• No results found

Vrouwelijke leiders van Dagbon, Noord-Ghana: Vrouwelijke leiders van Dagbon, Noord-Ghana

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Vrouwelijke leiders van Dagbon, Noord-Ghana: Vrouwelijke leiders van Dagbon, Noord-Ghana"

Copied!
75
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Vrouwelijke leiders van Dagbon, Noord-Ghana

Een antropologische casestudie naar een vrouwelijke chief in

Yendi en een vrouwelijke aardepriester in Katariga

Roos Lingbeek

s1799452 – r.p.lingbeek@umail.leidenuniv.nl

MSc Cultural Anthropology and Development Sociology - Global Ethnography Thesis, juni 2018

Universiteit Leiden Begeleider: Jan Jansen

(2)
(3)

Inhoudsopgave

Dankwoord ... v Woordenlijst ... vii 1. Inleiding ... 1 1.1 Relevantie ... 3 1.2 (Noord-) Ghana ... 3 2. Theorie ... 7 2.1 Dagbon ... 7 2.2 Chiefs en Tindana’s ... 13

2.3 Politiek, gender en leiderschap ... 15

2.4 Traditie en moderniteit ... 17

3. Methodologie ... 18

3.1 Positionering in het veld ... 19

3.2 Ethiek ... 22

4. “The men are the real leaders”: Maatschappelijk debat en terminologie ... 24

4.1 Noord-Ghana en Zuid-Ghana ... 27

4.2 Yendi en Katariga ... 28

5. Gundo Na & Tindaa Pa Ga: Geschiedenis en actualiteit ... 30

5.1 Oorsprong ... 30

5.2 Opvolging ... 33

5.3 Omgeving ... 36

6. Gundo Na & Tindaa Pa Ga: Taken en vaardigheden ... 41

6.1 Landproblematiek in Katariga ... 45

6.2 “She can not leave the palace”: Macht en gezag ... 49

7. Conclusie ... 54

7.1 Discussie en aanbevelingen ... 56

Literatuurlijst ... 59

Bijlage 1: Omgeving Tindaa Pa Ga ... 63

Bijlage 2: ‘Vrouwelijke chiefs binnen Dagbon’ – volgens NGO Norsaac (2016) ... 64

(4)
(5)

Dankwoord

Deze scriptie is tot stand gekomen dankzij de hulp van velen. Ik heb in Ghana, maar ook in Nederland hulp gekregen waardoor ik werd uitgedaagd en altijd doorzettingsvermogen heb gehouden. Ten eerste wil ik de Gundo Na, een vrouwelijke chief in Yendi, bedanken voor haar toestemming om mijn onderzoek in Yendi te starten. Ik bedank mijn gastgezin in Yendi en in het bijzonder mijn gastvader Al Haji Sulemana voor het vertellen van het geschiedenisverhaal van zijn familie. Ik dank zijn vrouw en kinderen die mij hielpen met alledaagse dingen zoals het leren van Dagbani, de lokale taal. Na enkele weken in Yendi ben ik verhuisd naar Tamale, waar ik ben gaan wonen in het Catholic Guest House. Bij dezen wil ik iedereen die hier werkt, bedanken voor de enorme gastvrijheid, hulp en gezellige momenten. Ik voelde mij thuis in Tamale en zij en nieuwe vrienden speelden hierin een grote rol.

Ik wil de Tindaa Pa Ga (vrouwelijke aardepriester in Katariga, zie foto titelpagina) bedanken voor haar toestemming om onderzoek te doen naar haar positie en omgeving. Hierbij bedank ik ook haar elders, die de tijd namen om met mij af te spreken en informatie voor me op te zoeken.

Zonder Al Haji Mohammed Haroon, Mohammed Seini en Isaac Ouedraogo had ik mijn onderzoek in Katariga niet kunnen uitvoeren. Ze hielpen mij logistiek gezien en vertaalden elk woord dat ik niet begreep.

Ik wil mijn begeleider Jan Jansen bedanken voor zijn continue en fijne begeleiding. Hiernaast wil ik Sabine Luning en Mark Westmoreland bedanken voor hun vertrouwen en aansporingen. Ik dank Samuel Ntewusu voor zijn hulp tijdens mijn ontmoeting met Ghana en Universiteit Leiden voor alle kennis en contactpersonen.

Ik dank al mijn vrienden voor hun steun tijdens het schrijven van mijn scriptie en via sociale media terwijl ik in Ghana verbleef. In het bijzonder dank ik mijn studiegenoot Isabella van der Gaag voor alle gezelligheid en hulp tijdens onze periode in Ghana. Haar enthousiasme motiveerde me en daagde me uit. Ten slotte bedank ik mijn familie, in het bijzonder mijn ouders Jacqueline en Steven Lingbeek, die mij altijd hebben gesteund en onvoorwaardelijk in mij hebben geloofd.

(6)
(7)

Woordenlijst

Ataani Puhigu Naam voor het maandagochtendoverleg van de Tindaa Pa Ga en haar adviseurs

Azuma Puhigu Naam voor het vrijdagochtendoverleg van de Tindaa Pa Ga en haar adviseurs

Dagbani Taal van de Dagomba

Dagbon Titel van het rijk van de Dagomba

Dagomba Naam van de inwoners van Dagbon

Doo Bihe Name Zonen van de Ya Na

Elders Adviseurs van een chief of tindana. Over het algemeen ouderen

Enskinment Beëdiging van een traditionele gezagsdrager

Gate Een term die gebruikt wordt om onderverdelingen aan te geven (binnen een koninklijke familie)

Gundo Na Titel voor een dochter van Ya Na na het doorlopen van verschillende skins (Shilin Na, Fuyaa Na, Kugologu, Kpatuya Na)

Imam Geestelijk leider van de moslimgemeenschap Kamo Na Generaal van het leger van de gemeenschap

Katin’du Het deel van het paleis van de Ya Na voor beëdigingen

Kpamba Nama Chiefdoms gereserveerd voor elders

Lana Ander woord voor chief. Vaak wordt Lana gebruikt als laatste stuk van een titel

Lun Na Drummer van de gemeenschap

Na Ander woord voor chief. Betekent hetzelfde als Lana

Paga Bihe Name De zonen van zussen van de Ya Na of van andere vrouwen van het koninklijk huis

Pagnaa (Pa Ga) Koningin

Regent Tijdelijke vervanger. Tussen het overlijden van een chief of elder en de beëdiging van een nieuwe zit vaak een lange periode waarin een regent waarneemt en de positie tijdelijk bekleedt

(8)

Sapashinima Leger van de gemeenschap onder leiding van de Kamo Na

Shrine Offerplaats

Skin Troon. Tevens de titel van een chiefdom Stool Troon (in het zuiden van Ghana)

Taremba Niet-koninklijke chiefdoms

Tindaa Pa Ga Titel van de vrouwelijke tindana van Katariga

Tindana Aardepriester. Gericht op kennis en macht over de aarde en het land

Wanzam Kapper van de elders

Wunisugu Opening van het offerseizoen Wun Lana Hoogst gepositioneerde elder

Ya Na Chief van Yendi, koning van Dagbon Ya Na Bipunsi Nama Dochters van de Ya Na

Yanse Nama Kleinzonen van de Ya Na

Yo Na Titel van de chief van Savelugu, een belangrijke skin in Dagbon

Zon Naam van een paleis. In Katariga heet het paleis van de vrouwelijke tindana Tindana Pa Ga Zon

(9)
(10)

1. Inleiding

In de periode januari tot en met maart 2018 heb ik antropologisch veldwerk uitgevoerd in het noorden van Ghana. Op basis van dit onderzoek heb ik deze scriptie geschreven, als onderdeel van de MSc Cultural Anthropology and Development Sociology met als specialisatie Global Ethnography. Vanwege mijn grote interesse in politiek en met name in vrouwen in de politiek, maakte ik de keuze om mij gedurende mijn vooronderzoek te verdiepen in (het noorden van) Ghana waar er onderscheid wordt gemaakt tussen traditionele politiek en moderne staatspolitiek, die een proces van integratie ondergaan. De nationale overheid erkent de traditionele systemen in het land en laat deze werken op lokaal niveau, echter onder nationaal bepaalde voorwaarden. Het concept traditie, en wanneer iets kan worden gezien als traditie, zal vele malen terugkomen binnen deze scriptie. Traditie kan beschreven worden als een element van historische continuïteit of als een sociale erfenis. Traditie hangt vaak samen met een collectief idee van een groep (Bauman 2001: 15819). Binnen mijn relatief kleine onderzoeksgebied, verschilt men van mening over de inhoud en betekenis van traditie en traditionele politiek.

Tijdens mijn vooronderzoek ontdekte ik dat binnen de traditionele politieke systemen vrouwelijke machtsposities bestaan en ontstaan.1 In het zuiden van Ghana zijn Queen Mothers van oudsher bekend. Zij zijn vrouwelijke leiders, maar staan qua gezag en macht altijd in relatie tot mannelijke chiefs. In het zuiden bestaan zij al lang, maar pas recentelijk wordt de term Queen Mothers ook in het noorden van Ghana gebruikt. Naast Queen Mothers bestaan er ook andere vrouwelijke leidersposities. Tijdens mijn veldwerkperiode heb ik onderzoek gedaan naar een vrouwelijke chief (Gundo Na) en een vrouwelijke tindana (Tindaa Pa Ga). Er is naar beide posities weinig (wetenschappelijk) onderzoek gedaan waardoor de bekendheid van deze vrouwen niet ver reikt. Mijn onderzoek vond plaats in Katariga (onderdeel van Tamale), na een kort verblijf in Yendi.

