• No results found

(On)georganiseerd Samenspel - De gepresenteerde regionale identiteiten van Friesland en Noord-Brabant tijdens de provinciebezoeken van koningin Wilhelmina en koningin-regentes Emma in de jaren 1890

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "(On)georganiseerd Samenspel - De gepresenteerde regionale identiteiten van Friesland en Noord-Brabant tijdens de provinciebezoeken van koningin Wilhelmina en koningin-regentes Emma in de jaren 1890"

Copied!
68
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

(ON)GEORGANISEERD

SAMENSPEL

De gepresenteerde regionale identiteiten van Friesland en Noord-Brabant

tijdens de provinciebezoeken van koningin Wilhelmina en

koningin-regentes Emma in de jaren 1890

N.A. (Noortje) van Dongen Contactinformatie:

S1396080

Masterscriptie PCNI, 30 ECTS

Onder begeleiding van dr. A.F. Petterson

Juni 2019

(2)

1

Inhoudsopgave

Inleiding ... 2

Hoofdstuk 1: Friesland ... 9

Oude residentiestad ... 9

Een Fries programma ... 10

De Friese taal ... 12

Wilhelmina als Friezinnetje ... 13

Aandacht voor arbeiders ... 15

Versiering: lokale en nationale kleuren ... 16

Lokale betrokkenheid ... 17

Provinciale nadruk ... 19

Hoofdstuk 2: Noord-Brabant ... 22

Karakterisering door verslaggevers ... 23

Breda: een militaire stad ... 25

Tilburg: een fabrieksstad ... 27

Historische banden ... 28

Versieringen: concurrentie en een hoofdstedelijke identiteit ... 33

Lokale betrokkenheid ... 36

De rol van de burgemeester ... 39

Noord-Brabant: een muzikale provincie ... 40

Hoofdstuk 3: Socialistische onrust ... 43

Socialistische audiënties ... 43

Strooibiljetten en borden ... 44

Onrustige confrontaties ... 46

Een verschillend persdiscours ... 48

Hoge kosten ... 51

Incidenten in Breda ... 52

Samenzwering in Tilburg ... 53

Conclusie ... 57

(3)

2

Inleiding

Het revolutiejaar 1848 zorgde voor veel onrust in Europa. Het traditionele politieke systeem, met veel macht in de handen van een absolutistische vorst en weinig tot geen inspraak van de ‘gewone’ bevolking, was langzaam onhoudbaar geworden. Ondanks dat er weinig concrete veranderingen plaatsvonden, verkondigden de revoluties van 1848 wel de boodschap dat er rekening gehouden moest worden met het nationalisme als een sterke kracht. Dit moedigde machthebbers aan om veranderingen door te voeren, uit angst voor verdere nationale opstanden.1 Nationalisme, de natie en een nationale

identiteit werden zeer belangrijke begrippen. Het koningshuis ontwikkelde zich tot een nationaal samenbindend symbool binnen een ceremoniële monarchie. Koningin-regentes Emma sloot hier aan het einde van de negentiende eeuw op aan door een strategie te ontwikkelen om het koningshuis weer zichtbaar te maken onder een bevolking die zich steeds meer met een nationaal Nederlands gevoel moest identificeren. Een reeks provinciebezoeken moesten de jonge koningin Wilhelmina en de Nederlanders sterker met elkaar verbinden. In de jaren 1890 werden in rap tempo alle provincies met een koninginnenbezoek vereerd.

In dit onderzoek staat de vraag centraal in hoeverre de besturen en de inwoners van de Friese en Noord-Brabantse steden de organisatie van een koninginnenbezoek in de jaren 1890 gebruikten om een regionale identiteit te presenteren. In juni 1892 ontving de Friese hoofdstad Leeuwarden de koninginnen voor vijf dagen. Het Noord-Brabantse provinciebezoek vond plaats van 15 tot en met 18 mei 1895, met bezoeken aan hoofdstad ’s-Hertogenbosch en Tilburg. In september 1894 had de koningin bovendien de Noord-Brabantse stad Breda bezocht. Het bezoek aan Friesland werd meteen gevolgd door een bezoek aan Groningen, waardoor dit als ‘de Koninginnen in het Noorden’ gold. Het provinciebezoek aan Noord-Brabant werd gevolgd door een bezoek aan Limburg en gold als ‘de Koninginnen in het Zuiden’. De bezoeken waren belangrijk voor het koningshuis vanwege de strategie om meer zichtbaarheid te verkrijgen. Voor de bezochte steden betekende een bezoek echter een kans om zichzelf te laten zien, aan de koninginnen én aan de vele toegestroomde bezoekers. De steden maakten keuzes over hun presentatie,

1 Timothy Baycroft, Nationalism in Europe 1789-1945 (Cambridge 1998) 17 en Douglas Moggach en Gareth

(4)

3

zoals de inhoud van het programma en de versieringen. Wat wilden zij wel of juist niet aan de bezoekers laten zien? En wat kunnen historici daaruit afleiden?

In veel gebieden bestonden al eeuwenlang sterke regionale identiteiten. In de negentiende eeuw hadden onder andere de spoorwegen, het schoolsysteem en de dienstplicht ervoor gezorgd dat nationale gevoelens zich onder de bevolking verspreidden. Ook de pers speelde hierbij een belangrijke rol. Kranten schreven in de landstaal over landelijk nieuws en de nationale politiek, terwijl verhoogde geletterdheid voor een nieuwe markt lezers zorgde.2 Wat de nationale identiteit betekende voor de al

bestaande regionale identiteit is een onderwerp van discussie. Historicus Azar Gat beweert dat provinciale identiteiten zwakker werden of verdwenen, aangezien een homogene maatschappij ontstond waarbij de natie de primaire identificatiefactor was.3

Niet iedereen is het hiermee eens. Volgens aardwetenschapper Kees Terlouw verdwenen lokale en regionale identiteiten niet, maar werden ze aangepast naar het nieuwe nationale discours.4 Historicus Eric Storm beargumenteert dat nationalisme de bestaande regionale

identiteiten niet verzwakte maar juist versterkte en preciezer definieerde.5

Psychologen Stefano Tartaglia en Monica Rossi laten deze tegenstelling eveneens in hun artikel zien: sommige wetenschappers vinden dat identiteit gecreëerd wordt door het benadrukken van de ‘in-groep’ (wij) versus de ‘uit-groep’ (zij) en dat een nationale identiteit daarmee andere identiteiten uitsluit. Anderen zijn juist van mening dat mensen zich met verschillende groepen kunnen identificeren voor verschillende redenen en op verschillende tijdstippen.6 De verhoudingen tussen identiteiten en in hoeverre deze

elkaar uitsluiten is een probleem dat sinds de negentiende eeuw niet verdwenen is, gezien hedendaagse vraagstukken over een supranationale Europese identiteit en regionale afscheidingsbewegingen.

De provinciebezoeken waren onderdeel van Emma’s PR-strategie en als zodanig worden zij in de historiografie gekarakteriseerd. Veel auteurs, waaronder historici C.A.

2 Baycroft, Nationalism, 34-35, Azar Gat, Nations: The Long History and Deep Roots of Political Ethnicity and

Nationalism (Cambridge 2013) 246-247 en John Plunkett, Queen Victoria: First Media Monarch (Oxford 2003) 38.

3 Gat, Nations, 248.

4 Kees Terlouw, Local Identities and Politics - Negotiating the Old and the New (Londen 2017) 2.

5 Eric Storm, ‘The Spatial Turn and the History of Nationalism: Nationalism between Regionalism and

Transnational Approaches’ in: Stefan Berger en Eric Storm (eds.), Writing the History of Nationalism (Unpublished draft, 2017) 12.

6 Stefano Tartaglia en Monica Rossi, ‘The local identity functions in the Age of Globalization’ Community

(5)

4

Tamse, Henk te Velde en Cees Fasseur, benadrukken dat de bezoeken belangrijk waren om de monarchie zichtbaarder te maken voor het Nederlandse volk.7 Zij belichten de

reizen echter voornamelijk vanuit het perspectief van de monarchie. Aan de kant van de bezochte stad zelf wordt in de literatuur geen systematische aandacht besteed. Anne Petterson laat in haar boek Eigenwijs vaderland: populair nationalisme in

negentiende-eeuws Amsterdam echter zien dat de gewone bevolking een belangrijke bijdrage leverde

aan de vormgeving van de Oranjeliefde.8 Dit was dus zeker niet alleen een top-down

proces vanuit het koningshuis. Het valt daardoor te verwachten dat bezochte steden en hun bevolking bij de provinciebezoeken eveneens belangrijke actoren waren. Aangezien de monarchie zich ontwikkeld had tot symbool van een nationale identiteit, is het interessant om te zien welke keuzes de steden maakten. Wilden zij vooral laten zien dat zij onderdeel waren van deze nationale identiteit of benadrukten ze hun oudere regionale identiteit? En hoe reageerden de lokale socialisten, die van de nationale identiteit werden buitengesloten, op het koninginnenbezoek? Voor het debat over de verhoudingen tussen verschillende identiteiten lijken deze provinciebezoeken dus juist een interessante casus.

