• No results found

Verdoken visserij in Sulawesi : een juridisch-antropologische analyse over de integratie van het gewoonterecht van de Bajau Laut in het MPA beleid van de Indonesische overheid

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Verdoken visserij in Sulawesi : een juridisch-antropologische analyse over de integratie van het gewoonterecht van de Bajau Laut in het MPA beleid van de Indonesische overheid"

Copied!
35
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Verdoken visserij in Sulawesi

Een juridisch-antropologische analyse over de integratie van het gewoonterecht van de Bajau Laut in het MPA beleid van de Indonesische overheid

Bomvisserij Togian archipel, bron: Yayasan Bone Bula (2010), Media Alkhairaat

Naam: Sacha Masai Studentennummer: 11430907

Docent: Alex Strating Vak: Bachelorscriptie antropologie

Datum: 20 mei 2019 Woorden: 9900

Ik heb de UvA regels ten aanzien van fraude en plagiaat gelezen en begrepen. Ik verklaar dat dit geschreven werkstuk volledig mijn eigen werk is, dat ik alle bronnen die ik heb gebruikt zorgvuldig en correct heb aangegeven, en dat ik volgens de regels heb geciteerd. Ik heb dit werkstuk, in deze of gewijzigde versie, niet eerder ingediend voor een ander vak of als onderdeel van een ander werkstuk

(2)
(3)

Inhoudsopgave

0. Abstract

1. Inleiding: de adat van de Bajau Laut: complicatie voor MPA’s of verdoken rijkdom? 2. Theoretisch kader: MPA’s, gewoonterecht en juridisch pluralisme

2.1. MPA beleid

2.1.1.Definities MPA’s

2.1.2. MPA wetgeving: drie soorten zones 2.1.3. MPA beleid

2.1.3.1. politieke bestuursniveaus in Sulawesi 2.1.3.2. MPA beleid: een globaal perspectief 2.1.3.3. MPA beleid: een glocal perspectief 2.2. Gewoonterecht

2.2.1. Inheems gewoonterecht 2.2.3. Koloniaal gewoonterecht 2.3. Juridisch pluralisme

2.3.1 Definitie juridisch pluralisme 2.3.2. Living law

2.3.3. Integral pluralism

2.3.4. Drie pijlers juridisch pluralisme: Merry 2.3.5. Juridisch centralisme

3. Analyse: Hoe kan de adat van de Bajau Laut in MPA’s geïntegreerd worden? 3.1. Breuken in de adat van de Bajau

3.1.1. Lokale bestuur Bajau Laut

3.1.2. Vistechnieken Bajau Laut: Bomvisserij 3.2.3. Opvattingen Bajau Laut

3.2. MPA beheer van de Indonesische overheidsinstellingen 3.2.1 Top-down management van de Coral Triangle Initiative 3.2.2. Nationaal co-management

3.2.3. Lokaal co-management: Togian eilanden - hoe het anders kan 3.2.4. Nationaal -en lokaal co-management: Wakatobi

3.2.4.1. Succesvol co-management in het nationale bestuur 3.2.4.2. Succesvol co-management in het lokale bestuur 3.2.4.3. Falen co-management in het nationale bestuur

3.2.4.4. Falen co-management in lokaal toerisme 5. Conclusie: hoe kloven in Indonesië’s MPA beleid en de Bajau’s adat gedicht kunnen

worden in een win-win integratie

(4)

0. Abstract

Hoe integreert de Indonesische overheid het inheems gewoonterecht van het Bajau Laut volk in het beheer van Sulawesi’s Marine Protected Areas? Deze vraag wordt beantwoord in dit juridisch-antropologisch manuscript door ten eerste breuken te analyseren in het inheems gewoonterecht van de Bajau, ten tweede breuken te analyseren in het top-down beleid en het co-management van Indonesische overheidsinstellingen en vervolgens te analyseren hoe die breuken opgevuld kunnen worden door het integreren van het gewoonterecht van de Bajau in Indonesië’s MPA beleid. MPA beleid enerzijds dient hoofdzakelijk ter bescherming van natuurlijke - en culturele ecosysteem-diensten. Daarom zal deze scriptie in de analyse ingaan op het beheer van Sulawesi’s MPA’s als onderdeel van Indonesië’s MPA beleid. Het inheems gewoonterecht anderzijds dient ter bescherming van inheemse praktijken, gewoonten en opvattingen. Het is problematisch dat MPA’s anders worden beheerd en geïnterpreteerd door overheidsfunctionarissen dan door de Bajau, waardoor er geen gebalanceerde verhouding is tussen MPA beleid en inheems gewoonterecht. De verhouding tussen deze parallelle rechtsmechanismen wordt beschreven als het ‘juridisch pluralisme’ en vormt het theoretisch raamwerk samen met MPA beleid en het inheems gewoonterecht.

Na het theoretisch kader volgt een analyse over het inheems gewoonterecht waarin de Bajau’s lokale bestuur, vistechnieken en geloofsopvattingen getoetst worden aan het theoretisch kader om mogelijke breuken in hun inheems gewoonterecht aan te kaarten. Vervolgens wordt er gekeken naar breuken in het MPA beheer van De Coral Triangle Initiative (CTI). De CTI wordt aangestipt als top-down MPA verdrag van de Indonesische overheid dat er niet in slaagt om de cyclische geloofsopvattingen van de Bajau te integreren. Hiernavolgend zoomt de analyse in op allerlei vormen van co-management. Community Based Coastal Resource Management (CBCRM) blijkt niet succesvol omdat de gehoorzaamheid van de Bajau er door een nationale overheidsinstelling, de ministry of Fisheries wordt afgedwongen. Bovendien probeert dit ministerie met corruptie geldtekorten op te vullen. Zowel het CTI als CBCRM dragen dus bij aan breuken in de MPA wetgeving. Die breuken worden extra zichtbaar gemaakt door de machtsverhoudingen in het verzet van de Bajau tegen de CTI en de CBCRM te belichten. Tot slot wordt bestudeerd hoe de breuken in het inheems gewoonterecht van de Bajau en het beheer van Sulawesi’s MPA’s opgevuld kunnen worden via het integreren van het inheems gewoonterecht in Sulawesi’s MPA beheer. Voor de Togian eilanden en het Wakatobi nationaal park blijken de breuken soms opgevuld te kunnen worden. Het co-management van deze natuurparken is vaak succesvol omdat het rechtssysteem er in tegenstelling tot het juridisch centralistische CBCRM integraal pluralistisch is. Wakatobi slaagt er zelfs in om het gewoonterecht van de Bajau te integreren in nationaal MPA beheer.

Het manuscript concludeert dat de Indonesische overheid er deels in slaagt om het inheems

gewoonterecht van de Bajau in haar MPA beleid te integreren maar dat breuken binnen het inheems gewoonterecht en het beheer van Sulawesi’s MPA’s eerst begrepen moeten worden.

(5)

1. Inleiding: de adat van de Bajau Laut: complicatie voor MPA’s of verdoken rijkdom? Indonesië is met een ruwe twintig miljoen hectare aan Marine Protected Area’s (MPA’s) de meest beschermde archipel ter wereld (Clifton, 2003). Het Indonesisch eiland Sulawesi bezit de meeste MPA’s en staat voor de uitdaging om die MPA’s te beschermen met behulp van de lokale bevolking. Sulawesi’s lokale bevolking bestaat uit twee grote sub-etniciteiten: de Bajau Laut en de Bajau Darat (Hoogervorst, 2012). Aangezien de Bajau Darat in het binnenland van Sulawesi wonen, focust deze scriptie op de Bajau Laut, één van de laatste inheemse gemeenschappen die reeds voor ruim een millennium aan de Zuid-Oost

Aziatische kusten leeft (Crabbe, 2006).

In Sulawesi is er sprake van drie grote systemen die relevant zijn voor MPA’s: maritieme ecosystemen, politiek beleid en de sociale organisatie van de Bajau. Indonesië's politieke beleid is verantwoordelijk voor het opstellen en beheren van MPA’s waarin maritieme ecosystemen zijn vervat. Het opstellen van MPA’s valt onder MPA wetgeving, maar er wordt vooral gekeken naar MPA beheer omdat de Bajau hier ook agency in kunnen hebben. In MPA beleid dient er rekening gehouden te worden met het derde grote systeem: de sociale organisatie van de Bajau. Die sociale organisatie is geordend volgens het inheems

gewoonterecht, dat in Indonesië de adat genoemd wordt.

Politiek beleid kan opgedeeld worden in internationaal beleid, nationaal beleid en lokaal beleid. Het internationale -en nationale beleid enerzijds bestaan uit formele

rechtsmechanismen, in deze scriptie respectievelijk de Coral Triangle Initiative en

Community Based Coastal Resource Management (CBCRM). Lokaal beleid anderzijds is veelal informeel en beslaat de relatie tussen sociale organisatie en politiek beleid: net zoals het politieke beleid vormgeeft aan de leefwijzen van de Bajau, beïnvloeden de Bajau het politieke beleid. Zo kunnen de Bajau MPA’s helpen opstellen en handhaven in

directiecomités, terwijl ze door parkwachters uit hetzelfde comité gesanctioneerd kunnen worden. Lokaal beleid is dus vermoedelijk omvattender dan nationaal beleid voor de drie grote systemen van Sulawesi. Echter, hoe integreert de Indonesische overheid het inheems gewoonterecht van de Bajau in haar MPA beleid?