Mijn onderzoek startte met de vraag hoe de hoogst gepositioneerde vrouwelijke chief, de Gundo Na in Yendi, te plaatsen is in een groter systematisch (traditioneel) politiek systeem: Dagbon. Hoe handelt deze vrouw in een politiek systeem vol mannen en wat is haar rol binnen de conflicten in Yendi?2 Na twee weken heb ik mijn onderzoek voortgezet in Katariga, een klein dorpje ten noorden van Tamale. Ik onderzocht hier een vrouwelijke tindana, de Tindaa Pa Ga. Tijdens het verkennen van mijn ‘nieuwe’ onderzoek in Tamale, leerde ik de terminologie en het maatschappelijk debat rondom het onderwerp goed kennen. Het is onmogelijk het maatschappelijke debat over vrouwen in het algemeen

1 Opvattingen en ideeën over wanneer een positie een positie met macht is, zullen in deze scriptie worden

behandeld.

2 De conflicten in Yendi zullen uitgebreid worden behandeld in deze scriptie. Twee families strijden sinds de

(11)

en de vrouwelijke posities binnen Dagbon te negeren, alsmede de relatie tussen deze twee. Ik heb gemerkt hoe persoonlijk betrokken men zich kan voelen bij de verschillende politieke structuren en de bijbehorende conflicten. Machtsverhoudingen en conflicten over opvolging van chiefs zijn aan de orde van de dag in Noord-Ghana. Hiernaast speelt landverdeling al eeuwen een grote rol binnen het verkrijgen van meer macht. Land kan dienen als een plek voor voedselproductie (economische waarde), maar het kan ook dienen als een plek om te wonen (sociale waarde) of rituelen uit te voeren (Ubink 2008: 15-18). In Katariga heb ik verschillende landproblemen van dichtbij kunnen bekijken en deze zullen beschreven worden in deze scriptie.

Niet alleen de verhuizing van Yendi naar Tamale, maar ook het proces van vertrouwen winnen van mijn onderzoeksgroepen heeft mij gevormd als persoon en als onderzoeker. In deze scriptie vindt u daarom ook een deel zelfreflectie. Meerdere malen zal ik analyseren hoe een antropoloog zich in het veld beweegt en welke consequenties er bestaan bij een onderzoek naar politiek en een (politiek) gevoelig onderwerp als land.

Dit onderzoek laat zien hoe de posities van een vrouwelijke chief en een vrouwelijke tindana te plaatsen zijn in een groter systeem en welke verschillende factoren invloed hebben op veranderingen binnen dit systeem. Dit onderzoek geeft antwoorden op vragen over traditie en traditievorming in een eenentwintigste-eeuwse context en laat zien hoe het achtergestelde noorden van Ghana inspeelt op een nationaal beeld rondom de positie van vrouwen en vrouwelijk leiderschap. Mijn onderzoek combineert grote abstracte sociaalwetenschappelijke concepten als gender, politiek en traditie.

Allereerst zal ik in deze scriptie een theoretisch kader schetsen, waarin ik eerdere onderzoeken over Dagbon beschrijf en sociaalwetenschappelijke concepten benoem die nodig zijn om mijn bevindingen te analyseren. Vervolgens beschrijf ik mijn onderzoek locatie en onderzoekspopulatie en de hierbij behorende keuze voor mijn onderzoeksmethodologie. Na een beschrijving van ethische kwesties, begin ik met het weergeven van het maatschappelijke debat rondom vrouwen en vrouwelijke leiders binnen Dagbon. De tegenstellingen tussen Noord- en Zuid-Ghana zullen in dit hoofdstuk ook aan bod komen. In hoofdstuk vijf beschrijf ik de oorsprong, opvolging en omgeving van de twee vrouwelijke leiders aan de hand van de verhalen van mijn onderzoeksgroepen. In hoofdstuk zes behandel ik de taken en vaardigheden van de twee vrouwen en analyseer ik de landproblematiek in Katariga. In aanloop naar de conclusie van deze scriptie, maak ik onderscheid tussen de Gundo Na en de Tindaa Pa Ga aan de hand van de concepten macht en gezag.

(12)

1.1 Relevantie

Er zijn vele studies gedaan naar vrouwelijke posities binnen traditionele koninkrijken in het zuiden van Ghana, maar nog weinig in het noorden. Mijn onderzoek draagt hierdoor bij aan een vollediger beeld van de traditionele koninkrijken in Ghana en is hopelijk een aanleiding om meer gedetailleerde portretten te creëren van de vrouwelijke posities. Dit onderzoek is uniek vanwege de focus op vrouwen, terwijl er in wetenschappelijke studies naar chieftaincy vooral wordt gekeken naar mannen.

In mijn scriptie wordt vooral gefocust op Katariga, een klein dorpje ten noorden van Tamale. Katariga is een gebied dat snel verandert door de snelgroeiende economie van Tamale en de urbanisatie van de stad en omgeving. Het volgen van deze ontwikkeling zorgt voor een beter begrip van de hedendaagse (politieke) situatie.

Mijn onderzoek draagt bij aan het begrip in de structuren binnen het Dagomba koninkrijk en kan onderzoekers helpen bij vervolgonderzoek. De relatie tussen nationale staatspolitiek en lokale chiefdoms is complex en meer kennis biedt een beter begrip van de Ghanese samenleving, waarin politiek en chieftaincy aan de orde van de dag zijn. De vrouwelijke posities binnen de koninkrijken zijn uniek en het weergeven van deze posities binnen een groter, mannelijk, geheel draagt bij aan het begrijpen van relationele structuren.

1.2 (Noord-) Ghana

Het land Ghana, met Accra als hoofdstad, ligt aan de westkant van het continent Afrika. Het land kent ongeveer 28 miljoen inwoners. Ghana deelt zijn grenzen met Togo, Burkina Faso, Ivoorkust en Guinea. Ghana bestaat uit tien administratieve regio’s: Greater Accra, Eastern, Western, Central, Volta, Brong-Ahafo, Ashanti, Northern, Upper East en Upper West (Aapengnuo 2013: 67). Het grootste deel van Ghana kent een tropenklimaat, echter kent het meest noordelijke deel een steppeklimaat. De economie van Ghana wordt grotendeels gedreven door regen gevoede landbouw (Acheampong, Ozur, Owusu 2014: 31).

Ghana wordt vaak gezien als het voorbeeld van de Afrikaanse democratie. In 1957 werden ze als eerste land ten zuiden van de Sahara onafhankelijk en kreeg het land een parlementair systeem. Ghana werd officieel een republiek op één juli 1960. Het land dat nu Ghana is, bestond vroeger uit de Britse kolonie Goudkust en de helft van de Duitse kolonie Togo. Een jaar voor de onafhankelijkheid zijn deze twee delen samengevoegd.

(13)

Afbeelding 1: Van kolonie naar het huidige Ghana

Google Afbeeldingen

De eerste president van Ghana, Kwame Nkrumah, heeft zich ingezet voor het creëren van een nationale identiteit. Hij gebruikte hierbij de slogan: ‘One Nation, One People, One Destiny’ (Aapengnuo 2013: 68). Aangezien er in Ghana verschillende etnische groeperingen zijn, lopen er parallel aan het geïnstitutionaliseerde politieke systeem allerlei systemen van chiefdoms. Binnen deze traditionele autoriteiten bestaan er paramount chiefs en divisional chiefs. Ghana kent op nationaal niveau een House of Chiefs, met op kleinere schaal Traditional Councils. Deze instellingen verenigen, vanuit overheidsperspectief, alle traditionele leiders (Aapengnuo 2013: 68).

De huidige president van Ghana is, sinds januari 2017, Nana Addo Dankwa Akufo-Addo (29-03-1944). Voordat hij president werd, was hij procureur-generaal en Minister van Buitenlandse Zaken. Hij is lid van de New Patriotic Party (NPP), die het in Ghana opneemt tegen de National Democratic Congress (NDC). Het presidentschap bestaat uit een vierjarig termijn en het Ghanese parlement kent 275 leden. Van deze 275 leden waren er in december 2016, 31 vrouw.

Er bestaat een groot verschil tussen het noorden en het zuiden van Ghana. Ten eerste is er een verschil in de overheersende religie. In Ghana is religie belangrijk en hebben religieuze insituten een grote sociale functie door het financieren van educatieprogramma’s of zorgprogramma’s (Pokimica & Addai & Takyi 2012: 63). Het noorden van Ghana is overwegend islamitisch en het zuiden overwegend christelijk. De moslimgemeenschappen die te vinden zijn in het zuiden, zijn veelal migranten uit het noorden die vaak leven in de armste delen van de regio (Pokimica & Addai & Takyi 2012: 76). In vergelijking met het zuiden kent het noorden een beperkte economische groei. Tijdens de koloniale overheersing bezetten de Britten rond 1898 het noorden vanwege zijn potentie in handelsroutes. Echter hebben deze routes nooit volledig gefunctioneerd. De Britten hadden geen duidelijk ontwikkelingsplan voor het noordelijke gebied en vanwege het gebrek aan de juiste

(14)

materialen en goede wegen ontstond er een migratiestroom van noorderlingen naar het zuiden. De noordelingen zochten in het zuiden naar mogelijkheden om te werken (Kelly & Bening 2007: 183-184).

Landbouw, de belangrijkste inkomstenbron van het noorden, is de laatste tijd flink aangetast vanwege grote veranderingen van de regentijden. De dalende productie van landbouw is op dit moment een van de grootste redenen waardoor er nog steeds sprake is van een noord-zuid migratie (Adaawen & Owusu 2013: 42). Wanneer er wordt gekeken naar de migratie van jongeren, zijn jongeren met een Dagbani etniciteit, de etniciteit waar ik in mijn onderzoek op focus, het minst aanwezig in het zuiden. Een mogelijke verklaring hiervoor is de aanwezigheid van de University of Development Studies in Tamale, sinds 1992, en hiermee de mogelijkheid om in het noorden te studeren (Langer 2010: 11).

