• No results found

Voor welke bijzondere uitdagingen zien polyamoreuze mensen zich gesteld?

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Voor welke bijzondere uitdagingen zien polyamoreuze mensen zich gesteld?"

Copied!
259
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Voor welke bijzondere uitdagingen zien

polyamoreuze mensen zich gesteld?

Rikst Wassenaar (10461094)

Masterthesis Sociologie Universiteit van Amsterdam rikstw@gmail.com

Begeleider: David Bos

Tweede lezer: Alex van Venrooij Woorden: 24.394

(2)

2

Inhoudsopgave

Voorwoord ... 3 Samenvatting ... 4 Inleiding ... 5 Theoretisch kader ... 9 §1 Arrangement ... 9 Relatiestructuren ... 10 Monormativiteit ... 12

Cultuur als repertoire ... 13

Liefdesrepertoires ... 14

De taal van de liefde ... 15

§2 Identiteit ... 18

The modern project of the self ... 18

Self-presentation ... 19

Pure relationships... 20

Identiteit als overeenkomst en verschil ... 21

§3 Emotiemanagement ... 23

Emotiemanagement ... 23

Jaloezie en afgunst ... 25

Schaamte voor jaloezie ... 26

Methode ... 28 Onderzoeksstrategie ... 28 Onderzoeksmethode ... 29 Respondenten en sampling ... 30 Operationalisering ... 32 Resultaten ... 35 Onderzoeksproces ... 35 Arrangement ... 35 Identiteit ... 47 Emotiemanagement ... 56 Conclusie ... 66 Bibliografie ... 73

Appendix 1: Interview guide ... 76

Appendix 2: Demografische gegevens respondenten ... 79

(3)

3

Voorwoord

Wat is er mooier dan de liefde? Wat is er mooier dan de liefde bestuderen? In mijn dagelijks leven deed ik het al, maar nu heb ik binnen mijn master aan de UvA de mogelijkheid

gekregen om mijn sociologische blik te laten werpen op mensen die niet zomaar liefhebben, maar heel veel (mensen) liefhebben. Met het onderwerp polyamorie ben ik aan de slag gegaan en heb ik zestien mensen met een non-monogaam liefdesleven alles over de liefde mogen bevragen. Tijdens deze gesprekken een andere levensstijl en denkwijze ontdekt waarvan nog niet veel terug te vinden is in onze cultuur waarin zij, jij en ik leven. Zet de tv of radio aan en er wordt gezongen over romantische liefdes, waarin één de ware is. Maar wat nu als we erachter kwamen dat Phil Collins terwijl hij “I can’t stop loving you” zong, eigenlijk twee vrouwen aansprak in plaats van één?

Voordat je de bladzijde omslaat en mijn scriptie verslindt als een roman, wil ik allereerst de mensen bedanken die ik heb mogen interviewen. Dat jullie het aandurfden zo openhartig en kwetsbaar te zijn over datgene wat eenieder het diepste in de kern raakt: de mensen waarvan je houdt en je leven deelt. En in het bijzonder wil ik David mijn

scriptiebegeleider bedanken. Je hebt met je enthousiasme, onophoudelijke kennis en expertise mijn proces van het schrijven van een masterscriptie aangenamer laten verlopen. Het was een lang proces, maar ik kijk er tevreden op terug. Niet alleen mijn familie en vrienden zullen trots zijn: ikzelf ben dat misschien nog wel het meest.

(4)

4

Samenvatting

Dit kwalitatieve onderzoek exploreert de ervaringen van jongvolwassenen in polyamoreuze liefdesrelaties en poogt te achterhalen voor welke bijzondere uitdagingen ze zich gesteld zien. Er is gebruik gemaakt van drie hoofdthema’s om op gestructureerde wijze het liefdesleven van mensen met meerdere liefdespartners te duiden. Allereerst is de focus gelegd op arrangement, oftewel hoe polyamoreuze mensen aan de hand van afspraken en gebruiken hun liefdesleven in het dagelijkse leven vormgeven. Ten tweede is dieper

ingegaan op de identiteitsconstructie van polyamoreuze mensen: wat voor identiteit dragen ze uit naar de buitenwereld? Als laatste is de sociale component van emoties aan bod gekomen, waarin de vraag hoe polyamoreuze mensen omgaan met eigen en andermans gevoelens van jaloezie centraal stond. Aan de hand van deze drie hoofdthema’s zijn er zestien semi-gestructureerde interviews afgenomen met tien mannelijke en zes vrouwelijke respondenten, met een overwegend hoger opleidingsniveau en hoofdzakelijk woonachtig in de randstad.

Uit de resultaten komt naar voren dat polyamoreuze mensen aan de hand van handboeken openlijk woorden en verhalen bedacht voor polyamorie om bijbehorende ervaringen te duiden. Polyamoreuze mensen hebben hiermee ook een goed fundament gelegd voor een gedachtegoed, wat voor velen kan dienen als een identiteit. Echter blijken de meeste mensen in de praktijk met een primaire partner een alledaags ‘mononormatief’ leven te delen. Het gedeelde gedachtegoed dat gekenmerkt wordt door vrijheid,

individualiteit en emotionele intimiteit bieden te weinig handvaten voor hoe polyamoreuze mensen in de praktijk een polyamoreus leven behoren te leiden. Dit is iets wat ze vooral zelf nog continue in onderling overleg dienen uit te vinden. Het omgaan met emoties als jaloezie is evenzeer een individuele aangelegenheid, waarbij eenieder de eigen verantwoordelijkheid heeft om hier mee om te gaan. Doorgaans wordt de omgang met jaloezie gekarakteriseerd door de blootlegging ervan, in plaats van onderdrukking. Hierbij is onderlinge communicatie evenzeer een essentiële factor, waarbij door bewustwording en erkenning van jaloezie men deze verwacht wordt deze emotie om te zetten in bijvoorbeeld interesse voor andermans liefdesleven.

(5)

5

Inleiding

In Westerse samenlevingen geldt de liefde tussen twee personen als toonbeeld van een intieme verhouding en als pad tot het ware geluk. Romans, films, muziek en andere uitingen van populaire cultuur tonen hoezeer exclusieve seksuele verhoudingen zijn

geïnstitutionaliseerd. Het heteroseksuele huwelijk is daarvan de bekendste, maar zeker niet de enige vorm: ook seksuele verhoudingen die niet gepaard gaan met trouwen en

samenwonen staan vaak in het teken van exclusiviteit. Daarnaast bestaan er echter alternatieve vormen van liefhebben en samenwonen, die wel in het teken staan van de liefde maar zich niet beperken tot twee personen. In sommige niet-westerse samenlevingen is al eeuwenlang ruimte voor polygamie, al komt dat meestal neer op polygynie: het

verschijnsel dat een man verschillende vrouwen heeft. In Westerse samenlevingen bestaat vanouds een wettelijk verbod op polygamie, maar dat heeft mannen en vrouwen er niet van weerhouden om er verhoudingen met meer dan een partner op na te houden. Eeuwenlang kon dat enkel in het geheim, maar sinds de seksuele revolutie van de jaren zestig gebeurt het ook openlijk, met instemming van alle direct betrokkenen en medeweten van anderen in hun omgeving. Sinds het einde van de jaren negentig gebruikt men daarvoor de term

‘polyamorie’- een term die benadrukt dat er niet alleen sprake is van seksuele, maar van liefdesverhoudingen met meer dan één partner. Is dat wel te rijmen met dominante opvattingen, idealen en waarden met betrekking tot de liefde? Is polyamorie het moderne alternatief?

Wanneer polyamoreuze mensen niet het welbekende pad van ‘huisje-boompje-beestje’ bewandelen, hoe vormen ze dan hun sociale en liefdesleven? Deze vraag staat als een van de eerste centraal in dit sociologische onderzoek. Monogame (al dan niet gehuwde) koppels delen behalve het bed ook vaak een woning, een huishouden, een bankrekening, en de zorg voor huisdieren en kinderen; ze eten vaak samen, gaan geregeld samen op bezoek bij vrienden en familie, en samen uit of op reis. Daarmee geven ze op geïnstitutionaliseerde wijze vorm aan hun alledaagse leven. Soms komt dit tot uitdrukking in expliciete afspraken of zelfs wettelijke verplichtingen maar veel vaker is er sprake van impliciete regels. Dit maakt liefdesrelaties tussen twee personen ‘makkelijker’ dan die van mensen die een polyamoreus leven leiden. Het is bijvoorbeeld duidelijk met wie je op vakantie gaat, wanneer je ‘slechts’ één partner hebt. Maar wanneer je er meerdere partners op nahoudt, met wie deel je dan

(6)

6 het bed en andere alledaagse praktijken, zoals een uitje naar een zomers oord? Allerlei alledaagse keuzes zijn dan niet meer zo vanzelfsprekend. De vraag is wat voor regels, afspraken en wederzijdse verwachtingen er van kracht zijn binnen polyamoreuze relaties. We leven in een samenleving waarin heteroseksualiteit en wederzijdse exclusiviteit de norm zijn. Hoe weten mensen die een niet-exclusieve liefdesrelatie met elkaar hebben, wat ze aan elkaar hebben? De eerste deelvraag luidt als volgt: op welke manier geven polyamoreuze mensen hun liefdesleven vorm?