Deze onderzoeksvraag wordt geadresseerd in twee delen. Ten eerste zal er een theoretisch kader worden geschetst, bestaande uit MPA’s, het juridisch pluralisme en het inheems gewoonterecht. Sulawesi kent verschillende rechtsmechanismen met betrekking tot MPA’s waardoor er sprake is van juridisch pluralisme. Het inheems gewoonterecht is één van de pijlers van het juridisch pluralisme, samen met inheems verzet en de overlap tussen het inheems gewoonterecht en formele rechtsmechanismen zoals MPA beheer.

(6)

Ten tweede zal de analyse nagaan of MPA’s met respect voor de adat van de Bajau gevormd -en gehandhaafd worden. Hier zal bestudeerd worden of de adat te verenigen is met de ideologie van het juridisch pluralisme waarin meerdere rechtsmechanismen bijdragen aan het beheer van Sulawesi’s MPA’s. Eerst zal worden gekeken naar inconsistenties, oftewel breuken, in de adat van de Bajau. Na het analyseren van die

breuken in de Bajau’s lokale bestuur, vistechnieken en geloofsopvattingen, zullen breuken in het MPA beleid van de Indonesische overheid onderzocht worden. De Coral Triangle

Initiative als eerste zal besproken worden als vorm van top-down management. Daarna zal er gekeken worden naar het co-management van MPA’s. Co-management is een

bestuursvorm die doelt op een mutuele interactie tussen MPA beleid en de adat van de Bajau en is om die reden veelbelovend voor een efficiënt juridisch pluralisme. Community Based Coastal Resource Management (CBCRM) is de eerste vorm van co-management die geanalyseerd zal worden op inconsistenties met de adat omdat het nationaal georiënteerd is en daarom meer kans vertoont om geen rekening te houden met lagere schaalniveaus zoals lokaal beleid. Vervolgens zal onderzocht worden of de onderdelen van de adat die breuken vertonen geïntegreerd kunnen worden in het MPA beleid van de Indonesische overheid. Het co-managment van de Togian eilanden en het Wakatobi nationaal park zullen hier

besproken worden. Kan de adat hier dienen als bindmiddel voor Indonesië’s MPA beleid? De belanghebbenden van MPA’s in Sulawesi variëren van de politie tot het leger, ministeries, dorpshoofden, beleidsmakers, lokale vissers en toeristische resorts. De samenwerking tussen alle belanghebbenden wordt voortdurend getoetst als een indicator voor de effectiviteit van het juridisch pluralistische systeem. Er is sprake van complexe

machtsverhoudingen tussen die belanghebbenden. De machtsverhoudingen in kwestie kunnen uit evenwicht komen bij het plegen van inheems verzet, wat een extra indicator is voor het wankelen van het juridisch pluralisme. De vraag reist of Sulawesi op de goede weg is naar een zo inclusief mogelijk beleid van haar MPA’s, niet enkel ten gunste van de natuur of de politieke agenda maar ook ten gunste van de Bajau en hun leefgebied.

(7)

2. Theoretisch kader: MPA’s, gewoonterecht en juridisch pluralisme 2.1. Marine Protected Areas (MPA’s)

2.1.1. Definities MPA’s

Door de International Union for Conservation of Nature (IUCN) zijn MPA’s gedefinieerd als ‘A clearly defined geographical space, recognized, dedicated and managed, through legal or other effective means, to achieve the long-term conservation of nature with associated ecosystem services and cultural values.’ (Costello et al., 2015: 508). De IUCN stelt dus dat wettelijke instanties zorg moeten dragen voor MPA’s op lange duur ten behoeve van

ecosysteem-diensten. Ecosysteem-diensten zijn letterlijk diensten die een ecosysteem biedt, niet enkel op vlak van het reguleren van natuurlijke cycli (zoals waterzuivering door koralen) maar ook op vlak van culturele diensten (zoals publieke rituelen of basisbehoeften zoals vis). Om terug te komen op de definitie van de IUCN: MPA’s hebben in de essentie als doel om biodiversiteit te behouden voor mariene fauna en flora en voor de lokale bevolking die afhankelijk is van biodiversiteit om te overleven. Verder moeten MPA’s duidelijk geografisch afgebakend worden zodat er geen verwarring ontstaat over de plaatsen waar niet gevist mag worden. De IUCN poogt met haar definitie een universeel conceptueel kader voor het beheer van internationale zeeën op te bouwen om foutieve interpretaties van MPA

wetgeving tegen te gaan (Agardy et al., 2003).

Daarnaast zijn MPA’s in de Verenigde Staten gedefinieerd als “any area of the marine environment that has been reserved by Federal, State, territorial, tribal, or local laws or regulations to provide lasting protection for part or all of the natural or cultural resources therein" (Agardy et al., 2003: 356). Algemeen gezien focust deze definitie meer op belanghebbenden dan op de functies van de MPA’s. In tegenstelling tot de IUCN definitie legt de Amerikaanse definitie meer de nadruk op een gedeelde verantwoordelijkheid over verschillende rechtsmechanismen, inclusief het inheems gewoonterecht op lokaal niveau (local laws). Echter kunnen er wel een kritische noten gegeven worden op de semantiek van deze definitie. Voor wat staan natural or cultural resources? En voor wie worden deze hulpbronnen beschermd? Hetzelfde geldt voor het woord reserve. Horen enkel natural resources bij een natuurreservaat of ook de lokale bevolking? Tot slot is het te betwijfelen of de Amerikaanse definitie overeenstemt met de extra-legale sociale organisatie van

(8)

2.1.2. MPA wetgeving: drie soorten zones

MPA wetgeving varieert naargelang de geografische locatie en de mate waarin ecosystemen gezond zijn. Ten eerste is de MPA wetgeving van Sulawesi anders voor twee soorten

natuurreservaten: mariene reservaten en nationale parken. Aangezien nationale parken ook land omvatten, vereisen ze een andere MPA wetgeving. Het MPA beleid van het Wakatobi nationaal park bijvoorbeeld moet ook rekening houden met inheemse volkeren die

afhankelijk zijn van MPA’s voor hun basisbehoeften (Johnson et al., 2018).

Ten tweede zijn MPA’s opgedeeld volgens de bedreigde toestand van het te beschermen ecosysteem. MPA’s kennen drie grote opdelingen: no-take zones, kernzones en bufferzones (Elliott et al, 2001). Voor het opstellen van die zones wordt rekening gehouden met zaken als de veerkracht van een ecosysteem en de mate waarin lokale gemeenschappen met dat ecosysteem zijn verbonden (Elliott et al., 2001).

No-take zones als eerste zijn zones waar niet in gevist mag worden. Er woedt een debat rondom dit type MPA: no-take zones beslaan twintig procent van de MPA’s, wat naar mening van de Bajau bevolking de toegang tot hun basisbehoeften verhindert (twintig procent regel) (Agardy et al., 2003). Ecologen beweren dan weer dat zeldzame vispopulaties niet kunnen herstellen volgens de twintig procent regel omdat de overige tachtig procent van de MPA’s dan overbevist wordt. Stoppen met vissen in grotere zones is volgens ecologen nodig voor het herstel van vispopulaties met een groot leefgebied. Voor kernzones is de wetgeving duidelijker: er is niet alleen een visverbod maar deze zones worden ook sterker bewaakt. Bufferzones daarentegen zijn meer flexibel dan kernzones en no-take zones. Immers: ze laten ruimte voor inheemse vistechnieken zoals speer-visserij (Alder et al., 1994).

2.1.3. MPA beleid

MPA’s zijn wereldwijd de meest gebruikte richtlijn voor formele wetgeving rond internationale zeeën (Glaser at al., 2010). De verantwoordelijkheid voor de handhaving van MPA’s in Sulawesi is verspreid over meerdere bestuursniveaus. Het beheer van nationale parken is overgedragen aan de ministry of Fisheries (Clifton, 2003). De ministry of Fisheries legt MPA’s op aan lokale bevolkingsgroepen met visquota en visserijzones. Echter, gezien de toenemende decentralisering van het bestuur in Indonesië hebben provincies, districten en zelfs lokale bestuursvormen steeds meer inspraak (White et al., 2014).

Formele wetgeving wordt vooral door internationale -en nationale bestuursvormen bepaald. Op vlak van internationaal beleid is de Indonesische 


(9)

overheid de hoofdspeler van de Coral Triangle Initiative , een internationaal verdrag tussen zes Oost-Aziatische landen waarin staat hoe MPA’s duurzaam gehandhaafd kunnen worden. In het verdrag komen ecosystemen aan bod maar is er weinig aandacht voor lokale

bevolkingsgroepen. Daarom moet globaal MPA beleid ook ingebed zijn in een lokale context. Achtentwintig procent van de MPA’s zijn glocal: ze worden door internationale verdragen gevormd die weerslag hebben op lokaal niveau (Hajar, 2015). In glocal management is globaal bestuur geen alternatief voor lokaal bestuur maar is er een reciprociteit tussen beide bestuursniveaus. Directe democratie bijvoorbeeld kan een vorm van glocal management zijn wanneer een lokale bevolkingsgroep directe inspraak heeft op internationale wetgeving die bindend is voor diezelfde bevolkingsgroep. Overheidsinstellingen twijfelen vaak aan de adat van de Bajau (Hajar, 2015). De Bajau krijgen bijvoorbeeld vaak de schuld voor

overbevissing en worden daarom beschouwd als onbekwaam om bij te dragen aan het behoud van MPA’s.

Het belang van lokale participatie wordt dus vaak over het hoofd gezien, terwijl MPA’s historisch gezien net tot stand zijn gekomen om rekening te houden met de inherente waarde die lokale gemeenschappen aan kustgebieden hechtten (Elliott et al., 2011). De eerste MPA’s werden namelijk in internationale verdragen vervat om inheemse maritieme gebieden te beschermen. Het is paradoxaal dat er zo veel MPA’s op internationaal niveau gevormd werden ten behoeve van inheemse volkeren terwijl vele MPA’s op heden vaak een bedreiging vormen voor de basisbehoeftes van inheemse volkeren (Elliott et al., 2001).

