• No results found

Stadsstraat Nieuwezijds; op naar de toekomst!

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Stadsstraat Nieuwezijds; op naar de toekomst!"

Copied!
173
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)
(2)
(3)

Stadsstraat Nieuwezijds; op naar de toekomst!

Guido Kuijvenhoven

Student nr. 500751763

Afstudeerscriptie Master Urban Management Hogeschool van Amsterdam

12 januari 2018

In opdracht van de gemeente Amsterdam, stadsdeel Centrum Foto’s: Guido Kuijvenhoven

(4)
(5)

Inhoud

Voorwoord ... 1

1. Inleiding – stad in verandering, Nieuwezijds in verandering ... 3

1.1. Nieuwezijds; een bijzondere casus ... 5

1.2. Leeswijzer ... 7

2. Theoretische verkenning ... 9

2.1. Stadsstraat centraal ... 10

2.2. De historie van de triomf ... 11

2.3. Het zit ‘m in de mix ... 12

2.4. Een veranderlijke mix ... 15

2.5. Naar een integraal toekomstperspectief ... 16

2.6. Integrale blik op de stadsstraat ... 20

2.7. Onderzoeksvragen ... 22

3. Methoden van onderzoek – de Nieuwezijds onder de loep ... 25

3.1. Opportunistisch onderzoek ... 27 3.2. Methoden ... 28 Deel 1: Toen ... 28 3.2.1. Deel 2: Nu ... 28 3.2.2. Deel 3: Straks ... 30 3.2.3. Deel 4: Veranderperspectief ... 30 3.2.4. Reflectiesessies ... 30 3.2.5. 4. Analyse – bevindingen uit stadsstraat Nieuwezijds ... 31

4.1. Toen... 34 4.1.1. Toen in beeld ... 36 4.2. Nu ... 42 4.2.1. Fysiek ... 46 4.2.2. Functies ... 47 4.2.3. Interactie ... 64 4.2.4. Verkeer ... 65 4.2.5. Management ... 66 4.2.6. Nu in beeld ... 67 4.3. Straks ... 92 4.3.1. Fysiek ... 92

(6)

4.3.2. Functies ... 93 4.3.3. Interactie ... 102 4.3.4. Verkeer ... 103 4.3.5. Management ... 105 4.3.6. Straks in beeld ... 108 4.4. Veranderperspectief ... 114 4.4.1. Fysiek ... 119 4.4.2. Functies ... 121 4.4.3. Interactie ... 122 4.4.4. Verkeer ... 126 4.4.5. Management ... 127 4.4.6. Veranderperspectief in beeld ... 127

5. Conclusies – een onvolledig perspectief ... 139

6. Aanbevelingen – naar een integrale sturing ... 143

7. Discussie en reflectie ... 147

Bronnen ... 149

Bijlage 1 – betrokken personen ... 155

Bijlage 2 – Ken je Nieuwezijds(?)! ... 157

Bijlage 3 – kaarten ... 161

Samenvatting ... 163

(7)

1

Voorwoord

(8)

2 ‘De samenleving ligt op straat’ was het motto van de vorig jaar overleden stadssocioloog Léon Deben en de titel van een bundel ter gelegenheid van zijn afscheid van de Universiteit van Amsterdam. Tien jaar nadat ik onder zijn begeleiding mijn scriptie over de transformatie van twee buurten – de Amsterdamse Zeedijk en omgeving en El Raval in Barcelona – afrondde, begon ik in 2016, inmiddels in vaste dienst bij de gemeente Amsterdam (Léon vroeg daar altijd naar), aan een tweede

masteropleiding: Urban Management. In deze praktijkgerichte opleiding kon ik mijn blik als stadssocioloog combineren met de opgedane praktijkkennis en -ervaringen en deze verrijken met bestuurskunde en managementvaardigheden om zo een betere ‘reflexive practitioner’ te worden. De voorliggende scriptie is het resultaat van deze tweejarige zoektocht.

In tien jaar is er veel veranderd, niet alleen in mijn leven – getrouwd, twee woningen verder, die vaste aanstelling, om maar wat te noemen -, maar ook in Amsterdam: de stad is drukker geworden, de stad is veiliger geworden, de stad is internationaler geworden. Toch vergeten we wel eens dat nog meer het zelfde is gebleven: de stad is divers, aantrekkelijk, vol historie en gebouwd op een

menselijke maat. Mijn liefde voor Amsterdam en mijn blik op de stad, altijd bezien vanuit de context, de historie, de ontwikkelingen, zijn ook onveranderd.

Op zoek naar een casus voor deze scriptie lag de Nieuwezijds voor de hand. De afgelopen jaren heb ik mij vanuit stadsdeel Centrum nadrukkelijk beziggehouden met het opbouwen van een focus op dit gebied, het opbouwen van een netwerk en daarmee het opbouwen van betrokkenheid bij dit gebied. In 2016 zijn medestudenten Urban Management Winfried, Matthew, Mohamed, Jennie en ik aan de slag gegaan met een praktijkopdracht van mijn werkgever om de leefbaarheid rondom de

Nieuwezijds te verbeteren met interventies op de korte termijn. En inmiddels neem ik deel aan een projectgroep ter voorbereiding op de geplande herinrichting van de Nieuwezijds. Daar een

praktijkopleiding vraagt om een praktijkvraagstuk, was het dan ook logisch dat ik bij deze ‘vertrouwde liefde’ uitkwam.

Het onderzoek naar de Nieuwezijds bood mij de gelegenheid dieper in de straat te duiken en daarbij ook achter de voordeur van verschillende bedrijven te kijken. Ik had een motief om uren te kijken naar wat er gebeurt op straat en om in gesprek te gaan, niet alleen over de straat, maar ook over de ondernemingen zelf, wat zij doen en wie zij zijn. Het resultaat van de extra inspanningen die ik in het kader van de master Urban Management op de Nieuwezijds heb kunnen leveren is naast het

voorliggende onderzoek, dat een betere kennisbasis levert om over de toekomst van het gebied te denken, ook een hechtere kennismaking tussen de straat en mij als persoon, maar ook als

vertegenwoordiger van het instituut ‘gemeente’, en tussen straatbetrokkenen onderling. Een ondernemer zei onlangs: “ik vind het echt heel goed wat jullie hier in gang hebben gezet. Ik groet nu veel vaker bekenden op straat”.

Mijn dank gaat uit naar alle geïnterviewden, de collega’s binnen de gemeente Amsterdam die voortdurend hebben meegedacht en meegeholpen, mijn scriptiebegeleider Núria voor de inspirerende kijk, de medestudenten en docenten van Urban Management voor de kritische

feedback en natuurlijk en in het bijzonder Ana, voor alle morele, emotionele en praktische steun om deze scriptie tot een goed einde te brengen.

Guido Kuijvenhoven

(9)

3

1. Inleiding – stad in verandering, Nieuwezijds in verandering

(10)

4

“Als je kijkt naar de Nieuwezijds, daar wordt een kwaliteitsslag nu gemaakt. Als je kijkt naar Bob's Youthhostel, staat die er over twee jaar nog, of wordt Bob uitgekocht en wordt er voor veel geld een b&b-achtig ding in gestopt? Dat is diversiteit. Hier binnen is een vrij hoogwaardige uitstraling en drie deuren verderop zitten of prostituees of te blowen of de bierfiets, het zit allemaal om je heen. Ik vind het altijd wel spannend, als Amsterdammer.” (Sipke, The Office Operators)

Amsterdam is in trek als woonstad, als werkstad en als vrijetijdsstad en voor het eerst sinds de Tweede Wereldoorlog zijn het dezelfde typen plekken waar de voorkeur naar uit gaat: de

multifunctionele compacte binnenstedelijke gebieden1. Gevolg van de groeiende trek naar de stad is dat panden worden opgeknapt, leegstaande ruimtes worden opgevuld en het drukker wordt op straat. Huren van woningen, bedrijfspanden en kantoren stijgen, buurtgerichte functies verdwijnen ten koste van zaken gericht op de (internationale) bezoeker. Dit kan gevolgen hebben voor de diversiteit en de eigenheid. Amsterdam zet in op een diverse, gemengde binnenstad en wil daar ook op sturen.2

Een bijzondere plek binnen het stedelijk weefsel speelt het netwerk van hoofdstraten, met een rijke mix aan publieksfuncties. Deze ruimere, drukkere straten zijn stedelijke openbare ontmoetings- en uitwisselingsruimtes bij uitstek. Ze hebben meestal een belangrijke verkeersfunctie, altijd een belangrijke winkel- of horecafunctie. Deze openbare ruimten met een duidelijk stedelijk karakter – intensief, gemengd, gevarieerd, verbindend – worden stadsstraten genoemd. 3

Het noordelijk deel van de Nieuwezijds Voorburgwal, tussen Martelaarsgracht en Raadhuisstraat (verder ‘Nieuwezijds’ genoemd), is zo’n stadsstraat. Door de centrale ligging in het oudste deel van de stad, maakt de straat al geruime tijd deel uit van het binnenstedelijk, gemengd milieu. De straat heeft zich door deze ligging – tussen de ‘duurste winkelstraat van Nederland’4 en de als

werelderfgoed benoemde grachtengordel en tegelijkertijd goed bereikbaar, een van de hoofdaderen door de binnenstad – kunnen ontwikkelen tot een gemengde straat, waar nieuwe kantoorformules zich vestigen, waar wordt gewoond en waar hotels worden afgewisseld met specialistische winkels enerzijds en souvenirwinkels anderzijds. De straat is wat gebouwen en functies betreft gemengder dan veel andere stadsstraten.

