• No results found

Gerechtvaardigd geweld: Het standpunt van Pax Christi tijdens de Kosovo-oorlog

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Gerechtvaardigd geweld: Het standpunt van Pax Christi tijdens de Kosovo-oorlog"

Copied!
55
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

GERECHTVAARDIGD GEWELD

?

HET STANDPUNT VAN

P

AX

C

HRISTI TIJDENS DE

K

OSOVO

-

OORLOG

RonaldPostma (10460705) rjpostma89@gmail.com Master Geschiedenis van de Internationale Betrekkingen Docent: dhr. dr. Rimko van der Maar Tweede lezer: dhr. dr. Peter van Dam

(2)

2

Inhoudsopgave

Woord vooraf 3 Noot van de auteur 4 Inleiding 6

H1: Een katholieke vredesbeweging in Nederland 10

Nederlandse vredesbewegingen voor de Tweede Wereldoorlog 10 De oprichting van Pax Christi 11

Tussen het Vaticaan en Den Haag 12 Pax Christi tegen kernwapens 17 Na de val van de Muur 20 Kosovo-project 21 H2: Oorlog in Joegoslavië 24 Joegoslavië 24 Oorlog op de Balkan 26 Kosovo 28 Humanitaire interventie? 32 H3: Crisis in Kosovo 37

Pax Christi en militaire interventie 37 Het beleid van Pax Christi 38

Pax Christi en de Kosovo-crisis 40

Andere secties over Operation Allied Force 45 Humanitaire interventie geëvalueerd 46 Conclusie 48

Geraadpleegde bronnen 51 Lijst van archivalia 51 Rapporten 51

Websites 51 Literatuurlijst 52

(3)

3

Woord vooraf

Het schrijven van deze scriptie was voor mij de laatste te nemen hindernis in het succesvol behalen van de mijn Master degree. Tijd om even terug te blikken op mijn tijd als student aan de Universiteit van Amsterdam. Mooie herinneringen houd ik over aan de collegereeks over de recente geschiedenis van Afrika, waar dhr. van der Veen naast zijn eigen kleurrijke colleges ook vele kleurrijke gastsprekers uitnodigden en ons meenam naar het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Ook het keuzevak van mevr. Blok was er een waar ik dankbaar voor ben dat ik het heb mogen volgen. Dankzij dit vak heb ik mijn vader beter leren kennen en ben ik meer te weten gekomen over zijn tijd als agent.

Het schrijven van mijn scriptie was voor mij een leerzaam proces dat ik niet zonder een aantal mensen had kunnen voltooien. Allereerst wil ik mijn steun en toeverlaat bedanken, lieverd zonder jou had ik het niet gekund op de manier waarop het is gegaan. Sorry, dat ik mezelf zo vaak moest opsluiten in mijn kantoor en je daardoor niet altijd de aandacht kon geven die je verdient. Verder wil ik ook graag mijn ouders bedanken die altijd in mij hebben geloofd. Dankjewel, als jullie niet achter mij hadden gestaan toen ik zei dat ik de overstap wilde maken van de mbo-opleiding naar de havo, was ik niet geweest waar ik vandaag ben. Mijn speciale dank wil ik ook laten uitgaan naar dhr. van der Maar, de begeleider van mijn scriptie. Als u niet had toegezegd mij te begeleiden nadat anderen het verzoek naast zich neer hadden gelegd, was het proces voor mij een stuk moeizamer verlopen.

(4)

4

Noot van de auteur

Om ervoor te zorgen dat bij sommige van de gebruikte begrippen geen verwarring ontstaat, zal ik hieronder een aantal begrippen nader toelichten. Te beginnen met het kernbegrip van de scriptie, namelijk vredesbeweging. Onder vredesbeweging wordt hier een organisatie bedoeld die het streven naar vrede centraal stelt. Beweging wordt dus in het enkelvoud gebruikt en niet als een aanduiding van meerdere organisaties die eenzelfde doel nastreven. Zoals zal blijken is ervoor gekozen om Pax Christi Nederland aan te duiden als ‘Pax Christi’. Als andere secties ter sprake komen zal hier het land of de streek bij vermeld worden om onderscheidt te maken. De internationale en overkoepelende sectie van Pax Christi wordt aangeduid met ‘Pax Christi Internationaal’.

Verder zal ik ook ingaan op de geschiedenis van Joegoslavië en de conflicten die zich hier hebben afgespeeld in de jaren negentig. Doordat Joegoslavië een land was met veel verschillende bevolkingsgroepen die in overeenkomstige gebieden leefden kunnen de namen verwarrend worden. Een veel besproken en centrale etniciteit in de scriptie is die van de Albanese-Kosovaren, zij zullen Kosovaren genoemd worden in deze scriptie. De Serviërs zullen enkel worden aangeduid als Serviërs, ook zij die in Kosovo woonden,dit was immers een provincie van Servië. In de staat Bosnië-Herzegovina woonden drie verschillende etniciteiten: Serviërs (Bosnische-Serviërs), Kroaten (Bosnische-Kroaten) en Slavisch sprekende moslims (Bosniaks). Verder zullen de Serven die in Kroatië woonden ‘Kroatische-Serviërs’ genoemd worden.

Als laatste zal in de scriptie veel gebruik worden gemaakt van het begrip humanitaire interventie. Later in de scriptie zal duidelijk worden wat dit exact inhoudt. Voor nu is het van belang dat er onderscheidt wordt gemaakt tussen een humanitaire en een militaire interventie. In het geval van een humanitaire interventie zal in deze scriptie een interventie bedoeld worden dat vanwege humanitaire redenen met militair geweld wordt uitgevoerd. Een militaire interventie is een interventie met militair geweld, maar zonder de humanitaire dimensie.

(5)

5

Kaart 1: Joegoslavië na 1945

Bron: http://www.filavaria.nl/joego.htm

Kaart 2: Servië inclusief Kosovo

(6)

6

Inleiding

Op 24 maart 1999 vonden de eerste bombardementen plaats op militaire doelen in Servië. Dit was de start van het luchtoffensief van de Noord-Atlantische Verdragsorganisatie (NAVO): Operation Allied Force (OAF). De secretaris-generaal van de NAVO, Javier Solana, had twee dagen daarvoor toestemming gekregen van de Noord Atlantische Raad, het permanente besluitvormende orgaan van de NAVO, om luchtaanvallen uit te voeren op doelen in de Federale Republiek Joegoslavië (FRJ).1 De NAVO voerde de aanvallen uit zonder dat zij hiervoor toestemming hadden van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties (VN). Desondanks zag de NAVO zich gedwongen te handelen, vanwege de humanitaire ramp die zich begon af te spelen in de Servische regio Kosovo. Hier voerden Joegoslavische troepen, gesteund door Servische milities, een etnische zuivering uit onder de Kosovaren.

Mede door het uitblijven van toestemming van de Veiligheidsraad was de luchtcampagne van het begin af aan omstreden.2 Reeds vijf maanden voordat de operatie van start ging publiceerde het NRC Handelsblad een artikel waarin de twijfel over de juridische rechtvaardiging van het eventuele NAVO-besluit om tot bombardementen over te gaan naar voren werd gebracht.3 Het artikel was een reactie op het besluit van de Tweede Kamer op 9 oktober 1998, om in te stemmen met de mogelijkheid om militair in te grijpen tegen Joegoslavië.

In het bewuste artikel werd een brief van ministers Van Aartsen en De Grave aan de Tweede Kamer besproken. In de brief stelden de ministers dat Joegoslavië weigerde om de eisen van VN-resolutie 1199 na te leven, wat volgens hen voldoende legitimiteit gaf om militair in te grijpen. Ook meenden zij dat de eisen van de VN-resolutie gebaseerd waren op Hoofstuk VII van het VN Handvest, wat militair geweld zou toestaan. Volgens het NRC Handelsblad wees onderzoek echter het tegenovergestelde uit. Het Handvest van de VN verbiedt het gebruik van, en dreigen met geweld tussen lidstaten. De twee uitzonderingen op deze regel, zelfverdediging en toestemming van de VN Veiligheidsraad, waren beiden niet van toepassing op een eventueel militair ingrijpen van de NAVO in Kosovo. Hierdoor viel Hoofdstuk VII van het Handvest, aldus het NRC Handelsblad, af als legitiem juridische basis voor een militair ingrijpen. Ook VN-resolutie 1199 vormde geen solide basis om militair ingrijpen te rechtvaardigen. In de resolutie waren geen bepalingen over het afdwingen van de eisen met gebruik van geweld aanwezig en kon dus niet als juridische basis gelden voor een, met gebruik van geweld, militair ingrijpen in Joegoslavië.

Het artikel uit het NRC Handelsblad gaf een samenvatting van de discussie over de humanitaire interventie. Voorstanders, in dit geval de ministers, gaven aan dat de resolutie

1

Nederlands Instituut voor Militaire Historie, Operatie Allied Force (Den Haag 2010) 1-2.

2 Simone Eysink, ‘Een omstreden interventie. De casus Kosovo’, 217-234 in: Duco Hellema en Hilde Reiding (red.), Humanitaire interventie en soevereiniteit. De geschiedenis van een tegenstelling (Amsterdam 2004) 217. 3

Nrc.nl, ‘Ingrijpen in Kosovo is onrechtmatig’, NRC Handelsblad, 12-10-1998,

http://www.nrc.nl/handelsblad/1998/10/12/ingrijpen-in-kosovo-is-onrechtmatig-7418202 (laatst bezocht op 13-1-2016).