Dit onderzoek heeft bewust voor de provincies Friesland en Noord-Brabant gekozen vanwege de regionale cultuurverschillen. De meeste auteurs gaan niet dieper in op de aparte reizen. Irène Diependaal wijdt in haar boek Emma: Hoedster van Wilhelmina’s

erfenis wel een hoofdstuk aan de reizen, maar richt haar aandacht vooral op Friesland en

Limburg, zonder een echte vergelijking te maken.9 In de catalogus van de tentoonstelling

‘Wij zijn er nog – Het regentschap van Koningin Emma 1890-1898’ schrijft M.F. van Kersen-Halbertsma een aantal pagina’s over de bezoeken, maar blijft hierbij erg algemeen.10 Juist door dieper op twee reizen in te gaan en deze te vergelijken, is te zien of

de regionale cultuurverschillen ook invloed hadden op het bezoek. Maakte de noordelijke stad andere keuzes in de zelfpresentatie dan de zuidelijke steden? Zijn hier verschillen in te bemerken die een regionale identiteit laten zien? Het onderzoek wil laten zien dat de

7 C.A. Tamse, ‘Koningin Emma 1890-1990’ in: idem (ed.), Koningin Emma – Opstellen over

haar regentschap en voogdij (Baarn 1990) 9-21, aldaar 16, Henk te Velde, ‘Het ‘roer van de staat’ in ‘zwakke vrouwenhanden’ – Emma en het imago van Oranje’ in: Tamse (ed.), Koningin Emma, 169-195, aldaar 179 en Cees Fasseur, Wilhelmina: De jonge koningin (Amsterdam 1998) 108.

8 Anne Petterson, Eigenwijs vaderland : populair nationalisme in negentiende-eeuws Amsterdam (Amsterdam

2017) 119.

9 Irène Diependaal, Emma: Hoedster van Wilhelmina’s erfenis (Amstelveen 2013) 215-236.

10 M.F. van Kersen-Halbertsma, ‘Bezoeken in het land’ in: Adraan W. Vliegenthart en Wies Erkelens (ed.),

Wij zijn er nog – Het regentschap van Koningin Emma 1890-1898. Rijksmuseum Paleis het Loo, 4 november 1989-4 februari 1990 (Apeldoorn 1989) 54-62.

(6)

5

bezoeken meer waren dan alleen een PR-strategie vanuit het koningshuis en dat ze ook een kans boden voor stedelijke organisaties om actief aan zelfpresentatie te doen. Door twee provincies te vergelijken, kan bovendien een duidelijker beeld geconstrueerd worden wat vrij was voor de steden om zelf in te vullen en waarmee zij zich konden onderscheiden van andere steden. De reizen naar Noord-Brabant worden bovendien zelden genoemd in de literatuur, wat de toevoeging van deze reizen aan de vergelijking extra diepte geeft: waarom wordt de reis naar Friesland bijna altijd genoemd, maar zijn de reizen naar Noord-Brabant praktisch vergeten?

De Friese en Noord-Brabantse steden hoorden op papier allemaal bij de Nederlandse natie. Timothy Baycroft definieert een natie als een groep mensen die een aantal kenmerken – zoals gemeenschappelijke voorouders, taal, religie, cultuur, historische tradities of gebied – deelt en waarvan de leden zichzelf en anderen identificeren als horende bij deze groep. Zij willen ook bij deze groep blijven horen, verenigd door een bepaalde – meestal politieke – organisatie. De individuele leden zijn zich bewust van de banden die hen als nationale gemeenschap samenbinden. Dit bewustzijn, de bevestiging van deze banden en de identificatie met andere leden, is wat deze individuen een nationale identiteit geeft en een natie bij elkaar houdt.11

Deze nationale identiteit is een creatie. De leden van de natie vertellen een herziene versie van de geschiedenis, waarbij sommige gebeurtenissen worden uitvergroot, terwijl anderen worden verkleind of genegeerd.12 Zoals Benedict Anderson

heeft beargumenteerd, is deze creatie bovendien ingebeeld: veel leden van deze imagined

community kennen elkaar niet persoonlijk, maar delen toch het gevoel dat zij bij elkaar

horen.13 Overheden stimuleerden de verspreiding van nationale gevoelens. De

Nederlandse monarchie, in de persoon van Emma, deed dit eveneens. Hoewel dit lang als een top-down opgelegd proces werd gezien, zijn de laatste decennia veel studies gedaan naar regionale bijdrages aan de opbouw van een nationale identiteit.14 De overheden en

inwoners van lokale steden zouden dus ook kunnen hebben bijgedragen aan de creatie van een nationale Nederlandse identiteit. Een bezoek van twee van de symbolen van deze natie lijkt daarvoor juist een uitgelezen kans.

11 Baycroft, Nationalism, 3. 12 Ibidem, 24.

13 Benedict Anderson, Imagined Communities: reflections on the origin and spread of nationalism (Herziene

editie Londen 2006, eerste editie 1983) 6.

(7)

6

De provinciebezoeken pasten in de verandering die de monarchie in de negentiende eeuw had doorgemaakt. Door de invoering van ministeriële verantwoordelijkheid in de nieuwe Nederlandse grondwet van 1848 was de monarchie grotendeels de bestuurlijke taak verloren.15 Om toch voort te blijven bestaan, moest naar

een nieuwe legitimering worden gezocht. Deze werd gevonden in de opkomst van de nationale identiteit. Monarchen namen aanvullende, nationale, taken op zich om hun autoriteit te rechtvaardigen en nationale gevoelens onder de bevolking te stimuleren.16

Volgens historicus Jaap van Osta was het belangrijk om momenten te creëren waarop de individuele burger zich kon identificeren met de overheid.17 Een van de mogelijkheden

hiervoor was een koninklijk bezoek, waarbij de bevolking de kans kreeg om de vorst te zien. Voor de monarch werden zichtbaarheid en uitstraling belangrijke begrippen, wat door tijdgenoten al werd gezien.18 De overgang verliep echter moeizaam. Koning Willem

III, die in 1849 zijn vader was opgevolgd, had weinig op met de nieuwe manier van koningschap. Hij had autocratische trekken, leidde het liefst een teruggetrokken bestaan en vond politieke en maatschappelijke taken niet interessant.19 Verschillende historici,

zoals Joris Abeling, Van Osta en Fasseur, benadrukken dat het aanzien van de monarchie tijdens de regering van Willem III daalde en het koningschap eigenlijk niet veel meer voorstelde.20 De grootste klacht vanuit het volk was dat de mensen de koning nooit te zien

kregen. De familie van de koning ving dit gemis evenmin op.

In de jaren ’80 van de negentiende eeuw kwam hier langzaam verandering in. In deze tijd heerste veel sociale onrust. De traditionele klassensamenleving werd opgeschud door de opkomst van het socialisme.21 De socialistische identiteit ging moeilijk samen met

de nationale identiteit, aangezien volgens het socialisme klasse de mensen bond en niet de natie. Het socialisme was internationaal gericht. Het nationalisme werd daardoor een wapen tegen antinationale socialisten, die verraders van staat en natie zouden zijn. Bij nationalisme hoorde het idee dat dreigingen voor de natie verslagen of geëlimineerd

15 Joris Abeling, Teloorgang en wederopstanding van de Nederlandse monarchie 1848-1898 (Amsterdam

1996) 106.

16 Jaap van Osta, Het theater van de Staat: Oranje, Windsor en de monarchie (Amsterdam 1998) 12-13.

17 Ibidem, 19.

18 Fasseur, De jonge koningin, 108.

19 Te Velde, ‘Emma en het imago van Oranje’, 174-175, Fasseur, De jonge koningin, 73 en Abeling, Teloorgang

en wederopstanding, 135.

20 Fasseur, De jonge koningin, 74-75, Abeling, Teloorgang en wederopstanding, 38 en Van Osta, Theater van

de Staat, 83.

(8)

7

moesten worden, waaronder dus de socialisten.22 De monarchie raakte betrokken bij de

politieke strijd tussen de verschillende klassen. Socialisten vielen de monarchie en de persoon van de koning aan, terwijl liberalen en confessionelen de monarchie juist gebruikten om een nationale eenheid te benadrukken – maar wel een eenheid die de socialisten buitensloot.

Juist vanwege de samenbindende factor waren de Oranjes populair onder het niet-socialistische gedeelte van de bevolking.23 Willem III was ondertussen hertrouwd met de

meer dan veertig jaar jongere prinses Emma van Waldeck-Pyrmont, die hem in 1880 dochter Wilhelmina schonk. Verschillende kranten zagen de behoefte aan een nationaal samenbindende feestdag om desintegratie en revolutie te voorkomen. Een nationaal Oranjefeest leek hiervoor geschikt, waarna zij de zomerse verjaardag van prinses Wilhelmina als dag kozen.24 Vanaf 1884 werd ‘Prinsessedag’ gevierd, wat een succes werd

onder de bevolking en in de jaren daarna landelijk werd overgenomen. Toen Willem III in 1890 overleed en Emma regentes werd voor de minderjarige Wilhelmina, borduurde zij voort op deze hernieuwde populariteit van het koningshuis. Ze identificeerde zich nadrukkelijk met het opgekomen nationalisme en zorgde ervoor dat Wilhelmina weer bekendheid kreeg onder de Nederlandse bevolking na de lange afwezigheid van haar vader.25 Ook Wilhelmina zelf gaf later in haar autobiografie aangaf hoe nodig het was ‘te

tonen, dat wij er nog waren’26.

De motieven vanuit het koningshuis lijken dus duidelijk. Dit onderzoek richt zich daarom op de actoren bestuurders en inwoners van de bezochte steden. Het bestaat uit drie delen: allereerst komt de reis naar Friesland aan bod, waarna in het tweede hoofdstuk de reizen naar Noord-Brabant volgen. Tot slot worden de socialistische reacties en het persdiscours daarover tijdens beide reizen behandeld in hoofdstuk 3. Om de stedelijke kant weer te geven, maakt het onderzoek gebruik van stads- en regionale archieven en (online) krantenmateriaal. Het krantenmateriaal is voornamelijk afkomstig

22 Baycroft, Nationalism, 4, 35, 44 en 53.

23 Abeling, Teloorgang en wederopstanding, 91-92 en Van Osta, Het theater van de staat, 84.

24 Henk te Velde, Gemeenschapszin en plichtsbesef. Liberalisme en Nationalisme in Nederland, 1870-1918

(Groningen 1992) 127-128 en 130.

