiezingen zoals de Provinciale Statenverkiezingen.

2.5 Rol van de media tijdens first en second order verkiezingen

Brants & Van Praag et al. hebben ruim dertig jaar geleden in het boek De strijd om de kiezersgunst (1982) geschreven over de relatie tussen media en politiek tijdens de campagne van de Tweede Kamerverkiezingen in 1981. Daarna volgde nog drie andere boeken over hetzelfde onderwerp, met het boek over de Kamerverkiezingen van 2012 als recentste. In deze lange periode, zo stellen zij, is de relatie tussen media, politiek en het publiek erg op de schop gegaan en werd deze vaak pessimistisch neergezet (2014: 1). Door velen wordt gedacht dat de fase en kenmerken van de media logica het pessimisme niet doet verdwijnen, maar Brants & Van Praag zien positieve ontwikkelingen als gevolg van deze logica. Waar zij in 1994 nog constateerden dat de interesse in de politiek niet groeide en de media logica ervoor zorgde dat het informatiegehalte onder druk stond, zeggen zij twintig jaar later het volgende (2014: 2): ‘’De medialogica brengt niet alleen verslechteringen, zoals door velen wordt geroepen, de informatieve rol van de televisie is niet uitgespeeld, heeft er zelfs nieuwe dimensies bij gekregen, en de macht ligt niet eenzijdig bij de journalistiek’’.

De campagneverslaglegging voor de Tweede Kamerverkiezingen van 2012 speelde zich voornamelijk af op televisie. In de eerste plaats werden deze verkiezingen, volgens Brants & Van Praag (2014: 226), gekenmerkt als een debate driven campaign; er waren veel tv-debatten waarbij lijsttrekkers het tegen elkaar moesten opnemen, en deze debatten domineerden de

(21)

campagneverslagging. In de tweede plaats heeft de verschuiving van de locatie van campagneverslaglegging doorgezet. Talkshows zijn de belangrijkste plaats geworden waar journalisten en politici elkaar ontmoeten. Dagbladen en informatieve programma’s, daarentegen, beperken zich slechts tot het volgen van de dagelijkse gang van zaken (ibid.). In de week voor de verkiezingen van 2012 besteden sommige talkshows en actualiteitenrubrieken volledige uitzendingen aan de Tweede Kamerverkiezingen. Ook is de inhoudelijkheid van de politieke items – mate waarin er wordt bericht over beleidskwesties, partijpolitieke standpunten en voornemens - van talkshows erg hoog; meer dan de helft van de tijd gaat het over deze zaken.

Er kan gesteld worden dat de first order Tweede Kamerverkiezingen veel aandacht krijgen van de media, in 2012 is dit voornamelijk in talkshows en actualiteitenrubrieken. Voor second order verkiezingen - zoals gemeente- en Provinciale verkiezingen - lijkt dit minder vanzelfsprekend. Op het eerste gezicht lijken second order verkiezingen ook een weinig dankbare aanleiding om onderzoek te doen. Toch, zo stellen Van der Eijk et al. (1992) in het boek Verkiezingen zonder mandaat, is het doen van onderzoek naar second order verkiezingen: ‘’een voordeel voor het verkrijgen van een goed inzicht in de betekenis van politieke communicatie in het electorale proces’’ (Van der Eijk et al. 1992: 13). Aangezien er veel onderzoek is gedaan naar de politieke communicatie omtrent Twee Kamerverkiezingen en de Provinciale Statenverkiezingen veel minder in de belangstelling staan, kunnen zij een context bieden waarin bepaalde trends nieuwe inzichten kunnen bieden in de werking van de democratie en politieke communicatie (ibid.). Door gebrek aan recenter onderzoek zullen relevante conclusies uit het boek van Van der Eijk et al. (1992) over de Provinciale Statenverkiezingen van 1991 worden aangehaald.