Tot slot worden MPA’s vaak gereduceerd tot maatregels voor het behoud van globale biodiversiteit zonder rekening te houden met basisbehoeften van lokale gemeenschappen, terwijl zowel mens als natuur zijn volgens glocal management mutueel afhankelijk zijn van MPA’s.

(10)

2.2. Gewoonterecht

2.2.1. Inheems gewoonterecht

Het inheems gewoonterecht wordt beschreven door de World Intellectual Property Organisation (WIPO) als “a set of habits, practices, and beliefs accepted by indigenous peoples and local communities as mandatory rules of conduct.” (WIPO, 2016: 1). Dit rechtsmechanisme bestaat dus uit gedragscodes die praktijken, gewoonten en opvattingen van lokale gemeenschappen bepalen (Griffiths, 1986).

Binnen het gewoonterecht zijn er allerhande subcategorieën. Voor deze scriptie zijn enkel het inheems gewoonterecht en het koloniaal gewoonterecht relevant. Het inheems

gewoonterecht varieert per locatie; het is historisch ontwikkeld en mondeling overgedragen. Om die reden is het inheems gewoonterecht een dynamisch rechtsmechanisme. In

sommige omstandigheden kan een onderdeel van het inheems gewoonterecht omgezet worden in een geschreven wet die bestaande wetten over dezelfde kwesties vervangt (Griffiths, 1986). Het formaliseren van informele gedragscodes is belangrijk omdat overheden geschreven wetten vaker erkennen.

Enerzijds focust het inheems gewoonterecht op het individu op vlak van lokale bestuursvormen (Kenrick et al., 2004). Zo worden dorpsleiders lokaal verkozen. Anderzijds zet het inheems gewoonterecht meer het accent op het collectief op vlak van verzet tegen de interventie van externe rechtsmechanismen.

2.2.2. Koloniaal gewoonterecht

Het koloniaal gewoonterecht is een soort van ‘vals gewoonterecht’ omdat het woord ‘koloniaal’ impliceert dat het tijdgebonden en opgelegd is, terwijl een ‘gewoonte’ net van binnen uit ontstaat. Echter beschrijft (Merry 1988) het koloniaal gewoonterecht als een extern, geschreven rechtsmechanisme dat de westerse samenleving als superieur aan inheemse samenlevingen ziet (Merry, 1988). Zo wordt geschreven recht volgens het koloniaal gewoonterecht geïdealiseerd als een permanent rechtsmechanisme, terwijl mondelinge rechtsmechanismen even goed onveranderlijk kunnen zijn.

Het koloniaal gewoonterecht omvat geen historisch gegroeide collectieve identiteit zoals het inheems gewoonterecht. Daarnaast maakt het geen uitzonderingen voor

specifieke gebruikersrechten en maakt het geen gebruik van voorafgaande toestemming, oftewel prior consent, van lokale bevolkingsgroepen bij het opleggen van wetgeving (Kenrick et al., 2004). In een notendop bestaat het koloniaal gewoonterecht uit rigide denkstructuren die opgelegd worden aan inheemse samenlevingen. Deze rechtsvorm is dus minder

(11)

2.3. Juridisch pluralisme

2.3.1. Definitie juridisch pluralisme

Het juridisch pluralisme is een ideologie die door Merry (1988) gedefinieerd is als “a situation in which two or more legal systems coexist in the same social field” (Merry 1988: 870). Die social field kan bijvoorbeeld de lokale samenleving van de Bajau zijn met een bepaald lokaal bestuur, vistechnieken en geloofsopvattingen die afhankelijk zijn van MPA’s. Een systeem is juridisch pluralistisch wanneer parallelle juridische mechanismen zoals het inheems

gewoonterecht door de staat erkend worden (Griffiths, 1986). Het koloniaal gewoonterecht is dus niet juridisch pluralistisch want hier erkent de staat het inheems gewoonterecht niet. Zolang er sprake is van parallelle rechtsmechanismen sluit het juridisch pluralisme de aanwezigheid van één rechtssysteem niet uit (Griffiths, 1986). Een rechtsmechanisme enerzijds bestaat uit wetten: instrumenten die gedrag reguleren en zo een samenleving organiseren. Een rechtssysteem anderzijds is een stelsel van onderling afhankelijke rechtsmechanismen.

2.3.2. Living law

De living law wordt volgens Griffiths (1986) beschreven als een inheems rechtsmechanisme dat semi-autonoom is omdat het onafhankelijke rechtsmechanismen, doch bindende

verplichtingen ten opzichte van externe wetgeving bevat (Griffiths, 1986: 36). Binnen de living law wordt gehoorzaamheid niet afgedwongen: gehoorzaamheid komt er vrijwillig tot stand op basis van morele conventies (Griffiths,1986). Gedeelde morele conventies worden binnen inheemse sociale organisaties als vanzelfsprekend geacht en zijn geworteld in informele en daarom extra-legale relaties. In zulke extra-legale systemen is externe

wetgeving vaak overbodig. Een internationaal verdrag bijvoorbeeld kan binnendringen in de sociale organisatie van een inheems volk maar kan - volgens de living law - niet over die sociale organisatie domineren. Verder biedt de living law ook de mogelijkheid voor inheemse bevolkingen om verzet te plegen tegen dominante wetgeving.

2.3.3. Integral pluralism

Tot slot beschrijft Merry (1988) het concept integral pluralism (voortaan naar verwezen als ‘integraal pluralisme’) als een stelsel van rechtsmechanismen dat voortvloeit uit de mutuele relatie tussen sociale organisatie en externe wetgeving (Merry, 1988: 882). Dat kan

bijvoorbeeld de relatie tussen de living law van de Bajau en internationaal MPA beleid zijn. In een integraal pluralistisch systeem wordt de externe wetgeving anders ingevuld dan in het 


(12)

koloniaal gewoonterecht: externe wetgeving is er verweven in lokale gemeenschappen en constant onderhevig aan verandering.

2.3.4. Drie pijlers juridisch pluralisme: Merry

Volgens Merry (1988) telt het juridisch pluralisme drie pijlers. Als eerste pijler haalt Merry het inheems gewoonterecht aan. Het is belangrijk om na te gaan of de gewoonten, opvattingen en praktijken van het inheems gewoonterecht historisch gegroeid of recent gevormd zijn. Immers, recente ontwikkelingen kunnen nog geen traditie genoemd worden en kunnen daarom niet tot het inheems gewoonterecht gerekend worden. Hobsbawm verwijst naar de term the invention of tradition: het beweren dat sommige tradities historisch gegroeid zijn terwijl deze in wezen strategisch bedacht zijn (Eriksen, 1996: 388). Bepaalde inheemse tradities zouden volgens the invention of tradition eeuwen oud zijn omdat ze van generatie op generatie overgedragen zouden worden terwijl ze net heel recent bedacht zijn. De tradities zijn dan niet voortgevloeid uit een dynamische interactie tussen lokale praktijken en kunnen daarom niet tot het inheems gewoonterecht gerekend worden.

De tweede pijler van het juridisch pluralisme is het verzet van een inheemse bevolking tegen een dominant rechtssysteem. Een inheems volk keert zich dan tegen normatieve

gedragscodes die een dominant regime opleggen. Elke onderdrukte groep, stelt Merry (1988), gaat een rechtssysteem proberen vervangen door zijn eigen living law. Met zulke vervanging gaan ook wettelijke hervormingen gepaard. Inheems verzet beperkt zich dus niet enkel tot het hervormen van informele gedragscodes. De tweede pijler is de meest

dynamische: de norm van het opgelegde rechtssysteem wordt steeds weerlegd door de lokale bevolking.

De laatste pijler die Merry beschrijft is de overlap tussen formele rechtsmechanismen en het inheems gewoonterecht. Ze sluit dus het best aan bij de onderzoeksvraag van deze scriptie namelijk hoe de adat van de Bajau in Sulawesi’s MPA’s geïntegreerd kan worden. Deze pijler kan geassocieerd worden met onderzoek van Malinowski naar de sociale organisatie van de inheemse bevolking van de Trobriant eilanden. Malinowski concludeerde er dat het nutteloos was om een inheems rechtssysteem te herdefiniëren als er reeds overlap is tussen formele instellingen en het inheems gewoonterecht. Inheemse rechtsmechanismen kunnen namelijk dezelfde coherente relaties vertonen als formelere rechtsmechanismen (Merry, 1988). Hier gaat het dus om het erkennen van lokale rechtsmechanismen door formele instellingen en het aanvaarden van een overlap tussen deze rechtsmechanismen.

(13)

De machtsverhouding tussen de drie pijlers van het juridisch pluralisme is meestal niet evenwichtig. Ten eerste is er bij ‘inheems verzet’ sprake van bio-power: het collectief afdwingen van institutionele macht via het strategisch gebruik van het lichaam. De institutionele macht, bestaande uit normatieve gedragscodes die worden opgelegd door overheidsinstellingen, wordt dan gedwarsboomd door de collectieve weigering om fysiek te komen opdagen bij een activiteit georganiseerd door die overheidsinstellingen.