25 Zie onder andere K.A. van den Hoek, Richard F. Kraan en Fred J. Lammers, Oranje, ons vorstenhuis door de

eeuwen heen: Emma en Wilhelmina (Breda 1990) 62, A.P.J. van Osta (ed.), Drie vorstinnen: Brieven van Emma, Wilhelmina en Juliana (Amsterdam 1995) 19 en 27 en Jaap van Osta, De Europese monarchie in de negentiende eeuw: het Britse en Duitse model (Utrecht 1982) 181.

(9)

8

uit krantendatabase Delpher.27 Waar nodig staat de politieke kleur van de betreffende

kranten vermeld. Het onderzoek streeft ernaar om gebruik te maken van een zo breed mogelijk spectrum aan kranten, waaronder katholiek, liberaal en socialistisch. De pers speelde een belangrijke rol bij de provinciebezoeken: deze werden uitgebreid besproken en al snel circuleerden er foto’s van Wilhelmina in streekkostuums die ze aangeboden kreeg. Hierdoor werd het beeld van Wilhelmina en Emma op werkbezoek opgenomen in het collectieve geheugen van de Nederlanders.28 Kinderboekenschrijver W.H. Kieviet, die

een verslag schreef van Wilhelmina’s inhuldiging, bevestigde dat eveneens:

We weten, we herinneren ons allen nog, wat in deze tijd geschiedde: de reizen van Hare Majesteiten Koningin Emma en Koningin Wilhelmina door de verschillende provinciën; en weinig Nederlanders zullen er zijn die niet den breeden stroohoed met de groote witte veer hier of daar, in een rijtuig, op een balcon, op een boot of waar dan ook, gezien hebben, waar de tengere draagster van dien hoed werd toegejuicht door de anders zoo kalme bedaarde Hollanders en Friezen, Gelderschen en Zeeuwen, Drentenaars en Limburgers, met een

ontembare geestdrift, die van geen uitscheiden wist.29

De vergrote zichtbaarheid die Emma graag wilde, lijkt in ieder geval te zijn bereikt. De bevolking juichte de koninginnen toe. De bestuurders zorgden dat dit mogelijk was. De pers schreef er verslagen over. Inwoners en bestuurders hadden echter nog eigen motieven en ook de pers had een eigen agenda. Steden kregen de kans om zichzelf te laten zien. Wat zij precies lieten zien en wat dat betekende, zal in de komende hoofdstukken beantwoord worden.

27 Delpher is te raadplegen via <https://www.delpher.nl/>. 28 Van Osta, Theater van de staat, 88.

(10)

9

Hoofdstuk 1: Friesland

In dit hoofdstuk staat de reis van koningin-regentes Emma en koningin Wilhelmina naar Friesland centraal. Deze reis vond plaats van 17 tot en met 21 juni 1892 en was het eerste echte provinciebezoek van de koninginnen. Tot die tijd hadden zij alleen losse stedelijke bezoeken aan grote steden Amsterdam, Rotterdam en Utrecht gebracht. Volgens Fasseur en Abeling was het niet toevallig dat de koninginnen als eerste naar het noorden gingen, aangezien dat de roodste provincies waren en het daar dus het belangrijkste was om te tonen dat het koningshuis er nog was.30

De koninginnen begonnen op vrijdag met een rijtoer, een audiëntie en een bezoek aan de Werkmanslust. ’s Avonds was er nog een rijtoer om de illuminatie te bezichtigen. Op zaterdag kregen de koninginnen een aubade van schoolkinderen aangeboden en bezochten zij de harddraverij. ’s Avonds volgde een vuurwerk. Zondag 19 juni woonden de koninginnen een kerkdienst bij, waarna twee weeshuizen en het Fries Museum werden bezocht. ’s Middags vond nog een matinee musicale plaats. Op 20 juni maakten de koninginnen een uitstapje naar Sneek, vanaf waar ze naar het Sneekermeer gingen om de hardzeilpartij bij te wonen. In Leeuwarden vonden ondertussen volksspelen plaats. De koninginnen vertrokken in de ochtend van 21 juni met de trein naar Groningen.

Oude residentiestad

Steden kregen in krantenbeschrijvingen vaak een bijnaam, waaraan een beeld van de stad af te lezen was. Leeuwarden werd voornamelijk benadrukt als de hoofdstad van de provincie. ‘Friesland’s hoofdstad’ is verreweg de meest voorkomende omschrijving van de stad, zowel in kranten, herinneringsbladen als in de groeten van de stad zelf.31 Hoewel

dit een algemene beschrijving was, waren hoofdsteden erg trots op hun status als hoofdstad van de provincie. Naast de omschrijving als hoofdstad, werd Leeuwarden af en toe ‘oude residentiestad’ genoemd. Zeker met een koninginnenbezoek voelden Leeuwarders zich trots op het feit dat de huidige Nassau’s voort waren gekomen uit de Friese tak van het geslacht. Dit blijkt zowel uit de officiële toespraken als de

30 Fasseur, De jonge koningin, 109 en Abeling, Teloorgang en wederopstanding, 140.

31 Zie onder andere Rotterdamsch Nieuwsblad, 18 juni 1892, Nieuwe Amsterdamsche Courant Algemeen

Handelsblad, 22 juni 1892, Nieuws van den Dag, 18 juni 1892, G.L. Klepper, Gedenkboek: Koningin Wilhelmina in haar Openbaar Leven (’s-Gravenhage 1898) 68 en ‘Welkomstgroet’ en ‘Afscheidsgroet’, Historisch Centrum Leeuwarden (HCL), Gemeentebestuur van Leeuwarden, 1811-1941, toegang 1002, inv.nr. 1713.

(11)

10

krantenverslagen. Zo verwezen zowel de commissaris der koningin als de burgemeester van Leeuwarden op de oude banden van Friesland en het Nassau-geslacht. De commissaris der koningin noemde Friesland nadrukkelijk de ‘bakermat van Oranje’.32 De

burgemeester van Leeuwarden verklaarde dat de Friezen ‘hadden leren berusten’ dat de residentie naar Den Haag verplaatst was, maar dat ze trots waren op hun vroegere rol.33

Volgens hem was de verhuizing nodig om Nederland te maken wat het nu was en waren de Friezen er eveneens trots op dat ze onderdeel waren van de Nederlandse natie. Regionale en nationale identiteit kwamen in zijn toespraak dus met elkaar in aanraking, waarbij hij Friesland onder de natie plaatste.

Volgens het koloniale blad De Locomotief identificeerde Leeuwarden zich nog steeds met haar vroegere taak als residentiestad: ‘Leeuwarden is eenmaal het ’s-Gravenhage van het Noorden geweest. Het voelt zich nog de residentie – zoolang de Koningin zich niet in Frieslands hoofdstad heeft vertoond, ontbreekt er iets aan hare inhuldiging, niet wettelijk natuurlijk, maar naar het volksbegrip.’34 Ook de Apeldoornsche Courant verwees naar Friesland als bakermat van de huidige tak van Oranjes.35 De

artikelen in de Leeuwarder Courant bevestigden deze identificatie van Leeuwarden als oude residentiestad eveneens. Zo noemde de krant van 22 juni Leeuwarden letterlijk ‘aloude residentiestad van de leden van het geslacht Oranje-Nassau’ en benadrukte het feestnummer van 18 juni dat er in Friesland nooit een stadhouderloos tijdperk was geweest en de Nassau’s uit Friesland kwamen.36 Het Nieuws van den Dag noemde

Leeuwarden – naast de oude residentie van de Nassau’s – verder nog ‘een nijvere hoofdstad’.37 Nijverheid was een symbool dat af en toe voor kwam in de versieringen,

maar niet zo nadrukkelijk als het bijvoorbeeld in een stad als Tilburg terugkwam.

Een Fries programma

Een aantal van de onderdelen op het programma waren typisch Fries. Dit gold met name voor de harddraverij en hardzeilpartij. Verschillende kranten wezen op het Friese karakter van deze onderdelen. Zo merkte de Leeuwarder Courant op: ‘De stemming van die velen, voor wie de harddraverij, als een bij uitstek Friesch volksvermaak, een groot

32 Algemeen Handelsblad, 19 juni 1892. 33 Algemeen Handelsblad, 21 juni 1892. 34 De Locomotief, 18 juli 1892.

35 Apeldoornsche Courant, 21 juni 1892.

36 Leeuwarder Courant, 22 juni 1892 en 18 juni 1892.

(12)

11

aantrekkingspunt is, was uitmuntend.’38 Ook kroniekschrijver G.L. Klepper bevestigde dat

harddraven en hardzeilen ‘echt Friesch vermaak’ was.39 Bernhard Behrns, verslaggever

van de Staten van Friesland, bracht een gedenkboek uit over het koninginnenbezoek. Hierin legde hij het verband tussen de programmaonderdelen en de Friese identiteit:

Het provinciaal bestuur heeft bij het vaststellen van het programma voor de feestelijkheden, ter gelegenheid van het door de Koninginnen aan Friesland te brengen bezoek, zooveel mogelijk getracht daaraan een Friesch karakter te geven, door die feesten te organiseeren welke in ’t bijzonder de belangstelling der Friezen wekken en in hun smaak vallen. De spelen en feesten van een volk weerspiegelen tot zekere hoogte zijn karakter, zijn aard en gewoonten en zoo hebben het zeilen en roeien in Friesland met zijn schoone meren en ruime wateren van oudsher behoord niet alleen tot de noodzakelijke werkzaamheden in het dagelijksch en

maatschappelijk leven, maar ook tot de aangenaamste uitspanningen.40

Harddraven en hardzeilen waren dus vermaken die bij de Friese bevolking in de smaak vielen. Zeilen paste bovendien bij de Friezen vanwege de vele meren in de provincie. De organisatie had de keuze voor deze typisch Friese onderdelen bewust gemaakt, blijkt uit de uitnodiging die de Gedeputeerde Staten aan de koningin-regentes stuurden. Zij wezen haar erop dat ‘twee in Friesland zoo geliefde volksfeesten bij dit heuchelijke bezoek overeenkomstig met de wens van Frieslands staten zullen worden gevierd’41. Friesland

koos er dus voor om de kern van het programma te laten bestaan uit vermaken die een blijk van de Friese identiteit gaven. Een harddraverij en hardzeilpartij zouden in andere delen van het land niet zo snel op het programma van een koninginnenbezoek staan. Het vormt een duidelijk verschil met de programma’s van de steden van Noord-Brabant.

