• No results found

Lagekostenbedrijf behaalt laag vervangingspercentage

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Lagekostenbedrijf behaalt laag vervangingspercentage"

Copied!
3
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

14

Praktijkonderzoek Veehouderij - RSP Oktober 2001

Eén van de uitgangspunten van het Lagekostenbedrijf is het houden van een duurzame veestapel. De vervanging kan beperkt blijven en er is weinig jongvee nodig, waardoor kosten bespaard kunnen worden. Het bedrijf is uitgerust met beperkte mogelijkheden om jongvee te huisvesten. De bedrijfsvoering is gesloten. Hierdoor zijn er geen mogelijk-heden voor veevervanging door aankoop.

Uitgangspunt is dat er per tien melkkoeien vijf stuks jong-vee worden aangehouden. Dit komt overeen met een ver-vangingspercentage van circa 20 %. De mogelijkheden voor vervanging zijn minder dan gebruikelijk. Gemiddeld wordt in Nederland jaarlijks ruim 1/3van de aanwezige melkkoeien vervangen door jongvee. In de praktijk blijkt de veevervanging op het Lagekostenbedrijf de nodige knelpunten op te leveren.

Uitgangssituatie

Op 1 mei 1997 startte het Lagekostenbedrijf met 18 kalve-ren, 16 pinken en 62 melkkoeien. Van de 18 kalveren zijn er vijf voor het eind van het eerste levensjaar wegens overtollig-heid afgevoerd. Van de 16 pinken zijn twee dieren voor een eventuele 1eafkalving afgevoerd. De verdeling van de op

1 mei 1997 aanwezige dieren over leeftijden in jaren staat in figuur 1. Hierbij wordt het Lagekostenbedrijf (LKB) vergeleken met het landelijk gemiddelde.

Het blijkt dat er relatief wat minder dieren van 2, 3 en 4 jaar oud zijn en iets meer oudere dieren dan gemiddeld in Nederland. De melkveestapel van het Lagekostenbedrijf op 1 mei 1997 was met een gemiddelde leeftijd van 1805 dagen (4,9 jaar) duidelijk ouder dan gemiddeld. Het landelijk gemiddelde bedraagt 1623 dagen (4,4 jaar). Er is echter een zeer grote range voor wat betreft de gemiddelde leeftijd in de praktijk, ruim 10 % van de bedrijven had een nog oudere vee-stapel dan het Lagekostenbedrijf.

Het Lagekostenbedrijf had op 1 mei 1997 een gemiddeld oudere veestapel, met daarbij een aantal stuks jongvee afge-stemd op een laag vervangingspercentage. Tussen mei en september 1997 is nog een aantal melkgevende dieren afge-voerd om de grootte van de veestapel af te stemmen op de omvang van het melkquotum. Hierbij werd uitgegaan van een gemiddelde productie van 7.500 kg per koe per jaar en een melkquotum van 400.000 kg melk. De voor het bedrijf gebouwde stal is op die omvang van de veestapel afgestemd.

Extra aandacht voor gezondheid

Lagekostenbedrijf behaalt laag

vervangingspercentage

Wijbrand Ouweltjes

Figuur 1 Verdeling aanwezig melkvee op 1 mei 1997 over leeftijd in jaren voor LKB en landelijk gemiddelde

0 5 10 15 20 25 30 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 leeftijd in jaren percentage dieren gemiddeld LKB

(2)

Praktijkonderzoek Veehouderij - RSP Oktober 2001

15 Veevervanging

Er zijn sinds 1 mei 1997 197 afkalvingen geweest, waarvan acht van tweelingen. Van de 205 kalveren zijn er 29 gestor-ven. Van de vaarskalveren zijn er 41 aangehouden voor opfok. De overige kalveren zijn levend afgevoerd van het bedrijf. Sinds 1 mei 1997 zijn 44 stuks jongvee ingestroomd. Opvallend is dat tussen 1 mei 1998 en 30 april 1999 slechts zes dieren zijn ingestroomd, verder is de instroom redelijk ver-deeld over de jaren. De gemiddelde leeftijd bij 1eafkalving was 25,7 maanden, deze dieren waren gemiddeld 1,8 keer geïnse-mineerd. Van de pinken werd 55 % drachtig van de 1e insemi-natie. Van het aangehouden en geïnsemineerde vrouwelijke jongvee zijn zeven dieren vòòr de eerste afkalving afgevoerd. In de herfst van 1998 zijn drie drachtige pinken wegens over-tolligheid afgevoerd. Drie dieren zijn niet drachtig geworden en één dier is afgevoerd nadat de vrucht was verworpen.