De Nieuwezijds verkeert op een belangrijk kruispunt. Op dit moment wordt gewerkt aan

uitgangspunten voor de herinrichting van de straat, die vanaf 2020 moet plaatsvinden en richting geeft aan het toekomstperspectief van de straat. In het voorjaar van 2018 wordt eenrichtingsverkeer ingevoerd, waardoor op korte termijn een ‘tussentijd’ ontstaat die ruimte biedt om op weg naar de herinrichting toekomstrichtingen te testen. Ook op functioneel gebied is de Nieuwezijds interessant. Net als andere delen van de binnenstad, is de straat onderdeel van een stedelijke discussie over de diversiteit van het winkel- en voorzieningenaanbod5. De straat kent een grote concentratie aan winkels en horeca gericht op bezoekers. Het stadsbestuur probeert een verdere ‘verschraling’ van het aanbod te voorkomen, zonder daar een concreet wensbeeld tegenover te stellen. Tegelijkertijd worden grotere panden op de Nieuwezijds stuk voor stuk opgeknapt en klaargemaakt voor de

1 Gemeente Amsterdam, 2017F: 117 2

Gemeente Amsterdam, 2011, 2015A

3

Gemeente Amsterdam, 2017H

4https://www.amsterdam.nl/actueel/nieuws/kalverstraat/ 5

(11)

5 toekomst. Kortom, kans en noodzaak komen in deze casus samen: de kans om onderzoek te doen naar een lopend proces en de noodzaak om op korte termijn met perspectieven te komen die bruikbaar zijn om de straat klaar te maken voor de toekomst.

En niet alleen voor de praktijk is deze casus interessant. In de sociaalwetenschappelijke literatuur wordt volop geschreven over de groeiende aantrekkingskracht van de stad, het belang van diversiteit aan functies en mensen in de stad en de rol van de publieke ruimte daarin. Leidend in dat discours is de notie dat die diversiteit en openbaarheid onder druk staan, mede als gevolg van diezelfde grote aantrekkingskracht van de stad. Zelden wordt echter aan deze wetenschappelijke beschouwingen een handelingsperspectief gekoppeld.

Ik heb op de Nieuwezijds een dubbelrol als onderzoeker en deelnemer aan de processen die de toekomst van deze straat bepalen (zie verder paragraaf 3.1). Door die unieke positie heb ik toegang tot een grote hoeveelheid data en ‘voorkennis’, wat de rijkheid van dit onderzoek bevordert. Ook maakt deze positie het mogelijk opgedane kennis direct in te zetten om lopende processen te beïnvloeden. Doel van dit onderzoek is dan ook tweeledig: om (1) een bijdrage te leveren aan de wetenschappelijke kennis op het gebied van diversiteit en de rol van openbaarheid van de publieke ruimte daarin aan de hand van een grondige beschrijving van deze gelaagde concepten, toegepast op de specifieke context van de stadsstraat Nieuwezijds en (2) aan de hand van een samenhangend beeld – zowel letterlijk als figuurlijk – van de diversiteit van de Nieuwezijds, de

ontstaansgeschiedenis en de lopende ontwikkelingen, richtinggevende inzichten te verschaffen voor de toekomst van deze straat die praktisch toepasbaar zijn en wellicht bruikbaar zijn voor

vergelijkbare straten. Dit brengt mij tot de volgende onderzoeksvraag:

Op welke wijze kan het diverse en eigenzinnige karakter van stadsstraat Nieuwezijds in ontwikkeling worden gewaarborgd?

Deze vraag verbindt de historische ontwikkeling (hoe is de huidige diversiteit ontstaan?), de huidige staat van de straat (wat zijn de sterktes en zwaktes?), trends en ontwikkelingen (wat zijn de kansen

en bedreigingen?) en sturingsmogelijkheden (hoe kunnen we de trends beïnvloeden?). Daarbij ligt het

accent vooral op de bedrijvigheid in de straat. Door hun dagelijkse langdurige activiteit in de straat drukken winkels, restaurants en cafés, hotels en kantoren, een groot stempel op de uitstraling van de straat.

“De kwaliteit van de gebruikswaarde van de openbare ruimte, zoals straten, trottoirs, pleinen, kades en parken, wordt vooral bepaald door de winkels, cafés, restaurants, bedrijven en andere

voorzieningen die aan de openbare ruimte zijn gesitueerd, en in tweede instantie door de fysieke gesteldheid van de openbare ruimte zélf.”6

1.1. Nieuwezijds; een bijzondere casus

De Nieuwezijds – de bebouwde omgeving tussen de Martelaarsgracht en de Raadhuisstraat (zie Figuur 1) – ligt in het oudste deel van de stad, vlak achter de Dam en ingeklemd tussen de entree tot de stad en het kernwinkelgebied aan de ene kant en de grachtengordel aan de andere kant. Velen kennen de Nieuwezijds vooral door deze dienende, verbindende rol: het auto- en tramverkeer domineren, taxi’s, pakketvervoerders en vrachtwagens rijden af en aan. Maar er is veel meer. Door

6

(12)

6 de ligging en de diversiteit in typen en in kwaliteit van gebouwen, heeft de gedempte gracht zich in de afgelopen anderhalve eeuw ontwikkeld van een woongracht tot een stadsstraat waar niet alleen wordt vervoerd, maar ook wordt gewoond, gewerkt, gewinkeld, gegeten en gedronken, geslapen en ontmoet. De historie heeft de Nieuwezijds gemaakt tot wat de straat nu is en wat deze kan worden.

Figuur 1, ligging Nieuwezijds

Vandaag de dag vinden we op de Nieuwezijds naast veel winkels voor de (internationale) passant, met blikjes frisdrank, snoepgoed, souvenirs en rookwaren ook specialistische winkels die ieder hun specifieke doelgroep hebben als de ‘skater’ en de ‘quilter’. We vinden er grote kantoorpanden, die in delen verhuurd worden aan voornamelijk zakelijke dienstverleners, webbedrijven en

maatschappelijke organisaties. Hotels vinden we er, van moderne luxe tot goedkope hostels met stapelbedden voor de ‘blowtoerist’. En natuurlijk ontbreken de koffietentjes, uiteenlopende cafés en restaurants niet. Ook wordt nog altijd gewoond op de Nieuwezijds, in de grachtenhuizen, maar ook in een nieuwbouwblok uit de jaren negentig.

Sinds enkele jaren wordt gewerkt aan een toekomstperspectief op de Nieuwe Zijde – grofweg het gebied tussen de ‘wallen’ en de grachtengordel. Hierover zijn vele gesprekken gevoerd, op individueel niveau, in groepsverband (de hoteliers bijvoorbeeld), maar ook tijdens brede

buurtbijeenkomsten. Dat proces heeft geleid tot een visie op het gebied en een concreet voornemen vanuit de gemeente om te investeren in een herinrichting van de Nieuwezijds Voorburgwal. In lijn met het gebiedsgericht werken dat de gemeente voorstaat, is het mijn rol om de behoeften van dit gebied zo goed mogelijk in kaart te brengen en over het voerlicht te brengen. Dit onderzoek belicht die gelaagde werkelijkheid van de Nieuwezijds.

(13)

7

1.2. Leeswijzer

In het volgende hoofdstuk wordt stilgestaan bij een aantal begrippen en ontwikkelingen die in dit onderzoek een cruciale rol spelen. Zo wordt uitvoerig stil gestaan bij de groei en de groeiende

aantrekkingskracht van de stad, het begrip ‘diversiteit’, trends op het gebied van diversiteit in de stad en veranderingsperspectieven, alles in het perspectief van de stadsstraat. Het hoofdstuk wordt afgesloten met de onderzoeksvragen.

Vervolgens wordt in Hoofdstuk 3 stilgestaan bij de methoden van onderzoek – hoe is de casus onderzocht? Hoe verhoudt mijn rol als onderzoeker zich tot die als deelnemer aan processen die de casus beïnvloeden?

In Hoofdstuk 4 worden de bevindingen op gedetailleerde wijze uiteengezet. Aan de hand van vele voorbeelden, verhalen, uitspraken en beelden wordt het verhaal van de Nieuwezijds tot leven gebracht. Er wordt een samengesteld en samenhangend beeld gegeven, een collage, die inzicht verschaft in de mechanismen achter het alledaagse beeld van de straat, de sluier wordt opgelicht. Dat leidt tot een aantal noties, conclusies over de straat en een antwoord op de onderzoeksvragen in Hoofdstuk 5 en algemene aanbevelingen voor de ontwikkeling van stadsstraten en de Nieuwezijds in het bijzonder Hoofdstuk 6.

Hoofdstuk 7, tot slot, bevat reflecties op een aantal centrale thema’s uit dit onderzoek en aanbevelingen voor vervolgonderzoek.

(14)
(15)

9

2. Theoretische verkenning

(16)

10 In dit onderzoek wordt op de schaal van de Nieuwezijds een stadsstraat in ontwikkeling bestudeerd. Om de ontwikkelingen op lokaal niveau te duiden, is het volgens Massey van belang de globale constructie van het lokale te onderkennen7. Het is dus van belang de straat niet enkel te zien in een bepaalde omgeving op een bepaald moment, maar te onderkennen dat wat op dit moment gebeurt een samensmelting is van vele geschiedenissen en vele plaatsen. Daarom wordt in dit hoofdstuk uitgezoomd naar globale, of in ieder geval westerse, trends, beschreven in wetenschappelijke literatuur, die raken aan de centrale thema’s van dit onderzoek: de stadsstraat, de groei en bloei van de stad, het belang van diversiteit en openbaarheid, het onder druk staan ervan en

sturingsmogelijkheden op dit vlak.

2.1. Stadsstraat centraal

De term ‘stadsstraat’ behoeft nadere toelichting. Een stadsstraat kan worden gedefinieerd als “straat met een belangrijke verblijfs- en economisch-maatschappelijke functie op verschillende

schaalniveaus met daarnaast een belangrijke verkeersfunctie”8.

