• No results found

De onrust in Kosovo maakte dat Pax Christi haar standpunt over een humanitaire interventie concreet moest maken. Op 23 maart 1999, een dag voor de start van OAF, publiceerde Pax Christi een persbericht over de situatie in Kosovo.170 Hierin verklaarde Pax Christi de militaire escalatie in Kosovo, waarvan de burgerbevolking volgens haar het voornaamste slachtoffer was, zeer te betreuren. Pax Christi uitte haar kritiek op het gevolgde beleid van de Amerikanen tijdens de onderhandelingen in Rambouillet. De Verenigde Staten zouden –

165 KDC, PXNE 3310: ‘Strategische Beleidsplan Pax Chisti’. 166

KDC, PXNE 3310: ‘identiteit in actie’, 24-7-1998. 167

Idem. 168 Idem.

Definitie van intra-statelijk conflict is gebaseerd op: M. de Haas e.a., Nederlandse Defensie Doctrine (Den Haag) 22.

169

KDC, PXNE 3310: ‘identiteit in actie’, 24-7-1998.

41

volgens Albanese bronnen – verregaande concessies hebben gedaan aan het KLA om haar akkoord te laten gaan. Belangrijker nog waren de vraagtekens die Pax Christi in het persbericht zette bij de dreiging met bombardementen door de NAVO. Volgens Pax Christi zou dit geen oplossing bieden voor het bereiken van een duurzame vrede.171 Pax Christi was dus al voordat de NAVO OAF startte negatief over de strategie van bombarderen.

De afwijzende houding die Pax Christi aannam tegenover het – dan nog – dreigende NAVO-bombardement was eerder ook al merkbaar in een openbaar debat tussen Faber en prof. dr. Fred van Iersel secretaris van Pax Christi. Van Iersel was van mening dat bombardementen pas ingezet mochten worden als de middelen voor een vreedzame oplossing waren uitgeput en als de internationale gemeenschap in zijn geheel een samenhangend politiek perspectief kon bieden voor een oplossing van het conflict.172 Zoals eerder ook al beschreven hield het IKV er een beduidend andere visie op na. Volgens Faber diende een interventie plaats te vinden bij massale schendingen van de mensenrechten. In een situatie als deze waren er volgens Faber geen andere middelen meer beschikbaar, enkel de inzet geweld kon nog soelaas bieden. Voorwaarde die het IKV aan een interventie stelde was het inlichten van de VN Veiligheidsraad, toestemming vond zij niet nodig. Zoals aangegeven vond Pax Christi dit wel belangrijk; een vredesbeweging diende het internationaal recht serieus te nemen.173 Hierbij werd echter voorbij gegaan aan een eventuele verlamming van het internationaal recht, door onenigheid in de VN Veiligheidsraad.

Ook was Pax Christi van mening dat een eventueel ingrijpen in het conflict in Kosovo een averechts effect zou hebben. Dit kwam doordat de NAVO, volgens Van Iersel, geen rekening had gehouden met de eventuele veranderende machtpositie van de KLA die bij een militair ingrijpen kon ontstaan. De bombardementen hadden het doel de Joegoslavische troepen en de Servische milities te verzwakken. Doordat de KLA geen doelwit was van de bombardementen zou zij sterker worden dan haar tegenstander en de macht kunnen grijpen, een scenario dat volgens Van Iersel ongewenst was. 174

De visie van Pax Christi ten opzichte van een humanitaire interventie was dus afwijzend, tenzij er aan strikte voorwaarden werd voldaan. Aan deze voorwaarden voldeden de NAVO-bombardementen niet op de dag dat de campagne van start ging. Zoals reeds is beschreven kwam er gedurende de bombardementen van de NAVO geen toestemming – en een daaruit voortkomende resolutie van de VN Veiligheidsraad – die de interventie juridisch had kunnen onderbouwen. Aan deze voorwaarde van Pax Christi werd dus gedurende het conflict niet voldaan.

Twee dagen nadat OAF van start ging kwamen Sabine Zwiers, Martin Buizer en Jan Gruiters namens Pax Christi met een intern memo waarin zij het standpunt duidelijk maakte ten

171

KDC, PXNE 2828: ‘persbericht Pax Christi Nederland’, 23-3-1999. 172

KDC, PXNE 2893: ‘Humanitaire interventie: ja of nee?’ oktober 1998. 173

Idem. 174 Idem.