In de Westerse cultuur wordt seksualiteit als vindplaats voor identiteit gezien. De Freudiaanse psychoanalyse is daarvan het bekendste voorbeeld, maar het idee dat onze seksuele verlangens zeggen wie we zijn stamt volgens de Franse historicus-filosoof Michel Foucault al uit de late Oudheid en vroege Middeleeuwen (Bos, 1985). Heteroseksuele monogamie gold eeuwenlang als de enige legitieme vorm voor seksuele beleving, en tot op de dag van vandaag is het de dominante norm. Maar ‘afwijkende’ vormen van verlangen, vrijen en verhoudingen wekten ook de belangstelling: vanaf de late negentiende eeuw kregen ze langzamerhand ook enige maatschappelijke erkenning. Zo ontstonden er nieuwe sociale identiteiten, waarvan ‘homoseksualiteit’ het bekendste voorbeeld is. Daarnaast worden er hedendaags nog tientallen andere seksualiteiten onderscheidden, waarvan de meest bekende samengevoegd en ondergedompeld zijn in de zogenaamde LHBT

gemeenschap1. Identiteitskwesties doen zich ook voor wanneer er sprake is van het

verlangen om meerdere partners te hebben: allen hebben ze hun verlangen en gedrag uit te leggen aan de buitenwereld. Als je polyamoreus bent in deze tijd, dien je jezelf en anderen een alternatieve identiteit te vertellen van wie je bent en bovenal waarom. Hoe presenteren polyamoreuze mensen hun identiteit naar de buitenwereld? Deze vraag staat centraal in het tweede gedeelte van dit onderzoek naar polyamorie.

Het belangrijkste verschil tussen monogamie en polyamorie is het idee dat de liefde geen exclusiviteit voor één persoon kent. In de monogame liefdesvorm ligt het idee ingesloten dat de liefde slechts voor één partner bedoeld is en onderling gedeeld mag worden. Daarmee wordt geïmpliceerd dat de liefde van je partner alleen van jou is als ware het een bezit. Hiermee zijn we tot het domein van gevoelens toegetreden. Een van de meest voor de hand liggende emoties binnen de liefde heeft hier namelijk alles mee te maken:

(7)

7 jaloezie. Men kan een gevoel van jaloezie ervaren wanneer de relatie in gevaar is door

enerzijds de twijfel over de commitment van de partner en anderzijds het bestaan van een ‘rivaal’. De vraag is niet alleen of mensen die in een polyamoureuze setting leven weleens jaloers zijn, maar ook of zij dat weleens bij partners bespeuren en vooral hoe ze omgaan met zulke gevoelens bij zichzelf en anderen. De sociologisch interessante vraag is hoe

polyamoreuze mensen omgaan met gevoelens van jaloezie: hun emotiemanagement. De vraag die als derde component in dit onderzoek aan de orde komt is als volgt: hoe gaan polyamoreuze mensen om met eigen en andermans gevoelens van jaloezie?

Als je niet (heteroseksueel) monogaam bent, moet je met meer mensen in de liefde rekening houden. Polyamoreuze mensen staan open voor intieme relaties met meer dan één persoon, wat kan leiden tot driehoeksverhoudingen. De dynamiek van sociale interacties tussen drie mensen verschilt fundamenteel van die tussen twee mensen. Zoals gezegd is het afstemmen van dagelijkse praktijken complexer in een polyamoureuze setting: het staat veel minder vast met wie je eet, slaapt of op vakantie gaat. Maar behalve het onderling

afstemmen van alledaagse praktijken maakt zo’n setting ook het gevoelsleven complexer. Allereerst zul je simpelweg met meerdere gevoelens rekening moeten houden, maar ook maken nieuwe sociale dynamieken polyamorie tot een uitdaging. Zo kunnen mensen in een polyamoreuze relatievorm ervaren dat ze het vijfde wiel aan de wagen zijn, of dat de anderen hen buitensluiten. Binnen driehoeksverhoudingen (of meer) is er eerder kans op een imbalans, waarbij de verhouding zich ongelijk splitst in één tegen twee personen. Polyamoreuze mensen komen dus voor bijzondere uitdagingen te staan als gevolg van het feit dat er complexere settingen ontstaan waarin meerdere mensen betrokken zijn. Deze complexiteit werkt zich uit in het dagelijkse leven, alsmede op gevoelsniveau. Het doel voor dit onderzoek is dan ook te achterhalen voor wat voor uitdagingen polyamoreuze mensen zichzelf gesteld zien.

Academisch onderzoek naar polyamorie heeft zijn oorsprong voornamelijk geworteld vanaf de twintigste eeuw. Mononormativiteit, een term die door Pieper en Bauer (2005) is bedacht om te refereren naar heersende ideeën over de normaliteit van monogamie kan als het begin worden aangeduid van de wetenschappelijke interesse in non-monogamie, zoals polyamorie. De uiteenlopende kritieken op de normativiteit van monogamie gaan vaak samen met discussies over heteroseksualiteit en de normativiteit hiervan. Binnen het sociologische onderzoeksveld wordt polyamorie vaak in verband gebracht met

(8)

8 gendervraagstukken, omdat kritieken op mononormativiteit vaak een politieke en

feministische lading hadden. De opkomst van het feminisme, de toenemende sociaal-economische zelfstandigheid van vrouwen en de toenemende aanvaardbaarheid van homoseksualiteit wordt in de literatuur veelal gecorreleerd aan beweegredenen voor het hebben van multipele liefdesverhoudingen (Deri 2011, Barker & Langdridge 2010, Kleese 2007).

Socioloog Deri (2011) heeft bijvoorbeeld onderzoek gedaan naar polyamorie in de LGBT-gemeenschap in Canada en daarbij gebruik gemaakt van queer theory om het belang van gendergelijkheid en seksuele oriëntatie te benadrukken. Veel minder is bekend over de polyamoreuze opvatting van liefde: wat beweegt mannen en vrouwen ertoe om af te

stappen van de monogame norm en op zoek te gaan naar meerdere intieme verbintenissen, los van cultureel-heersende vooronderstellingen over ‘de ene ware’? Polyamoreuze mensen kijken breder dan hun seksuele identiteit alleen en trachten een liefdesverhaal te

ontwikkelen die past bij hun behoeften en idealen. Er is nog beperkte aandacht geschonken aan onderzoek naar de diversiteit van betekenissen, praktijken en identiteiten onder

polyamoreuze mensen (Barker & Langdridge 2010). In deze masterscriptie tracht ik in te springen op dit gat.

(9)

9

Theoretisch kader

In het theoretisch kader van dit onderzoek wordt dieper ingegaan op de literatuur en concepten die van belang zijn. Ten eerste zal aandacht besteed worden aan het thema arrangement, waarbij de manier waarop polyamoreuze mensen in hun dagelijkse leven vorm geven aan de liefde wordt onderzocht. Vervolgens zal ik me focussen op het

identiteitsaspect onder polyamoreuze mensen, waarin ik de manier waarop mensen door zelfreflectie een zelf-identiteit opbouwen aan de orde stel. De laatste paragraaf gaat uitgebreid over de management van emoties, waarin uitgeweid zal worden over de emotie jaloezie.

§1 Arrangement

Wanneer je Westerse mensen vandaag de dag vraagt stelt hoe ze hun liefdesleven voor zich zien, zullen de meesten antwoorden: met een partner. Monogamie en daarmee exclusiviteit van elkaar en elkaars liefde is in Westerse samenlevingen de norm. Daarmee worden

levenskeuzes op andere gebieden ook vanzelfsprekend, zoals met wie je woont en kinderen krijgt. De monogame relatievorm geeft mensen op geïnstitutionaliseerde manier een richting aan hoe alledaags te leven; en vooral dat dit met één iemand is. Een geheel aan afspraken en gebruiken liggen ten grondslag aan een monogaam liefdesleven, waarmee expliciete – maar vaker nog impliciete – gedragsregels gepaard gaan. Denk aan de

vanzelfsprekende, maar in vele gevallen onuitgesproken afspraak om met alleen je primaire partner het bed te delen.

De inhoud van zo een ‘arrangement’ ligt voor mensen met meerdere seksueel-intieme partners niet zo vast. De vanzelfsprekendheid met wie je wat deelt is minder wanneer je meerdere liefdespartners hebt. Met wie je op het ene moment uit eten gaat en op het andere moment een kinderwens deelt, hoeft niet evident dezelfde partner te zijn. De alom gebruikte term ‘koppel’ in de Westerse maatschappij voor de aanduiding van een liefdesrelatie duidt al op de vanzelfsprekendheid ervan (Ritchie & Barker 2006). Polyamorie kent daarentegen ten opzichte van monogamie oneindige relatievormen en -leefstijlen: in die zin kent het niet een vaststaand arrangement bestaande uit afspraken en gebruiken voor koppels. Op welke manier geven polyamoreuze mensen dan wel hun liefdesleven vorm?

(10)

10

Relatiestructuren

We weten uit de klassieke sociologie dat sociale dynamieken complexer zijn bij groepen van meer dan twee personen. De Duitse socioloog Georg Simmel (1976) heeft veel nagedacht over sociale interacties in groepen van drie personen (triade), ten opzichte van groepen van twee (diade). In tegenstelling tot andere klassieke denkers zoals Weber en Marx, hield Simmel zich voornamelijk bezig met kleinschalige sociale fenomenen en de

hiërarchiestructuren die hierin voorkomen. Simmel’s ideeën over triades zijn interessant om dieper op in te gaan, aangezien polyamoreuze liefdesrelaties in deze vorm voorkomen. Volgens Simmel bestaat er ook al een triade wanneer niet alle drie de partijen onderling sociale interacties hebben, als ze maar een element in overeenkomst hebben. Bij polyamorie is dat de liefde voor een persoon. Dus driehoeksverhoudingen kunnen gezien worden als een triade, waarbij alle personen onderling een liefdesrelatie met elkaar hebben. Maar ook een polyamoreuze relatie waarbij een persoon twee afzonderlijke partners heeft, maar deze partners onderling geen liefdesrelatie hebben. Dat wat deze situatie volgens Simmel tot een triade zou maken, is de gemeenschappelijke connectie die de partners hebben tot deze persoon x: ze hebben er beide een liefdesrelatie mee.

