• No results found

Het inkomen van allochtone en autochtone ondernemers in Nederland: een wereld van verschil? : een kwantitatief onderzoek naar de relatie tussen etniciteit en inkomen en de rol van opleidingsniveau in deze relatie

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Het inkomen van allochtone en autochtone ondernemers in Nederland: een wereld van verschil? : een kwantitatief onderzoek naar de relatie tussen etniciteit en inkomen en de rol van opleidingsniveau in deze relatie"

Copied!
38
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Het inkomen van allochtone en autochtone ondernemers in

Nederland: een wereld van verschil?

Een kwantitatief onderzoek naar de relatie tussen etniciteit en inkomen en de rol van opleidingsniveau in deze relatie

Wendeline van Seventer Bacheloronderzoek

Studentnummer: 10538895

Faculteit der Maatschappij- en Gedragswetenschappen Eerste begeleider: Bram Lancee

Tweede begeleider: Emily Miltenburg

17 juni 2017 6232 woorden

(2)

Abstract

In dit onderzoek wordt bestudeerd of bij ondernemers in Nederland sprake is van een etnische inkomenskloof. Daartoe wordt kwantitatief onderzoek gedaan naar de relatie tussen etniciteit en het inkomen van ondernemers. Daarnaast wordt de rol van

opleidingsniveau in de relatie tussen etniciteit en inkomen bestudeerd. Dit onderzoek wordt uitgevoerd met behulp van Netherlands Longitudinal Life Course Study

(NELLS) uit 2010. Hieruit zijn de ondernemers geselecteerd met een bekend netto huishoudinkomen (N=312). Uit de regressieanalyse blijkt dat allochtone ondernemers in Nederland gemiddeld een significant lager netto huishoudinkomen hebben dan autochtone ondernemers. Daarnaast blijkt dat de relatie tussen het zijn van een eerstegeneratieallochtoon en het netto huishoudinkomen ook significant is wanneer er gecontroleerd wordt voor geslacht, leeftijd, het hebben van een partner en het aantal gewerkte uren per week. Het hebben van een hoog opleidingsniveau heeft een significant positief effect op het netto huishoudinkomen van ondernemers. Gecontroleerd voor hoog opleidingsniveau, verzwakt het effect van etniciteit op het netto huishoudinkomen van ondernemers.

(3)

Voorwoord

De aanleiding voor deze scriptie is mijn contact met allochtone ondernemers in de wijk De Baarsjes in Amsterdam-West. Sinds 2013 woon ik in deze wijk en zie ik dat er relatief veel allochtone ondernemers actief zijn. Door dit contact ben ik benieuwd geworden of er een verschil in inkomen is tussen allochtone en autochtone

ondernemers in Nederland.

Graag bedank ik mijn begeleider dr. Bram Lancee voor zijn hulp en

commentaar. Daarnaast gaat mijn dank uit naar dr. Emily Miltenburg die als tweede begeleider commentaar heeft gegeven op mijn werk. Eveneens dank ik de afdeling Sociologie van de Universiteit van Amsterdam voor het verbreden van mijn kennis.

Verder bedank ik mijn familie en vrienden voor hun hulp en steun. Tot slot een woord van dank voor mijn ouders omdat ze mijn studie sociologie hebben

gefaciliteerd.

Wendeline van Seventer Amsterdam, juni 2017

(4)

Inhoudsopgave

1. Inleiding 8

2. Theoretisch kader 10

2.1 Ondernemers 10

2.2 Effect van etniciteit op inkomen 10

2.3 Effect van opleidingsniveau op inkomen 11

2.4 Meritocratie 12

2.5 Grafische weergave hypothesen 13

3. Het onderzoek 14

3.1 Gebruikte data 14

3.2 Methode 14

3.3 Operationalisering van de concepten 15

3.4 Toetsing van hypothesen 16

3.5 Transparantie en repliceerbaarheid 17

4. Resultaten 20

4.1 Beschrijvende statistieken 20

4.2 Analyse etniciteit, inkomen en opleidingsniveau 20

4.3 Hoofdanalyse netto huishoudinkomen 20

4.4 Analyse netto huidhoudinkomen zonder uren 21

4.5 Analyse netto huishoudinkomen met respondenten vanaf 18 jaar 21

4.6 Analyse gewogen netto-inkomen 22

5. Conclusie 27 5.1 Conclusie 27 5.2 Beleidsadvies 28 5.3 Discussie 30 6. Bibliografie 30 7. Appendix 33

7.1 Categorieën netto huishoudinkomen 33

(5)