De verkeersfunctie in de stadsstraat dient niet alleen om verschillende gebieden in de stad aan elkaar te verbinden, maar is ook essentieel voor de functie van de stadsstraat als plek, omdat die functie toegankelijkheid vergt voor laden en lossen, voor openbaar vervoer, voor voetgangers om te wandelen. De twee hoofdfuncties van de stadsstraat kunnen preciezer worden onderscheiden in zeven functies, waarbij de eerste drie de functie als route behelzen en de overige vier de functie als

plek 9:

1. Ze vormen een belangrijk onderdeel in het stedelijk verkeersnetwerk;

2. Het zijn transportknooppunten, waar tussen verschillende vervoersmiddelen kan worden gewisseld: bus, tram, auto, fiets, lopen etc.;

3. Ze functioneren als een geleider voor het verkeer, om zo rust te geven aan omliggende (veelal woon)straten;

4. Ze kennen een rijke mix aan functies: vooral winkels, horeca en dienstverlening in de plint, met vaak kantoren en woningen erboven;

5. Ze bieden faciliteiten en diensten op straat, als kiosken, tramhaltes, geldautomaten, bankjes, verlichting etc.;

6. Het zijn publieke ruimtes voor sociale ontmoeting en uitwisseling;

7. Ze vormen de centra voor lokale identiteit, met herkenningspunten, bepaald door belangrijke functies of bijzondere gebouwen of bouwsels.

Steeds meer wordt duidelijk dat stadsstraten een belangrijke rol hebben in de economie als aanjager van ondernemerschap, werkgelegenheid, vaardigheden, lokale economieën, vernieuwing en als plek voor het aangaan van bedrijfsnetwerken. Kleine winkels doen bovendien dienst als

emancipatiemachine, zowel voor de ondernemers als voor werknemers die zonder hoge kwalificaties aan het werk kunnen komen. Daar is een bepaalde intensiteit voor nodig die een gezonde stadsstraat kenmerkt.

Stadsstraten zijn traditionele structuren, vaak historisch ontstaan, maar ook veranderlijk en bedreigd. Ze zijn sterk verbonden, zowel fysiek als door verschillende vervoersmiddelen. Ze zijn adaptief, maar 7 Massey, 1995 8 Gemeente Amsterdam, 2017H: 5 9 Carmona, 2015

(17)

11 ook gevoelig voor verandering. Ze zijn zeer divers in de mix aan gebruik die ze bieden. Ze zijn een belangrijk sociaal milieu voor het openbare en gemeenschapsleven. En als ze gezond zijn, bieden ze een intensiteit aan lokale activiteiten en ondernemingen, waarin ze verschillen van andere stedelijke structuren. Diversiteit is misschien wel de definiërende eigenschap van gezonde stadsstraten, in gebruik, gebruikers en fysiek karakter en staat dan ook centraal in het dynamische model dat de kenmerken van de stadsstraat weergeeft.

Model 1, stadsstraat: traditioneel en veranderend, diversiteit centraal10

2.2. De historie van de triomf

De staat van de stad kan vanuit verschillende gezichtspunten worden belicht: waar bij de ene

stroming de ‘triomf’ van de (groeiende) stad centraal staat, wijzen anderen juist op de keerzijden van de groei. In beide gevallen is diversiteit een kernbegrip.

Dit is het tijdperk van de stad. Edward Glaeser beschrijft de groei en bloei van de stad, die hij de ‘triomf van de stad’ noemt, als het gevolg van het samenzijn van mensen: “(...) our culture, our prosperity, and our freedom are all ultimately gifts of people living, working, and thinking together - the ultimate triumph of the city”11. Volgens Glaeser moet de focus bij de ontwikkeling van steden gelegd worden op mensen en op de basiselementen voor het menselijk leven: veiligheid, goede scholen en bereikbaarheid. En stadscentra moeten zo zijn ingericht dat ze menselijke interactie stimuleren.

Niet alleen de stad, maar ook de stadsstraat is terug, “als plek om aan te wonen, te werken en te ontspannen. Als plek waar stedelingen elkaar ontmoeten, hun boodschappen doen, hun

voorzieningen aantreffen en waar economische productie plaatsvindt. Als plek waaraan buurten hun identiteit en aantrekkelijkheid ontlenen”12.

Als gesteld zijn stadsstraten traditionele structuren, vaak historisch ontstaan. Die historie is in de straten te lezen. In hun boek De straat op schetsen Lodewijk Brunt en Kees Tamboer de betekenis van openbare ruimte: “De openbare ruimte is een spiegel waarin je alles ziet. Hoe buurten verloederen en weer opleven, hoe architecten en stedenbouwers verdeeldheid zaaien, waar bestuurders het laten afweten, waar de overheid de ene groep burgers voortrekt boven de andere. Je komt restanten tegen van oude politieke ideologieën en je ziet de opkomst van nieuwe dogma's. De straat is ook een archief, de geschiedenis laat overal haar sporen na”13.

10 Naar Carmona, 2015 11 Glaeser, 2011: 270 12 Gemeente Amsterdam, 2017H: 4 13

(18)

12 Hoe zit het met die geschiedenis? Wat verklaart de hernieuwde populariteit van de stad? De

belangrijkste activiteiten voor de economische ontwikkeling van steden zijn in de loop der tijd verschoven14. In de premoderne stad waren religie, bestuur en handel belangrijke stedelijke activiteiten, die plaatshadden op plekken die goed gelegen waren ten opzichte van

transportknooppunten met groot belang voor het water. In de moderne stad, vervolgens, werden industrie en diensten belangrijke economische motoren, waarbij het vooral draaide om

agglomeratievoordelen. In de postmoderne stad spelen cultuur en toerisme een belangrijke rol en gaat het om de aantrekkingskracht van de stad voor bezoekers, bedrijven en investeerders. Met de opkomst van het toerisme op grote schaal eind twintigste eeuw, is toerisme een economische factor van belang geworden. Steden zijn zich in de strijd om de consument gaan opstellen als ondernemers. Musea, evenementen, architectuur, festivals, etc. spelen daarbij een cruciale rol. Ook ontlenen mensen hun identiteiten steeds meer aan leefstijlen en consumptiepatronen, in plaats van aan het werk dat ze doen. Zo gaan mensen sociale bindingen aan op basis van smaak of voorkeuren op het gebied van kleding, muziek, kunst, sport en dergelijke15. Steden zijn bij uitstek de plekken waar deze activiteiten samenkomen, waar het leven wordt gevierd en een grote diversiteit aan banen is te vinden in multifunctionele interactiemilieus.

2.3. Het zit ‘m in de mix

Louis Wirth benoemde in zijn beroemde definitie van het stadsleven heterogeniteit als

sleutelelement in de ontwikkeling van een stedelijke levenswijze. “For sociological purposes a city may be defined as a relatively large, dense, and permanent settlement of socially heterogeneous individuals”16.

De aantrekkelijkheid van de binnenstad van Amsterdam kent zijn basis in de mix, aldus Soja. Hij beschrijft het centrum van Amsterdam in 2000 als een flexibel en gespecialiseerd dienstendistrict, georganiseerd rondom de internationale financiële en bankensector, de universiteit en diverse aspecten van de cultuur- en vermaakindustrie (mode, tv en film, reclame, uitgeverijen, softdrugs en seks, toerisme). Belangrijk daarin is de gelijktijdige bescherming en modernisering van een uniek stedelijk erfgoed (waaronder de grachtengordel) en bebouwing van een menselijke schaal. Dat Amsterdam (in 2000) geen pretpark voor toeristen is, is volgens Soja een prestatie die voortkomt uit de kracht van en traditie van een participerende democratie en generaties van activisme. Dit heeft geleid tot een bijzonder diverse dienstensector en een ‘lieve stad’, waarin basisbehoeften voor marktwensen gaan, op een schaal die moeilijk te vinden is elders in de wereld. Kortom, een levendige, authentieke, diverse binnenstad.17

De Amsterdamse traditie om in te zetten op sociaaleconomische diversiteit in de binnenstad in de vorm van functiemenging, leunt sterk op het invloedrijke boek The Death and Life of Great American

Cities van Jane Jacobs. Het werk biedt aanknopingspunten om het begrip diversiteit beter te duiden.

Jacobs stelt dat er vier basisvoorwaarden zijn voor diversiteit op straatniveau: 1. Een diversiteit aan primaire functies;

2. Korte bouwblokken met duidelijke onderbrekingen;

14

Lagendijk & Spierings, 2015

15

zie ook Florida, 2002; Burgers, 2006

16 Wirth, 1938: 8 17

(19)

13 3. Diversiteit in bebouwing. Gebouwen die verschillen in staat van onderhoud en bouwperiode,

zodat er - door het verschil in kwaliteit tussen de gebouwen en daardoor een verschil in huurniveau - voor verschillende functies een plek is in de straat;

4. Een dichte concentratie van mensen (inclusief bewoners).

Deze diversiteit is volgens Jacobs essentieel voor een veilig en fijn stedelijk leven, dat ons in staat stelt om te gaan met vreemden en het optimale economische potentieel geeft. En omgekeerd: saaie, homogene plekken, bieden geen oplossingen voor stedelijke uitdagingen en deze plekken overleven niet, door een gebrekkig aanpassingsvermogen.18

Socioloog Saskia Sassen beschrijft het belang van stedelijkheid. “A large, mixed city is a frontier zone where actors from different worlds can have an encounter for which there are no established rules of engagement, and where the powerless and the powerful can actually meet”19. Sassen wijst erop hoe het stedelijk landschap geprivatiseerd en 'ontstedelijkt' raakt. Groepen mensen en diversiteit verdwijnen door een verschuiving in het vastgoed van kleinschalig privaat eigendom naar grote ontwikkelaars en beleggers. Wat achterblijft, is een homogene groep internationale succesvollen. Daar komt bij dat de groeiende aandacht en zorg voor de indeling en het onderhoud van en het toezicht op het gebruik van de openbare ruimte de vrije toegang van de openbare ruimte onder druk zetten20. Een groei aan regels, keuzes bij de inrichting van openbare ruimte, een zerotolerance beleid en gedragsstrategieën beperken onze ontmoetingen en ervaringen met het vreemde en de vreemde. Lyn Lofland beschouwt deze verminderde openbaarheid van de openbare ruimte als een essentieel verlies voor de stedeling. Hoewel de openbare ruimte niet te gevaarlijk mag zijn - dan trekken mensen zich terug - mag de openbare ruimte best een lichte angst of ongemak opwekken, aldus Lofland. Als de openbare ruimte ook echt openbaar is, toegankelijk voor zeer uiteenlopende doelgroepen, biedt dat ons de mogelijkheid elkaar te herkennen. Zo weten wij van elkaars

aanwezigheid en ontstaat een zekere vertrouwdheid. Zo leren wij wat tolerantie is. “Any city that is capable of teaching urbanity and tolerance must have a hard edge”21.

