• No results found

Parken op hoogte : het inrichten van groene daken als succesvolle openbare ruimte : een onderzoek naar twee case studies in Rotterdam

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Parken op hoogte : het inrichten van groene daken als succesvolle openbare ruimte : een onderzoek naar twee case studies in Rotterdam"

Copied!
82
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

1

Parken op hoogte: het inrichten van groene daken als

succesvolle openbare ruimte

Een onderzoek naar twee case studies in Rotterdam

Masterscriptie Naam: Naomi Oud

Student nummer: 10555897 Datum: 12 augustus 2019 Begeleider: Lia Karsten

Universiteit van Amsterdam (UvA)

Master Human Geography: track ‘Urban Geography’ Word count: 19.205

(2)

2

Abstract

Dit onderzoek is uitgevoerd in het kader van stedelijke verdichting en het schaarser worden van groene openbare ruimte. Het gebruiken van de ruimte die beschikbaar is op daken kan een uitkomst bieden voor een ruimte te kort in de stad. Er is doormiddel van interviews en observaties onderzocht hoe groene openbare ruimte op het dak succesvol kan functioneren. Hoe groene openbare ruimte op het dak functioneert is complex en het is per locatie verschillend wat succesfactoren zijn. Wel zijn er aandachtspunten die van belang zijn voor succesvolle groene openbare ruimte op daken. Een goede zichtbaarheid van het dak en de aanwezigheid van voorzieningen trekt bezoekers aan. Dit is van belang voor een levendige en veilige openbare ruimte. Toegangspunten kunnen de zichtbaarheid vergroten en prettige zitplekken zijn van invloed op hoe lang bezoekers op het dak verblijven.

(3)

3

Inhoudsopgave

Hoofdstuk 1: Introductie 4

Hoofdstuk 2: Literatuur 7

2.1. Gedrag in de openbare ruimte 7

2.2. Omgeving 9 2.3. Fysieke kenmerken 10 2.3.1. Inrichting park 11 2.3.2. Zichtbaarheid 11 2.3.3. Identiteit 12 Hoofdstuk 3: Methode 14 Hoofdstuk 4: Casussen 17 4.1. Het Dakpark 17 4.2. Het Luchtpark 20

Hoofdstuk 5: De daken als publiek domein 23

5.1. Het Dakpark 23

5.2. Het Luchtpark 29

5.3. Analyse 35

Hoofdstuk 6: Omgeving van de daken 37

6.1. Het Dakpark 37

6.2. Het Luchtpark 42

6.3. Analyse 46

Hoofdstuk 7: Fysieke kenmerken van de daken 48

7.1. Het Dakpark 48

7.2. Het Luchtpark 55

7.3. Analyse 63

Hoofdstuk 7: Conclusie en discussie 66

Bibliografie 71

(4)

4

Hoofdstuk 1

Introductie

Stedelijke verdichting neemt toe en ruimte wordt schaarser. Woningen vullen de stad en een groeiend aantal inwoners heeft ruimte nodig voor allerlei voorzieningen, zoals de supermarkt, scholen, huisartsen en een voetbalveld, met als gevolg dat er minder openbare ruimte overblijft. Dit lijkt een simpele optelsom, maar is dit eigenlijk wel zo? Een gebouw neemt ruimte in, maar op het dak kan er evenveel ruimte beschikbaar blijven. Het meenemen van daken in stedelijke planning is een nieuw inzicht voor ontwikkelaars. Joshua David, medeoprichter van Friends of The High Line vertelt hoe dit nieuwe inzicht opeens bij hem daagde. De High Line is een park op een voormalige spoorlijn in New York en David was betrokken bij de ontwikkeling van het park. Hij schrijft het volgende:

“There was this tremendous sense of space. I’d passed it a million times and I hadn’t known it was there, hidden away in plain sight. You think of hidden things as small. That is how they stay hidden. But this hidden thing was huge. A huge space in New York that had somehow escaped everybody’s notice.” (David et al. 2011).

Momenteel woont meer dan de helft van de wereldbevolking in steden. Naar verwachting is dit aantal in 2050 gestegen naar 70% (Nieuwenhuijsen 2017). In landen met een hoog gemiddeld inkomen is dit percentage op dit moment al 80 tot 90% (Nieuwenhuijsen 2017). De meest dichtbevolkte stad ter wereld is Manila met 41.515 inwoners per km2; New York telt 10.892 inwoners per km2 en Parijs heeft 21.498 inwoners per km2. Vergeleken met de bovengenoemde steden valt de bevolkingsdichtheid in Nederland mee. Zo heeft Amsterdam slechts 5.160 inwoners per km2 en Rotterdam 2.936 per km2 (CBS 2018). Desalniettemin ervaart een meerderheid van 56% van de bewoners van Rotterdam Centrum dat er onvoldoende “gebruiksgroen” is om te sporten, te spelen & te picknicken (Wijkprofielen 2018). In het volgebouwde centrum is het lastig om hier ruimte voor te bieden. Daarbij komen er door een toenemende woningvraag steeds meer woningen in de stad. Verdichting zorgt voor druk op de openbare ruimte en dit kan negatieve gevolgen hebben voor de hoeveelheid groene gebruiksruimte.

Platte daken kunnen een oplossing zijn om meer gebruiksgroen te creëren in volgebouwde gebieden. Een leegstaand dak kan bijvoorbeeld ingericht worden met gras, bomen

(5)

5

en planten om ruimte te bieden om te picknicken, te spelen of te sporten. Bekende voorbeelden van parken op hoogte zijn de Promenade Plantée (1998) in Parijs en de High Line (2009) in New York. Beiden parken zijn gemaakt op oude spoorlijnviaducten en openbaar toegankelijk voor publiek (Gastil 2013). In Nederland kent vooral Rotterdam een groot aantal platte daken; Veelal verborgen ruimtes die op dit moment niet benut worden. In totaal beschikt de stad over 14,5 miljoen vierkante meter plat dak (Wienese 2017). Dit heeft te maken met de historische ontwikkeling van de stad. In de Tweede Wereldoorlog is veel van de stad verwoest, en daar is veel hoogbouw met platte daken voor in de plaats gekomen. Dit zorgt er voor dat er in Rotterdam meerdere voorbeelden van het gebruik van platte daken te vinden zijn. Verschillende scholen hebben een schoolplein op het dak en het Erasmus MC heeft twee daktuinen aangelegd voor patiënten, bezoekers en medewerkers (Wienese 2017). Groene openbare daken zijn in mindere mate aanwezig. Voorbeelden van groene openbare daken zijn het Luchtpark, een openbaar park op het dak van het voormalige station Hofplein en het Dakpark, een park aangelegd op een voormalige spoorlijn (Wienese, 2017).

Het ontwikkelen van nieuwe functies op daken kan op maatschappelijk niveau kansen bieden voor de stad. Een groen dak kan bijvoorbeeld zorgen voor verkoeling en schonere lucht in de stad maar dit leidt voor eigenaren niet meteen tot financiële opbrengst. Hetzelfde geldt voor daken die ingericht worden om regenwater op te vangen of om energie op te wekken. Alleen daken die worden ingericht voor mensen zijn vaak direct rendabel (Wienese 2017). Wanneer een dak aantrekkelijk is om te bezoeken kan dit de waarde van een pand vergroten (Wienese 2017). Financiële opbrengst kan bijvoorbeeld ontstaan door hogere huurprijzen of door het dak zelf te verhuren. Om een groen dak meer rendabel te maken kan het een uitkomst bieden wanneer deze ook aantrekkelijk wordt voor mensen. Op deze manier kunnen de aanpassingen financieel aantrekkelijk zijn voor de eigenaar en ook voordelen hebben voor de stad. Daken die aantrekkelijk zijn voor mensen spelen daardoor een belangrijke rol bij de realisatie van verschillende functies op het dak.

Een park, een speeltuin of een café op het dak hoeft echter niet vanzelfsprekend succesvol te zijn. Joshua David benoemde al dat voor de High Line werd aangelegd het een verborgen ruimte was. Dit inzicht laat een oplossing zien voor schaarse ruimte, maar schijnt ook direct licht op een van de problemen. Als daken al over het hoofd worden gezien in stedelijke planning, zullen de beoogde gebruikers het dak dan wel meteen kunnen vinden? Een dak is door de hoogte vaak niet zichtbaar vanaf straatniveau en heeft daardoor minder snel aanloop van mensen. Daarnaast moet de toegang naar het dak geregeld worden. Dit kan een ingewikkeld proces zijn. Vooral wanneer gebouwen hoog zijn en mensen een gebouw door

(6)

6

moeten om op het dak te komen. Het onderzoeken van hoe mensen gebruik maken van daken kan daarom waardevol zijn.

In deze scriptie is de gebruiksfunctie van daken verder onderzocht en is er specifiek gefocust op openbare dak ruimten. Er zijn twee casestudies van openbare parken op daken in Rotterdam onderzocht. Omdat openbare ruimtes op daken redelijk nieuw zijn in het stedelijke landschap, zijn er nog weinig studies naar gedaan. Meer studies zijn gedaan naar de technische aspecten van het inrichten van daken, naar stadslandbouw op het dak en naar de milieuvoordelen van groene daken. Als aanvulling op de bestaande literatuur is daarom onderzocht hoe parken op het dak succesvol kunnen functioneren als openbare ruimte. De volgende onderzoeksvraag is behandeld:

Hoe kunnen dakparken functioneren als succesvolle openbare ruimte? Deelvragen:

(1) Functioneren de onderzochte dakparken als succesvolle openbare ruimte?

(2) Hoe staan omgevingskenmerken in verband met het functioneren van de dakparken? (3) Wat voor invloed heeft de fysieke inrichting op het functioneren van de dakparken?