Volgens Simmel heeft een ‘derde erbij komende element’ vaak de functie van een bemiddelaar, ofwel van het ‘sluiten van de kring’ (p. 99). Hiermee bedoelt hij dat een derde persoon de beide anderen aan elkaar bindt en hiermee de band tussen hen sterker kan maken. Volgens Simmel (1976, p. 98) worden dus nieuwe sociale rollen mogelijk bij de toevoeging van een derde partij aan een groep. Binnen een monogame liefdesrelatie (dus een koppel of diade) zou een kind nog weleens als tussenpersoon kunnen fungeren, maar bij polyamoreuze relaties is deze bemiddelingsdynamiek waarschijnlijker. Er wordt in zijn totaliteit een groepseenheid tussen de drie partijen geschept.

Een andere uitwerking van het bemiddelen kan zijn dat de derde partij als onpartijdige optreedt, vaak bij een botsing tussen de twee andere personen in kwestie. Binnen een driekoppige liefdesconstellatie kan de derde partner bij een geschil tussen de andere twee partners optreden als een soort scheidsrechter, die de twee weer tot elkaar brengt door objectief elkaars motieven door te sluizen. Volgens Simmel (1976, p. 100) wordt de vicieuze cirkel van het oproepen van wederzijdse irritaties (‘driften’) hiermee

doorbroken: immers waartegen de partners zich dienen te verantwoorden, is een objectieve partij die inhoud (zoals wensen) aan vorm (zoals driftige gevoelens) vooropstelt.

(11)

11 De vraag is of de objectiviteit van een persoon binnen polyamoreuze liefdesrelaties houdbaar is. Wanneer beide partners de derde ‘aan het hart liggen’ en ‘met elk van beide even innig verbonden is’ kan volgens Simmel (1976, p. 103) de bemiddelaar met moeite objectief blijven. Waar het voor de conflicterende personen een fijne bijkomstigheid is dat er bijvoorbeeld iemand extern bijstaat om de orde te houden, kan de bemiddelingsrol voor de derde persoon in kwestie zwaar vallen. Als ze bijvoorbeeld beide met de bemiddelaar een avondje naar de bioscoop willen, is het moeilijk voor de liefdespartner om afstand hierin te houden. Volgens Simmel komt dat door de nauwe band met beide liefdespartners.

Een derde partij kan volgens Simmel (1976) zichzelf ook eigenhandig tot bemiddelaar benoemen om hiermee een bestaand (of zelfs actief veroorzaakt) conflict tussen de beide partijen te gebruiken als middel tot een bepaald doel: in het geval van de liefde het

veroveren van iemands hart. Hierbij drijft de bemiddelende persoon een koppel uit elkaar. Of dit koppel nu monogaam of polyamoreus is: dit mechanisme kan toegepast worden op elk duo van twee verbonden mensen. Een manier om afstand te creëren tussen twee partners is het zaaien van jaloezie. Simmel (1976) meent bijvoorbeeld dat jaloezie gezaaid kan worden door een bepaalde waarde aan één iemand meer te geven dan aan de ander; door ongelijkheid te creëren dus. De bemiddelaar zou bijvoorbeeld in het bijzijn van de te veroveren persoon aan zichzelf meer loyaliteit toekennen dan aan diens partner, wat op zijn beurt afgunst kan oproepen.

Als we Simmel (1976) volgen, kunnen triades met een bemiddelaar zowel meer toenadering tot elkaar als meer afstand van elkaar in de hand werken. Dit hangt

voornamelijk af van de mate waarin de bemiddelaar objectief kan blijven tegenover beide partijen, maar ook of (en welk) doel er achter de scheidsrechtersrol zit. Zowel bij polyamorie als bij monogamie is dit sociale proces mogelijk. Echter bij het bepalen van de manier

waarop polyamoreuze mensen hun alledaagse liefdesleven vorm willen geven, is bij polyamoreuze liefdesrelaties het voor de hand liggend dat één van de partners de

bemiddelaarsrol op zich neemt. De processen die hiermee gepaard gaan, kan zowel voor een bevordering als een tegenwerking zorgen in het bepalen van een arrangement. Ondanks dat de sociale dynamiek van een triade complexer is, sluit het niet uit dat consensus moeilijker te bereiken is binnen polyamoreuze dan monogame relaties.

(12)

12

Monormativiteit

We hebben Simmel besproken die in de negentiende eeuw nadacht over sociale dynamieken binnen bijvoorbeeld liefdessituaties met meer dan twee personen, maar hoe denken recente sociologen daar eigenlijk over? Vanaf de jaren tachtig zijn er veel theorieën geschreven over mensen die zich in de liefde niet beperken tot één iemand. Echter daarbij staat

heteronormativiteit op de voorgrond: een begrip oorspronkelijk van sociologen Pieper en Bauer uit 2005 wat staat voor de breed gedragen culturele aannames over de normaliteit van heteroseksualiteit. Afgelopen jaren hebben vele sociale wetenschappers bij het onderzoeken van polyamorie een relatie gelegd met vraagstukken rondom de culturele ontwikkelingen in seksuele voorkeuren zoals homoseksualiteit. Een voorbeeld is de

Canadese socioloog Jillian Deri (2011) die vele academische stukken heeft geschreven over de polyamoreuze relaties van mensen uit de LHBT-gemeenschap. Ze benadrukt het belang van seksuele voorkeur en gender bij het begrijpen van non-monogaam gedrag.

Waar in de hedendaagse academische literatuur over polyamorie in termen van gender en seksuele voorkeur gesproken wordt, is het begrip mononormativiteit ook niet ver weg. We leven in een samenleving waarin monogamie de norm is. Deze mononormativiteit is diep geworteld in Westerse culturele gebruiken en uitingen, waarin de dominante ideeën over de ‘natuurlijkheid’ en ‘normaliteit’ van monogamie tot uitdrukking komen (Barker en Langdridge 2010). Zo is het vanzelfsprekend om met één iemand te gaan samenwonen, trouwen, naar bed te gaan en kinderen te krijgen. In populaire media en literatuur wordt de mogelijkheid van polyamorie slechts zelden geopperd; een monogaam liefdesleven wordt verondersteld het enig juiste te zijn. Denk bijvoorbeeld aan het internationaal bekende relatieboek van de Amerikaanse John Gray Mannen komen van Mars, Vrouwen van Venus. In dit boek worden koppels van twee van advies voorzien, zonder hierbij enigszins te bevragen of er ook lezers zijn die een non-monogaam liefdesleven hebben.

Hoewel zowel heteronormativiteit als mononormativiteit een concept is dat te maken heeft met het liefdesleven en de culturele ontwikkelingen hierin, lijken

wetenschappers te vervallen in de stelling dat non-heteroseksualiteit een verklaring is voor non-monogame relaties (Barker en Langdridge 2010). Hierin ligt het gevaar van een beperkte blik op polyamorie. Het aangaan van meerdere seksueel-intieme relaties veronderstelt niet direct non-heteroseksualiteit en vice versa. Deze sociale fenomenen kunnen niet tot elkaar

(13)

13 gereduceerd worden, net zo min als liefde alleen over gender gaat. Men kan op het ene gebied de norm volgen en op het andere gebied niet: er bestaan zowel homoseksuele als heteroseksuele polyamoreuze mensen. De interessante vraag is juist wat polyamoreuze mensen, los van hun seksuele oriëntatie, gemeen hebben wat betreft de manier waarop ze hun alledaagse leven vormgeven. Gender en seksualiteit is belangrijk, maar waar we nu mee te maken hebben zijn grotere culturele ideeën over de liefde.

Cultuur als repertoire

Als gevolg van het heersende idee dat de juiste vorm waarin liefde gegoten moet worden een monogame relatie is, zijn er weinig voorbeelden van polyamoreuze liefdesverhalen en -levens te vinden in de cultuur en media (Ritchie & Barker 2006). Volgens de Amerikaanse cultuursocioloog Ann Swidler (2001) zijn in de cultuur bepaalde ideeën over de liefde dominant aanwezig, waardoor mensen een bepaalde betekenis geven aan hun dagelijkse ervaringen. Op deze manier kunnen mensen hun arrangement vormgeven, dus hun

liefdesopvattingen maar ook hoe men zich in het alledaagse leven gedraagt. Echter zoals ik laat zien met behulp van Swidler (2001), geven deze dominante representaties voornamelijk monogame mensen richting aan hoe men zijn of haar liefdesleven acceptabel maakt voor anderen: primair aan liefdespartners maar ook de wijdere sociale omgeving.

Volgens Swidler (2001) uiten mensen niet simpelweg perspectieven die hen vanuit de cultuur als geheel zijn en worden aangereikt. Daarentegen maken ze gebruik van

verschillende repertoires, waaruit ze een betekenis construeren voor een bepaalde situatie waarin ze verkeren. Een repertoire staat voor gecultiveerde vaardigheden en gewoonten die mensen meekrijgen vanuit hun sociale wereld. In plaats van dus een cultuur als geheel onder te verdelen in dominante en subculturen, kan deze opgevat worden als een verscheidenheid aan repertoires. Cultuur is als een tool kit van waaruit mensen zich in bepaalde mate

vaardigheden eigenmaken. Daarnaast bestaat deze ‘gereedschapskist’ uit tal van verhalen, argumenten en voorbeelden die als rechtvaardiging voor bepaald individueel gedrag kunnen dienen. Uit de cultuur haalt men als het ware gereedschap om de manier waarop men leeft, betekenis te geven.