Grote thema’s in het noorden van Ghana zijn politieke conflictsituaties en verdeling van land. Er heersen conflicten op basis van verschil in etniciteit, troonopvolging en over wat de feitelijk juiste geschiedenis van traditionele chiefdoms is (Lund 2003: 588). De nationale overheid van Ghana houdt zich sinds de jaren vijftig steeds meer bezig met lokale conflicten in het noorden, maar dit heeft niet alleen positieve gevolgen. Het komt voor dat nationale politici lokale conflicten gebruiken en kanten kiezen in ruil voor stemmen (Lund 2003: 590). Een voorbeeld van een groot lokaal conflict zal beschreven worden in een beschrijving van het Dagomba koninkrijk in hoofdstuk twee. Problemen met betrekking tot land zullen aan bod komen in hoofdstuk zes, waarbij de strijd over grond tussen traditionele leiders en de nationale militaire basis rond Tamale wordt geanalyseerd.

Yendi

Mijn onderzoek begon in de koninklijke hoofdstad van het Dagomba koninkrijk: Yendi. Yendi heeft op dit moment ongeveer 52.000 inwoners. In 1972 waren dit er 13.000 (Staniland 1975: 374). De gemeente Yendi, waartoe de stad en omliggende dorpen behoren, kende in 2010 een populatie van 117780. Deze gemeente bestaat uit 2635km2 land en ligt op ongeveer 100 kilometer afstand van de hoofdstad van de noordelijke regio: Tamale (Siiba et al. 2018: 99).

Tot het einde van de Eerste Wereldoorlog in 1918, viel Yendi onder Duitse koloniale overheersing. De rest van het Dagomba koninkrijk viel onder Brits koloniaal gezag die had besloten dat alle chiefdoms hun banden met Yendi, en hiermee met Duitsland, zouden verbreken. In 1919 verenigde de Britse kolonisator het koninkrijk weer, nadat het Duitse Togo opgesplitst werd in een Engels en een Frans gedeelte. Yendi werd hierdoor weer de hoofdstad van het koninkrijk (Staniland 1975: 39-56). De administratieve hoofdstad van het koninkrijk was en bleef, na het verenigen van Dagbon, Tamale.

(15)

Tamale diende tevens als hoofdweg, vanwege de gunstige ligging en wegen naar verschillende richtingen (Soeters 2012: 33).

Katariga

Katariga ligt ongeveer vijftien minuten rijden van het centrum van Tamale (noordwestelijke richting). Katariga was een zelfstandig dorp, maar tegenwoordig is het gebied, evenals veel andere omliggende dorpen van Tamale, aan de stad toegevoegd. Exacte cijfers over het inwoneraantal van Katariga zijn niet bekend, maar volgens het aantal stemmers bij de laatste verkiezingen en daarbij opgeteld ongeveer 250 kinderen ga ik, in overleg met mijn onderzoeksgroep, uit van ongeveer 1050 inwoners. Katariga heeft een Junior High School sinds 1987 die door de jaren heen is uitgebreid, vanwege de centrale functie voor omringende dorpen. Ook op dit moment wordt er gewerkt aan extra lokalen. Katariga betekent ‘waar geen eind aan komt’, vanwege het uitgestrekte landschap dat in elke richting verdwijnt. Verschillende informanten hebben ook aangegeven dat het de oneindigheid van de inwoners betekent, volgens hen kan overal iemand gevonden worden die verbonden is aan Katariga.

Afbeelding 2: De geografische ligging van Katariga, Tamale en Yendi. Katariga wordt niet aangegeven op Google Maps. Gurugu is het dorp ten zuiden van

Katariga. Google Maps

(16)

2. Theorie

Voordat een analyse kan worden gegeven van de verzamelde data is het noodzakelijk om een theoretisch kader te schetsen. Dit kader zorgt voor verbanden tussen wetenschappelijke literatuur en verklaart de keuze voor mijn verzamelde data. De concepten die in dit hoofdstuk worden besproken, zullen een rode draad zijn door deze hele scriptie. Ik beschrijf de geschiedenis en huidige situatie van het Dagomba koninkrijk en zal ingaan op de betekenis van en verschillen tussen chiefs en tindana’s. Ten slotte worden verschillende concepten, zoals politiek, traditie en leiderschap, vanuit een antropologisch perspectief beschreven.

2.1 Dagbon

Het is onmogelijk om in een korte beschrijving volledige structuren van het Dagomba koninkrijk weer te geven. Zelfs na drie maanden geleefd te hebben met kenners van het rijk, blijven structuren ook voor mij nog complex. Hiernaast is er geen sprake van een homogeen verhaal of een enkele waarheid. Inwoners van Dagbon verschillen van mening over het ontstaan van het rijk en over de huidige machtsverhoudingen. Verschillende percepties over geschiedenis en geografie leiden tot conflicten en dit is zichtbaar binnen Dagbon (Bolaji 2016: 246). Ik zal in deze scriptie een zo volledig mogelijk beeld weergeven van de geschiedenis en huidige situatie en verschillende invalshoeken toelichten. In mijn beschrijving van het koninkrijk neem ik de klassieke studie van Martin Staniland, ‘Lions of Dagbon’, als uitgangspunt (1975). 3

Afbeelding 3: Het Dagomba koninkrijk

Google Afbeeldingen

Het Dagomba koninkrijk, oftewel Dagbon, is het grootste koninkrijk in het noorden van Ghana. Het noorden van Ghana is een goed voorbeeld van de paradoxale interactie tussen traditionele politiek en moderne staatspolitiek. Zoals beschreven door Bolaji zijn inwoners tegelijkertijd een onderdaan van

3 Er is kritiek op het boek van Staniland, vanwege zijn onderzoeksmethode. Staniland haalde zijn informatie

(17)

hun (traditionele) koninkrijk als een inwoner van de nationale staat (2016: 273). Dagbon is ontstaan in de veertiende eeuw. Het koninkrijk bestond uit een samenvoeging van verschillende groeperingen die vanuit Nigeria, Mali en Burkina Faso naar het zuiden migreerden. Deze groepen hadden tindana’s en ze spraken een taal, behorend tot de Gur.4 Het oorsprongsverhaal van Dagbon begint vaak met de Red

Hunter, de gezamenlijke voorouder van de Dagomba, Mossi (Burkina Faso), Mamprussi (Ghana, Togo, Burkina Faso) en Nanumba (Ghana). De kleinzoon van de Red Hunter, Na Gbewa, had zeventien kinderen. Zijn kinderen stichtten koninkrijken Dagbon, Mamprusi en Nanumba. De kleinzoon van Na Gbewa, Na Nyagse, veroverde het gebied van Dagbon door de lokale leiders uit te roeien en hij creërde later hoofdstad Yendi. Een dochter van Na Gbewa, Yantaura, stichtte volgens Staniland het Mossi koninkrijk vanuit Ouagadougou, de hoofdstad van Burkina Faso (1975: 1-12). Vanwege het hebben van een vrouwelijke stichter kunnen de Mossi geen politieke claims maken op de Dagomba, die een patrilineair koninkrijk zijn.

Het Dagbon leger, onder leiding van Na Nyagse, veroverde land door de oorspronkelijke leiders, de tindana’s, te vervangen voor chiefs van de koninklijke familie of leiders van het leger (zoals in Tolon).

5 Er ontstonden afgesplitste chiefdoms. De tindana’s zijn tot op heden niet allemaal verdwenen, maar

hoogstwaarschijnlijk waren er vroeger veel meer. Staniland suggereert in zijn boek dat het Dagomba koninkrijk zijn structuur te danken heeft aan de overgebleven tindana’s die een federale constructie kenden (1975: 4).

De Ya Na is het hoofd, de koning, van Dagbon. Voordat een chief Ya Na kan worden, moet diegene chief zijn geweest van Karaga, Savelugu of Mion. Deze drie, zogeheten gate skins, zijn gesticht door kinderen van Na Nyagse. Er is een belangrijke rol weggelegd voor de oudste zoon van een overleden Ya Na, voordat een nieuwe Ya Na wordt gekozen. De oudste zoon wordt in de tussentijd de Gbon Lana (Dagbani voor ‘bezitter van de troon’), de regent (Ladouceur 1972: 99-100).6 Onder de Ya Na

vallen binnen Dagbon verschillende afgesplitste chiefdoms. Deze worden gekozen door een raad van elders en andere chiefs, onder leiding van de Ya Na (Staniland 1975: 22-26).

Er bestaan verschillende, zowel koninklijke (Ya Na Bihe Nama) als niet koninklijke (Taremba) chiefdoms. De koninklijke chiefdoms voor de zonen van de Ya Na worden Doo Bihi Nama genoemd. Vijfentwintig koninklijke chiefdoms zijn gereserveerd voor kleinzonen van de Ya Na: Yanse Nama. De chiefdoms gereserveerd voor dochters van de Ya Na heten Ya Na Bipunsi Nama. Voor zonen van de zussen van de Ya Na (of van andere vrouwen van de koninklijke familie) heten de chiefdoms Paga Bihe Nama. Iedere chief kent een omgeving van elders, zo ook de Ya Na. Er bestaan ook chiefdoms

4 Een Afrikaanse groepering van talen, waarvan er ongeveer 100 bestaan. Dagbani behoort tot de Gurgroep. 5 Het Tolon chiefdom is nog steeds het hoofd van het leger van Dagbon.

6 Het Dagomba koninkrijk is gebaseerd op patrilineair verwantschap. In tegenstelling tot veel koninkrijken in het

(18)

gereserveerd voor elders van de Ya Na: Kpamba Nama. Hieronder vallen Tolon en Gushiegu, met een belangrijke rol binnen rituelen (Staniland 1975 24-27).