Op 18 juni, de dag dat de harddraverij werd gehouden, vond in Friesland ieder jaar een harddraverij plaats. Dit was ter ere van de nationale herdenking van de Slag van Waterloo die op deze dag plaatsvond. Sinds koning Willem I stelde de vorst daar al prijzen voor beschikbaar. Het Friese volksvermaak werd dus tevens met een nationale feestdag verbonden, die historische banden had met het koningshuis. Historische verwijzingen

38 Leeuwarder Courant, 20 juni.

39 G.L. Klepper, Herinneringsbladen aan het Openbaar Leven van Koningin Wilhelmina, 1880-1898

(’s-Gravenhage 1898) 16.

40 Bernh. Behrns, Gedenkboek van het Bezoek van H.M. de Koningin en H.M. de Koningin-Regentes aan

Friesland in de maand Juni van 1892 (Sneek 1892) 113.

41 Brief van de Gedeputeerde Staten van Friesland aan de koningin-regentes, 5 mei 1892, TRESOAR,

(13)

12

verweven met de Friese identiteit waren ook te vinden in het bezoek aan het Fries museum. In het Friese museum hingen portretten van oude Oranjevorsten en -vorstinnen. Wilhelmina kreeg bij deze portretten uitleg over haar voorvaderen. Bijzondere aandacht ging uit naar het portret van Marijke Meu, de bijnaam voor Maria Louise van Hessen-Kassel. Zij was de vrouw van de eerste erfstadhouder van de Republiek, die als regentes het stadhouderschap van Friesland, Groningen en Drenthe had waargenomen.42 Maria

Louise bleef in Leeuwarden wonen en was in Friesland zeer populair. Niet alleen was dit dus een band tussen de Friezen en de Oranjes, de moeder als regentes voor een jeugdige Oranjevorst paste goed bij de situatie van Emma en Wilhelmina.

De Friese taal

De Friese taal speelde een duidelijke rol bij de feestelijkheden. Enkele malen werden de koninginnen toegesproken en gezongen in het Fries. Een verslaggever van het Algemeen

Handelsblad benadrukte het belang van de Friese taal voor de bewoners: ‘De Friezen

aanbidden hun taal, en met arendsoogen, welke een corrector eer zouden aandoen, gaan zij de Hollandsche bladen na. In de eerste plaats om te zien welken indruk hun houding op anderen maakt, maar ook om de fouten te gispen, welke door de minder geletterde verslaggevers gemaakt worden.’43 Ook de Provinciale Friesche Courant prees het gebruik

van de Friese taal in de liedjes: dit was de werkelijke taal die de kinderen spraken, wat het gezang veel mooier maakte.44 Dit is een aspect dat verschilt met het bezoek aan

Noord-Brabant. Nergens in de verslagen over Noord-Brabant wordt enige melding gemaakt over het Brabantse dialect.

De Locomotief prees het gebruik van de Friese taal in de welkomstliederen die de

koninginnen werden toegezongen. Ze was blij om te zien dat deze oude taal nog niet vergeten was. Volgens de krant hadden de Friezen een aantal kenmerken die hen echt anders maakten dan ‘de andere Hollanders’, waaronder de taal en het Friese kostuum. Deze woordkeuze impliceert dat de Friezen wel bij de ‘Hollanders’ hoorden, maar toch anders waren dan de rest. Over deze verhouding tussen de Nederlandse identiteit en de Friese identiteit voegde de krant toe: ‘De Friezen zijn patente Nederlanders, maar in de eerste plaats zijn zij Friezen.’45 Hoewel een regionale identiteit een nationale identiteit

42 Algemeen Handelsblad, 21 juni 1892 en Rotterdamsch Nieuwsblad, 21 juni 1892.

43 Algemeen Handelsblad, 21 juni 1892.

44 Provinciale Friesche Courant, 21 juni 1892, HCL, Gemeentebestuur, 1002, inv.nr. 1713.

(14)

13

niet uitsloot, lijkt in Friesland deze regionale identiteit in ieder geval sterk aanwezig. Deze Friese identiteit bevatte bovendien een aantal elementen die echt anders waren dan de Nederlandse identiteit.

Wilhelmina als Friezinnetje

Veel aandacht van de kranten ging naar het geschenk dat Wilhelmina kreeg tijdens het bezoek. Meer dan 8000 Friese dames hadden zich verenigd om een traditioneel Fries kostuum voor Wilhelmina te laten maken. Volgens het Algemeen Handelsblad kwamen de dames uit verschillende plaatsen van de provincie, om het geschenk ‘zo algemeen mogelijk’ te laten zijn.46 In eerste instantie wilden de dames alleen het Friese kostuum

laten maken, maar dat werd uiteindelijk aangevuld met een beugeltas en een chatelaine. Dit werd mogelijk gemaakt door de vele dames die meededen.47

Zaterdag 18 juni droeg Wilhelmina het volledige kostuum bij haar bezoek aan de harddraverij, wat voor uitgelaten reacties zorgde bij de Friese inwoners. Wilhelmina’s gouvernante miss Saxton-Winter vond de reactie ‘bijna overweldigend’.48 De reactie zou

sterker zijn geweest, juist omdat het publiek Wilhelmina vooral kende door de witte hoed met veren die zij altijd droeg. Volgens De Standaard was er onder het publiek zelfs weinig belangstelling voor de harddraverij, maar juist veel enthousiasme over het zien van Wilhelmina als Friezin.49 Er waren weinig Friese dames die nog een volledig traditioneel

kostuum droegen, maar de Friese kap was op de harddraverij wel vaak te zien.50 Hoewel

traditionele klederdracht steeds minder te zien was, was het nog steeds een manier om regionale identiteit te tonen. De Leeuwarder Courant benadrukte dat het ‘nationaliteitsgevoel der Friezen’ gestreeld werd door het zien van Wilhelmina in de Friese klederdracht.51 De Provinciale Friesche Courant en een gedenkboek over koningin

Emma beaamden dit gevoel.52 Dat een nationaal symbool als Wilhelmina het typisch

46 Algemeen Handelsblad, 11 mei 1892.

47 Nieuws van den Dag, 15 juni 1892.

48 E. Saxton-Winter, Toen onze koningin nog prinsesje was : persoonlijke herinneringen uit de kinderjaren van

onze koningin (Derde druk, Amsterdam 1938, eerste druk 1911) 75-76.

49 De Standaard, 21 juni 1892.

50 Algemeen Handelsblad, 19 juni 1892. 51 Leeuwarder Courant, 20 juni 1892.

52 Provinciale Friesche Courant, 21 juni 1892, HCL, Gemeentebestuur van Leeuwarden, 1811-1941, 1002,

inv.nr. 1713 en J.Th. de Visser, De koningin-moeder 1879-1929: Gedenkboek ter herinnering aan den zeventigsten verjaardag en het vijftigjarig Nederlanderschap van Hare Majesteit (Leiden 1928) 24.

(15)

14

Friese symbool droeg, was voor hen dus ook een vermenging van identiteiten. Het zorgde voor een trots gevoel: hun regionale identiteit werd erkend door de nationale koningin.

Figuur 1: De foto van Wilhelmina in het Friese kostuum.53

Het beeld van Wilhelmina in haar Friese klederdracht sprak erg tot de verbeelding. Een herinneringskaart aan het bezoek toonde een tekening van Wilhelmina met de Friese kap en het Geïllustreerd Volksblad voor Nederland plaatste een eveneens een tekening met de kap op de voorpagina ter ere van Wilhelmina’s verjaardag.54 Op 27 april 1893 werd

Wilhelmina uitgebreid gefotografeerd door C.B. Broersma in het Friese kostuum (figuur 1). Deze foto’s werden door Nederland verspreid en lieten volgens Fasseur het hart van veel Nederlanders sneller kloppen.55 Dat dit portret ook door velen buiten Friesland werd

gewaardeerd, toont de opmerking die W.H. Kieviet in zijn biografie van 1898 maakte: ‘Hoe aardig haar dat Friesche pakje staat, weten we allemaal wel, van het portret.’56 Het effect

van het geschonken kostuum ging dus verder dan het bezoek aan Friesland zelf. De foto zorgde ervoor dat dit element van de Friese identiteit door heel Nederland bekend werd.

53 HCL, Fotografische documenten, nummer FDPORTRB030, via

<https://historischcentrumleeuwarden.nl/onderzoek/beeldmateriaal/beeldbank> geraadpleegd op 24-04-2019.

