• No results found

Invloed van IFRS-toepassing op earnings management : onderscheid tussen de vrijwillige en verplichte toepassing

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Invloed van IFRS-toepassing op earnings management : onderscheid tussen de vrijwillige en verplichte toepassing"

Copied!
40
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

 

Invloed van IFRS-toepassing op earnings

management

Onderscheid tussen de vrijwillige en verplichte toepassing

Jordy van de Vlag

10184139

30 juni 2014

Bachelor Accountancy & Control Universiteit van Amsterdam

Studiejaar 2013-2014

begeleider: dhr. drs. R.W.J. van Loon RA  

(2)

Abstract  

In dit onderzoek wordt, aan de hand van een literatuuronderzoek, gekeken in hoeverre de toepassing van IFRS heeft geleid tot een afname van het gebruik van earnings management in beursgenoteerde bedrijven in de Europese Unie. In voorgaande onderzoeken wordt weinig toegespitst op de vergelijking tussen de vrijwillige (voor 2005) en de verplichte toepassing van IFRS in relatie tot earnings management. In dit onderzoek wordt daarom onderscheid gemaakt tussen de invloed van de vrijwillige en verplichte toepassing van IFRS op het gebruik van earnings management in beursgenoteerde bedrijven in de Europese Unie.

Uit het onderzoek blijkt dat het niet eenduidig is dat vrijwillige toepassing van IFRS heeft geleid tot minder gebruik van earnings management in beursgenoteerde EU-bedrijven. Enerzijds wordt aangetoond dat earnings management is afgenomen, doordat de mate van winstegalisatie is afgenomen. Anderzijds wordt aangetoond dat earnings management niet is afgenomen, of is toegenomen, omdat wordt geconstateerd dat het gebruik van discretionaire accruals niet is afgenomen. Daarnaast is het niet eenduidig dat de verplichte toepassing van IFRS heeft geleid tot afnemend gebruik van earnings management in beursgenoteerde bedrijven in de Europese Unie. Enerzijds wordt, op basis van drie maatstaven van earnings management, onder andere gesteld dat earnings management is afgenomen met betrekking tot beursgenoteerde bedrijven uit 15 EU-landen. Anderzijds wordt, op basis van het gebruik van discretionaire accruals, onder andere geconstateerd dat earnings management in België, Griekenland, Engeland, Frankrijk, Finland, Spanje, Zweden en Italië is toegenomen. Tot slot moet, naast de verplichte toepassing van IFRS, rekening worden gehouden met handhaving van de IFRS-normen, prikkels omtrent de financiële rapportage, de ontwikkeling van de IFRS-standaarden, de economische situatie en marktontwikkelingen in relatie tot earnings management.

(3)

Inhoudsopgave  

LIJST  MET  TABELLEN  EN  GRAFIEKEN  ...  4  

 

1.   INLEIDING  ...  5  

 

2.   WAT  HOUDT  HET  BEGRIP  EARNINGS  MANAGEMENT  IN?  ...  7  

 

2.1   EARNINGS  MANAGEMENT  ...  7  

 

2.2   MOTIEVEN  VOOR  HET  GEBRUIK  VAN  EARNINGS  MANAGEMENT  ...  9  

 

3.   INTERNATIONAL  FINANCIAL  REPORTING  STANDARDS  (IFRS)  ...  11  

 

4.   RELATIE  TUSSEN  DE  TOEPASSING  VAN  IFRS  EN  EARNINGS  MANAGEMENT  ...  11  

 

5.   INVLOED  VAN  DE  VRIJWILLIGE  VERSUS  VERPLICHTE  TOEPASSING  VAN  IFRS  OP  EARNINGS  

MANAGEMENT  ...  12  

 

5.1   INVLOED  VAN  DE  VRIJWILLIGE  TOEPASSING  VAN  IFRS  OP  EARNINGS  MANAGEMENT  ...  13  

 

5.1.1   AFNEMEND  GEBRUIK  VAN  EARNINGS  MANAGEMENT  NA  VRIJWILLIGE  TOEPASSING  IFRS  ...  13  

 

5.1.2   TOENEMEND  GEBRUIK  VAN  EARNINGS  MANAGEMENT  NA  VRIJWILLIGE  TOEPASSING  IFRS  ...  16  

 

5.1.3   EARNINGS  MANAGEMENT  NA  VRIJWILLIGE  TOEPASSING  VAN  IFRS:  DE  FINANCIËLE  SECTOR  ...  18  

 

5.1.4   AFWEGING  VAN  DE  INVLOED  VAN  DE  VRIJWILLIGE  TOEPASSING  VAN  IFRS  OP  EARNINGS    

MANAGEMENT  ...  19  

 

5.1.5   DEELCONCLUSIE  ...  22  

 

5.2   INVLOED  VAN  DE  VERPLICHTE  TOEPASSING  VAN  IFRS  OP  EARNINGS  MANAGEMENT  ...  22  

 

5.2.1   AFNEMEND  GEBRUIK  VAN  EARNINGS  MANAGEMENT  NA  VERPLICHTE  TOEPASSING  IFRS  ...  23  

 

5.2.2   GELIJKBLIJVEND  GEBRUIK  VAN  EARNINGS  MANAGEMENT  NA  VERPLICHTE  TOEPASSING  IFRS  ...  26  

 

5.2.3   EARNINGS  MANAGEMENT  NA  VERPLICHTE  TOEPASSING  VAN  IFRS:  DE  FINANCIËLE  SECTOR  ...  31  

 

5.2.4   AFWEGING  VAN  DE  INVLOED  VAN  DE  VERPLICHTE  TOEPASSING  VAN  IFRS  OP  EARNINGS  

MANAGEMENT  ...  32     5.2.5   DEELCONCLUSIE  ...  35     6.   CONCLUSIE  ...  36     LITERATUURLIJST  ...  39    

(4)

Lijst  met  tabellen  en  grafieken  

Tabel 1. Motieven voor het gebruik van earnings management………..10 Tabel 2. De mate van winstegalisatie (op basis van de variatie in winstfluctuaties) voor en na vrijwillige toepassing van IFRS ………..14 Tabel 3. De variatie in winstfluctuaties voor (kolom IAS) en na vrijwillige toepassing van IFRS ………15 Tabel 4. Factoren die naast de vrijwillige toepassing van IFRS moeten worden

meegewogen ………21 Tabel 5. De variabiliteit in winstfluctuaties voor en na verplichte toepassing van

IFRS………...24 Tabel 6. De steekproef bestaande uit 15 EU-landen en bijbehorend aantal beursgenoteerde bedrijven per land……….26 Tabel 7. De mate waarin een klein positief resultaat en een klein negatief resultaat worden gerapporteerd door de bedrijven in de steekproef………27 Tabel 8. Elf EU-landen in de steekproef die IFRS verplicht hebben toegepast plus bijbehorend aantal steekproefobservaties ………28 Tabel 9. Het gebruik van discretionaire accruals na de verplichte toepassing van IFRS aan de hand van de Wilcoxon-test………...29 Tabel 10. De variatie in winstfluctuaties na verplichte toepassing van IFRS………..30

Grafiek 1. Earnings management na vrijwillige toepassing van IFRS (2001-2005)………....16 Grafiek 2. Earnings management na verplichte toepassing van IFRS (vanaf 2005) in

(5)

1. Inleiding    

Op 24 februari 2003 wordt het nieuws naar buiten gebracht dat Ahold is betrokken bij een grootschalig boekhoudschandaal (Smit, 2004). Ahold blijkt onder andere afspraken te hebben gemaakt over de zeggenschap van verschillende buitenlandse dochterondernemingen.

Hierdoor zijn belanghebbenden jarenlang misleid over de financiële situatie van Ahold. Ahold rapporteerde jarenlang een te hoge omzet doordat verschillende dochterondernemingen

werden geconsolideerd in de geconsolideerde jaarrekening. Deze consolidatie was echter vanuit juridisch oogpunt niet toegestaan. Ahold maakte hierbij gebruik van earnings management door op deze manier opzettelijk de omzet- en winstcijfers te beïnvloeden. Het effect van dit nieuws was dat CEO Cees van der Hoeven aftrad en dat de aandelenkoers van Ahold daalde met ongeveer 63 procent (Smit, 2004).

In dit onderzoek staat het onderwerp earnings management centraal. Earnings management houdt in het kort in dat managers de financiële rapportage opzettelijk

manipuleren om belanghebbenden te misleiden over de werkelijke prestaties van het bedrijf (Healy & Wahlen, 1999). Meer specifiek wordt in dit onderzoek gekeken naar de invloed van de toepassing van IFRS op het gebruik van earnings management. IFRS wordt gezien als een kwalitatief hoogwaardige standaard, die een bijdrage moet leveren aan het verbeteren van de kwaliteit van de financiële rapportage (Van Beest, 2008). Één van de doelstellingen van IFRS is daarom dat er meer aandacht moet worden gevestigd op de kwaliteit van de gepubliceerde winstcijfers (Ball, 2006). Het is interessant om te bekijken of deze doelstelling van IFRS wordt behaald, oftewel of de kwaliteit van de gepubliceerde winstcijfers is verbeterd na toepassing van IFRS. Het gebruik van earnings management door bedrijven kan worden gebruikt als maatstaf voor de kwaliteit van de winstcijfers (Van Beest, 2008).

De volgende probleemstelling vloeit hieruit voort en zal centraal staan in dit onderzoek:

In hoeverre heeft toepassing van IFRS geleid tot een afname van het gebruik van earnings management in beursgenoteerde bedrijven in de Europese Unie?