Figuur 1: Structuur Dagbon

Ya-Na

Ya Na Bihe Nama Doo Bihe Nama

Yanse Nama

Ya Na Bipunsi Nama

Paga Bihe Nama Kpamba Nama

Taremba

In de vroege achttiende eeuw werd het gebied van Dagbon uitgebreid door inwoners van het Gonja koninkrijk te verdrijven naar andere gebieden. Het Gonja koninkrijk is een ander, kleiner, koninkrijk in het noorden van Ghana. Tijdens deze zelfde periode deed de islam zijn intrede in Dagbon. De toenmalige Ya Na Zangina had in zijn jeugd gereisd naar Timboektoe en Hausaland als handelaar en vanuit daar het islamitische geloof meegebracht naar Yendi. Hierbij kwam ook de intrede van het dragen van kleding. Tijdens mijn veldwerk heb ik gemerkt dat de islam een grote rol speelt in het leven van vele Dagomba. Tot op heden is de imam, een islamitisch geestelijk leider, belangrijk binnen Dagbon. Niet alleen door zijn religieuze autoriteit, maar ook vanwege zijn vaardigheid om te lezen en te schrijven.

Een groot conflict, dat bekend staat als het Yendi conflict, is rond 1850 tijdens de regeerperiode van Ya Na Yakuba begonnen. Yakuba had meer dan dertig zonen, waarvan er maar twee koning werden: Abudulai en Andani. Abudulai volgde zijn vader op en Andani volgde vervolgens Abudulai op. Andani was ten tijde van de Britse overheersers koning. Na de dood van Andani in 1899, ontstonden verschillende problemen omtrent de keuze voor een nieuwe Ya Na. Uiteindelijk werd de nieuwe Ya Na gekozen uit de Andani-familie, ook wel Andani-gate genoemd. De chiefs voor de drie gate skins,

(19)

Karaga, Savelugu en Mion, waren afkomstig uit beide families. Door de koloniale spanningen tussen de Britten en de Duitsers werd de Yo Na (Savelugu) in 1900 vermoord en werd de Ya Na afgezet. De Yo Na was van de Andani-gate. Een lid van de Abudulai-gate werd chief van Yendi, waardoor een opvolger ook uit deze gate moest komen. De Britten plaatsten echter een lid van de Andani-gate in Savelugu, de gate voor Yendi. Door de bemoeienis van de Britten en het plaatsen van een Andani in Savelugu, ontstonden vele conflicten (Staniland 1975: 57-77).

In 1945 lukte het de Andani-gate niet om tot de hoogste skin te komen waardoor ze een campagne startte tegen de nieuwe Abudulai Ya Na. In 1959 voerde de nationale overheid onder leiding van Kwame Nkrumah, de leider van de Convention People’s Party (CPP), een wetgevingsinstrument (L.I.59) in waarin stond: “Succession to the Yendi skin shall be in rotation among the Abudulai and the Andani ruling families (…) and thenceforth the customary law of succession by rotation shall proceed in the normal way: that is to say from the Abudulai family and thence from the Andani family” (in Staniland 1975: 380-381). Abudulai zou Ya Na blijven en een van zijn kinderen zou hem opvolgen, hierna zou de Andani-gate de skin twee keer mogen bezetten.

Een paar jaar hiervoor, in 1954, won de Convention People’s Party van Kwame Nkrumah de verkiezingen van Gold Coast. De Northern People’s Party won in het noorden en werd gezien als partij van de chiefs. Sinds 1954 hadden zowel de Andani- als de Abudulai-gate partners binnen de nationale politiek. Hierdoor werd het conflict niet alleen een lokaal, maar ook een nationaal probleem (Ladouceur 1972: 101). In 1956 won de CPP meer stemmen in het noorden dan in 1954, maar door een militaire coup op 24 februari 1966, creëerden de Andani en Abudulai-gate nieuwe contacten binnen de nieuwe overheid onder leiding van de National Liberation Council (NLC) (Ladouceur 1972: 107).

Het Dagomba State Council, bestaande uit twintig chiefs en bijbehorende elders, vroeg de NLC om het L.I.59 te verwerpen, omdat ze blij was met de destijds regerende Ya Na uit de Abudulai-gate. Niet veel later, overleed deze Ya Na (september 1967). De oudste zoon van Abudulai was toen pas negentien en kon zijn vader vanwege zijn leeftijd niet opvolgen. De oudere Mion Lana maakte vervolgens zijn kandidaatschap bekend (Ladouceur 1972: 108-109). Er heersten grote spanningen binnen Dagbon en beide gates vroegen de nationale overheid snel beslissingen te nemen. Uiteindelijk werd er door middel van het zogeheten Siriboe Report besloten dat het L.I.59 verworpen moest worden (Ladouceur 1972: 109).

Na de begrafenis van Abudulai in november 1968, maakten beide gates hun kandidatuur bekend. De Mion Lana werd op 21 november 1968 beëdigd (Andani), waarna de Abudulai-gate begon met protesteren tegen de nationale overheid. De Abudulai-gate verzocht de overheid een onderzoek te

(20)

starten. De Andani Ya Na overleed tijdens dit onderzoek en zijn oudste zoon bezette de Yendi-skin. Tegelijkertijd verloor de Andani-gate zijn steun binnen de staatsoverheid, vanwege de overwinning van een lid van de Abudulai-gate in het Yendi kiesdistrict. Na de verkiezingen van vier september 1969 verklaarde de nationale overheid dat de Mion Lana nooit Ya Na had mogen zijn. Hierdoor ontstond conflict en de nationale overheid stelde een avondklok in Yendi in. Drie dagen hierna, op negen september, werden 23 mensen gedood bij het paleis voor de Ya Na. Met hulp van de overheid werd Na Mahamadu (Abudulai) de nieuwe Ya Na. De Abudulai-gate was favoriet van de overheid, terwijl de Andani-gate nog steeds verzocht de Mion Lana te erkennen als Ya Na (Ladouceur 1972: 97, 113).

Een recenter conflict tussen de twee gates stamt uit 2002. De nationale overheid probeerde een traditioneel festival te stoppen aangezien dit was georganiseerd door de Andani-gate, tegelijkertijd met de begrafenis van de laatste Abudulai Ya Na (Tonah 2012: 8). Niet alleen de destijds regerende Ya Na, maar ook veertig mensen uit zijn hofhouding werden gedood. Volgens de Andani’s was de moord georganiseerd vanuit de NPP (MacGaffey 2013: 66). Op dit moment is er nog steeds geen nieuwe Ya-Na, maar heerst er een regent (Andani).

De twee gates waren het eens over de ernst van de oplopende spanningen en vroegen om meer veiligheidsagenten in Yendi. Jaren later, in 2012, vertelde Baba Idrissu (destijds Minister-President voor NDC in Yendi) aan the Guardian: “There is an absense of security, it puts off investors. Who wants to invest in an area that still has the propensity to have war? Most of the NGOs have fled. When there is any little skirmish the first they do is burn businesses.” In mijn periode in Yendi heb ik ook geen grote NGO’s gezien, in tegenstelling tot in Tamale. In Tamale zijn veel organisaties gevestigd, maar in Yendi bleef het bij kleine organisaties en de hulp van bijvoorbeeld mijn gastvader. Hij zet zich samen met zijn collega’s in voor zijn gemeenschap. 7

De twee gates zijn het eens over het feit dat nationale politici partij kozen en kiezen om stemmen voor hen zelf te winnen. Nationale politici die zichzelf verbinden met chiefs, winnen meer stemmen en in ruil hiervoor beloven ze de traditionele leiders erkenning en bekendheid (cf. Van Hoven et al. 2005: 130).

Indirect Rule

Om de positie van Yendi en de heersende conflicten te kunnen begrijpen, is het van belang de koloniale geschiedenis van Ghana kort te beschrijven. De koloniale periode duurde ongeveer zestig

7 Ik gebruik in deze scriptie het woord gemeenschap om een plek aan te duiden, omdat zowel de inwoners van

(21)

jaar in het noorden en heeft veel invloed gehad op het politieke systeem in Noord-Ghana, zo ook op het Dagomba koninkrijk. In deze beschrijving deel ik de overheersingsperiode op in twee fases. De eerste fase loopt tot ongeveer 1930 en wordt gekenmerkt door bezetting. De tweede fase, vanaf (ongeveer) 1930, bestaat grotendeels uit indirect rule. De Britten besloten meer indirect rule toe te passen, vanwege het opkomende verzet van de bewoners in het noorden van Ghana (Lund 2008: 26). Door macht te geven aan traditionele leiders, hebben de koloniale overheersers invloed uitgeoefend op het traditionele systeem. Wanneer chiefs iets voor de overheersers deden, werden zij (bijvoorbeeld) beloond met de macht over een een hoger geplaatst chiefdom.

Tijdens de komst van de Britten in het huidige noorden van Ghana, stelden zij vast dat er in dit gebied sprake was van zogeheten ‘koploze’ samenlevingen. Er waren tindana’s aanwezig die zich bezighielden met de aarde en alles wat hiermee en hierop gebeurde, maar de Britten herkenden geen politiek gestructureerd systeem. Door het benoemen van (meer) chiefs via indirect rule, wilden de Britten een voor henzelf duidelijker bestuur inbrengen. Samenlevingen met chiefs en samenleving zonder chiefs (maar met tindana’s) werden door de Britten als een geheel gezien. Per gebied werd bij gebrek aan een chief, door de Britten een paramount chief gekozen (Kelly & Bening 2007: 184; Daannaa 1992: 276-279).