54 Geïllustreerd Volksblad voor Nederland, 25 augustus 1892 en Gebroeders Zwartendijk Rotterdam, Kaart

ter herinnering aan het bezoek van Hare Majesteit aan het Noorden, juni 1892, HCL, Gemeentebestuur, 1002, inv.nr. 1713.

55 Fasseur, De jonge koningin, 110. 56 Kieviet, De jonge koningin, 21.

(16)

15

Aandacht voor arbeiders

Friesland was in 1892 een arme provincie. Veel mensen werkten in de landbouw, maar werkeloosheid was een groot probleem vanwege goedkope buitenlandse werkmannen. Tijdens het bezoek werd ook aandacht besteed aan de arbeiders. Op vrijdag stond een bezoek aan de Werkmanslust op het programma. Dit waren arbeiderswoningen die gesticht waren door een werkliedenvereniging, die het grote belang van fatsoenlijke woonruimte voor arbeiders zag. De voorzitter van het comité dat de koninginnen op Werkmanslust ontving, zag in het bezoek een bewijs dat de koninginnen zich in het lot van de gewone werklieden interesseerden.57 Tijdens de audiëntie kwamen bovendien

meer werklieden naar de koningin dan later bij de audiëntie in ’s-Hertogenbosch.

Maandag 20 juni gingen de koninginnen naar Sneek voor de hardzeilpartij. In Leeuwarden had de feestcommissie volksspelen opgezet. Deze waren voornamelijk bedoeld voor de arbeiders, aangezien de meeste mensen die het zich konden veroorloven met een boot naar de hardzeilpartij gingen kijken. De volksspelen bestonden uit mastklimmen, vaatjeskruien, gewichtenrapen, ballenspel, trekkamp en touwtjespringen. De prijzen bestonden uit praktische zaken, in tegenstelling tot de harddrijverij of hardzeilpartij, waar de prijzen geldbedragen waren. Onder andere een ham, een horloge, een (winter)jas, een paar schoenen, een broek, stof voor jurken en garnituren waren te winnen.58 De toegangsprijs van tien cent voor het volksconcert van die avond was gedaan

zodat werklieden de kans zouden hebben om het concert bij te wonen en te genieten van de feestelijkheden.59 Er was dus een duidelijk onderscheid in de activiteiten op maandag:

de hardzeilpartij was voor de hogere klassen, terwijl de volksspelen meer bedoeld waren voor de arbeiders.

De routes van de rijtoeren waren hetzelfde als in 1873. Dat was niet gek, aangezien de organisatie 1873 als voorbeeld nam. Wel schreef de burgemeester dat de route van de intocht meteen het aanzienlijkste en meest riante deel van de stad toonde.60 Hoewel er

dus aandacht was voor de arme kant van Leeuwarden door de arbeidersonderdelen van

57 Leeuwarder Courant, 20 juni 1892.

58 Ons Noorden, 23 juni 1892, HCL, Gemeentebestuur, 1002, inv.nr. 1713.

59 Brief van de voorzitter van de feestcommissie aan de burgemeester van Leeuwarden, 27 mei 1892, HCL,

Gemeentebestuur, 1002, inv.nr. 848 en Brief van de burgemeester van Leeuwarden aan de pachter van de Prinsentuin, 3 juni 1892, HCL, Gemeentebestuur, 1002, inv.nr. 1267.

60 Brief van de burgemeester van Leeuwarden aan de commissaris der koningin, 13 mei 1892, HCL,

(17)

16

het programma, wilde Leeuwarden die kant ook deels verbergen. Wanneer de arme kant werd getoond, dan moest dit gereguleerd worden gedaan, zoals door het bezoek aan de Werkmanslust, waar de huizen tenminste fatsoenlijk waren.

Versiering: lokale en nationale kleuren

Versieringen waren een belangrijk onderdeel van alle koninginnenbezoeken. Hoewel in Leeuwarden het concurrentiemotief minder meespeelde – er was alleen wat concurrentie met Groningen – wilde de stad er alles aan doen om goed voor de dag te komen. De vlaggen in Friesland waren voornamelijk Oranjevlaggen en nationale vlaggen, wat volgens Baycroft een manier was om nationalisme te promoten.61 De ontvangstkamer van het

station was daarnaast versierd met de stadskleuren van Leeuwarden. Aan de wanden hingen de wapens van de provincie Friesland en de stad Leeuwarden. Zij werden omringd door doeken in nationale en stedelijke kleuren. Boven deze lokale wapens hing het Nederlandse wapen, omringd door nationale kleuren.62 Dit lijkt bewust gedaan te zijn:

Nederland als overkoepelend begrip voor de provincie en de stad. De nationale identiteit stond daarmee boven de regionale identiteit, maar de Friezen en Leeuwarders wilden deze regionale identiteit wel terug laten komen door hun wapens op te hangen. De versiering was een mengeling van lokale en nationale kleuren, waardoor ze lieten zien dat beide identiteiten samen kon gaan.

Dit samengaan van verschillende identiteiten was vaker te zien in de versieringen. Wapens kwamen regelmatig terug. Een triomfboog bij het Hofplein was versierd met de wapens van Nederland en Waldeck-Pyrmont, terwijl de poort bij de hoofdingang de wapens van Friesland en Leeuwarden droeg. Ook andere erepoorten droegen wapens van Nederland, Waldeck-Pyrmont, Friesland en Leeuwarden met bijbehorende kleuren. In bloemperken werden bovendien met behulp van gekleurde bloemen het Nederlandse wapen getoond. Tot slot was het vaandel dat de Leeuwardse dames aan de erewacht aanboden geborduurd met het Friese wapen, terwijl de gekroonde Leeuw – een teken voor de koninginnen – op de standaard prijkte.63

Wanneer de Friezen andere symbolen waar zij zich mee identificeerden terug lieten komen in de versieringen, waren dit symbolen voor handel, nijverheid, landbouw

61 Zie bijvoorbeeld Algemeen Handelsblad, 12 juni 1892 en 18 juni 1892, Leeuwarder Courant, 17 juni 1892,

18 juni 1892 en 20 juni 1892, Behrns, Gedenkboek, 24 en Baycroft, Nationalism, 27.

62 Arnhemsche Courant, 20 juni 1892. 63 Nieuws van den Dag, 15 juni 1892.

(18)

17

en scheepvaart. Het gebonden programma van de harddraverij dat aan de koninginnen werd aangeboden, was versierd met een verstrengeling van de wapens van de koninginnen en het Friese wapen met bijbehorende vlaggen. Hiertussen waren de rijksappel en scepter te zien om de koninginnen te representeren, terwijl de symbolen van handel, nijverheid en landbouw Friesland representeerden.64 De sluis bij Terhorne,

waar de koninginnen op maandag langs voeren, was bovendien versierd met de symbolen voor scheepvaart, handel en nijverheid.65 Volgens het Nieuws van den Dag was het oorijzer

van het Friese kostuum ook een symbool van de Friese nijverheid: het was door meerdere mensen gemaakt en daarmee een representatie van de eens zo bloeiende Friese goudindustrie.66 Friesland identificeerde zich dus voornamelijk met nijverheid. Dit blijkt

ook uit de toespraak van een vertegenwoordiger van de burgerij bij een latere dankbijeenkomst. Hij refereerde aan de landbouw, die helaas in slechtere omstandigheden verkeerde, waardoor ook de handel en nijverheid negatief beïnvloed werden. Dit had voor moedeloosheid gezorgd onder de bevolking, maar het koninginnenbezoek had iedereen weer verbroederd.67 Dat de symbolen minder voor

kwamen dan in Tilburg, kwam dus mogelijk door de slechte staat waarin de Friese nijverheid verkeerde.

Lokale betrokkenheid

Rondom het bezoek was veel socialistische onrust. Er waren echter ook reacties die een betrokkenheid van inwoners lieten zien. Voor Leeuwarden zijn bijvoorbeeld lijsten bewaard gebleven van mensen die een geldbedrag doneerden aan de feestcommissie. Dit konden grote donaties zijn. Zo gaf de heer Bloembergen, voorzitter van de feestcommissie, 50 gulden en burgmeester Harinxma thoe Slooten 100 gulden. Naast deze grote donaties werden echter zeer veel donaties van 25 of 50 cent gedaan. Het document beslaat in totaal bijna 40 pagina’s aan namen die een geldbedrag doneerden.68 Daar

bovenop kwamen donaties die bewoners deden voor hun buurtcommissie. Het buurtcomité voor de illuminatie van de Willemskade schreef bovendien wanhopig naar de burgemeester of de gemeente bij kon springen in de illuminatie van de straat.

64 Leeuwarder Courant, 20 juni 1892. 65 Leeuwarder Courant, 22 juni 1892. 66 Nieuws van den Dag, 15 juni 1892. 67 Behrns, Gedenkboek, 115.

68 Bijdragen voor de Commissie v/h bezoek van H.M. de Koningin Regentes en H.M. de Koningin in Juni 1892,

(19)

18

Aangezien er veel lengte van de straat onbewoond was en een deel uit gemeentegebouwen bestond, woonden daar geen mensen die konden doneren en de rest van de bewoners kon onmogelijk nog meer geld missen. Het zou het effect van de illuminatie echter tenietdoen als dat deel van de straat onverlicht bleef.69 De Willemskade

kreeg uiteindelijk subsidie uit de gemeentekas.70 De kleine bedragen die in de lijsten

voorkomen en het verzoek van het comité van de Willemskade tonen aan dat veel inwoners – zelfs als ze niet veel konden missen – bereid waren om mee te betalen aan de versieringen van de stad.