1.Inleiding

‘‘Er bestaat formele gelijkheid voor iedereen. De meritocratie is dus wel zo’n beetje af. Iedereen profiteert ervan als degenen met het meeste talent komen bovendrijven in het bedrijfsleven, de politiek, de kunsten en wetenschappen. Dit is de conclusie van de liberalen’’ (Cohen, 2011).

Job Cohen schreef in 2011 in het NRC dat het meritocratische ideaal niet voor iedereen in Nederland werkt. Met meritocratie wordt bedoeld dat de

sociaaleconomische status van een persoon wordt bepaald door hetgeen deze persoon zelf bereikt en niet door vastliggende zaken zoals etniciteit of geslacht. De individuele verantwoordelijkheid staat bij de meritocratie voorop en iedereen zou dezelfde kansen moeten krijgen. Volgens dit ideaal kan iedereen in Nederland succesvol worden, als maar hard genoeg wordt gewerkt. Volgens Cohen moeten we ‘‘erkennen dat mensen verschillende talenten hebben en niet alleen maar respect hebben voor de talenten die het hoogste loon genereren’’ (NRC, 2011). Hij gelooft niet dat de weg voor iedereen even geplaveid is en dat iemand per se een goed inkomen kan verwerven wanneer diegene een studie gevolgd heeft. Cohen stelt dat er nog niet voor iedereen gelijke kansen zijn en dat er daarom gestreefd moet

worden naar een gematigde verdeling van inkomens en vermogens. In dit onderzoek wordt onderzocht hoe de inkomens bij ondernemers in Nederland verdeeld zijn en wat de rol van etniciteit en opleidingsniveau hierin is.

In Nederland zijn steeds meer allochtone ondernemers. Tussen 1994 en 2004 is hun aantal bijna verdrievoudigd (Dagevos & Gesthuizen, 2005). Maar liefst 83,5% van de ondernemers die in 2014 startten is allochtoon (CBS, 2015). Etnisch

ondernemerschap is belangrijk in de Nederlandse samenleving, omdat dit in de grote steden voor lokale groei zorgt (MKB-Nederland, 2012). Een ander voordeel van etnisch ondernemerschap is de positieve invloed ervan op inburgering en integratie van allochtone bevolkingsgroepen (Ibid.). Allochtonen hebben vergeleken met autochtonen een zwakkere positie op de arbeidsmarkt. De werkloosheid onder allochtonen is hoger en allochtonen hebben vaker laaggekwalificeerde banen dan autochtonen (CBS Statline, 2016). Het gaat dan om banen waarvoor een lage

opleiding of geen opleiding vereist is, zoals schoonmaker of beddenvervoerder in het ziekenhuis (Ibid.). Allochtone werknemers verdienen in Nederland gemiddeld minder dan autochtone werknemers (Ibid.). Deze discrepantie wordt ook wel een etnische inkomenskloof genoemd.