Het is relevant om specifiek te focussen op beursgenoteerde bedrijven in de Europese Unie, omdat voor deze bedrijven de verplichte toepassing van IFRS geldt vanaf 1 januari 2005 (Ball, 2006). De centrale vraag wordt onderverdeeld in de volgende vijf deelvragen:

1. Wat houdt het begrip earnings management in?

(6)

3. In hoeverre heeft de vrijwillige toepassing van IFRS geleid tot een afname van earnings management in beursgenoteerde bedrijven in de Europese Unie? 4. In hoeverre heeft de verplichte toepassing van IFRS geleid tot een afname van

earnings management in beursgenoteerde bedrijven in de Europese Unie? 5. In hoeverre wijkt earnings management in de financiële sector af van earnings

management in andere beursgenoteerde bedrijven na toepassing van IFRS?

De verwachting is dat het gebruik van earnings management is afgenomen met betrekking tot beursgenoteerde bedrijven die IFRS vrijwillig hebben toegepast en dat het gebruik van earnings management niet is afgenomen, of zelfs is toegenomen, met betrekking tot beursgenoteerde bedrijven die IFRS slechts verplicht hebben toegepast. Bedrijven die zich vrijwillig verbinden aan IFRS hebben meer de prikkel om de kwaliteit van de financiële verslaggeving te verbeteren (Christensen, Lee en Walker, 2007). Deze bedrijven willen zich verbinden aan ‘higher quality accounting’ (Van Tendeloo & Vanstraelen, 2005). Om de kwaliteit van de financiële verslaggeving te verbeteren, zal het gebruik van earnings management af moeten nemen. De verwachting is dat deze prikkel om de kwaliteit van de financiële verslaggeving te verbeteren kleiner is bij bedrijven die IFRS verplicht hebben toegepast. Deze bedrijven hebben niet de prikkel om zich te verbinden aan IFRS, ze moeten het slechts verplicht toepassen (Christensen, Lee en Walker, 2007).

Voor de beantwoording van de centrale vraag en de bijbehorende deelvragen zal gebruik worden gemaakt van een literatuuronderzoek.

Zoals blijkt uit de bovenstaande deelvragen wordt de nadruk gelegd op het onderscheid tussen de vrijwillige toepassing van IFRS en de verplichte toepassing van IFRS. In een groot aantal onderzoeken wordt vanuit verschillende oogpunten vooral gekeken naar de invloed van de verplichte toepassing van IFRS op het gebruik van earnings management. Daarnaast wordt in verscheidene onderzoeken een vergelijking gemaakt tussen nationale standaarden en IFRS in relatie tot earnings management, waarbij in deze onderzoeken gebruik wordt gemaakt van landen waar alleen de verplichte toepassing van IFRS mogelijk was. In deze betreffende onderzoeken wordt echter weinig toegespitst op de vergelijking tussen de vrijwillige toepassing van IFRS (in de periode voor 2005) door beursgenoteerde bedrijven en de verplichte toepassing van IFRS in relatie tot earnings management. In dit onderzoek zal daarom een vergelijking worden gemaakt tussen enerzijds beursgenoteerde bedrijven die IFRS vrijwillig hebben toegepast en anderzijds beursgenoteerde bedrijven die IFRS pas hebben toegepast op het moment dat dit verplicht werd. Hierbij is het interessant om te kijken

(7)

naar het mogelijke verschil in motivatie van deze verschillende bedrijven om earnings management te gebruiken na de toepassing van IFRS. Is bijvoorbeeld de motivatie om het resultaat te sturen kleiner in het geval van bedrijven die IFRS vrijwillig hebben toegepast? De prikkel om earnings management te gebruiken is interessant en relevant om te analyseren, omdat het vooral voor de ontwikkeling van verdere regelgeving en standaarden van belang is om te weten of het verplichten van deze regelgeving daadwerkelijk leidt tot een afname van resultaatsturing en een verbeterde weergave van de economische werkelijkheid.

In hoofdstuk 2 wordt het begrip earnings management nader toegelicht en worden een aantal relevante motieven voor het gebruik van earnings management weergegeven. In hoofdstuk 3 wordt een korte omschrijving omtrent IFRS gegeven. Vervolgens wordt in hoofdstuk 4 de relatie tussen het gebruik van earnings management en de toepassing van IFRS verduidelijkt. In hoofdstuk 5 wordt vervolgens de invloed van de vrijwillige en de verplichte toepassing van IFRS op het gebruik van earnings management in beursgenoteerde EU-bedrijven geanalyseerd. In dit hoofdstuk wordt ook aandacht besteed aan earnings management in de financiële sector na toepassing van IFRS. In hoofdstuk 6 wordt het onderzoek afgesloten met een conclusie, waarin onder andere een antwoord wordt geformuleerd op de centrale vraag.

2. Wat  houdt  het  begrip  earnings  management  in?  

In dit hoofdstuk wordt het begrip earnings management nader toegelicht. In paragraaf 2.1 wordt earnings management gedefinieerd en wordt het onderscheid tussen twee vormen van earnings management uitgelegd. Vervolgens worden in paragraaf 2.2 de motieven voor het gebruik van earnings management weergegeven.

2.1 Earnings  management  

Het begrip earnings management wordt op verschillende manieren gedefinieerd. In dit onderzoek wordt gebruik gemaakt van de definitie van Healy & Wahlen (1999). Earnings management houdt volgens hen in dat managers de financiële rapportage opzettelijk willen manipuleren om belanghebbenden te misleiden over de werkelijke onderliggende

economische prestaties van het bedrijf of om contractuele uitkomsten te beïnvloeden die afhankelijk zijn van hetgeen in de financiële verslaggeving wordt gerapporteerd. Managers moeten bijvoorbeeld schattingen maken van de economische levensduur en de restwaarde van

(8)

vaste activa en van de waardevermindering van bepaalde activa, zoals goodwill. Daarnaast moet er een keuze worden gemaakt tussen verschillende voorraadwaarderingsmethodes en afschrijvingsmethodes. Managers kunnen hierbij kiezen voor rapportagemethodes en kunnen schattingen maken die niet leiden tot een nauwkeurige weergave van de economische

werkelijkheid van het bedrijf (Healy & Wahlen, 1999).

Real earnings management versus accrual-based earnings management

Earnings management kan worden onderverdeeld in real earnings management en accrual-based earnings management (Gunny, 2010). Real earnings management houdt in dat door managers gebruik wordt gemaakt van activiteiten die afwijken van de normale

bedrijfsuitvoering om bepaalde doelstellingen (‘earnings thresholds’) te behalen of om verliezen te voorkomen (Roychowdhury, 2006). Belanghebbenden worden hierdoor misleid, omdat zij geloven dat bepaalde doelstellingen door middel van de normale bedrijfsuitvoering zijn bereikt. Real earnings management heeft directe invloed op de cash flow van een bedrijf (Roychowdhury, 2006). Bij real earnings management moet onder andere worden gedacht aan het uitstellen van uitgaven aan research & development (R&D) en onderhoud en het

opbouwen van overtollige voorraad (overproductie) om de gerapporteerde kostprijs verkopen (COGS) te verlagen (Gunny, 2010). Daarnaast kan het tijdstip van de verkoop van vaste activa zo worden vastgesteld door een manager dat een bedrijf op een gewenst moment de meerwaarde als winst kan rapporteren (Gunny, 2010).

Accrual-based earnings management houdt in dat managers accruals gebruiken en manipuleren om het resultaat te sturen (Roychowdhury, 2006). Accrual-based earnings management heeft geen directe invloed op de cash flow van een bedrijf. Daarnaast zijn accruals grotendeels onderworpen aan oordeelsvorming van het management (Bergstresser & Philippon, 2006). Dit zorgt ervoor dat managers accruals kunnen gebruiken om, zoals eerder gezegd, het resultaat te sturen. Hierbij moet bijvoorbeeld worden gedacht aan het uitstellen van de afwaardering van bepaalde activa (Roychowdhury, 2006). Accruals kunnen worden onderverdeeld in non-discretionary accruals en discretionary accruals. Bij non-discretionary accruals heeft de manager weinig invloed om de betreffende accruals te manipuleren

(Bergstresser & Philippon, 2006). Bij discretionairy accruals heeft de manager echter veel invloed om de betreffende accruals te manipuleren. Het gaat hier om doelbewuste

(9)

economische activiteiten van het bedrijf (Heemskerk & Van der Tas, 2006). Een voorbeeld hiervan is de inschatting van de voorziening voor dubieuze debiteuren

Managers hebben meer de neiging om real earnings management te gebruiken in plaats van accrual-based earnings management. Een mogelijke verklaring hiervoor is dat accrual-based earnings management vaker wordt onderworpen aan kritisch onderzoek van auditors en toezichthouders (Roychowdhury, 2006).

Kortom, earnings management kan worden onderverdeeld in real earnings management en accrual-based earnings management. Real earnings management houdt in dat door managers gebruik wordt gemaakt van activiteiten die afwijken van de normale bedrijfsuitvoering om bepaalde doelstellingen (‘earnings thresholds’) te behalen. Accrual-based earnings

management houdt in managers accruals gebruiken en manipuleren om het resultaat te sturen. Accruals kunnen verder worden onderverdeeld in discretionaire en non-discretionaire

accruals. Bij discretionaire accruals heeft de manager, in tegenstelling tot bij non-discretionaire accruals, veel invloed om de accruals te manipuleren.