Zo heeft Visser (1992) voor dit boek onderzocht op welke manier het NOS-journaal de berichtgeving omtrent de Provinciale Statenverkiezingen in 1991 heeft vormgegeven. Uit haar analyse blijkt dat de Provinciale Statenverkiezingen weinig aandacht hebben gekregen in het journaal, de belangrijkste reden hiervoor is dat verreweg de meeste aandacht uitging naar de Golfoorlog; wat vele malen belangrijker werd gevonden dan de verkiezingen. Vergeleken met de berichtgeving in het journaal bij andere verkiezingen is dit erg weinig; inhoudelijke politieke beleidspunten en campagnenieuws krijgen vrijwel geen aandacht. Hieruit concludeert Visser (1992: 61) dat het journaal tijdens deze verkiezingen weinig bijdraagt ‘’aan de mogelijkheid voor kiezers om een geïnformeerde en gemotiveerde keuze te maken’’. Vanuit democratisch perspectief voldoet het journaal niet aan de informerende rol die zij zouden moeten vervullen (ibid.).

Ook Bakker (1992) stelt in Verkiezingen zonder mandaat dat de campagne voor de Statenverkiezingen vrijwel onzichtbaar is gebleven. Aan de hand van een analyse van dagbladen

(22)

concludeert zij dat twee provinciale kranten, de Zeeuwse Courant en de Leeuwarder Courant nog in redelijke mate aandacht geven aan de verkiezingen; de landelijke dagbladen, daarentegen, schenken amper een halve pagina per dag aan deze verkiezingen. Berichtgeving die provincie gerelateerd zijn komen ook alleen in de twee provinciale dagbladen naar voren, de landelijke bladen stellen het landelijk perspectief voorop (Bakker 1992: 73).

Uit dit onderzoek zal blijken in hoeverre, en op welke manier, twee landelijke talkshows over de campagne van de Provinciale Statenverkiezingen in 2015 berichtgeven.

2.6 Hypothesen

Om de centrale vragen van dit onderzoek te kunnen beantwoorden zullen er verschillende hypothesen worden opgesteld; de hypothesen vloeien voort uit de hierboven beschreven theorieën. De vragen die in dit onderzoek centraal staan luiden: ‘’In welke mate vervullen twee Nederlandse talkshows de democratische functies van de media gedurende de campagne van de Provinciale Statenverkiezingen in 2015? En is er hierbij een verschil te ontdekken tussen talkshows op de publieke- en commerciële omroep?’’.

De eerste hypothese zal zich richten op de hoeveelheid berichtgeving dat binnen de talkshows aan de Provinciale Statenverkiezingen van 2015 is besteed. In 1992 stelt Van Praag dat het niet te verwachten is dat in landelijke media de provinciale politiek een centraal aandachtspunt wordt, maar dat het landelijk belang van deze verkiezingen wel aandacht zal krijgen. In de tussentijd lijkt er veel veranderd, de aandacht voor de Tweede Kamerverkiezingen in de media is al decennia lang redelijk groot – in de week voor de verkiezingen worden soms volledige uitzendingen van talkshows en actualiteitenrubrieken gewijd aan deze verkiezingen - en voor second order verkiezingen lijkt ook steeds meer aandacht te komen. De tv-debatten, georganiseerd door RTL, Nieuwsuur, Pauw!, NOS en Eénvandaag, voorafgaand aan de Provinciale Statenverkiezingen van 2015 zijn hier een mooi voorbeeld van. Ook worden in het televisienieuws - NOS journaal en RTL Nieuws - en in verschillende talkshows speciale rubrieken gewijd aan de Statenverkiezingen. Door een gebrek aan onderzoek naar de aandacht die talkshows hebben voor second order verkiezingen zal de eerste hypothese worden opgesteld aan de hand van onderzoek naar nieuwsrubrieken tijdens de landelijke verkiezingen van 2012. Van Praag (2014) geeft aan dat in de drie weken voorafgaand aan de landelijke verkiezingen van 2012 zo een 25% van het televisienieuws over deze verkiezingen ging. In vergelijking met eerdere landelijke verkiezingen is dit een aanzienlijke daling, aangezien het bij de landelijke verkiezingen van 2003 bijna 36% was. De verwachting is dat talkshows niet onder de magere 25% - voor televisienieuws