(7)

7

van de VN Veiligheidsraad voldoende legitimiteit met zich mee bracht. Daarnaast was een veel gehoord argument van voorstanders – hoewel de ministers dit niet gebruikten – dat zij de morele plicht voelden om de Kosovaren te hulp te komen.4 Tegenstanders waren van mening dat de resolutie de interventie juridisch niet onderbouwde, de VN Veiligheidsraad had immers geen specifieke toestemming gegeven voor het gebruik van geweld.

Ondanks de omstreden factoren en de discussie die de luchtcampagne opriep, stemde de Tweede Kamer in maart 1999 wederom in met militaire acties tegen Joegoslavië. Niet alleen de Tweede Kamer was een voorstander van de NAVO luchtcampagne, ook de Nederlandse publieke opinie was voor militair ingrijpen in Kosovo, zo bleek uit een onderzoek onder de Nederlandse bevolking.5 Volgens dit onderzoek was, naast dat mensen voor een ingrijpen waren, ook nog eens 71 procent van de ondervraagden van mening dat de schending van de mensenrechten van de Kosovaren de belangrijkste reden was voor een militair ingrijpen. In EenVandaag zei de presentator zelfs: ‘Als de zuiveringen in dit tempo doorgaan dan verwacht de NAVO dat binnen twee weken geen enkele Albanees meer in Kosovo zal zijn’.6

Ook de secretaris van de Nederlandse vredesbeweging het Interkerkelijk Verbond (IKV), Mient Jan Faber was een voorstander van de humanitaire interventie. Sterker nog, hij pleitte zelfs voor de inzet van grondtroepen; luchtaanvallen alleen zouden volgens hem niet voldoende zijn om de etnische zuivering van Kosovo te doen stoppen.7 De houding van Faber roept de vraag op hoe het kan dat een Nederlandse vredesbeweging zich niet negatief uitliet over een militaire campagne van NAVO. Een andere belangrijke Nederlandse vredesbeweging, Pax Christi, bleef echter stil over de kwestie.8 Het niet naar buiten treden in de media over de kwestie is opvallend, gezien de interesse die zij sinds de jaren tachtig in de Balkan en ook in Kosovo had getoond. In samenwerking met de Vlaamse sectie van Pax Christi had zij in 1995 een dialoogproject opgestart om bij te dragen aan het uitbreken van

4

Gelijn Molier, De (on)rechtmatigheid van humanitaire interventie: Respect voor staatssoevereiniteit versus

bescherming van mensenrechten? (Groningen 2003) 317-320.

5

Trouw.nl, ‘Robuust draagvlak stelt Kamerleden gerust’, Trouw, 10-4-1999,

http://www.trouw.nl/tr/nl/5009/Archief/article/detail/2715961/1999/04/10/Robuust-draagvlak-stelt-Kamerleden-gerust.dhtml (laatst bezocht op 13-1-2016).

6

EenVandaag, ’20 jaar EenVandaag: oorlog in Kosovo’, NPO,

http://www.eenvandaag.nl/index.php/buitenland/46867/20_jaar_eenvandaag_oorlog_in_k osovo (laatst bezocht op 13-1-2016).

7

Ben S. Schennink, ‘Van vakbeweging naar projectorganisatie: ontwikkelingen in de vredesbeweging’, 221-235 in: Bert Bomert en Theo van Hoogen (ed.), Jaarboek vrede en veiligheid 1999. Internationale

veiligheidsvraagstukken en het Nederlands perspectief (Nijmegen 1999) 232. En NRC.nl, Yasha Lange,

’Inzamelen, maar geen vredesdebat’, NRC, http://www.nrc.nl/handelsblad/1999/04/10/inzamelen-maar-geen-vredesdebat-7442548 (laatst bekeken op 8-4-2016).

8

Gemma van der Haar en Ben Schennink, ‘Working on peace in the Balkans: Pax Christi’s experiences in Serbia & Montgenegro, Kosovo and Macedonia’ 125-168 in: Ben Schennink en Gemma van der Haar (eds.), Working

on Peace-building and conflcit prevention. Experiences and dilemmas of Dutch NGOs (Amsterdam 2006) 125,

noemt Pax Christi één van de belangrijkste vredesbewegingen van Nederland. En NRC.nl, Yasha Lange,’Inzamelen, maar geen vredesdebat’, NRC,

http://www.nrc.nl/handelsblad/1999/04/10/inzamelen-maar-geen-vredesdebat-7442548 (laatst bekeken op 8-4-2016), wordt in gesteld dat PCNL niet van zich liet horen.

(8)

8

een gewapend conflict in deze regio.9 Door de actieve houding van Pax Christi in Kosovo en de persoonlijke banden die Pax Christi had met Kosovaren die deelnamen aan het project, was het logisch geweest als zij duidelijk zichtbaar naar buiten was getreden om haar standpunt te verkondigen.

Het standpunt van Pax Christi over de humanitaire interventie van de NAVO was dus niet duidelijk. Ook in de historische literatuur is er weinig bekend over haar standpunt. In 2015 heeft Maarten van den Bos het boek Mensen van goede wil: Een geschiedenis van de katholieke vredesbeweging Pax Christi 1948-2013 uitgebracht.10 Ondanks dat de titel doet vermoeden dat het een overzichtswerk is van Pax Christi Nederland tot 2013 stopt het boek ruim vijftien jaar eerder. Hierdoor behandelt Van den Bos de Kosovo-kwestie in zijn geheel niet en gaat hij ook niet in op het dialoogproject of andere activiteit van Pax Christi op de Balkan. Andere overzichtswerken van de geschiedenis van Pax Christi – zoals het werk van Niek Megens en Hilde Reiding of de gerediceerde bundel van Ben Schennink, Marcel Becker, Hans Bos en Cor Arends – zijn gepubliceerd vóór of in het jaar van het uitbreken van de oorlog in Kosovo.11 Zij konden dus niet ingaan op deze kwestie.

Twee historici hebben wel onderzoek gedaan naar Pax Christi en de Kosovo-crisis. Ten eerste wijden Gemma van der Haar en Ben Schennink een hoofdstuk aan het onderwerp in hun bundel Working on Peace-building and conflict prevention: Experiences and dilemmas of Dutch NGOs.12 In het hoofdstuk ‘Working on peace in the Balkans Pax Christi’s experiences in Serbia & Montenegro, Kosovo and Macedonia’ beschrijven de auteurs het ontstaan en de ontwikkeling van het Kosovo-Servië Dialoog Project. Over de interventie van de NAVO wordt alleen gemeld dat het voor het einde van het dialoogproject zorgde. Van der Haar en Schennink schenken geen aandacht aan het standpunt dat Pax Christi innam ten opzichte van de humanitaire interventie van de NAVO.

Daarnaast schreef Sylvia van Duin in 2010 haar Masterscriptie aan de Universiteit van Utrecht over de visie van Pax Christi en het IKV op militair ingrijpen in Bosnië-Herzegovina, Kosovo en Irak.13 Over de visie van Pax Christi op het gebied van de NAVO bombardementen op Kosovo, maakt van Duin gebruik van openbare bronnen die in 1998 zijn opgesteld, dus voordat de NAVO daadwerkelijk met haar bombardementen begon.14 Dit valt te verklaren doordat andere bronnen destijds niet voor handen waren. Inmiddels heeft Pax Christi nieuwe delen van haar archief vrijgegeven, waaronder stukken uit de tijd van de Kosovocrisis. Het is hierdoor mogelijk om de visie van Pax Christi over militair ingrijpen in de Kosovo-crisis te onderzoeken aan de hand van primair bronmateriaal uit het archief van Pax Christi Nederland.

9

Van der Haar, ‘Working on peace’ in: Schennink, Working on Peace-building 128. 10 Maarten van den Bos, Mensen van goede wil. Pax Christi 1948-2013 (Amsterdam 2015). 11

Niek Megens en Hilde Reiding, Bewegen binnen smalle marges. Pax Christi Nederland, 1965-1990 (Nijmegen 1999) en Ben Schennink e.a., In Beweging voor de vrede. Veertig jaar Pax Christi: geschiedenis, werkwijze,

achterban en invloed (Nijmegen 1988).

12

Van der Haar, ‘Working on peace’ in: Schennink, Working on Peace-building. 13

Sylvia van Duin, Vredesbewegingen en militair ingrijpen: een rechtvaardige combinatie: Visie van Pax Christi

en et IKV inzake militair ingrijpen in Bosnië-Herzegovina, Kosovo en Irak (Utrecht 2010).

(9)

9

Het ontbreken van literatuur over het standpunt van Pax Christi ten aanzien van het militair ingrijpen van de NAVO, terwijl Pax Christi zeer betrokken was bij Kosovo, en het vrijkomen van nieuw archiefmateriaal is aanleiding voor onderzoek naar dit onderwerp. Deze scriptie zal de lacune in de literatuur over het standpunt van Pax Christi ten aanzien van het ingrijpen van de NAVO in de Kosovo-crisis opvullen door een antwoord te geven op de volgende hoofdvraag: Wat was het standpunt van Pax Christi Nederland ten opzichte van de bombardementen van de NAVO op Kosovo en Servië in 1999 en veranderde Operation Allied Force haar standpunt ten opzichte van een humanitaire interventie?