42

opzichte van de NAVO-campagne. Hierin maakten de drie duidelijk dat zij – evenals in het persbericht van 23 maart – afwijzend stond tegenover de bombardementen van de NAVO.

‘Pax Christi heeft al eerder te kennen gegeven niet geheel afwijzend te staan tegenover de rechtvaardige humanitaire interventie. Daarvoor moeten dan wel de juiste oorzaak, autoriteit, doel, proportionaliteit en intentie gevonden worden en dan alleen als aller laatste middel.’175

Van deze voorwaarden – oorzaak, autoriteit, doel, proportionaliteit en intentie – werd alleen aan de oorzaak voldaan; de humanitaire crisis in Kosovo. De juiste autoriteit, de VN Veiligheidsraad, steunde de bombardementen niet. De acties werden weliswaar breed gedragen binnen de NAVO, maar dit was geen autoriteit die dit mocht besluiten. Het doel van de acties was het beëindigen van het conflict in Kosovo, Pax Christi betwijfelde of dit doel kon worden behaald met de huidige acties. Ook was zij bang dat aan het doel voorbij geschoten werd en de acties de instabiliteit in de regio verder vergrootte. Met bombardementen alleen zou het probleem volgens Pax Christi niet opgelost worden, hiervoor dienden grondtroepen ingezet te worden. In het memo werd tot de conclusie gekomen:

‘dat het geweld proportioneel tot nu toe niet effectief genoeg is om de schade in internationale verhoudingen, instabiliserende invloed in de regio en versterking van de positie van Milosevic te legitimeren.’176

Op het eerste gezicht misschien een paradoxale conclusie: Pax Christi keurde de humanitaire interventie af maar vroeg om de inzet van meer geweld door middel van grondtroepen. Echter, Pax Christi zei hier niet achter de interventie te staan. Maar dat als de NAVO een oplossing wilde forceren, grondtroepen nodig waren. Pax Christi zette dus niet alleen vraagtekens bij de legitimering van de humanitaire interventie, maar ook bij de manier waarop deze werd uitgevoerd. Daarbij was Pax Christi van mening dat als het effect niet snel verbeterde de NAVO zich terug moest trekken en de Russische defensieorganisatie en de VN wederom moest betrekken om een vreedzame oplossing aan de onderhandelingstafel te bereiken.

De mening dat de bombardementen op zichzelf geen oplossing boden voor een langdurig einde van het conflict bleef gedurende de NAVO campagne van kracht.177 Ook intern werd de mening gedeeld dat er nog geen blijvende oplossing voor het geweld in de Balkan was. In een emotioneel schrijven deed Martin Buizer178, een medewerker van het Servië-Kosovo Dialoog Project, zijn beklag over de strategie van de NAVO in Kosovo:

175

KDC, PXNE 3892: ‘Standpunt Pax Christi’, 26-3-1999. 176 Idem.

177

KDC, PXNE 2892: Brief van PCNL aan Aartsen, 15-4-99 en KDC, PXNE 2892: Brief van PCNL aan Kok, 29-4-99. 178

Achternaam wordt in deze bron niet gegeven, aan de hand van het interne memo dat eerder is besproken en onder andere namens Martin Buizer werd uitgegeven wordt er van uit gegaan dat het hier Martin Buizer betreft. KDC, PXNE 3892: ‘Standpunt Pax Christi’, 26-3-1999.

43

‘Het is frustrerend om de NAVO te zien bombarderen zonder dat dit tot een stopzetting van de gewelddadigheden leidt. Want ongeacht wie nou wat doet of waar aan schuldig is, dat is en blijft het eerste doel en lijkt alleen maar verder weg te geraken.’179

Hij voelde zich tussen hoop en vrees bevangen: vrees voor de mensen die hij had ontmoet bij evenementen van het Servië-Kosovo Dialoog Project en hoop op een vreedzaam einde van het conflict.