Om het gedrag van mensen in de openbare ruimte beter te begrijpen en te onderzoeken wanneer openbare ruimte succesvol functioneert, is voorafgaand aan het onderzoek een literatuurstudie uitgevoerd. Omdat het gebruik van openbare ruimte op daken nog weinig onderzocht is, gaat de literatuurstudie in op openbare ruimte in het algemeen. Uit deze literatuur zijn lessen te trekken die ook toepasbaar zijn op daken. Vervolgens zijn het Luchtpark en het Dakpark in Rotterdam als casussen onderzocht. Uit literatuurstudie blijkt het belang van de omliggende omgeving en de fysieke inrichting van openbare ruimtes. Er is daardoor een verwachting dat de omliggende omgeving en de fysieke inrichting van invloed zijn op hoe de dakparken functioneren. Vervolgens is onderzocht of hier lessen uit getrokken kunnen worden voor toekomstige groene openbare ruimte op daken in Rotterdam of andere stedelijke gebieden. Deze scriptie geeft meer inzicht in waar een park op een dak aan moet voldoen om succesvol te functioneren.

(7)

7

Hoofdstuk 2

Literatuurstudie

Stedelijke verdichting heeft gevolgen voor groene ruimte in de stad. Om steeds meer mensen van een woning in de stad te voorzien, wordt er dichter op elkaar gebouwd en staat de ruimte voor groen onder druk. In de wijkprofielen van Rotterdam is terug te zien dat een minderheid van 44% tevreden is met de hoeveelheid gebruiksgroen in de stad (Wijkprofielen 2018). Een meerderheid van de inwoners zou graag meer gebruiksgroen in de stad zien om te kunnen picknicken, spelen of sporten. Meer groen in de stad zou daardoor het woonplezier kunnen vergroten. Daarnaast zorgt meer groen in de stad voor een gezonder leefmilieu. Literatuur laat zien dat verblijven in het groen een positief effect heeft op de gezondheid (Nieuwenhuijsen et al. 2017;De Vries et al. 2013, Hartig et al. 2014, Van de Berg et al. 2015, Colding 2012). Een groeiend aantal studies heeft bewijs gevonden voor een relatie tussen stressvermindering en herstel en hoe vaak mensen buiten in het groen zijn (Nieuwenhuijsen et al. 2017). Ook hebben meerdere studies onderzocht dat mensen in de drukte van de stad bewust groene ruimte opzoeken om tot rust te komen (Chiesura 2004; Yuen 2005). Het dak biedt een mogelijkheid om groene ruimte te realiseren in volgebouwde gebieden.

Het is echter niet vanzelfsprekend dat de aanleg van een park deze positieve gevolgen met zich meebrengt. Parken zijn complexe plekken. Ze kunnen heel populair zijn of juist het tegenovergestelde (Jacobs 1961). Deze literatuurstudie geeft inzicht in factoren die van invloed zijn op hoe openbare ruimtes functioneren Dit geeft handvatten om het succes van de dakparken te beoordelen. Ten eerste gaat dit hoofdstuk in op gedrag in relatie tot openbare ruimte. Ten tweede wordt er ingegaan op de invloed van de omliggende omgeving. Ten derde wordt er gekeken naar de fysieke inrichting van openbare plekken.

2.1 Gedrag in de openbare ruimte

Gedrag van mensen in relatie met hun omgeving is afhankelijk van hoe comfortabel men zich daar voelt (Madanipour 2003). Wanneer de stad als omgeving bekeken wordt, dan zijn er gedragsverschillen tussen de publieke- en de privé sfeer. Madanipour benoemt deze verschillen in gedrag aan de hand van ruimtelijke schaalniveaus; het lichaam, de woning, de buurt en de stad. Binnen deze ruimtelijke schalen zijn andere gedragspatronen zichtbaar. Men gedraagt zich thuis over het algemeen anders dan in de openbare ruimte op straat. Over privé eigendom zoals een woning heeft iemand zelf de regie. Er kan zelf beslist worden wie er worden uitgenodigd

(8)

8

en wat er gedaan wordt. Openbare ruimtes in de stad daarentegen zijn plekken die in essentie voor iedereen toegankelijk zijn om te bezoeken. Straten en pleinen in steden zijn daardoor gevuld met onbekenden. Men is hier over het algemeen meer op zijn hoede en gedrag wordt meer bepaald in relatie tot mensen in de omgeving (Madanipour 2003). Naast de omgeving is iemands gezelschap van invloed op hoe comfortabel men zich ergens voelt; is iemand alleen, met een groepje bekenden of juist met onbekenden (Madanipour 2003).

De grote mate onbekendheid in stedelijke openbare ruimte wordt ook genoemd door Lofland. In zijn studie komt naar voren hoe stedelijke openbare ruimte zich kenmerkt door het grote aantal aan vreemden (Lofland 1973). Dit zorgt er voor dat deze plekken complex zijn en dat men de neiging heeft om deze plekken meer te vormen naar het bekende. In de openbare ruimte kan het daardoor voorkomen dat groepen een bepaalde plek toe-eigenen. Een middel om dit vorm te geven is het creëren van home territories. Een home territory is een relatief kleine openbare ruimte die overgenomen is door individuen of een al gevormde groep. Hierdoor kan de stedelijke omgeving veiliger aanvoelen om te ontdekken, makkelijker om te begrijpen- en te voorspellen (Karsten 2002).

Lofland categoriseert drie type bezoekers van openbare ruimte die gevormd worden door de hoeveel tijd die iemand op een plek spendeert. De eerste categorie zijn consumenten. Deze mensen zijn voor het eerst op een plek en hebben een basis kennis van hoe ze zich in de openbare ruimte moeten gedragen. De tweede categorie noemt hij patrons. Zij komen regelmatig op een plek en hebben een zekere kennis van de locatie en de mensen die er komen. De laatste groep zijn de residents. Deze mensen spenderen veel tijd op een bepaalde plek en vormen home territories. Het creëren van home territories heeft gevolgen voor de toegankelijkheid van publieke ruimte en draagt bij aan ruimtelijke segregatie (Lofland 1973). Wanneer een bepaalde groep een plek heeft toegeëigend als home territory privatiseren zij in zekere zin de openbare ruimte; deze voelt daardoor minder openbaar en toegankelijk voor andere groepen.

Hoe openbare ruimte functioneert hangt daarnaast samen met sociale interactie en voorkeuren (Jacobs, 1961; Hajer et al. 2003). Ondanks dat openbare ruimtes in essentie vrij toegankelijk zijn, zijn ze vaak voor de ene groep aantrekkelijk en voor een andere juist onaantrekkelijk. Maarten Hajer en Arnold Reijndorp onderzoeken wanneer plekken functioneren als publiek domein. Zij definiëren publiek domein als plaatsen waar uitwisseling tussen verschillende maatschappelijke groepen kan plaatsvinden en ook daadwerkelijk plaatsvindt (Hajer et al. 2003). Publieke domeinen zijn dus plekken waar mensen met verschillende interesses en achtergronden gebruik van maken, iets dat maar weinig wordt terug

(9)

9

gezien op openbare plekken (Hajer et al. 2003). Ondanks dat openbare ruimte in essentie openbaar is wordt deze dus niet altijd door het “publiek” gebruikt. Voorkeuren en sociale dynamiek spelen daardoor een belangrijke rol in wat voor publiek een plek bezoekt en hoe comfortabel men zich daar voelt.

Of een plek functioneert als publiek domein staat in verband met de identiteit van een plek. De identiteit van een plek heeft invloed op hoe en door wie er van de openbare ruimte gebruik wordt gemaakt. Toolis schrijft over hoe mensen een bepaalde identiteit bij een plaats creëren en gehecht kunnen raken aan bepaalde plekken. Ze noemt hierbij de begrippen

place-identity van Proshansky en place-attachment van Low en Altman (Toolis 2017). Herinneringen

aan plaatsen creëren herkenning, een vertrouwd gevoel, verwachtingen en kennis over een bepaalde omgeving. Dit sluit aan bij de theorie van Lofland dat mensen het prettig vinden om een plek “eigen” te maken. Een plaats kan een emotionele band met zich meedragen en een gevoel van hechting door gedeelde culturele, politieke of historische betekenissen of acties (Toolis 2017).

Identiteit kan ook worden gezien als een middel om een plek voor meerdere groepen gebruikers aantrekkelijk te maken. Hajer en Reijndorp benoemen drie strategieën voor het creëren van een publiek domein, “thematisering, comprimering en koppeling”. Dit zijn strategieën die op een plek kunnen worden toegepast. Thematisering is gericht op het scheppen van plekken, ook wel sferen, die betekenisvol zijn voor bepaalde groepen door middel van technieken uit bijvoorbeeld de wereld van het theater of attractieparken. Comprimeren is het ontwikkelen van een publiek domein door elementen bij elkaar te plaatsen die voor verschillende groepen betekenisvol zijn. Koppeling zorgt voor het betrekken van verschillende sferen met elkaar (Hajer et al. 2003). Doormiddel van deze technieken kan er een bepaalde identiteit gecreëerd worden die aansprekend is voor een divers publiek.