Om tot een goed antwoord op de hoofdvraag te komen, is deze scriptie ingedeeld in drie hoofdstukken. In het eerste hoofdstuk staat Pax Christi Nederland centraal en zal de geschiedenis van de vredesbeweging uit de doeken gedaan worden. Hierbij is speciale aandacht uitgegaan naar de visie van Pax Christi op het gebruik van geweld en of deze aan verandering onderhevig was door de veranderende wereld om haar heen. Dit hoofdstuk zal de periode behandelen dat loopt vanaf het bestaan van Pax Christi tot aan het begin van de Kosovo-crisis. In het tweede hoofdstuk staat de Kosovo-oorlog centraal. Eerst zullen de ontwikkelingen in Joegoslavië beschreven worden waarna de aandacht uitgaat naar de voorgeschiedenis van de vijandigheden tussen Kosovo en Servië en de uiteindelijke geweldexplosie tussen de twee. Verder zal in dit hoofdstuk speciale aandacht uitgaan naar het concept van de humanitaire interventie en de redenen van de discussie die zij oproept. In het derde hoofdstuk zal het daadwerkelijke bronnenonderzoek worden gepresenteerd. Eerst zal de het algemeen beleid van Pax Christi na 1998 worden besproken, waarna het standpunt van Pax Christi ten aanzien van de Kosovo-crisis uiteen wordt gezet. Als laatste zal het standpunt van Pax Christi ten opzichte van een humanitaire interventie na de Kosovo-crisis worden besproken.

(10)

10

H1: Een katholieke vredesbeweging in Nederland

Op 22 oktober 1951 ontstond het landelijk comité van Pax Christi Nederland.15 Dit ontstaan was het gevolg van een ontmoeting drie jaar eerder, toen acht mensen bij elkaar kwamen in de wachtkamer van de derde klasse op Utrecht Centraal.16 Zij waren geïnspireerd geraakt door wat zij eerder dat jaar hadden gezien in het bedevaartsoort Kevelear in Duitsland, vlak over de Nederlands-Duitse grens bij Nijmegen. Hier had een internationale bijeenkomst plaatsgevonden van Pax Christi Internationaal, een internationale katholieke vredesbeweging met als belangrijkste doel verzoening tussen Duitsland en Frankrijk.17 Tijdens deze bijeenkomst werd aan de Nederlandse franciscaan Aquilinus Emmen gevraagd een poging te wagen een Nederlandse sectie van Pax Christi op te richten. Drie jaar later was het zover.

In dit hoofdstuk staat de geschiedenis van Pax Christi centraal, het is een beschrijving van de ontwikkeling die zij sinds haar oprichting heeft doorgemaakt. Eerst zal ingegaan worden op het ontstaan van Nederlandse vredesbewegingen voor de oprichting van Pax Christi. Het tweede deel van het hoofdstuk zal het ontstaan van Pax Christi Internationaal en haar Nederlandse sectie beslaan. Daarna zal de geschiedenis Pax Christi worden besproken, met specifieke aandacht voor haar standpunt ten aanzien van een humanitaire interventie. Verder wordt het ontstaan van het IKV besproken en haar rol in de geschiedenis van Pax Christi.

Nederlandse vredesbewegingen voor de Tweede Wereldoorlog

Het ontstaan van Nederlandse vredesbewegingen vindt zijn oorsprong in 1870. Na het uitbreken van de Frans-Duitse oorlog voelde de doopsgezinde priester Ferdinand Domela Nieuwenhuis de urgentie om een organisatie op te richten tegen oorlog. Hij richtte de Vredebond op.18 Volgens Nieuwenhuis moest de invloed om vrede te bereiken van onderaf komen. De publieke opinie moest zich uitspreken tegen oorlogsgeweld en voor de vrede.

Tijdens het interbellum zagen de Nederlandse vredesbewegingen hun ledenaantallen toenemen. Gedurende deze periode van antimilitarisme telden de verschillende vredesorganisaties een gezamenlijk ledental van 56.000 mensen.19 Daarnaast sloten ook twee grote politieke partijen – de Sociaal-Democratische Arbeiderspartij en de Vrijzinnig-Democratische Bond – zich aan bij het streven naar een eenzijdige nationale ontwapening.

Tijdens de jaren tussen de twee wereldoorlogen ontstonden in Nederland twee organisaties die zich vanuit een religieus oogpunt met vrede bezighielden. Destijds de grootste, nog steeds bestaande, vredesbeweging Kerk en Vrede ontstond onder leiding van

15

Van den Bos, Mensen van goede wil 45. 16 Idem 19.

17

Idem 35. 18

Gerard van den Boomen, Honderd jaar vredesbeweging in Nederland. Van socialisten tot vrouwen voor vrede (Amsterlveen 1983) 16.

(11)

11

remonstrantse predikant en hoogleraar G.J. Heering.20 Kerk en Vrede was een pacifistische beweging die haar overtuiging verklaarde vanuit de bijbel. Van grote invloed op Kerk en Vrede was het boek van oprichter G.J. Heering, De Zondeval van het Christendom. Heering beargumenteert hierin dat hoewel het Oude Testament oorlogsgeweld accepteerde, het Nieuwe Testament iedere vorm van geweld buitensluit en oorlog volkomen afwijst.

Een tweede vredesbeweging die tijdens het interbellum het levenslicht zag, was de Rooms-Katholieke organisatie RK Vredesbond. Anders dan de naam doet vermoeden, was zij niet de facto voor de vrede, maar hield zij zich bezig met de leer van de rechtvaardige oorlog. RK Vredesbond bleek in eerste instantie niet levensvatbaar. Pas toen de RK Vredesbond onder leiding kwam te staan van dominicaan J.B. Kors en franciscaan Didymus Beaufort, profileerde zij zich nadrukkelijker.21

De vredesbeweging Jongeren Vredesactie is het noemen waard als belangrijke niet-kerkelijke vredesorganisatie tijdens het interbellum. Ondanks dat het aantal leden gering bleef was zij wel invloedrijk. Dit kwam doordat Jongeren Vredesactie vanaf 1937 begon met het propaganderen van de ‘pacifistische volksverdediging’. Hierbij werd er van uitgegaan dat het Nederlandse leger een nederlaag zou leiden bij een Duitse inval. De geweldloze strijd die de Nederlandse burgers zouden moeten leveren tegen de Duitse bezetter werd de pacifistische volksverdediging. De strijd ging volgens dit denkbeeld niet om het verdedigen van de landsgrenzen, maar om het geheel aan Nederlandse culturele waarden. De bevolking had in deze strijd als wapen; burgerlijke ongehoorzaamheid, hier zou geen bezetter bestand tegen zijn, aldus de Jongeren Vredesactie.22

De oprichting van Pax Christi

In de laatste maanden van de Tweede Wereldoorlog ontstond binnen een groepje Franse katholieken het idee om te bidden voor verzoening met Duitsland.23 Onder leiding van de bisschop van Tarbes-Lourdes en lyceumdocente Marthe Dortel-Claudot, voor de dagelijkse leiding, streefden zij naar ‘Pax Christi in regno Christo’, de vrede van Christus in het rijk van Christus. Vrede kon worden bereikt door middel van ontmoetingen met geloofsgenoten uit verschillende landen; dit zou tot een verbroedering leiden. Na de bekendmaking volgde een stormachtige groei, met 75.000 aanmeldingen aan het secretariaat in Parijs. Een jaar na oprichting vond in Lourdes de eerste grote bijeenkomst plaats en weer een jaar later in 1947, wederom in Lourdes, het eerste internationale congres. Pax Christi Internationaal was ontstaan uit de verzoeningsgedachte en ontleende haar karakter aan haar katholiciteit. Doordat de rooms-katholieke kerk een mondiale religie was, had het een internationaal karakter en een grensoverschrijdend gedachtegoed. Hierdoor was het katholieken niet

20

Van den Boomen, Honderd jaar vredesbeweging 135-137. 21

Van den Bos, Mensen van goede wil 23-26. 22

Verkuil, De grote illusie 13.

(12)

12

vreemd grensoverschrijdend te denken en was het internationaliseren van Pax Christi een natuurlijk proces.24

In 1948 vond het tweede internationale congres van Pax Christi plaats in Kevelaer. Bij dit congres was voor het eerst een Nederlandse delegatie aanwezig. Zij kregen het verzoek in Nederland een Nederlandse tak van Pax Christi op te richten. Fransiscaan Eelco Bruinsma nam het initiatief om de Nederlandse sectie te laten ontstaan. Het opzetten van de vredesbeweging koste veel moeite en tijdens een bijeenkomst in september 1949 in Den Haag werd besloten dat ieder een eigen weg zou gaan. De hoop was er dat uit lokale takken een landelijke organisatie zou ontstaan, wat op 22 oktober 1951 geschiedde.25 Tijdens de beginperiode van de Nederlandse sectie van Pax Christi kwamen de kernwaarden van de eerste initiatiefnemers overeen met het politieke klimaat dat in Europa heerste na de Tweede Wereldoorlog; het uitbannen van oorlog. Met de verschrikkingen van de Tweede Wereldoorlog nog vers in het geheugen trachtte Europese landen dit door internationale samenwerking te bereiken. Pax Christi zag zich daardoor niet genoodzaakt haar aandacht te focussen op de politiek en ontwikkelde zich als zuiver spirituele organisatie.26 Door het uitbreken van de Koude Oorlog was het Europese politieke klimaat echter veranderd. Een strijd tegen het communisme werd belangrijker dan één wereld en één Europa. Pax Christi was zich in de beginperiode echter niet bewust van deze omslag en zette de uitgezette koers van gebed en bezinning voort.