2.2 Motieven  voor  het  gebruik  van  earnings  management  

Managers hebben verscheidene motieven om earnings management te gebruiken in de financiële rapportage. Allereerst stellen Barth, Landsman en Lang (2008) dat bedrijven abnormale fluctuaties in de winst willen voorkomen. Om dit te voorkomen wordt winstegalisatie (earnings smoothing) toegepast door deze bedrijven. De mate van

winstegalisatie kan worden beoordeeld aan de hand van de variabiliteit in de winstcijfers (Barth, Landsman en Lang, 2008). Op het moment dat de variatie in de winstcijfers afneemt, neemt de mate van winstegalisatie toe. Op het moment dat de variatie toeneemt, duidt dit op afnemende mate van winstegalisatie. Burgstahler en Dichev (1997) behandelen daarnaast twee andere belangrijke motieven voor het gebruik van earnings management. Allereerst wordt het voorkomen van een afname in de winst genoemd. Dit houdt in dat, op basis van de werkelijke prestaties van het bedrijf, de winst lager kan uitvallen dan in voorgaande jaren. Om niet de indruk te wekken dat de prestaties van het bedrijf verslechteren of om het patroon van winsttoename niet te doorbreken, kan het management geprikkeld zijn om de resultaten opwaarts te sturen. Het doorbreken van het patroon van winsttoename kan leiden tot negatieve effecten op de aandelenmarkt (Burgstahler & Dichev, 1997). Verder wordt als belangrijk motief voor het gebruik van earnings management het voorkomen van verliesrapportage

(10)

genoemd (Burgstahler & Dichev, 1997). Managers zijn in dit geval geprikkeld om het rapporteren van verliezen te voorkomen, omdat dit onder andere kan leiden tot negatieve reacties van belanghebbenden.

Degeorge, Patel en Zeckhauser (1999) onderscheiden in hun model een drietal motieven (‘thresholds’) die kunnen leiden tot het gebruik van earnings management. Het eerste motief, het rapporteren van een positief resultaat (winst), sluit aan bij het hierboven genoemde motief van Burgstahler & Dichev (1997) om verliesrapportage te voorkomen. Degeorge, Patel en Zeckhauser (1999) voegen hieraan toe dat het rapporteren van winst vooral vanuit psychologisch oogpunt belangrijk is. Ten tweede is het belangrijk om de recente prestaties vast te houden. Dit houdt in dat het behaalde resultaat van het voorgaande jaar minstens geëvenaard moet worden. Dit sluit aan bij hetgeen Burgstahler & Dichev (1997) hebben gesteld, namelijk dat een winstafname moet worden voorkomen. Tot slot wordt earnings management toegepast om te voldoen aan de verwachtingen van analisten

(Degeorge, Patel en Zeckhauser, 1999). Analisten stellen een bepaalde verwachting op over de financiële prestaties van een bedrijf. Op het moment dat het management in de gaten heeft dat niet aan deze verwachtingen wordt voldaan, kan de motivatie ontstaan om het resultaat richting deze verwachtingen te sturen.

Tot slot zijn er ook verscheidene persoonlijke motieven voor het gebruik van earnings management. Compensatie in de vorm van aandelenopties kan bijvoorbeeld de motivatie van managers om de financiële rapportage te manipuleren vergroten (Bergstresser & Philippon, 2006). Daarnaast is het behalen van een winstafhankelijke bonus een mogelijke motivatie om het resultaat te sturen (Healy & Wahlen, 1999).

Om een overzicht te geven worden de bovenstaande motieven kort weergegeven in tabel 1.

Motieven voor het gebruik van earnings management 1. voorkomen van abnormale fluctuaties in de winst

2. voorkomen van een winstafname/evenaring van het resultaat van het voorgaande jaar 3. voorkomen van verliesrapportage/het rapporteren van een positief resultaat

4. voldoen aan de verwachtingen van analisten

5. compensatie in de vorm van aandelenopties of behalen van een winstafhankelijke bonus

(11)

3. International  Financial  Reporting  Standards  (IFRS)  

In dit hoofdstuk wordt de achtergrond van het ontstaan en de verplichte toepassing van IFRS beschreven.

Sinds april 2001 worden de internationale accountingregels opgesteld door de

International Accounting Standards Board. Het doel van de IASB is het ontwikkelen van een internationaal accepteerbare set kwalitatief hoogstaande accountingsstandaarden (Barth, Landsman en Lang, 2008). De International Financial Reporting Standards zijn de betreffende accountingregels (standaarden) die zijn ontworpen door de IASB (Barth, Landsman en Lang, 2008). De voorganger van de IASB, de International Accounting Standards Committee (IASC), begon met het ontwerpen van internationale accountingstandaarden (Ball, 2006). Deze standaarden worden de International Accounting Standards (IAS) genoemd. Deze oude internationale accountingregels (IAS) blijven bestaan naast de nieuw ontworpen IFRS-normen (Ball, 2006).

Het toepassen van IFRS is verplicht voor beursgenoteerde bedrijven in de Europese Unie sinds 1 januari 2005 (Ball, 2006). Deze bedrijven zijn verplicht om vanaf dat moment hun geconsolideerde jaarrekening in overeenstemming met IFRS-normen op te stellen. Voor 1 januari 2005 was het voor beursgenoteerde bedrijven in een aantal Europese landen al

mogelijk om IFRS vrijwillig toe te passen in de financiële verslaggeving (Van Tendeloo & Vanstraelen, 2005). Daarentegen waren er ook Europese landen die de vrijwillige toepassing van IFRS niet ondersteunden.

4. Relatie  tussen  de  toepassing  van  IFRS  en  earnings  management  

In dit hoofdstuk wordt de doelstelling van IFRS beschreven, die centraal staat in dit onderzoek. Aan de hand daarvan wordt de relatie tussen earnings management en de toepassing van IFRS verduidelijkt.

IFRS moet worden gezien als een verzameling kwalitatief hoogstaande, begrijpbare en uitvoerbare accountingstandaarden (Ball, 2006). Eén van de bijbehorende doelstellingen van IFRS, die centraal staat in dit onderzoek, is dat er meer aandacht moet worden gevestigd op de kwaliteit van de financiële rapportage, waaronder de kwaliteit van de gepubliceerde winstcijfers (Ball, 2006). Dit vereist dat een nauwkeurige weergave van de economische werkelijkheid moet worden gegeven door het management, waardoor het minder mogelijk moet zijn om de financiële rapportage te manipuleren (Ball, 2006). Het gebruik van earnings

(12)

management kan, zoals eerder gezegd, worden gebruikt als maatstaf voor deze doelstelling van IFRS (Van Beest, 2008). Een afname van het gebruik van earnings management leidt in principe tot verhoogde kwaliteit van de gepubliceerde winstcijfers en een nauwkeurigere weergave van de economische werkelijkheid.

Soderstrom & Sun (2007) hebben een model opgesteld om de hiervoor beschreven relatie tussen IFRS en earnings management nader te bekijken. Zij stellen in hun model dat er naast accountingstandaarden, zoals IFRS, twee andere belangrijke determinanten zijn die invloed hebben op de kwaliteit van de financiële rapportage en earnings management. De eerste determinant is de ‘incentives’ van het management omtrent de financiële rapportage. Deze prikkels kunnen ongeacht de aanwezigheid van nieuwe standaarden (IFRS) stand blijven houden. De tweede determinant is het politieke en juridische systeem van een land dat van invloed is op de kwaliteit van de gepubliceerde winstcijfers in deze landen (Soderstrom & Sun, 2007). Het politieke en juridische systeem heeft bijvoorbeeld een directe invloed door de mate van toezicht op de handhaving van de accountingstandaarden en door de mate van juridische processen tegen auditors en managers. Door deze twee determinanten is het

volgens Soderstrom & Sun (2007) mogelijk dat de kwaliteit van de financiële rapportage ook na toepassing van IFRS verschilt over verschillende Europese landen. In dit onderzoek zal worden verwezen naar deze determinanten in relatie tot het gebruik van earnings

management.

Tot slot kan earnings management, zoals beschreven in hoofdstuk 2, worden

onderverdeeld in real earnings management en accrual-based earnings management. Ondanks de constatering dat managers meer de neiging hebben om real earnings management te gebruiken (Roychowdhury, 2006), wordt in verschillende onderzoeken met name de focus gelegd op de toepassing van IFRS in relatie tot het gebruik van accrual-based earnings management.

5. Invloed  van  de  vrijwillige  versus  verplichte  toepassing  van  IFRS  op  earnings   management  

In dit hoofdstuk wordt de invloed van de toepassing van IFRS op het gebruik van earnings management in beursgenoteerde bedrijven in de Europese Unie geanalyseerd. Zoals in het begin van dit onderzoek al naar voren kwam, wordt er een verschil verwacht tussen de

invloed van de vrijwillige toepassing van IFRS op earnings management en de invloed van de verplichte toepassing van IFRS op earnings management. In paragraaf 5.1 wordt daarom

(13)

aandacht besteed aan de invloed van de vrijwillige toepassing van IFRS op het gebruik van earnings management. In paragraaf 5.2 wordt daarnaast toegespitst op de invloed van de verplichte toepassing van IFRS op het gebruik van earnings management.

5.1 Invloed  van  de  vrijwillige  toepassing  van  IFRS  op  earnings  management   In deze paragraaf staat de volgende deelvraag centraal: in hoeverre heeft de vrijwillige toepassing van IFRS geleid tot een afname van earnings management in beursgenoteerde bedrijven in de Europese Unie? De visies van verschillende onderzoekers over de invloed van de vrijwillige toepassing van IFRS op earnings management zijn niet eenduidig. Deze

verschillende visies worden weergegeven en vervolgens verder geanalyseerd. Daarnaast wordt specifiek gekeken naar de invloed van de vrijwillige toepassing van IFRS op earnings management in de financiële sector.