De burgemeester van Leeuwarden kreeg veel verzoeken om de koninginnen bepaalde diensten aan te bieden, waarbij economische motieven vaak een rol speelden. Zo stelde een ballonvaarder voor dat de gemeente de koninginnen een ballonvaart aan kon bieden en N.J. Haverschmidt vroeg of zijn firma overwogen kon worden voor het leveren van de wijnen.71 Bovenstaande verzoeken werden niet ingewilligd, maar soms

ging de gemeente hier wel op in. Dit gebeurde bij de leverancier van het diner, die niet alleen een economische motivatie had aangedragen voor zijn verzoek. De heer G.J.H. Bijllaardt, die zelf uit Leeuwarden kwam, was de leverancier van de diners die de Provinciale Staten en de gemeenteraad van Leeuwarden de koninginnen aanboden. De diners bewezen volgens de Leeuwarder Courant en de Provinciale Friesche Courant dat ‘men ook in dit opzicht te Leeuwarden op de meest uitstekende wijze kan terecht komen’72. Dit was precies het argument dat Bijllaardt zelf gebruikte. In een brief van 25

april stuurde hij zijn menu’s op met de aansporing voor hem te kiezen om te bewijzen dat Leeuwarden dit zelf kon doen en hiervoor geen hulp nodig had uit andere steden.73 De

burgemeester bleek gevoelig voor dit argument, aangezien hij bij het menu dat 15 gulden per couvert kostte noteerde dat dit op 18 mei was goedgekeurd. De Friese kranten waren de enigen die de Leeuwardse afkomst van de dinerleverancier benadrukten, maar dat is

69 Brief van B. van Loon en J.D. Brans namens het speciaal comité illuminatie Willemskade aan de

burgemeester van Leeuwarden, 17 mei 1892, HCL, Gemeentebestuur, 1002, inv.nr. 848.

70 Brief van de burgemeester van Leeuwarden aan B.W.W. Servatius, 24 mei 1892, HCL, Gemeentebestuur,

1002, inv.nr. 1267.

71 Brief van Léon Marij aan de burgemeester van Leeuwarden, 2 mei 1892 en brief van N.J. Haverschmidt

aan de burgemeester van Leeuwarden, 6 mei 1892, HCL, Gemeentebestuur, 1002, inv.nr. 848.

72 Leeuwarder Courant, 21 juni 1892 en Provinciale Friesche Courant, 28 juni 1892, HCL, Gemeentebestuur,

1002, inv.nr. 1713.

73 Brief van G.J.H. Bijllaardt aan de burgemeester van Leeuwarden, 25 april 1892, HCL, Gemeentebestuur,

(20)

19

niet verrassend. Voor hen was het een bron van trots: Leeuwarden kon zelf iets leveren wat goed genoeg was voor de koninginnen.

Uit meer brieven blijkt de lokale betrokkenheid. De Peperstraat was overgeslagen bij het maken van de rijtoeren, wat de bewoners erg teleurgesteld had. De bewoners schreven of de routes niet aangepast konden worden om de Peperstraat toch op te nemen. Zij hadden moeite gedaan om hun straat te versieren en droegen bij aan de kosten. Daarom begrepen ze niet waarom hun straat werd overgeslagen.74 De burgemeester had

echter weinig boodschap aan deze klacht. Hij schreef terug dat de routes helaas niet meer konden worden aangepast zonder op hun vraag in te gaan waarom de Peperstraat werd overgeslagen.75 Ook de brugwachters wilden graag meedoen aan de feestelijkheden. Zij

schreven daarom een brief met de vraag of de bruggen een tijdje dicht mochten zijn, zodat zij naar de feesten konden.76

Provinciale nadruk

In Noord-Brabant organiseerden de betreffende steden het programma. Het provinciale bestuur bood alleen in ’s-Hertogenbosch een diner aan. Bij het bezoek aan Friesland was dit anders. Hoewel op een zeer kort uitstapje naar Sneek na alleen hoofdstad Leeuwarden werd bezocht, was het meer een provinciaal bezoek dan het bezoek aan Noord-Brabant. Het gemeentebestuur van Leeuwarden was niet de enige organiserende partij. Vanuit de Gedeputeerde Staten werd een commissie gevormd om de harddraverij, een diner, de hardzeilpartij en een vuurwerk te organiseren. Het gemeentebestuur en de Provinciale Staten deelden bovendien de kosten. Bij het verzoek om een krediet dat de burgemeester van Leeuwarden in de gemeenteraad deed, verwees hij er al naar dat de provincie waarschijnlijk een deel van de kosten op zich zou nemen.77 De provincie betaalde voor de

onderdelen die zij zelf organiseerde. Daarnaast hielp zij met andere kosten. Zo stuurde het gemeentebestuur een nota aan de provincie voor haar aandeel in de kosten van het

74 Brief van de bewoners van de Peperstraat aan de burgemeester van Leeuwarden, 10 juni 1892, HCL,

Gemeentebestuur, 1002, inv.nr. 848.

75 Brief van de burgemeester van Leeuwarden aan de bewoners van de Peperstraat, 16 juni 1892, HCL,

Gemeentebestuur, 1002, inv.nr. 1267.

76 Brief van brugwachter Kool namens enkele brugwachters aan de burgemeester van Leeuwarden, 16 mei

1892, HCL, Gemeentebestuur, 1002, inv.nr. 848.

77 Notulen van de geheime gemeenteraadsvergadering van 12 april 1892, HCL, Gemeentebestuur, 1002,

(21)

20

ameublement.78 Op haar beurt betaalde Leeuwarden de kosten om bij het provinciale

vuurwerk een tribune te plaatsen en het terrein deels af te sluiten.79 In Friesland was de

organisatie dus meer een samenwerkingsproject tussen gemeente en provincie.

Er werd ook op andere manieren nadruk gegeven aan provinciale betrokkenheid. Zo benadrukte De Maasbode dat aan alle dorpstorens op weg van Leeuwarden naar Sneek de nationale vlag wapperde om te laten zien dat heel Friesland meedeed aan het koninginnenbezoek.80 Rondom het Hofplein waren bovendien 43 standaards geplaatst,

met op iedere standaard het wapen van een van de 43 Friese gemeentes om de gehele provincie te representeren.81 Volgens Bernhard Behrns was dit het symbool dat de

koninginnen werden omringd en beschermd door het gehele Friese volk.82 De wapens van

de elf steden van Friesland sierden de koninklijke tribune van de harddraverij.83 Hoewel

Leeuwarden het centrum van het bezoek was, werd de rest van de provincie er zoveel mogelijk bij betrokken. Waar mogelijk werd de gehele provincie Friesland gepresenteerd.

Aangezien de organisatoren in Friesland weinig recente voorbeelden hadden, zochten zij hun voorbereiding op een andere manier. Zij keken terug naar het vorige koninginnenbezoek dat hun provincie had gekend: het bezoek van koning Willem III in 1873. Het programma van destijds en de precieze kosten dienden als directe inspiratie voor het koninginnenbezoek van 1892. Dit valt niet alleen af te lezen aan de vele aantekeningen die de burgemeester maakte over 1873, maar hij vertelde dit ook letterlijk aan de gemeenteraad.84 Desondanks vroeg de stad wel op bepaalde vlakken hulp. Zo

leende Leeuwarden illuminatie-ijzers uit Amsterdam.85 Aan Den Haag vroeg de

burgemeester een muziektent te leen, maar die bleek al in gebruik te zijn.86 Uit brieven

van de burgemeesters van Rotterdam en Amsterdam met een rekening voor uitgeleende

78 Nota van het gemeentebestuur van Leeuwarden naar het provinciaal bestuur van Friesland voor haar

aandeel in de kosten van het ameublement en versieringen, juni 1892, HCL, 1002, Gemeentebestuur, inv.nr. 1713.

79 Brief van de burgemeester van Leeuwarden aan de commissaris der Koningin, 30 april 1892, HCL,

Gemeentebestuur, 1002, inv.nr. 1267.

80 De Maasbode, 22 juni 1892. 81 Leeuwarder Courant, 18 juni 1892. 82 Behrns, Gedenkboek, 28.

83 Leeuwarder Courant, 20 juni 1892.

84 Notulen van de geheime gemeenteraadsvergadering van 12 april 1892, HCL, Gemeentebestuur, 1002,

inv.nr. 339.

85 Brief van de burgemeester van Leeuwarden aan de burgemeester van Amsterdam, 16 mei 1892, HCL,

Gemeentebestuur, 1002, inv.nr. 1267 en brief van de burgemeester van Amsterdam aan de burgemeester van Leeuwarden, 20 mei 1892, HCL, Gemeentebestuur, 1002, inv.nr. 848.

86 Brief van de burgemeester van Leeuwarden aan de burgemeester van Den Haag, 16 mei 1892, HCL,

Gemeentebestuur, 1002, inv.nr. 1267 en brief van de burgemeester van Den Haag aan de burgemeester van Leeuwarden, 20 mei 1892, HCL, Gemeentebestuur, 1002, inv.nr. 848.

(22)

21

rechercheurs blijkt bovendien dat deze veiligheidsconstructie is gebruikt.87 Dit laat zien

dat burgemeesters bereid waren elkaar te helpen met de bezoeken.