Tussen het Vaticaan en Den Haag

De organisatorische structuur van Pax Christi werd tijdens de landelijke vergadering van 10 januari 1953 gepresenteerd. Het Landelijk Bestuur, onder leiding van voorzitter kardinaal Bernard Alfrink, kreeg de definitieve beslismacht. Het Landelijk Secretariaat (later Dagelijks Bestuur), onder leiding van jezuïet en theoloog secretaris Marcel Smits van Waesberghe nam de dagelijkse bestuurstaken op zich en onderhield het contact met de lokale groepen. Van de Landelijke Vergadering (later Algemene Vergadering) bleef de functie tamelijk vaag. Zij had niet de macht om beslissingen terug te draaien of bestuursleden te benoemen dan wel weg te sturen. Dit kwam door de slechte organisatiestructuur bij de lokale groepen ‘vrienden van Pax Christi’. De vrienden waren niet voldoende georganiseerd om dergelijke taken op zich te nemen en hadden meer weg van vriendenclubs.27

Met de nieuwe organisatiestructuur kwam ook een nieuw motto. Er werd afgestapt van het leidraad, opgesteld door Smits van Waesberghe: ‘het bevorderen van Christus’ vrede door gebed met het oog op een meer vredelievende gezindheid en samenwerking tussen de volkeren’. Het nieuwe motto werd: ‘de vrede bevorderen met het oog op het voorbereiden

24 Marcel Becker, ‘De geschiedenis van Pax Christi van 1948 tot 1968; Gebed, Studie en Actie’ 19-58 in: Ben Schennink, Marcel Becker, Hans Bos en Cor Arends (red.), In Beweging voor de vrede. veertig jaar Pax Christi:

geschiedenis, werkwijze, achterban en invloed (Nijmegen 1988) 22.

25

Van den Bos, Mensen van goede wil 33-44 26

Ben Schennink, ‘Pax Christi: Veertig Jaar in Beweging voor Vrede, een Ten Geleide’ 9-17 in: Schennink (red.),

In Beweging voor de vrede 9.

(13)

13

en bereiken van meer vredelievende gezindheid en samenwerking tussen de volkeren’.28 Het verschil tussen de motto’s is voor een katholieke organisatie tamelijk groot; de religieuze aspecten zijn uit het motto verdwenen. Doel bleef het bereiken vrede en vredelievendheid, alleen niet meer door gebed. Ook is het niet langer Christus’ vrede dat wordt nagestreefd, maar enkel vrede.

Tijdens een internationaal congres in Delft in mei 1954 gaf kardinaal Alfrink meer kleur aan het doel van Pax Christi.29 Alfrink stelde dat het de taak van de christenen was om de vrede stapsgewijs dichterbij te brengen. Pax Christi streefde weliswaar naar vrede, maar was geen pacifistische beweging. Volgens Alfrink was Pax Christi zowel een kerkelijke als een politieke organisatie. Zij kon zich volgens Alfrink dus uitspreken over politieke vraagstukken. Een opmerkelijke uitspraak gezien het debat dat gedurende de eerste helft van de jaren vijftig onder de katholieken was ontstaan over de rol van het katholieke organisatiewezen. Het Nederlands episcopaat had na de Tweede Wereldoorlog de katholieke gemeenschap getracht te isoleren van de samenleving. Hier kwam kritiek op, Nederlandse katholieken moesten zelf hun keuzes kunnen maken. Om het debat in de kiem te smoren hadden Nederlandse bisschoppen, twee maanden voor Alfrink zijn toespraak, een bisschoppelijk mandement uitgegeven. Dit mandement gaf aan dat de katholieke eenheid op elk gebied bewaard diende te blijven. Ook konden katholieke politiek en katholieke organisaties niet gelijkgesteld worden. Opmerkelijk is dat Alfrink, als bisschop, het amendement ondertekend had en twee maanden laten iets tegenovergestelds zei.30 Smits van Waesberghe zag zichzelf gevangen tussen beide kampen en was gereduceerd in zijn uitspraken. Hij was van mening dat Pax Christi zichzelf niet te politiek moest profileren, maar zag ook in dat het vredesvraagstuk bij uitstek politiek was.31

In de tweede helft van de jaren vijftig kwam dus meer aandacht voor politieke realiteit. Pax Christi zag zich verplicht te komen met een standpunt over het defensiebeleid dat was gebaseerd op kernwapens en een afschrikkingsevenwicht. In navolging van paus Piun XII, die het communisme als een ‘bijna apocaliptische dreiging voor de mensheid’ zag, werd geconcludeerd dat op dit moment het communisme een grotere bedreiging was – het atheïstische gedachtegoed van het communisme kon niet samengaan met het christelijke geloof – en het beleid werd gesteund.32 Dat Pax Christi het afschrikkingsevenwicht destijds accepteerde, is volgens bisschop Ernst iets waarmee het nooit in het reine heeft kunnen komen.33 Ook sprak zij zich in deze periode niet openlijk uit tegen kernbewapening, sterker nog het werd regionale secties zelfs verboden hiertegen te demonstreren!34

28

Van den Bos, Mensen van goede wil 51. 29 Idem 51-52.

30

Idem 55-57. 31

Idem 53.

32 Becker, ‘De geschiedenis van Pax Christi’ in: Schennink(red.), In Beweging voor de vrede 24. En Van den Bos,

Mensen van goede wil 65.

33

Marjolein Schuurmans, ‘Het accent ligt bij mij op vrede. Interview met bisschop H. Ernst’ 15-35 in: Koos van der Bruggen (red.), Tijd van oorlog, tijd van vrede. Over het werk van de vredesbeweging (Kampen 1993) 30. 34 Van den Bos, Mensen van goede wil 67.

(14)

14

Pax Christi voer hiermee een ander standpunt dan Pax Christi Internationaal. Zij was tijdens de in Straatsburg gehouden Internationale Raad tot een verklaring waarin de ‘zedelijke plicht’ in herinnering werd geroepen ‘die allen geldt en heel bijzonder de leiders van de staten om, rekening houdend met het recht op een eventuele rechtmatige verdediging, alles in het werk te stellen om tot een concrete en effectieve overeenkomst te komen tussen alle volkeren over de onmiddellijke opheffing van de proeven met atoombommen, over het absolute verbod op het gebruik van ABC-wapens [atomaire-, biologische- en chemische wapens] en over de algemene ontwapening’.35 De verklaring ging Pax Christi te ver. Smits van Waesbreghe verklaarde dat, ondanks de gruwelijkheden van de moderne oorlog, ieder land het recht had op effectieve zelfverdediging. Van een algemene ontwapening kon dus volgens hem geen sprake zijn.36

Om Pax Christi op het politieke spoor te brengen werd het nodig geacht vers bloed te brengen in het bestuur. Om deze reden trad in 1959 KVP-politicus Wim Schuyt aan als vicevoorzitter.37 Pax Christi ging zich onder zijn leiding meer richten op de wereldlijke zijde van de vredesproblematiek. Hierbij liet zij zich leiden door de uit Frankrijk afkomstige ideologie nouvelle theologie. De ideologie ging over de nauwe relatie tussen de boodschap van het evangelie en het maatschappelijk engagement van de christen. Dit kwam er op neer dat de christen als taak had te streven naar een betere wereld, het evangelie gold hierbij als belangrijkste inspiratiebron.38 Verder liet Schuyt zich tijdens de beginperiode van zijn werk voor Pax Christi leiden door zijn ideaal van volledige uitbanning van oorlog. Volgens Schuyt was, door de komst van nucleaire wapens, oorlog niet langer geschikt om conflicten op te lossen. De leer van de rechtvaardige oorlog was in zijn optiek dan ook in haar klassieke vorm onmogelijk nog te hanteren.39

Schuyt was van mening dat, om vrede dichterbij te brengen, Pax Christi zich moest bezighouden met de praktische zijde van het vredeswerk. Hij was dan ook een voorstander van een wetenschappelijke benadering van het vredesvraagstuk en pleitte voor de oprichting van een studiecentrum. Onder zijn aanmoediging werd in 1965 een studiecentrum voor vredesvraagstukken aan de Universiteit van Nijmegen opgericht.40 Ondanks dat Pax Christi zichzelf meer met de politiek bezig wilde houden zorgde dit niet tot een grotere zichtbaarheid in de media. In de eerste jaren onder Schuyt kwam Pax Christi slechts tot één verklaring in de media. Pax Christi riep daarin de regeringen van Nederland en Indonesië op om af te zien van militaire maatregelen in de Nieuw-Guinea kwestie.41

Ondanks dat Pax Christi zich nog niet kon profileren in de media was onder Schuyt gedurende de eerste helft van de jaren zestig een omslag zichtbaar in de maatschappelijke

35 Van den Bos, Mensen van goede wil 67. 36

Idem. 37

Ben Schennink, ‘Pax Christi: Veertig Jaar in Beweging voor Vrede, een Ten Geleide’ 9-17 in: Schennink (red.),

In Beweging voor de vrede 10.

38

Becker, ‘De geschiedenis van Pax Christi’ in: Schennink(red.), In Beweging voor de vrede 28. 39

Idem 29. 40

Van den Bos, Mensen van goede wil 88-92. 41 Idem 31.