Daarnaast is de macht van de eerste en de laatste pijler meer permanent en diffuus verdeeld over het volk. Deze pijlers vormen daarom een balans op het inheems verzet. De eerste pijler, het inheems gewoonterecht, bestaat uit bio-power: door het fysiek (niet)

aanwezig te zijn in bijvoorbeeld vergaderingen wordt er een collectieve identiteit belichaamd (Lilja et al., 2014). De laatste pijler, de overlap tussen inheems recht en formele

rechtsmechanismen, is complementair hieraan op vlak van institutionele macht. Immers: de institutionele macht van formele instellingen bestaat uit normatieve gedragscodes die een individu krijgt opgelegd (Lilja et al., 2014). Echter is er, zoals de semantiek van de laatste pijler aangeeft, ook een ‘overlap’ tussen institutionele macht en bio-power. Die overlap komt bijvoorbeeld in de Bajau samenleving voor in de macht van de camat, een door het volk verkozen leider (bio-power) die formele wetgeving handhaaft (institutionele macht). In een ideaal juridisch pluralistisch systeem zijn beide machten in evenwicht. Dit komt in de praktijk niet vaak voor door de dynamische aard van inheemse rechtsmechanismen. Desalniettemin is het belangrijk om de machtsvormen achter zulke rechtsmechanismen te conceptualiseren om hun onderlinge relatie die ten grondslag ligt aan hun veranderlijkheid te begrijpen.

2.3.5. Juridisch centralisme

Het juridisch centralisme is een onderdeel van het juridisch pluralisme waarbij de wet wordt beheerd door een reeks overheidsinstellingen die hun rechtsmechanismen als de

belangrijkste achten. Griffiths (1986) noemt het juridisch centralisme een illusie omdat de sociale organisatie van alle samenlevingen van nature decentraal zou zijn. Wanneer een wet bijvoorbeeld te sterk afwijkt van een inheemse sociale organisatie riskeert deze niet meer te functioneren. Het juridisch centralisme is een set van normatieve regels die worden

opgelegd aan de bevolking ongeacht haar sociale organisatie. Het koloniaal gewoonterecht maakt daarom deel uit van het juridisch centralisme.

(14)

3. Analyse: Hoe kan de adat van de Bajau Laut in MPA’s geïntegreerd worden? In de analyse wordt er ingegaan op breuken in de adat van de Bajau, meer bepaald in gedragscodes rond bomvisserij en ambiguïteiten in het lokale bestuur. Daarnaast wordt er gekeken naar breuken tussen opvattingen van de Bajau en opvattingen van academici. Vervolgens gaat de analyse verder met een analyse van breuken tussen de adat en MPA beleid met de CTI en CBCRM en wordt er gekeken naar hoe al bovenstaande breuken opgevuld kunnen worden door het integreren van de adat in nationaal -en lokaal MPA beheer.

3.1. Breuken in de adat van de Bajau

In dit deel wordt er eerst een analyse gemaakt van het lokale bestuur van de Bajau op inconsistenties in het beleid van twee leiders, het dorpshoofd (informele leider) en de camat (formele leider). Het bestuur van deze bevoegdheden is vergelijkbaar in heel Sulawesi maar wordt in dit deel bestudeerd aan de hand van het Sulawesisch dorpje Mola, waar het

bestuur erg subjectief kan zijn en soms niet strookt met de MPA definities besproken in het theoretisch kader. Vervolgens worden breuken in het tegengaan bomvisserij aan het licht gebracht: is het productief om bomvissers te bestraffen wanneer er nog veel onduidelijkheid heerst rond het feit of deze vispraktijk onder de adat valt? Tot slot worden de

geloofsopvattingen van de Bajau kort besproken: typeren deze de adat omdat ze uitsluitend cyclisch zijn of kunnen ze ook lineair van aard zijn?

3.1.1. Lokale bestuur Bajau Laut

Mola heeft met een inwoneraantal van vijfduizend mensen een sterke sociale organisatie waarin de Bajau hun eigen adat verdedigen. Volgens de Bajau’s lokale bestuur zijn er twee leiders: het dorpshoofd en de camat. De grootste bevoegdheden van het dorpshoofd zijn het beveiligen van MPA’s en het organiseren van dorpsvergaderingen en het bieden van

financiële steun aan vissers met povere visvangsten (Shepherd et al., 2004). Het

dorpshoofd is een informele leider: iedereen met een verhoogde sociale status, bijvoorbeeld na het delen van vis, kan door het volk als dorpshoofd aanzien worden. De sociale status van het dorpshoofd als toezichthouder op gedragscodes wordt mondeling bevestigd, waardoor hij de adat in lokaal beleid belichaamt.

In het vissersdorpje Mola is er sprake van reciprociteit omdat er een uitwisseling van diensten plaatsvindt via relaties buiten de markt (Eriksen, 1996). Vissers zijn er dusdanig afhankelijk van dorpshoofden dat dorpshoofden er macht op kunnen uitoefenen. Op die manier zijn dorpshoofden er voorbeeldfiguren voor andere vissers die hun sociale status willen verbeteren om macht op hun concurrenten uit te oefenen. Vaak kent de reciprociteit

(15)

tussen Mola’s dorpshoofden en Bajau-vissers de vorm van debt relations: schulden die moeten worden nagekomen tussen leiders en de lokale bevolking (Subekti, 2018). Er is sprake van debt relations wanneer vissers voor lange tijd gebruik maken van de financiële steun van dorpshoofden zonder hier een dienst voor terug te bieden. Meer specifiek: bij lage visbestanden kunnen vissers hun schulden soms niet terugbetalen aan dorpshoofden die hun eerder economische privileges (bijvoorbeeld vis) hebben geboden. Vissers gaan dan een debt relation aan met het dorpshoofd: de visser is vis aan het dorpshoofd verschuldigd en ontvangt tot de aflossing van zijn schuld geen economische privileges meer van het dorpshoofd.

Daarnevens zijn dorpshoofden verantwoordelijk voor het beveiligen van MPA’s, maar wanneer illegale vissers bij hen in het krijt staan riskeren deze hogere sancties (Elliott et al., 2001). Het subjectieve karakter van de sancties is een eerste breuk in de adat van de Bajau. Ook kan informeel bestuur leiden tot ambiguïteiten in het beheer van MPA’s omdat MPA’s volgens de IUCN definitie onder andere uit local laws bestaan. Wanneer lokale wetten echter enkel mondeling bevestigd worden zoals in het geval van het dorpshoofd’s MPA beheer, zijn ze niet universeel. Zo wordt het doel van de IUCN definitie, namelijk een universeel begrip rond beschermde kusten ontwikkelen, niet gerespecteerd.

De camat is in tegenstelling tot het dorpshoofd een formele leider omdat hij door het volk is verkozen (Shepherd et al., 2004). Ook opereert de camat vanuit een provinciaal

bestuursniveau, terwijl het dorpshoofd enkel verantwoordelijk is voor het dorpsbestuur. De camat doet niet aan vangstdeling maar patrouilleert net zoals het dorpshoofd rond de kusten om lokale bevolking aan te spreken op illegale visserij. In Mola zijn er een vijftal camats door de bevolking verkozen ten behoeve van MPA beheer (Stacey et al., 2017). Omdat Mola’s camats met hun provinciale macht in relatie staan tot de overheid, kent het lokale bestuur een semi-autonome vorm van juridisch pluralisme. Deze bevoegden vormen dus een brug tussen de lokale inheemse bevolking en de overheid, waardoor er in Mola een hoge overlap is tussen het inheems recht van de lokale bevolking en formele rechtsmechanismen van de overheid. Echter is die verhouding tot de overheid niet altijd even continu. Camats

onderhouden er namelijk een sterk contact en soms zelfs vriendschap met de lokale bevolking, zodat Bajau die de camat eerder hebben geholpen met het rapporteren van illegale visserij later minder sterk gestraft worden wanneer ze zelf een misdaad begaan (Shepherd et al., 2004). Dit is net zoals het bestuur van het dorpshoofd een subjectieve manier om MPA te beveiligen en vormt dus opnieuw een breuk in de efficiëntie van de adat.

Andere Bajau weigeren er het gezag van de camat te ondergaan, waardoor ook de tweede pijler van het juridisch pluralisme, inheems verzet, van belang is. Zo werd er door sommige Bajau geweigerd om bij de camat te getuigen over een overtreding. Door fysiek verzet te plegen tegen de institutionele macht van de camat was er hier sprake van bio-


(16)

power. Zoals in het theoretisch raamwerk werd besproken is een prominente aanwezigheid van de tweede pijler van het juridisch pluralisme een symbool voor een disbalans in het juridisch pluralistisch machtsspel. Het inheems verzet tegen de reciprociteit tussen de lokale bevolking en de camat suggereert dat er breuken zijn in de sociale organisatie van Mola’s Bajau.

3.1.2. Vistechnieken Bajau Laut: Bomvisserij

Bomvisserij is een vistechniek waarbij vissen uit koralen worden verdreven met bommen (Johnson et al., 2018). Met bomvisserij wordt vishabitat, meer bepaald de structuur van koraalriffen, vernietigd. Niet enkel vissen lopen gevaar, ook mensen kunnen lichaamsdelen verliezen met bomvisserij (Johnson et al., 2018). Desondanks respecteren de Bajau

conventies die bomvisserij legitimeren. Zo laat de Spermonde conventie het toe om overal bommen te werpen, tenzij in gebieden rond schepen die met vlaggen zijn afgebakend. Wanneer deze gedragscode overtreden wordt dient de vangst gedeeld te worden zodat de eigenaar van het afgebakende gebied twee derde krijgt van de totale visvangst (Glaser et al., 2010).

De Spermonde conventie wordt mondeling overgedragen binnen de sociale organisatie van de Bajau, wat doet vermoeden dat het onder de adat valt. Echter behoren gedragscodes rond bomvisserij niet tot de adat omdat deze praktijk recentelijk is ingevoerd door de Japanners in 1943. Hoewel Bajau beweren dat bomvisserij inherent deel uitmaakt van hun gewoonterecht en het dus niet bestraft mag worden, past bomvisserij niet binnen de Bajau’s traditionele vistechnieken. Het Bajau-volk probeert met deze invention of tradition te ontglippen aan MPA beheer dat bomvisserij verbiedt.