In april 1999 stelden Jan Gruiters en bisschop Van Luyn een pleidooi op, gericht aan de toenmalige minister-president Wim Kok. Volgens de beide lag een blijvende oplossing van het geweld niet enkel in Servië, maar in de gehele Balkan. Zij deden in de brief dan ook voorstellen die de stabiliteit in de regio moesten bevorderen.180 Om dit te bewerkstelligen moesten de Europese regeringsleiders een Marshall-plan voor de Balkan ontwikkelen. Belangrijkste was om samenwerking en integratie van de regio met de rest van Europa tot stand te brengen. Dit zou bijdragen ‘aan de opbouw van een verenigd, duurzaam Europa in de 21e eeuw’.181 Om dit te bereiken moest een, binnen redelijk termijn, lidmaatschap van de EU voor de Balkan-landen in het verschiet liggen. Van essentieel belang was de rol van Rusland hierin. Er moest worden samengewerkt tussen de EU en de Russische federatie. Dit was niet alleen ten behoeve van de stabilisering van de Balkan, maar ook voor het herstellen van de onderlinge relatie die door de huidige crisis schade had geleden.

Nadat de escalatie van het conflict niet meer kon worden tegengegaan, leek Pax Christi zich hierin te berusten. Na felle kritiek over de gekozen strategie van de NAVO richtte zij zich op een oplossing die bij zou dragen aan een langdurige oplossing nadat het geweld ten einde zou komen. De oplossing voor het conflict werd in de laatste twee zinnen van de brief aan minister-president Kok nogmaals onderstreept:

‘Integratie in Europa kan burgers en politici op de Balkan helpen hun toekomst niet in het verleden en in het isolement te zoeken, maar binnen Europa en in samenwerking. Dat is een allereerste voorwaarde voor een stabiele duurzame vrede in Europa, zo heeft de geschiedenis van Europa ons geleerd.’182

In de media liet Pax Christi eenzelfde geluid horen. In eerste instantie was er kritiek op de strategie van de NAVO. In een artikel in het dagblad Trouw ging bisschop Van Luyn in op het standpunt dat het Vaticaan innam ten opzichte van OAF.183 Aangezien Van Luyn als bisschop van de rooms-katholieke kerk de functie van voorzitter van Pax Christi uitvoerde, konden zijn uitspraken aan Pax Christi worden toegeschreven. De criteria die door het Vaticaan werden

179

KDC, PXNE 3892: Stuk Martin Pax Christi en Kosovo april 1999. 180

KDC, PXNE 2892: Brief van PCNL aan Kok 29-4-99. 181 Idem.

182 Idem. 183

Trouw, http://www.trouw.nl/tr/nl/5009/Archief/article/detail/2480351/1999/04/07/Waarom-niet- ophouden-met-bombarderen.dhtml (laatst bekeken op 2-6-2016), ‘Waarom ophouden niet met bombarderen?’, 7-4-1999.

44

gehanteerd kwamen grotendeels overeen met die van Pax Christi. De uitspraken van het Vaticaan waren echter feller dan de manier waarop Pax Christi haar uitspraken formuleerde. Van Luyn sloot zijn artikel kritisch af door te stellen dat het ‘hoog tijd wordt dat de Verenigde Staten hun dictaat van Rambouillet ter discussie durven stellen. Paradoxaal gezien hebben zowel de bombardementen als het beëindigen ervan alleen dan zin’.184 Hierin slaat Van Luyn dezelfde kritische toon aan als het Vaticaan. Hiermee is hij beduidend kritischer dan Pax Christi tot dan toe was geweest.

Op 7 mei verscheen een tweede artikel van bisschop Van Luyn in het dagblad Trouw samen met secretaris Gruiters.185 In dit artikel was geen ruimte meer voor verontwaardiging over de bombardementen of kritiek op de gehanteerde strategie van de NAVO. Er werd – zoals de kop ‘bruggen moeten ook weer worden opgebouwd’ doet vermoeden – enkel aandacht besteed aan het ontwikkelen van een politieke strategie voor een langdurige en vreedzame oplossing voor het conflict op de Balkan. Het eerste deel van het artikel is een kopie van de brief die Pax Christi aan minister-president Kok stuurde. Het gaat in op de voorwaarden die de Europese Unie moest creëren voor een integratie van de Balkan landen. In het tweede deel van het artikel stellen Van Luyn en Gruiters een nieuwe voorwaarde aan de Europese Unie: zij diende het Internationaal Tribunaal te ondersteunen en te versterken. Deze voorwaarde ligt in lijn met het standpunt van Pax Christi dat het internationaal recht van groot belang is bij een humanitaire interventie. Ondanks dat OAF niet gesteund werd door een resolutie van de VN Veiligheidsraad, dienden verdachten van oorlogsmisdaden berecht en indien schuldig te worden gestraft.