(23)

verschaffing van politiek nieuws; van nieuwsrubrieken naar talkshows. Ook is het niet aannemelijk dat het percentage veel hoger zal zijn, omdat het over Provinciale Statenverkiezingen gaat en niet over landelijke verkiezingen. Op basis hiervan luidt de eerste hypothese:

Hypothese 1: Een kwart van de tijd van RTL Late-Night en Pauw! zullen in de weken voorafgaand aan de Provinciale Statenverkiezingen ook daadwerkelijk over deze verkiezingen gaan

Van Praag stelde al in 1992 dat, wanneer er aandacht voor de Provinciale Statenverkiezingen binnen de media is, dit voornamelijk de landelijke gevolgen voor deze verkiezingen betreft; en niet zo zeer de gevolgen, uitdagingen en beleidsproblemen voor de provincies. Ook in de tv-debatten die voorafgaand aan de Statenverkiezingen in 2015 zijn gehouden lijkt de focus meer op de landelijke politiek te liggen; de personen die aan de debatten deelnemen zijn dan ook de lijsttrekkers van de landelijke partijen, en niet de Provinciale politici. De nationalisering van de Provinciale Statenverkiezingen lijkt in 2015 een heus doel te zijn van politici, aangezien de uitkomst van deze verkiezingen invloed kan hebben op de verdeling van senatoren in de Eerste Kamer. De leden van de Provinciale Staten kiezen namelijk de Eerste Kamer, en een meerderheid in de Eerste Kamer is belangrijk omdat de wetten die worden opgesteld hier moeten worden getoetst en aangenomen (Website Eerste Kamer). De landelijke regeringspartijen, PvdA en VVD hebben ten tijden van deze verkiezingen geen meerderheid in de Eerste Kamer. Alhoewel er vrijwel geen empirisch onderzoek is gedaan naar de hoeveelheid aandacht dat daadwerkelijk naar de provincies gaat tijdens de verkiezingscampagnes van Provinciale Statenverkiezingen, wordt er op basis van de lijstrekkersdebatten die in 2015 voorafgaand aan de Statenverkiezingen zijn gehouden én de nationalisering van deze verkiezingen door de politici toch een verwachting opgesteld. Het landelijke karakter dat de media aan deze verkiezingen geven, en de nationalisering van deze verkiezingen door politici leidt daarom tot de volgende hypothese:

Hypothese 2: Binnen de berichtgeving over de Provinciale Statenverkiezingen in RTL Late-Night en Pauw! zal ten minste driekwart van de aandacht aan landelijke politiek worden besteed

De derde hypothese zal zich richten op het verschil in berichtgeving tussen de talkshow op de commerciële- en die op de publieke omroep. Uit een eerder genoemd citaat van Jeroen Pauw blijkt dat Pauw een meer inhoudelijk programma wil maken over het nieuws van de dag. De

(24)

bekende en onbekende gasten. Het is daarom aannemelijk dat de mate waarin de democratische functies zullen worden vervuld, - binnen de berichtgeving over de Provinciale Statenverkiezingen - groter is bij Pauw! dan bij RTL Late-Night. De derde hypothese luidt dan ook:

Hypothese 3: Binnen de berichtgeving over de Provinciale Statenverkiezingen van 2015 zullen de democratische functies van de media meer terug te vinden zijn bij Pauw! dan bij RTL Late-Night In het volgende hoofdstuk over de onderzoeksmethoden en operationalisering zal worden uitgelegd hoe de opgestelde hypothesen zullen worden getoetst. De kenmerken van de media logica zullen in de operationalisering worden verwerkt.