2.2. Omgevingskenmerken van het dak

Wie er gebruik maken van een openbare plek en hoe deze functioneert staat in verbinding met de omliggende omgeving. Het gedrag van mensen in de openbare ruimte wordt in deze studie daarom bestudeerd aan de hand van omgevingskenmerken. Jane Jacobs laat zien dat hoe de omgeving invloed heeft op hoe mensen plekken gebruiken. Ze benadrukt hierbij het belang van een diverse groep mensen voor het goed functioneren van de openbare ruimte. Diversiteit zorgt volgens haar studie voor levendigheid op straat. Verschillende gebruikers maken ieder op hun eigen manier gebruik van een plek. Het doel waarmee een plek bezocht wordt en de activiteiten die gedaan worden beïnvloeden het tijdstip waarop mensen een plek bezoeken en hoe lang ze

(10)

10

verblijven. Diversiteit zorgt daardoor niet alleen voor meer bezoekers op een bepaald moment, maar voor meer bezoekers over een bepaalde tijd gezien. Dit is positief omdat er levendigheid op meerdere tijdstippen ontstaat (Jacobs 1961). Een continue stroom van gebruikers is naast een bruisend karakter ook positief voor de veiligheid (Jacobs 1961). Veel mensen op straat zorgen voor toezicht. Wanneer een park niet druk bezocht wordt, is er niemand die toezicht houdt. Dit kan als gevolg hebben dat er een plek ontstaat waar criminaliteit ongezien kan plaatsvinden en waar mensen zich onveilig voelen (Jacobs 1961).

Om diversiteit en levendigheid te creëren is het belangrijk om de stad, met al zijn verschillende functies en gebruiken als geheel te bekijken. Plekken zijn geen losstaande entiteiten die op zichzelf gepland kunnen worden (Jacobs 1961). Jane Jacobs brengt het tot stand brengen van diversiteit in een gebied in verband met vier essentiële factoren. Ten eerste zorgt de aanwezigheid van verschillende functies in een gebied voor meer diversiteit gedurende de dag. Hierbij kan gedacht worden aan kantoorpanden, scholen, woningen en een winkelaanbod dat een diverse groep gebruikers aantrekt. In een wijk waar enkel gewoond wordt, is het gedurende de dag rustiger en zijn straten eerder verlaten. Ten tweede zorgt een afwisseling van oude en nieuwe gebouwen voor diversiteit. Dit heeft vooral betrekking op de huizenprijzen. Wanneer een gebied uitsluitend nieuwe gebouwen kent, zijn er maar een beperkt aantal mensen of bedrijven die dit kunnen betalen. Dit zorgt voor een eenzijdig publiek in een gebied. Voor het behouden van diversiteit is het daarom belangrijk om oude en minder prijzige gebouwen in een gebied te hebben staan. Ten derde stimuleren korte woonblokken de diversiteit in een gebied. Als men genoeg mogelijkheden heeft om zich makkelijk door een gebied te bewegen ontstaat er meer diversiteit op straat. Men zit niet vast aan het volgen van een rechte afgelegen straat. Dit is vooral van belang in de Amerikaanse context waar grote bouwblokken een straat volledig kunnen afsluiten. In de Nederlandse context is dit echter minder aan de orde. Ten vierde heeft de diversiteit en levendigheid van een gebied te maken met de dichtheid. Er moet voldoende dichtheid zijn om een bepaald niveau van mensen op straat te bereiken (Jane Jacobs 1961).

2.3. De inrichting van het dak

Zoals zojuist vermeld staat het succes van een park in verband met de omliggende omgeving. Als een park in een drukbezocht gebied ligt, zal deze eerder succesvol functioneren. Wanneer er een stabiele stroom van mensen aanwezig is, is er namelijk een grotere kans dat een plek gebruikt wordt. Dit is echter nog geen garantie dat een plek druk bezocht wordt. De inrichting

(11)

11

van een plek zelf heeft ook invloed op hoe men een plek ervaart en gebruikt. De inrichting van de openbare ruimte draagt daardoor bij aan of mensen ergens graag verblijven.

2.3.1. Inrichting en de menselijke beleving

Jan Gehl beschrijft in zijn boek Cities for People hoe steden ingericht kunnen worden zodat mensen deze als prettig ervaren (Gehl 2010). Een eerste stap om dit te verwezenlijken is door de stad vanuit de menselijk beleving te bekijken. Mensen beleven openbare ruimtes met hun zintuigen. Een openbare ruimte wordt via de zintuigen beleefd vanaf ooghoogte en het heeft invloed hoe een plek voelt, ruikt en klinkt (Gehl 2010). Zo is het bijvoorbeeld niet prettig om in uitlaatgassen van auto’s te wandelen of op een terras in de wind te zitten. Wanneer de stad vanuit deze zintuigelijke beleving wordt benaderd kunnen er stappen gemaakt worden om openbare ruimtes prettiger te maken. Toch wordt dit perspectief niet altijd toegepast in stedelijke planning (Glaser et al. 2016). Steden worden vaak gepland vanuit een vogelperspectief met het gevaar dat het perspectief vanaf ooghoogte vergeten wordt (Gehl 2010; Glaser et al. 2016). Dit heeft als gevolg dat er vaker niet gedacht wordt aan essentiële eigenschappen die een plek prettig maken (Glaser et al. 2016).

Het inrichten van prettige openbare ruimte is soms eenvoudiger dan het lijkt, wanneer de stad bekeken wordt vanaf ooghoogte (Jan Gehl 2010; Glaser et al. 2016). Dit komt ook terug in de studie van Wiliam Whyte (1980). Whyte (1980) deed met time lapse camera’s onderzoek naar hoe mensen zich in de openbare ruimte gedragen (Whyte 1980). Zijn onderzoek bestudeert waarom bepaalde plekken druk bezocht worden en anderen niet. Een antwoord op de vraag ‘waarom verblijven mensen op de ene plek langer en op de andere plek niet?’ is in beginsel eenvoudig. De meest invloedrijke factor hiervoor is namelijk de aanwezigheid van zitplekken. Mensen zullen geregeld ergens niet langer verblijven als er geen mogelijkheid is om te zitten (Whyte 1980). Daarbij kunnen zitplekken aantrekkelijk worden als deze zowel in de zon als schaduw staan, rugdekking bieden, uitzicht hebben op activiteit en verplaatst kunnen worden. De aanwezigheid van eten of drinken is daarnaast ook bepalend voor hoe lang mensen ergens verblijven (Whyte 1980).

2.3.2. Zichtbaarheid van openbare ruimte

In het onderzoek van Whyte komt daarnaast zichtbaarheid naar voren als invloedrijke factor voor hoe succesvol een openbare ruimte functioneert (Whyte 1980). Wanneer men een plek niet ziet, zal men deze ook niet gaan gebruiken (Whyte 1980). Het aantrekken van mensen naar openbare ruimte op daken kan daardoor problematisch zijn. Een dak is namelijk vaak niet

(12)

12

zichtbaar vanaf straatniveau. Ook als een park niet aangelegd is op een dak speelt zichtbaarheid een belangrijke rol. Parken zijn namelijk vaak lastiger zichtbaar dan andere openbare ruimtes door de begroeiing. Een park dat niet toegankelijk is of zelfs afgesloten is door dichte begroeiing is minder zichtbaar en zou in theorie daardoor minder mensen trekken (Whyte 1980). In een park dat niet druk bezocht wordt is minder toezicht en daarnaast kan toezicht van buitenaf beperkt worden door bomen. Deze parken ervaren dezelfde problemen als streets

without eyes (Jacobs 1960). Gebouwen die open zijn naar de straat zorgen voor een natuurlijke

vorm van toezicht en daarmee ogen op de straat. Toezicht op een plek zorgt voor meer veiligheid (Jacobs 1960). Parken hebben door begroeiing deze natuurlijke toezichthouders vaak niet.

Afhankelijk van de aangrenzende gebouwen en daken kan dit bij een park op een dak nog problematischer zijn. Zichtbaarheid van openbare pleinen en parken kan gecreëerd worden door activiteit op straat. Een straathoek waar activiteit plaatsvindt en waar mensen samenkomen vergroot de zichtbaarheid en zal meer mensen naar een plein toetrekken (Whyte 1980). Dit komt overeen met de theorie van Jan Gehl die heeft onderzocht dat de aanwezigheid van mensen een aantrekkende werking heeft op andere mensen (Gehl 2010). Als dit wordt doorgetrokken naar openbare ruimte op daken dan zou de toegang van een dak op een zelfde manier belangrijk kunnen zijn als een straathoek voor een plein. Het laat zien dat de zichtbaarheid en de mate van activiteit belangrijk zijn voor het aantrekken van mensen (Whyte 1980).

2.3.3. Identiteit en de inrichting van openbare ruimte

De inrichting van de openbare ruimte kan in de praktijk anders functioneren dan vooraf verwacht. Richard Sennett benoemt dit verschil tussen het beoogde gebruik van de bebouwde omgeving en hoe mensen deze omgeving daadwerkelijk gaan ervaren en gebruiken (Sennett 2018). Hij illustreert dit onderscheid aan de hand van de cité en de ville. Tegenwoordig refereert de cité vaak naar arme buitenwijken van steden. Sennett benadert echter het oorspronkelijke gebruik van de twee begrippen en de waarde hiervan. Ville verwijst naar het geheel van de stad en de bebouwde omgeving en cité naar het karakter van een bepaalde buurt en hoe mensen hier wonen en gebruik van maken (Sennett 2018); ook wel “The built, and the lived” genoemd. Een vergelijkbaar onderscheid maken Hajer en Reijndorp met de begrippen ruimte en plaats. Ruimte wordt als leeg en functioneel voorgesteld en plaats is verbonden met concrete gebeurtenissen, mythen, geschiedenis en herinneringen (Hajer et al. 2003). Beide begrippen laten zien dat de bebouwde omgeving pas tot leven komt zodra mensen deze gebruiken en beleven.