Afgezien van dit artikel was Pax Christi tijdens de Kosovo-crisis niet heel nadrukkelijk aanwezig in de pers. Dit tot droefenis van Henk Bos, voorzitter van de Nederlandse overkoepelende organisatie van vredesbewegingen het Landelijk Beraad van Vredesorganisaties.186 De afwezigheid van Pax Christi in de media was echter wel in lijn met een ontwikkeling die bij Nederlandse vredesbewegingen gaande was.187 In zijn artikel, ‘Van beweging naar projectorganisatie: ontwikkeling in de vredesbeweging’, schreef Ben Schennink dat vredesbewegingen zich in de loop van de jaren negentig steeds meer tot een projectorganisatie begon te ontwikkelen. Dit zorgde ervoor dat Pax Christi zich minder ging profileren in de media, maar meer in de wandelgangen van politiek-Den Haag.

184

Trouw, http://www.trouw.nl/tr/nl/5009/Archief/article/detail/2480351/1999/04/07/Waarom-niet- ophouden-met-bombarderen.dhtml (laatst bekeken op 2-6-2016), ‘Waarom ophouden niet met bombarderen?’, 7-4-1999.

185

Trouw, http://www.trouw.nl/tr/nl/5009/Archief/article/detail/2635173/1999/05/07/Bruggen-moeten-ook- weer-worden-opgebouwd.dhtml (laatst bekeken op 2-6-2016), ‘Bruggen moeten ook weer worden

opgebouwd’, 7-5-199. 186

NRC,http://www.nrc.nl/handelsblad/1999/04/10/inzamelen-maar-geen-vredesdebat-7442548 (laatst bekeken op 8-4-2016), ‘Inzamelen, maar geen vredesdebat’, 6-4-1999.

187

Schennink, ‘Van beweging naar projectorganisatie’ in: Bomert en van den Hoogen (red.) Jaarboek vrede en

45

Andere secties over Operation Allied Force

De houding van de Nederlandse sectie van Pax Christi ten opzichte van OAF vertoonde overeenkomsten met die van Pax Christi Internationaal. Ook Pax Christi Internationaal hechtte veel waarde aan een rechtvaardiging van de humanitaire interventie in Servië via de VN Veiligheidsraad. Zij keurde de bombardementen van de NAVOaf, maar voegde daar ook een afkeuring van het etnische geweld waar de Serviërs en het KLA zich schuldig aan maakte aan toe. In een brief aan de secretaris-generaal van de VN, Kofi Annan, schreef Etienne de Jonghe, internationaal-secretaris:

‘The world must not stand by and let NATO supersede the authority of the United Nations, nor can the international community allow the Serbian government to continue to discriminate against a people of their own country on the basis of ethnicity.’188

Pax Christi Internationaal heeft verscheidene gelijkende brieven gestuurd naar hoogwaardigheidsbekleders met specifieke verzoeken.189 De strekking van iedere brief was ongeveer hetzelfde, het geweld diende zo snel mogelijk te stoppen en er moest een langdurige oplossing komen voor het geweld in de regio. In een tweede brief aan Kofi Annan sprak De Jonghe zijn steun uit voor de initiatieven die de secretaris-generaal genomen had om tot een einde van het geweld te komen.190 Na het beëindigen van het geweld moest, volgens De Jonghe, een veilige terugkeer voor de vluchtelingen mogelijk gemaakt worden en diende de vrede gehandhaafd te worden door de inzet van een internationale vredesmacht. Pax Christi Internationaal kwam niet – zoals Pax Christi – met voorstellen hoe gekomen kon worden tot een langdurig einde van het geweld op de Balkan; zij sprak enkel van doelen die gehaald moesten worden.