In Friesland was dus vooral een provinciale identiteit te zien. Twee van de grootste activiteiten van het programma, de harddraverij en de hardzeilpartij, waren typisch Friese volksvermaken en werden als zodanig gepresenteerd. Ook de Friese taal en de Friese klederdracht kwamen nadrukkelijk naar voren rondom het bezoek. Inwoners en verslaggevers legden zelf eveneens de link tussen deze elementen en de Friese identiteit. De identiteit die naar voren kwam, was meer provinciaal dan stedelijk. De besturen van Leeuwarden en Friesland hadden de kosten voor het bezoek gedeeld en waren ieder verantwoordelijk voor een deel van het programma. Zij probeerden bovendien via versieringen met alle wapens van de Friese gemeentes uiting te geven aan dit provinciale element, dat boven de stedelijke identiteit uitsteeg. Hoofdstuk 2 zal bespreken welke elementen bij het bezoek aan Noord-Brabant terugkwamen.

Friesland was bovendien een arbeidersprovincie, wat op twee manieren terugkwam in het bezoek. Allereerst werd er in het programma aandacht aan arbeiders besteed via een bezoek aan de Werkmanslust en de organisatie van volksspelen en een volksconcert. De sterke aanwezigheid van arbeiders in de provincie werd zo op een gereguleerde wijze getoond. Deze aanwezigheid werd echter ook op ongereguleerde wijze getoond door de vele socialistische demonstraties en ongeregeldheden die rondom het bezoek plaatsvonden, die in hoofdstuk 3 uitgebreider aan bod zullen komen. De sterke aanwezigheid van arbeiders kwam bovendien terug in het grote aantal werklieden dat op audiëntie ging bij de koningin.

87 Brief van de waarnemend burgemeester van Rotterdam aan de burgemeester van Leeuwarden, 20 juli

1892 en brief van de burgemeester van Amsterdam aan de burgemeester van Leeuwarden, 21 juli 1892, HCL, Gemeentebestuur, 1002, inv.nr. 848.

(23)

22

Hoofdstuk 2: Noord-Brabant

In dit hoofdstuk zullen de reizen van koningin Wilhelmina en koningin-regentes Emma naar Noord-Brabant centraal staan. Op dinsdag 25 september 1894 brachten de koninginnen een bezoek aan Breda. De koninginnen kwamen voornamelijk naar Breda om een bezoek te brengen aan de Koninklijke Militaire Academie (KMA), die sinds 1828 in het Kasteel van Breda gevestigd zat en een van de belangrijkste militaire academies van het land was. Onder andere een defilé van de cadetten, een dejeuner, een rondleiding met bezoek aan het Spanjaardsgat, een optreden op de manege en een militair assaut stonden op het programma. Hierna bezochten de koninginnen het Begijnhof en de Grote of Onze Lieve Vrouwekerk. Er volgde nog een bezoek aan de ambachtsschool en een kindercantate op de Grote Markt, waarna een rijtoer naar het Citadelmonument in Ginneken begon. Via een verlicht Breda reden de koninginnen terug naar het station.

Na een lange tijd van onzekerheid waarin naar een geschikte verblijfplaats werd gezocht, bezochten Emma en Wilhelmina uiteindelijk op woensdag 15 en donderdag 16 mei 1895 ’s-Hertogenbosch, de hoofdstad van Noord-Brabant. Zij verbleven tijdens dit bezoek in Nijmegen, aangezien de woning van de commissaris der koningin in Noord-Brabant werd verbouwd. Het programma begon met een bezoek van de koningin-regentes aan het Groot-Ziekengasthuis, waarna een dejeuner en een audiëntie volgden. Ook bezochten de koninginnen de St. Janskathedraal en de Illustre Lieve Vrouwe Broederschap. Een rijtoer om de illuminatie te bezichtigen sloot de eerste dag af. De tweede dag opende weer met een rijtoer en daarna volgde een bezoek aan het Doofstommeninstituut in St. Michielsgestel en het krankzinnigengesticht te Vucht. Aan het einde van de middag was er een damesaudiëntie en er werd afgesloten met een diner. Op zaterdag 18 mei 1895 volgde een koninginnenbezoek aan Tilburg. Na een rijtoer naar het stadhuis werd daar gedejeuneerd, waarna een rijtoer langs het Willem II-monument en een bezoek aan het Moederhuis der Zusters van Liefde op het programma stonden. In de middag werden twee fabrieken bezocht, waarna de dag werd afgesloten door een muziekuitvoering van tientallen amateurmuziekgezelschappen uit de gehele provincie Noord-Brabant op terrein De Veldhoven.

(24)

23

Karakterisering door verslaggevers

Zoals gezegd gaven verslaggevers bijnamen aan de steden. Zo was Breda een militaire stad en Tilburg een nijvere fabrieksstad. Net als bij Leeuwarden werd voor ’s-Hertogenbosch voornamelijk benadrukt dat het de hoofdstad van de provincie was. Zowel ’s-Hertogenbosch als Breda waren historische steden. Ondanks dat ’s-’s-Hertogenbosch net als Breda van oudsher een garnizoensstad was, werd er in krantenbeschrijvingen geen aandacht besteed aan ’s-Hertogenbosch als militaire stad. Dit duidt erop dat de aanwezigheid van de KMA in Breda een belangrijke pijler was voor de afgeschilderde stadidentiteit als ‘militair’. Alleen een militaire geschiedenis was niet genoeg.

De verslaggevers gebruikten deze woorden om een stad mee te karakteriseren voor hun lezers, die dan in één oogopslag konden weten wat voor type stad de koninginnen bezochten. Het woord was dus een belangrijke afspiegeling van de uitstraling die de stad had. Voor Breda als militaire stad is dat duidelijk te zien in het artikel dat het Algemeen Handelsblad schreef naar aanleiding van het koninginnenbezoek:

Evenals Amsterdam een naam heeft als handelsstad, Helder een naam als maritieme stad bij uitnemendheid, heeft Breda den naam een militaire stad te wezen. (…) Ge valt te Breda over de militairen. (…) 't Militaire zit hier iedereen in 't bloed; ieder weet hier precies den generaal van een kolonel, een kolonel van een overste te onderscheiden, enz. tot den soldaat toe en niemand zal zich ooit in de wapens vergissen. Cadetten zijn voor Breda wat de studenten zijn voor Leiden en de Militaire Academie is bij de Bredanaars evenzeer in tel als de Academie bij

de Leidenaars of bij de bewoners van de Stichtsche hoofdstad.88

Volgens deze verslaggever was het militaire een duidelijk onderdeel van de Bredase identiteit. Gevestigde opleidingsinstituten leken een belangrijke pijler om de stadsidentiteit aan op te hangen. Leiden, Utrecht en Groningen werden gekarakteriseerd als academiesteden vanwege hun universiteiten.89 Hoewel dit net als Breda en

’s-Hertogenbosch historische steden waren, is een duidelijk verschil te zien in de karakterisering: wanneer de betreffende stad een universiteit of koninklijke academie bezat, was dit meestal het eerste waar verslaggevers en kroniekschrijvers naar verwezen. Historische steden die een dergelijke instelling misten, zoals ‘s-Hertogenbosch en

88 Algemeen Handelsblad, 26 september 1894.

(25)

24

Haarlem, kregen een beschrijving waarbij de nadruk vooral lag op de oude binnensteden met kenmerkende kathedralen.90

Tilburg groeide in de 19e eeuw uit tot een belangrijke fabrieksstad, waar

voornamelijk de textielindustrie erg groot was. De verslaggever van het Rotterdamsch

Nieuwsblad was heel duidelijk in zijn mening over Tilburg. Hij vond het een ‘aardig stadje’

maar ‘te veel fabrieksplaats om in niet-feestelijke omstandigheden den voor-plezier en den naar-mooi zoekenden menschen bijzondere aantrekkelijkheid te bieden’91. De

verslaggever was duidelijk niet erg onder de indruk van Tilburg, wat te maken had met het imago als fabrieksplaats:

Tilburg is de stad waar men werkt, waar het leven werken en het werken leven is. En ‘t is misschien een gevolg daarvan, dat Tilburg voor den bezoeker een zoo wanhopig vervelende stad is. Die eindelooze straten van huizen, één verdieping hoog, meestal onder één gevellijst, maken u verdrietig en zenuwachtig. Een behoorlijk heerenhuis, een stadhuis dat niet mooi, maar tenminste hoog en breed is, en een bepleisterden gevel heeft met een stoep er voor, is een verademing, iets lekkers als een glas water na een langen tocht in brandenden zonneschijn

door woestijnzand.92

In Tilburg waren vooral praktische arbeidershuizen te vinden. De aanwezigheid van vele fabrieken zorgde immers voor een ruim arbeidersproletariaat. Dit in tegenstelling tot Breda en ’s-Hertogenbosch, waar minder fabrieken gevestigd waren en die beide een historische binnenstad daterend uit de middeleeuwen bezaten. Tilburg was bovendien relatief jong: het verkreeg in 1809 stadsrechten. Dit in tegenstelling tot ’s-Hertogenbosch, dat al in 1184 stadsrechten had verkregen. Breda had in 1252 ‘privileges’ ontvangen, die de stad tegenwoordig gelijkstelt aan stadsrechten. Dat Tilburg een jonge fabrieksstad was, was duidelijk aan het uiterlijk van de stad te zien. De verslaggever van het Rotterdamsch

Nieuwsblad zag in het bezoek van de koninginnen aan Tilburg echter ook een symbolische

betekenis. Aangezien de stad niet mooi was en arbeid symboliseerde, betekende dit volgens hem dat de koninginnen veel waarde hechtten aan hard werken, in plaats van alleen aan schoonheid.93

90 Ibidem, 58, 88, 109, 191, 193, 224

91 Rotterdamsch Nieuwsblad, 15 mei 1895.

92 Rotterdamsch Nieuwsblad, 20 mei 1895.

(26)

25

De kranten hielpen met de accenten waar zij voor kozen binnen hun verslaggeving mee aan de presentatie van het koninginnenbezoek. Zij speelden daarmee een belangrijke rol in de uitstraling van de stad. De organisatie kon kiezen hoe zij graag wilde dat de stad zich presenteerde, maar de verslaggevers gaven dat met hun eigen interpretatie door aan de vele lezers. Aangezien veel lezers er niet fysiek bij aanwezig konden zijn, was deze berichtgeving dus belangrijk voor de herinnering aan het bezoek, zeker buiten de ontvangende stad.