(13)

13

Hoe mensen een plek gebruiken en beleven staat in verband met de identiteit van een plek (Toolis 2017). Ondanks dat de identiteit van een plek gevormd wordt door hoe mensen een plek gebruiken en beleven, kan de inrichting van een plek mensen aanzetten om deze op een bepaalde manier te gebruiken en te beleven. De identiteit of het karakter van een openbare ruimte kan gebaseerd zijn op een herinnering of gebeurtenis en hoeft niet in relatie te staan met fysieke inrichting van de openbare ruimte (Hajer et al. 2003). De inrichting van een plek kan echter wel een bepaald verhaal illustreren of een identiteit extra kracht bij zetten. Bijvoorbeeld door een muurschildering, standbeeld, een speciaal design of speciale voorziening. Een voorbeeld die Hajer en Reijndorp noemen om meerder sferen samen te voegen is het plaatsen van afscheidingen (Hajer et al. 2003). In eerste instantie kan dit tegenstrijdig klinken; afscheidingen sluiten een omgeving juist af. Desondanks kunnen afscheidingen een plek in verschillende domeinen verdelen waardoor verschillende groepen hun eigen plek kunnen innemen. Afscheidingen bieden symbolische grenzen die sferen afbakenen waardoor verschillende groepen prettig naast elkaar recreëren. (Hajer et al. 2003). Op deze manier kan de inrichting van een plek er voor zorgen dat verschillende identiteiten naast elkaar kunnen bestaan. Kenmerken in de fysieke ruimte kunnen op deze manier invloed hebben op hoe en wie er gebruik maken van een plek.

Het volgende voorbeeld laat zien hoe de inrichting van de ruimte de identiteit van een plek en het gedrag van mensen beïnvloedt. De High Line in New York is een openbaar park, maar of dit park op hoogte een publiek domein is, kan in twijfel getrokken worden (Brash 2017; Lidner et al. 2017). Het park was oorspronkelijk bedoelt voor publiek gebruik en diende een inclusief karakter te hebben. Onderzoek naar de High Line in New York laat echter een ander beeld zien. Veel New Yorkers die rondom de High Line wonen, maken geen gebruik van het park. Daarentegen wordt het park veelvuldig gebruikt door toeristen (Lindner et al. 2017). Er wordt beargumenteerd dat, door de nette onderhoud en het museum-achtige design, het park niet ontworpen zou zijn voor de “normale” New Yorker. Daarentegen zou het park ontworpen zijn voor toeristen, elite en internationale bedrijven (Brash 2017). Een museum-achtig design zou kunnen wijzen op een thematisering van het park die niet betekenisvol is voor de ‘normale’ New Yorker. Het zou kunnen betekenen dat er een enkele sfeer is en er geen comprimering of koppeling plaatsvindt (Hajer et al. 2003). Dit zou een reden kunnen zijn waardoor het park niet als publiek domein functioneert.

(14)

14

Hoofdstuk 3

Methode

Om de relatie tussen succesvol gebruik van openbare ruimte en dakparken te onderzoeken worden het Dakpark en het Luchtpark, twee openbare parken op het dak in Rotterdam, onderzocht en met elkaar vergeleken. Er is gekozen voor een vergelijkende onderzoeksopzet om een breder beeld te kunnen vormen van succesfactoren voor groene openbare ruimte op daken (Bryman 2012). Beiden parken zijn openbaar toegankelijk, maar verschillen in functie, grootte, toegang en liggen in een andere omgeving. Deze factoren kunnen invloed hebben op wie de parken bezoeken en hoe er van de parken gebruik wordt gemaakt. De verschillen tussen de parken maken het interessant om deze met elkaar te vergelijken. Er kan daardoor een breder beeld gecreëerd worden van wat mogelijke succesfactoren zijn voor het gebruik van parken op daken. Een nadeel van deze methode is dat er minder focus is voor de specifieke context van de case-studies en deze meer ingaat op vergelijkbare of juist contrasterende aspecten (Dyer en Wilkins, in Bryman 2012).

In deze scriptie wordt ingegaan op door wie en hoe de dak-parken gebruikt worden in relatie met de omliggende omgeving en fysieke kenmerken van de dak-parken. Onderzoeksmethoden die zijn gebruikt zijn gestructureerde observaties en semi gestructureerde interviews. Daarnaast heeft er ter oriëntatie participerende observatie plaatsgevonden. Door het gebruik van deze methoden is er zowel kwantitatief als kwalitatief onderzoek uitgevoerd. Het gebruik van meerdere methode in dit onderzoekt zorgt voor een sterkere validiteit (Bryman 2012). De gestructureerde observaties en de semi gestructureerde interviews zijn een aanvulling tot elkaar. Bij interviews is de data enkel gebaseerd op wat de geïnterviewde vertelt. Dit kan leiden tot zwakke data omdat gedrag vaker onbewust plaatsvindt, niet meer wordt opgemerkt of niet wordt verteld door de geïnterviewde (Bryman 2012). De gestructureerde observaties zijn daardoor een aanvulling omdat hier uit opgemaakt kan worden wat mensen daadwerkelijk doen. Een zwak punt van gestructureerde observaties is dat niet alle vragen uit dit onderzoek beantwoord kunnen worden door enkel te observeren. Hier is de informatie uit interviews een aanvulling op (Bryman 2012).

In hoofdstuk 5 wordt geanalyseerd of de onderzochte daken functioneren als succesvolle openbare ruimte. Het doel van dit hoofdstuk is om een overzicht te krijgen van wat er op de locaties gebeurt om vervolgens te analyseren of dit succesvol is. Om deze deelvraag te beantwoorden zijn er in eerste instantie observaties uitgevoerd. Door de observaties is inzicht

(15)

15

verkregen in wat de samenstelling is van het publiek, wat voor activiteiten er uitgevoerd worden en of er uitwisseling tussen verschillende groepen plaatsvindt. Uitwisseling tussen groepen was vaak lastig te beoordelen doormiddel van de gestructureerde observaties. Hier vormde de informatie uit interviews een toevoeging. Omdat er in dit hoofdstuk vooral gekeken wordt naar wat er op de locaties gebeurt en minder gezocht wordt naar verklaringen is in dit hoofdstuk vooral gebruik gemaakt van de gestructureerde observaties.

Hoofdstuk 6 gaat in op welke manier omgevingskenmerken in verband staan met het functioneren van de dakparken. Uit de literatuur blijkt het belang van omgevingskenmerken. Er is daarom een apart hoofdstuk gewijd aan de invloed van omgevingskenmerken zodat het functioneren van de dakparken in de context van de buurt kan worden geplaatst. Informatie over de aanliggende buurten is verkregen uit datasets van de gemeente Rotterdam. Daarnaast is er met data uit de interviews en observaties gereflecteerd op de omgevingskenmerken. Wegens de omvang van dit onderzoek en de vergelijkende onderzoeksopzet is er geen primair onderzoek uitgevoerd in de buurt zelf. Dit had de resultaten verder kunnen verdiepen.

In hoofdstuk 7 wordt behandeld wat voor invloed de fysieke inrichting heeft op het functioneren van de dakparken. In dit hoofdstuk is gebruik gemaakt van gestructureerde observaties om te analyseren hoe mensen de inrichting van de daken gebruiken. Interviews waren hierbij een toevoeging om meer te weten te komen over de motivaties achter het gebruik. Daarnaast zijn de zichtbaarheid van het dak en de verschillende toegangspunten geobserveerd. Data uit interviews heeft hierbij voor meer verdieping gezorgd en antwoorden gegeven op hoe men de zichtbaarheid ervaart. Ten slotte komt in dit hoofdstuk de identiteit van de daken aan bod. Deze data komt vooral voort uit informatie uit de interviews en is gebaseerd op de ervaringen van de dak-bezoekers.

Verzameling van data

Vanwege de grootte van het Dakpark is er een keuze gemaakt om hier slechts een bepaald gedeelte van het park te onderzoeken. Voor- en na de onderzoek momenten is de rest van het park wel ongestructureerd geobserveerd, zodat de resultaten van het Dakpark geplaatst kunnen worden in een bredere context. De resultaten in dit onderzoek zijn wel maar gebaseerd op slechts een deel van het Dakpark. De uitkomsten kunnen daardoor een ander beeld geven dan wanneer het park als geheel onderzocht zou zijn. Welk deel van het Dakpark is onderzocht wordt verder behandeld in Hoofdstuk 4.

De gestructureerde observaties zijn uitgevoerd op 12 verschillende momenten vanaf eind maart tot begin mei, waarvan 6 in het Dakpark en 6 in het Luchtpark. De

(16)

16

observatiemomenten varieerden van 1 tot 2 uur en vonden plaats op zowel doordeweekse dagen als ook in het weekeinde. Tijdens de gestructureerde observaties is er een observatie schema bijgehouden waarin de resultaten zijn vastgelegd. Voorafgaand aan het onderzoek zijn de daken bezocht ter oriëntatie en tussen de interviews door zijn er nog extra ongestructureerde observaties uitgevoerd zowel op de daken als in het omliggende gebied. Op deze momenten is ook de bebouwde omgeving geobserveerd. Hierbij kan gedacht worden aan de positionering van de ingangen en voorzieningen. Het leren kennen van de omgeving van de daken heeft geholpen om te bepalen wat relevante invalshoeken zijn voor dit onderzoek.