Echter, uit onderzoek van Elliott (2001) blijkt dat er algemeen besef is van de

illegaliteit van bomvisserij sinds de vistechniek illegaal werd gemaakt in 1992. Sindsdien zijn bomvissers uiterst op hun hoede voor camats, die het leger mogen inschakelen voor hulp bij het patrouilleren tegen bomvisserij. Omdat de lokale bevolking bewust een ‘vals’ inheems gewoonterecht naleeft is deze bevolking achterdochtig ten opzichte van sancties van camats. Beide partijen zijn het vaak niet met elkaar eens over het bestraffen van

bomvisserij. Deze uiteenlopende opvattingen en de achterdochtigheid van de vissers zijn een aanwijzer voor een breuk in het lokale bestuur van de Bajau.

Bomvisserij wordt aangemoedigd in morele conventies omdat het de kans op een hogere visvangst vergroot zodat debt relations vermeden kunnen worden. Paradoxaal genoeg kunnen bomvissers die veel van hun visvangst delen als dorpshoofd worden aanzien, terwijl dorpshoofden bomvisserij net tegen horen te gaan in het beheer Sulawesi’s MPA’s. Een verhoogde sociale status en de bijhorende mogelijkheid om dorpsleider te worden is één van de redenen waarom bomvisserij zo populair is, met als gevolg dat 


(17)

bomvisserij sterk verweven is in de sociale organisatie van de Bajau-samenleving. Zolang bomvissers zo veel mogelijk vis vangen om hun debt relations via vangstdeling te herstellen kan het contraproductief zijn om autoriteiten te laten patrouilleren tegen bomvisserij.

3.1.3. Opvattingen Bajau Laut

Inheemse geloofsopvattingen zijn volgens de WIPO definitie onderdeel van het gewoonterecht. De opvattingen van de Bajau zouden cyclisch zijn: ze zouden geen causaliteit vertonen tussen twee gebeurtenissen (Clifton, 2003). Wanneer Gibson (2018) zich bijvoorbeeld probeerde te informeren over toekomstplannen van de Bajau, werden zijn vragen altijd op ambigue wijze beantwoord. Dat bleek onder andere te komen omdat de Bajau geen woord hebben voor ‘toekomst’ (Gibson et al., 2018). De epistemologie van de Bajau is namelijk gebaseerd op waarnemingen uit de natuur die niet in abstracte termen zoals ‘toekomst’ beschreven kunnen worden. Vanuit dat oogpunt is het moeilijk voor de Bajau om MPA’s, die per definitie gebaseerd zijn op lange-termijn doelstellingen, te respecteren.

Evenwel dragen de Bajau’s cyclische geloofsopvattingen bij aan een inherent

respect voor de natuur omdat het volk zichzelf als onderhevig ziet aan de cyclische patronen van ecosystemen (Johnson et al., 2018). De conceptie van tijd is voor de Bajau niet lineair zoals in westerse landen, maar cyclisch vervat in de relatie tussen natuurlijke elementen van ecosystemen zoals getijden en seizoensveranderingen.

Academici, waaronder Gibson (2018), Clifton (2003) en Johnson (2018), beweren dat de Bajau geen causale verbanden zien tussen individuele handelingen in het verleden en de toekomst. Een slechte visvangst bijvoorbeeld zou niet geïnterpreteerd worden als het gevolg van overbevissing, maar eenvoudigweg herleid worden naar natuurlijke fenomenen (Clifton, 2003). Echter blijken de Bajau wel causale relaties te zien tussen visvangst en visbestanden bij het opstellen en beheren van MPA’s in de Togian archipel en in het Wakatobi nationaal park. In deze natuurparken integreren de Bajau cyclische geloofsopvattingen over getijden en seizoensveranderingen in nieuwe MPA’s ter

bescherming van ecosystemen. Aangezien het MPA beheer van deze natuurgebieden later wordt uitgediept wordt hier nog op teruggekomen.

In een notendop is er in de geloofsopvattingen van de Bajau niet perse sprake van een breuk in de adat; de inconsistentie vloeit voort uit academici die beweren dat de Bajau enkel cyclisch kunnen denken, terwijl cyclische denkpatronen en lineaire denkpatronen elkaar niet mutueel uitsluiten.

(18)

3.2. MPA beheer van de Indonesische overheidsinstellingen

In dit deel wordt ingegaan op het beheer van Sulawesi’s MPA’s door de CTI, de ministry of Fisheries, de toeristische sector, lokale Bajau-leiders en lokale Bajau-vissers. Welke vorm van co-management kan de breuken in - en met de adat van de Bajau opvullen:

internationaal top-down management, nationaal co-management, lokaal co-management of een combinatie?

3.2.1 Top-down management van de Coral Triangle Initiative

In het volgende deel wordt het top-down MPA beleid van de Indonesische overheid

besproken onder de vorm van de CTI geanalyseerd op breuken in relatie tot de adat. De CTI is een multilateraal verdrag tussen zes Oost-Aziatische landen, waaronder de in een

driehoek gecentreerde landen Maleisië, Indonesië en de Filipijnen. Het verdrag heeft als primaire doel om de implementatie van wetgeving rond fauna en flora te optimaliseren in een duurzaam beheer van MPA’s. Indonesië bezit 157,841 kilometer aan MPA en is daarmee de hoofdspeler van het verdrag.

Overtuigingen zoals het idee dat biodiversiteit belangrijker is dan het welzijn van de lokale bevolking zijn dominant in de CTI (Fidelman et al., 2012). Zo beoogt het verdrag om

netwerken van MPA’s te bouwen zodat grote ecosystemen geconserveerd kunnen worden. In zulke MPA netwerken wordt er echter meer rekening gehouden met lokale ecosystemen dan met lokale bevolkingsgroepen (White et al., 2014). MPA netwerken zijn dus niet conform aan de Amerikaanse definitie van MPA’s die stelt dat de rechtsmechanismen van lokale gemeenschappen niet gemarginaliseerd mogen worden. Ook staan MPA netwerken haaks op de IUCN definitie omdat zulke netwerken moeilijk zijn om geografisch af te bakenen. ’Institutionele synergie’ is een centraal doel van de CTI dat staat voor de coördinatie van bestuursniveaus (Fidelman et al., 2012). Wanneer bestuursniveaus weinig op elkaar zijn afgestemd, hebben ze een lage institutionele synergie. Hoewel de Indonesische overheid zo veel mogelijk bestuursniveaus probeert te integreren in het CTI-verdrag, wordt er vooral vanuit een wetenschappelijk oogpunt gekeken naar ecosystemen zonder rekening te houden met de bestuursniveaus van de Bajau (Clifton et al., 2013). Bajau dorpshoofden worden bijvoorbeeld als mensen met weinig kennis over duurzaamheid gezien en verplicht om internationale wetgeving te accepteren.

Echter pleegt het Bajau volk verzet tegen het MPA beleid van de CTI door internationale MPA wetgeving te negeren (Johnson et al., 2011). De Bajau verkiezen om CTI wetgeving zoals een verbod op bomvisserij te vervangen door te handelen volgens collectieve gedragscodes zoals de Spermonde conventie. Dit collectief belichaamde alternatief is een vorm van bio-power die de institutionele macht van de CTI probeert te doorbreken door deze 


(19)

institutionele macht simpelweg te negeren. De breuk zit hier tussen de CTI en de adat van de Bajau omdat er geen rekening wordt gehouden met de sociale organisatie van de Bajau die in lokale ecosystemen en conventies rond bomvisserij is verweven.

3.2.2. Nationaal co-management

In dit deel wordt CBCRM besproken als vorm van nationaal co-management.

Co-management staat voor de coöperatieve samenwerking tussen overheidsinstellingen en lokale bevolkingsgroepen voor het duurzaam beheer van natuurlijke (soms maritieme) hulpbronnen (Alder et al., 1994). CBCRM wordt door Glaser (2010) beschreven als een adaptief rechtsmechanisme voor kustbeheer: naar gelang de inspraak van

belanghebbenden kunnen wijzigingen in het kustbeheer optreden (Glaser et al., 2010). CBCRM is een vorm van co-management omdat het poogt om een samenwerking tussen nationale overheidsinstellingen en de lokale bevolking te bewerkstelligen voor het behoud van lokale koraalriffen (Alder et al., 1994). In de praktijk blijkt dit doel niet altijd bereikt te kunnen worden, waardoor ook dit onderdeel van Indonesië’s MPA beheer breuken vertoont. Het doel van CBCRM is het optimaliseren van de compliance tussen

overheidsfunctionarissen en lokale vissers. Crawford (2004) definieert compliance als de mate waarin een lokale bevolking zich aan politiek beleid wil onderwerpen en beschouwt compliance als een maatstaaf voor de kwaliteit van co-management programma’s.

Het probleem van CBCRM in Sulawesi is dat compliance soms wordt afgedwongen in het co-management van te ver afgelegen MPA’s. Immers: hoe verder de MPA van de dorpskern, hoe moeilijker het is voor lokale dorpelingen om deze continu spontaan te beveiligen. Daarnaast is de compliance van Sulawesi’s Bajau laag omdat de

bestuursniveaus zowel nationaal als lokaal zijn (Crawford et al., 2004). Zo opereert de politie op lokaal niveau terwijl de ministry of Fisheries - het departement verantwoordelijk voor handelsrelaties en vispraktijken - op nationaal niveau opereert (Crawford et al., 2004). Het kost veel geld voor de verschillende overheidsinstellingen om onderling te communiceren, terwijl de ministry of Fisheries met geldtekorten kampt (Johnson et al., 2018). Om hun geldtekorten op te vullen dwingt de ministry of Fisheries compliance af aan de Bajau, waardoor er weinig rekening gehouden moet worden met de Bajau’s lokale bestuur en er geld bespaard kan worden.