Breda: een militaire stad

De verslaggevers karakteriseerden Breda dus als een militaire stad. Dit had voornamelijk te maken met de aanwezigheid van de KMA in de stad, maar Breda was eeuwenlang een vesting- en garnizoensstad geweest. Het bezoek aan Breda was bovendien onderdeel van een ‘militaire’ toer: de week ervoor werd de marine in Den Helder bezocht en de dag erna de cadettenschool in Alkmaar. Emma hechtte veel waarde aan het leger. Volgens C.A. Tamse ‘associeerde Emma zich bewust met gebeurtenissen waar het Nederlandse nationalisme grote betekenis aan hechtte’ en gebruikte zij dergelijke gebeurtenissen voor ‘een nieuw soort ceremoniële verhevenheid bij bepaalde massale festiviteiten’94.

De organisatie had tijdens het bezoek de centrale rol van de KMA niet zelf gekozen. Het bezoek gold voor de KMA in de eerste plaats en de stad Breda in de tweede plaats. Dat is waarschijnlijk de reden dat Breda eerder dan de provinciale hoofdstad ’s-Hertogenbosch een koninginnenbezoek mocht ontvangen. Het lijkt echter aannemelijk dat bij een vrij programma de koninklijke academie alsnog een belangrijke plek had gekregen. Een koninklijke academie was een bron van trots voor de stad. De ligging was bovendien erg centraal en de academie bevond zich in een historisch Nassau-kasteel. De burgemeester van Breda nodigde bovendien het muziekkorps van het 3e regiment

veldartillerie uit om tijdens het bezoek op de Grote Markt te komen spelen, dus hij voedde deze militaire identiteit zelf eveneens.95 In veel andere steden werden niet-militaire

muziekkorpsen ingezet.

Het bezoeken van een militair onderwijsinstituut had niet alleen een inspecterende functie. Ook voor de ontwikkeling van de militairen zelf werd het als van

94 Tamse, ‘Koningin Emma’, 18.

95 Brief van de burgemeester van Breda aan de Heer Kolonel, commandant van het 3e regiment veldartillerie

te Breda, 22 september 1894, Stadsarchief Breda (SB), Gemeentebestuur Breda 1815-1925, toegang ARC0004.1, inv.nr. 3645a.

(27)

26

belang gezien. Door het met eigen ogen zien van de koninginnen zouden zij beter weten waar zij voor moesten vechten en, indien nodig, sterven:

Zoo zullen langzamerhand alle jongelieden die worden opgeleid voor officier van ons leger, de Vorstinnen zien van aangezicht tot aangezicht, en dat zal een diepen indruk op hen maken. Met meer ijver zullen zij zich gaan toeleggen op den dienst, met het heilig voornemen pal te staan waar en hoe 't ook zij voor dat blonde koningskind en haar sympathieke moeder. Het beeld van die beide vrouwen zal hun bijblijven, heel hun leven, en hen tot heldendaden

aansporen, als 't er op aan mocht komen het Vaderland te verdedigen.96

In deze gedachte komt het zichtbare aspect van het koningschap duidelijk terug. Het zien van Wilhelmina en Emma zou de band tussen de inwoners van Nederland en de koninginnen versterken. Voor militairen was dit ook het geval: als zij hen zagen en hen ‘kenden’, zouden zij bereid zijn om harder te vechten. Het leger en het koningshuis werden door dit soort bezoeken sterker verbonden. De monarchie en ‘het Vaderland’ worden ook duidelijk met elkaar verenigd in het citaat: de koninginnen beschermen was onderdeel van het verdedigen van dat vaderland. Dit past in de verandering dat de monarchie steeds meer een onderdeel werd van een nationale identiteit.

Het belang van zichtbaarheid en identificatie werd dus niet alleen door het koningshuis herkend. Dit bleek ook uit het bezoek in ’s-Hertogenbosch, waar het gedenkblad van de Provinciale Noordbrabantsche en ’s-Hertogenbossche Courant schreef:

Maar ook eenmaal zullen onze kinderen ons vragen: „kent gij de Koningin die ons regeert?" En wij zouden, als Gij weggebleven waart, moeten kleuren en antwoorden: „Wij kennen Haar niet." Wij zouden zijn als de honderden en honderden mijnarbeiders, die helaas moeten zeggen: „Wij kennen niet degenen, voor wie wij arbeiden en daarom kunnen wij hen niet liefhebben." Wij zouden dan onze kinderen ook niet die liefde voor U kunnen instorten, zooals

thans, nu wij kunnen zeggen: Ja, kinderen, wij kennen Haar.97

Dit was precies het effect dat Emma met de bezoeken hoopte te bereiken. Een stukje uit het Nieuwsblad van het Noorden impliceert dat de vergrote zichtbaarheid daadwerkelijk een langer effect had. De krant publiceerde een stukje van een Bossche correspondent die beweerde dat de verjaardag van koningin Emma in 1895 veel nadrukkelijker werd gevierd dan voorheen het geval was: ‘Waarlijk, men kon het goed merken dat HH. MM.

96 Bataviaasch Handelsblad, 29 oktober 1894.

(28)

27

Hertogenbosch hadden bezocht.’98 De militairen van de KMA waren eveneens onder de

indruk geweest van de koninginnen: het bezoek kreeg een prominente plaats in het 75-jarige gedenkboek van de academie. Volgens de auteur G. van Steijn stond het bezoek ‘onuitwischbaar gegrift in het geheugen van hen, die toen aan de Academie aanwezig waren’99. Voor de inwoners van een stad had het zien van de koninginnen dus wel degelijk

een speciale betekenis die het makkelijker maakte om zich met hen – en daarmee ook met de nationale staat die zij representeerden – te identificeren.

Tilburg: een fabrieksstad

De bezoeken aan Breda en Tilburg duurden allebei kort. De koninginnen kwamen in de ochtend aan en verlieten de steden weer tegen zes uur. De tijd om de koninginnen een feestprogramma aan te bieden was daardoor in beide steden beperkt. Breda en Tilburg maakten echter in hun feestprogramma hele andere keuzes. Deze keuzes laten zien dat de twee steden, die geografisch erg dicht bij elkaar lagen, toch een duidelijke eigenlijke identiteit hadden.

Waar Emma en Wilhelmina in Breda een bezoek brachten aan de militaire academie, deden ze dit in Tilburg aan twee fabrieken. Dit paste bij de identiteit van Tilburg als hardwerkende fabrieksstad. Allereerst bezochten Wilhelmina en Emma de flanelfabriek van de firma Swagemakers en zonen. Op de rijtocht naar de fabriek toe, kwamen de koninginnen langs de St. Josephskerk. In Breda en ’s-Hertogenbosch gingen zij de belangrijkste kerken van de stad ook in. In Tilburg werd voor een andere accentuering gekozen door dit over te slaan en in plaats daarvan fabrieken te bezoeken. Na de fabriek van Swagemakers en zonen werd nog een bezoek gebracht aan de lakenfabriek Van Doors tot Dams.

De keuzes voor deze specifieke fabrieken moest de burgemeester verantwoorden aan particulier secretaris De Ranitz. De flanelfabriek van Swagemakers en zonen was gekozen vanwege het belang van Swagemakers voor de algemene flanelproductie. Hij was de eerste die begon met deze productie in Tilburg en was door anderen nagevolgd. Hij kreeg hiervoor zelfs een benoeming in de Orde van de Leeuw. De burgemeester had de heer Swagemakers gepolst en laatstgenoemde wilde de koninginnen graag ontvangen. Over de keuze voor de tweede fabriek was meer verwarring. In eerste instantie was de

98 Nieuwsblad van het Noorden, 6 augustus 1895.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

„Ick ben de koningin van Napels, Prince fchen (dragen Uw heyl niet, nu g'als Vorft, VorftKarel s kroon moögt Op zijn verheven troon, wiens ftrengheydr fchiep beha- In Prins

Hierin staat dat de transportroute tijdens de werkzaamheden dicht is voor doorgaand verkeer, ook voor fietsers. Alleen werk- en bestemmingsverkeer mogen er gebruik

De tentoonstelling stelt daar- naast de vraag in welke mate his- torische films en series trouw moeten zijn aan de geschiedenis.. Op drie schermen kun je bijvoor- beeld

We zullen onze afvallige kiezers duide- lijk moeten maken dat het voor hetgeen zij voorstaan niet nodig is zich van een weliswaar in wezen liberale, maar

Het ronde portret van de éénjari- ge prinses Juliana, tegen de oostwand opgehangen door koningin Juliana, bleef weliswaar in de museale Salon gehandhaafd, maar het kreeg een

We leren kinderen hoe belangrijk samenwerken is en wat het betekent om voor anderen het verschil te maken, elkaar te helpen, iets voor anderen te betekenen, op te komen voor

5) Pas wanneer de groep is overgedragen aan een andere begeleider kan er gezocht worden naar het kind. 8) Medewerkers van het park worden op de hoogte gesteld. 9) Mocht de bus

Dit identiteitsbesef moet echter een Friese taal ont- beren - menige Oostfries reageert ongelovig wan- neer men hem vertelt dat hij geen Fries maar een Nederduits dialekt spreekt,