Maar hoe kan de diversiteit van de stad in beeld worden gebracht? Het beeld van een stad wordt gevormd door personen die zich aan de stad relateren. Barthes beschrijft de stad als een tekst, een inscriptie van mensen in de ruimte. Er is een voortdurend conflict tussen de betekenis van de stad en de fysieke ‘realiteit’, zoals weergegeven op een landkaart. Een stad en de bebouwing stralen niet één vaststaand beeld uit, het is een constant veranderend proces. Ook is het onmogelijk om de stad in zijn geheel te vatten. Het beeld van de stad wordt geconstrueerd uit de beelden van delen ervan, op basis van persoonlijke ervaringen. Doordat die ervaringen tegengestelde beelden kunnen geven kan het beeld tegenstrijdigheden bevatten. Daarnaast worden beelden toegevoegd, terwijl andere beelden verwaarloosd worden. Het beeld van een stad is dus voortdurend in verandering.22 Om dit beeld van de stad hanteerbaar te maken, kan het worden opgedeeld in meer mentale,

symbolische, beelden en meer letterlijke, fysieke, beelden. Voor de waarneming van het fysieke

beeld, de bebouwde omgeving, biedt het gedachtegoed van Kevin Lynch een ordening. Vijf zaken 18 Jacobs, 1961 19 The Guardian, 2015 20 Deben en Rings, 1999 21 Lofland, 1993: 153 22 Barthes, 1976

(20)

14 maken volgens hem het beeld van de stad: (1) de wegen of routes, (2) de afbakeningen of randen, (3) gebieden of buurtjes, (4) de knooppunten of ontmoetingsplekken en (5) de ‘landmarks’ of

herkenbare gebouwen. De onderling samenhangende elementen vormen een totaalbeeld en de belangrijke plekken of de plekken waar kansen liggen.23

Bij symbolische beelden moet gedacht worden aan belangrijke instituties of faciliteiten – zoals een voetbalclub, een universiteit, of het aanbod van bijzondere winkels, restaurants of galeries, ofwel de functies24. Een speciale rol is daarbij weggelegd voor lokale winkels. Volgens Zukin, Kasinitz en Chen houden lokale winkels sociale interactie in stand. De uitwisseling van roddels en nieuws, de

uitwisseling van een groet in het voorbijgaan: zij zorgen voor verbinding in de buurt. Ook hebben lokale winkeliers doorgaans zorg voor hun omgeving, ze vegen hun stoepje. En lokale winkelstraten vormen het zichtbare gezicht van de buurt. Bewoners spelen vaak een minder grote rol in het definiëren van de plek dan zij die er elke dag komen werken en kopen. Esthetische smaken die in de winkels bediend worden, maken het gemakkelijk leesbaar wie er in een buurt 'thuis hoort'; ze creëren een gevoel van moreel eigendom bij hun klanten voor de straat.25

Ook hotels nemen weer een prominentere rol in bij het kleuren van het beeld van een buurt. In de eerste manifestaties van hotelruimtes vormde de lobby een uitbreiding van de stoep, een publieke arena waar een specifiek soort sociaal contact bloeide. Het was een diep stedelijke functie. Deze traditie van het 'grand hotel' is al enige tijd bezig aan een herleving. Waar eerst veranderingen in mobiliteit leidden tot een verplaatsing van hotelconcentraties naar transportknooppunten als snelwegen, vliegvelden en treinstations en later hotels vaak werden vormgegeven als gesloten enclaves, toen binnensteden onaantrekkelijk en relatief gevaarlijk waren, zijn hotels weer steeds vaker plekken van kosmopoliete stedelijkheid in de herontdekte stadscentra.26

De bezoekers van die hotels, naast dus steeds vaker ook lokaal publiek toch vooral de (buitenlandse) toerist, komt in steeds grotere getalen naar de stad. Amsterdam heeft niet altijd heel bewust ingezet op de groei van toerisme. De stad zette aanvankelijk meer in op financiële en commerciële

bedrijvigheid en cultuur. Ook is gewerkt aan het vieze en onveilige imago dat de stad in de jaren zeventig en tachtig kenmerkte. Later groeide in het kielzog van andere bedrijvigheid het toerisme mee, waarna Amsterdam de stad ook actief is gaan promoten. De kern van de aantrekkingskracht van Amsterdam voor toeristen is de diversiteit. “It’s all in the mix”, schreven Terhorst, Van de Ven en Deben. Volgens hun beschrijving werden toeristen vooral getrokken door het glorieuze verleden van de Gouden Eeuw, de tolerantie en de liberale reputatie, de rosse buurt, de homoscene en de coffeeshops.27

In de afgelopen jaren is het toerisme in Amsterdam sterk gegroeid en de prognoses wijzen op het doorzetten van die groei. In hun onderzoek onder bewoners van de Grachtengordel schetsen Pinkster en Boterman een beeld van de internationale toeristische industrie die stadscentra herdefinieert tot objecten van culturele consumptie. Bezoekers die op zoek zijn naar authentiek stedelijk leven zetten processen in gang van vermarkting, die plekken veranderen in ruimtes voor ontspanning of consumptie. De continue drukte, overlast en de geleidelijke transformatie van de

23 Lynch, 1960 24

Hope & Klemm, 2001

25

Zukin, Kasinitz en Chen, 2016

26 McNeill, 2008 27

(21)

15 buurt die hiermee samenhangen, leiden ertoe dat bewoners zich terugtrekken of de stad

ontvluchten, waardoor buurtbewoners zich minder thuis voelen. Zo dragen bewoners door hun ontwijkingsstrategieën onbedoeld bij aan het proces van verandering dat zij zelf zo negatief ervaren.28

2.4. Een veranderlijke mix

Zoals hierboven beschreven, zitten er keerzijden aan het succes van de stad. De mix van de stad dreigt te worden ondermijnd juist door de eigen aantrekkelijkheid. Terhorst, Van de Ven en Deben waarschuwden in 2003(!) al: toeristen worden meer en meer geassocieerd met drukte, commerciële verdrukking en overlast29. Mogelijk is sprake van wat Bock ‘tourism gentrification’30 noemt, het ‘gedwongen’ verhuizen van de oorspronkelijke bewoners door een afname aan voorzieningen voor lokale behoeften, veranderende sociale samenstelling en stijgende prijzen in het vastgoed, inclusief de huurprijzen van woningen.

Als toerisme in erfgoedsteden niet op een duurzame manier wordt georganiseerd kan dat allerlei negatieve gevolgen hebben. Voor de stad, voor de bewoners, maar ook voor het toerisme zelf kan dat negatief uitpakken. Als een bestemming voorbij het ‘draagvermogen’31 gaat – er komen meer toeristen dan de stad fysiek aankan -, komt deze in een vicieuze cirkel terecht die uiteindelijk leidt tot een afname in aantrekkingskracht.32

Naast de mogelijkheid tot overbevolking, kan sterk groeiend toerisme er ook toe leiden dat het commercieel functieaanbod zich steeds meer (uitsluitend) op deze bezoekers gaat richten, met ‘vervlakking’ – een afname in eigenheid en kwaliteit – tot gevolg. Uit onderzoek naar de

Amsterdamse restaurantsector blijkt dat restaurants in passantenstraten zich sterk richten op de toeristische markt. Zij zitten vaker in het lage middensegment van de markt en nemen minder deel aan lokale netwerken. Ook monitoren zij ontwikkelingen bij andere restaurants minder dan

restaurants die zich vooral op lokaal publiek richten. Dit duidt er volgens de onderzoekers op dat zij minder geïnteresseerd zijn in vernieuwing en kwaliteit en zich meer richten op het aantrekken van de grote stroom passerend publiek.33

Waar de kwaliteit en de diversiteit van de functies in panden van invloed zijn op de kwaliteit van de straat, is ook het omgekeerde het geval. Zo kan een aanpassing in de verkeersstructuur gevolgen hebben voor het economisch functioneren van een straat. Een economische analyse naar verschillen tussen buurten in Washington DC laat zien dat buurten die beter beloopbaar zijn het economisch beter doen34. De kwaliteit van de stad of een gebied wordt in sterke mate bepaald door de kwaliteit van de collectieve elementen. De waarde van een pand wordt vaak in belangrijke mate bepaald door kwaliteiten voorbij de eigen voordeur. Zo vergroot een goede openbare ruimte de marktwaarde van aangrenzende functies35. Investeringen in de openbare ruimte, maken het gebied ook interessanter voor investeringen in panden – de waarde van het gebied neemt immers toe. Dit kan volgens Zukin

28 Pinkster en Boterman, 2017 29

Terhorst, Van de Ven & Deben, 2003

30

Bock, 2015

31 Vgl. Van der Borg, 2015 32

Russo, 2002

33

Terhorst & Erkuş-Öztürk, 2014

34 Leinberger & Alfonzo, 2012 35

(22)

16 leiden tot homogenisering, omdat investeerders elkaar vaak volgen in bewezen strategieën, de meest voor de hand liggende weg. Een 'nieuwe smaak' verdrukt dan de oude, vaak minder economisch krachtige functies. Ontwikkelaarsbelangen, consumentenverlangen en politieke groeiretoriek vinden elkaar in een marketing van steden of buurten, in een ontwikkeling gericht op het 'beter' maken of verandering, wat ten koste gaat van de authenticiteit. Resultaat van deze strategieën is veel van hetzelfde, aldus Zukin.36

De wijk Kadıköy in Istanbul is een voorbeeld van een dergelijke ontwikkeling. Het creëren van voetgangersgebieden heeft daar bijgedragen aan de verbetering van de wijk op verschillende vlakken. Zo is de veiligheid toegenomen en is de wijk visueel aantrekkelijker geworden. Deze positieve effecten leidden tot een toename in het aantal voetgangers en een toename van het verkoopvolume bij winkeliers. Een gevolg was echter ook dat vele kleinere, oude ondernemingen werden vervangen door binnenlandse en buitenlandse winkelketens of horecagelegenheden, onder invloed van verhoogde huren.37

Winsemius stelt dat succes ertoe leidt dat sterke functies de zwakkere functies verdringen. Dit is een teken van dynamiek, maar kan ook de dynamiek smoren, doordat het de diversiteit aantast38. Jane Jacobs verwoordde het als volgt: “Diversity is crowded out by the duplication of success. Unless they are handsomely financed to start with, or instantly successful (which seldom is the case), new ideas tumble into second-best locations; thereby second-best becomes first-rate, flourishes for a time, and eventually it too is destroyed by the duplication of its own greatest successes”39.