CBCRM vertoont gelijkenissen met het juridisch centralisme omdat de lokale leiders van de Bajau verplicht worden om hun sociale organisatie te schikken naar de hiërarchie van de Indonesische overheid. Omwille van de prominente aanwezigheid van de overheid is er sprake van een sterke institutionele macht. Dat is bijvoorbeeld de macht van de ministry 


(20)

of Fisheries die de IUCN definitie negeert. In deze definitie staat namelijk dat ook extra-legale middelen (legal or other effective means) zoals reciprociteit in de sociale organisatie van de Bajau gerespecteerd moeten worden in het handhaven van MPA’s. Corruptie en ambigu beleid dragen dus bij aan breuken tussen de adat en MPA beleid, wat verder geanalyseerd zal worden aan de hand van één van Indonesië’s CBCRM programma’s. Een CBCRM programma gelanceerd door de ministry of Fisheries is de Coral Reef

Rehabilitation and Management Program (COREMAP) (Clifton et al., 2003). De hoofdpunten van COREMAP zijn materiële steun van lokale vissers, duurzame educatie en beter toezicht op MPA’s. Echter, drieënvijftig procent van een Bajau gemeenschap die door Glaser (2010) ondervraagd werd was niet betrokken bij COREMAP. De meeste dorpelingen wisten ook niets af van de functies van het programma (Glaser et al., 2010).

Vissers die wel op de hoogte waren van de richtlijnen van COREMAP’s MPA beheer ontvingen materiële steun omdat ze begrepen hoe ze steun moesten aanvragen (Crawford et al., 2004). In ruil hielpen deze vissers parkwachters om illegale visserij te rapporteren.

Vissers die geen materiële steun ontvingen daarentegen traden in verzet tegen de institutionele macht van COREMAP’s overheidsfunctionarissen. Een dorpsleider stelde: “Ik kreeg een radio (Walkie-talkie) terwijl we een boot verwachtten'' (Glaser et al., 2010: 6). Immers een tekort aan goede vissersvloten resulteerde in een toename aan bomvisserij (Glaser et al., 2010). Bajau met een tekort aan materiaal verzamelden zich in een lokaal comité waarin besproken werd hoe ze de ministry of Fisheries konden dwarsbomen (Glaser et al., 2010). Er was dus sprake van de tweede pijler van het juridisch pluralisme, inheems verzet. Omdat de Bajau zich als groep verzamelden in een comité bundelden ze hun bio-power als vorm van verzet tegen de institutionele macht van de ministry of Fisheries.

Andere Bajau dorpelingen met een tekort aan steun verkozen om passief te blijven: “I am afraid that my opinion and that of the COREMAP group differ. So I prefer not to make statements’' (Glaser et al., 2010: 6-7). Hoewel COREMAP theoretisch gezien voorschriften rond MPA’s kan aanpassen naar gelang de opvattingen van participanten gebeurde dat dus niet altijd. Een andere Bajau visser verklaarde dit als volgt: "We are only against the MPA because they never asked us if we wanted it or not” (White et al., 2014: 98). Bovenstaand citaat illustreert dat CBCRM de Amerikaanse definitie van MPA’s, die de rechten van lokale gemeenschappen vertegenwoordigt, niet naleeft. Bajau die niet in verzet traden ervoeren dus een gebrek aan inspraak omdat er niet naar hun mening geluisterd werd door de ministry of Fisheries.

(21)

Gezien het feit dat het ministerie geen prior consent vroeg aan de lokale vissers en de compliance aan MPA beheer werd afgedwongen was er sprake van koloniaal gewoonterecht binnen een juridisch centralisme. Er was dus net zoals bij het CBCRM een onevenwichtige institutionele macht. Bovendien ervoeren sommige participanten meningsverschillen met COREMAP. Hierdoor kan er geconcludeerd worden dat er allerhande inconsistenties waren in - en met de lokale bevolking. COREMAP slaagde er niet in om een evenwichtig co-management tot stand te brengen omdat er weinig overlap was tussen tussen de adat van de lokale bevolking en de formelere wetgeving van het de ministry of Fisheries. waardoor de laatste pijler van het juridisch pluralisme wankelde. Om na te gaan of breuken in Indonesië’s MPA beheer en de adat opgevuld kunnen worden door een integratie van beide

rechtsmechanismen (de adat en MPA beheer), wordt er in het volgende deel gekeken naar lokaal co-management.

3.2.3. Lokaal co-management: Togian eilanden - hoe het anders kan

De Togian eilandengroep bestaat uit een vijfendertig tal eilanden in het Noord-Oosten van Sulawesi, een natuurreservaat dat met honderdduizend hectaren aan MPA de helft van Sulawesi’s beschermde kustgebieden bevat (Allen et al., 2001). Voor de Togian archipel was MPA co-management tussen provinciale overheidsinstellingen en lokale

overheidsinstellingen een succesverhaal. De meeste belanghebbenden erkenden er de behoefte aan meer dialoog, consensus en samenwerking met de Bajau, waardoor er sprake was van een intergratie van de adat en MPA beheer (Glaser et al., 2010). De vraag is echter nog steeds of die intergratie de breuken in de adat opvulde.

In 2004 werd de eerste MPA van de Togian eilanden opgericht met behulp van de Bajau bevolking (Allen et al., 2001). Tijdens het vormen van de MPA bleek dat de Bajau over een uitgebreide kennis van lokale ecosystemen beschikten, wat gunstig was voor

overheidsinstellingen die de MPA wetgeving opstelden. Na het vormen van deze MPA werd er een directiecomité opgericht waarin er zich een vertrouwensrelatie ontwikkelde tussen het lokale bestuur en de Bajau. Het directiecomité het een provinciale reikwijdte, waaruit kan worden afgeleid dat ook camats van de partij waren. Bajau dorpshoofden anderzijds kregen de bevoegdheid om de nieuwe MPA te waarborgen tegen destructieve praktijken zoals bomvisserij. Dorpshoofden traden voortdurend in dialoog met het directiecomité en de lokale bevolking. Deze MPA handhaving was zo succesvol dat lokale overheidsfunctionarissen besloten dat nieuwe MPA voorstellen voortaan moesten wachten op de prior consent van de lokale bevolking (Allen et al., 2001). Uit onderzoek van Allen (2001) bleek zelfs dat de Bajau dorpshoofden door het beschermen van MPA’s tegen bomvisserij minder vaak gingen bomvissen. Niet alleen werd bomvisserij als onderdeel van een valse adat tegengegaan, 


(22)

tevens was het MPA beleid van de Togian eilanden minder ambigu geworden omdat er rekening werd gehouden met prior consent.

De directe gevolgen van de MPA van 2004 waren reeds na een jaar merkbaar wanneer de Bajau minder ver van de kust hoefden te reizen voor dezelfde visvangst. De Bajau induceerden vervolgens een relatie tussen MPA’s en hun hogere visvangst (Allen et al., 2001). Hieruit bleek dat de opvattingen van de Bajau niet enkel cyclisch van aard waren. Echter speelden hun cyclische geloofsopvattingen nog steeds een rol in het toepassen van hun inheemse kennis over ecosystemen als systemen waarmee Bajau vissers inherent verbonden waren. De relatie tussen getijden en visvangst bijvoorbeeld werd vervat in de MPA die de Bajau zelf hielpen opstellen. In tegenstelling tot de CTI werd er dus in het MPA beleid van de Togian eilanden rekening gehouden met de Bajau’s opvattingen. Het feit dat de Bajau een lineaire relatie zagen tussen visserij en ecosystemen, getuigde van een breuk tussen de échte opvattingen van de Bajau en de manier waarop academici hun adat

beschrijven.

Samengevat werd de living law van de Bajau erkend omdat het directiecomité geen compliance afdwong en constant toetste naar de mening van het Bajau dorpshoofd. In tegenstelling tot COREMAP werd er rekening gehouden met het lokale bestuur als onderdeel van de sociale organisatie van de Bajau omdat dorpshoofden uit het

directiecomité prior consent vroegen aan de lokale bevolking. De Bajau konden zelfs hun eigen MPA beheren. Een eerste besproken breuk in de adat, namelijk een onevenwichtige relatie tussen dorpsleiders en de lokale bevolking, werd dus opgevuld door het integreren van die adat in MPA beheer. Een tweede besproken breuk, namelijk het feit dat academici de opvattingen van de Bajau als ‘cyclisch’ bestempelen, werd hier verkleind omdat

Academici zoals Allen (2001) hier een andere positie tegenover innemen. Verder vertoonden de Togian eilanden eigenschappen van een juridisch pluralistisch co-management omdat zowel het politieke bestuur als de lokale bevolking in interactie met elkaar traden ten behoeve van lokale ecosystemen. Daarenboven getuigde de relatie tussen de adat en het MPA beheer van een integraal pluralisme omdat er iteratief dialoog was tussen de Bajau en het directiecomité. Er vond dus een integratie plaats van de adat in het lokale MPA beheer waardoor er sprake was van een sterke overlap tussen beide rechtsmechanismen.