In de periode van begin april tot en met begin mei zijn er in totaal 30 semi gestructureerde interviews afgenomen met bezoekers van de parken. Waarvan 15 met bezoekers van het Dakpark en 15 met bezoekers van het Luchtpark, waaronder ook vrijwilligers van de tuingroepen in beide parken. Deze interviews met parkbezoekers varieerden in lengte van 10 tot 30 minuten. Interviews waren vaker in groepsverband. Tijdens de 30 interviews met parkbezoekers zijn in totaal 54 mensen gesproken. De interviews vonden plaats tijdens het parkbezoek van de geïnterviewden en werden grotendeels meteen ter plaatse uitgevoerd. Een uitzondering zijn de interviews met de tuingroepen. De tuingroepen zijn vooraf benaderd voor een interview omdat zij niet altijd aanwezig zijn in de parken. Met de tuingroep van het Dakpark is er een ochtend meegewerkt als vrijwilliger en zijn er onder andere interviews afgenomen tijdens het tuinieren. Naast de interviews met parkbezoekers is er een oriënterend gesprek gevoerd met de gemeente Rotterdam. Dit gesprek gaf meer inzicht voor relevante invalshoeken voor het onderzoek. Daarnaast is er een telefonisch interview afgenomen met de voormalige bewoner van het Luchtpark. Dit interview was erg nuttig gezien haar kennis over het Luchtpark. Door dit gesprek kon gereflecteerd worden op of de resultaten uit dit onderzoek overeenkomen met de ervaringen van iemand die dagelijks van deze plek gebruik maakt.

(17)

17

Hoofdstuk 4

Casussen

4.1. Het Dakpark

Figuur 1: Het Dakpark

Het Dakpark is een één kilometer lang park, gevestigd in stadsdeel Delfshaven, dat grotendeels grenst aan de buurt Bospolder (zie Figuur 3). Dit is een dichtbevolkte buurt met 7.122 inwoners en een grootte van 34 hectare (BRP 2019). In Bospolder wonen relatief veel gezinnen met kinderen. 35% van de huishoudens in de buurt heeft kinderen (BRP 2019). Dit is meer dan de gehele gemeente Rotterdam waarvan 29% van de huishoudens kinderen heeft (BRP 2019). Daarnaast wonen er veel mensen met een migratieachtergrond. 63% heeft een niet-westerse migratieachtergrond. Deze groep bestaat hoofdzakelijk uit inwoners met een Surinaamse (13%), Kaapverdische (10%), Turkse (15%) of Marokkaanse (13%) migratieachtergrond (BRP 2019). 12% heeft een westerse migratieachtergrond (BRP 2019). Naast Bospolder grenst een klein deel van het park aan de zuidkant aan de buurt Schiemond en aan de westkant aan Nieuw-Mathenesse, dat grotendeels bestaat uit een bedrijventerrein.

Het park is aangelegd op het voormalige spoorwegemplacement van het vierhavengebied en is sinds 2014 geopend. Momenteel is het park het dak van het Big Shops

(18)

18

shoppingcentrum dat gelegen is aan de vierhavenstraat. Het park is 9 meter hoog en kijkt ten westen uit op de havens en ten oosten op de wijk Bospolder (zie Figuur 3). Vanaf 7:00 uur in de ochtend tot zonsondergang is het park geopend. Het Dakpark heeft in totaal zes toegangspunten. Deze zijn rood omcirkeld op de plattegrond (zie Figuur 2). Twee ingangen zijn gevestigd aan de uiteinden van het park, er zijn drie ingangen aan de zijkant van het park aan de buurtzijde en er is één ingang aan de kant van de winkels in het midden van het park. In het park restaurant is een lift aanwezig die beneden, naast de trap die naar de winkels leidt, uitkomt. In het park zit een restaurant gevestigd en er zijn water fonteintjes, speciale barbecue plekken, picknicktafels, een buurttuin en een speeltuin. Het beheer van het park is in handen van stichting Dakpark en er worden geregeld activiteiten georganiseerd, zoals de moestuinclub of een workshop “papier maken”. Het deel van het Dakpark waar de observaties en interviews zijn uitgevoerd is op de plattegrond oranje omcirkeld.

Sinds het Dakpark is geopend, is de tevredenheid over het gebruiksgroen in de omgeving gestegen. In 2014 was 36% van de bewoners van de buurt Bospolder tevreden met het gebruiksgroen in de omgeving. Na de opening van het Dakpark is dit percentage gestegen naar 67% (Wijkprofielen 2018). Dit is bijna een verdubbeling van het aantal mensen dat tevreden is met het gebruiksgroen in de omgeving. Dit zou in verband kunnen staan met de komst van het Dakpark.

(19)

19

(20)

20

4.2 Het Luchtpark

Figuur 4: Het Luchtpark

Het Luchtpark is gevestigd in de Agniesebuurt, in stadsdeel Noord. Het park is 5500m2 groot en ongeveer 40 meter breed en 140 meter lang. De locatie van het park is in het zuiden van de Agniesebuurt en grenst aan het stadsdeel Centrum. De Provenierswijk is ook nabij gelegen, aan de westkant van het park (zie Figuur 6). In de Agniesebuurt wonen 4.228 mensen op een gebied van 38 hectare. In vergelijking met het gemiddelde van Rotterdam is de buurt dichtbevolkt. Het aantal huishoudens met kinderen in de buurt is 22% (BRP 2019). Dit is 7% lager dan het gemiddelde van Rotterdam. De helft van de bevolking in de buurt heeft een niet-westerse migratieachtergrond. Hiervan is de grootste groep Surinaams (12%), Marokkaans (10%) of Turks (8%), 37% is autochtoon (BRP 2019).

Het Luchtpark is een aangelegd park op het dak van het voormalige treinstation Hofplein, waarvan het perron nog aanwezig is in het park (zie Figuur 5). Het Hofplein station is onderdeel van de 1.9 kilometer lange Hofbogen, het voormalige treinviaduct. In de Hofbogen onder het park zitten verschillende horeca gevestigd. In de zomer van 2018 is het park geopend voor publiek en openbaar te bezoeken tussen 10:00 in de ochtend en zonsondergang. Het park zelf heeft geen horeca, maar wel eigen picknicktafels en een fruittuin. Daarnaast wordt het park vaker als festival terrein gebruikt. De rode bouwkeet die zichtbaar is op Figuur 4 functioneerde het afgelopen jaar als woning. Het Luchtpark is bereikbaar via twee toegangspunten. (Zie

(21)

21

Figuur 5). De ingang aan de rechterkant op de plattegrond is een trap die leidt naar de Heer Bokelweg, ten noorden van het Park. De meest linker ingang in Figuur 5 grenst aan de Luchtsingel, een luchtbrug met verschillende toegangspunten die loopt richting het centrum en in de richting van station Rotterdam Centraal (Zie Figuur 6).

In de Agniesebuurt is geen toename van de tevredenheid van gebruiksgroen zichtbaar na de opening van het Luchtpark. Het park is echter halverwege 2018 geopend en er zijn geen gegevens van tevredenheid over het gebruiksgroen bekend na 2018. Het zou kunnen dat de bewoners meer tijd nodig hebben om bekend te raken met het Luchtpark. In 2018 was 26% tevreden met het gebruiksgroen in de omgeving en in 2016 was dit 30% (Wijkprofielen 2018). Ten opzichte van 2016 is de tevredenheid juist iets gedaald.

(22)

22 Figuur 6: Kaart omgeving Luchtpark (OpenStreetMap 2019)

(23)

23

Hoofdstuk 5

De parken als publiek domein

Dit hoofdstuk gaat in op of de dakparken functioneren als publiek domein. Op basis hiervan wordt een idee gevormd van in hoeverre het succesvolle openbare ruimtes zijn. De volgende deelvraag is in dit hoofdstuk behandeld: Functioneren de onderzochte dakparken als succesvolle openbare ruimte? Om te bepalen of de dakparken als publiek domein functioneren wordt ten eerste behandeld wie de parken bezoeken, ten tweede wat voor activiteiten er plaatsvinden en ten derde of er uitwisseling tussen verschillende groepen aanwezig is. Het hoofdstuk gaat eerst in op het Dakpark en vervolgens op het Luchtpark. Er wordt afgesloten met een conclusie die de twee parken met elkaar vergelijkt en de situaties verbindt aan de literatuur.

5.1. Het Dakpark

5.1.1. Bezoekers van het Dakpark

Tijdens de observaties in het Dakpark zijn in totaal 987 mensen geteld. Dit zijn gemiddeld 116 bezoekers per uur. In Figuur 7 is zichtbaar dat de groepen 21 – 34 jaar en 35 – 44 jaar het meest vertegenwoordigd zijn. De groep 35 – 44 jarigen is het grootst met 23 procent. Daarnaast zijn er veel jonge kinderen in het park. De groep kinderen van 0 tot en met 11 jaar vormt 18 procent van het totaal aantal bezoekers. Daarvan is de jongste groep tot en met 6 jaar het meest vertegenwoordigd met 10 procent van het totaal. Het aantal mannen en vrouwen in het park zijn evenredig vertegenwoordigd. Het grote aantal kinderen en volwassenen in de groepen 21 – 34 jaar en 35 – 46 jaar kan verklaard worden doordat er veel gezinnen met jonge kinderen aanwezig zijn.

Dit is ook terug te zien in Figuur 8. Hierin wordt zichtbaar dat bijna de helft van de bezoekers uit families bestaat. Hieronder vallen gezinnen met kinderen, maar ook grotere groepen familie die bij elkaar komen. Bijna een kwart van de bezoekers van het Dakpark gaat alleen naar het park toe. In mindere mate komen groepen jongeren (12 tot en met 34 jaar) of volwassenen samen (35 jaar en ouder). De overige groep bestaat uit collega's, sporters, handhaving, kinderen in groepsverband (< 12, zonder begeleiding) en vrijwilligers.