5.1.1 Afnemend  gebruik  van  earnings  management  na  vrijwillige  toepassing  IFRS   Uit verschillende onderzoeken blijkt dat de vrijwillige toepassing van IFRS heeft geleid tot afnemend gebruik van earnings management. Allereerst doen Christensen, Lee en Walker (2007) onderzoek naar de invloed van de vrijwillige toepassing van IFRS op de kwaliteit van de financiële rapportage met betrekking tot Duitse beursgenoteerde bedrijven. Voor Duitse beursgenoteerde bedrijven was het mogelijk om IFRS vrijwillig toe te passen voor 2005. De steekproef van Christensen, Lee en Walker (2007) bestaat voor 59 procent uit

beursgenoteerde bedrijven die IFRS vrijwillig hebben toegepast. De steekproef bestaat daardoor uit 256 Duitse beursgenoteerde bedrijven die IFRS vrijwillig hebben toegepast. Als maatstaf voor de kwaliteit van de financiële rapportage wordt in hun onderzoek onder andere earnings management gebruikt (Christensen, Lee en Walker, 2007). Het gebruik van earnings management wordt in het onderzoek bepaald door de mate van winstegalisatie en de motivatie om een positief resultaat te rapporteren. De mate van winstegalisatie wordt met name bepaald door te kijken naar de variatie in de winstfluctuaties. Een toenemende variatie in

winstfluctuaties komt overeen met een afnemende mate van winstegalisatie (Christensen, Lee en Walker, 2007). Een afnemende mate van winstegalisatie en een afnemende motivatie om een positief resultaat te rapporteren leiden tot afnemend gebruik van earnings management en daardoor tot een verbetering van de kwaliteit van de financiële rapportage. Uit de

(14)

bedrijven, de variatie in winstfluctuaties is toegenomen na vrijwillige toepassing van IFRS. Dit houdt in dat de mate van winstegalisatie is afgenomen. Daarnaast blijkt uit de

regressieanalyse dat de motivatie om een positief resultaat te rapporteren is afgenomen na vrijwillige toepassing van IFRS (Christensen, Lee en Walker, 2007). Doordat de mate van winstegalisatie en de motivatie om een positief resultaat te rapporteren zijn afgenomen, kan worden gesteld dat het gebruik van earnings management is afgenomen na vrijwillige toepassing van IFRS. Hierdoor is de kwaliteit van de financiële rapportage verbeterd (Christensen, Lee en Walker, 2007).

Guenther, Gegenfurtner, Kaserer en Achleitner (2009) doen onderzoek naar de invloed van de vrijwillige toepassing van IFRS op het gebruik van earnings management. Om dit te onderzoeken wordt er, met betrekking tot de vrijwillige toepassing van IFRS, gebruik

gemaakt van 1838 steekproefobservaties van Duitse beursgenoteerde bedrijven. In navolging van Christensen, Lee en Walker (2007) wordt het gebruik van earnings management bepaald door de mate van winstegalisatie na vrijwillige toepassing van IFRS. Daarnaast wordt het gebruik van earnings management bepaald door het gebruik van discretionaire accruals. De resultaten omtrent de discretionaire accruals komen later in dit hoofdstuk aan bod. Ook in dit onderzoek wordt de mate van winstegalisatie bepaald door te kijken naar de variatie in

winstfluctuaties na vrijwillige toepassing van IFRS (Guenther e.a., 2009). Hiervoor wordt een regressieanalyse uitgevoerd. Uit deze regressieanalyse blijkt dat de variatie in winstfluctuaties met 148% significant is toegenomen na vrijwillige toepassing van IFRS (zie tabel 2).

Tabel 2. De mate van winstegalisatie (op basis van de variatie in winstfluctuaties) voor en na vrijwillige toepassing van IFRS.

Zoals eerder al toegelicht leidt een toenemende variatie in winstfluctuaties tot een afnemende mate van winstegalisatie. Door deze afnemende mate van winstegalisatie, na vrijwillige toepassing van IFRS, kan worden geconstateerd dat het gebruik van earnings management is afgenomen bij Duitse beursgenoteerde bedrijven die IFRS vrijwillig hebben toegepast. Er moet echter wel rekening worden gehouden met het feit dat de afnemende variatie in winstegalisatie kan worden toegeschreven aan de economische situatie en

(15)

marktontwikkelingen in een bepaalde periode (Guenther e.a., 2009). Hier wordt later in dit hoofdstuk op teruggekomen.

Paananen en Lin (2009) ondersteunen de visies van Christensen, Lee en Walker (2007) en Guenther e.a. (2009). Paananen en Lin (2009) doen ook onderzoek naar de invloed van de vrijwillig toepassing van IFRS op de kwaliteit van de financiële rapportage. Ook zij richten zich in hun onderzoek op Duitse beursgenoteerde bedrijven. Hun steekproef bestaat uit 204 Duitse beursgenoteerde bedrijven die IFRS vrijwillig hebben toegepast. De kwaliteit van de financiële rapportage hangt ook volgens Paananen en Lin (2009) onder andere af van het gebruik van earnings management. De kwaliteit van de financiële rapportage verbetert naarmate earnings management afneemt. Als maatstaf voor earnings management wordt, in navolging van bovenstaande onderzoeken, de mate van winstegalisatie gebruikt. Aan de hand van een regressieanalyse wordt de variatie in winstfluctuaties na vrijwillige toepassing van

IFRS bepaald. Uit deze regressieanalyse blijkt dat de variatie in

winstfluctuaties significant is toegenomen na vrijwillige toepassing van IFRS (zie tabel 3). Hierdoor kan worden geconcludeerd dat de mate van winstegalisatie is afgenomen na vrijwillige toepassing van IFRS (Paananen & Lin, 2009). Zoals eerder in dit hoofdstuk al naar voren kwam, kan daardoor worden gesteld dat het gebruik van earnings management is afgenomen. Op basis van de resultaten omtrent het gebruik van earnings management is de kwaliteit van de financiële rapportage verbeterd na vrijwillige toepassing van IFRS.

Cai, Rahman en Courtenay (2008) sluiten zich aan bij de visie van onder andere Christensen, Lee en Walker (2007) met betrekking tot Duitse beursgenoteerde bedrijven die IFRS vrijwillig hebben toegepast voor 2005. Ook zij stellen dat earnings management is afgenomen met betrekking tot deze bedrijven (zie onderstaande grafiek (DEU)). Uit de

grafiek blijkt dat er, in tegenstelling tot bovenstaande onderzoeken, een stijging in het gebruik van earnings management plaatsvindt tussen 2004 en 2005. Vervolgens kijken Cai, Rahman en Courtenay (2008) naar de invloed van de vrijwillige toepassing van IFRS op het gebruik van earnings management in onder andere België, Oostenrijk en Italië. Ook in deze landen was het mogelijk IFRS vrijwillig toe te passen voor 2005. In het geval van Belgische beursgenoteerde bedrijven (648 steekproefobservaties) neemt het gebruik van earnings

Tabel 3. De variatie in winstfluctuaties voor (kolom IAS) en na vrijwillige toepassing van IFRS.

(16)

management af tussen 2002 en 2004. Vervolgens wordt er tussen 2004 en 2005 een lichte stijging geconstateerd (zie onderstaande grafiek (BEL)). Met betrekking tot Oostenrijkse beursgenoteerde bedrijven (485 steekproefobservaties) valt er tussen 2002 en 2004 ook een dalend verloop in het gebruik van earnings management te constateren. In het geval van Italiaanse beursgenoteerde bedrijven (1332 steekproefobservaties) kan niet worden gesteld dat het gebruik van earnings management is afgenomen na vrijwillige toepassing van IFRS (zie onderstaande grafiek (ITA)). De verschillen tussen deze trends en tussen deze landen worden mogelijk verklaard door een aantal factoren die verderop in dit hoofdstuk aan bod komen. Een belangrijke factor die door Cai, Rahman en Courtenay (2008) wordt aangedragen is de mate van handhaving van de IFRS-normen. Hierdoor moeten de resultaten omtrent het gebruik van earnings management na toepassing van IFRS met voorzichtigheid worden geïnterpreteerd.

Grafiek 1. Earnings management na vrijwillige toepassing van IFRS (2001-2005). In Duitsland, België,

Oostenrijk en Italië was het mogelijk IFRS vrijwillig toe te passen. Dit geldt niet voor alle andere landen in deze grafiek (deze grafiek wordt voor die landen alleen gebruikt voor de verplichte toepassing van IFRS vanaf 2005).

5.1.2 Toenemend  gebruik  van  earnings  management  na  vrijwillige  toepassing  IFRS   Aan de andere kant blijkt uit verschillende onderzoeken dat de vrijwillige toepassing van IFRS niet heeft geleid tot een afname in het gebruik van earnings management. Heemskerk en Van der Tas (2006) hebben onderzoek gedaan naar het gebruik van accrual-based earnings management na vrijwillige toepassing van IFRS. Zoals in paragraaf 2.1 al naar voren kwam, houdt accrual-based earnings management in dat managers accruals gebruiken en

(17)

manipuleren om het resultaat te sturen (Roychowdhury, 2006). Alleen bij discretionaire accruals heeft de manager veel invloed om de betreffende accruals te manipuleren. Het gaat hier, zoals eerder gezegd, om doelbewuste aanpassingen in de financiële rapportage die niet voortkomen uit werkelijke onderliggende economische activiteiten van het bedrijf

(Heemskerk & Van der Tas, 2006). Dit houdt in dat het gebruik van earnings management toeneemt naarmate het gebruik van discretionaire accruals toeneemt. Heemskerk & Van der Tas (2006) richten zich op 160 Duitse en Zwitserse beursgenoteerde bedrijven die IFRS vrijwillig hebben toegepast. Als maatstaf voor het gebruik van accrual-based earnings management wordt het gebruik van discretionaire accruals genomen. Aan de hand van een regressieanalyse wordt gekeken of het gebruik van deze accruals is afgenomen na vrijwillige toepassing van IFRS (Heemskerk & Van der Tas, 2006). Uit de regressieanalyse blijkt dat, met betrekking tot deze 160 bedrijven, het gebruik van discretionaire accruals niet is afgenomen na vrijwillige toepassing van IFRS. Het gebruik van deze accruals is zelfs

gestegen. Doordat het gebruik van discretionaire accruals niet is afgenomen kan niet worden geconcludeerd dat de vrijwillige toepassing van IFRS heeft geleid tot een afname in het gebruik van earnings management (Heemskerk & Van der Tas, 2006).