3.2.4. Nationaal -en lokaal co-management: Wakatobi

Wakatobi is een natuurreservaat in Zuid-Sulawesi dat in juli 1996 is opgericht om

destructieve vispraktijken tegen te gaan in een samenwerking tussen de lokale bevolking en nationaal MPA beheer en is daarmee een voorbeeld van nationaal -en lokaal

co-management (Elliott et al., 2001). Wakatobi is net als de Togian eilanden een succesverhaal omdat de Bajau er de mverantwoordelijkheid krijgen om MPA’s te beschermen om 


(23)

competitie in destructieve vistechnieken met andere etniciteiten te voorkomen (Clifton et al., 2004). Wakatobi bevat ook een directiecomité, de Village Reef Committee, waarin Bajau vissers even veel inspraak hebben als de parkwachters (Shepherd et al., 2004).

3.2.4.1. Succesvol co-management in het nationale bestuur

Operation Wallacea is een co-management project waarin boetes werden uitgedeeld aan illegale vissers volgens nationale MPA wetgeving (Shepherd et al., 2004). Onder Operation Wallacea liet het directiecomité de Bajau dorpshoofden toe om te bemiddelen met Bajau vissers wanneer deze vissers het MPA beheer van Operation Wallacea onrechtvaardig vonden. Bovendien werd het directiecomité gefinancierd door de overheid, waardoor er hier in tegenstelling tot het CBCRM geen geldproblemen waren die bijdroegen aan een breuk in het MPA beleid. Op die manier slaagde het nationale bestuur van Wakatobi erin om een grote overlap tussen MPA beleid en de sociale organisatie van de Bajau te bewerkstelligen. Het co-management van Operation Wallacea was dus een voorbeeld van een succesvolle integratie van de adat in Indonesië’s MPA beleid, waardoor de derde pijler van het juridisch pluralisme, de overlap tussen het inheems gewoonterecht en formele rechtsmechanismen, versterkt werd. Op die manier werd een eerder besproken breuk tussen de mondeling overgedragen mening van de Bajau als onderdeel van de adat en corruptie in MPA beleid, tegengegaan.

3.2.4.2.Succesvol co-management in het lokale bestuur

Onder co-management in Wakatobi’s lokale bestuur dient het bestuur van het directiecomité begrepen te worden. Ten eerste werd er door het directiecomité rekening gehouden met de living law van de Bajau op vlak van hun geloofsopvattingen over ecosystemen. Enerzijds bewees het lokale bestuur van Wakatobi volgens Shepherd (2004) dat de Bajau de

oorzaken van de achteruitgang van visbestanden aan overbevissing wijten en bereid waren om actie te ondernemen voor het directiecomité. Anderzijds erkenden overheidsinstellingen er de inheemse kennis van de Bajau, bestaande uit kennis van duurzame vispraktijken en het biodiversiteit. De opvattingen van plaatselijke Bajau werden geïntegreerd in het taxatie systeem van Wakatobi. In het vissersdropje Kaledupa (appendix figuur 2) bijvoorbeeld waren er problemen met een nieuwe parkwachter. De man vernietigde er de vis van een Bajau marktkramer en deelde lijfstraffen en onwettelijke taxaties uit (Shepherd et al., 2004). Aangezien de parkwachter meer macht uitoefende dan volgens zijn positie in het

directiecomité hoorde, hebben de Bajau op direct-democratische wijze voor zijn ontslag gestemd (Shepherd et al., 2004).


(24)

Daarnaast wordt er in Wakatobi rekening gehouden met de living law van de Bajau op vlak van reciprociteit. Bajau dorpshoofden rapporteren namelijk misdaden in ruil voor een beloning van hun directiecomité. Omdat de Bajau in deze reciprociteit MPA’s beveiligen in ruil voor een monetaire compensatie versterkt het lokale bestuur van Wakatobi de sociale organisatie van de Bajau. Immers: er is geen sprake van debt relations omdat de Bajau financieel worden gesteund wanneer ze zelf MPA’s beveiligen in de plaats van een dorpshoofd. Op die manier wordt de onevenwichtige machtsverhouding tussen

dorpshoofden en adat gebalanceerd. Bovendien biedt de monetaire steun een alternatief op het corrupte CBCRM van de ministry of Fisheries en wordt corruptie als breuk tussen de adat en Indonesië’s MPA beleid afgezwakt.

Ter conclusie vertoont het co-management van Wakatobi successen in het integreren van het lokale en het nationale bestuursniveau. In dit nationaal park hebben de Bajau het recht om MPA’s te beheren, in opstand te komen en zelfs te bemiddelen met hun

dorpshoofd. Ook worden delen van de living law van de Bajau verenigd met een integraal pluralistisch systeem waarbij de inheemse bevolking inspraak heeft in lokaal tot nationaal MPA beheer en tevens geïnformeerd wordt over MPA wetgeving. Er is dus opnieuw sprake van een sterke overlap tussen Wakatobi’s MPA beheer en de adat van de Bajau.

3.2.4.3. Falen co-management in het nationale bestuur

Echter doet het nationaal co-management van Wakatobi tekort op vlak van zoning en visvergunningen door de onbekwaamheid van de ministry of Fisheries. Voor zoning bevat Wakatobi een beheerplan dat is opgesteld door de ministry of Fisheries in 1998 (Elliott et al., 2001). In dat beheerplan legt de ministry of Fisheries een dominante norm op voor

Wakatobi's no-take zones. Een voorbeeld: voor het vangen van de napoleon-wrasse, een met uitsterven bedreigde vissoort in Wakatobi, stelt de ministry of Fisheries geen nationaal verbod (Clifton et al., 2013).

In het kader van visvergunningen, een andere bevoegdheid van de ministry of Fisheries,is er geen eensgezindheid tussen lokale vissers en het ministerie. Omdat er veel verschillende vergunningen beschikbaar zijn, bestaat er onzekerheid bij lokale vissers over welke

vergunning legitiem is. Zo zijn er verschillende gevallen gerapporteerd waarin lokale vissers illegale vergunningen verkochten (Crawford et al., 2004). Echter houdt het ministerie geen rekening met de lokale bevolking, waardoor het nationaal co-management van Wakatobi ook tekort doet op vlak van visvergunningen.

(25)

Op vlak van het co-management van Wakatobi’s lokale bevolking door toeristische resorts heerst er corruptie en marginalisering van de Bajau. Toeristen worden er gefavoriseerd ten nadele van de lokale ecosystemen. Ook hier vertoont het MPA beleid van de ministry of Fisheries een inconsistentie met de adat omdat er opnieuw sprake is van corruptie. Ten eerste kunnen toeristische resorts nieuwe no-take zones opeisen wanneer ze naar de ministry of Fisheries gaan (Clifton et al., 2004). De resorts betalen de ministry of Fisheries voor de no-take zones zodat toeristen geen last hebben van visserij tijdens het duiken. Daarnaast komt de locatie van de no-take zones meer overeen met toeristische resorts dan met de ligging van maritieme ecosystemen. Bij het afbakenen van no-take MPA’s wordt er immers geen rekening gehouden met lokale ecosystemen. Dat zegt iets over de prioriteiten van de resorts: toeristen worden boven ecosystemen geplaatst, waardoor de IUCN definitie van MPA’s niet wordt nageleefd.

Ten tweede gaat het co-management van de toeristische resorts hand in hand met commodificatie (vermarkting van culturele goederen). Het geld dat toeristische resorts halen uit culturele goederen kunnen ze vervolgens pompen in de ministry of Fisheries dat hun helpt met het opstellen van no-take zones. Een voorbeeld van commodificatie is een tour operator site die de rituelen van de Bajau promoot als een praktijk waar toeristen de ‘echte’ identiteit van het volk kunnen ontdekken. De website beweert dat toeristen zich mogen gedragen als gasten van de Bajau met foutieve slogans zoals “It is possible you will be the first tourist some villagers have ever seen.” (Clifton et al., 2004: 163). In realiteit hebben de Bajau echter nooit prior consent gegeven om toeristen voor te laten betalen voor rituelen.

Daarnaast zou ecotoerisme een vorm co-management zijn in Wakatobi die zowel rekening zou houden met het milieu als met de lokale bevolking (Clifton et al., 2004). Ecotoerisme zou een oplossing bieden voor overbevissing in Wakatobi omdat het werkgelegenheid en inkomen zou bieden voor de Bajau (Clifton, 2004). Echter, in het Tomia eiland (appendix, figuur 2) is er een economisch onevenwicht tussen resort-bazen en de Bajau, waarvan het salaris vijfhonderdtwintig keer lager ligt dan dat van de resort-bazen (Clifton et al., 2004). Dit onevenwicht is te wijten aan de grote winsten die geboekt worden bij duiktoerisme (Clifton et al., 2004). Bovendien krijgen andere etniciteiten zoals de ‘Wakatobi’ meer banen

aangeboden omdat ze minder ver van toeristische no-take zones wonen en dus als meest lokale bevolking de hoogste compliance hebben.

Het toeristisch co-management van Wakatobi snijdt dus weinig hout, want er wordt weinig rekening gehouden met de opvattingen over ecosystemen van de lokale bevolking. Het feit dat de toeristische resorts geen waarde hechten aan de prior consent van de lokale bevolking, geen specifieke gebruikersrechten aan die bevolking toekent en op de koop toe no-take zones oplegt maakt dat er sprake is van het koloniaal gewoonterecht. Verder komt

(26)

ecotoerisme in Wakatobi niet overeen met de IUCN definitie van MPA's omdat culturele ecosysteem-diensten, besproken in het theoretisch kader, er misbruikt worden. Ook met de Amerikaanse definitie wordt weinig rekening gehouden omdat natural resources misbruikt worden als trekpleisters voor toeristen. Het co-management van Wakatobi’s toeristische sector dient dus vooral ter versterking van het imago van toeristische resorts. 