Mensen maken zich een cultuur eigen wanneer ze zich bekwamen in het ‘passend’ gebruik van culturele symbolen of regels in een bepaalde sociale context (Swidler 2001, p. 25). Ieder mens bouwt door ervaring een hele set van repertoires op, waarbij de ene,

(14)

14 meestal onbewust, diep geworteld is door opvoeding en gewoonte en de andere met moeite en concentratie bewust ‘vervaardigd’ is. Mensen kunnen dus in een bepaalde mate goed zijn in het aannemen van een bepaalde culturele houding: passend bij de situatie en op basis van hun set van repertoires. Het ene gedeelte van een repertoire is dominanter in gebruik dan andere, zoals duidelijk blijkt bij het praktiseren en rechtvaardigen van monogame levensstijl ten opzichte van polyamoreuze levensstijl. Precies in deze variatie ligt de kern van analyse voor (cultuur)sociologen volgens Swidler (2001, p. 29): “How some people enrich or

elaborate parts of a standard repertoire, while letting other parts lie fallow, is central to the analysis of how culture is used.”

Liefdesrepertoires

Volgens Swidler (2001) bestaan er in het hedendaagse Westen twee dominante

wereldbeelden van de liefde, waarvan de eerste het mythische liefdesrepertoire betreft. Dit repertoire zou zijn oorsprong hebben in de Europese geschiedenis van de liefdespoëzie, zoals ontstaan in de elfde eeuw. Het eerste uitgangspunt van ‘ware’ liefde in dit

liefdesrepertoire is het belang van seksueel-intieme exclusiviteit, hét kernprincipe van monogamie. Het mythische liefdesbeeld staat dus op dit eerste principe lijnrecht tegenover het principe van polyamorie, dat juist de seksueel-intieme exclusiviteit opgeeft.

Naast het mythische liefdesbeeld dat uitgaat van ware liefde als uniek en exclusief, zou het ook een zaak van individuele integriteit zijn. Kiezen voor een partner gaat uit van een alles-of-niets principe: men zal er met volle overgave en overtuiging voor moeten gaan. Door deze integere houding ten aanzien van de liefde zou het zelf gekristalliseerd worden, gaat het gedachtegoed volgens Swidler (2001). Deze zoektocht naar de liefde voor één partner is tegelijkertijd een zoektocht naar je eigen ware zelf. De aandacht voor het zelf komt ook terug in de derde notie van de mythische liefde: liefde is langdurig (zij het niet altijd voor eeuwig), omdat het (ware) zelf dat ook is. En als laatste zou ware liefde een einde maken aan individuele worstelingen in het definiëren van zichzelf in een sociale wereld.

Concluderend overheerst binnen dit liefdesrepertoire het idee dat de ander het zelf ‘volledig’ maakt en genoeg is voor het overwinnen van hobbels die men tegenkomt in het leven, waarmee we eigenlijk al op het terrein van het volgende hoofdstuk zijn gekomen: identiteit.

(15)

15 ruim negenhonderd jaar geleden, waarin monogamie en het onontbindbaar huwelijk een breed gedragen gemeengoed was. De uitgangspunten binnen het mythische

liefdesrepertoire dienen volgens Swidler (2001) hedendaags nog steeds als verklaring én rechtvaardiging voor het hebben van één partner. Het mythische liefdesbeeld zou in de Westerse maatschappij een dominant onderdeel van menselijke repertoires zijn, te zien aan de terugkomende culturele elementen ervan in bijvoorbeeld kunstuitingen zoals sprookjes en popliedjes.

Tegenover dit mythische liefdesrepertoire staat de prozaische of realistische liefdesrepertoire, stelt Swidler (2001). Dit beeld van de liefde staat op vele fronten

tegenover de mythische liefde. Eén van de opvattingen binnen deze repertoire is namelijk het idee dat er niet slechts één persoon geschikt is voor de ware liefde, maar dat er

meerdere liefdespartners kunnen zijn in verschillende levensfasen. Dat men meer dan één ware liefde kan tegenkomen in het leven, lijkt een versoepeling te zijn ten opzichte van het mythische liefdesbeeld. Het komt echter verre in de buurt van polyamorie en is niets anders dan seriële monogamie: een reeks van achtereenvolgende enkele partners. Bij polyamorie wordt uitgegaan van het idee dat tegelijkertijd enkele, of in de woorden van Swidler ware liefdes kunnen bestaan.

Daarnaast hoeft binnen het tweede liefdesrepertoire de ware liefde niet

vanzelfsprekenderwijs eeuwig te bestaan. Het idee dat mensen van verschillende mensen op andere manieren en op een ander moment in de tijd kunnen houden, past binnen het

culturele beeld van de realistische liefde. Achter dit uitgangspunt schuilt niet de aanname van het maken van een eenmalige beslissende keuze, maar wordt de liefde gezien als gekarakteriseerd door toevalligheden in tijd en plaats. De manier waarop echte liefde ontstaat is een gradueel en onzeker proces dat in grijze gebieden tussen ‘alles of niets’ zich kan voortbewegen. Dit tweede idee van het realistische liefdesbeeld sluit polyamorie niet direct uit. Polyamoreuze mensen zouden dit onderdeel van een liefdesrepertoire mogelijk kunnen gebruiken om de wijze waarop ze het dagelijks leven vormgeven, te rechtvaardigen.

De taal van de liefde

In de beide liefdesrepertoires van Ann Swidler blijft het idee standhouden dat het niet normaal is om op hetzelfde moment van meerdere mensen te houden, laat staan daadwerkelijk seksueel-intieme relaties aan te gaan. Volgens recent onderzoek naar

(16)

16 seksualiteit en relaties zou men polyamoreuze opvattingen bestempelen als ‘bedreigend en problematisch voor de monogame normen’ (Ritchie & Barker 2006, p. 587). Volgens Ritchie & Barker (2006) ontwikkelen polyamoreuze mensen een nieuwe taal om betekenis te geven aan hun dagelijkse ervaringen om deze niet in mononormatieve opvattingen te laten

begrijpen. Zo zou ‘ontrouw’, het op een non-consensuele manier aangaan van meerdere seksueel-intieme relaties, meer geaccepteerd zijn dan consensuele non-monogamie zoals polyamorie (Ritchie & Barker 2006, p. 587). Een mogelijke reden hiervoor is dat men een kwestie als deze makkelijker begrijpt, omdat het in termen uit te leggen is die logisch klinken: oftewel passend zijn in een bepaald liefdesrepertoire.

Deze manier van framen, het interpreteren en normatief beoordelen overeenkomstig met de argumentaties van een bepaald repertoire, is voor Westerse mensen één van de weinige ‘gereedschappen’ om betekenis te geven aan polyamorie (Ritchie & Barker 2006). Zo werd er in academische literatuur van de jaren twintig non-monogamie gepresenteerd als secret infidelities, oftewel geheime trouwbreuk (Nichols 1990 in Ritchie & Barker 2006). Dit voorbeeld laat nogmaals zien dat, om in termen van Swidler te blijven, onvoldoende

repertoires en dus bijhorende taal voorhanden waren om de uitgangspunten van polyamorie te representeren. Langzamerhand ontstaat er vanaf de jaren negentig een framework waarin polyamoreuze mensen hun ervaringen omzetten in een verhaal (Ritchie & Barker 2006; Deri 2011). Dit gaat dus gepaard met het ontstaan van een nieuw vocabulaire, waarvan de eerste het woord polyamorie zelf is2. Sindsdien zijn er verscheidene boeken over polyamorie

verschenen, waarvan The Ethical Slut (Easton and Liszt, 1997) – een handboek voor non-monogame mensen – de meest vooraanstaande is.

Zo is er onder polyamoreuze mensen nagedacht over het uitvinden en benoemen van nieuwe relatiestructuren. De voornaamste duiding is de scheiding tussen primaire en

secundaire relaties (Barker & Ritchie 2006, p. 592). Hierbij is in termen van tijd en

commitment één relatie primair (het ‘koppel’) en andere relaties secundair. Deze scheiding impliceert hiërarchie tussen relaties, waar niet de gehele polyamoreuze gemeenschap zich in kan vinden. Juist de notie van gelijke ‘primaire’ relaties met meer dan één persoon staat voor sommigen mensen evident aan polyamorie. Zo zijn er zoals eerder genoemd,

driehoeksverhoudingen mogelijk waarbij alle drie de partijen elkaars liefde delen. Ook is een

2 De Californische Morning-Glory Zell heeft de term voor het eerst opgeworpen in een artikel ‘Bouguet of

(17)

17 situatie mogelijk waarin één persoon twee gelijke afzonderlijke partners heeft die onderling geen relatie hebben. Deze laatste relatievorm wordt onder polyamoreuze mensen met de V-structuur aangeduid (Labriola 2003 in Barker & Langdridge 2010, p. 759).

(18)

18

§2 Identiteit

In de vorige paragraaf zagen we dat een van de uitdagingen is dat polyamoreuze mensen op een alternatieve manier hun leefwijze begrijpelijk en aanvaardbaar moeten maken voor anderen. Dat is niet eenvoudig want romantische liefde wordt vaak gelijkgesteld aan het onderdeel zijn van een ‘koppel’. Volgens Swidler (2001) prevaleert in Westerse

samenlevingen bovendien de mythe dat mensen volwaardig worden dankzij de liefdevolle toewijding van een ander. Het ‘afwijkende’ verlangen om meerdere partners te hebben, daagt mensen in een dominante mononormatieve cultuur uit om hun eigen identiteit vorm te geven. Seksualiteit wordt namelijk als bepalend gezien voor iemand zijn of haar identiteit. Hoe verhouden mensen met meerdere liefdespartners zich tot de dominante seksualiteit, juist gekarakteriseerd door hetero- en mononormativiteit? Polyamoreuze mensen dienen niet alleen hun seksuele leefwijze te legitimeren, maar ook hun seksuele identiteit. Ze hebben uit te leggen aan zichzelf en de sociale omgeving waarom ze polyamoreus zijn. Hoe bouwen polyamoreuze mensen een identiteit op en hoe presenteren ze die naar de

buitenwereld?