Leidt het succes van de stad dan ondubbelzinnig tot stedelijke vervlakking? Zukin weerspreekt dat in wat zij ‘de paradox van de stedelijke polarisatie’ noemt: terwijl steden meer op elkaar gaan lijken, blijven ze de extremen aantrekken – de armen, de migranten, de autonomen, de superrijken. Hun mogelijkheden om het stedelijk leven vorm te geven, blijven het belangrijkste product van de stad. Ondanks de vervlakking in delen van de stad, zit er een diepere laag in steden, die blijft zorgen voor diversiteit en vernieuwing, aldus Zukin.40

2.5. Naar een integraal toekomstperspectief

De opgave hoe de Nieuwezijds in ontwikkeling divers en eigenzinnig kan blijven, is een complexe, die op vele manieren kan worden uitgelegd en waarvoor vele oplossingsrichtingen denkbaar zijn, een zogenaamd 'wicked problem'41. Die oplossingsrichtingen zijn sterk afhankelijk van het wereldbeeld van waaruit de oplossingsrichtingen (en daarmee het probleem) worden bezien. Het ligt voor de hand deze problematiek te ontrafelen en in overzichtelijke, afgebakende brokken op te delen. Dat is een natuurlijke neiging van de mens, meent Alexander. Wij blijken moeilijk in staat complexe samenhang tussen bijvoorbeeld sociale, economische en milieuaspecten te overzien en een allesomvattende strategie te ontwikkelen. Toch is dat wat er volgens Alexander van ons gevraagd wordt om tot betere oplossingen te komen.42

36

Zukin, 2010

37

Özdemir & Selçuk, 2017

38 Winsemius, 2001 39

Jacobs, 1961: 247

40

Zukin, 1998

41 Rittel & Webber, 1973; Bekkers, 2012: 123 42

(23)

17 Grofweg kunnen in de literatuur drie manieren worden onderscheiden om in te grijpen met als doel het centrum van Amsterdam, dat te maken heeft met een ongekende aantrekkingskracht op woningzoekenden, bedrijven op zoek naar een vestigingsplaats en bezoekers op zoek naar vertier, aangenaam te houden.

Ten eerste kan de vraag worden beperkt. Russo stelt dat bij steden die fysiek te leiden hebben onder het aantal bezoekers – een stad gaat daadwerkelijk ten onder aan de grote hoeveelheden toeristen – harde maatregelen als strikte regulering en toegangsbeperking de voorkeur hebben. Zo kan het bijvoorbeeld nadelig worden gemaakt om geen hotel te boeken, door privileges te geven aan hotelgasten ten opzichte van dagjesbezoekers. In hotels overnachtend bezoek laat zich gerichter sturen en draagt meer bij aan de lokale economie. Ook kan het moeilijker worden gemaakt om een stad of een gebied te bereiken.43

Ten tweede kan het aanbod worden verruimd. Door nieuwe gebieden buiten het centrum te ontwikkelen met of tot een hoogstedelijke leefomgeving – of ‘urban fabric’44 – wordt het aantrekkelijke deel van de stad vergroot, waardoor er meer aanbod ontstaan voor de groeiende vraag naar dergelijke omgevingen om te wonen, te werken of te verblijven. Inzet op groei, en

concentratie van deze groei rondom de aantrekkelijke stad, biedt Amsterdam de mogelijkheid zich te ontwikkelen tot een metropool, wat volgens Hemel bevorderlijk is voor het economisch potentieel, de vernieuwingskracht, de vrijheid en duurzaamheid.45

Ten derde kan worden ingezet op een ander aanbod, een ander aanzien en functioneren van de stad, het gebied of de straat, waarbij ‘eigenheid’ centraal staat. Het zich kunnen toe-eigenen van publieke ruimte die van iedereen is, maar ook vaak van niemand, of van een kleine groep die anderen

afschrikt, geeft betrokkenen een motivatie om voor die publieke ruimte te zorgen46. Door het toe-eigenen van openbare ruimte gaan bewoners zich meer thuis voelen in de straat, ontstaat een beter sociaal contact met buren en voorbijgangers en neemt bovendien de veiligheid toe, stelt Van der Ham. Ook zou de straat op die manier positiever worden ervaren47. Als het gaat om functies in een straat is het van belang plekken te herbergen die kunnen dienen als ‘third place’48, of ‘derde plek’. Oldenburg beschrijft een balans in drie sferen van ervaringen: de huiselijke sfeer, de werksfeer en de inclusieve, sociale sfeer die de basis en viering is van de gemeenschap: de derde plek. Het is een algemeen begrip voor een grote variëteit aan publieke plekken die ruimte bieden aan regelmatige, vrijwillige, informele bijeenkomsten waar naar uitgekeken wordt, buiten de sferen van thuis en werk. De derde plek is een huiselijke, toegankelijke, inclusieve plek waar mensen van verschillende rangen en standen samenkomen voor een praatje. Het is de plek waar vrienden en buren elkaar zien, zonder dat ze elkaar in de intimiteit van het eigen huis hoeven toe te laten. Door het verdwijnen van

dergelijke plekken verdwijnt de plek om in de buurt sociaal te binden. En lokale plekken sluiten toerisme niet uit. Bepaalde toeristen zijn juist op zoek naar lokale ervaringen49.

43 Russo, 2002 44 Gadet, 2011 45 Hemel, 2016 46

Duyvendak & Uitermark, 2006

47

Van der Ham, 2015

48 Oldenburg, 1989 49

(24)

18 Waar in Amsterdam op het gebied van begrenzing en spreiding de nodige ontwikkelingen zijn50, bleef tot voor kort de focus op eigenheid enigszins achter. Het gaat bij het beschermen van de eigenheid volgens Zukin niet om het beschermen van de ‘look’ en de ‘ervaring’ – iets waar

monumentenbeschermers veel belang aan hechten –, maar om het beschermen van de

gemeenschap, het karakter van een buurt, sociaal cultureel en economisch. Volgens Zukin is een retoriek nodig die het sociale doel van ‘geworteldheid’, verbindt met economische doelen: stabiele huren, moeten gekoppeld worden aan de culturele kracht van authenticiteit51. Ook Fainstein geeft in haar pleidooi voor de rechtvaardige stad aan dat de crux zit in het uitgaan van de bestaande

gemeenschap, betrokkenheid, openheid. Fainstein stelt dat het bij de realisatie van een

rechtvaardige stad vooral gaat om een eerlijke verdeling van geld, het creëren van een levendige en diverse publieke sfeer, open en transparante besluitvorming en een nadruk op rechtvaardigheid van besluiten in plaats van op competitie en groei. Dat vraagt om toegankelijke politiek en besluiten op laag politiek niveau, dicht bij de samenleving.52

Die overheidssturing en -besluitvorming heeft zich in de loop der tijd ontwikkeld van een ‘Public Administration’ (met de nadruk op beleidsontwikkeling), via ‘New Public Management’ (met een nadruk op effectieve en efficiënte uitvoering op basis van politieke prioriteiten) en ‘Whole of Government’ (een meer integrale benadering, die ontstond als een reactie op een verkokerde organisatie waarin verschillende afdelingen vooral bezig waren met het behalen van het 'eigen resultaat'), naar meer ‘Netwerksturing’. Het managen van interactie tussen partijen staat bij netwerksturing centraal. Er is inmiddels ook veel aandacht voor een nieuwe ontwikkeling: ‘Eigen Kracht’ (de overheid is betrokken op uitnodiging). Er ontstaan steeds meer losse verbanden rondom vraagstukken. De overheidsinzet is meer en meer gericht op het faciliteren en genereren van inzet van anderen.53

De publicatie Rethinking Maakbaarheid van Nanke Verloo bouwt voort op de netwerksturing en biedt handvatten voor een handelingsperspectief. Rethink Maakbaarheid gaat uit van twee zaken: (1) het hanteerbaar maken van conflicten en (2) het organiseren van een 'commitment to act' – het ombuigen van spanningen en weerstand in een volwaardige deelname aan het proces om tot

oplossingen te komen. We gaan daarmee van 'maken voor' naar 'maken met'. 'Maken met' heeft drie kenmerken54:

1. Open staan voor vormen van participatie die eerder niet als participatie werden gezien; 2. Adaptief leiderschap; leiderschap waardoor een proces ontstaat waarin verschillende partijen

elkaars belangen en werkelijkheden onderkennen en symmetrisch samenwerken aan een gezamenlijke benadering voor een gezamenlijk probleem;

3. Delen van verhalen; doel van 'maken met' is om verhalen met elkaar te vervlechten om zo ieders verhaal - jong, oud, allochtoon, autochtoon - tot het verhaal van de wijk te maken.