(15)

15

rol die Pax Christi zichzelf toedichtte.42 Zij had zich voorgenomen een belangrijkere rol in te nemen in de veranderende samenleving, waarin een secularisatie van de Nederlandse bevolking plaatsvond.43 Met de secularisatie wordt het verdwijnen van religie uit de samenleving bedoeld. Een proces dat in Nederland in de jaren zestig en zeventig als onderdeel van de ontzuiling zou hebben plaatsgevonden.44 Het seculariseringsdenken is de laatste jaren echter onder druk komen te staan. Secularisatie werd gezien als een ontwikkeling die plaatsvond tijdens de modernisering van een land, de Verenigde Staten bewijzen hier echter het tegendeel van. Ook ontstond er twijfel of Nederland wel als seculier land gezien kon worden.45 Peter van Dam komt in zijn boek, Staat van verzuiling: over een Nederlandse mythe, tot de conclusie dat er niet gesproken kan worden van een volledige religieuze secularisering. Wel was er een nieuw denken over de plaats van religie in de samenleving ontstaan, waarin religie gezien werd als een potentiële bedreiging van de maatschappelijke eenheid. Religie mocht wel geuit worden en persoonlijk beleid worden, als het maar bindende factor en niet als een splijtende factor fungeerde.46

Pax Christi ging het wegnemen van de oorzaken van oorlog als belangrijkste doel zien. Dit moest gebeuren door verschillende groepen mensen met elkaar in contact te brengen. Als mensen van verschillende etniciteit elkaar ontmoette, zouden vooroordelen over elkaar verdwijnen en meer begrip voor elkaar ontstaan. Een strategie die aansluit bij de conclusie van Van Dam is dat religie enkel als verbindende factor in de maatschappij werd toegestaan. De ontwikkelingen onder Schuyt zorgden er evenwel voor dat er een steeds grotere afstand met de religieuze identiteit van Pax Christi ontstond. Vrede werd minder en minder vanuit de Bijbel benaderd, maar steeds meer vanuit een politiek en wetenschappelijk oogpunt nagestreefd.47

Na 1965 was een paradoxale ontwikkeling zichtbaar die Pax Christi weer dichter bij het katholieke geloof bracht. In 1962 kwam de, door paus Johannes XIII uitgebrachte, encycliek Pacem in Terris uit. Op basis van de encycliek kon worden geconcludeerd dat de paus het gedachtegoed van een rechtvaardige oorlog achter zich had gelaten.48 Pax Christi besloot een onderzoekscommissie samen te stellen om een standpunt van Pax Christi over de rechtvaardige oorlog te bepalen.49 In 1965 werd het rapport Met Pacem in Terris onderweg gepubliceerd. Kern van Met Pacem in Terris onderweg was dat geloofsbeleving en politieke realiteit versterkt moesten worden. Ook mocht de mensheid zich niet berusten in de bewapeningswedloop, een tweezijdige ontwapening was mogelijk en moest worden nagestreefd.50

42

Van den Bos, Mensen van goede wil 74-85. 43

R. van der Maar, ‘Misdaad tegen God. Pax Christi en de oorlog in Vietnam, 1965-1973’, Transparant (2002) jaargang 14 nr. 4 12-16, 16.

44

Peter van Dam, Staat van verzuiling: over een Nederlandse mythe (Amsterdam 2011) 81.

45

Idem 82. 46 Idem 99. 47

Van den Bos, Mensen van goede wil 74-85. 48

Idem 93-94. 49

Megens, Bewegen binnen smalle marges 12.

(16)

16

Met het rapport Met Pacem in Terris onderweg sloeg Pax Christi een pacifistischere weg in. Het stelde dat oorlog, geweld en het gebruik van kernwapens onmogelijk te verenigen waren met het christendom.51 Aangezien de bijbel geen handleiding was voor de hedendaagse politiek werd oorlog gezien als iets dat in beginsel als een politiek vraagstuk gold. De weging van de inzet van wapens werd daarmee een politieke aangelegenheid.52 Dit wilde echter niet zeggen dat de kerk zich niet kon uitspreken over politieke zaken als oorlog en vrede.

De voornaamste basis voor wereldvrede bleef een verdere uitbouw van de (inter)nationale samenwerking. Ook op nationaal niveau moest meer worden samengewerkt. Om tot een samenwerking te komen moest Pax Christi de discussie aangaan met vredesbewegingen die geweldloosheid en eenzijdige ontwapening voorstonden. Dit was een nieuwe koers in de houding van Pax Christi; hiervoor werd iedere samenwerking afgezworen, en werden zij door Schuyt als ‘slap, weekhartig en sentimenteel’ bestempeld.53 Daarnaast moest er op nationaal niveau een samenwerking in oecumenisch verband komen voor vredeswerk. Verder werd er gepleit voor een meer begripvolle houding ten aanzien van het communisme, dat ondanks dat het gebaseerd was op valse wijsgerige stellingen ook goede elementen bevatte. Een grote omslag in de houding van de katholieke kerk, die tot deze tijd anticommunistisch was. Als laatste diende er meer aandacht aan de rechten van de mens geschonken worden. Om de rechten van de mens beter te kunnen beschermen diende een bovenstatelijke organisatie opgericht te worden.54

Rond 1967 werd de pressiefunctie van Pax Christi duidelijk zichtbaar door het geven van meerdere verklaringen over actuele acties. Een ontwikkeling dat goed zichtbaar is aan de hand van verklaringen die Pax Christi doet gedurende de Vietnamoorlog. In 1966 nam Pax Christi nog een genuanceerde positie in tegen de Vietnamoorlog. Zij sprak zich in oktober 1966 weliswaar uit tegen de Amerikaanse bombardementen op Vietnam, maar gaf hier geen praktisch vervolg aan.55 Dit was te wijten aan tegenwerking uit de eigen kring, hier was een anticommunistische houding voelbaar. Ook vonden katholieke politici dat Pax Christi zich niet moest mengen in deze politieke kwestie. Toen de Nederlandse overheid een jaar later, vanwege de Russische inval in Tsjechoslowakije, een voorstel voor budgetverhoging van defensie deed, bekritiseerde Pax Christi dit openlijk. Voordat het zijn kritiek openbaarde leidde dit standpunt tot grote verdeeldheid binnen Pax Christi en zelfs tot het aftreden van vicevoorzitter Schuyt. De verklaring van Pax Christi kreeg veel media-aandacht en deed veel stof opwaaien. Het leidde tot dusdanig veel onrust dat minister-president Piet de Jong

51

Maarten van den Bos, ‘Het sein van de vuurtorenwachter: Pacem in Terris, Pax Christi en de leer van de rechtvaardige oorlog’, Trajecta. Religie, cultuur en samenleving in de Nederlanden (2013) 22:2 221-247, 244. 52 Van den Bos, Mensen van goede wil 94-100 en Becker, ‘De geschiedenis van Pax Christi’ in: Schennink(red.),

In Beweging voor de vrede 33-34.

53

Becker, ‘De geschiedenis van Pax Christi’ in: Schennink(red.), In Beweging voor de vrede 35. 54

Van den Bos, Mensen van goede wil 94-100.

(17)

17

zichzelf gedwongen zag zendtijd aan te vragen op de publieke omroep om haar besluit te onderbouwen.56

Pax Christi tegen kernwapens

In april 1966 verstuurde Kardinaal Alfrink een brief aan de Generale Synode van de Hervormde Kerk en aan de Gereformeerde General Synode.57 In deze brief stelde hij voor om, geheel in lijn met het rapport Met Pacem in Terris onderweg, te komen tot een gezamenlijk beraad en een gemeenschappelijke actie van de christenen in Nederland ten opzichte van oorlog en voor vrede. De brief werd positief ontvangen en naar aanleiding ervan vond op 7 november 1966 de eerste vergadering plaats tussen Pax Christi en de Nederlandse hervormde kerk. Deze datum kan gezien worden als de feitelijke oprichting van het Interkerkelijk Vredesberaad (IKV). Eind april van het volgende jaar wordt het IKV wereldkundig gemaakt en al snel sloten ook andere kerken zich hierbij aan. In 1968 bestond het IKV uit negen lidkerken: de rooms-katholieke kerk, de Nederlands hervormde kerk, de gereformeerde kerk in Nederland, de evangelische-lutherse kerk, de oudkatholieke kerk, de remonstrantse broederschap, de doopsgezinde broederschap, het genootschap van vrienden (quakers) en de evangelische broederschap.58

Ondanks dat het IKV een organisatie was dat in opdracht van de kerken handelde deed het dit onder eigen verantwoordelijkheid. Dit zorgde ervoor dat het zelfstandig kon optreden in het bereiken van zijn doel; een brug slaan tussen de kerk en samenleving en de radicale vredesgroepen.59 De doelstelling van het IKV haalde haar inspiratie dus uit het rapport Met Pacem in Terris onderweg, waarin Pax Christi werd opgedragen toenadering te zoeken met andere vredesgroepen om met hen in debat te gaan over vredeswerk.

In het jaar na haar oprichting organiseerde het IKV de eerste vredesweek, wat de eerste tien jaar van het bestaan het centrale evenement werd. Het idee van de vredesweek was om ieder jaar een nieuw onderwerp te bedenken en organisaties die zich hier mee bezig hielden een platform te bieden ter promotie van hun werk en campagnes. Naast de vredesweek hield het IKV zich met name bezig met educatieve werkzaamheden. Het was nauwelijks politiek georiënteerd. De eerste keer dat het IKV met een politieke verklaring naar buiten kwam was de impact ervan zeer groot. Pax Christi had het IKV gevraagd zich publiekelijk achter haar, hierboven besproken, verklaring over de verhoging van defensie-uitgaven te scharen. De gezamenlijke afwijzing hiervan zorgden voor veel ophef in Nederland.60

Het succes van de vredesweek van het IKV zorgde ervoor dat Pax Christi zich in 1974 gedwongen zag te herstructureren.61 Veel van de leden van plaatselijke groepen van Pax

56

Megens, Bewegen binnen smalle marges 18-19. 57

Van den Bos, Mensen van goede wil 103-104.

58 Dion van den Berg (red.), IKV 1966-2006: veertig jaar mobiliseren voor vrede (IKV: Den Haag 2006)10-11. 59

Idem 11-13. 60

Idem 10-13. 61

Ben Schennink, ‘Pax Christi: Veertig Jaar in Beweging voor Vrede, een Ten Geleide’ 9-17 in: Schennink (red.), In Beweging voor de vrede 12.

(18)

18

Christi waren actief geworden in initiatieven van plaatselijke vredesweekgroepen. Dit zorgde ervoor dat de plaatselijke activiteiten van Pax Christi afnamen. Zij stond voor de keuze om haar plaatselijke groepen te stimuleren en hiermee de vredesweek uit te hollen, of afstand te doen van haar plaatselijke groepen en hiermee de vredesweek te stimuleren. Pax Christi koos voor het laatste en hief haar plaatselijke secties op. De vredesbeweging wilde zich ontwikkelen tot een landelijke vredesbeweging met gespecialiseerde werkgroepen. De dienstverlening werd gericht op kerkelijke infrastructuur van pastores, pastorale medewerkers en parochiële werkgroepen voor missie, ontwikkelingssamenwerking en vrede.