In totaal zijn sinds 1 mei 1997 57 melkgevende dieren afge-voerd. De gemiddelde leeftijd van deze dieren was 6,0 jaar. Dat is duidelijk hoger dan het landelijk gemiddelde van 5,4 jaar. De belangrijkste afvoerredenen staan in tabel 1. De afvoer wegens overtolligheid heeft vooral in 1997 en 1998 plaatsgevonden. De veestapel was bij de gerealiseerde productie aanvankelijk te groot voor het beschikbare melk-quotum. Duidelijk is dat verder vooral vruchtbaarheids-problemen en in iets mindere mate gezondheidsvruchtbaarheids-problemen redenen voor afvoer zijn geweest. Het aantal gestorven of voor noodslachting afgevoerde dieren is relatief hoog. Bij twee dieren was een maagbloeding aanleiding voor een nood-slachting. Ook spierbeschadigingen leidden in enkele gevallen tot onmiddellijke afvoer. Er was na 1998 nauwelijks ruimte om gezonde dieren met een tegenvallende productie af te voeren. Wel speelde een tegenvallende productie bij de afgevoerde dieren vaak mede een rol om tot afvoer te besluiten. Praktische beperkingen

De geringe mogelijkheden voor vervanging leveren in de prak-tijk beperkingen op. In de eerste helft van het jaar 2001 zijn bijvoorbeeld slechts twee dieren afgevoerd. Hierbij speelde behalve de MKZ-uitbraak ook mee dat het aantal koeien zeker niet moet dalen om het quotum vol te kunnen melken. Op dit moment kan een aantal koeien met een herhaaldelijk terug-kerend hoog celgetal daarom eigenlijk niet worden afgevoerd. Verder moeten enkele dieren met een tegenvallende productie noodgedwongen worden aangehouden. Niet drachtig gewor-den koeien worgewor-den ook lang aangehougewor-den, momenteel gemiddeld ruim 400 dagen.

Gezondheid

In eerdere artikelen over het Lagekostenbedrijf is reeds aan-gegeven dat klauwgezondheid, vruchtbaarheid en uiergezond-heid aandacht vragen. Voor wat betreft de vruchtbaaruiergezond-heid is vooral het percentage dracht na inseminatie laag, en worden veel dieren met hormonen behandeld. Er is weinig jongvee

Tabel 1 Reden van afvoer van melkgevende dieren van het Lagekostenbedrijf sinds 1 mei 1997 Aantal afgevoerde dieren Belangrijkste afvoerreden

10 Overtolligheid

15 Niet drachtig worden

6 Overig vruchtbaarheid 9 Uiergezondheid 8 Gestorven of noodslachting 4 Been en klauwproblemen 4 Overige gezondheidsproblemen 1 Te lage productie

Beperkte hoeveelheid jongvee op het Lagekostenbedrijf.

(3)