Deze inzichten komen sterk overeen met het pleidooi van Verheul en Daamen voor

netwerkmanagers met een verbindend vermogen en een omgevings- en tijdsbewustzijn. Zij stellen dat er ruimte voor emergentie – of ‘spontaniteit’ – opgenomen moet worden in een

ontwikkelingsstrategie door de betrokkenheid van de samenleving en een gedeeld streefbeeld te

50 Gemeente Amsterdam, 2015A, 2016A 51

Zukin, 2010; vgl. González Martínez, 2016

52

Fainstein, 2010

53 Steen et al, 2013 54

(25)

19 combineren. Ze noemen dat 'stedelijke ontwikkeling als discursieve praktijk'55. Dat houdt in dat actoren met verschillende achtergronden en met hun eigen verhalen zich aansluiten bij grotere overkoepelende verhalen en zo 'dicourscoalities' vormen. Bij het nastreven van die strategische intenties, doen zich altijd onverwachte wendingen voor. Daar moet dus prominent ruimte voor zijn in het proces. Daarnaast worden beeldbepalende projecten misschien wel meer 'gemaakt' tijdens de realisatie en gedurende de 'narratieve nastrijd' – de vorming van een plek in het gebruik na realisatie van een project -, dan in het voorafgaande ontwerp.

Moore benadrukt het belang van samenhang tussen missie, besluitvorming en uitvoering56. Volgens Moore moeten we naast de waarden die we willen creëren ook steeds in de gaten houden voor wie we het doen (welke steun er is voor de waarden en de invulling daarvan), en hoe we de zaken organisatorisch aanpakken (capaciteit, geld, regelgeving etc.). Dat vraagt naast samenhang ook samenwerking tussen de verschillende betrokken partijen. Door goede samenwerking kan wat Head en Alford een ‘samenwerkingsvoordeel’57 noemen ontstaan: door een beter onderling begrip komen tot betere oplossingen die gemakkelijker te implementeren zijn. Dat vraagt naast eerder genoemde zaken zoals ruimte voor spontaniteit, een integrale blik, adaptief leiderschap – om te kunnen sturen zonder macht – en een gedeeld verhaal, ook zaken in de randvoorwaardelijke sfeer, als breed in te zetten budgetten, en bepaalde competenties van medewerkers, om samen te kunnen werken in een onzekere situatie.

Grote veranderingen hoeven niet altijd gepaard te gaan met grootschalige ingrepen. Volgens Gladwell is gedrag besmettelijk. Kleine veranderingen kunnen leiden tot grote effecten. En die veranderingen kunnen in hoog tempo plaatsvinden. Het draait volgens Gladwell om dramatische omslagpunten. Het is zoeken naar dat kritieke punt, het kantelpunt, waarbij een kleine aanpassing leidt tot radicale, epidemische verandering.58

Een strategie die het grotere verhaal, de kleine stappen en lokaliteit op integrale wijze verbindt is ‘placemaking’59. Placemaking gaat uit van het gezamenlijk herontdekken van publieke ruimtes als hart van een gemeenschap. Door de verbindingen tussen mensen en de plekken die ze delen te versterken, staat placemaking voor een samenwerkingsproces dat moet leiden tot de maximale gedeelde waarde van een plek. Met placemaking wordt een creatief gebruik gestimuleerd, door veel aandacht voor fysieke, culturele en sociale identiteiten die een plek definiëren. Placemaking kent elf principes60:

1. De gemeenschap is de expert – lokale kennis is leidend;

2. Creëer een plek, niet een ontwerp – het gaat om een samenspel tussen fysieke omgeving, beheer, activiteiten, etc.;

3. Zoek partners, als lokale instituties, scholen, musea etc.;

4. Ze zeggen altijd “het kan niet” – start met kleine verbeteringen om het belang te bewijzen;

55

Verheul en Daamen, 2014

56 Moore, 1995; Moore & Khagram, 2004 57

Head en Alford, 2015

58

Gladwell, 2000

59 Madden & Kent, 2009 60

(26)

20 5. Heb een visie – een lokale visie over de gewenste activiteiten, het comfort van de plek, het

beeld, een plek waar je wil zijn, die trots oproept bij de mensen die in de omgeving wonen en werken;

6. Je kunt veel zien door te observeren – kijk hoe een plek feitelijk functioneert;

7. Vorm ondersteunt functie – ontwerp is ondersteunend aan het gewenste gebruik, niet andersom;

8. Triangulatie – een externe stimulans kan mensen bij elkaar brengen alsof ze elkaar kennen. Keuze en plaatsing van diverse elementen ten opzichte van elkaar is daarom cruciaal; 9. Experimenteer: lichter, sneller, goedkoper – maak experimenteren onderdeel van de

planvorming;

10. Geld is niet het probleem – door samenwerking en gedeelde inspanningen kunnen kosten worden gereduceerd en door brede baten, zullen de kosten ook minder als probleem worden gezien;

11. Het is nooit ‘af’ – een plek en de behoeften zijn altijd veranderlijk; een flexibel management kan daar op inspelen.

Deze strategie is sterk beïnvloed door het gedachtegoed van de eerder aangehaalde Jane Jacobs61 en Kevin Lynch62, maar ook door William Whyte63, Alan Jacobs64 en Jan Gehl65, en past bij de conclusies en aanbevelingen in het proefschrift van Van der Wilk over de (on)toegankelijkheid van de openbare ruimte in een gentrificerende buurt in Amsterdam. Zij stelt dat de openbare ruimte een complex samenspel is van verschillende actoren, waarop de overheid slechts beperkt invloed kan uitoefenen – we moeten het dus samen doen. Verandering kan teweeg worden gebracht door in te grijpen op de programmering, ruimtelijke aanpassingen of toezicht. Zij waarschuwt dat wij ons moeten realiseren dat het inzetten op een toe-eigening van de openbare ruimte door bepaalde groepen altijd gepaard gaat met uitsluiting van anderen en dat in het samenspel met belanghebbenden uit de buurt vooral mensen met sterke ideeën of een sterk belang betrokken zijn. Daarbij moeten wij als stadmakers ons bewust zijn van onze eigen motieven, verwachtingen en idealen. De uitdaging is altijd oog te hebben voor afwijkende visies of meningen en de diversiteit in gebruik, die realiteit is, ook zichtbaar te maken. Alleen zo kan openbare ruimte echt openbaar zijn, aldus Van der Wilk.66

2.6. Integrale blik op de stadsstraat

Wat betekent het voorgaande nu voor het toekomstperspectief van de stadsstraat? In een onderzoek naar de Amsterdamse stadsstraten wordt gesteld dat bij het voorbereiden van verbeteringen in stadsstraten het belang van de voetganger en fiets minder beschermd is dan het openbaar vervoer. Dat wordt geweten aan het feit dat het openbaar vervoer de meeste belangenbehartigers heeft, mede doordat er veel (subsidie)geld in omgaat. Dit kan volgens de onderzoekers bij stadsstraten leiden tot een niet integrale en daarmee voor de stad nadelige afweging. Om herinrichtingskeuzes in stadsstraten evenwichtiger te laten plaatsvinden, stellen zij dat vooral zwakkere functies als de voetganger en de fiets meer aandacht moeten krijgen in afwegingen, door meer kennis (waar loopt de voetganger, wat is het knelpunt en om hoeveel gaat het), betere belangenbehartiging en meer 61 Jacobs, 1961 62 Lynch, 1960 63 Whyte, 1980 64 Jacobs, 1995 65 Gehl, 2010 66

(27)

21 budgetten voor investeringen in voetgangers- en verblijfsruimte. Van belang daarbij is het opstellen van een duidelijke Nota van Uitgangspunten waarin het (iteratief) ontwerpproces (stap voor stap) wordt beschreven. Binnen de Nota van Uitgangspunten moet, naast het verkeerskundig profiel, ook gekeken worden naar het gewenste ruimtelijk beeld en de gewenste activiteiten en functies (het verhaal), aldus de onderzoekers. Daarbij geldt dat iedere stadsstraat anders van karakter is en een strategie tot verbetering dus altijd uit moet gaan van wat werkt op een specifieke plek, met als doel de stadsstraten op een stedelijk niveau als verbindende elementen te versterken.67

Dit onderzoek zoomt in op die specifieke situatie van stadsstraat Nieuwezijds. Om een integrale analyse te kunnen maken van de stadsstraat, als basis voor het toekomstperspectief, kan deze volgens Carmona worden geconceptualiseerd als tegelijkertijd68:

1. Fysiek – het fysieke weefsel dat de verzamelplek vormt voor activiteit, vaak historisch gegroeid en gevoelig voor verandering;

2. Interactie – plekken van sociale, culturele, politieke en economische uitwisseling; 3. Verkeer – kanalen van verbinding en verbondenheid door de stad;

4. Functies – divers gebruik en investeringen in veelzijdig en gefragmenteerd eigendom. Volgens Carmona is het de uitdaging op een integrale wijze het karakter van de stadsstraat te vormen tot een plek en die te versterken door positief en proactief management van en tussen de infrastructuur, de interactie, het verkeer en de functies. Schematisch ziet dat er als volgt uit.

Model 2, integrale benadering van de stadsstraat69

67 Gemeente Amsterdam, 2017G 68 Carmona, 2015 69 Naar Carmona, 2015

(28)

22

2.7. Onderzoeksvragen

In dit onderzoek geef ik antwoord op de vraag:

Op welke wijze kan het diverse en eigenzinnige karakter van stadsstraat Nieuwezijds in ontwikkeling worden gewaarborgd?