Ook Van Tendeloo en Vanstraelen (2005) hebben onderzoek gedaan naar het gebruik van accrual-based earnings management na vrijwillige toepassing van IFRS. In hun

onderzoek wordt toegespitst op Duitse beursgenoteerde bedrijven die IFRS vrijwillig hebben toegepast. Met betrekking tot deze bedrijven worden 636 steekproefobservaties genomen. Als maatstaf voor accrual-based earnings management wordt het gebruik van discretionaire accruals genomen. Dit komt overeen met het onderzoek van Heemskerk en Van der Tas (2006). Aan de hand van een regressieanalyse wordt onderzocht of het gebruik van discretionaire accruals is afgenomen na vrijwillige toepassing van IFRS. Uit de

regressieanalyse blijkt dat het gebruik van discretionaire accruals niet is afgenomen na vrijwillige toepassing van IFRS. Het lijkt er zelfs op dat de toepassing van IFRS heeft geleid tot toenemend gebruik van discretionaire accruals (Van Tendeloo & Vanstraelen, 2005). Door deze resultaten kan niet worden geconcludeerd dat er sprake is van afnemende motivatie om earnings management te gebruiken na vrijwillige toepassing van IFRS. Hierbij moet echter wel de invloed van het accountantskantoor dat de audit uitvoert worden meegewogen. Uit de regressieanalyse blijkt dat bedrijven die worden gecontroleerd door een ‘Big 4’ kantoor geen toename in het gebruik van discretionaire accruals vertonen. Het gebruik van discretionaire accruals blijft voor die bedrijven gelijk ondanks vrijwillige toepassing van IFRS (Van Tendeloo & Vanstraelen, 2005). Guenther e.a. (2009) sluiten zich aan bij Van Tendeloo en

(18)

Vanstraelen (2005) en Heemskerk en Van der Tas (2006) met betrekking tot het gebruik van discretionaire accruals na vrijwillige toepassing van IFRS. Uit de eerder genoemde

regressieanalyse van Guenther e.a. (2009), waarin gebruik wordt gemaakt van 1838 steekproefobservaties van Duitse beursgenoteerde bedrijven, blijkt dat het gebruik van discretionaire accruals niet is afgenomen na vrijwillige toepassing van IFRS. Op basis van deze resultaten kan dus niet worden geconstateerd dat het gebruik van earnings management is afgenomen na vrijwillige toepassing van IFRS.

Tot slot constateren Paananen en Lin (2009), in tegenstelling tot hun conclusie over winstegalisatie, dat het rapporteren van grote verliezen is afgenomen in de periode dat IFRS vrijwillig kon worden toegepast. Dit kan ook een signaal zijn dat wijst op toenemend gebruik van earnings management. Managers kunnen namelijk, zoals beschreven in paragraaf 2.2, gemotiveerd zijn om verliesrapportage te voorkomen.

5.1.3 Earnings  management  na  vrijwillige  toepassing  van  IFRS:  de  financiële  sector   In verscheidene hierboven genoemde onderzoeken wordt de financiële sector niet

meegenomen in de steekproef. Het blijkt onder andere dat de meeste beursgenoteerde

bedrijven uit de financiële sector IFRS pas toepasten op het moment dat dit verplicht werd in 2005 (Paananen & Lin, 2009). Daarnaast gebruiken deze bedrijven andere specifieke accruals (Van Tendeloo & Vanstraelen, 2005). Hierbij kan onder andere worden gedacht aan de voorziening voor dubieuze leningen (‘loan loss provision’). Leventis, Dimitropoulos en Anandarajan (2011) spitsen zich, in tegenstelling tot andere onderzoekers, toe op de financiële sector en kijken naar het gebruik van earnings management door 91 beursgenoteerde

commerciële banken in de Europese Unie na vrijwillige toepassing van IFRS. Als maatstaf voor het gebruik van earnings management wordt gekeken naar het gebruik van de

voorzieningen voor dubieuze leningen. Om de invloed van IFRS op het gebruik van de

voorzieningen voor dubieuze leningen te onderzoeken, wordt een regressieanalyse uitgevoerd. Uit de regressieanalyse blijkt dat minder wordt gemanipuleerd met voorzieningen voor

dubieuze leningen na de vrijwillige toepassing van IFRS (Leventis, Dimitropoulos en

Anandarajan, 2011). Op basis van deze resultaten kan worden geconcludeerd dat het gebruik van earnings management is afgenomen met betrekking tot beursgenoteerde commerciële banken die IFRS vrijwillig hebben toegepast.

(19)

5.1.4 Afweging  van  de  invloed  van  de  vrijwillige  toepassing  van  IFRS  op  earnings   management  

Naar aanleiding van de hierboven beschreven onderzoeken kan worden geconstateerd dat er verschillende conclusies zijn omtrent de invloed van de vrijwillige toepassing van IFRS op het gebruik van earnings management. Allereerst moet worden gezegd dat de nadruk vooral ligt op Duitse beursgenoteerde bedrijven. Dit leidt ertoe dat conclusies kunnen verschillen op het moment dat gebruik wordt gemaakt van een ander land in de steekproef. Een voordeel van het specifiek toespitsen op één land, zoals Duitsland, is daarentegen dat het in de steekproef mogelijk is om de invloed van de vrijwillige toepassing van IFRS te onderzoeken voor alle betreffende beursgenoteerde bedrijven, mits er geen sprake is van ontbrekende data.

De verschillende visies van aan de ene kant Christensen, Lee en Walker (2007) en Paananen en Lin (2009) en aan de andere kant Heemskerk en Van der Tas (2006) en Van Tendeloo en Vanstraelen (2005) kunnen worden verklaard door een verschil in

onderzoeksmethode. Heemskerk en Van der Tas (2006) en Van Tendeloo en Vanstraelen (2005) richten zich met name op het gebruik van accrual-based earnings management, met als maatstaf discretionaire accruals. Daarentegen leggen Christensen, Lee en Walker (2007) en Paananen en Lin (2009) de nadruk op winstegalisatie (earnings smoothing), door te kijken naar de variatie in de winstfluctuaties. Daarnaast wordt gekeken naar de motivatie om een positief resultaat te rapporteren. Een kritiekpunt op het onderzoek van Heemskerk en Van der Tas (2006) is echter dat ondernemingen die in financiële moeilijkheden verkeerden uit de dataset zijn gefilterd. Dit kan een vertekend beeld opleveren in de onderzoeksresultaten, omdat de motivatie om earnings management te gebruiken bij deze bedrijven juist hoger kan zijn dan bij financieel gezonde bedrijven. Daarnaast is de dataset vrij beperkt in vergelijking met bijvoorbeeld het onderzoek van Christensen, Lee en Walker (2007).

Een mogelijke verklaring voor de afwijkende conclusie van Van Tendeloo en

Vanstraelen (2005) is de focus van de steekproef. In dit onderzoek wordt met name gericht op de beginperiode waarin IFRS vrijwillig kon worden toegepast (2001-2002). In de

onderzoeken van onder andere Christensen, Lee en Walker (2007), Paananen en Lin (2009) en Cai, Rahman en Courtenay (2008) worden ook de jaren vlak voor de verplichte toepassing van IFRS meegenomen in de steekproef (2003 en 2004).

Naar mijn mening kan minder gewicht worden toegekend aan conclusies die grotendeels zijn gebaseerd op het gebruik van discretionaire accruals als maatstaf voor het gebruik van earnings management, zoals bijvoorbeeld in het onderzoek van Heemskerk en

(20)

Van der Tas (2006). Het gebruik van discretionaire accruals als maatstaf voor earnings management is een meer indirecte benadering van earnings management. Het meten van discretionaire accruals is meer afhankelijk van schattingen. Het geeft daarnaast geen compleet beeld van het gebruik van earnings management door een bepaald bedrijf. Het gebruik van earnings management kan hebben plaatsgevonden op basis van andere methoden dan het gebruik van discretionaire accruals. Van Tendeloo en Vanstraelen (2005) hebben hierop ingespeeld door alle lange termijn accruals mee te nemen in hun onderzoek. Hieronder vallen onder andere veranderingen in voorzieningen en uitgestelde opbrengsten (‘deferred

revenues’).

Daarnaast moeten de verschillende resultaten met voorzichtigheid worden geïnterpreteerd, omdat er verscheidene factoren zijn die, naast de toepassing van IFRS, moeten worden meegewogen. Deze factoren worden in tabel 4 overzichtelijk weergegeven.