Naast de internationale en de Nederlandse sectie spraken ook andere secties hun afkeur uit over het geweld in Kosovo. Aangezien de Nederlandse en Vlaamse sectie van Pax Christi samenwerkten in het Servië-Kosovo Dialoog Project is het van nut om ook de Vlaamse visie te bespreken. Door de nauwe samenwerking die de twee secties in het dialoogproject hadden werden interne memo’s ook naar elkaar verzonden. Hierdoor mag worden aangenomen dat beide secties van invloed op elkaar zijn geweest in de vorming van een mening over de Kosovo-crisis.191 Pax Christi Vlaanderen was in eerste instantie pessimistischer over de toekomst van Kosovo dan de Nederlandse sectie.192 Ook zij deelde

188 KDC, PXNE 2892: Brief van Pax Christi Internationaal (hierna PCI) aan Kofi Annan, 12-4-1999. 189

KDC, PXNE 2892: Brief van PCI aan de Hoge commissaris van de mensenrechten van de VN Mary Robinson, 9-4-1999; KDC, PXNE 2892: Brief van PCI aan Secraris Generaal van de NAVO mr. Javier Selena, 9-4-1999; KDC, PXNE 2892: Brief van PCI aan lid van de Europese commissie Emma Bonino, 9-4-1999 en KDC, PXNE 2893: Brief van PCI aan Kofi Annan, 13-4-1999.

190

KDC, PXNE 2893: Brief van PCI aan Kofi Annan, 13-4-1999.

191 Dit blijkt uit het archief van Pax Christi Nederland, hierin zijn meerdere documenten aangetroffen die het beleid en stanspunt van Pax Christi Vlaanderen bevatten. KDC, PXNE3891: Brief van Jan van Hecken van Pax Christi Vlaanderen (hierna PCV) aan vredesorganisaties in België, 7-4-1999 en KDC, PXNE 3891: ‘Algemene Vergadering Pax Christi Vlaanderen’, 8-4-1999.

46

de mening dat de bombardementen geen oplossing vormden. Opde korte termijn werd niet verwacht dat bombardementen voldoende waren voor de beëindiging van de gewelddadigheden in Kosovo. De Vlaamse sectie was daardoor van mening dat de NAVO zich gedwongen zou zien grondtroepen in te zetten, waarna de Serviërs een guerilla-oorlog zouden beginnen. Anders dan Pax Christi Nederland en Pax Christi Internationaal verweet Pax Christi Vlaanderen de internationale gemeenschap de geweldsescalatie.

‘Sinds meer 10 jaar waarschuwen we voor een gewelddadige escalatie in Kosovo. De waarschuwingen kregen aandacht maar geen prioriteit. Alweer het failliet voor een beleid van “conflictpreventie”.’193

Deze harde, verwijtende houding bleef Pax Christi Vlaanderen gedurende het conflict aanhouden, al kwam later ook aandacht voor de oplossing van het conflict.194 De oplossing van de Vlamingen sloot aan bij het standpunt van Pax Christi Internationaal. Ook zij steunde het plan van Kofi Annan, wat een volledig staakt-het-vuren en geen onvoorwaardelijk stopzetten van de NAVO-bombardementen inhield. Een onvoorwaardelijke stopzetting van de bombardementen zou enkel als een overwinning van Milosevic kunnen worden uitgelegd. Het initiatief om te komen tot een oplossing diende in handen te komen van de internationale gemeenschap. De rol van Rusland werd hierbij extra benadrukt, zij was tot dan toe te weinig betrokken bij het zoeken naar een langdurige oplossing.

Ondanks onderlinge verschillen kwamen de standpunten van de drie secties van Pax Christi in grote lijnen met elkaar overeen. Interne memo’s en belangrijke brieven werden naar elkaar gezonden wat ervoor zorgden dat er invloed op elkaar werd uitgeoefend. Hoe het komt dat Pax Christi Vlaanderen pessimistischer was dan de Nederlandse en de internationale sectie is voor mij niet te achterhalen geweest. Het zou mogelijk te maken kunnen hebben met de personen in de secties, verder onderzoek is echter nodig om dit te kunnen bevestigen.