Daarbij dienen de modellen 1 en 2 als vertrekpunt. De stadsstraat wordt gezien als traditionele en

veranderlijke entiteit, met diversiteit als graadmeter. Bij de analyse en de ontwikkeling van het

veranderperspectief, met als wensbeeld integraal management van de stadsstraat waarbij fysiek, functies, interactie en verkeer verbonden zijn, worden de verschillende aspecten die dit integrale beeld van de stadsstraat vormen, onder de loep genomen.

Als stadsstraten traditionele structuren zijn, historisch zijn ontstaan, is het interessant na te gaan welke rol de geschiedenis heeft gespeeld in het tot stand komen van de huidige stadsstraat Nieuwezijds. Onduidelijk is op welke wijze de geschiedenis de basis heeft gelegd voor de huidige staat van de straat en op welke wijze de mogelijkheden voor de toekomst door de geschiedenis worden gevormd. Kortom:

Deelvraag 1: Hoe is stadsstraat Nieuwezijds tot stand gekomen?

Het belang van diversiteit voor een vitale binnenstad en een vitale stadsstraat lijkt onomstreden. Diversiteit en openbaarheid gaan daarbij gelijk op. De diversiteit wordt aangedragen als basis voor de aantrekkingskracht die Amsterdam, en de Amsterdamse binnenstad in het bijzonder, op velen uitoefent. Tegelijkertijd is die diversiteit kwetsbaar. Maar hoe zit het op de Nieuwezijds? Wie bezit het moreel eigendom van de straat? Staat ook hier de diversiteit onder druk? Een analyse van het hier en nu biedt inzicht in de kansen en bedreigingen voor de Nieuwezijds, die een rol kunnen spelen in de toekomstperspectieven voor de straat. Kortom:

Deelvraag 2: Wat is de staat van de diversiteit en eigenzinnigheid op de Nieuwezijds?

Er zijn diverse processen gaande in binnensteden die zonder bijsturing de zo van belang geachte diversiteit bedreigen. Binnensteden hebben te maken met vervlakking van het functieaanbod onder invloed van toerisme en ook het inzetten op verbetering van de straat kan juist de diversiteit doen afnemen. Of ligt dit anders in Amsterdam, waar door middel van beleid wordt getracht in te grijpen op de dreigende afname van diversiteit? Ofwel:

Deelvraag 3: Wat is het toekomstperspectief voor de diversiteit op de Nieuwezijds?

Het handelingsperspectief als het gaat om sturen op diversiteit, is een ingewikkelde kwestie. Er zijn verschillende schaalniveaus waarop kan worden geïntervenieerd. In het licht van een concreet handelingsperspectief voor de stadsstraat lijkt een focus op eigenheid opportuun. Het is daarbij de kunst een integraal verhaal neer te leggen, waarbij gedeelde waarden worden gekoppeld aan legitimiteit en organisatorische zaken en ruimte is voor verschillende perspectieven. Kortom: Deelvraag 4: Hoe kan het toekomstperspectief concreet worden vormgegeven, gericht op

duurzame verandering?

Door de stadsstraat Nieuwezijds – een stadsstraat in ontwikkeling bij uitstek – als uitgangspunt te nemen, ontstaat inzicht in hoe de hiervoor beschreven processen er in de praktijk aan toe gaan,

(29)

23 terwijl een directe bijdrage kan worden geleverd aan de veranderprocessen. Deze unieke

uitgangspositie maakt dit tot interessante onderzoekscasus. Antwoorden op de vier deelvragen moeten gezamenlijk een antwoord kunnen bieden op de hoofdvraag en een richting geven voor een diverse toekomst op de Nieuwezijds in ontwikkeling.

(30)
(31)

25

3. Methoden van onderzoek – de Nieuwezijds onder de loep

(32)

26 Op zoek naar antwoorden op de in het vorige hoofdstuk aangedragen (deel)vragen, heb ik gekozen voor een casestudie als onderzoeksstrategie. Zoals in de inleiding is aangegeven, is het doel van het onderzoek tweeledig: om (1) een bijdrage te leveren aan de wetenschappelijke kennis op het gebied van diversiteit en de rol van openbaarheid van de publieke ruimte daarin aan de hand van een grondige beschrijving van deze gelaagde concepten, toegepast op de specifieke context van de stadsstraat Nieuwezijds en (2) aan de hand van een samenhangend beeld – zowel letterlijk als figuurlijk – van de diversiteit van de Nieuwezijds, de ontstaansgeschiedenis en de lopende ontwikkelingen, richtinggevende inzichten te verschaffen voor de toekomst van deze straat die praktisch toepasbaar zijn en wellicht bruikbaar zijn voor vergelijkbare straten. Het onderzoek betreft dus een combinatie van meer fundamenteel beschrijvend onderzoek – gericht op kennisvergaring – en toegepast ontwerpend onderzoek – gericht op de oplossing van een praktisch probleem70. De term ‘richtinggevend’ is gehanteerd om te benadrukken dat dit ontwerpend onderzoek niet de intentie heeft een volledig uitgediept voorstel voor de oplossing van het probleem te bieden, maar te komen tot aanbevelingen (richtingen) – of een prescriptie71 – om de situatie te verbeteren.

Bij een casestudy is de casus op zichzelf een onderwerp van belang en wordt een diepgaand beeld gegeven van het specifieke geval. Er zijn drie typen casestudy’s te onderscheiden72:

1. De ‘kritische case’ – de onderzoeker heeft specifieke hypothesen en gebruikt de case om een beter inzicht te krijgen in de omstandigheden waaronder hypothesen wel of niet standhouden; 2. De ‘unieke case’ – een zeer uitzonderlijk geval wordt onder de loep genomen om beter inzicht te

verkrijgen in alledaagse mechanismen;

3. De ‘onthullende case’ – er wordt openheid gegeven over tot dan toe onbekende of ontoegankelijke gevallen.

In dit geval is er vooral sprake van een onthullende case. Hoewel in de literatuur veel aandacht is voor zaken als diversiteit en gentrification, worden dit soort mechanismen zelden onderzocht in de context van de binnenstedelijke stadsstraat. Ook is de koppeling tussen de beschrijving van een casus en het bieden van een concreet handelingsperspectief binnen een onderzoek zeldzaam.

Omdat dit onderzoek zich beperkt tot een specifieke casus, met al zijn bijzondere karakteristieken, pretendeert het onderzoek geen algemene generaliseerbaarheid, het gaat in eerste instantie om wat werkt op deze locatie. De externe validiteit73 – de geldigheid van gevonden resultaten op andere plekken – is wellicht beperkt, door de specifieke context van de Nieuwezijds waarbinnen dit onderzoek plaatsvindt. Door stil te staan bij de werking van analysemodellen en toegepaste theorieën, wordt wel getracht naast aanbevelingen te geven voor de specifieke casus Nieuwezijds, ook inzichten van meer algemene aard te genereren.

Door triangulatie74 van informatiebronnen, onderzoekers en methoden toe te passen (zie verder ook 3.1 en 3.2) – ofwel informatie vanuit verschillende bronnen te betrekken, de bevindingen tussentijds te bespreken met andere specialisten en onderzoeksmethoden te combineren –, is de interne

validiteit – is gemeten wat ik wilde meten – verhoogd. Inherent aan etnografisch onderzoek is een

zekere mate van subjectiviteit. Bij het doen van onderzoek in een bekende omgeving, ligt 70 Van Thiel, 2015: 26 71 Van Thiel, 2015: 27 72 Bryman, 2001: 50-51 73 Van Thiel, 2015: 62 74 Van Thiel, 2015: 65

(33)

27 vooringenomenheid op de loer. Tegelijkertijd biedt ‘opportunistisch onderzoek’, zoals Riemer (1977) het noemt, ook voordelen.

3.1. Opportunistisch onderzoek

Riemer beschrijft hoe sociale wetenschappers vaak beschikbare kennis en unieke expertise

verwaarlozen in hun onderzoek. Sociologen zouden volgens hem eerst naar zichzelf moeten kunnen kijken als sociaal product en doorgaand proces, om de complexiteit van de maatschappij en sociale processen te kunnen begrijpen. Wat daarbij zou kunnen helpen is een opportunistische

onderzoeksstrategie, om zo vertrouwde situaties of gemakkelijk toegankelijke gebeurtenissen in hun

voordeel te gebruiken. Ze kennen hun onderzoeksveld, in plaats van dat ze slechts kennis hebben over het onderzoeksveld. Ze zijn insiders. Riemer onderscheidt drie vormen van opportunistisch onderzoek: (1) het voordeel trekken uit unieke omstandigheden of gebeurtenissen, (2) het voordeel trekken uit vertrouwde sociale situaties en (3) het voordeel trekken uit speciale expertise. Voor dit onderzoek – een praktijkgericht onderzoek in het kader van een praktijkgerichte opleiding – zijn alle drie de vormen van toepassing.75

In de eerste plaats wordt voordeel getrokken uit de unieke omstandigheid dat ten tijde van het onderzoek de eerste voorbereidingen worden getroffen voor het formuleren van een Nota van Uitgangspunten voor de herinrichting van de Nieuwezijds. Dat ik vanuit mijn functie betrokken ben bij het opstellen van deze uitgangspunten, maakte deze casus een vanzelfsprekend

onderzoeksthema. Bovendien kan voor dit onderzoek gebruik worden gemaakt van inzichten die voortkomen uit activiteiten in het kader van de gemeentelijke inspanningen om de diversiteit van het winkel- en voorzieningenaanbod op peil te houden, aangezien ik zitting heb in ambtelijke

werkgroepen over dit thema.

In de tweede plaats bevind ik mij voor dit onderzoek op vertrouwd terrein. Doordat ik werk aan dit gebied, heb ik gemakkelijk toegang tot zowel geschreven bronnen vanuit de gemeente als een netwerk van buurtbewoners, ondernemers en collega’s bij wie ik eerste ideeën over dit onderzoek heb kunnen verkennen, om deze later uit te diepen76. Ook heb ik samen kunnen optrekken met het projectteam dat de herinrichting van de Nieuwezijds voorbereidt en collega’s kunnen inschakelen bij de organisatie van een evenement dat mede voor dit onderzoek was georganiseerd.