(24)

24 Figuur 7: Aantal bezoekers van het Dakpark tijdens de observaties

Figuur 8: Type bezoekers in het Dakpark

5.1.2. Activiteiten in het Dakpark

Figuur 9 toont het type bezoek dat men brengt aan het Dakpark. Uit de observaties blijkt dat het Dakpark vooral wordt gebruikt als onderdeel van een wandelroute. Bijna de helft van de bezoekers gaat het park in en direct weer uit. Een derde van de bezoekers maakt ook een doorgang door het park, maar gaat niet direct het park uit. Zij verplaatsen zich naar het restaurant of naar de uiteinden van het park. Wanneer men naar de uiteinden van het park loopt is het niet zichtbaar of zij elders in het park blijven recreëren of het park als onderdeel van een wandelroute gebruiken. Slechts een kwart van alle bezoekers recreëert kort (minder dan 10 minuten) of langer in het park.

0 50 100 150 200 250 300 ≤ 6 jaar 7 - 11 jaar 12 - 15 jaar 16 - 20 jaar 21 - 34 jaar 35 - 44 jaar 45 - 54 jaar 55 - 64 jaar 65 - 74 jaar ≥ 75 jaar

Dakpark

Totaal: 987 Onduidelijk vrouw man 5% 47% 24% 5% 6% 13%

Dakpark

Overig Familie Individu

(25)

25 Figuur 9: Type bezoek in het Dakpark

De bezoekers die 10 minuten of langer in het park recreëren zijn een relatief klein deel van het totaal aantal bezoekers. Wanneer het type bezoeker toegespitst wordt op bezoekers die in het park recreëren is te zien dat het aantal families toeneemt en het aantal individuen afneemt (Zie Figuur 10).

Figuur 10: Type bezoeker die recreëert in het Dakpark 32%

43% 5%

20%

Dakpark

Doorgang nog in het park Doorgang park uit kort bezoek Recreëren

61% 13% 6% 6% 6% 8%

Dakpark

Familie Individu Koppels

(26)

26

Als kanttekening bij deze resultaten moet wel in acht genomen worden dat het onderzoek uitgevoerd is in de lente en dat temperatuur een belangrijke rol speelt. Zo zijn de interviews op een later moment in het jaar uitgevoerd dan de observaties en was er gedurende deze momenten een hogere temperatuur. Op deze dagen waren er zichtbaar meer bezoekers aan het recreëren in het park. Om een beeld te krijgen van het verschil in bezoekers is gedurende een warme weekend dag in april met zon en 21 graden het aantal bezoekers geteld. In Figuur 11 is zichtbaar dat op het hoogste punt er 109 bezoekers in het park aanwezig waren. Van deze 109 bezoekers zijn er 14 voetgangers geteld. Op dit specifieke moment waren er dus 95 bezoekers kort of langer aan het recreëren in het park. Dit is 40 procent van het totaal aan bezoekers dat kort of langer recreëerde in het park gedurende de observaties.

Figuur 11: Aantal bezoekers in het Dakpark op 7 april 2019 (zon en 21 graden)

In Figuur 12 is het type activiteit dat wordt uitgevoerd zichtbaar. De gegevens in de tabel zijn toegespitst op bezoekers die recreëren in het park. Een groot deel van de bezoekers die recreëren in het park zit op een bankje of muurtje. Veel van hen zijn ouders die toekijken op hun spelende kinderen. Er zijn ook veel bezoekers die spelen in het park. Hier wordt met name gebruik gemaakt van de fonteintjes die in het park aanwezig zijn. Op warme dagen trekken deze veel kinderen aan. Een kleiner deel van de bezoekers zit met een kleedje in het gras met eventueel een picknick. Dit aantal neemt echter sterk toe op warme dagen. Op het bovengenoemde moment met het meeste bezoekers zat één derde in het gras met een kleedje en/of picknick.

0 20 40 60 80 100 120 13:00 14:00 15:00 16:00 17:00 18:00

(27)

27 Figuur 12: Soort activiteiten in het Dakpark van de bezoekers die 10 minuten of langer recreëert

in het park

5.1.3. Uitwisseling tussen groepen in het Dakpark

Uit de observaties blijkt dat er in het Dakpark voornamelijk families komen en minder koppels, jongeren in groepsverband of volwassenen in groepsverband. Het Dakpark zou daardoor getypeerd kunnen worden als een familie plek. Doordat deze groep dominant is in het park is er minder gelegenheid voor uitwisseling tussen verschillende type bezoekers. Hierbij dient een kanttekening geplaatst te worden dat slechts een deel van het Dakpark is geobserveerd. Andere delen van het Dakpark zijn niet geobserveerd, maar wel meerdere malen kort bezocht. Gebaseerd op deze momenten lijken groepen jongeren zich meer aan de uiteinden van het park te begeven. Dit wordt bevestigd door een van de interviews waar een vrouw van twintig aangeeft dat ze met haar vriendinnen in andere delen van het park recreëert. De locatie waar geobserveerd is, in het midden van het park, wordt door haar omschreven als een plek waar veel kleine kinderen zijn. Daardoor is er op deze locatie veel geschreeuw en lawaai. Dit maakt dat ze met vriendinnen liever ergens anders zit. De aanwezigheid van families zorgt er dus mogelijk voor dat andere groepen minder snel in dit deel van het Dakpark recreëren.

Wat betreft de bezoekers die aanwezig zijn in dit deel van het dakpark is het lastig om te zien of er uitwisseling plaatsvindt. Tijdens de observaties is het zichtbaar dat kinderen door elkaar heen spelen, maar of zij vervolgens ook contact hebben met elkaar is onduidelijk. Ouders in het Dakpark kijken veelal toe op hun kinderen vanaf een muurtje of het gras. Zij lijken

5%

39%

47% 9%

Dakpark

Overig: bellen, tuinieren Spelen

(28)

28

voornamelijk in hun eigen groep te zitten. Af en toe is het zichtbaar dat mensen elkaar begroeten, maar dit gebeurt niet vaak.

Tijdens de interviews wordt meer duidelijk over uitwisseling tussen verschillende groepen. Uit de interviews blijkt dat er grofweg twee scheidingen zijn tussen mensen in het dakpark. Een eerste scheiding is er tussen buurtbewoners en mensen die van verder uit Rotterdam komen. Zij maken naast elkaar gebruik van de publieke ruimte en lijken elkaars beleving van het park niet te beïnvloeden. Bezoekers die van buiten de buurt komen merken op dat het Dakpark een cultureel divers karakter heeft. Dit linken zij aan de cultureel diverse wijk waar aan het Dakpark gelegen is. Desondanks geven zij aan niet het gevoel te hebben dat zij in een park van de buurt te zitten. Het Dakpark wordt door hen ervaren als een publieke ruimte die voor iedereen is.

Een tweede scheiding tussen groepen kan gemaakt worden op basis van afkomst van buurtbewoners. Eén van geïnterviewden zit met zijn gezin in het Dakpark en is net uit de buurt verhuisd. Het gezin heeft een Kaapverdische afkomst. Tijdens het interview krijgen zijn kinderen een ijsje. Hij geeft daarna aan dat deze rondgedeeld werden door een ander Kaapverdisch gezin. Hij benoemt dit als voorbeeld van de scheiding tussen afkomst. Hij ervaart dat buurtbewoners contact hebben met elkaar, maar wel binnen hun eigen afkomst. Zo benoemt hij dat er een Turkse groep is in de buurt en ook een Marokkaanse groep. Dit ziet hij terug in het Dakpark, waar ook hij alleen contact heeft met mensen met een Kaapverdische afkomst. Deze scheiding wordt ook ervaren door de vrijwilligers van de tuingroep. Zij geven aan dat de groep vrijwilligers met name bestaat uit mensen met een Nederlandse afkomst in tegenstelling tot de buurt die cultureel divers is. Een van de vrijwilligers benoemt dat het moeilijk is om verschillende groepen te bereiken, terwijl dit wel iets is dat hij graag zou terug zien. Soms vindt er wel uitwisseling plaats als de groep in de tuin werkt. Buurtbewoners met een verschillende afkomst lopen langs en soms wordt er dan een kort gesprek gevoerd of een compliment gegeven.

Ondanks dat het park voornamelijk bezocht wordt door families zijn er dus nog wel verschillende groepen in het park aanwezig. Bezoekers van het park komen uit de buurt of van verder en hebben vaker een verschillende afkomst. Contact tussen groepen wordt niet direct opgemerkt, zij het dat dit onduidelijk is tijdens de observaties. In de interviews komt naar voren dat mensen vooral contact hebben met mensen van dezelfde afkomst. Ondanks dat er weinig direct contact is tussen de groepen maakt men wel prettig naast elkaar gebruik van de publieke ruimte. Dit zorgt voor een minimale vorm van uitwisseling waar men in contact komt met elkaars gebruiken en voorkomen.

(29)

29

5.2. Het Luchtpark

5.2.1. Bezoekers van het Luchtpark

Tijdens de observaties in het Luchtpark zijn in totaal 438 mensen geteld. Gemiddeld zijn dit 52 mensen per uur. Figuur 13 laat zien dat de grootste groep bezoekers van het park tussen de 16 – 20 jaar is. 38% van de bezoekers is tussen 16 – 20 jaar. Deze groep bestaat uit meer mannen dan vrouwen. Meer dan twee derde van de 16 – 25 jarigen is man. De groep die daarnaast het grootst is zijn de 21-34 jarigen. Ook deze groep bestaat uit meer mannen dan vrouwen. Er zijn weinig kinderen in het Luchtpark en weinig ouderen.