The modern project of the self

Niet alleen polyamoreuze mensen moeten een eigen identiteit ontwikkelen; volgens de Britse socioloog Anthony Giddens (1991) is dit in (laat-)moderne samenlevingen een opdracht voor ieder individu. Waar voorheen bijvoorbeeld geloofsovertuiging of

sociaaleconomische status bepalend waren voor wie of wat iemand was, is dat nu niet per se het geval. Essentieel bij deze ontwikkeling is volgens Giddens dat mensen de eigen

verantwoordelijkheid hebben gekregen om een beeld van zichzelf te vormen. Giddens noemt dit ‘the modern project of the self’: in moderne, Westerse samenlevingen is identiteit niet iets wat mensen bij hun geboorte hebben meegekregen, maar iets wat ze geacht worden te ontdekken of uit te vinden en levenslang te ontwikkelen.

Wat dit project tot een uitdaging voor mensen maakt is volgens Giddens (1991) de diversiteit in keuzes die vandaag de dag voorhanden zijn. In de huidige ‘hoog’ of ‘laat-moderne’ tijd leven mensen in een gesegmenteerde sociale omgeving, waarin hun manier van leven niet vanzelf voortvloeit uit de sociale verbanden waarvan ze deel uitmaken. In plaats daarvan worden ze geacht een eigen lifestyle vorm te geven, als uitdrukking van een persoonlijke identiteit. Giddens’ begrip van lifestyle doet erg denken aan de set van

(19)

19 repertoires waar Swidler (2001) over spreekt. Eenieder maakt zich, puttend uit culturele repertoires, bepaalde gebruiken en opvattingen eigen en draagt die uit als een ‘stijl van leven’. Deze levensstijl voorziet in een narratief dat op zijn beurt een zelfidentiteit construeert. Iemands levensstijl kan dus de manier uitdragen waarop hij of zij zichzelf verstaat. Een belangrijke schakel in Giddens’ theorie is het idee van een ‘narratief’. De persoonlijke identiteit die mensen ontwikkelen steunt op een autobiografisch verhaal over ‘waar ze vandaan komen’ en ‘waar ze naar toe gaan’. Zo’n verhaal moet als het ware kloppen: het moet gedrag in het verleden en heden begrijpelijk maken of zelfs ‘rechtvaardigen’, zoals Swidler het zou zeggen.

Self-presentation

Daar waar een verhaal te vertellen is, zijn er luisteraars. De Canadese theorist Goffman (1959) houdt er in het sociologisch begrijpen van het zelf een dramaturgisch perspectief op na. De constructie van een eigen identiteit is het gevolg van de interactie tussen de

performer en zijn publiek, meent Goffman. Wanneer mensen in de sociale wereld hun plaats innemen, presenteren ze zichzelf op zo’n manier dat deze geaccepteerd wordt door

anderen. Een acteur op het podium is zich bewust en zelfs afhankelijk van zijn publiek, doordat zij de macht hebben om zijn act te interveniëren en/of af te keuren. Zo ook is ieder individu in de ‘arena’ van het publieke domein bezig met de representatie van een

‘geïdealiseerd beeld van zichzelf’ volgens Goffman (1959). Hij schaart dit proces onder Impression Management en wil hiermee aangeven dat eenieder bepaalde gedragingen vertoont om een beeld van zichzelf naar anderen over te dragen die in acceptatie wordt ontvangen.

Daarbij is niet alleen het proces van laten zien van bepaalde performances van belang, maar vertonen mensen in de sociale wereld ook bepaalde gedragingen juist niet (Goffman 1959). Goffman maakt bij de verduidelijking hiervan onderscheid tussen een front en back stage, net als dat bij een theaterspel er sprake is van een podium en de coulissen: dat wat zich achter de schermen afspeelt. Wanneer een persoon in het zicht is van anderen, laat deze een bepaalde ‘zelf’ of identiteit zien. Maar daar waar niemand kijkt - de back stage - komen bepaalde onderdrukte gedragingen, gevoelens of behoeften naar boven. Zo

verbloemt bijvoorbeeld een taxichauffeur tegenover zijn klant zijn fout wanneer hij de verkeerde richting is opgereden, maar slaat hij een zucht van frustratie nadat de klant is

(20)

20 uitgestapt.

Te begrijpen vanuit Goffman’s kijk op het zelf, lijkt ieder mens zelfsturing te hebben in het definiëren van bepaalde sociale situaties. Goffman benadrukt echter later in zijn boek Frame Analysis (1974) de nuance dat mensen bepaalde situaties kunnen definiëren, maar deze definities zelf niet creëren. Elke cultuur en daarmee ook elke sociale situatie, is

doordrenkt van frames met regels en principes die elke sociale situatie reeds definiëren. Zo stuurt de breed gedragen regel dat mensen elkaar de hand horen te schudden wanneer ze elkaar kennen, individueel gedrag en daarmee de performances van mensen. Als we

Goffman’s ideeën implementeren op Giddens’ idee van de constructie van een zelf-identiteit door een narratief, passen de elementen van een narratief binnen culturele frames. Een verhaal over het zelf wordt gerepresenteerd op een denkbeeldig podium. De vraag is welke alinea’s wel zichtbaar worden en welke niet.

Pure relationships

De toegenomen keuzemogelijkheden waar Giddens (1991) over spreekt heeft niet alleen implicaties voor de kijk op het zelf of identiteit, maar ook voor de manier waarop mensen invulling geven aan sociale relaties. Hedendaagse liefdesrelaties, maar ook vriendschappen, zijn volgens Giddens pure relationships: ze zijn veel minder dan vroeger verankerd in externe sociale en economische leefomstandigheden (Giddens 1991, p. 89). Mensen gaan

tegenwoordig niet zozeer vriendschaps- en liefdesrelaties aan omdat ze deel uitmaken van dezelfde gemeenschap of omdat ze bepaalde sociaaleconomische belangen delen, maar voor de vriendschap en liefde zelf. Volgens Giddens (1991) ligt de focus binnen hedendaagse romances wat het de partners elkaar brengt aan intimiteit. Giddens doelt hiermee op ‘the emotional satisfaction from close contact with another’ (Giddens 1991, p. 89). Doordat de sociale relaties die moderne mensen hebben losser zijn, zoeken ze houvast in liefdesrelaties die gekenmerkt worden door intimiteit en commitment.

Dat maakt liefdesrelaties essentieel voor ‘het moderne project van het zelf’: ofwel voor de opbouw van een eigen identiteit. Intimiteit behelst dat iemand zichzelf emotioneel opent naar een ander of anderen. Dit vereist dat de een de ander(en) kan vertrouwen, maar ook dat hij of zij zelf betrouwbaar is. Om vervolgens te weten hoe men een betrouwbare partner kan zijn, dient men te beschikken over zelfkennis, zelfreflectie en zelfactualisatie (Giddens 1991, p. 96). Al deze processen die een plek krijgen binnen een liefdesrelatie

(21)

21 fungeren als onderdeel van het project van ieder individu om een zelfidentiteit te vormen. Zo ondernemen beide partners deze zelf-exploratie, en ontwikkelen hiermee een gedeeld narratief.

Volgens Swidler (2001) brengt het vinden van de ware liefde binnen het mythische liefdesbeeld naar het ware zelf. De zoektocht naar het zelf en de strubbelingen die hiermee gepaard gaan, zijn achter de rug wanneer iemand zijn of haar ware liefde heeft gevonden. Dit samensmelten en elkaar aanvullen is volgens Giddens (1991) niet de kern van

hedendaagse liefdesrelaties. De drijfveer van hedendaagse liefdesrelaties is de hang naar intimiteit. Liefdesrelaties en de ander is daarbij een tool om tot zelfkennis en daarmee tot zelfidentiteit te komen. De ander vult de ander niet aan – zoals volgens Swidler de

hedendaagse liefdesmythe suggereert – maar laat de ander zichzelf aanvullen. De ander wordt niet onderdeel van de identiteit van de één, maar een hoofdstuk in het narratief dat hij of zij over zichzelf vormt.

Identiteit als overeenkomst en verschil

Het ontwikkelen van een nieuwe taal of althans nieuwe termen is voor polyamoureuze mensen van belang om vorm en betekenis aan hun dagelijks leven, zo bleek al in de eerste paragraaf van dit hoofdstuk, waarin het ging over arrangementen. Maar polyamoreuze mensen ontwikkelen ook een taal om een bepaalde identiteit uit te dragen. Allereerst is de term ‘polyamorie’ zelf het baken van wat deze vorm van non-monogamie inhoudt. Zo zijn er mensen die polyamorie omschrijven als iets wat ze zijn en anderen als iets wat ze doen (Ritchie & Barker 2006, p. 590). Bij de eerste uitleg ligt de nadruk op het uitdragen van een identiteit. Binnen polyamorie gaat het om wederzijdse overeenstemming door open

communicatie over het aangaan van meerdere liefdesrelaties (Barker & Langdridge 2010, p. 757). Volgens Ritchie & Barker (2006) prefereren mensen die er openlijk meer dan een liefdesrelatie op nahouden de term polyamorie boven ‘non-monogamie’, omdat laatstgenoemde term negatief geformuleerd is. Identiteit is volgens Giddens (1991)

voornamelijk wie men zelf kiest te zijn, maar daartegenover kan identiteit dus ook gaan om wie men kiest niet te zijn. Zoals genoemd in de vorige paragraaf, dient de term polyamorie ook als afscheiding van het idee dat het niets meer is dan ‘secret infidelities’, zoals opgevat in monogame termen.

(22)

22 monogame gedachtegoed, dient het ook om een specifieke invulling ervan te

bewerkstelligen. Zo zijn er onder de noemer van non-monogamie verschillende andere vormen waaronder ‘swingen’ en ‘open relaties’. Volgens Britse sociologen Barker en

Langdridge (2010, p. 758) wordt polyamorie in de Amerikaanse media en cultuur vaak gelijk gesteld aan swingen, aangezien het beide vormen zijn van ‘consensuele non-monogamie’3.