In de derde plaats heb ik door mijn functie sinds 2013 expertise opgebouwd over dit gebied. Ik ben betrokken geweest bij het tot stand komen van de visie op het gebied en heb in de loop der jaren diverse projecten in de omgeving van dichtbij meegemaakt. Ook heb ik door de jaren heen talloze gesprekken gevoerd met bewoners, ondernemers, pandeigenaren en andere betrokkenen. In de afgelopen anderhalf jaar heb ik bovendien met een aantal medestudenten van de master Urban Management een praktijkopdracht uitgevoerd naar mogelijkheden om op korte termijn de

leefbaarheid rondom de Nieuwezijds te verbeteren. Deze opdracht heeft mijn kennis over het gebied en mijn netwerk in het gebied verder verbreed. Daarnaast ben ik als Amsterdamse stadssocioloog met meer dan acht jaar ervaring binnen de gemeentelijke organisatie goed op de hoogte van gemeentelijke processen, ruimtelijke ontwikkelingen en ontwikkelingen in het gebied en de stad als geheel.

75 Riemer, 1977 76

(34)

28 Mijn dubbelrol als ambtenaar-onderzoeker ook nadelen. Zo maakt mijn langdurige betrokkenheid bij dit gebied, dat ik onmogelijk volledig objectief kan zijn – in de loop der tijd heb ik bepaalde inzichten en een kijk op het gebied opgebouwd. Daarnaast is het onderzoek moeilijk herhaalbaar. Door mijn unieke positie als insider-onderzoeker, als ambtenaar-socioloog, vloeien onderzoek en werkpraktijk door elkaar. Een ander zal zich niet zo snel in deze positie bevinden. Door (1) zo helder mogelijk te beschrijven waar in dit onderzoek aangehaalde informatie vandaan komt, door (2) mijn eigen ervaringen en de uitkomsten uit de diverse gebruikte bronnen voortdurend aan elkaar te spiegelen en de uitkomsten zowel formeel als informeel te bespreken met collega’s en contacten uit de buurt en door (3) het ‘bewijs’ te verwerken in een combinatie van geschreven verslaglegging en beelden (foto’s, kaarten, modellen), wordt getracht een zo betrouwbaar mogelijk beeld te geven van de ontwikkelingen op de Nieuwezijds en het beeld dat ik wil schetsen zo helder mogelijk over te dragen, zowel voor het wetenschappelijk veld als voor het praktijkveld. Dit hybride karakter van het

onderzoek, heeft mij – ter bevordering van de leesbaarheid – af doen zien van de bij de opleiding Urban Management gebruikelijke wijze van bronvermelding, de zogenaamde APA-stijl77. In plaats daarvan maak ik gebruik van voetnoten.

3.2. Methoden

Het onderzoek is opgedeeld in vier onderdelen. De in het vorige hoofdstuk beschreven modellen van Carmona78 voor stadsstraten, stonden aan de basis voor het ontwerp van dit onderzoek, waarbij diversiteit centraal staat en aan de hand van een integrale analyse van de stadsstraat als historische, veranderlijke entiteit, een integraal handelingsperspectief wordt geboden. Dit uitgangspunt is vertaald in de vier deelvragen, die hebben geleid tot een indeling van dit onderzoek in drie

analyseonderdelen, toen, nu en straks, en het sturingsonderdeel veranderingsperspectief. Hieronder worden per onderdeel de gebruikte methoden en bronnen (globaal) toegelicht en wordt stilgestaan bij twee binnengemeentelijke reflectiesessies om het onderzoek aan te scherpen.

Deel 1: Toen 3.2.1.

De nadruk in dit deel ligt op de ontstaansgeschiedenis van de Nieuwezijds zoals wij die vandaag de dag zien. Bronnen die iets vertellen over deze historie, zoals een beschrijving van deze geschiedenis door gemeentelijke dienst Monumenten en Archeologie, artikelen en foto’s, geven bij elkaar een beeld van de ontstaansgeschiedenis van de diversiteit aan bebouwing en functies die de Nieuwezijds herbergt en een aantal van de overblijfselen van deze geschiedenis op de Nieuwezijds vandaag de dag.

Deel 2: Nu 3.2.2.

De beschrijving van het nu is een samengesteld beeld, een etnografie, op basis van observaties, interviews, onderzoeksrapporten van de gemeente en online bronnen als blogs, foto’s en krantenartikelen.

De online zoektocht begon met de vragen: Wat gebeurt er zoal rondom de Nieuwezijds? Wat voor soort bedrijven en instellingen zitten er? Wie komen daar? Hoe worden die zaken beoordeeld? Door in googlemaps79 de rondom de Nieuwezijds gevestigde bedrijven op te zoeken is een eerste beeld ontstaan van aanwezige winkels, (dienstverlenende)bedrijven, horeca. Van deze bedrijven zijn de 77 http://www.hva.nl/bibliotheek/diensten/bronnen-vermelden/apa-stijl/apa-stijl.html 78 Carmona, 2015 79 https://www.google.nl/maps

(35)

29 websites bezocht en is hun aanwezigheid op andere websites nagegaan. Dit beeld is verder

aangevuld door op fotoplatforms Flickr80 en Instagram81 te zoeken naar de iconen of ‘landmarks’ van de Nieuwezijds, door op sites als Booking.com82 te kijken naar de beoordelingen en prijscategorieën van hotels, door bekende blogs als Your Little Black Book83 en Bart’s Boekje84 te doorzoeken en door de Amsterdamse kaartensite85 te raadplegen voor woningmarktgegevens.

Vervolgens heb ik tussen augustus en oktober 2017 door op verschillende momenten van de dag (en nacht) en op verschillende dagen van de week geruime tijd op de Nieuwezijds door te brengen, wandelend, zittend of hangend, een beeld kunnen schetsen van de fysieke samenstelling, de beleving, het gebruik, de sfeer van de Nieuwezijds. Een voorbeeld is het werk van Wiliam Helmreich die door alle straten van New York te bewandelen een etnografische foto van de stad heeft gemaakt, buurt voor buurt.

“Walking is critical to the task because it gets you out there and lets you get to know the city up close. However, you cannot merely walk through a city to know it. You have to stop long enough to absorb what’s going on around you. And the only way to do that is to immerse yourself in it - spending as much time as possible in the streets; hanging out where others gather; attending meetings, concerts, sporting events, and the like; in short, doing what those who live there do.”86

Ik heb de (beperkte) formele en informele zitgelegenheden op de Nieuwezijds aangedaan, heb gesprekjes aangeknoopt met bekenden en onbekenden uit de buurt87 en heb vooral geluisterd en gekeken. Ook ben ik met collega-socioloog Tjerk Eijsberg, afgestudeerd op de buurtkroeg88, langs diverse cafés getrokken om een sfeerimpressie te maken en te bezien of een van de kroegen als derde plek kan worden bestempeld.

Op basis van de online bevindingen en het beeld uit de observaties is een categorisering gemaakt van verschillende typen bedrijvigheid op en rond de Nieuwezijds, zoals gespecialiseerde winkels,

fietsverhuurders, kantoorbedrijven, horeca, ‘toeristenwinkels’ (zie paragraaf 4.2). Uit elk van deze categorieën heeft met minimaal één persoon89 een vrijwel ongestructureerd interview90

plaatsgevonden over het beeld van de Nieuwezijds, de relatie die het bedrijf heeft met de straat en de omgeving, wensen voor verbetering en het toekomstperspectief van het bedrijf. De te

behandelen thema’s zijn in elk interview aan bod gekomen, maar de specifieke vragen en de volgorde van de vragen waren open. De interviews hadden daardoor vaak meer de vorm van een gesprek met een duur van een half uur tot anderhalf uur, waardoor de interviews meer informatie opleverden dan sec de antwoorden op vooraf bedachte vragen (er is sprake van ‘bijvangst’) en er meer openheid van de respondenten leek te ontstaan, waardoor de verkregen informatie betrouwbaarder wordt ingeschat. Beeldmateriaal ondersteunt de bevindingen.

80 https://www.flickr.com/ 81 https://www.instagram.com/ 82 https://www.booking.com/ 83http://www.yourlittleblackbook.me/ 84 http://www.bartsboekje.com/ 85 https://maps.amsterdam.nl/ 86 Helmreich, 2013: 3 87

Voor een overzicht van tijdens dit onderzoek geraadpleegde personen, zie Bijlage 1

88

Eijsberg, 2010

89 Voor een overzicht van geïnterviewde personen, zie Bijlage 1 90

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

standpoint as point of departure in its investigation into praises documented to honour prominent persons among the Zulu people. Their contributions made in the

Gebleken is dat bij de verdeling van het deelbudget voor ‘Te goeder trouw’ (in de definitieve vaststel- ling 2017) de Aanwijzingen besteedbare middelen beheerskosten Wlz 2017 van

De financiële gevolgen uit de 2e tussenrapportage te verwerken in de programmabegroting 2020 en meerjarig in de programmabegroting 2021;.. De budgettair neutrale

The expected results are to optimize production in geothermal reservoirs by obtaining information about the influence of environment-friendly chelating agents on

In de nieuwe constellatie was kortom de persoonlijke normatieve motivatie dominant en werd deze ondersteund door de economische motivatie (de angst voor meer boetes).. Ook wat

In tabel 13 wordt een overzicht gegeven van de arealen van de hier- genoemde gewassen, voor zover deze in de tuinbouwgidsen worden aange- geven.. Daarbij moet men vooral bedenken,

The likelihood-ratio is the probability of the score given the hypothesis of the prose- cution, H p (the two biometric specimens arose from a same source), divided by the probability

3) Oorzakelijk verband tussen de schending van een resultaats- verbintenis met betrekking tot de medische behandeling en de lichamelijke schade. Bestaan van een oorzakelijk