(25)

Hoofdstuk 3: Onderzoeksmethoden en operationalisering

3.1 Onderzoeksmethoden

Om de hypothesen te kunnen toetsen zullen van beide talkshows de uitzendingen van 2 maart 2015 tot en met 19 maart 2015 worden geanalyseerd, middels een kwantitatieve inhoudsanalyse. De Provinciale Statenverkiezingen vonden plaats op 18 maart 2015. Voor dit beginpunt is gekozen omdat Pauw! sinds 2 maart 2015 - na een korte winterstop - weer werd uitgezonden, en omdat uit eerdere onderzoeken blijkt dat ongeveer drie weken voor verkiezingen de media beginnen met berichtgeven over verkiezingscampagnes. Het eindpunt,19 maart 2015, is gekozen omdat het aannemelijk is dat de berichtgeving over de verkiezingen zal afnemen nadat de uitslagen zijn geweest. Er zal gebruik worden gemaakt van beschrijvende statistiek om de hypothesen te toetsen, aan de hand van een codeboek zullen de verschillende items worden geanalyseerd.

3.2 Operationalisering en dataselectie

Dit onderzoek focust zich op politieke berichtgeving over de Provinciale Statenverkiezingen van 2015 de uitzendingen van de talkshows zullen dan ook niet in het geheel worden geanalyseerd. Wanneer er bijvoorbeeld artiesten aan tafel zitten die een nieuwe show of album komen promoten, dan is het voor dit onderzoek niet relevant om te analyseren. Berichtgeving over buitenlandse politiek in het algemeen zal eveneens niet worden meegenomen, behalve wanneer de actor die erover praat eigenlijk aan tafel zit om over de Provinciale Statenverkiezingen te praten. Zo kan een gast zijn uitgenodigd omdat de Statenverkiezingen binnen enkele dagen worden zullen plaatsvinden, maar het onderwerp van gesprek kan de landelijke economische situatie zijn. De items die onderzocht worden moeten daarom aan verschillende kenmerken voldoen om mee te worden genomen in de analyse. De politieke berichtgeving die in dit onderzoek geanalyseerd wordt moet betrekking hebben op de Provinciale Statenverkiezingen. Per type actor is het afhankelijk of een onderwerp wel of niet wordt meegenomen:

o Ten eerste worden alle items meegenomen waarin een politicus te gast is om over de Provinciale Statenverkiezingen te praten, dit hoeft niet per se beleidsinhoudelijk te zijn maar kan ook over bijvoorbeeld het belang of de werking van de Provinciën en verkiezingen gaan. Zo zal een item waarin een politicus is uitgenodigd om te praten over het aftreden van Minister Opstelten en staatssecretaris Teeven niet worden meegenomen. Wanneer een politicus is uitgenodigd omdat de Statenverkiezingen binnen enkele dagen

(26)

zijn en een onderwerp van gesprek is het aftreden van Opstelten en Teeven, dan zal het item worden wel worden meegenomen. De reden waarom de politicus aan tafel zit is dus leidend.

o Ten tweede worden alle items meegenomen waarin politiek commentatoren of - geïnteresseerden over de Provinciale Statenverkiezingen komen praten. Dit kunnen beleidsinhoudelijke onderwerpen zijn, dit kan over de verkiezingen in het algemeen gaan, of over onderwerpen die in de samenleving heersen en de Statenverkiezingen aangaan. Zo zal een item waarin een politiek commentator of meerdere commentatoren komen praten over een televisie debat dat heeft plaatsgevonden voor de Provinciale Statenverkiezingen worden meegenomen.

o Ten derde worden alle items meegenomen waarin belangengroepen of burgers hun verhaal doen of ongenoegen uiten, en die gerelateerd zijn aan de Provinciale Statenverkiezingen. Hierbij kan gedacht worden aan een item waarin burgers hun ongenoegen uiten over de ruimtelijke inrichting van een Provincie. Ook kan het een item zijn waarbij zij niet de hoofdgast zijn, maar bijvoorbeeld een plek in het publiek hebben en hun mening mogen geven over een onderwerp dat verwant is aan de Statenverkiezingen.

o Ten vierde worden alle items meegenomen waarin politici, politiek commentatoren, belangengroepen of burgers zich mengen met andere gasten aan tafel, mits het onderwerp de Provinciale Statenverkiezingen aangaat. Dit kunnen zowel beleidsinhoudelijke onderwerpen zijn, dit kan over de verkiezingen in het algemeen gaan, of over onderwerpen die in de samenleving heersen en de verkiezingen aangaan.

