• No results found

Het begrip humanitaire interventie dat Faber gebruikte in zijn oproep tot de inzet van grondtroepen om het geweld in Kosovo te stoppen, is al lange tijd onderwerp van discussie. Het debat draait vooral rond de vraag of militair ingrijpen, of de dreiging ermee, in uitzonderlijke gevallen gewenst is.139 Volgens Ian Brownlie ging het om ‘the threat or use of armed force by a state, a belligerent community, or an international organization with the object of protecting human rights’.140

135

Mark Webber, ‘The Kosovo Was: A recapitulation’, International Affairs (2009) volume 85 nr. 3 447-459, 452-454.

136 Simon Chesterman, Just War or Just Peace? Humanitarian intervention and international law (New York

2001) 210.

137

Marc Weller, Contested Statehood: Kosovo’struggle for independence (Oxford 2009) 97-98 en Gibbs, First Do

No Harm, 211-213.

138

Idem 13. 139

Chesterman, Just War 1. 140

Ian Brownlie, ‘Humanitarian Intervention’, in: John N Moore (red.), Law and Civil War in the Modern World (Baltimore 1974) 217.

33

Brendan Simms en D.J.B. Trim beschrijven in de door hun gerediceerde bundel, Humanitarian Inervention: A History, drie aspecten in de definitiering van humanitaire interventie. Ten eerste vindt een humanitaire interventie, of het bedoelde effect van de humanitaire interventie, plaats in een andere staat of andere staten. Ten tweede is een humanitaire interventie gericht op een overheid, dit kan opgelegd zijn of met tegenzin geaccepteerd. Ten derde dient de humanitaire interventie, op zijn minst gedeeltelijk, bedoeld te zijn om het op grote schaal ombrengen of laten lijden van de bevolking, veroorzaakt door het beleid, of het wanbeleid, van instanties van de staat, te voorkomen of te stoppen.141

De definitie die Duco Hellema en Hilde Reiding in de door hun gerediceerde bundel, Humanitaire interventie en soevereiniteit. De geschiedenis van een tegenstelling, hanteren, komt in grote lijnen overeen met de definitie van Simm en Trim. Volgens Hellema en Reiding is humanitaire interventie: ‘een militair ingrijpen door een staat, een groep van staten of een internationale organisatie, in de binnenlandse aangelegenheden van een andere staat omwille van humanitaire doelstellingen’.142 Hellema en Reiding gaan hierbij specifiek uit van een militair ingrijpen. Ook geven Hellema en Reiding als voorwaarde dat een humanitaire interventie een ingrijpen in de binnenlandse aangelegenheden van een ander land is.

Simon Chesterman maakt in zijn boek, Just War or Just Peace. Humanitarian intervention and international law, onderscheidt tussen een humanitaire interventie en andere vermeende rechtsgronden die een humanitair component bezitten.143 Het belangrijkste verschil dat Chesterman maakt ten opzichte van bovengenoemde auteurs is dat hij een interventie van de VN uitsluit van humanitaire interventies. Ook interventies waarbij de staat die wordt binnengevallen toestemming verleend, worden uitgesloten.

Zoals uit de definities blijkt, dient voor een humanitaire interventie de soevereiniteit van een staat geschonden te worden. Voorstanders van een humanitaire interventie zijn van mening dat in geval van grootschalige geweldplegingen van een staat tegen zijn bevolking, de soevereiniteit van die staat ondergeschikt raakt aan de mensenrechten van de bevolking in kwestie.144 Volgens Hellema en Reiding staan daarbij het principe van humanitaire interventie en de soevereiniteit van een staat op gespannen voet met elkaar.145 Onder soevereiniteit wordt volgens hen verstaan: ‘de door andere staatkundige eenheden erkend, exclusieve gezagsuitoefening door een staat of vorst over zijn grondgebied’146. Soevereiniteit gaat volgens hen echter verder dan dit, zij is ook een erkenning van elkaars gelijkwaardigheid en vormt een basis voor vreedzame internationale verhoudingen. Het schaden van de soevereiniteit maakt, bekeken vanuit strikt juridische zin, een humanitaire interventie dus problematisch. Zoals Gibbs in zijn boek beargumenteert, verbiedt het

141 D.J.B. Trim en Brendan Simms, ‘Towards a history of humanitarian intervention’, 1-24 in: idem (red.),

Humanitarian Intervention: A History (Cambridge 2011) 4.