Veel Amerikaanse polyamoreuze mensen zetten zich hier echter tegen af, omdat ze zich onderscheiden van swingers, die niet het belang van liefde boven seks inzien of nadrukkelijk onderscheid maken tussen liefde en seks (Barker & Langdridge 2010, p. 759).

3 Consensuele monogamie houdt in dat openlijk alle betrokken personen in consensus zijn over de

(23)

23

§3 Emotiemanagement

Liefdesrelaties gaan gepaard met velerlei emoties. Hoe intiemer de relatie is, hoe intenser de emoties worden. Deze emoties worden niet altijd als positief ervaren, maar ook niet altijd positief ontvangen door de sociale omgeving. Vooral in relatie tot de emotie jaloezie moeten mensen hiermee om zien te gaan, aangezien het gaat om een ‘sociaal onwenselijke’ emotie. Jaloezie gaat vooral gepaard met de monogame gedachte dat liefde exclusief is voor elkaar. Voor polyamoreuze mensen ligt dus een uitdaging in het in stand houden van meerdere liefdesrelaties in een sociale setting waarin deze emotie er eigenlijk niet hoort te zijn. Hoe gaan mensen wiens partner ook andere geliefden heeft, om met gevoelens van jaloezie? Of andersom: hoe reageren ze zelf op gebeurtenissen of situaties waarin de partner jaloers wordt?

Emotiemanagement

Emoties worden vaak gerekend tot het domein van de psychologie, maar ook sociologen houden zich ermee bezig. Eén van de grondleggers van de sociologie van emoties4 is de

Amerikaanse socioloog Arlie Hochschild. Hochschild (1983) plaatste als één van de eersten emoties in het centrum van sociale interacties, waarbij emoties worden gezien als biologisch gefundeerd. Biologische fundering dient men echter niet te verwarren met het idee dat emoties door de biologie gedetermineerd worden. Volgens deze Amerikaanse socioloog bepaald namelijk het cognitieve vermogen van de mens emoties, niet lichamelijke micro-processen. Dit houdt in dat mensen met hun cognitie sociale situaties framen,

overeenstemmend met culturele regels. Wat voor emoties geaccepteerd zijn in een bepaalde situatie verschillen per cultuur. Hochschildt (1983) noemt deze culturele regels omtrent emoties ook wel feeling rules.

Goffman opvolgend, stelt Hochschild (1983) dat mensen in staat zijn om bepaalde emoties te modificeren in een bepaalde performance act. Onderdeel van dit modificeren is het afstemmen van emoties door deze te onderdrukken of op te wekken. Goffman verwijst naar de term Emotion work bij het vermogen van een persoon om emoties te sturen,

4 Binnen de sociologie van emoties worden verschillende betekenissen gegeven aan de begrippen emoties en

gevoelens, maar daar zal in deze thesis geen aandacht aan besteed worden. Dientengevolge zullen deze begrippen als synoniemen gebruikt worden.

(24)

24 passend in een sociale context. Net zoals bepaald gedrag een bepaalde act uitdraagt dat iemand op een positieve manier naar de omgeving doet overkomen, zo ook kunnen passende emoties helpen bij de presentatie van het zelf.

Hochschild breidt Goffman’s ideeën uit door een distinctie te maken tussen surface acting en deep acting. Het eerste begrip staat voor het beïnvloeden van de eigen uitstraling om een bepaalde emotie over te brengen op de ander, zoals een blije gezichtsuitdrukking of een lage stemhoogte. Binnen zo’n soort performance dient het lichaam als een tool voor het zogenaamde Emotion Management, ofwel emotiemanagement. Iemand kan bijvoorbeeld zijn mondhoeken naar beneden doen en een lage stem opzetten om zo naar behoren ‘mee te leven’ met zijn klasgenoot wanneer deze teleurgesteld een onvoldoende terugkrijgt voor zijn tentamen.

Een tweede manier om emoties te managen en naar buiten te brengen, is door de eigenlijke ervaring en doorleving ervan te bewerkstelligen. Emoties worden als het ware opgewekt, afhangende van wat er gevoeld dient te worden in een bepaalde situatie. Mensen maken hierbij gebruik van soortgelijke ervaringen uit hun eigen verleden, verkregen uit hun cognitieve geheugen. Het performen van zo’n deep act werkt dus alleen wanneer men er zelf in gelooft en beschikt over een geheugen van emoties. Als iemand bijvoorbeeld in het

verleden teleurgesteld een onvoldoende terug heeft gekregen op een tentamen, kan hij of zij soortgelijke gevoelens opwekken en tonen wanneer een klasgenoot een onvoldoende heeft gekregen.

Met dit onderscheid maakt Hochschild (1983) duidelijk dat emoties op twee verschillende manieren in de sociale wereld zichtbaar gemaakt kunnen worden.

Daarentegen zijn mensen volgens Hochschild (1983) ook kundig in het onderdrukken en dus onzichtbaar maken van emoties. Iemand kan een lach onderdrukken wanneer deze sociaal onacceptabel en ongepast is; bij het bijwonen van een begrafenis bijvoorbeeld. Volgens Hochschildt (1983) maakt eenieder de feeling rules eigen tijdens de socialisatie en opvoeding van kind naar volwassene. Dit gaat volgens Hochschild (1983) zo snel en automatisch dat mensen zelf niet goed doorhebben dat en wanneer ze aan het performen zijn.

Voornamelijk voor omstanders van deep acters kan de grens tussen echte en

opgewekte emoties vervagen en moeilijk te onderscheidden zijn. Of iemand gevoelsmatig en dus in zekere mate ‘oprecht’ blij is met andermans eerste verloving of iemands tweede liefdespartner is dan moeilijk te doorgronden. Een reactie hierop, omdat men niet weet of

(25)

25 de ander het meent of niet, kan op haar beurt een surface act zijn. Op deze manier kunnen volgens Hochschild (1983) situaties ontstaan waarin mensen door surface acting gevoelens als het ware naar elkaar overdragen. Zo accepteren mensen dat enthousiaste felicitaties voor diens verjaardag voor op z’n minst een deel surface performances zijn. Daarentegen worden deep performances niet altijd in dank afgenomen, wanneer men doorheeft dat er sprake van is.

Jaloezie en afgunst

Vele Sociologen hebben nagedacht over de betekenis van jaloezie en haar implicaties voor sociaal gedrag. Allereerst is het van belang om een onderscheid te maken tussen twee typen jaloezie zoals geformuleerd door de Amerikaanse socioloog Gerrot Parrott (1991) in het boek ‘The Psychology of Jealousy and Envy’. Suspicious jealousy is de eerste vorm, wat staat voor het wantrouwende gevoel van vermoedelijke bedreigingen voor de relatie. Wanneer de liefdespartner daadwerkelijk de relatie verbreekt door de aanwezigheid van een andere persoon, wordt de emotionele reactie hierop fait accompli jealousy genoemd. De betekenis van jaloezie hangt nauw samen met ‘envy’, oftewel afgunst. Afgunst is het gevoel van iets willen dat iemand anders heeft, zoals een relatie met een specifiek persoon, of andersom: willen dat iemand anders iets niet heeft. Afgunst van deze laatste vorm gaat vaak gepaard met de wens dat de ander, die bijvoorbeeld een relatie heeft met de begeerde persoon, iets slechts overkomt (Deri 2001).

Beide emoties onderschrijven volgens Georg Simmel (1976) het idee dat beroep gedaan kan worden op bezit van iets of iemand; bijvoorbeeld het hebben van een liefdesrelatie met iemand. Bij afgunst gaat het echter slechts om de ‘vorm’: oftewel het gegeven dat men een relatie heeft is belangrijker dan met wie deze relatie is. Als gevolg hiervan wordt afgunst als een sociaal onwenselijkere emotie gezien dan jaloezie. Daar waar gevoelens van jaloezie daadwerkelijk gaan om een persoon, kunnen gevoelens van afgunst losstaan van degene om wie het in eerste instantie draait. Deze ‘narcistische houding’ bij afgunst kan daarnaast dus gepaard gaan met leedvermaak.

Polyamoreuze mensen trachten de negatieve connotatie intrinsiek aan de deze ‘traditionele’ betekenis van jaloezie weg te nemen. Dit doen ze door nieuwe woorden te bedenken voor bepaalde gevoelens die bestaan in liefdesrelaties. In de polyamoreuze gemeenschap in Amerika is bijvoorbeeld het ´wibble’ gevoel bekend. Dit staat voor de

(26)

26 gevoelens van onzekerheid bij de partner’s andere relatie(s), zonder daarbij het ‘bezitsrecht’ te insinueren die oorspronkelijk met de term jaloezie gepaard gaat (Ritchie & Barker 2006, p. 594). De opvatting is dat wanneer men de notie van bezit loslaat en dus ook het idee dat andere mensen een bedreiging kunnen zijn voor de relatie, het pas echt mogelijk wordt om liefdesgevoelens voor meerdere personen te ontwikkelen.

Naast het herformuleren van jaloezie, nemen polyamoreuze mensen ook aannames over de liefde onder de loep om zo de omgang en het gevoel van jaloezie te veranderen. Zo zou het idee dat - vaak binnen dominante liefdesrepertoires - überhaupt de mogelijkheid niet bestaat om van meer dan een persoon te houden op hetzelfde moment een ‘economy of scarcity’ vooronderstellen (Deri 2001, p.23). Mensen met meerdere liefdespartners menen dat veel monogame mensen de liefde als een schaars goed zien, wat gevoelens van jaloezie voedt en deze emotie in zijn recht stelt. Met deze gedachte zijn polyamoreuze mensen het niet eens: liefde zou juist gekenmerkt kunnen worden door haar onuitputtelijke karakter. Zo maken ze de vergelijking met ouders die van meerdere kinderen houden om te laten zien dat de liefde zich niet hoeft te beperken tot een persoon. Op deze manier geven polyamoreuze mensen jaloezie minder gewicht en dus minder waarde.