In 1977 lanceerde het IKV de campagne: ‘Kernwapens de wereld uit, te beginnen uit Nederland’.62 Het was de eerste keer dat het IKV een eigen campagne startte. De campagne tegen kernwapens was bedoeld om tien jaar te duren en op de lange termijn de afbouw van kernwapens stimuleren, door met eenzijdige initiatieven van Nederland een tweezijdige kernontwapening te creëren.63 Het NAVO dubbelbesluit bracht de campagne in een stroomversnelling. Het dubbelbesluit hield de vernieuwing van het kernwapenarsenaal van de NAVO en de plaatsing van achtenveertig kruisraketten in Nederland in. De plotselinge relevantie van het onderwerp dwong het IKV de in eerste instantie gestelde termijn steeds meer te laten varen. De campagne tegen plaatsing van de wapens werd onderdeel van de bredere kaders van de algemene campagne. Later ging de focus enkel op het tegenhouden van de kruisraketten.64 De campagne werd een enorm succes en sloeg aan onder grote lagen van de bevolking met als hoogtepunt de demonstratie in Amsterdam op 21 november 1981, waar 400.000 mensen in meeliepen.

Pax Christi had grote moeite met haar positionering ten opzichte van de IKV-campagne. Het IKV had de wens kenbaar gemaakt dat het de steun van Pax Christi zou ontvangen, iets dat niet vanzelfsprekend bleek. Binnen Pax Christi was de aversie tegen kernwapens nog niet doorgedrongen. Dit is te zien in een brochure die Pax Christi in 1977 uitgaf, hierin sprak zij zich uit tegen het afschrikkingsevenwicht. Over een anti-kernwapenbeleid werd echter niet gesproken.65 Door de interne discussie om wel of niet achter de campagne te gaan staan besloot Pax Christi de campagne kritisch te ondersteunen. De toenmalige voorzitter, bisschop Huub Ernst, was van mening dat Pax Christi haar eigen koers moest blijven volgen. Ondanks dat de leus van het IKV als positief werd ontvangen, werd haar aanpak als te provocerend gezien.66

Uiteindelijk zou Pax Christi zich achter de campagne van het IKV plaatsen. Gedurende de jaren zeventig werd Pax Christi door haar wetenschappelijke benadering van het vredesvraagstuk steeds meer als elitair en afstandelijk gezien. Dit zorgde ervoor dat potentiële leden van Pax Christi geen verbondenheid voelden met de vredesbeweging. Om

62 Van den Bos, Mensen van goede wil 166-168. 63

Van den Berg (red.), IKV 1966-2006 14-15. 64

Idem 17. 65

‘Vrede Bevrijding Veiligheid’, verkiezingspamflet van pax Christi Nederland 1977. 66 Van den Bos, Mensen van goede wil 168.

(19)

19

voor meer binding te zorgen met deze mensen moet Pax Christi een duidelijk standpunt innemen dat een groot deel van de Nederlandse bevolking aansprak. De antikernwapen campagne bleek hiervoor zeer geschikt. 67

Tevens koppelde Pax Christi de campagne tegen kernwapen aan vredesspritualiteit, waarmee Pax Christi teruggreep op haar beginselen van het katholieke geloof. Het speerpunt van Pax Christi werd de ethiek rond kernwapens, dit zorgde ervoor dat de discussie rond kernwapens op ethische grond gevoerd kon worden en kernwapens op grond hiervan werd afgewezen. 68 De aansluiting bij de campagne was voor Pax Christi dus een zeer belangrijke stap aangezien het voor meer verbondenheid met de katholieke achterban zorgde.

Pax Christi had zo een manier gevonden om zich uit te spreken tegen kernwapens en de campagne van het IKV volledig te ondersteunen. Nu Pax Christi een eenduidig beleid had, moest ze nog een manier vinden om nieuwe leden te werven. Dit werd gevonden via de KRO-leden, zij werden benaderd om lid te worden van Pax Christi. Dit bleek een meesterzet te zijn en binnen een paar jaar groeide het ledental van Pax Christi van drieduizend leden uit tot dertigduizend leden.69

Paradoxaal genoeg zorgde het omarmen van vredesspiritualiteit voor een verwijdering met het beleid van het Vaticaan. Zij had – op basis van de bijbel – verklaard dat pacifisme als denkkader buiten de katholieke orde verklaard moest worden. Belangrijker nog, in tegenstelling tot zijn voorganger, was hij geen tegenstander van het afschrikkingsevenwicht. Belangrijker was volgens de paus vrijheid en politiek zelfbeschikkingsrecht achter het IJzeren Gordijn na te streven. Ondanks dat dit binnen Pax Christi ook als belangrijk werd gezien, druiste het niet tegenstaan van het afschrikkingsevenwicht in tegen het nieuwe aangenomen standpunt van Pax Christi.70

In 1985 bleek dat de anti-kernwapencampagnes van Pax Christi en het IKV op een mislukking waren uitgedraaid. Op 1 november dat jaar stemde de regering in met het plaatsen van kruisraketten op Woensdrecht.71 Pax Christi en het IKV namen hun verlies en ontplooiden nieuwe activiteiten. Het IKV was in 1981 reeds begonnen meer aandacht te besteden aan het stimuleren van ontspanningspolitiek tussen oost en west. Dit werd nu het speerpunt van het nieuwe beleid en het IKV trachtte andere oplossingen van conflicten dan de militaire, zoals dialoog en samenwerking, onder de aandacht te brengen.72

Pax Christi zocht wederom toenadering tot Rome en ging haar beleid weer volgen. Ook voor de vredesbeweging werd het verbeteren van de verhoudingen tussen oost en west het nieuwe speerpunt. Verder probeerde zij meer aan haar religieuze identiteit te werken,

67

Van den Bos, Mensen van goede wil 178-180. 68 Idem 178-180. 69 Idem 178-179. 70 Idem 204-205. 71 Idem 221-222.

(20)

20

de leus ‘wat minder pax en wat meer Christi’ werd de leidraad. Om dit beleid extra kracht bij te zetten verhuisde Pax Christi van de bestuurlijke hoofdstad van Nederland, Den Haag, naar de religieuze hoofdstad van het land, Utrecht.73 De aanwezigheid van een kapel in het nieuwe hoofdkantoor versterkte de religieuze uitstraling die Pax Christi nastreefde. Echter bleef het voornamelijk bij symboliek, het hernieuwde religieuze streven werd niet specifiek van inhoud voorzien. 74

Na de val van de muur

De relatief geweldloze ineenstorting van de communistische regimes in het Oostblok zorgde voor euforie binnen de vredesbewegingen wereldwijd. Deze euforie maakte echter gedurende de eerste helft van de jaren negentig plaats voor een gevoel van moedeloosheid. Men dacht dat er een algehele consensus was bereikt dat de gruwelen van de Tweede Wereldoorlog nooit meer mochten plaatsvinden. De genocides van Rwanda en later Srebrenica maakte hier een einde aan. Hierdoor had de euforische stemming plaatsgemaakt voor het gevoel tegen een muur van onverschilligheid op te boksen. Ondanks de ontplooide activiteiten was het effect zeer beperkt en verminderde het geweld nauwelijks. 75

Pax Christi moest zich na de val van de muur heroriënteren om een rol te kunnen blijven spelen in de wereld. Door de val van de muur was de doelstelling om de verhoudingen tussen oost en west te verbeteren plots behaald. De communistische regimes van de Oostblokregimes maakten plaats voor democratisch gekozen regeringen, waardoor beter onderling contact mogelijk werd. Ook waren de jaren van de massale demonstraties voorbij. Pax Christi moest op zoek naar nieuwe manieren om het vredeswerk voort te zetten. Onder leiding van secretaris Jan ter Laak ging zij zich meer richten op conflictgebieden en de hulp die daar nodig was. Het belang van netwerken in de regio nam hierdoor toe.76 Daarnaast bleef Pax Christi streven naar ‘het uitbannen van oorlog’ en pleitte het ‘voor verdere ontwikkeling van de geweldloze hantering van internationale conflicten en ontwikkeling van methoden van preventie’.77

De nieuwe richting die Pax Christi volgde sloot aan bij een ontwikkeling die in meerdere vredesbewegingen of mensenrechtenorganisaties zichtbaar was. Deze organisaties ging zich steeds meer profileren als projectorganisaties.78 Het zorgde ervoor dat Pax Christi minder zichtbaar werd in de media, maar zich actiever moest laten gelden in de wandelgangen van de Haagse politiek. Juni 1997 vormt een uitzondering op deze transitie toen Pax Christi in samenwerking met het IKV zich kritisch uitliet over plannen voor

73

Van den Bos, Mensen van goede wil 234-235.

74 Schuurmans, ‘Het accent ligt bij mij op vrede’ in: Van der Bruggen (red.), Tijd van oorlog, tijd van vrede 28. 75

Van den Bos, Mensen van goede wil 238-240. 76

Idem 241.

77 Advies van Pax Christi Nederland aan de Rooms-Katholieke bisschoppenconferentie van Nederland ten behoeve van een nieuw herderlijk schrijven over gerechtigheid, vrede en veiligheid (1994).