Figuur 13: Aantal bezoekers van het Luchtpark tijdens de observaties

In Figuur 14 is zichtbaar dat de jongeren in het Luchtpark (12 – 34 jaar) voornamelijk met elkaar in groepsverband het park bezoeken. 47% van de bezoekers van het Luchtpark zijn jongeren in groepsverband. De andere type bezoekers in het Luchtpark zijn in mindere mate vertegenwoordigd. Individuen (12%), koppels (13%) en groepen familie (14%) komen ongeveer even vaak voor. De kleinste groep zijn volwassenen (35 jaar en ouder) die in groepsverband het park bezoeken. Onder overige type bezoekers vallen collega's, sporters kinderen in groepsverband (< 12, zonder begeleiding) en vrijwilligers. Zij zijn in kleine mate in het park gesignaleerd.

0 20 40 60 80 100 120 140 160 180 ≤ 6 jaar 7 - 11 jaar 12 - 15 jaar 16 - 20 jaar 21 - 34 jaar 35 - 44 jaar 45 - 54 jaar 55 - 64 jaar 65 - 74 jaar ≥ 75 jaar

Luchtpark

Totaal: 438 vrouw man

(30)

30 Figuur 14: Type bezoeker in het Luchtpark

In het weekend is het type bezoekers anders verdeeld in het Luchtpark. Er zijn dan in verhouding minder jongeren in groepsverband in het park aanwezig; in totaal 21%. Ook is in Figuur 15 te zien dat de groep jongeren tussen de 16 – 20 jaar minder vertegenwoordigd is in het weekend ten opzichte van de 21 – 34 jarigen. Dit is een ander beeld dan doordeweeks. Het percentage families in het Luchtpark neemt in het weekend toe en is dan met 21% gelijk aan het aantal jongeren in groepsverband in het park. De grootste groep bezoekers in het park gedurende het weekend zijn koppels met 29%. Ook is het aantal volwassenen in groepsverband in het weekend groter. De overige groep bestaat sporters, kinderen zonder begeleiding en jongeren in groepsverband 12 - 15 jaar. Van deze laatste groep zijn er in het weekend maar 2 geteld. 5% 14% 12% 48% 8% 13%

Luchtpark

(31)

31 Figuur 15: Type bezoeker in het Luchtpark in het weekend

5.2.2. Activiteiten in het Luchtpark

Figuur 16 laat zien dat het grootste aantal mensen het Luchtpark bezoekt om te recreëren. Het aantal mensen dat een kort bezoek brengt aan het park en het aantal mensen dat het park gebruikt als onderdeel van een wandelroute liggen dichtbij elkaar. Bezoekers die een kort bezoek brengen zijn minder dan tien minuten in het park. De bezoekers die het Luchtpark als onderdeel van een wandelroute gebruiken gaan het park in en direct weer uit via de andere kant.

Figuur 16: Type bezoek in het Luchtpark

21% 11% 9% 12% 29% 14% 4%

Luchtpark

Familie Individu

jongeren in groepsverband (16 - 20 jaar) jongeren in groepsverband (21 - 34 jaar) Koppels Volwassenen in groepsverband overig

27%

28% 45%

Luchtpark

(32)

32

Van de mensen die recreëren in het Luchtpark (langer dan 10 minuten) zijn de meesten aan het relaxen. Twee derde van de bezoekers zit, ligt of hangt in het park. Opvallend is dat een relatief groot deel van de bezoekers aan het blowen is. 10% van de bezoekers die zijn geobserveerd rookte een joint (Zie Figuur 18). Tijdens de interviews wordt meerdere malen bevestigd dat men speciaal naar het Luchtpark toe komt om te blowen. Daarnaast is het opvallend dat bijna 10% van de bezoekers in het park bezig is met een foto-shoot. In de interviews wordt duidelijk dat het Luchtpark een populaire plek is voor studieopdrachten, onder andere voor foto-shoots. Het aantal bezoekers dat rondkijkt en foto’s maakt in het luchtpark lijkt in Figuur 18 maar een klein deel uit te maken van het totaal aantal bezoekers. Dit percentage is over het totaal aantal bezoekers gezien echter veel groter. Bijna alle bezoekers die een kort bezoek (minder dan 10 minuten) brengen aan het Luchtpark kijken rond in het park en/of maken foto’s van de omgeving. Het aantal bezoekers dat in het park speelt is 7%, dit is te verklaren door het lage aantal kinderen in het park.

Figuur 18: Soort activiteit in het Luchtpark van de groep bezoekers die 10 minuten of langer

recreëert in het park

9% 9% 56% 10% 6% 7% 3%

Luchtpark

Eten/picknicken Fotoshoot Zitten/liggen/hangen Hangen/blowen Rond kijken/foto's maken/zitten Spelen

(33)

33

5.2.3. Uitwisseling tussen groepen in het Luchtpark

Wat betreft de aanwezigheid van verschillende groepen en de uitwisseling tussen hen dient er een onderscheid gemaakt te worden tussen doordeweekse- en weekenddagen. Op doordeweekse dagen is het publiek in het Luchtpark minder divers. Er zijn dan voornamelijk jongeren van 16 – 20 jaar aanwezig. Dit zorgt er voor dat er minder mogelijkheden zijn voor uitwisseling tussen verschillende groepen. De aanwezigheid van de jongeren zorgt er daarnaast mogelijk voor dat de eenzijdigheid van het publiek wordt versterkt. Tijdens de interviews wordt duidelijk dat er bezoekers van het Luchtpark zijn die liever niet meer komen door de aanwezigheid van groepen jongeren. Hans is coördinator van de vrijwilligers in de tuin en vertelt dat er vrijwilligers zijn geweest die aangaven niet meer in het Luchtpark te willen werken vanwege de groepen jongeren. Daarnaast heeft hij het idee dat ander publiek sneller doorloopt als ze het Luchtpark bezoeken. Dit heeft naar zijn inzicht te maken met het beeld dat de groepen jongeren creëren in het park en geldt voornamelijk tijdens de pauzes van het Grafisch Lyceum. De coördinatoren van de tuingroep ervaren zelf geen drempel om het Luchtpark te bezoeken in relatie tot de jongeren.

“Paul (40): Het is drukker met jongeren en ik heb het idee dat andere mensen dan minder graag op het dak gaan zitten. Ik denk dat er een beetje een drempel is om het dak te gebruiken door de jongeren van het Grafisch Lyceum. Veel jongeren, rookwolken, mensen lopen eerder door. Tussen de pauzes door is het publiek wat wisselender. Dagjesmensen, er komen ook mensen uit het gebouw daarachter hiernaartoe, daar zijn kantoren. Maar nu is in de pauzes het merendeel scholier”

Tussen de jongeren en de vrijwilligers vindt uitwisseling plaats. Hans en Fleur geven aan dat ze altijd proberen om contact te maken met de jongeren. Dit doen zij om zo zichtbaar aanwezig te zijn in de tuin. Een van de motivaties hiervoor is dat er vaker dingen kapot zijn gemaakt in het park en ze dit zo proberen tegen te gaan.

“Karen (30): Als je het gevoel hebt dat je samen van een plek gebruik maakt en mag maken, dan zorgt dat ook wel voor een gevoel dat je samen een beetje voor de plek moet zorgen. Je wilt allebei dat het een fijne plek is, dus moet je ook samen zorgen dat het een fijne plek blijft.”

Tijdens een interview met jongeren in het park wordt duidelijk dat dit ook door hen wordt opgemerkt. Als Fleur met een vuilniszak langsloopt zegt hij het volgende.

(34)

34 “Thomas (16): je houdt je er ook sneller aan om het een beetje netjes te houden. Je ziet steeds dezelfde mensen dingen opruimen. En daardoor wil ik het ook een beetje netjes houden.”

Het park blijft echter een plek waar vaker afval wordt achtergelaten en waar ongezien dingen kapot worden gemaakt.

Een groepje collega’s die werkt in een van de omliggende kantoorpanden is geïnterviewd terwijl ze aan het lunchen waren. Op dit moment was Grafisch Lyceum dicht en was het relatief rustig in het park. Een van hen heeft vaker met collega’s in het park geluncht en geeft aan dat het toen erg druk was met jonge mensen. Dit werd door haar echter niet als vervelend ervaren of geassocieerd met iets negatiefs. Het enige dat ze opnoemt als belangrijk was dat er nog zitruimte over was om te lunchen. Ondanks dat er een mogelijkheid is dat het dominante karakter van jongeren op doordeweekse dagen bepaalde bezoekers afschrikt, ervaren de bezoekers die gesproken zijn dit dus niet. De aanwezigheid van de jongeren van het Grafisch Lyceum wordt daarnaast ook opgemerkt als iets positiefs:

“Micheal (21): Er hangt sowieso ook wel een beetje een alternatieve sfeer. Je ziet vaak mensen van het Grafisch Lyceum die dingen voor school doen. Dat geeft ook wel een bepaalde sfeer. Waar zie je nou mensen schilderen of een fotoshoot doen?”

In het weekend is het publiek in het Luchtpark divers. Er zijn families, koppels en groepen jongeren en volwassenen. Deze groepen maken naast elkaar gebruik van de publieke ruimte en hebben over het algemeen geen contact met elkaar. Af en toe vraagt er iemand de weg, maar verder lijkt er weinig direct contact plaats te vinden. Desondanks vindt er een minimale vorm van uitwisseling plaats doordat men door elkaar heen zit en in contact komt met elkaars gebruiken en voorkomen. Verschillende groepen bezoekers zitten door elkaar heen op de zitplekken die aanwezig zijn. Er is geen scheiding te zien van bepaalde groepen ten opzichte van de verschillende locaties in het Luchtpark. Daarnaast wordt tijdens de interviews vaker benadrukt dat er een prettige sfeer is tussen de bezoekers.