142

Duco Hellema en Hilde Reiding, ‘Humanitaire interventie en soevereiniteit. De geschiedenis van een tegenstelling’ in: idem (red.) Humanitaire interventie 7.

143

Chesterman, Just war 3. 144

Gibbs, First Do No Harm 3. 145

Hellema ‘Humanitaire Interventie’ in: Hellema, Humanitaire interventie 10. 146 Idem.

34

Handvest van de Verenigde Naties interventies in lidstaten vanwege binnenlandse aangelegenheden. De enige uitzondering is een door de VN Veiligheidsraad geautoriseerde interventie.147

De humanitaire dimensie van een humanitaire interventie maakt dat het afwijkt van een militaire interventie. Wanneer de humanitaire interventie gerechtvaardigd is, is moeilijk te bepalen en per geval verschillend. Voorstanders van een humanitaire interventie grijpen naar de schending van mensenrechten als rechtvaardiging, tegenstanders van deze stroming geven aan dat een interventie juridisch onderbouwt moet zijn, vaak met een resolutie van de VN. Ook de luchtcampagne waarmee de NAVO in de binnenlandse aangelegenheden van Joegoslavië intervenieerde was van begin af aan omstreden. Desondanks wordt het, volgens Gibbs, herinnert als een goede oorlog die een louter positieve humanitaire uitkomst had.148 Hij is het hier echter niet mee eens. Volgens Gibbs hadden de bombardementen van de NAVO duidelijk negatieve humanitaire gevolgen. De belangrijkste hiervan was de toename van het geweld van de Servische troepen tegen de Kosovaarse bevolking.149 Een toename van geweld was, met de start van Operation Horseshoe, echter al voor de start van OAF zichtbaar. Het is hierdoor niet te zeggen of het geweld verder toenam door OAF.

Door de problemen rond de juridische rechtvaardiging is er veel discussie over humanitaire interventies. De interventie van Kosovo is hier geen uitzondering op. Sterker nog het voldeed aan alle moeilijkheden die hierboven benoemd zijn. Er is in de literatuur dan ook een levendig debat gevoerd over de kwestie. Het dilemma waar volkenrechtelijke deskundigen mee worstelden is bondig weergegeven door A. Cassese in zijn artikel, ‘Ex iniuria ius oritur: Are We Moving towards international Legimitation of Forcible Humanitarian Countermeasures in the World Commynity?’:

‘Faced with such an enormous human-made tragedy and given the inaction of the UN Security Council due to the refusal of Russia and China to countenance any significant involvement by the international community to stop the massacres and expulsions, should one sit idly by and watch thousands of human beings being slaughtered or brutally persecuted? Should one remain silent and inactive only because the existing body of international law proves incapable of remedying such a situation? Or, rather, should respect for the Rule of Law be sacrifices on the altar of human compassion? My answer is that from an ethical viewpoint resort to armed forces was justified. Nevertheless, as a legal scholar I cannot avoid observing in the same breath that this moral action is contrary to current international law.’150

Cassese komt in zijn onderzoek uiteindelijk tot de conclusie dat er juridische relevantie aan de morele en politieke opvattingen van staten te geven zijn. Hierdoor meent hij dat bij de NAVO-missie aan het psychologische element voor de vorming van een regel van

147

Gibbs, First Do No Harm 5-6. 148 Idem 205.

149

Idem 206. 150

A. Cassese, ‘Ex iniuria ius oritur: are we moving towards international legitimation of forcible humanitarian countermeasures in the world community? ’, European Journal of International Law, (1999) 10:1 23-30, 25 citaat ontleend van: Molier, De (on)rechtmatigheid van humanitaire interventie 317-318.