In de eerste plaats moet worden erkend dat het toepassen van IFRS niet toereikend is om het gebruik van earnings management af te laten nemen. Een belangrijke rol is hierbij weggelegd voor de handhaving van de IFRS-normen in relatie tot het gebruik van earnings management. De onderzoeken van Cai, Rahman en Courtenay (2008) en Van Tendeloo en Vanstraelen (2005) wegen deze factor mee in hun conclusies. Zonder adequate en uniforme handhaving bestaat het risico dat IFRS slechts op papier wordt toegepast en dat de voordelen van IFRS vervagen (Cai, Rahman en Courtenay, 2008). Beursgenoteerde bedrijven die opereren in landen die een strenge naleving van de IFRS-normen hanteren, maken minder gebruik van earnings management (Cai, Rahman en Courtenay, 2008). Dit kan worden gekoppeld aan het model van Soderstrom en Sun (2007), waarin wordt gesteld dat het politieke en wettelijke systeem van een land directe invloed kan hebben op de kwaliteit van de gepubliceerde winstcijfers door de mate van handhaving van accountingstandaarden (IFRS). Naast het toepassen van de accountingstandaarden van IFRS zelf is het dus ook belangrijk dat wordt toegezien op de handhaving van deze standaarden.

Het feit dat streng toezicht op de naleving is vereist, kan worden gekoppeld aan een andere factor die van belang is in relatie tot het gebruik van earnings management. Deze factor is de motivatie om het resultaat te sturen door de financiële rapportage te manipuleren. Ook na vrijwillige toepassing van IFRS is het mogelijk dat het management gemotiveerd blijft om het resultaat te sturen. Deze factor wordt onder andere erkend in het onderzoek van Christensen, Lee en Walker (2007). Verbetering in de kwaliteit van de financiële rapportage door afname van het gebruik van earnings management is dus ook afhankelijk van de prikkels

(21)

omtrent de financiële rapportage. Dit houdt concreet in dat de afname in het gebruik van earnings management gepaard moet gaan met een afnemende motivatie om de financiële rapportage te manipuleren. Christensen, Lee en Walker (2007) constateren in dit verband een afnemende motivatie om een positief resultaat te rapporteren na vrijwillige toepassing van IFRS. Deze factor kan ook worden gekoppeld aan het model van Soderstrom & Sun (2007) waarin wordt verondersteld dat naast de IFRS-normen ook de prikkels omtrent de financiële rapportage van invloed zijn op de kwaliteit van de financiële rapportage en daarmee op het gebruik van earnings management.

Verder zijn er een aantal andere factoren die, naast de vrijwillige toepassing van IFRS, in mindere mate van invloed kunnen zijn op het gebruik van earnings management. Één van deze factoren is de invloed van het auditbedrijf. Op het moment dat de audit van een

beursgenoteerd bedrijf wordt uitgevoerd door één van de vier grote accountantskantoren kan dit zorgen voor een afname in het gebruik van earnings management (Van Tendeloo & Vanstraelen, 2005). Verder moet ook rekening worden gehouden met de ontwikkeling van de standaarden van IFRS. Deze factor komt met name naar voren in het onderzoek van Paananen en Lin (2009). Dit houdt in dat er in de loop van de tijd verbeteringen in de standaarden kunnen worden aangebracht die ervoor zorgen dat het gebruik van earnings management wordt ontmoedigd. Hierbij is het belangrijk dat streng toezicht op de naleving van de nieuwe normen is gewaarborgd. Tot slot moet ook rekening worden gehouden met de economische situatie en marktontwikkelingen in een betreffende toepassingsperiode (Paananen & Lin, 2009). In de periode van de vrijwillige toepassing van IFRS traden bijvoorbeeld veel jonge bedrijven met volatiele resultaten toe op de beurs (Guenther e.a., 2009). Het kan dus zo zijn dat niet de toepassing van IFRS heeft geleid tot toenemende variatie in winstfluctuaties, maar dat deze marktontwikkeling daarin een grote rol heeft gespeeld. Dit kan onder andere, in combinatie met de eerder genoemde verschillen in steekproefjaren, een verklaring zijn voor de verschillende resultaten van Christensen, Lee en Walker (2007) en Van Tendeloo & Vanstraelen (2005) met betrekking tot de mate van winstegalisatie.

Belangrijke factoren die naast de toepassing van IFRS moeten worden meegewogen 1. toezicht op de handhaving van de IFRS-normen

2. de motivatie om de financiële rapportage te manipuleren (motivatie om het resultaat te sturen)

3. de invloed van het auditbedrijf (‘Big 4’ kantoor versus overige kantoren) 4. ontwikkeling van de IFRS-standaarden

5. economische situatie en marktontwikkelingen

(22)

5.1.5 Deelconclusie    

Concluderend is het niet eenduidig te stellen dat vrijwillige toepassing van IFRS heeft geleid tot minder gebruik van earnings management. Aan de ene kant zijn er verscheidene

onderzoekers die aantonen dat het gebruik van earnings management is afgenomen na vrijwillige toepassing van IFRS. Dit komt dan vooral door een afnemende mate van

winstegalisatie na vrijwillige toepassing van IFRS. Aan de andere kant zijn er verscheidene onderzoekers die aantonen dat het gebruik van earnings management niet is afgenomen, of zelfs is toegenomen, na vrijwillige toepassing van IFRS. Deze onderzoekers richten zich met name op het gebruik van discretionaire accruals als maatstaf voor earnings management. Doordat wordt aangetoond dat het gebruik van deze accruals niet is afgenomen (in enkele gevallen wordt zelfs een toename geconstateerd), kan op basis hiervan niet worden

geconcludeerd dat het gebruik van earnings management is afgenomen. Ondanks het feit dat naar mijn mening minder gewicht kan worden toegekend aan conclusies die zijn gebaseerd op het gebruik discretionaire accruals als maatstaf voor earnings management, kan dus niet eenduidig worden gesteld dat vrijwillige toepassing van IFRS heeft geleid tot afnemend gebruik van earnings management. Daarnaast moeten ook verschillende andere factoren worden meegewogen, zoals toezicht op de handhaving van de IFRS-normen en

marktontwikkelingen. Het gebruik van earnings management hangt dus niet alleen af van de vrijwillige toepassing van nieuwe kwalitatief hoogstaande standaarden zoals IFRS.

5.2 Invloed  van  de  verplichte  toepassing  van  IFRS  op  earnings  management   In deze paragraaf staat de volgende deelvraag centraal: in hoeverre heeft de verplichte toepassing van IFRS geleid tot een afname van earnings management in beursgenoteerde bedrijven in de Europese Unie? Cai, Rahman en Courtenay (2008) laten in een grafiek (grafiek 2) zien dat het gebruik van earnings management sterk varieert tussen verschillende landen in de Europese Unie vlak na verplichte toepassing van IFRS. Zo kan bijvoorbeeld een afname van earnings management worden geconstateerd met betrekking tot Oostenrijkse bedrijven (AUT). Met betrekking tot Spaanse bedrijven (ESP) blijft het gebruik van earnings management nagenoeg constant. Tot slot kan er bijvoorbeeld een toename in earnings

management worden geconstateerd met betrekking tot Zweedse bedrijven (SWE).

De visies van verschillende onderzoekers over de invloed van de verplichte toepassing van IFRS op het gebruik van earnings management zijn, net zoals bij de vrijwillige toepassing

(23)

van IFRS, niet eenduidig. De verschillende visies worden allereerst weergegeven en

vervolgens verder geanalyseerd. Daarnaast wordt specifiek gekeken naar de invloed van de verplichte toepassing van IFRS op earnings management in de financiële sector.

Grafiek 2. Earnings management na verplichte toepassing van IFRS (vanaf 2005) in verschillende EU-landen.

5.2.1 Afnemend  gebruik  van  earnings  management  na  verplichte  toepassing  IFRS   Uit verschillende onderzoeken blijkt dat de verplichte toepassing van IFRS heeft geleid tot een afname in het gebruik van earnings management. Iatridis en Rouvolis (2010) richten zich in hun onderzoek op het gebruik van earnings management in 254 Griekse beursgenoteerde bedrijven na verplichte toepassing van IFRS. Als maatstaf voor het gebruik van earnings management wordt gekeken naar de mate van winstegalisatie na verplichte toepassing van IFRS. Om dit te beoordelen wordt gekeken naar de volatiliteit in winstveranderingen. Een toenemende volatiliteit in winstveranderingen duidt op een afnemende mate van

winstegalisatie en daardoor een afnemend gebruik van earnings management (Iatridis & Rouvolis, 2010). Verder wordt gekeken naar de motivatie om een positief resultaat te rapporteren, in plaats van een verlies. Hierbij duidt het minder frequent rapporteren van een klein positief resultaat op afnemend gebruik van earnings management (Iatridis & Rouvolis, 2010). Beide maatstaven van earnings management worden beoordeeld aan de hand van een regressieanalyse. Uit deze regressieanalyse blijkt dat de volatiliteit in winstveranderingen is toegenomen, waardoor de mate van winstegalisatie is afgenomen. Daarnaast blijkt uit deze regressieanalyse dat het rapporteren van een positief resultaat minder frequent voor komt

(24)

nadat IFRS verplicht moest worden toegepast. Er is sprake van een significant negatieve regressiecoëfficiënt. Op basis van de resultaten van beide maatstaven van earnings

management kan worden gesteld dat, met betrekking tot Griekse beursgenoteerde bedrijven, het gebruik van earnings management is afgenomen na verplichte toepassing van IFRS. Kanttekening in het onderzoek is dat in het eerste jaar waarin IFRS verplicht moest worden toegepast (2005) de mate van winstegalisatie constant bleef, omdat bedrijven nadelige financiële resultaten probeerden te beperken (Iatridis & Rouvolis, 2010). Dit houdt in dat bedrijven de potentiële nadelige consequenties van de verplichte toepassing van IFRS wilden beperken. Het gebruik van earnings management is dus pas één jaar na verplichte toepassing van IFRS (vanaf 2006) afgenomen.