In de eerste fase van de koloniale overheersing, besloot een Britse commissaris, in 1901, dat hij zelf hoofdchief werd, omdat de Ya Na zich bevond in Duits grondgebied (Staniland 1974: 57-62). Echter wilden de Britten dat het koninkrijk na de inlijving van het Duitse grondgebied door de Britten weer een geheel zou worden. Een tijd later, in aanloop naar de tweede fase van de overheersing weigerden de Britten in 1920 dat de huidige Yo Na (Andani), Ya Na zou worden. De Britten besloten iemand van de Abudulai-gate koning te maken, iemand die altijd met hen had samengewerkt (Bolaji 2016: 279).

In 1930 organiseerden de Britten een congres, waarbij de politieke constructies van Dagbon zouden worden opgeschreven. De Britten wilden een verdrag gebruiken als de zekerste manier om hun suzereiniteit te versterken. Het 1930 Dagomba Succession Constitution, kent echter vele gebreken. Zo werd er niet duidelijk beschreven wat er zou gebeuren wanneer een Ya Na overlijdt en wat de regels zijn voor zijn begrafenis. Ook werd er niets beschreven over wat er zou gebeuren bij een troonafstand. Dit laatste wilden de bijwonende Dagomba chiefs niet, vanwege het heersende taboe hierop (Bolaji 2016: 280, 282). Jaren later, in 1948, werd het 1948 Amendment opgesteld dat de aanpassingen binnen de regels uit 1930 beschreef. De Britten veranderden het proces waarbij een nieuwe koning werd gekozen en breidden het systeem van afgesplitste chiefdoms uit met leden met wie de Britten goede relaties onderhielden. Het 1948 Amendment bestond uit een combinatie van traditionele opvolgingssystemen en moderne politieke constructies (Bolaji 2016: 284).

(22)

Binnen Dagbon was en is sprake van legal pluralism, waarbij twee wetssystemen naast, met en over elkaar heen bewegen. De Britten hebben tijdens de overheersing binnen rechtspraak altijd de overhand gehad. Na de onafhankelijkheid werden rechtelijke systemen van de Britten door de Ghanese overheid overgenomen. De Britten losten het Yendi conflict tussen de twee families nooit op en lieten de Dagomba achter met onduidelijkheid over hun eigen systeem. De problemen binnen Dagbon worden tot op heden gebruikt door nationale politici, tijdens verkiezingsperiodes. Niet alleen deze nationale politici maken gebruik van lokale chieftaincyproblemen, ook traditionele leiders breiden hun netwerk van politici uit om macht en steun te kunnen verkrijgen (Bolaji 2016: 276-277).

2.2 Chiefs en Tindana’s

Aangezien ik onderzoek heb gedaan naar een vrouwelijke chief en een vrouwelijke tindana, is het van belang de verschillen tussen deze twee posities te benoemen. Hierbij moet worden vermeld dat er over de betekenissen verschillen van meningen zijn. De verschillende taken per positie zullen door deze scriptie heen duidelijk worden.

De Nederlandse vertaling van het woord chief is leider. Mijn gastvader in Yendi, Al Haji Sulemana, vergeleek een chief met een burgemeester.8 Een chief is een traditionele leider met verantwoordelijkheid voor een specifiek gebied. Er zijn afgesproken grenzen tussen de gebieden van chiefs. In 1969 ontstond het nationale House of Chiefs, een overkoepelende instelling voor traditionele leiders in Ghana. Veel landen in Sub-Sahara Afrika vroegen om een vorm van zo’n instituut na hun onafhankelijkheid, maar in Ghana was een dergelijke vraag minder groot. Chiefs vonden dat het House of Chiefs was gebaseerd op een moderne staatconstructie waarbij er geen gehoor werd gegeven aan tradities (Anamzoya 2014: 219-220). In het House of Chiefs zitten een paar Queen Mothers als geassocieerde leden, maar nog geen vrouwelijke chiefs (of tindana’s) uit het noorden.

Een tindana wordt meestal beschreven als een aardepriester. Een tindana is verantwoordelijk voor rituelen op het land en hierbij voor de vruchtbaarheid van grond. Volgens het oorsprongsverhaal van Dagbon zijn de tindana’s de oorspronkelijke bewoners van het koninkrijk en hebben chiefs hen overwonnen. Na deze overwinningen bleven er echter nog enkele tindana’s over. Alle informanten binnen mijn onderzoek noemen zichzelf en elkaar Dagomba, maar ik heb gemerkt dat er binnen deze groep onderscheid wordt gemaakt tussen oorspronkelijke en nieuwe bewoners van het rijk: autochtonen en allochtonen (cf. Van Hoven et. al. 2005: 129).

8 Al Haji is een titel die wordt gegeven aan een moslim die de islamitische pelgrimstocht naar Mekka heeft

(23)

Door onder andere Abdellah, secretaris van de Bamvim Lana, is me verteld dat een groot verschil tussen een chief en een tindana de manier van opvolging is.9 Wanneer een chief overlijdt, wordt er een

nieuwe chief beëdigd door een andere chief of door de Ya Na. Opvolging werkt via familielijnen en skins. Wanneer een tindana overlijdt, komen andere tindana’s bij elkaar om te spreken met hun voorouders en een nieuwe tindana aan te vragen. Na deze aanvraag zal de nieuwe tindana een paardenstaart vinden bij zijn of haar huis. Deze paardenstaart is via spirituele krachten bij de opvolger terecht gekomen. Ongeacht waar deze persoon woont moet de nieuwe functie worden aangenomen (MacGaffey 2013: 83). In Katariga is dit verhaal bevestigd en werd me verteld dat zelfs ik in Nederland zou kunnen worden ‘opgehaald’. Het weigeren van de staart is een groot taboe.

Sam, mijn taxichauffeur gedurende mijn tijd in Tamale, legde me uit dat een chief eigenaar van de gemeenschap is en een tindana eigenaar van land. Toen ik deze definiëring voorlegde aan Abdellah (zie voetnoot 9) begon hij te lachen, vanwege zijn compleet andere opinie. Binnen de tweedeling tussen chiefs en tindana’s heersen verschillende percepties over hun macht en taken. Veel aanhangers van chiefs, zoals Abdellah, vinden dat chiefs ook eigenaar van land zijn. Uit een onderzoek van Aapengnuo in het noorden van Ghana blijkt dat personen die niet verwant zijn aan chiefs, tindana’s belangrijker vinden dan chiefs, maar aangeven dat chiefs nu over de tindana’s heersen als gevolg van machtsmisbruik. Personen die daarentegen wel verwant zijn aan chiefs geven aan dat chiefs de tindana’s respecteren en bang zijn voor de spirituele krachten van deze aardepriesters, maar dat chiefs de machtigste mensen van een gemeenschap zijn (2013: 157-159). Er heerst een discours rondom chiefs en tindana’s, waarbij chiefs worden gezien als nieuwkomers (allochtonen) en tindana’s als oorspronkelijke bewoners (autochtonen). Dit discours is veel voorkomend in gemeenschappen in West-Afrika, vanwege de hoeveelheid migratiestromen en koloniale geschiedenis (Van Hoven et al. 2005: 127).

Volgens Abdellah is een chief ook eigenaar van land, maar kunnen de tindana’s dit niet loslaten. Hij vertelde me: “Sorry to say, but they are claiming to have land now. Tindana’s used to own the land, but the Dagomba chiefs won the war.” Tijdens mijn interviews in Katariga, met de elders van de Tindaa Pa Ga, werd mij verteld dat tindana’s ook eigenaar van een gemeenschap kunnen zijn. Volgens hen houden tindana’s zich ook bezig met problemen binnen de gemeenschap, die niet uitsluitend te maken hebben met land. Het is duidelijk dat er verschillende meningen bestaan over de geschiedenis en ontwikkelingen binnen Dagbon. MacGaffey beschrijft de geschiedenis van Dagbon als een constante beweging, met invloed van buitenaf en met een proces vol ambitie van de verschillende leiders (2013: 181). Deze ambitie komt tot uiting in het verhaal dat me is verteld bij het paleis in

9 Abdellah weet veel van de geschiedenis en huidige situaties binnen Dagbon. Hij werkt vaker samen met

(Nederlandse) onderzoekers en is de secretaris van de Bamvim Lana. Bamvim grenst aan de stad Tamale en is een belangrijk chiefdom binnen Dagbon.

(24)

Katariga. Er werd me verteld dat chiefposities tegenwoordig kunnen worden gekocht. Kapitaalkrachtige personen van niet-koninklijke afkomst kunnen zo de macht krijgen binnen chiefdoms. Er wordt echter heel geheimzinnig over gesproken. Tindanaposities worden nooit gekocht is mij verteld, door informanten in Katariga.

In deze scriptie is te lezen hoe het oorsprongsverhaal van Dagbon fungeert als een richtlijn voor het alledaagse leven van zowel tindana’s als chiefs. Het verhaal erkent tindana’s als oorspronkelijke bewoners, waardoor ze automatisch gezag verkrijgen en rechten kunnen claimen. Het verhaal erkent chiefs als overwinnaars van het Dagomba koninkrijk, waardoor chiefs een machtspositie verkrijgen en er wordt laten zien dat chiefs moeilijk te verslaan zijn ten tijde van strijd.