Vanwege de hogere werkloosheid onder allochtonen en hun lagere inkomens, kan het voor een allochtoon aantrekkelijk zijn om een eigen onderneming te

beginnen (Kanas, 2009). Dit geldt vooral voor lager opgeleide allochtonen. Hun kansen op de arbeidsmarkt zijn immers vaak beperkt door onvoldoende kwalificaties of door discriminatie (Ibid.). Gezien het toenemende aantal allochtone ondernemers, rijst de vraag of ook bij ondernemers in Nederland sprake is van een etnische

(6)

Een van de factoren met een positieve invloed op het inkomen is

opleidingsniveau (Bol, 2011). Becker bevestigt dit met zijn theorie over human capital (1964). Deze theorie houdt in dat mensen die een opleiding volgen, investeren in de toekomst. Op het moment dat een opleiding gevolgd wordt, kost dit geld en moeite en levert het niet meteen winst op. Op lange termijn wordt echter human capital bemachtigd. Dit bestaat uit kennis en vaardigheden die tijdens een opleiding zijn opgedaan en die gebruikt kunnen worden op de arbeidsmarkt. Becker stelt dat met het verhogen van het opleidingsniveau het human capital vergroot en daarmee ook het inkomen (Ibid.). Om deze reden wordt in dit onderzoek het opleidingsniveau van ondernemers in Nederland onderzocht in relatie tot het inkomen. Daarnaast wordt het opleidingsniveau van ondernemers onderzocht, omdat allochtonen gemiddeld een lager opleidingsniveau hebben dan autochtonen (CBS Statline, 2016).

Op basis van het meritocratische ideaal zou bij ondernemers in Nederland geen sprake mogen zijn van een etnische inkomenskloof. Ieder persoon krijgt immers dezelfde kansen om succesvol te worden, ongeacht zijn of haar afkomst. Omdat in Nederland wel degelijk sprake is van een etnische inkomenskloof bij werknemers, wordt verwacht dat er ook een etnische inkomenskloof is bij

ondernemers. Daarnaast wordt verwacht dat het opleidingsniveau een mediatie-effect heeft op de relatie tussen etniciteit en inkomen. Het opleidingsniveau is immers een belangrijke voorspeller van inkomen.

Fairlie & Robb hebben onderzoek gedaan naar het inkomen van ondernemers in de Verenigde Staten (2008). Zij concluderen dat Afro-Amerikaanse ondernemers gemiddeld beduidend minder verdienen dan autochtone ondernemers. Brynin & Güveli onderzochten het inkomen van autochtone arbeiders en dat van andere etnische groepen in Engeland (2012). Zij constateren dat autochtone arbeiders in Engeland gemiddeld een hoger inkomen hebben dan andere etnische groepen. Beide voorbeelden duiden op een etnische inkomenskloof. Tot op heden bestaat er weinig wetenschappelijke literatuur over inkomensverschillen tussen allochtone en autochtone ondernemers in Nederland. Aangezien de groep allochtone ondernemers in Nederland en daarmee ook hun invloed op de economie steeds groter wordt, is deze groep relevant om te onderzoeken.

Doel- en vraagstelling

Het doel van dit onderzoek is om te onderzoeken of er sprake is van een etnische inkomenskloof bij ondernemers in Nederland. Als hier sprake van is, wordt er vervolgens onderzocht of deze kloof door opleidingsniveau verklaard kan worden. Met andere woorden: heeft opleidingsniveau een mediatie-effect op de relatie tussen etniciteit en inkomen? De onderzoeksvraag luidt:

‘‘Is er sprake van een etnische inkomenskloof bij ondernemers in Nederland en zo ja, in hoeverre is die te verklaren door opleidingsniveau?’’

(7)

2. Theoretisch kader

In dit hoofdstuk wordt bestaande literatuur over etnische ongelijkheid op de arbeidsmarkt toegelicht. Daarbij komen de begrippen ondernemer, autochtoon, allochtoon en etnische inkomenskloof aan bod. Daarnaast wordt besproken waarom verwacht wordt dat allochtone ondernemers gemiddeld minder verdienen dan

autochtone ondernemers in Nederland. Tot slot wordt besproken waarom verwacht wordt dat het opleidingsniveau een mediatie-effect heeft op de relatie tussen etniciteit en inkomen.