Morais en Curto (2008) richten zich daarnaast op het gebruik van earnings management door beursgenoteerde Portugese bedrijven die IFRS verplicht hebben toegepast. In hun onderzoek wordt een steekproef genomen van 34

beursgenoteerde Portugese bedrijven die IFRS verplicht hebben toegepast. In navolging van Iatridis en Rouvolis (2010) wordt in dit onderzoek de mate van winstegalisatie gebruikt als maatstaf voor earnings management. Hiervoor wordt aan de hand van een regressieanalyse opnieuw gekeken naar de variabiliteit in de winstfluctuaties in de periode voor en na

verplichte toepassing van IFRS. Verder wordt een regressieanalyse uitgevoerd om te kijken of de motivatie om een klein positief resultaat te rapporten is afgenomen na verplichte

toepassing van IFRS (Morais & Curto, 2008). De variabiliteit in winstfluctuaties is significant toegenomen na verplichte toepassing van IFRS (zie tabel 5). Dit houdt in dat de mate van winstegalisatie is afgenomen na verplichte toepassing van IFRS (Morais & Curto, 2008). Op basis van dit resultaat kan worden gesteld dat het gebruik van earnings management is

afgenomen met betrekking tot deze Portugese bedrijven. Verder wordt geen significant bewijs gevonden dat de motivatie om een kleine winst te rapporteren is afgenomen na verplichte toepassing van IFRS.

Zéghal, Chtourou en Sellami (2011) richten zich op het gebruik van earnings management door Franse beursgenoteerde bedrijven na verplichte toepassing van IFRS. Er wordt in dit onderzoek een steekproef genomen van 314 beursgenoteerde Franse bedrijven die IFRS verplicht hebben toegepast. Als maatstaf voor het gebruik van earnings management wordt in dit onderzoek het gebruik van discretionaire accruals genomen. Zoals in het

Tabel 5. De variabiliteit in winstfluctuaties voor en na verplichte toepassing van IFRS.

(25)

voorgaande hoofdstuk al naar voren kwam, leidt toenemend gebruik van discretionaire accruals tot een toenemende mate van earnings management. Het gebruik van discretionaire accruals wordt beoordeeld aan de hand van een regressieanalyse. Hierbij wordt de omvang van de discretionaire accruals bepaald door het verschil te nemen tussen de totale accruals en de geschatte non-discretionaire accruals. Uit de regressieanalyse blijkt dat het gebruik van discretionaire accruals is afgenomen na verplichte toepassing van IFRS (Zéghal, Chtourou en Sellami, 2011). Hierdoor kan worden gesteld dat het gebruik van earnings management met betrekking tot deze Franse bedrijven is afgenomen na verplichte toepassing van IFRS. Zéghal, Chtourou en Sellami (2011) merken op dat rekening moet worden gehouden met andere factoren die, naast de verplichte toepassing van IFRS, van invloed kunnen zijn op het gebruik van earnings management. Hierbij gaat het onder andere om de corporate governance, de afhankelijkheid van buitenlandse financiële markten en de kwaliteit van de externe audit

Günther e.a. (2009) hebben zowel de invloed van de vrijwillige toepassing van IFRS als de invloed van de verplichte toepassing van IFRS op het gebruik van earnings

management onderzocht. In dit geval wordt toegespitst op het onderzoek omtrent de invloed van de verplichte toepassing van IFRS op het gebruik van earnings management. Om deze invloed te onderzoeken wordt er gebruik gemaakt van 449 steekproefobservaties van Duitse beursgenoteerde bedrijven tussen 2005 en 2008. Het gebruik van earnings management wordt in dit onderzoek allereerst bepaald door de mate van winstegalisatie na verplichte toepassing van IFRS. Daarnaast wordt het gebruik van earnings management bepaald door het gebruik van discretionaire accruals (Guenther e.a., 2009). De resultaten omtrent de mate van

winstegalisatie komen in de volgende paragraaf aan bod. Aan de hand van een

regressieanalyse wordt onderzocht of het gebruik van discretionaire accruals is afgenomen na verplichte toepassing van IFRS. Uit de regressieanalyse blijkt dat het gebruik van

discretionaire accruals is afgenomen, waardoor het gebruik van earnings management, op basis hiervan, is afgenomen na verplichte toepassing van IFRS (Guenther e.a., 2009). Deze conclusie moet met voorzichtigheid worden geïnterpreteerd, omdat rekening moet worden gehouden met marktontwikkelingen en de economische situatie. Hierop wordt later in dit hoofdstuk teruggekomen.

Tot slot doen Zéghal, Chtourou en Fourati (2012) onderzoek naar de invloed van de verplichte toepassing van IFRS op het gebruik van earnings management in 15 EU-landen (zie tabel 6). Om dit te onderzoeken wordt gekeken naar het gebruik van earnings

(26)

maatstaf voor het gebruik van earnings management wordt met name gekeken naar de mate van winstegalisatie en de motivatie om een klein positief resultaat te rapporteren. Daarnaast

wordt gekeken naar het gebruik van discretionaire accruals als maatstaf voor earnings management. Om de mate van winstegalisatie te onderzoeken wordt een regressieanalyse uitgevoerd waarin de variatie in winstfluctuaties wordt bekeken. Aan de hand van een regressieanalyse wordt ook het gebruik van discretionaire accruals bepaald na verplichte toepassing van IFRS (Zéghal, Chtourou en Fourati, 2012). Een toenemende absolute waarde voor discretionaire accruals duidt op een toenemend gebruik van earnings management. Tot slot wordt een regressieanalyse uitgevoerd om te kijken naar het gebruik van earnings management om een positief resultaat te kunnen rapporteren. Een significant negatieve regressiecoëfficiënt voor IFRS houdt in dat toepassing van IFRS heeft gezorgd voor een afnemende motivatie om een positief resultaat te rapporteren (Zéghal, Chtourou en Fourati, 2012). Uit de regressieanalyse blijkt dat de variatie in winstfluctuaties is toegenomen na verplichte toepassing van IFRS. Hierdoor kan worden gesteld dat de mate van winstegalisatie is afgenomen. Uit de regressieanalyse blijkt verder dat het gemiddelde van de absolute waarde van de discretionaire accruals is afgenomen (van 0.0793 naar 0.0585). Dit duidt op een afnemend gebruik van discretionaire accruals en dus een afnemend gebruik van earnings management. Tot slot blijkt uit de regressieanalyse dat de motivatie om een klein positief resultaat te rapporteren is afgenomen na verplichte toepassing van IFRS, omdat er sprake is van een significant negatieve regressiecoëfficiënt voor IFRS. Op basis van de resultaten van deze drie maatstaven van earnings management kan worden geconcludeerd dat de verplichte toepassing van IFRS heeft geleid tot afnemend gebruik van earnings

management.

5.2.2 Gelijkblijvend  gebruik  van  earnings  management  na  verplichte  toepassing  IFRS   Aan de andere kant zijn er verschillende onderzoekers die tot de conclusie komen dat de verplichte toepassing van IFRS niet heeft geleid tot afnemend gebruik van earnings management. Jeanjean en Stolowy (2008) doen onderzoek naar het gebruik van earnings

Tabel 6. De steekproef bestaande uit 15 EU-landen en bijbehorend aantal beursgenoteerde bedrijven per land.

(27)

management door Franse, Australische en Engelse beursgenoteerde bedrijven die IFRS verplicht hebben toegepast. Voor deze beursgenoteerde bedrijven was het niet mogelijk IFRS vrijwillig toe te passen. De resultaten omtrent de Australische bedrijven worden buiten beschouwing gelaten. De steekproef bestaat daardoor uit 321 Franse beursgenoteerde

bedrijven en 403 Engelse beursgenoteerde bedrijven die IFRS verplicht hebben toegepast. Als maatstaf voor earnings management wordt gekeken naar de motivatie om verliesrapportage te voorkomen. Om dit te onderzoeken wordt gekeken naar de mate waarin een klein positief resultaat (exclusief buitengewoon resultaat) en een klein negatief resultaat (exclusief buitengewoon resultaat) worden gerapporteerd door de bedrijven in de steekproef. Als de asymmetrie tussen een klein negatief en een klein positief resultaat toeneemt, duidt dit op toenemend gebruik van earnings management (Jeanjean & Stolowy, 2008). Deze asymmetrie wordt beoordeeld aan de hand van de ratio tussen een klein positief en een klein negatief resultaat. Uit het onderzoek blijkt dat deze asymmetrie (ratio) niet significant is veranderd na de verplichte toepassing van IFRS met betrekking tot Engelse beursgenoteerde bedrijven (zie tabel 7). Het gebruik van earnings management is dus niet afgenomen na de verplichte implementatie van IFRS met betrekking tot deze Engelse bedrijven.

Tabel 7. De mate waarin een klein positief resultaat en een klein negatief resultaat worden gerapporteerd door de bedrijven in de steekproef.

Met betrekking tot Franse beursgenoteerde bedrijven wordt door Jeanjean en Stolowy (2008) een significante toename geconstateerd in de asymmetrie (ratio) tussen een klein negatief en een klein positief resultaat (zie tabel 7). Hierdoor kan worden gesteld dat het gebruik van earnings management is toegenomen bij deze Franse bedrijven.