Binnen dit onderzoek zijn drie hypothesen opgesteld. Voor de eerste twee hypothesen zijn de items de analyse-eenheid. Met een item wordt bedoelt het moment dat één of meerdere gasten worden geïntroduceerd om over een onderwerp te komen praten tot aan het moment dat de volgende gasten en het volgende onderwerp wordt geïntroduceerd, of tot het einde van de uitzending. Voor de derde hypothese zijn de analyse-eenheden zowel de items, als de interrupties en de vragen. Een interruptie vindt plaats wanneer de presentator de gast onderbreekt terwijl hij aan het praten is; om zo het woord over te nemen, de gast te corrigeren of een andere vraag te stellen. De vragen worden meegenomen wanneer de presentator iets vraagt met als doel een

(27)

antwoord van de gast te verwachten; ook als de gast geen antwoord geeft op de vraag wordt de vraag als analyse-eenheid meegenomen.

De eerste hypothese richt zich op de hoeveelheid aandacht die de talkshows voorafgaand aan de Provinciale Statenverkiezingen van 2015 aan dit onderwerp besteden. Hierbij zal de duur van alle items die aan bovenstaande voorwaarden voldoen op één zesde van de minuut worden afgerond (b.v. 2.33 min. wordt 2.30 min. en 2.36 min. wordt 2.40 min.) en worden omgerekend naar seconden, dit zal worden herleid naar een percentage van de totale tijd van de uitzendingen. Ook zullen items die niet aan bovenstaande eisen voldoen worden ingedeeld op soort onderwerp, zoals bijvoorbeeld onderwerpen die meer cultuur - of maatschappelijk gerelateerd of onderwerpen die ook over politiek gaan maar niet met de Statenverkiezingen te maken hebben. De talkshows zullen afzonderlijk van elkaar worden geanalyseerd, zodat eventuele verschillen kunnen worden blootgelegd.

De tweede hypothese richt zich op de inhoud van de items die aan de beschreven volwaarden voldoen. Aangezien uit eerdere onderzoeken blijkt dat de media meer aandacht besteden aan de landelijke gevolgen van de Statenverkiezingen, en dat politici uit de Tweede Kamer deze verkiezingen willen nationaliseren, is het interessant om te meten of deze tendens ook bij talkshows zichtbaar is. Van alle items die aan de selectiecriteria voldoen zal worden gekeken hoeveel tijd er daadwerkelijk over beleidsstandpunten, uitdagingen of gevolgen voor de provinciën gaan en hoeveel tijd over de landelijke politiek. Hierbij zal per item worden gekeken wat de belangrijkste onderwerpen van het gesprek zijn. In het codeboek wordt een variabele opgenomen die aangeeft of het item over landelijke of provinciale politiek gaat, of over beide. De derde hypothese gaat over het verschil tussen de talkshows in de mate waarin zij de democratische functies van de media vervullen. In dit onderzoek zullen de aanwezigheid van de informerende, platform biedende en controlerende functie worden geanalyseerd.

De eerste functie – de informerende – zal worden gemeten door, ten eerste, mee te nemen hoeveel tijd er wordt besteed aan de Provinciale Statenverkiezingen. Hiervoor kunnen dezelfde gegevens worden gebruikt die voor het meten van de eerste hypothese nodig zijn. Ook zal worden gekeken om wat voor soort onderwerp het gaat (economie, onderwijs, zorg, defensie, terreur etc.). Ten tweede zal worden gekeken of er een pluriform beeld wordt geschetst in de geselecteerde items. Hierbij wordt gekeken van welke politieke partij de politicus is, en wat de positie van de politicus binnen de politiek is; ook zal worden meegenomen of het een landelijke

(28)

of regionale/provinciale politicus is. Voor de politiek commentatoren zal ook worden gekeken of dit verschillende commentatoren zijn of steeds dezelfde. Ten derde zal worden gekeken om wat voor soort onderwerp het item gaat. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen een beleidsinhoudelijk-, horse race-, human interest -, of hoopla onderwerp. In het codeboek (zie Appendix) zullen de variabelen die dit meten verder worden uitgewerkt. Ten vierde zal worden gekeken of het onderwerp van verschillende kanten wordt belicht, of dat er slechts één visie wordt weergegeven. Zo kan de presentator of de andere gasten aan tafel het onderwerp op een andere manier belichten door (kritische) vragen te stellen of een andere mening te geven, ook kan de gast hier zelf een rol in hebben. Per item zal worden gekeken of hiervan sprake is.