(27)

5. Conclusie: hoe kloven in Indonesië’s MPA beleid en de Bajau’s adat gedicht kunnen worden in een win-win integratie

Consensus over de integratie van de adat van de Bajau in Sulawesi’s MPA’s ontbreekt. Algemeen gesproken wordt de MPA definitie van de IUCN vaak niet nageleefd op vlak van ecosysteem-diensten, terwijl de Amerikaanse MPA definitie niet wordt nageleefd op vlak van respect voor de adat van de Bajau. Om de onderzoeksvraag - die toetst hoe de adat van de Bajau in Indonesië’s MPA beleid geïntegreerd kan worden - te beantwoorden werd er in deze scriptie gefocust op het juridisch pluralisme: de ideologie van een eerlijk rechtsstelsel bestaande uit parallelle rechtsmechanismen (zoals MPA beheer en de adat).

Het inheems gewoonterecht vormt de eerste pijler van het juridisch pluralisme. Binnen het inheems gewoonterecht bestaat de adat uit gedragscodes rond lokaal bestuur,

vistechnieken en geloofsopvattingen. Bomvisserij bleek een recenter ingevoerde vistechniek die niet tot de adat behoort. Deze vistechniek bleek wel sterk verweven te zijn in de sociale organisatie van de Bajau en vormt daarom een hindernis in het integreren van de adat in MPA beleid. Debt relations werden tegengegaan door lokale vissers in Wakatobi meer agency te geven in het beschermen van MPA’s tegen bomvisserij. Immers: de

onevenwichtige machtsrelaties tussen dorpshoofden en vissers waren teweeggebracht door debt relations. MPA doelstellingen werden op die manier simultaan bereikt met het

stabiliseren van de sociale organisatie van de Bajau. Ten tweede bleek het lokale bestuur van de Bajau af te hangen van de compliance tussen de Bajau en lokale

bestuursinstellingen. Die compliance vloeide voort uit het gezag van het dorpshoofd en de camat. Het verzet van de Bajau tegen de camat bevestigde dat er breuken waren in de Bajau’s lokale bestuur, samen met de ambiguïteit waarop MPA’s door lokale leiders beveiligd werden. Tot slot vertoonden de opvattingen van de Bajau in Wakatobi en de Togian archipel een inconsistentie met academici die deze opvattingen als ‘uitsluitend cyclisch’ beschreven omdat de Bajau er ecosystemen op lineaire wijze konden analyseren. In een notendop zijn er inconsistenties in de adat op vlak van bomvisserij en lokaal beleid en inconsistenties tussen geloofsopvattingen van de Bajau en de opvattingen van academici. Zouden die breuken er nog steeds zijn wanneer deze aspecten van de adat geïntegreerd worden in Indondesië’s MPA beleid?

Inheems verzet is de tweede pijler van het juridisch pluralisme. Het verzet van de Bajau was effectief om breuken in Indonesië’s MPA beleid aan het licht te brengen. Zowel COREMAP als de CTI werden gecontesteerd door de Bajau via respectievelijk het opeisen van

materiële steun en het ontkennen van gezag. De Bajau groepeerden zich in comités, wat resulteerde in een sterke bio-power tegen de institutionele macht van Indonesische overheidsinstellingen. Inheems verzet vormde op die manier een balans op een het rigide 


(28)

beheer van Sulawesi’s MPA’s. Alle vormen van verzet waren óf tegen top-down beleid van het CTI dat geen rekening hield met inheemse opvattingen en ecosystemen óf tegen een gefaald nationaal CBCRM van de ministry of Fisheries dat corrupt en ambigu bleek te zijn. Inheems verzet was dus vooral van toepassing voor breuken tussen de adat en MPA beleid. Aangezien inheems verzet het machtsmisbruik van Indonesië’s MPA beleid aan het licht bracht, zocht deze scriptie naar voorbeelden van lokaal co-management conform aan de laatste pijler van het juridisch pluralisme.

De laatste pijler van het juridisch pluralisme omvat de overlap tussen formele

rechtsmechanismen en het inheems recht. Bij een overlap tussen rechtsmechanismen is er sprake van een integratie van die rechtsmechanismen. Die overlap bleek mogelijk te zijn tussen de adat en het MPA beleid van Wakatobi en de Togian eilanden. In de Togian

eilanden werd de adat van de Bajau in lokale tot provinciale wetgeving vervat. Wakatobi ging zelfs een stap verder met Operation Wallacea waar de adat van de Bajau geïntegreerd werd in nationaal MPA beheer. Er werd hier waarde toegekend aan de living law door deze in lokale tot nationale wetgeving te incorporeren. Op die manier werden onzichtbare of ‘verdoken’ delen van de adat zichtbaar gemaakt in geschreven wetgeving. De sociale organisatie en inheemse opvattingen van de Bajau bijvoorbeeld werden er gebruikt in lokaal en nationaal co-management voor het opstellen en handhaven van MPA’s tegen illegale vistechnieken. Het gevolg was dat de Bajau minder aan bomvisserij deden. Bij het handhaven van de MPA’s werd de reciprociteit tussen Bajau dorpshoofden,

overheidsfunctionarissen en Bajau vissers verbeterd. In de integratie met het MPA beleid werden er dus meningsverschillen tussen lokaal bestuur en lokale vissers als breuken in de adat opgevuld. Daarnaast werd de corruptie van de ministry of Fisheries in Wakatobi, hoewel nog aanwezig in de toeristische sector, tegengegaan door het bieden van financiële steun aan Bajau-vissers in ruil voor het beveiligen van MPA’s, in de plaats van het ministerie te betalen om vervolgens compliance af te dwingen.

In een notendop is er sprake van een integraal pluralisme tussen het MPA beleid van de Indonesische overheid en de adat in Wakatobi en de Togian archipel. Op veel vlakken is er een sterke overlap tussen inheemse -en formele rechtssystemen en kan de Bajau’s adat er in Indonesië’s MPA beleid geïntegreerd worden. Vissers, dorpshoofden,

overheidsfunctionarissen, beleidsmakers en de toeristische sector van Indonesië moeten de breuken binnen hun rechtsmechanismen eerst onderzoeken voordat een integratie van de adat in MPA wetgeving gebruikt kan worden om die breuken te dichten. In zowel het MPA beheer van de Togian eilanden als dat van Wakatobi was zulke ‘win-win integratie’

(29)

6. Discussie

Het is ironisch dat er vaak weinig rekening wordt gehouden met de adat van de Bajau terwijl overheidsinstellingen te arm en gefragmenteerd zijn om zichzelf in stand te houden, laat staan voldoende onderling samen te werken. Het is hypocriet van de Indonesische overheid om dan een verandering in het meest lokale schaalniveau, de Bajau bevolking, te forceren via opleidingsprogramma’s. In de plaats van externe opleiding, zou er meer oor moeten zijn naar aannames in de opvattingen van de Bajau, die heus niet altijd cyclisch zijn, en zou het rationeel denkvermogen van de Bajau versterkt moeten worden in de plaats van ervan uit te gaan dat dat denkvermogen er in de eerste plaats niet is. Verder bleek geldtekort een

belangrijk probleem De ministry of Fisheries bijvoorbeeld laat zich overmeesteren door korte termijn belangen van de toeristische sector en faalt daarom in het het glocal MPA bestuur van Wakatobi. Dat terwijl het primaire doel van MPA’s net duurzaamheid is. Het woord duurzaamheid impliceert de belangen van de Bajau op lange duur en zorgzaamheid voor fauna en flora. Op dat vlak had deze scriptie ook kunnen focussen op de lange termijn doelstellingen van MPA’s.

Tot slot bleek in Wakatobi en de Togian eilanden integraal-pluralistisch co-management de sleutel tot succes. Hier moet dus een voorbeeld aan worden genomen in het beheer van Sulawesi’s MPA’s. Wakatobi toonde een integratie van lokaal MPA beheer in nationaal MPA beheer aan. Echter zou het nog idealer zijn wanneer lokaal MPA beheer in het internationaal MPA beleid van de Coral Triangle Initiative geïntegreerd zou kunnen worden. Dan zou er sprake zijn van glocal MPA beleid. Het woord ‘integratie’ dient wel juist opgevat te worden. Met integratie wordt niet een totale versmelting van twee of meer rechtsmechanismen bedoeld, het is immers belangrijk dat ecosystemen en inheemse volkeren autonoom blijven. Soms is het dus beter om niet te interveniëren in een dynamische sociale organisatie of complex ecosysteem. Daarnaast zijn er meer etnografieën nodig die beschrijven hoe de Bajau MPA’s in hun adat kunnen integreren en daarmee de onderzoeksvraag van deze scriptie op zijn kop zetten zodat de adat niet verdoken blijft en de autonomie en dynamiek ervan niet onderbelicht blijft. 


Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Breuken die verschillende noemers hebben, moeten voor het optellen en aftrekken zo aangepast worden, dat ze dezelfde noemer hebben3. Daarvoor moet men

Vergroten: Er ontstaan meer delen, maar kleiner.. De totale grootte

De oplossing en zeer veel andere werkbladen om gratis te

Concluding, according to the analysis done in this research based on the two cases in Rivierenland (1995) and Wilnis (2003), we can say that the governance

employing 2SLS methodology and using idiosyncratic stock return to instrument for average peer investments, I find consistent evidence for positive influence of

Gegevens worden verzameld via vragenlijsten die mediators en partijen na af- loop van een mediation invullen en via administraties bij de gerechten, het Juridisch Loket en de

Al doende heb je al snel door welke soorten algemeen zijn, en bij andere zoekers. zie je welke zeldzaamheden je zoal

Het enige houvast dat geboden wordt, is het feit dat de muren haaks op de Rijselstraat gericht staan en met perceelsindeling / verkaveling te maken hebben (fig. De huidige