Schaamte voor jaloezie

De opvatting van jaloezie die volgens Ritchie en Barker (2006) in zwang is in populaire en academische literatuur is het idee dat jaloezie een evolutionair voorgeprogrammeerde reactie is op het seksueel-aangetrokken gevoel en gedrag van de partner naar iemand anders toe. Dit strookt niet met Hochschild’s idee van emoties als voornamelijk sociaal gefundeerd in de menselijke cognitie. Volgens het heersende idee is jaloezie dus een

onafwendbare reactie op het seksuele territoriale gedrag van mensen. Dit lijkt te rijmen met een veelvoorkomende onderliggende assumptie binnen de monogame liefde dat de liefde van een partner exclusief is als ware het een bezit: binnen monogamie is liefde bestemd voor één persoon en heeft dus iemand als enige ‘recht’ hierop. Over deze emotie volgens de Canadese sociaal onderzoeker Deri (2001) hangt in monogame relaties een deken van

schaamte. Hoewel men jaloezie als een natuurlijke emotie ziet, vat men haar negatief op en stelt haar voor als een zwakte. Het uiten van jaloezie duidt namelijk op een gebrek aan zelfbeheersing. Stammende uit de Verlichting waarin de ratio hoogtij vierde, is een ‘out of control emotionality’ zoals jaloezie iets om je voor te schamen (Deri 2001, p. 19). De

(27)

27 aanwezigheid van jaloezie bij een partner komt nog meer in de taboesfeer terecht, wanneer er geen directe aanleiding voor deze emotie is. Bijvoorbeeld wanneer er geen direct aan te wijzen bedreiging, dus een rivaal, voor een relatie is.

Deri (2001) beschrijft aan de hand van het non-monogame handboek The Ethical Slut van Easton en Liszt (1997) een tegenovergestelde opvatting op jaloezie. Volgens de

schrijvers is jaloezie een teken van onzekerheid: niet alleen een teken van gebrek aan vertrouwen in de ander maar ook in zichzelf. Jaloezie representeert in de kern meer dan alleen een onzekerheid over de relatie, namelijk een laag zelfbeeld (Easton & Liszt 1997). Polyamoreuze mensen zouden jaloezie vervolgens niet beschouwen als teken van het gebrek aan zelfbeheersing, maar als een emotie die in hoge mate kan worden beheerst (Easton & Liszt 1997). De verantwoordelijkheid van jaloezie en daarmee de mogelijkheid om het te veranderen, ligt namelijk bij eenieder zelf. Volgens Deri (2001) wordt onder polyamoreuze mensen het idee gedeeld dat er gekeken moet worden naar de onderliggende emoties in plaats van het wegnemen van bedreigende situaties (of mensen). Bijvoorbeeld rivalen zouden jaloeziegevoelens alleen maar triggeren in plaats van veroorzaken, als ware het slechts een schaduw van onzekere gevoelens. Jaloezie is daarom ten opzichte van de dominante opvatting op een andere manier gelinkt aan schaamte volgens Deri (2001, p22). De auteurs van het handboek moedigen namelijk de expressie van emoties aan, ook van jaloezie. Ze willen de volgens hen dominante omgang van het ontkennen en vermijden van negatieve emoties namelijk doorbreken. Hiermee verschuift het gevoel van schaamte over de emotie van jaloezie zelf naar het gedrag dat erop volgt: men mag bij gevoelens van jaloezie zich niet gedragen naar deze emotie. Daarmee wordt de verantwoordelijkheid ervan bij de ander gelegd.

(28)

28

Methode

Onderzoeksstrategie

Het doel van dit onderzoek is om inzicht te krijgen in wat voor bijzondere uitdagingen polyamoreuze mensen tegenkomen in hun liefdesleven. De focus ligt hierbij op de

persoonlijke beleving van respondenten en op hoe zij een polyamoreus liefdesleven ervaren, evenals wat zij verstaan onder polyamorie. Aangezien in mijn theoretische kader aandacht is besteed aan de polyamoreuze identiteitsvorming, emotiemanagement hierbinnen maar ook arrangement, heeft dit sociologische onderzoek een overwegend interpretivistische,

kwalitatieve insteek. De data is verzameld aan de hand van een kwalitatieve onderzoeksmethode, namelijk door middel van diepte-interviews om persoonlijek

belevingen te achterhalen. ‘Through telling their stories, people can express their identity, relationships and emotions’, zoals verwoord door Woods en anderen (2002, p. 38).

Mijn poging is niet om een absolute waarheid te achterhalen, maar vooral om erachter te komen wat de manier is waarop mensen subjectief betekenis geven aan de sociale wereld om hen heen (Bryman, 2012). Daarbij is het onderzoek

sociaal-constructivistisch van aard, wat inhoudt dat de wereld door interpretatie gekend wordt en bestaat uit sociale constructen. Opvattingen over verscheiden relatievormen, de precieze vormgeving van het liefdesleven en ook emoties worden onder invloed van de sociale omgeving geconstrueerd. Kanttekening hierbij is echter dat opgemerkt moet worden dat de onderzoeksgroep van polyamoreuze mensen een minderheidsgroepering betreft. Deze groep heeft te maken met sociale constructies, gevormd door de meerderheid van monogame mensen. Dus de uitdaging voor hoe polyamoreuze mensen is hoe ze zich verhouden tot dominante sociale constructies.

Op de data is een overwegend narratieve analyse uitgevoerd. Dit analysetype legt de nadruk op narratieven en de fundamentele waarde ervan voor de mens. Zoals Fisher (1984) het stelde zijn mensen “homo narrans”, waarbij men betekenis in het leven zoekt door middel van verhalen. In dit onderzoek wordt gekeken naar wat voor verhalen polyamoreuze mensen anderen en zichzelf vertellen. Met het oog op identiteitsvorming en

emotiemanagement, is de narratieve analyse geschikt om te achterhalen hoe polyamoreuze mensen in hun verhalen betekenis geven aan hun liefdesleven. De analyse op arrangement is feitelijker, omdat deze informatie pragmatischer van aard is. De nadruk binnen de narratieve analyse is epistemologisch gezien de vraag hoe de wereld ervaren kan worden in

(29)

29 verschillende manieren en door verschillende mensen. Doel is op zoek te gaan naar

interpretaties en betekenissen, door verschillende mensen vormgegeven: ‘that is through multiple little truths rather than the search for one big universal truth’ (Barusch 2012).

Een beperking van kwalitatief onderzoek als dit, is dat resultaten niet

generaliseerbaar zijn. Deze beperking bestaat allereerst voor het feit dat mijn onderzoek gericht is op jongvolwassenen. Daarnaast heb ik me overwegend gericht op

hogeropgeleiden, dus zal ik ook hierin niet de gehele polyamoreuze bevolking

representeren. Ook heb ik niet alle soorten non-monogame mensen geïnterviewd, zoals swingers: ik heb me alleen gericht op de mensen die zichzelf expliciet polyamoreus noemen. Deze specifieke manier van rekruteren brengt met zich mee dat ik sterk in een circuit ben terecht gekomen van mensen die zichzelf bewust labelen als polyamoreus.

Polyamorie is een betrekkelijk nieuw woord in Nederland, blijkt na archiefraadpleging via LexisNexis: het eerste krantenartikel dat de term polyamorie bevat komt uit 2007, waarin een interview staat met iemand die openlijk omschrijft dat ze een polyamoreus liefdesleven leidt. De geïnterviewde is Ageeth Veenemans, die een prominente rol heeft gespeeld in het ontstaan van een polyamoreuze gemeenschap in Nederland5. In 2005 richtte ze

polyamorie.nl op en ook schreef ze twee jaar later het boek ‘Ik hou van mannen’, waarin haar en andermans persoonlijke, polyamoreuze liefdesverhalen omschreven staan. Ageeth Veenemans wordt hierdoor gezien als degene die polyamorie in Nederland op de kaart zette.

Onderzoeksmethode

Ik heb data voor dit onderzoek verzameld aan de hand van diepte-interviews die semi-gestructureerd zijn. Door middel van diepte-interviews heb ik persoonlijke percepties van mensen kunnen verzamelen. De interviews heb ik afgenomen aan de hand van een interview guide: zie hiervoor appendix 1. Deze bevat trefwoorden die als hulpmiddel dienen om

bepaalde onderwerpen concreet aan te stippen bij de respondent. De interview guide is gebaseerd op de theoretische indeling van dit onderzoek en opgedeeld in vragen over arrangement, identiteit en emotiemanagement. De interview guide bevatte geen letterlijke vragen, om de focus destijds te leggen op de vrijheid en de natuurlijkheid waarin een gesprek zich met een respondent normaliter ontvouwt. De interviews zijn allemaal

(30)

30 individueel afgenomen, waarmee de kans op sociaal-wenselijke antwoorden kleiner wordt dan bijvoorbeeld bij dataverzameling door middel van focusgroepen (Bryman, 2012).

De interviews zijn stuk voor stuk opgenomen als geluidsfragment, waarna later getranscribeerd. In het beginstadium zijn hoofdthema’s van subthema’s gemaakt en onderscheidden, op basis van herhaaldelijk doorlezen van transcripten. Nadruk bij het bedenken van thema’s lag op het bespeuren van verschillen, overeenkomsten, afwijkingen en theorie-gerelateerd materiaal (Hennink et al. 2011). Deze thema’s zijn toegepast op de data. In deze eerste analysefase hebben de theoretische concepten arrangement, identiteit en emotiemanagement een bepalende rol gehad in structurering en uiteindelijk het

opstellen van codeerschema’s. Deze drie centrale thema’s hebben allen een eigen kleur gekregen, terug te vinden in de zijlijn bij de transcripten. Per hoofdthema is een lijst van subthema’s gemaakt, die tevens in de zijlijn terug te vinden zijn. Daarbij zijn er regelmatig notities geplaatst bij de transcripten, om de data van eventuele context te voorzien.