“Jos (75): over het algemeen komt is het wel behoorlijk alternatief hier, dat is leuk … mensen gaan lekker in het zonnetje zitten, werken in de zon, er is ook wel eens een Yoga klas. Het is

(35)

35 niet heel druk, maar er zijn altijd wel mensen. Het wordt ook gebruikt als leslocatie. Er zijn geregeld scholieren met camera’s.”

“Michael (21): ja het is rustig, leuk, er komen hier ook nooit vervelende jongeren ofzo … misschien komt het door de trappen. Dat schrikt denk ik toch een beetje af. Een beetje rare mensen gaan niet helemaal die trappen op lopen.”

De rust die wordt opgemerkt door de bezoekers heeft echter ook een andere kant. Mark is tijdens het interview voor het eerst in het Luchtpark. De aanwezigheid van een groepje jongens in combinatie met het aantal mensen zorgde ervoor dat hij zich niet meteen prettig voelde.

“Karst (50): Het is nu ook wel heel rustig hier. Toen ik hier net aankwam, zag ik wel wat jongens hier hangen, toen dacht ik wel even hmm wat is dit voor plek. Bepaalde toch wel een beetje mijn eerste indruk.”

5.3. Analyse en conclusie

De deelvraag die in dit hoofdstuk behandeld wordt, is: functioneren de onderzochte dakparken als succesvolle openbare ruimte? In de literatuurstudie komt naar voren dat publieke ruimte succesvol is als deze functioneert als publiek domein. Een publiek domein is naar de theorie van Hajer en Reijndorp een openbare ruimte waar verschillende groepen mensen samenkomen en waar uitwisseling plaatsvindt (Haijer en Reijndorp 2003).

De resultaten uit dit hoofdstuk laten zien dat het Dakpark en het Luchtpark twee verschillende parken zijn met een eigen sociale dynamiek. In beide parken is er een dominant type bezoeker die gebruik maakt van de openbare ruimte. Dit zorgt er voor dat anderen minder graag gebruik maken van de openbare ruimte. Dit bevestigt de theorie van Lofland over home

territories waarin een dominante groep bezoekers in de openbare ruimte er voor zorgt dat deze

minder toegankelijk wordt voor andere bezoekers (Lofland 1973). In het Luchtpark is dit terug te zien aan de groepen jongeren op doordeweekse dagen en in het Dakpark aan de groepen families. Desondanks is het publiek op beide daken nog steeds divers. In het Luchtpark komt dit doordat het grote aantal jongeren vooral aanwezig is op doordeweekse dagen. In het weekend komen er meer verschillende type bezoekers naar het park. In het Dakpark is er diversiteit doordat er binnen de groepen familie variatie is in leeftijd en geslacht. Daarnaast komen er bezoekers uit de buurt en van verder weg. Beide daken zijn dus nog steeds voor verschillende groepen toegankelijk. De diversiteit is ook terug te zien aan de activiteiten die

(36)

36

plaatsvinden in de park. Naast dat er in het park wordt gerecreëerd zijn er ook bezoekers die het park gebruiken als onderdeel van een wandelroute of een kort bezoek brengen om rond te kijken op de daken. Dit zorgt er voor dat er in beide parken een doorstroom is van verschillende type bezoekers.

Uitwisseling tussen bezoekers van de parken is in mindere mate aanwezig. Tijdens de observaties werd duidelijk dat bezoekers vooral in hun eigen groep gebruik maken van de openbare ruimte. Tijdens de interviews komt echter wel naar voren dat er in zekere mate uitwisseling tussen bezoekers plaatsvindt. In het Dakpark wordt benadrukt dat dit vooral gebeurt binnen bepaalde etnische groepen. Verschillende etnische groepen maken echter wel naast elkaar gebruik van de openbare ruimte waardoor er in minimale vorm wel uitwisseling plaatsvindt. Men maakt contact met elkaars uiterlijkheden en gebruiken. In het Luchtpark geldt dit hetzelfde. Een diverse groep mensen maakt daar naast elkaar gebruik van de openbare ruimte. Doordeweeks is dit minder aanwezig omdat er dan vooral groepjes jongeren in het park aanwezig zijn. Op doordeweekse dagen zijn er echter wel op bepaalde momenten vrijwilligers in de tuin aanwezig. Zij onderhouden het groen in het Luchtpark. In de interviews wordt duidelijk dat zowel de groepen jongeren als de tuinvrijwilligers uitwisseling initiëren en opmerken.

De resultaten in dit hoofdstuk laten zien dat het lastig is om te bepalen wanneer iets een publiek domein is waar een diverse groep mensen komt en uitwisseling plaatsvindt. Diversiteit is een complex begrip die op verschillende manieren geïnterpreteerd kan worden. Zo komt er in het Dakpark een diverse groep bezoekers als er gekeken wordt naar geslacht of afkomst, maar is diversiteit minder aanwezig wanneer er naar type bezoeker wordt gekeken. In het Luchtpark verschilt de mate van diversiteit in het weekend en doordeweeks. Het is daardoor lastig om een uitspraak te geven of deze plek een publiek domein is. Naast diversiteit is uitwisseling tussen verschillende groepen ook lastig om vast te stellen. Het is ter discussie te stellen of er uitwisseling tussen verschillende groepen plaatsvindt als deze voornamelijk plaatsvindt binnen bepaalde etnische groepen. Daarnaast speelt ook de mate van uitwisseling hier een rol. Ook zonder direct contact kan er uitwisseling plaatsvinden op een meer indirecte manier door elkaar te zien en naast elkaar gebruik te maken van een openbare ruimte.

Ondanks dat er in beide parken dominante type bezoekers aanwezig zijn is er sprake van diversiteit. Daarnaast vindt er uitwisseling plaats doordat bezoekers naast elkaar gebruik maken van de openbare ruimte. De parken zouden daardoor geïnterpreteerd kunnen worden als publiek domein. Uit de bovenstaande analyse blijkt echter dat hier ook kanttekeningen bij geplaatst kunnen worden.

(37)

37

Hoofdstuk 6

Omgeving

In dit hoofdstuk is de volgende deelvraag behandeld: Hoe staan omgevingskenmerken in verband met het functioneren van de dakparken? Kenmerken in de omgeving hebben invloed op de levendigheid op straat en het succes van openbare ruimte. Een prachtig opgezet park is niet vanzelfsprekend succesvol als de omliggende omgeving niet goed functioneert. De relatie tussen openbare ruimte en de omgeving is daardoor belangrijk. In de twee parken op hoogte in Rotterdam is de dynamiek met de omgeving ook terug te zien. In dit hoofdstuk zal deze dynamiek onderzocht worden aan de hand van de vier criteria, opgesteld door Jane Jacobs, voor goed functionerende publieke plekken.

6.1. Het Dakpark 6.1.1. Dichtheid

Zoals in hoofdstuk 4 al aangegeven is Bospolder een dichtbevolkte buurt. De buurt is 34 hectare groot en er wonen 7.122 inwoners (BRP 2019). Per vierkante kilometers zou dit uitkomen op 20.947 inwoners per km2. Wanneer dit vergeleken wordt met het gemiddelde van Rotterdam ligt het aantal inwoners in Bospolder een stuk hoger. Gemiddeld wonen er in Rotterdam 2.936 inwoners per km2 (CBS 2018). De oorzaak voor dit verschil komt doordat Bospolder voornamelijk uit woningen bestaat. Wat betreft draagkracht voor de omliggende openbare ruimte en voorzieningen lijkt er dus voldoende dichtheid aanwezig te zijn.

6.1.2. Functiemenging

Rondom het Dakpark zijn verschillende functies aanwezig. De meest nabij gelegen voorzieningen zijn de winkel boulevard Bigshops en het Parkrestaurant. Gedurende de observaties en de interviews was het merkbaar dat deze voorzieningen bijdragen aan meer bezoekers in het park. In hoofdstuk 5 kwam naar voren dat een groot deel van de bezoekers (43%) het park als onderdeel van een wandelroute gebruikt. De toegangspunten die worden gebruikt in deze route leiden naar de buurt Bospolder en naar de winkels toe. Het is waarschijnlijk dat veel van deze bezoekers van of naar de winkels gaan. Dit wordt vaker bevestigd door mensen die met volle boodschappen tassen vanaf het toegangspunt bij de winkels richting de buurt wandelen . In de interviews komt ook het belang van de winkels terug. Een jong gezin dat in een ander deel van Rotterdam woont geeft aan dat ze speciaal hier naartoe

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

− Hier en daar zijn letters afgesneden en/of de letters in de vensters zijn niet goed te zien.. per juist antwoord

As the split b 0 happens to cross the same paired counts as the line a 2 , we may again consider the total frequency in the region between a 0 and b 0 as a rough estimate of the

Geen oog hebben en niet investeren in de openbare ruimte van het winkelcentrum draagt bij aan een neerwaartse spiraal met alle gevolgen van dien.. Dit is een belangrijke taak

Waar liggen mogelijkheden voor de Raad om te sturen. Raad: kaderstelling door vaststelling (wat moet er gebeuren (hoofdlijn) en hoeveel geld is er beschikbaar College: de

 Voorjaar 2016 update geven over BOR aan de raad (ambitieniveau) en jaarlijks verantwoording afleggen middels externe BOR schouw. Gebruik wat meer (ca. 30%), zodat een straat

Finally, our research provides two contributions to the study of social exchange theory: First, our research provides first empirical sup- port for the role of forgiveness

In this study, we analyzed the association of genome-wide blood DNA methylation with the occurrence of seizures in ~ 800 children from the Avon Longitudinal Study of Parents

&amp; All HCPs prescribing medicines to neonates, children, or adolescents have access to reliable and up-to-date infor- mation (where possible) on the medicine they prescribe.