2.3 Politiek, gender en leiderschap

Het is van belang voor het begrijpen van deze scriptie om concepten rondom politiek en gender weer te geven. Allereerst is het belangrijk een definitie van macht te geven. Macht wordt door Foucault beschreven als een aspect in vrijwel alle sociale relaties, macht is overal (Nealon 2008: 24). De term refereert aan relaties van dominantie en ondergeschiktheid. Over macht kan worden gesproken als een capaciteit om een maatschappij te vormen, door relaties van dominantie. Politiek kan worden beschreven als een activatie van deze relaties (Victoria 2016: 249). Politieke macht wordt door Weber beschreven als de waarschijnlijkheid dat een actor in een sociale relatie zijn eigen wil zal doorzetten, ondanks weerstand (Kurtz 2001: 22). Tijdens het uitvoeren van mijn onderzoek en het schrijven van mijn scriptie ben ik me bewust geweest van het feit dat machtsrelaties continu veranderen en dat onderhandeling en strijd factoren zijn die niet genegeerd kunnen worden. Macht bestaat uit dominantie en controle, maar bevat ook leugens en miscommunicatie (Victoria 2016: 254-258). Het is van belang voor mijn scriptie om het concept macht te onderscheiden van het concept gezag. Gezag is een vorm van macht. Wanneer er sprake is van gezag, is de ondergeschikte gebonden aan de gezaghebbende vanwege verschillende factoren zoals respect, bewondering, eerbied en angst (Oyarzun 2011: 225-226). Gezag heeft te maken met charisma en karaktereigenschappen, terwijl macht materialistischer van aard is (Oyarzun 2011: 229).

Tijdens mijn veldwerk heb ik gemerkt dat in Ghana vrijwel alles werkt door middel van hiërarchische structuren. Een beslissing wordt bijna nooit individueel gemaakt, maar gebaseerd op percepties van een ouder iemand of iemand met een hogere sociale status. Ook binnen Dagbon zijn chiefs of tindana’s vaak ouderen. Hiernaast heb ik gemerkt dat het onmogelijk is om de theorie van impression management, opgesteld door socioloog Erving Goffman, niet te verwerken binnen deze scriptie. De theorie houdt in dat personen zich gedragen op een bepaalde manier om een gewenste reactie van ‘de ander’ te krijgen (1956). Ik analyseer de manier waarop mijn onderzoeksgroep zich gedroeg tijdens

(25)

interviews als een performance, met een frontstage en een backstage, gebaseerd op Goffmans dramaturgische analyses waarin hij spel als metafoor gebruikt. Hiernaast kan ik mijn eigen houding analyseren als een performance. Tijdens mijn interviews gedroeg ik mij namelijk op een bewuste manier. Dit zal verder aan bod komen in het volgende hoofdstuk, over methodologie en ethiek.

Binnen mijn scriptie maak ik vaak een tweedeling tussen de man en de vrouw. Deze tweedeling, gebaseerd op biologische verschillen is voor mij discutabel. Ik prefereer te spreken over gender in plaats van over sekse. De term gender kan worden beschreven als vrouwelijke en mannelijke culturele constructies, en de relaties tussen deze constructies die tevens samenhangen met ras en seksualiteit (Barnard & Spencer 2012: 320). Gender is iets dat wordt gebaseerd op hoe iemand doet, terwijl sekse gaat over biologische verschillen. De dichotomie man-vrouw is echter noodzakelijk voor een goede weergave van de situatie tijdens mijn veldwerk, waarbij mijn informanten deze dichotomie hanteerden in het dagelijks leven.

Omdat het in mijn onderzoek gaat over vrouwen met volgers, is er sprake van (vrouwelijk) leiderschap. Een belangrijk aspect binnen leiderschap is verandering. Vrouwen, en andere minderheden, spelen hierin een grote rol. Wanneer een vrouw leidt, is er binnen leiderschap een vorm van transitie aanwezig aangezien leiderschap met betrekking tot het openbare leven vaak wordt geassocieerd met mannen (O’Brien & Shea 2010: 41). Leiderschap in de privé- en familiesferen wordt echter vaak geassocieerd met vrouwen (Vetter 2010: 3). Leiderschap is een relatie tussen leiders en volgers en gebaseerd op structuren en praktijken die resulteren in historische momenten. Deze structuren en praktijken zijn onderdeel van een wereld met hiërarchische structuren en in een wereld met genderrelaties. Vrouwelijke leiders zijn grotendeels leiders van groepen vrouwen of van sociale bewegingen waarin vrouwen zichzelf kunnen herkennen. Vrouwelijke leiders worden over het algemeen ondersteund door andere vrouwen (O’Brien & Shea 2010: 44-45).

Politieke leiderschap wordt over het algemeen gedomineerd door mannen. Participatie van vrouwen binnen een overheid wordt echter beschouwd als een vorm van goed bestuur (Duerst-Lathi 2010: 20-22). Binnen mijn veldwerk heb ik het maatschappelijk debat rondom de vrouwelijke chief en vrouwelijke tindana centraal gesteld en daarom is het van belang om te kijken naar het heersende beeld over vrouwelijke autoriteit. Uit eerder onderzoek is gebleken dat wanneer mensen mannen associëren met hoge autoriteit en vrouwen met lage autoriteit, deze personen vooroordelen hebben over vrouwelijk leiderschap. Dit heeft effect op het gezag van deze vrouwen (Rudman & Kilianski 2000: 1319-1324). Ook dit is in mijn onderzoek naar voren gekomen.

Binnen deze scriptie wordt een tweedeling tussen de nationale overheid en traditionele koninkrijken gehanteerd, met de twee vrouwelijke posities die ik onderzocht als onderdeel van de traditionele

(26)

politiek. Wat interessant is, is dat vrouwelijk leiderschap wordt gezien als uniek en vooruitstrevend, maar de positie van deze vrouwen door vrijwel iedereen die ik sprak werd beschreven als een (oude) traditie.

2.4 Traditie en moderniteit

Binnen mijn onderzoek is het van belang om het onderscheid tussen traditie en moderniteit, maar tevens de verbinding en abstractheid tussen deze twee concepten te benoemen. De dichotomie is veranderlijk en moet altijd in zijn context geplaatst worden. Het traditie versus moderniteit-debat verschilt per samenleving en met deze gedachte zal deze scriptie moeten worden gelezen.

Zoals genoemd in de inleiding van deze scriptie, kan traditie worden beschreven als een element van historische continuïteit of als een sociale erfenis. Moderniteit kan worden beschreven als een proces van vooruitgang en vernieuwing. In mijn onderzoek komt duidelijk naar voren dat mijn informanten bezig zijn met het traditie-moderniteit discours. Hoewel vele activiteiten en taken van de Gundo Na en de Tindaa Pa Ga werden beschreven als traditie, werd vrouwelijk leiderschap beschreven als moderniteit. Hiernaast gaven vele informanten aan dat traditionele leiders bezig zijn met ontwikkeling en vernieuwing, waarbij traditie echter altijd gerespecteerd blijft (cf. Kleist 2011: 634-637).

In vele landen in West-Afrika vond na de koloniale overheersing een ‘herontdekking’ van tradities plaats. Oude gebruiken die waren verdwenen, werden opnieuw toegepast binnen een samenleving. In tegenstelling tot wat velen dachten, verdwenen chiefdoms niet, maar bleven ze naast de nationale overheid bestaan. Veelal worden traditionele leiders gezien als een schakel tussen de nationale overheid en de ‘gewone burger’ (Kleist 2011: 629-630).

(27)

3. Methodologie

Tijdens mijn veldwerk heb ik gebruik gemaakt van verschillende (antropologische) onderzoeksmethodes. Gedurende het uitvoeren van mijn onderzoek, heb ik methodes toegevoegd en gewijzigd. Deze wijzigingen hadden onder andere te maken met ethische kwesties, die ik later in dit hoofdstuk zal beschrijven. Ik beschrijf de methodes die ik heb gebruikt om uiteindelijk antwoord te geven op de volgende vraag: “Op welke manier krijgt vrouwelijk leiderschap vorm in het Dagomba koninkrijk, met een focus op Yendi en Katariga?”

Mijn twee belangrijkste methodes waren observeren en het houden van semigestructureerde interviews. Observatie en participerende observatie zorgen ervoor dat antropologen zich onderscheiden van vele andere onderzoekers. Tijdens mijn drie maanden in het veld, heb ik dagelijks veldaantekeningen gemaakt van mijn observaties. Ik schreef hierbij zo uitgebreid mogelijk wat ik zag, maar ook wat ik hoorde, rook en voelde. In Yendi heb ik naast informele gesprekken, een paar semigestructureerde interviews kunnen houden. In Katariga hield ik gemiddeld twee keer per week een interview. Tijdens deze interviews maakte ik aantekeningen. Deze aantekeningen werkte ik vaak vrijwel direct uit, waardoor ik mijn interviewvragen voor de volgende afspraak steeds kon optimaliseren. De mensen met wie ik werkte, waren vrijwel allemaal analfabeet en hadden weinig tot geen ervaring met onderzoekers. Hierdoor was het van groot belang dat ik mijn vragen zo helder en simpel mogelijk formuleerde.

Ik heb gebruik gemaakt van de ‘volg-methode’, beschreven door de socioloog Marcus (1995). De volg-methode speelt een belangrijke rol in het creëren van een multi-sited onderzoek. In mijn geval is mijn onderzoek door het veranderen van locatie (onbedoeld) multi-sited geworden. Multi-sited onderzoek wordt door Marcus beschreven als onderzoek waarin verschillende locaties waar de etnograaf zich fysiek begeeft, een logische verbinding geven binnen het onderzoeksonderwerp (Marcus 1995: 105).10 Ik volgde mijn gastvader in Yendi waar mogelijk om zo te ontdekken in welke

factoren van zijn leven de vrouwelijke chief een rol speelde. Hiernaast heb ik (nadat ik ben verhuisd naar Tamale) mijn nieuwe contactpersoon Al Haji Mohammed Haroon (directeur van het onderwijsbureau in Tamale), gevolgd naar Katariga.