2.1 Ondernemers

Met een ondernemer (ofwel zelfstandige) wordt bedoeld: ‘‘Iemand die voor eigen rekening en risico een bedrijf heeft én uitoefent’’ (UWV, 2014). Een zelfstandige is eigenaar van een bedrijf zonder rechtspersoonlijkheid. Onder deze definitie vallen zowel ondernemers die voor zichzelf beginnen door een bestaand bedrijf over te nemen en voort te zetten, als ondernemers die een eigen bedrijf starten (Van den Tillaart, 2007, p. 5). De ondernemer moet een eigen onderneming voeren en is hierbij rechtsreeks verantwoordelijk voor de verbintenissen die de onderneming aangaat (art. 3.4 Wet IB, 2001). Onder onderneming wordt een duurzame organisatie van arbeid en kapitaal verstaan, waarmee wordt beoogd winst te behalen door

deelname aan het economische verkeer (Hoge Raad, 2012).

2.2 Effect van etniciteit op inkomen

Dit onderzoek gaat na of er bij ondernemers in Nederland sprake is van een etnische inkomenskloof. Brynin & Güveli geven twee vormen van een etnische inkomenskloof (2012):

- Een etnische groep oefent vaker beroepen uit die slechter betalen dan een andere etnische groep.

- Een etnische groep wordt minder betaald voor hetzelfde werk dan een andere etnische groep.

In dit onderzoek wordt onder een etnische inkomenskloof het verschil in inkomen tussen etnische groepen verstaan. Specifiek wordt in dit onderzoek het inkomen van de etnische groepen autochtonen en allochtonen met elkaar vergeleken.

Allochtonen hebben een slechtere positie op de Nederlandse arbeidsmarkt dan autochtonen (CBS Statline, 2016). Voorbeelden hiervan zijn de hogere werkloosheid onder allochtonen en de lagere inkomens, vergeleken met autochtonen (Ibid.).

Daarnaast hebben autochtonen een kleinere kans op een vast dienstverband dan de autochtone bevolking (Van der Vliet, 2005). Kanas (2009) stelt dat dit redenen voor een allochtoon kunnen zijn om een onderneming te beginnen. Dit sluit aan bij de theorie van Kloosterman & Rath (1996). Zij stellen dat het voor etnische

minderheden handig kan zijn om als ondernemer te gaan werken (Kloosterman & Rath, 1997, p. 3). ‘In een situatie waarin op de arbeidsmarkt geen echte alternatieven

(8)

zijn, vormt het ondernemerschap een mogelijk kanaal voor sociale stijging’ (Ibid.). Daarnaast moeten immigrantenondernemers vaak genoegen nemen met smalle winstmarges (Kloosterman et., p. 5). Dit komt voor een deel door de specifieke marktcondities in de branches waarin zij actief zijn (Ibid.). Ook moeten

immigrantenondernemers vaak na relatief korte tijd hun bedrijven sluiten (Ibid.). Volgens Kloosterman et. al. hebben immigrantenondernemers een lager inkomen dan autochtone ondernemers in Nederland (Ibid.).

Op basis van zojuist besproken theorieën, wordt van de volgende hypothese uitgegaan:

Hypothese 1: Allochtone ondernemers verdienen minder dan autochtone ondernemers in Nederland.

2.3 Effect van opleidingsniveau op inkomen

Bol (2011) stelt dat opleidingsniveau een positief effect heeft op inkomen. Uit onderzoek van het CBS blijkt dat wo’ers gemiddeld twee keer zoveel verdienen als mbo’ers en anderhalf keer zoveel als hbo’ers (2011). De theorie van Becker stelt dat opleidingsniveau een positief effect heeft op inkomen. Investeringen in onderwijs leiden immers tot human capital (Becker, 1964). Human capital bestaat uit kennis en vaardigheden die gebruikt kunnen worden op de arbeidsmarkt (Ibid.). De reden dat dit specifiek human capital genoemd wordt, is omdat mensen niet gescheiden kunnen worden van kennis en vaardigheden, zoals ze wel gescheiden kunnen worden van financiële bezittingen (Ibid.). Volgens Becker heeft een persoon de keuze om te gaan werken of om onderwijs te volgen. Op het moment dat iemand ervoor kiest om onderwijs te gaan volgen, werkt diegene (in theorie) niet en heeft dus ook geen inkomen. Dit wordt gederfd inkomen genoemd. Volgens de theorie van Becker wordt gestopt met het volgen van onderwijs als de kosten van een extra jaar onderwijs hoger zijn dan de opbrengsten (Rekenkamer, 2017). Investeringen in onderwijs zijn nuttig zolang ze leiden tot een hogere productiviteit op de arbeidsmarkt (Ibid.). De productievere arbeidersmarkt die ontstaat door de vergroting van human capital is goed voor de economie van een land (Ibid.). In dit onderzoek wordt het opleidingsniveau gebruikt als controlevariabele.