Ahmed, Neel en Wang (2013) richten zich in hun onderzoek op de mate van

winstegalisatie en het gebruik van resultaatsturing om een bepaalde doelstelling te behalen of te overtreffen na verplichte toepassing van IFRS. Bij het behalen of overtreffen van een bepaalde doelstelling gaat het in dit onderzoek om het behalen van winst (klein positief resultaat) of het voldoen aan de verwachtingen van analisten. Ook Ahmed, Neel en Wang (2013) richten zich, in navolging van Jeanjean en Stolowy (2008), met name op Franse (232) en Engelse (398) beursgenoteerde bedrijven die IFRS verplicht hebben toegepast. Daarnaast

(28)

zijn ook 131 Zweedse, 128 Italiaanse en 130 Duitse beursgenoteerde bedrijven

vertegenwoordigd in de steekproef (Ahmed, Neel en Wang, 2013). Ook in dit onderzoek wordt, in navolging van verscheidene eerder behandelde onderzoeken, gebruik gemaakt van de variatie in winstfluctuaties als maatstaf voor de mate van winstegalisatie. Een toenemende variatie in winstfluctuaties duidt op een afnemende mate van winstegalisatie. Aan de hand van een regressieanalyse wordt onderzocht of de mate van winstegalisatie en de motivatie om een bepaalde doelstelling te behalen of te overtreffen is afgenomen na verplichte toepassing van IFRS. Uit de regressieanalyse blijkt dat er geen significant bewijs is dat de motivatie om een klein positief resultaat te behalen is afgenomen na verplichte toepassing van IFRS. Ditzelfde geldt voor de motivatie om aan de verwachtingen van analisten te voldoen. Daarnaast blijkt uit de regressieanalyse dat de variatie in winstfluctuaties is afgenomen na verplichte

toepassing van IFRS. Dit is een teken dat de mate van winstegalisatie is toegenomen. Op basis van de resultaten omtrent de mate van winstegalisatie, wordt door Ahmed, Neel en Wang (2013) geconcludeerd dat het gebruik van earnings management is toegenomen na verplichte toepassing van IFRS. Er moet echter wel rekening worden gehouden met de mate van toezicht op de handhaving van de IFRS-normen. Deze factor wordt in paragraaf 5.2.4. nader besproken.

Ook Callao en Jarne (2010) doen onderzoek naar de invloed van de verplichte toepassing van IFRS op het gebruik van earnings management. In het onderzoek wordt toegespitst op

beursgenoteerde bedrijven uit elf EU-landen die IFRS verplicht

hebben toegepast (zie tabel 8). In tegenstelling tot de onderzoeken van Jeanjean en Stolowy (2008) en Ahmed, Neel en Wang (2013), wordt gekeken naar het gebruik van accrual-based earnings management door deze bedrijven na verplichte toepassing van IFRS. Om het gebruik van accrual-based earnings management te onderzoeken, wordt gekeken naar het gebruik van discretionaire accruals (voor en na de verplichte toepassing van IFRS) aan de hand van de Wilcoxon-test (Callao & Jarne, 2010). Positieve ranks in deze test geven aan dat er sprake is van toenemend gebruik van discretionaire accruals en negatieve ranks geven aan dat er sprake is van afnemend gebruik van discretionaire accruals na verplichte toepassing van IFRS. Uit deze test blijkt dat in acht van de elf landen het gebruik van discretionaire accruals is

Tabel 8. Elf EU-landen in de steekproef die IFRS verplicht hebben toegepast plus bijbehorend aantal steekproefobservaties.

(29)

toegenomen (meer positieve dan negatieve ranks). Het gebruik van discretionaire accruals is echter slechts significant toegenomen bij beursgenoteerde bedrijven in vier van deze landen (België,

Griekenland, Engeland en Frankrijk), waardoor kan worden gesteld dat earnings management in die landen is toegenomen (zie tabel 9). Met betrekking tot beursgenoteerde bedrijven uit Finland, Italië, Spanje en Zweden werd wel een toename geconstateerd in het gebruik van discretionaire accruals, maar deze toename is niet significant (Callao & Jarne, 2010). Met betrekking tot Nederlandse, Duitse en Portugese beursgenoteerde bedrijven wordt weliswaar een afname in het gebruik van discretionaire accruals geconstateerd, maar deze afname is ook niet significant (zie tabel 9). Hierdoor kan niet worden gesteld dat het gebruik van earnings management is afgenomen met betrekking tot deze bedrijven.

Paananen (2008) ondersteunt het onderzoek van Callao en Jarne (2010) met betrekking tot Zweedse beursgenoteerde bedrijven. In het onderzoek wordt toegespitst op het gebruik van earnings management door deze Zweedse beursgenoteerde bedrijven na verplichte toepassing van IFRS (255 steekproefobservaties). Als maatstaf voor het gebruik van earnings management wordt, zoals in verscheidene onderzoeken, de mate van

winstegalisatie gebruikt. Ook in dit onderzoek wordt, aan de hand van een regressieanalyse, bepaald of de variatie in winstfluctuaties is toegenomen na verplichte toepassing van IFRS. Op het moment dat deze variatie is toegenomen, duidt dit op afnemende mate van

winstegalisatie. Verder wordt gekeken naar het gebruik van earnings management om een bepaalde ‘target’ te halen (Paananen, 2008). Om dit te onderzoeken wordt er een

regressieanalyse uitgevoerd waarbij er wordt gekeken of het rapporteren van een klein positief resultaat vaker voor komt na verplichte toepassing van IFRS. Een significant positieve

regressiecoëfficiënt duidt hierbij op afnemend gebruik van earnings management na toepassing van IFRS (Paananen, 2008). Uit de regressieanalyse blijkt dat de variatie in

winstfluctuaties is afgenomen na verplichte toepassing van IFRS (Paananen, 2008). Dit houdt dus in dat de mate van winstegalisatie niet is afgenomen waardoor er, op basis van dit

resultaat, geen sprake is van afnemend gebruik van earnings management na verplichte toepassing van IFRS. Daarnaast blijkt uit de regressieanalyse dat de motivatie om een positief

Tabel 9. Het gebruik van discretionaire accruals na de verplichte toepassing van IFRS aan de hand van de Wilcoxon-test.

(30)

resultaat te rapporteren is afgenomen (positieve regressiecoëfficiënt van 0.121) na toepassing van IFRS. Dit resultaat is echter niet significant, waardoor niet kan worden gesteld dat het gebruik van earnings management is afgenomen na verplichte toepassing van IFRS.

Paananen en Lin (2009) hebben naast de invloed van de vrijwillige toepassing van IFRS ook onderzoek gedaan naar de invloed van de verplichte toepassing van IFRS op de kwaliteit van de financiële rapportage. Het onderzoeksgebied en de maatstaven zijn voor zowel de

vrijwillige als de verplichte toepassing van IFRS gelijk. Dit betekent dat wordt toegespitst op Duitse beursgenoteerde bedrijven (448) die, in dit geval, IFRS verplicht hebben toegepast. De kwaliteit van de financiële rapportage hangt volgens Paananen en Lin (2009) onder andere af van het gebruik van earnings management. De kwaliteit van de financiële rapportage verbetert naarmate earnings management afneemt. Zoals gezegd blijven de maatstaven voor earnings management hetzelfde als bij de vrijwillige toepassing van IFRS. Als maatstaf voor earnings management wordt dus de mate van winstegalisatie gebruikt. Aan de hand van een

regressieanalyse wordt de variatie in winstfluctuaties na verplichte toepassing van IFRS bepaald (zie tabel 10). De variatie in winstfluctuaties is significant afgenomen na verplichte

toepassing van IFRS (regressie-coëfficiënt daalt van 0.048 naar 0.018). Dit houdt dus in dat de mate van winstegalisatie is toegenomen en dat daardoor het gebruik van earnings

management is toegenomen (Paananen & Lin, 2009). Nadat de toepassing van IFRS verplicht werd in Duitsland, is dus de kwaliteit van de financiële rapportage verslechterd op basis van de resultaten van deze 448 Duitse beursgenoteerde bedrijven. Hierbij moet echter wel rekening worden gehouden met een structurele verandering in de bedrijven die IFRS toepassen. Hier wordt later op teruggekomen in paragraaf 5.2.4.

Met betrekking tot de resultaten omtrent de mate van winstegalisatie na verplichte toepassing van IFRS, worden Paananen en Lin (2009) ondersteunt door Guenther e.a. (2009). Ook in dit onderzoek wordt de mate van winstegalisatie bepaald door te kijken naar de variatie in winstfluctuaties na verplichte toepassing van IFRS (Guenther e.a., 2009). Zoals in de vorige paragraaf al naar voren kwam, wordt er gebruik gemaakt van 449

steekproefobservaties van Duitse beursgenoteerde bedrijven tussen 2005 en 2008. Er wordt

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Het idee dat voortkwam uit de theorie die voorafgaand aan het onderzoek besproken is, was dat de literaire kritiek in Nederland steeds meer aan gezag verliest door toedoen

This study employs a 2x3 experimental design with the factors symbolic branding and functional branding to research the effects of differently framed mission statement of a

Moreover, reports indicate that the number of women who undergo this surgery has increased (Ahmadi, 2016; Kaivanara, 2015). Putting aside women who undergo this surgery to

The present work, therefore, investigates the fracture tough- ness of as received (low degree of crystallinity) and annealed PPS film using the essential work of fracture

Hoe dan ook bestaat thans onvoldoende bewijs voor een gunstig effect van percutane sluiting van van een PFO bij patiënten met een cryptogeen herseninfarct, zelfs in aanwezigheid

These are the proceedings of the 10th International Conference on Advances in Computer Entertainment (ACE 2013), hosted by the Human Media Interaction research group of the Centre

80 Als het syndicaat niet heeft voorzien in een eventueel faillissement van de security agent en de overdracht van de parallel debt in een dergelijk geval, betekent dit dat

When the Bosnian Serb forces attacked the UN protected enclave in Srebrenica in July 1995, most women, children and elderly fled to the UN compound to seek shelter.. However,