Praktijkonderzoek Veehouderij - RSP Oktober 2001

16 voor vervanging aanwezig, waardoor lang doorgegaan moet worden met insemineren. Desondanks worden relatief veel dieren niet drachtig. Indien er meer vervangende dieren aanwezig zouden zijn dan zou de afvoer wegens niet tijdig drachtig worden waarschijnlijk toenemen. De uiergezondheid is minder goed dan gewenst. Het percentage klinische mastitis is te hoog, terwijl ook het celgetal op een te hoog niveau ligt. Door afvoer van dieren met een hoog celgetal kan het tankcel-getal verlaagd worden. Met de huidige vervanging zijn de mogelijkheden voor afvoer van dieren met een slechte uier-gezondheid overigens zeer gering. Indien meer vervangende dieren aanwezig zouden zijn dan zou waarschijnlijk de afvoer wegens te hoge celgetallen toenemen. Dat lost overigens de oorzaak van de hoge celgetallen niet op. Hoewel het aantal klinische kreupelheden meevalt, worden vooral bij bekappen veel afwijkingen aan de klauwen geconstateerd. De laatste tijd betreft dat vooral zoolzweren en tussenklauwontsteking. Opvallend is dat enkele dieren herhaaldelijk behandeld worden. Verder is de begaanbaarheid van de dichte hellende vloer tijdens de zomerperiode onvoldoende. Het gevolg is dat soms koeien hard onderuit gaan en dusdanige beschadigingen oplopen dat ze uiteindelijk afgevoerd moeten worden. Verloop aantal dieren en gemiddelde leeftijd in de tijd Het verloop van het aantal aanwezige koeien en de

gemiddelde leeftijd staat in figuur 2.

Uit deze figuur blijkt dat het aantal koeien gedurende de eer-ste twee jaren geleidelijk is gedaald. Een belangrijke oorzaak

hiervoor is dat de gerealiseerde melkproductie per koe aan-zienlijk hoger was dan vooraf was ingeschat (circa 8.500 in plaats van 7.500 kg). In de tweede helft van 1998 is de gemiddelde leeftijd van de veestapel flink toegenomen, terwijl tegelijkertijd de omvang van de veestapel is afgenomen. Blijkbaar zijn niet alleen oudere dieren afgevoerd. Daarna is de gemiddelde leeftijd weer geleidelijk gedaald. Ook daarbij is een duidelijke tegengestelde samenhang tussen het aantal koeien en de gemiddelde leeftijd te zien. De gemiddelde leef-tijd van de koeien wordt vooral beïnvloed door verkleining en vergroting van de veestapel.

Figuur 2 Verloop van het aantal koeien en de gemiddelde leeftijd op het Lagekostenbedrijf

40 45 50 55 60 65

mei-97 nov-97 mei-98 nov-98 mei-99 nov-99 mei-00 nov-00 mei-01 datum aantal koeien 4,8 4,9 5,0 5,1 5,2 5,3 5,4 5,5 5,6 leeftijd in jaren #koeien leeftijd Samenvattend

De instroom van jongvee in de veestapel op het

Lagekostenbedrijf is door het geringe aantal stuks jongvee gering. Dit resulteert er in dat probleemkoeien soms niet tijdig vervangen kunnen worden en dat er nauwelijks ruimte is voor vrijwillige vervanging. Dit vertaalt zich in vrij veel gezondheids-problemen en hoge dierenartskosten. Het lage vervangings-percentage is gedurende de afgelopen jaren mede mogelijk geweest dankzij een geleidelijke verkleining van de veestapel door dreigende quotumoverschreiding. Een goede vruchtbaar-heid, klauwgezondheid en uiergezondheid zijn noodzakelijke voorwaarden voor een economisch verantwoord laag vervan-gingspercentage.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

(De DVD huren en) thuis kijken / (Uit)zicht rondom je

Die Superintendent was dieselfde standpunt toe- gedaan. Indien Du Toit dogrn.atiese onderwys gedurende skoolure wou gehad het, sou hy dit in art. Voorheen, soos

Reviewing of natural chemistry at the VRWS and selected surrounding farms has taken place during the construction and operational phases of the radioactive

It is the responsibility of the SGB to uphold section 20 (1a) of the South African Schools Act (South Africa,1996) which states that “it is the duty of the governing body

The source or cause of this quenching (decrease in luminescence intensity) process is due to clustering of Rare-earth ions (RE-O-RE) ions in sol-gel glass pore at high doping

The following approaches are recommended to improve students' views of the relevance of software development education: use various learning environments; pay special attention

The Green Paper 183 further proposes a re-configured single, coherent four-tier system of land tenure, which ensures that all South Africans, particularly rural blacks,

Deze vrijheid moet niet worden af- geschaft omdat een ‘s e k t a r i s ch ’ groepje weigert autonoom te zijn op de wijze die een andersdenkende meerderheid wenst. Het belang