Een groot deel van mijn onderzoek bestond uit informele gesprekken (inclusief participerende observatie) met mensen op straat of in een restaurant, met mensen die rondhingen voor paleizen van traditionele leiders of bijvoorbeeld met Abdallah, een werknemer van het guesthouse waar ik verbleef in Tamale. Abdallah is rond de zestig jaar en is geboren in Katariga. Nog steeds kent hij hier mensen,

10 Uit mijn scriptie zal blijken dat Yendi en Katariga een grotere connectie hebben dan ik in eerste instantie

(28)

ook al woont hij inmiddels zelf dichter bij Tamale. Door met hem te praten over mijn onderzoek, kwam ik achter nieuwe informatie en leerde ik meer over de geschiedenis van Katariga. In Yendi heb ik een groot deel van mijn data verkregen door met mijn gastgezin informeel te praten over hun familie, waarbij uiteindelijk vaak schoolborden werden toegevoegd om familiestructuren uit te tekenen.

Een methode die ik na enige tijd in het veld te zijn heb toegevoegd, is foto-elicitatie. Ik heb gemerkt hoe belangrijk visualisatie kan zijn om vragen te verhelderen. Door het laten zien van foto’s van vrouwelijke chiefs, bijvoorbeeld, kon ik aan de hand van het observeren van de reacties van personen zien hoe ze over het onderwerp dachten en zo beginnen met een gesprek. Ik ben gedurende mijn onderzoek gebruik blijven maken van literatuuronderzoek en ik ben een keer naar het Northern Regional Archive Center in Tamale geweest om archiefonderzoek te doen. Archiefonderzoek is niet per se gebruikelijk in de antropologie, maar ik hoopte meer informatie te vinden over de geschiedenis van Katariga. Dit is me helaas niet gelukt. Wel werd ik wijzer over de uitbreiding van Tamale waar Katariga bij betrokken is en vond ik meer informatie over het waterprobleem in en rondom de regio.

Vanaf het moment dat ik het veld verliet, heb ik altijd contact gehouden met contactpersonen in Yendi en Katariga via WhatsApp en e-mail. Via deze (sociale) media heb ik onbeantwoorde vragen alsnog kunnen stellen.

3.1 Positionering in het veld

Binnen mijn onderzoek heeft impression management een grote rol gespeeld. Ten eerste bij hoe ik mezelf presenteerde. Ik presenteerde mijzelf in het veld als een masterstudent uit Nederland, die opgroeide in een dorpje en nu woont in de stad. Hiernaast presenteerde ik mezelf als een getrouwde katholieke vrouw. Ik ben deels katholiek opgevoed en stond mede hierom achter de keuze om dit te doen. Doordat de mensen met wie ik werkte sterke waarde hechten aan religie en huwelijk, konden zij zich zo beter met mij identificeren en kenden we raakvlakken. Over het algemeen werd ik door mijn informanten, maar ook door nieuwe vrienden, aangesproken als Madam Rose. Tijdens de eerste week in Ghana, was al te merken hoe belangrijk het is om niet alleen een naam van iemand te noemen, maar ook altijd een titel, in ieder geval in een omgeving waarbij andere mensen het gesprek kunnen horen. Sociale hiërarchische structuren vielen vrijwel direct op in Ghana. Ouderen kennen altijd een hogere positie dan jongeren, maar status overheerst in vele gevallen (Salifu 2010: 276-277). Hierbij kan worden gedacht aan welvaart, maar vooral aan welk werk of welke studie iemand doet (leraren en dokters staan hoog in aanzien). Dat ik als vrouw nog geen kinderen had terwijl ik ‘al’ vijfentwintig ben, werd dan ook beter begrepen door het feit dat ik de mogelijkheid had om te studeren en mijn studie eerst moet afmaken. Een ander belangrijk aspect binnen mijn positionering, was het groeten van

(29)

mensen. Het vergeten van groeten van mensen kan er in Ghana voor zorgen dat een bestaande relatie met diegene wordt verbroken (Salifu 2010: 280). Hiernaast getuigt het van groot respect om als nieuwkomer zoals ik als eerste te groeten en wanneer degene die gegroet wordt ouder is, hierbij te buigen (Salifu 2010: 277). Gedurende mijn veldwerkperiode heb ik hier zo vaak mogelijk opgelet en zeker tijdens mijn interviews heb ik kunnen laten zien op de hoogte te zijn van de etiquette. Toen ik aan het einde van mijn veldwerk in staat was om, zonder hulp van mijn vertalers, deel te nemen aan een manier van groeten in het Dagbani die gebruikelijk is in Katariga, werd er geapplaudisseerd.

In Yendi, mijn eerste onderzoeklocatie, werd ik voorgesteld aan Al Haji Sulemana en zijn gezin. Dit gezin bestaat uit Al Haji Sulemana en zijn vrouw en acht kinderen. Van de acht kinderen heten de zes dochters Fatima (27), Martha (26), Halima (21), Nafisa (18, verblijft op een school in Tamale), Wikaya en Ilham (13, tweeling). De twee zonen heten Sulemana (9) en Abdulai (2).11 Ik mocht mijn

onderzoek starten terwijl ik verbleef in een (voor mij leeggehaalde) kamer in het huis van de familie. Het gezin is via de moeders kant van Al Haji Sulemana verbonden aan de Gundo Na, de vrouwelijke chief. Al Haji Sulemana werkt in het gemeenschapscentrum van Yendi en is betrokken bij de gemeenschap. Ook kent hij de geschiedenis van Yendi en de Gundo Na. Hij zou interviews voor me gaan regelen en zijn oudste dochter Fatima (ook wel Fati genoemd) zou mij helpen met vertalen en vervoer. In mijn eerste week in Yendi heeft Al Haji Sulemana me meegenomen naar de Gundo Na om hier toestemming te vragen om te beginnen met mijn onderzoek.

Afbeelding 4: Positionering in Yendi. Het Yendi

Gemeenschapscentrum en gemeentedistrict. Zwarte stip = paleis Gundo Na, rode stip = huis gastgezin.

Google Maps

In Yendi, en later in Katariga, zorgde ik ervoor dat ik wanneer ik mijn kamer verliet mijn knieën en schouders bedekte. Ook droeg ik vaak een haarband om het voorste deel van mijn haar te bedekken, omdat dit uitstraalt dat je getrouwd bent. Ik merkte dat hier positief op werd gereageerd en ik respect

11 De leeftijden van de kinderen zijn me verteld door een van de dochters. Het zou kunnen dat ze niet allen

(30)

kreeg, omdat ik me wilde aanpassen aan mijn nieuwe omgeving. Hiernaast leerde ik zo veel mogelijk basiswoorden Dagbani.12

Vanaf mijn eerste dag in Yendi, merkte ik dat mijn gastgezin nauw betrokken is bij het chieftaincy conflict in Yendi en hoe graag ze willen dat er positief over Yendi wordt gedacht, gesproken en geschreven. Ze zagen de Gundo Na als belangrijke factor in dit proces. Het gezin en de Gundo Na behoren tot de Abudulai-gate. De huidige regent van Dagbon is van de Andani-gate. Ik heb in Yendi een paar keer met Al Haji Sulemana kunnen praten over de geschiedenis van Yendi en hij heeft een interview met een drumhistoricus voor me geregeld. Tijdens dit interview ben ik veel te weten gekomen over het ontstaan van vrouwelijke posities binnen Dagbon en heb ik vragen kunnen stellen over de taken van de Gundo Na. Ik heb zelf niet met de Gundo Na kunnen spreken. Het is over het algemeen niet mogelijk om direct met een chief te praten. Dit kan alleen met hulp van een linguïst: een vertaler en tussenpersoon. Vanwege de spanningen in Yendi, bleek men echter niet graag te spreken met mensen die ergens anders vandaan komen en merkte ik dat het lang duurde om interviews te regelen of ‘gewoon’ met mensen te praten over mijn onderzoek. Ik was me hiervan bewust en aandachtig bezig met het winnen van vertrouwen van de inwoners van Yendi. Na overleg met mijn supervisor Jan Jansen en Sabine Luning, heb ik echter toch besloten om na twee weken te verhuizen, aangezien ik maar drie maanden de tijd had voor mijn gehele onderzoek en vreesde voor tijdnood.

Ik besloot te verhuizen naar Tamale. Deze stad kende ik inmiddels een beetje, vanwege de tijd die ik en mijn medestudenten er doorbrachten in de eerste twee weken. Ik besloot in het Catholic Guest House te gaan wonen, waar we al vaker hadden geslapen. Dit guesthouse bevindt zich in het centrum van Tamale. Ik heb hier een eigen kamer gehad en had goed contact met de medewerkers en mensen in de omgeving. Zo ook met Jessica, een vrouw bij wie ik iedere dag mijn water haalde en met wie ik samen at en praatte over mijn onderzoek. Hierdoor had ik het gevoel dat ik bij een familie hoorde.

Via een contactpersoon uit de eerste twee weken, David Millar, werd ik nadat ik was verhuisd in contact gebracht met Al Haji Mohammed Haroon.13 Al Haji Mohammed Haroon heeft me geholpen

een ‘nieuwe’ vrouwelijke leider te vinden, in de omgeving van Tamale. Hij heeft gezorgd voor mijn ontmoeting met de Tindaa Pa Ga en haar omgeving, in Katariga.14 Al Haji Mohammed Haroon heeft

een hoog aanzien in Noord-Ghana, vanwege zijn inzet in de lokale politiek en zijn bijdrage aan het opzetten van scholen. Dit heeft hoogstwaarschijnlijk een positieve rol gespeeld in het hartelijke ontvangst in Katariga.

12 Men spreekt in Yendi ‘Oost Dagbani’, terwijl er in Tamale (Katariga) ‘West Dagbani’ wordt gesproken. Het

verschil merkte ik zelf in de manier waarop sommige woorden worden uitgesproken.

13 David Millar heeft ooit zijn PhD in Wageningen gehaald en bekleedt nu een leerstoel aan de Tamale

Development University. Daarnaast stichtte hij de ‘Millar Open University’ in Bolgatanga.