De tweede functie die wordt onderzocht is de platformfunctie. De eerste indicator die deze functie zal meten betreft het aantal en de duur van de items waarin burgers of belangengroepen hun mening geven over een onderwerp dat de Statenverkiezingen aangaat. Ten tweede zal worden gekeken of deze gasten daadwerkelijk aan tafel zitten, of dat zij – op uitnodiging – in het publiek zitten.

De derde functie die wordt onderzocht is de controlerende functie. Van de geselecteerde items zal worden onderzocht in welke mate deze functie door de talkshows wordt vervuld. De mate waarin de talkshows een pluriform beeld schetsen is de eerste variabele die de controlerende functie zal meten; het geven van een pluriform beeld veronderstelt namelijk dat geprobeerd wordt om hetgeen de politici zeggen niet direct voor waar aan te nemen, maar kritisch te benaderen. Aangezien er in talkshows niet aan diepgaande onderzoeksjournalistiek wordt gedaan zal er onder andere gekeken worden naar de vragen die de presentator aan de betreffende actoren stelt. Stijlkenmerken van de kritisch confronterende stijl in het interview - zoals Voltmer en Brants (2011) deze bespreken - zullen eerst worden uitgewerkt en tevens als indicatoren dienen. De operationalisering van deze stijlkenmerken is gebaseerd op de masterscriptie van Marijn Lansbergen (2012).

Het eerste stijlkenmerk van deze interview stijl is de interruptie (Lansbergen 2012: 23). In de analyse zal worden gekeken of de presentator gebruikt maakt van interrupties om de gast te onderbreken, of komt de interviewer op natuurlijk wijze aan het woord nadat de gast zijn volledige antwoord heeft gegeven? Dit stijlkenmerk tekent de strijd om controle over de inhoud en tijd van het gesprek. Interruptie houdt in dit onderzoek in dat wanneer de gast aan het woord is, de presentator begint met praten en het woord overneemt. Dit geeft namelijk aan dat de presentator het gesprek een andere kant op wil laten gaan, of wil inhaken op iets dat door de gast

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Ook deze kandidaatstellingscommissie is in 2018 samengesteld met de taak, het selecteren van kandidaten voor de Europese Parlementsverkiezingen van 2019. Deze bestond uit 5 personen

Voor de gemeente Utrecht is het een bijzonder ingewikkeld dossier geworden, aangezien de discussie uiteindelijk niet alleen meer gaat over de vraag of de gemeente

En hoewel Wouter Bos zich eerder in het debat duidelij k uitgesproken had tegen politieke en militaire steun en tegen bet faciliteren van de oorlog door

De premier zegt nu wel dat zijn hoofd door de oorlog niet naar tussenba­ lansen staat, maar de directeur van het Centraal Planbureau, de heer Zalm, heeft laten weten dat de

Kohnstamm profiteert van de ideeen van Kuyper en Dooyeweerd.. zijn grondgebied garanderen en de vrede en vriendschapsbanden tussen de ge- meenschappen bewaren. Het

Door de overmaat aan kopij als gevolg van de Jaarvergadering en van het vele verkiezingsnieuws (berichten uit de afdelingen) moest deze rubriek telkens weer

ontslag nam. Het was geen fraaie oplossing en in de Tweede Kamer heeft onze geestverwant, mr. Berkhouwer, er aanmerking op gemaakt. Maar minister Helders troostte

De Heer Hitler heeft op zijn vijftigste verjaardag onder meer een aantal brieven van Frederik den Groten ten ge- schenke gekregen. Als uiting van vleierij,