Respondenten en sampling

Ik heb in totaal zestien respondenten geïnterviewd die zichzelf allemaal polyamoreus noemen. Niet alle respondenten hebben op het moment van het onderzoek een

polyamoreuze relatie, maar wel hebben allen ervaring met een non-monogame relatievorm (danwel nu, danwel in het verleden). Het aantal van zestien respondenten is gebaseerd op het saturatieprincipe van Glaser en Strauss (1967 in Hennink et al. 2011, p. 90). Het

saturatieprincipe is een handvat waarmee men kan bepalen hoeveel respondenten er nodig zijn voor een kwalitatief onderzoek. Dit handvat is het keerpunt waarop de informatie die je uit interviews haalt niet meer iets nieuws bevat, maar zich herhaalt. De leeftijd van

respondenten varieert van 21 tot 45 jaar, met een gemiddelde leeftijd van 28 jaar: zie figuur 1. Daarbij is in figuur 2 te zien dat de meeste respondenten een hoger opleidingsniveau (wo) hebben, met twee uitschieters met een lager opleidingsniveau. Op twee respondenten na wonen alle geïnterviewde mensen in een randstedelijk gebied. Uiteindelijk heb ik zes vrouwen en tien mannelijke respondenten geïnterviewd. De namen van de respondenten zijn voor het behoud van anonimiteit gefingeerd op alfabetische volgorde, waarbij nummer één met de naam André staat voor het eerst afgenomen interview. Petra is nummer zestien, die ik als laatste geïnterviewd heb. Zie een overzicht van de respondenten in appendix 2.

(31)

31 Respondenten zijn verzameld door middel van snowball- en convenience sampling (Bryman, 2012). Ik ben begonnen met raadpleging van mijn eigen netwerk, onder andere door middel van het plaatsen van een oproep op mijn persoonlijke Facebook-pagina. Daarnaast heb ik oproepen geplaatst in verscheidene Facebook-groepen, waaronder een Facebook-groep voor spiritueel-bewuste jongvolwassenen in de Randstad: deze

jongvolwassenen zijn geïnteresseerd in alternatieve relatievormen zoals polyamorie. Van de zestien geïnterviewden zijn er een drietal duo’s die ik apart geïnterviewd heb, maar dus gezamenlijk in een polyamoreuze relatie zitten. Dit gaat om Daan (no.4) en Hannah (no.8) allereerst. Ten tweede hebben André (no.1) en Karolien (no.11) een polyamoreuze relatie en als laatste zijn Fiona (no.6) en Olaf (no.15) ook in de liefde verbonden aan elkaar. De andere tien respondenten staan in dit onderzoek volledig op zichzelf, waarvan ik dus geen

liefdesconnecties heb geïnterviewd.

Figuur 1: Leeftijd van de respondenten

Figuur 2: Opleidingsniveau van de respondenten 28 45 26 27 24 31 21 23 30 23 26 31 26 24 28 30 0 5 10 15 20 25 30 35 40 45 50

Leeftijd respondenten

(32)

32 Figuur 3: Geslacht en woonstatus van de respondenten

Operationalisering

Een viertal concepten staan centraal in mijn onderzoek. Het eerste is het idee van

polyamorie. Polyamorie6 is een vorm van non-monogamie en staat binnen de wetenschap

voor het hebben van meerdere seksueel-intieme relaties op hetzelfde moment (Sheff 2005,

6 Polyamorie verschilt van polygamie in de nadruk op gendergelijkheid: zowel mannen als vrouwen zijn vrij in

het aangaan van meerdere liefdesverhoudingen (Deri 2011). Polygamie wordt vaak opgevat als polygynie: de situatie waarin een man meerdere vrouwen heeft.

11 3 1 1

Opleidingsniveau respondenten

WO HBO MBO Middelbaar Beroepsonderwijs 10 6 0 2 4 6 8 10 12 Man Vrouw

Geslacht

respondenten

14 2

Woonstatus

respondenten

Woonachtig in Randstad Woonachtig buiten Randstad

(33)

33 Deri 2011). Hierbij is binnen wetenschappelijke begrip van polyamorie essentieel dat alle betrokken partijen zich bewust zijn van de multi-intimiteit en hiermee tevens instemmen. De betekenis van polyamorie is echter onderdeel van mijn onderzoek: wat verstaan mensen eronder? Het is een relatief nieuw begrip, dat tot de midden jaren ’90 niet werd gebruikt in bijvoorbeeld kranten. Ik gebruik polyamorie als een losse aanduiding om daarmee de

uitsluiting van andere interpretaties van polyamorie niet uit te sluiten die ik ga onderzoeken. Polyamorie zou zich volgens de literatuur hierover scheiden van andere vormen van non-monogamie doordat de intentie niet alleen seksueel contact is, zoals wel het geval bij swinging of ‘open relaties’. De emotionele verbinding is van belang binnen polyamorie, evenals de nadruk op een lange termijn verbintenis (Deri 2011, p.2). Het openlijke karakter onderscheidt polyamorie van vreemdgaan, dat zich juist kenmerkt door in het geheim

aangaan van seksuele of emotioneel-intieme banden buiten de primaire relatie. Overspel zal dientengevolge geen onderdeel uitmaken van het onderzoek.

Arrangement is het tweede begrip dat aan de orde is gekomen in dit onderzoek. Dit begrip staat voor een geheel aan afspraken en gebruiken, evenals de expliciete en impliciete gedragsregels die hieruit voortkomen. Van belang bij het gebruik van dit concept binnen dit sociologisch onderzoek was de nadruk op hoe polyamoreuze mensen hun liefdesleven vormgeven, regelen of arrangeren. Binnen het arrangement behoren zowel afspraken als impliciete en expliciete verwachtingen over wat je met wie deelt: zowel op praktisch gebied (samenwonen, vakantie, familie- en feestdagen) als op intiem gebied (communicatie over wie, wat, waar en wanneer seksueel-intiem contact heeft). Het gaat hierbij niet alleen om met wie je slaap of van wie je houdt, maar juist om de dagelijkse praktijken. Praktijken die gemakkelijk te inventariseren zijn, zoals met wie men op vakantie gaat.

Het derde concept dat centraal stond is identiteit. Identiteit, maar bijvoorbeeld ook verlangens, relaties en emoties worden beïnvloed door de cultuur waarin mensen leven (Weeks 2003 in Ritchie & Barker 2006). Deze sociaal-constructivistische benadering is binnen dit onderzoek gehanteerd, waarbij identiteit gaat om het ‘begrip’ wat mensen van zichzelf hebben in termen van culturele concepten die voorhanden zijn. Aangezien monogamie de norm is en polyamorie minder culturele representaties kent, moeten polyamoreuze mensen de constructie van de eigen identiteit des te meer op eigen houtje te doen. De Britse

socioloog Anthony Giddens spreekt van zelf-identiteit, en stelt dat in het moderne project eenieder de opgave heeft in de vorming van de eigen identiteit door zelf-reflectie.

(34)

34 Polyamorie kan staan voor een ‘burgeoning sexual story’ met zijn eigen algehele filosofie, gebruiken en identiteit, wat mensen die meerdere seksueel-intieme partners hebben kunnen gebruiken in de vorming van hun identiteit (Ritchie & Barker 2006). Hiermee geeft polyamorie als een levensfilosofie de mogelijkheid voor polyamoreuze mensen om – anders dan bij monogamie - op een alternatieve manier zichzelf te bekijken, vormgeven of

simpelweg te zijn. In het onderzoeken van welke uitdagingen polyamoreuze mensen zichzelf gesteld zien in hun liefdesleven, was het dus belangrijk om de koppeling met de manier waarop ze hun identiteit vormgeven, te exploreren.

Als laatste is emotiemanagement een concept dat meermaals aan de orde is gekomen in dit onderzoek. Emotiemanagement staat voor het afstemmen van de ervaring en uiting van emoties onder druk van heersende culturele normen. Dit concept is afkomstig van het begrip Emotion Management, zoals voor het eerst gebruikt door de socioloog Arlie Hochschild (1983) om te refereren naar het proces van beheersing (en zelfs onderdrukking) van emoties. De emotiemanagement van jaloezie stond centraal in de exploratie van het liefdesleven van polyamoreuze mensen. Als je niet elkaars exclusief bezit bent – zoals vaak aangenomen wordt in klassieke monogame relaties - hoe manage je dan gevoelens van jaloezie?

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Verzeker je kind dat je hier samen door moet en dat het niet gemakkelijk zal zijn.. Maak ook duide- lijk dat jij er zeker zal zijn

„Het zijn niet meer alleen mensen die slechts tot hun veer- tiende naar school konden gaan, maar bijvoorbeeld ook jongeren met een migratie-achtergrond.. Andere oorzaken

Niet het leven is heilig, maar de  kwaliteit ervan: als die ontbreekt, mag de trekker overgehaald en het gif verdeeld. Bij

Het besluit om niet te reanimeren of andere behandelafspraken die u besproken heeft, kunnen op elk moment door u worden herzien. Wanneer behandelafspraken zijn afgesproken op

Je wordt dus niet zozeer gevormd door je eigen keuzen maar meer door de mogelijkheden van je omgeving.. Maar er is dus blijkbaar een overgangspunt tussen het dorp en de stad

De standaard stalen bovenbak en onderlat zijn gevoelig voor vocht en zullen, om oxidatie te voorkomen, vervangen moeten worden door een aluminium bak en onderlat met een

Soms moet je heel precies luisteren om te begrijpen wat iemand bedoelt.. Begrijp je

Homo-, lesbische en bi-jongeren worden vaak omringd door heteroseksuele mensen in wie zij zich niet of weinig kunnen herkennen en waarbij zij het gevoel hebben ‘anders’ te