14 In eerste instantie wist ik nog niet dat de Tindaa Pa Ga geen chief, maar een tindana is, vanwege de

(31)

Afbeelding 5: Eerste ontmoeting met de Tindaa Pa Ga

Na mijn ontmoeting met de Tindaa Pa Ga en haar omgeving, kreeg ik toestemming om mijn onderzoek hier voort te zetten. Via Al Haji Mohammed Haroon werd ik in contact gebracht met Isaac Ouedraogo, een docent die werkt voor Al Haji Mohammed Haroon, die mij heeft geholpen met het vertalen tijdens interviews. In Katariga sprak namelijk vrijwel niemand Engels, de taal die ik sprak tijdens mijn onderzoek. Isaac Ouedraogo haalde me voor een interview altijd op bij het guesthouse. Isaac Ouedraogo komt niet uit Ghana, maar uit Burkina Faso en behoort tot de Mossi. Het was voor mijn onderzoek van belang dat ook een Dagomba mij zou helpen, met algemene regels binnen het koninkrijk bijvoorbeeld. Een Dagomba, Mohammed Seini, die zijn hele leven al in Katariga woont en de Tindaa Pa Ga goed kent, werd hierom mijn tweede vertaler. Mohammed Seini is ook een docent en een collega van Isaac Ouedraogo. Mohammed Seini heeft me kunnen helpen met achtergrondinformatie na mijn interviews. Ik kwam iedere maandag- en vrijdagochtend in het paleis van de Tindaa Pa Ga voor interviews en hiernaast bezocht ik de school in Katariga regelmatig om te spreken met docenten en kennis te maken met het dagelijks leven van de gemeenschap.

3.2 Ethiek

Ik zie het als noodzakelijk om voor ik mijn data presenteer, ethische kwesties rondom mijn onderzoek te benoemen. Antropologen zijn verbonden aan verschillende gemeenschappen, met allen zijn eigen morele verplichtingen en ethische codes. Ze zijn niet alleen verbonden aan hun onderzoeksgroep, maar ook aan de bredere maatschappij en cultuur (AAA 2007: 325-326). Als onderzoeker dient rekening te worden gehouden met de wetenschappelijke wereld waarin er wordt gewerkt. Wanneer een onderzoeker zich goed opstelt, wordt het algemene beeld over onderzoekers verbeterd (AAA 2007: 327).

(32)

Het was en is voor mij van groot belang geweest dat ik met mijn onderzoek niemand zou schaden.15 Ik

heb ten alle tijden mijn onderzoeksgroep zo volledig mogelijk geïnformeerd over mij, mijn onderzoek en het doel van mijn onderzoek: het zogeheten informed consent (Bryman 2012: 138). Ik heb hierbij altijd toestemming gevraagd voor het gebruiken van iemand zijn of haar antwoorden. Hiernaast zijn, op twee foto’s na, alle foto’s die in deze scriptie worden gebruikt, gemaakt door mijzelf. Voor het plaatsen van deze foto’s is toestemming gevraagd. De overige twee gebruikte foto’s zijn gemaakt door Mohammed Seini en in overleg toegevoegd aan deze scriptie.

Zowel in Katariga als in Yendi gaf bijna iedereen aan blij te zijn met mijn onderzoek, omdat ik volgens hen zo het gebied meer bekendheid gaf. Mijn onderzoeksgroep geloofde dat meer aandacht, meer (financiële) hulp zou gaan opleveren. Hiernaast wilden beide groepen graag dat er een helder en eerlijk beeld over de Gundo Na en Tindaa Pa Ga zou verschijnen en ze waren blij hieraan bij te dragen.

Omdat ik te maken had met een (politiek) gevoelig onderwerp, nam ik mijn interviewvragen door met mijn vertalers om zeker te weten dat ik geen beledigende of extreem gevoelige onderwerpen aan de kaart stelde. Hierdoor heb ik bepaalde informatie niet kunnen verkrijgen. Door dezelfde gevoeligheid, heb ik bepaalde informatie uiteindelijk niet opgenomen in deze scriptie (cf. AAA 2007: 327). Hierbij moet worden genoemd dat ik door het werken met vertalers wellicht informatie heb verloren door het vertaalproces. Het was soms lastig voor mijn vertalers om mijn vraag zo te formuleren als ik hem bedoelde en antwoorden te vertalen precies zoals ze waren.

Ik ben me bewust van het feit dat deze scriptie in het Nederlands is geschreven en hierdoor niet direct met mijn informanten kan worden gedeeld. Ik benadruk echter dat ik de mensen met wie ik mijn onderzoek heb uitgevoerd, regelmatig op de hoogte heb gehouden van mijn vorderingen en ik van plan ben een samenvatting van mijn resultaten met ze te delen.

Ter afsluiting benoem ik het feit dat ik vooral onderzoek gedaan heb met mannen. Mijn vertalers zijn mannen en de omgeving van de Gundo Na en de Tindaa Pa Ga, die ik heb mogen interviewen, bestaat over het algemeen uit mannen. Ik heb weinig vrouwen kunnen interviewen en ik vind het van belang om dit te benoemen, aangezien mijn onderzoek antwoord geeft op vragen over vrouwen.

15 Dit is ook een van de redenen geweest waarom ik uit Yendi ben vertrokken. Bepaalde zaken, die ik wilde

(33)

4. “The men are the real leaders”: Maatschappelijk debat en

terminologie

Om een andere samenleving te begrijpen, proberen antropologen te denken, kijken en zich te voelen als een lid van een voor hen vreemde en nieuwe cultuur. Ik ging bijna dagelijks naar de markt in Tamale om met mensen te praten en ik at regelmatig met Jessica. Tijdens mijn activiteiten omtrent het ‘dagelijks leven’ zijn verschillende thema’s mij opgevallen: het maatschappelijk debat rondom vrouwen en vrouwelijke leiders, de tegenstellingen tussen Noord- en Zuid-Ghana en de verschillen tussen stad en dorp. Ik wil deze thema’s behandelen en analyseren om een vollediger beeld te kunnen creëren van de situatie en maatschappij waarin de Gundo Na en de Tindaa Pa Ga leven.

Tijdens het opzetten van mijn ‘nieuwe’ onderzoek na mijn verhuizing naar Tamale, ben ik een fotoboek tegengekomen van de Ghanese organisatie Norsaac.16 Dit boek, Women Chiefs of Dagbon -

Traditional Area in Northern Region, bestaat uit foto’s en korte beschrijvingen van vrouwelijke chiefs naar aanleiding van onderzoek in 2016, in samenwerking met het ministerie voor Chieftaincy en het Dagbon Traditional Council (bestaande uit paramount chiefs en de Ya Na). Ik heb dit boek gebruikt binnen de foto-elicitatie methode en hiermee discussies over de betekenis van vrouwelijke leiders op gang kunnen zetten. Ik vond het boek en de NGO terwijl ik op internet zocht naar meer informatie over vrouwelijke chiefs. Ik besloot bij het kantoor van Norsaac langs te gaan en te praten met de Gender and Governance programmamanager. Ik kreeg, ondanks amper vijf minuten die er voor mij werden vrijgemaakt, het boek mee. Er staan 22 portretten in het boek.17

Ghana is een samenleving die wordt gedomineerd door mannen (ook binnen de politiek). Uit een rapport van UNECA (Economische Commissie voor Afrika) uit 2005 blijkt dat Ghana behoorde tot de groep Afrikaanse landen die vrijwel geen stappen ondernamen om genderongelijkheid aan te pakken (Skaine 2010: 350). Sinds het opstellen van de Millennium Development Goals in 2008, door de Verenigde Naties, hanteert de Ghanese overheid echter een nieuw beleid. Het implementeren van deze beleidsvormen gaan echter te langzaam om Millennium Goal 3: Promote Gender Equality and Empower Women correct en snel na te streven (Boateng et al. 2014: 138-139). In Tamale zag ik tijdens een taxirit een billboard langs de weg met de de tekst: ‘Depression is a serious matter and can lead to neglect motherhood duties’. Ik vond dit billboard een mooie afspiegeling van de werkelijkheid. In Ghana wordt vrouw zijn namelijk direct gelinkt aan moederschap en wordt moederschap als een

16 Norsaac is een Ghanese NGO die zich inzet voor vrouwen en jongeren. Het hoofdkantoor bevindt zich net

buiten Tamale.

17 Door verschillende personen is me verteld dat niet alle vrouwen in het boek de positie nog bekleden of nog in

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Verwacht kan worden dat de verwachte positieve relatie tussen transformationeel leiderschap en werktevredenheid alleen op zal treden wanneer het door de werknemer

Maar voor we aan Gideon beginnen, wil ik je vragen om in het bijbelboek Rechters de hoofdstukken 1 tot en met (t/m) hoofdstuk 5 gewoon eens door te lezen.. In de vorige les heb je al

Iemand zou kunnen vragen: “Als God Debora riep om rechter te zijn in het oude Israël, zal Hij dan misschien ook vandaag een vrouw kunnen roepen om in een kerk leiding te nemen?”

§ Een speech, een verhaal, moet niet gaan om jou als spreker, maar om je publiek; iedereen in de zaal wil zichzelf graag persoonlijk kunnen herkennen in het verhaal.. § Story

The net revenue from the above estimate suggests at least that rice farming on a large-scale was potentially very profitable. But it also underestimates its

geëuthanaseerd kunnen worden, levert hen over aan het oordeel, zelfs de willekeur, van mensen die deze

De technieken kunnen toerei- kend zijn voor een zeef met een diameter van 6, maar dan houdt het op.” Het beste waar we dus met de bestaande methoden op kunnen hopen, is een bewijs

Uit de resultaten komt dus naar voren dat het voor zowel de vrouwelijke als de mannelijke leider effectiever is om aan hun eigen stereotypegenderrol vast te houden