78

Ben Schennink, ‘Van beweging naar projectorganisatie: ontwikkeling in de vredesbeweging’ in: Bert Bomert en Theo van den Hoogen (red.) Jaarboek vrede en veiligheid 1999. Internationale vraagstukken en het

(21)

21

uitbreiding van de NAVO.79 Beide organisaties waren niet per se tegen een uitbreiding van de NAVO, maar vonden wel dat deze in dienst moest staan van het transformatieproces waarin de wereld zich bevond. Dit hield volgens hen in dat de NAVO een pan-Europees kader moest vormen ten behoeve van een systeem van collectieve veiligheid. Hiervoor moesten de militaire strategieën opnieuw uitgewerkt te worden. Een nieuwe wereldhegemonie zorgden volgens het IKV en Pax Christi voor nieuwe uitdagingen.

Voordat Pax Christi zich kon richten op het ten uitvoer brengen van de nieuw gekozen koers zorgde een seksueel schandaal voor veel onrust zowel binnen als buiten de organisatie. Op 6 september 1996 werd in het KRO-programma Netwerk onthuld dat Ter Laak zich schuldig had gemaakt aan seksueel misbruik. Ook had het bestuur twee interne klachten ontvangen over seksueel misbruik dat gepleegd zou zijn door Ter Laak. Ondanks dat het nooit bewezen is dat het seksueel misbruik heeft plaatsgevonden, zag Ter Laak zich door deze onthullingen gedwongen zijn positie als Algemeen Secretaris neer te leggen.80

Ondanks het verlies van haar voorman zette Pax Christi de doorvoering van haar nieuwe strategie voort. De nieuw te volgen strategie bestond uit vier bestanddelen.81 Ten eerste werd het vredeswerk sterker regionaal gedefinieerd. Het ging om het tegengaan van concreet geweld in specifieke landen, zoals op de Balkan. Ten tweede werd, om gestelde doelen te kunnen bereiken, het opbouwen van netwerken ter plaatse belangrijker. Ten derde diende er meer samengewerkt te worden met de Nederlandse overheid. Zij hadden mogelijkheden om Pax Christi in de regio te ondersteunen. Als laatste veranderde de manier waarop politieke druk op de overheid werd uitgeoefend. Het mobiliseren van de samenleving en de beschikking over een brede achterban werden vervangen door deskundigheid van medewerkers en kennis van de situatie ter plaatse.

Pas aan het einde van de jaren negentig was Pax Christi in staat zich te herstellen van de interne onrust dat werd veroorzaakt door het aftreden van Ter Laak. Vanwege de financieel penibele situatie moest Pax Christi reorganiseren. De beweging werd verdeeld in een projectorganisatie en een vereniging. De projectorganisatie kwam onder leiding te staan van Jan Gruiters, die had het uitvoeren van het vredeswerk als voornaamste taak kreeg. De vereniging kwam onder leiding van Arie Mens als Algemeen Secretaris. Bisschop van Luyn werd tot voorzitter van de vereniging benoemd, met als taak de banden met de achterban te onderhouden.82

Kosovo-project

Het nieuwe beleid dat Pax Christi in de jaren negentig ging volgen is goed te zien in de manier waarop de Balkancrisis werd benaderd. In de tweede helft van de jaren 90 begonnen de Nederlandse en Vlaamse secties van Pax Christi zich in toenemende mate zorgen te maken over de situatie in Kosovo. De contactpersonen die zij in Servië en Kosovo hadden,

79

Van den Berg (red.), IKV 1966-2006 45-46. 80

Van den Bos, Mensen van goede wil, 237-238. 81

Idem 242. 82 Idem 249-250.

(22)

22

maakten hen duidelijk dat door het ontbrekende contact tussen Serviërs en Kosovaren de polarisatie groeide en de kans op een verdere escalatie van het conflict toenam.83 Dit werd versterkt door de toenemende onderdrukking van Kosovaren en het toenemende geweld tegen hen (in hoofdstuk twee zal worden ingegaan op de Kosovo-crisis). Om bij te dragen aan het voorkomen van een burgeroorlog zetten de Nederlandse en Vlaamse sectie van Pax Christi een gezamenlijk beleid op. Dit beleid bestond uit vijf pijlers: het aankaarten van mensenrechtenschendingen in Kosovo bij binnenlandse politieke contacten, het creëren van dialoog tussen politici en maatschappelijke sleutelfiguren in Servië en Kosovo over een politieke oplossing, regelmatige bezoeken ter plaatsen als teken van solidariteit aan de bevolking,ondersteuning van democratische – niet-nationalistische – groepen en vrije media en een dialoogproject tussen Albanese en Servische jongerenorganisaties.84

De jeugdafdelingen van de secties van Pax Christi zetten in 1995 het Servië-Kosovo Dialoog Project op.85 Het standpunt dat Pax Christi sinds haar oprichting aanhing, namelijk dat de oorzaak van oorlog kon worden weggenomen door mensen van verschillende etniciteit met elkaar in contact te laten komen, werd hier in praktijk gebracht. Het doel van het project was om jongeren van beiden kampen bij elkaar te brengen en hen met elkaar in dialoog te laten gaan. Dit dialoog zou bijdragen aan een klimaat waarin een politieke oplossing mogelijk kon worden. De deelnemers aan het project waren Albanezen uit Kosovo en Serven. Zij representeerden drie groeperingen uit de regio’s: jeugdafdelingen van politieke partijen, studentenorganisaties en Non-Governmental Organisations (NGOs).

In eerste instantie kwamen de Kosovaarse deelnemers uit de stroming die tegen het gebruik van geweld was en het beleid van Rugova steunde (het beleid van Rugova wordt in Hoofdstuk 2 verder uitgelegd). De Servische deelnemers kwamen vooral uit de Servische politieke oppositie. In 1999, toen het aantal deelnemende organisaties van vier naar twintig was uitgegroeid, namen ook enkele Kosovaarse groeperingen die tegen de Kosovo Liberation Army (KLA) aanleunde en een Servische regeringspartij deel aan het project.86 De activiteiten die Pax Christi organiseerde bestonden uit workshops over geweldloze conflictoplossing, bezoeken over en weer met het doel elkaars leefomgevingen te zien, de productie van het gezamenlijke magazine Open Minds en een gezamenlijk bezoek aan Noord-Ierland, vanwege haar etnische spanningen. Pax Christi gaf de voorkeur aan steeds wisselende vertegenwoordigers van de deelnemende groepen om zoveel mogelijk jongeren te bereiken en zo de invloed van het project te vergroten.87 In de loop van de tijd werden ook controversiële onderwerpen als de status van Kosovo of de mogelijke interventie van de NAVO bespreekbaar gemaakt. Ook zorgden Pax Christi voor de mogelijkheid dat deelnemers en Nederlandse en Vlaamse politici in contact kwamen. Dit was zorgde voor de benodigde

83 Katholiek documentatiecentrum (hierna KDC), PXNE 3784: ‘Terreindiplomatie in Kosovo’. 84

Van der Haar, ‘Working on peace’ in: Schennink, Working on Peace-building 126-127. 85

Idem 128. 86

Idem 128-129.

(23)

23

publiciteit van het project. Zo werd het werk van de secties van Pax Christi zichtbaar voor hun Nederlandse en Vlaamse achterban.88

Door de toename van het geweld in Kosovo in 1998 en 1999 werd het steeds moeilijker om het project gaande te houden.89 Aanvankelijk lukte het nog om het project, ondanks dat het toenemende geweld ervoor zorgde dat het gewelddadige alternatief van de KLA de geweldloze optie van Rugova steeds meer ging overstemmen, voort te zetten. De luchtaanvallen van de NAVO zorgden echter voor een gedwongen einde van het project. Tijdens de Kosovo-crisis probeerde de organisatie haar contacten te behouden; dit werd echter bemoeilijkt doordat sommige deelnemers gevlucht of gevangen genomen waren.90 Na de beëindiging van de luchtaanvallen van de NAVO en de vijandigheden tussen de Albanese Kosovaren en Serviërs bleek voortzetting van het dialoogproject onmogelijk. Het conflict had de samenleving te zeer gepolariseerd.

88

Van der Haar, ‘Working on peace’ in: Schennink, Working on Peace-building 129. 89

Idem 129. 90

KDC, PXNE 3891: Brief van Pax Christi Nederland (hierna PCNL) aan Aartsen 23-6-1999, in deze brief uit PC zijn bezorgdheid over het lot van één van de deelnemers van het project (Albin Kurti).

(24)

24

H2: Oorlog in Joegoslavie

Na de Eerste Wereldoorlog werd in de Balkan het koninkrijk Joegoslavië gecreëerd. Het land bestond uit Slovenen, Kroaten en Serviërs. Na de Tweede Wereldoorlog was Joegoslavië het eerste Oost-Europese land dat naar Sovjetmodel werd ingericht.91 Joegoslavië kwam onder het leiderschap van de leider van de Communistische partij: Josip Broz, beter bekend als Tito. Hoewel Joegoslavië het eerste land was dat naar Sovjetmodel was ingericht lukte het Tito om als enige Oostblokland de banden met de Sovjet-Unie te verbreken.92 Deze breuk gaf Joegoslavië een unieke positie ten tijde van de Koude Oorlog; het was politiek onafhankelijk van beide machtsblokken.93 Daarbij vormde Joegoslavië, met zijn geografische ligging, een buffer tussen de Sovjet Unie en West-Europa. Beide grootmachten – de Verenigde Staten en de Sovjet-Unie – vonden het daarom van belang dat Joegoslavië een stabiel land was en gaven het financiële en politieke steun. Tegelijkertijd had Joegoslavië banden met andere landen die zich onafhankelijk opstelden binnen de tweedeling van de wereld, zoals Indonesië, India en Egypte. Door het ineenstorten van het communisme in Oost-Europa en daarmee het einde van de Koude Oorlog, verloor de enige overgebleven supermogendheid – de Verenigde Staten – zijn interesse in Joegoslavië en kon het niet meer op de voorheen verkregen steun rekenen.