35

internationaal gewoonterecht werd voldaan. Er was echter wel hooguit sprake van een regel in wording.151

B. Simma komt in zijn onderzoek tot de conclusie dat de voorkeur uitgaat naar een door het bestaande internationaal rechterlijke goedgekeurd ingrijpen met geweld. Deze dient dan ook niet te worden veranderd. Echter erkent hij dat de moraal onder bepaalde omstandigheden handelen zonder goedkeuring nodig kan zijn. Wat in het geval van Kosovo dus nodig was. 152

Chesterman wijst erop dat in het geval van Kosovo geen van de deelnemende staten beweerde dat de resoluties die de VN Veiligheidsrad had aangenomen op zichzelf als juridische basis golden. Volgens Chesterman beriep de NAVO zich op de resoluties om de acties politiek te rechtvaardigen.153 Het artikel van het NRC Handelsblad, dat in de inleiding op pagina 6 en 7 is behandeld, spreekt dit echter tegen.154 In het artikel wordt beschreven dat de ministers wel degelijk legitimiteit voor militair ingrijpen haalden uit de resoluties van de VN Veiligheidsraad. Hierbij dient wel te worden meegenomen dat in het artikel van het NRC Handelsblad de mogelijkheid van een eventuele NAVO missie werd besproken, niet een daadwerkelijk ingrijpen. Chesterman spreekt zich niet uit of OAF naar zijn mening gerechtvaardigd is.

P. Hipold is in zijn artikel, ‘Humanitarian Intervention: Is there a Need for a Legal Rappraisal?’ van mening dat er geen juridische basis gevonden kon worden voor de interventie van de NAVO. Ondanks dat het moreel gerechtvaardigd kon worden, was de interventie illegaal. Het systeem van collectieve veiligheid via de VN diende intact gehouden te worden.155 Ook Simone Eysink komt in haar artikel, ‘Een omstreden interventie. De casus Kosovo’, tot de conclusie dat de NAVO-interventie geen ‘legitieme humanitaire interventie’ was.156 De juridische basis voor de interventie ontbrak en het proportionaliteitsprincipe werd op een aantal belangrijke punten volgens Eysink geschonden.

De humanitaire interventie van de NAVO was dus moeizaam te plaatsen, er bestaat dan ook geen consensus in de literatuur of zij gerechtvaardigd was. Belangrijkste verschil in de argumenten van voor- en tegenstanders van de interventie was het gewicht dat aan het moreel werd gegeven. Voorstanders zagen dit als belangrijker dan een juridische onderbouwing.

Er zijn een aantal factoren van belang in de afweging of de NAVO legitiem ingrijpen. Ten eerste was de Kosovo-kwestie een binnenlandse aangelegenheid voor Joegoslavië. Wat de vraag oproept of de soevereiniteit van Joegoslavië geschonden mocht worden oproept. De VN Veiligheidsraad nam immers geen resolutie aan die de acties van de NAVO juridisch ondersteunden. Echter de Joegoslavische overheid kon de veiligheid van haar burgers – de

151 Molier, De (on)rechtmatigheid van humanitaire interventie 317-318. 152

Idem 318. 153

Chesterman, Just War 214.

154 Nrc.nl, ‘Ingrijpen in Kosovo is onrechtmatig’, NRC Handelsblad, 12-10-1998,

http://www.nrc.nl/handelsblad/1998/10/12/ingrijpen-in-kosovo-is-onrechtmatig-7418202 (laatst bezocht op 13-1-2016).

155

Molier, De (on)rechtmatigheid van humanitaire interventie 318-319.

36

Kosovaren – niet meer waarborgen. Sterker nog zij was de initiator van de etnische zuivering van de Kosovaren. De enige die daardoor nog op kon komen voor de Kosovaren was een partij van buitenaf. Doordat de VN Veiligheidsraad geen overeenstemming kon bereiken over een oplossing werden de landen van de NAVO gedwongen om zonder haar toestemming militair te interveniëren. De andere optie was om toe te zien hoe de etnische zuivering zich onder haar ogen voltrok. De morele aspecten dienen dan ook zwaarder gewogen te worden dan de juridische. Anders had een patstelling, gecreëerd door Rusland en China, binnen de VN Veiligheidsraad hebben geleid tot een grote humanitaire ramp in Kosovo.

37