In Nederland is sprake van een onderwijsexpansie. Dit houdt in dat steeds meer mensen een opleiding hebben genoten (Bol, 2011). Dit gaat gepaard met diploma-inflatie: omdat steeds meer mensen een diploma verkrijgen, wordt een diploma minder waard (De Lange et al., 2015). Ook al zwakt de diploma-inflatie het effect van opleidingsniveau op inkomen wellicht af, opleidingsniveau blijft een belangrijke factor voor inkomen. Volgens de Lange et al. blijven investeringen in opleidingsniveau rationeel vanuit individueel perspectief, omdat de relatieve baten van opleidingsniveau zijn toegenomen (Ibid.). Zij stellen kortom dat het ondanks de diploma-inflatie relevant is om een opleiding af te ronden, omdat opleidingsniveau een toenemend positief effect heeft op inkomen.

(9)

2.4 Meritocratie

Onderwijs is gedurende de tweede helft van de twintigste eeuw in toenemende mate bepalend geworden voor succes op de arbeidsmarkt (De Graaf & Luijkx, 1995). Moderne samenlevingen zoals Nederland worden gekarakteriseerd door efficiënte processen van selectie en allocatie op de arbeidsmarkt (De Lange et al., 2015). De Lange et al. (2015) hebben onderzoek gedaan naar het effect van zowel

toegeschreven kenmerken als verworven kenmerken op inkomen. Zij stellen dat, in vergelijking met pre-industriële samenlevingen, selectie in Nederland steeds minder vaak plaatsvindt op basis van toegeschreven kenmerken zoals sociale herkomst. In plaats daarvan wordt beroepssucces in toenemende mate gebaseerd op verdiensten of verworven eigenschappen van individuen (Ibid). Beroepsspecifieke kennis en vaardigheden zijn voorbeelden van deze verworven kenmerken (Ibid.).

Dit sluit aan bij de theorie van Becker, waarbij een persoon beoordeeld wordt op human capital en niet op afkomst (1962). Daarnaast stellen de Lange et al. dat opleidingsniveau (een verworven kenmerk) een groter effect heeft op inkomen dan toegeschreven kenmerken, zoals etniciteit (2015). Dit komt overeen met het

meritocratische idee dat de sociaaleconomische status van een persoon wordt bepaald door wat de persoon zelf heeft bereikt en niet door zijn of haar afkomst.

Voorstanders van meritocratie vinden dat iedereen in Nederland dezelfde kansen moet krijgen (Cohen, 2011). Volgens hen moeten vooral iemands verworven kenmerken ertoe doen en niet iemands toegeschreven kenmerken (Ibid.). Tonkens & Swierstra (2013) geven drie redenen waarom meritocratie superieur is aan een

maatschappelijke ordening op basis van afkomst. Ten eerste biedt de meritocratie ultieme kansen voor individuen om zich te ontplooien. Iedereen krijgt immers gelijke kansen (Ibid.). Ten tweede zorgt meritocratie ervoor dat talent en verdiensten de samenleving optimaal ten goede komen. De juiste mensen komen immers op de juiste plaats terecht. Ten derde is het rechtvaardig dat individuen naargelang ze meer ‘geven’ aan de samenleving daarvoor extra beloond worden met status, macht en inkomen (Ibid.).