In dit hoofdstuk wordt de geschiedenis van Joegoslavië beschreven om zo het uitbreken van de Kosovo-crisis en de activiteiten van Pax Christi in Kosovo te begrijpen. Er wordt eerst teruggegaan naar het ontstaan van socialistisch Joegoslavië na de Tweede Wereldoorlog en hoe het beleid van Tito en de oplopende spanningen leidde tot meerdere oorlogen in het land. Vervolgens worden de oorlogen die voorafgingen aan de Kosovo-crisis – die tussen Joegoslavië en Kroatië en Joegoslavië en Bosnië-Herzegovina – besproken. Daarna zal ingegaan worden op de Kosovo-crisis en de NAVO bombardementen. Als laatste wordt de discussie rondom humanitaire interventie kort weergegeven.

Joegoslavië

Joegoslavië bestond na de Tweede Wereldoorlog uit zes republieken: Kroatië, Bosnië-Herzegovina, Macedonië, Montenegro, Servië en Slovenië. Vojvodina werd een autonome provincie, en Kosovo-Methilja een autonome regio in Servië. De macht lag, naar Sovjets model, bij de communistische partij. In 1974 werd het landelijk bestuur van Joegoslavië via een constitutie heringericht. Het belangrijkste bestuurlijke orgaan werd het Presidium van de Socialistische Republiek Joegoslavië.94 Het Presidium bestond uit een vertegenwoordiger van iedere republiek en van de twee autonome provincies van Joegoslavië. Kosovo werd door de

91

Aleksander Pavkovic, The Fragmentation of Yugoslavia. Nationalism and War in the Balkans (Londen 2000) 47.

92

Joyce P. Kaufman, NATO and the Former Yugoslavia Crisis, Conflict and the Atlantic Alliance (Oxford 2002) 63-64.

93

Idem 63-65.

(25)

25

constitutie een autonome provincie. In theorie kozen de representanten ieder jaar een nieuwe voorzitter van het Presidium. Tito was echter benoemd tot voorzitter voor het leven, waardoor dit systeem pas na zijn overlijden in 1980 werd gehanteerd. Deze nieuwe staatsindeling zorgde voor een fragmentatie van Joegoslavië, het bestond nu uit acht quasi-autonome staten en provincies die allen eenzelfde inspraak hadden. Tito behield zeggenschap over het leger en buitenlandse zaken. De acht staten en provincies hadden zeggenschap over de eigen regio. Door deze verdeling van zeggenschap bleef er weinig over om in het Presidium te bespreken en als er iets voordeed waar het een beslisisng over diende te nemen, ging dit moeizaam doordat iedere partij het recht tot veto had. Daarbovenop kon Tito iedereen overrulen en zich dus weer tegen een veto ingaan, of juist een beslissing tegenhouden.95

Na de dood van Tito bleek hoe zwak het regeringssysteem van Joegoslavië was. Zonder het leiderschap van Tito was het systeem niet sterk genoeg om de toenemende macht van de republieken in te dammen.96 De politieke instabiliteit die hierdoor ontstond, werd in de jaren tachtig versterkt door een groeiende financiële instabiliteit. De leiders van de republieken gingen niet langer voor wat het beste was voor Joegoslavië, maar stelde de eigen republiek als hoogste prioriteit.

In deze gefragmenteerde staatsindeling kwamen in de jaren tachtig nationalistische ideologieën op. Iedere republiek was van mening dat zij gekleineerd werd door de communistische staat en dat de andere staten voordelen kregen van het communistische regime.97 Er ontstond een groeiendonvrede over het communistische regime dat tekort zou schieten en daardoor niet langer het recht meer had om over hen te regeren. Deze onvrede kwam tot uiting bij de verkiezingen die in 1990 in de republieken werden gehouden. De niet-communistische partijen wonnen in iedere republiek.98

In het jaar voor de verkiezingen probeerde de Joegoslavische staat in een wanhoopspoging het tij nog te keren. De Kroatische politicus Anté Marković werd naar voren geschoven als minister en begon, gesteund door een kabinet van technocraten, radicale economische hervormingen door te voeren. De hervormingen zette stappen richting een vrije markteconomie en riep de hyperinflatie een halt toe.99 De desintegratie van Joegoslavië kon Markovic echter niet meer stoppen. Na de vrije verkiezingen in 1990 werd binnen de nieuw ontstane politieke elites de roep om bevrijding van het zichzelf toegeschreven gebied overal hoorbaar.100 Het grootste probleem hierbij was dat de geclaimde territoria nog al eens een overlap met elkaar vertoonde.

Nadat nationalisten in Slovenië en Kroatië via de vrije verkiezingen aan het roer waren gekomen, zette zij hun geldstroom naar de Joegoslavische schatkist stil. Beide gaven snel daarna aan dat zij zich wilden onttrekken aan Joegoslavië. Dit kon volgens hen op twee

95

Pavkovic, The Fragmentation 75.

96 Kaufman, NATO and the Former Yugoslavia 64-65. 97

Pavkovic, The Fragmentation 85. 98

Idem 104. 99

Idem 101-103. 100 Idem 125-133.

(26)

26

manieren gebeuren, of door van Joegoslavië een alliantie van soevereine staten te maken of door een eenzijdige onafhankelijkheidsverklaring. Zowel Kroatië als Slovenië durfde het op dit moment echter nog niet aan om een eenzijdige onafhankelijkheidsverklaring met geweld af te dwingen en kozen in eerste instantie voor de onderhandelingstafel. Terwijl de onderhandelingen gaande waren, bouwden zij een eigen leger op. Iets dat gemakkelijker werd doordat veel Kroatische en Sloveense officieren uit het Joegoslavische leger overstapten. De onderhandelingen liepen op niets uit, op 25 juni 1990 riepen zowel Slovenië als Kroatië, zichzelf inmiddels militair sterk genoeg achtend, alsnog de onafhankelijkheid uit.

Oorlog op de Balkan

De onafhankelijkheidsverklaringen van Slovenië en Kroatië leidde tot de eerste oorlogen in de regio.101 Het eerste gewapende conflict vond plaats in de meest noordelijk republiek van Joegoslavië: Slovenië. Het Joegoslavische nationale leger (JNA) zag zich gedwongen om haar grenzen te beschermen en trok naar Slovenië om deze veilig te stellen. Hier werd het echter tegengehouden door de nieuw opgerichte Sloveense milities. Goed bewapend en getraind wisten zij het JNA tot stilstand te brengen. Met bemiddeling van de Europese Gemeenschap werden op 7 juli 1991 de Briori Akkoorden getekend, wat van Slovenië een onafhankelijke staat maakte.102

Het einde van de Joegoslavisch-Sloveense oorlog was het startsein van een tweede oorlog: de Kroatisch-Servische oorlog. De oorlog begon nadat in Kroatië wonende Serven zich, met steun van het JNA, begonnen te bewapenen. Dit had uiteindelijk tot gevolg dat gevechten tussen Servische milities, gesteund door JNA personeel en materieel, en het Kroatische leger ontstonden. Na verscheidene mislukte pogingen van de Europese Gemeenschap om de gewelddadigheden te stoppen, lukte het VN afgevaardigde in januari 1992 om een staakt-het-vuren te bereiken. De Serven bleven weliswaar in bezit van, het door hun veroverde eenderde deel van Kroatië, maar een vrede was bereikt. Om deze vrede te waarborgen werd een VN-vredesmacht (UNPROFOR) van 14.000 troepen gestuurd.103

Op 15 januari 1992 erkenden de landen van de Europese Gemeenschap Kroatië en Slovenië, ook werd toegezegd dat wanneer andere Joegoslavische republieken zichzelf onafhankelijk zouden verklaren ook zij direct erkend zouden worden. 104 De erkenning van de onafhankelijkheid van Kroatië en Slovenië door de Europese Gemeenschap bracht Bosnië-Herzegovina in een lastig parket. Bosnië-Bosnië-Herzegovina moest nu kiezen of zij ook de onafhankelijkheid wilde verklaren, of dat zij onderdeel van Joegoslavië zou blijven, maar dan onder een dominant Servië.105

De situatie in Bosnië-Herzegovina was zeer gecompliceerd door de etnische opbouw van het land. De bevolking bestond voor vijfenveertig procent uit Slavisch sprekende

101 Kaufman, NATO and the Former Yugoslavia 71-72. 102

Richard C. Hall, Consumed by War: European conflict in the 20th century (Kentucky 2010) 233. 103

Idem 233-234. 104

Kaufman, NATO and the Former Yugoslavia 76. 105 Hall, Consumed by War 234.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Tussen 1990 en 2012 zond België hem onder meer als ambassadeur naar Rwanda, Nederland, Congo en Spanje, maar nu kiest Johan Swinnen (69) al drie jaar zelf welke gebieden

Deze middelen worden ingezet voor het integreren van de sociale pijler (onder andere wonen – welzijn – zorg) in het beleid voor stedelijke vernieuwing en voor

Dergelijke inbedding (a) onderstreept de relevantie van integriteit in het dagelijkse werk, (b) draagt bij aan verdere normalisering van het gesprek over integriteit, (c) kan

een goed signaal betreffende het commitment van de uitvoeringsinstellingen zijn, wanneer het opdrachtgeverschap voor het programma niet automatisch bij BZK wordt neergelegd,

Idem van boven Cottica, Perica en onderhoorige Creecquen.. VISS CHER Idem Rio

• Fiscal data: Kosovo has allocated roughly EUR 570 million for economic recovery efforts in 2020, and an additional EUR 200 million in support to the private sector was

In overleg met ouder(s) en/of verzorger(s), de school van herkomst, de school van aanmelding en de andere school wordt de leerling door het Samenwerkingsverband op een school

Veel joden droomde ervan om ooit naar un land Israël te kunnen terugkeren... Wat zie je op