Critici wijzen voorstanders van meritocratie er op dat zij de etnische component uit het oog verliezen. Volgens hen is er in Nederland sprake van

discriminatie en worden mensen niet enkel op basis van verworven kenmerken, maar ook op basis van toegeschreven kenmerken beoordeeld (Cohen, 2011). Niet

iedereen krijgt daardoor dezelfde kansen. Allochtone kinderen krijgen in groep 8 bijvoorbeeld vaker een te laag schooladvies dan autochtone kinderen (Dienst Maatschappelijke Ontwikkeling, 2007). Volgens critici van meritocratie spelen toegeschreven kenmerken zoals etniciteit dus wel degelijk mee bij het behalen van een opleiding en het bemachtigen van een baan.

Uit het onderzoek van De Lange et al. blijkt dat verworven kenmerken een sterker effect hebben op inkomen dan toegeschreven kenmerken (2015). Deze theorie en het ideaal van meritocratie leiden tot de volgende hypothese:

(10)

Hypothese 2: Zodra er gecontroleerd wordt voor opleidingsniveau, is er geen sprake van een etnische inkomenskloof bij ondernemers in Nederland.

2.5 Grafische weergave hypothesen

X = etniciteit c’ = X heeft invloed op Y

Y = inkomen a = X heeft invloed op Z

Z = opleidingsniveau b = Z heeft invloed op Y

Dit model laat een mediatie-effect zien. Dat betekent dat variabele Z het verband tussen X en Y verzwakt of laat verdwijnen. X beïnvloedt Y wel, maar via Z. Het verband tussen etniciteit en inkomen verdwijnt of wordt zwakker als er gecontroleerd wordt voor opleidingsniveau.

Hypothese 1: Etniciteit heeft invloed op inkomen (X heeft invloed op Y)

Hypothese 2: Het verband tussen etniciteit en inkomen verdwijnt als er gecontroleerd wordt voor opleidingsniveau (X beïnvloedt Y, via Z)

Ook andere variabelen (zoals sociaal kapitaal) zijn mogelijkerwijs van invloed op het netto-inkomen. In de discussie wordt hierop teruggekomen.

(11)

3. Het onderzoek

In dit hoofdstuk wordt beschreven welke data en methode voor dit onderzoek gebruikt zijn. Daarnaast worden in de operationalisering gemaakte keuzes verantwoord.

3.1 Gebruikte data

In dit onderzoek wordt gebruikgemaakt van Netherlands Longitudinal Life Course Study (NELLS). De NELLS heeft in drie rondes (waves) door middel van enquêtes data gegenereerd. Deze enquêtes zijn zowel via internet als face-to-face afgenomen. De NELLS is een gezamenlijk project van onderzoekers van de universiteiten van Tilburg, Nijmegen en Amsterdam en wordt grotendeels gefinancierd door de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO).

Voor dit onderzoek wordt gebruikgemaakt van wave 1. De data hiervoor, zijn verzameld in de periode 2008-2010. Het responspercentage was 52%. In de praktijk komt dit neer op 5312 respondenten in de leeftijdscategorie 15-46 jaar. Van deze 5312 respondenten zijn er 417 ondernemer. De ondernemers werden geselecteerd met de volgende vraag: ‘‘Werkt u in loondienst of als zelfstandige?’’ De respondenten konden maar één antwoord geven, dus wanneer ze zowel als zelfstandige als in loondienst werkten, moesten ze kiezen welk antwoord het meest op hen van toepassing was.

De focus ligt in dit onderzoek op het inkomen van de respondenten. Omdat van 91 respondenten onbekend is wat ze verdienen, worden deze respondenten niet geselecteerd voor dit onderzoek. Alle variabelen zijn gecontroleerd op missende waarden. Bij het opleidingsniveau is sprake van 14 missende waarden. De eerste analyse steekproef bevat 312 respondenten (417-91-14 = 312). Daarvan is 55,5% autochtoon en 45,5% allochtoon. Het percentage allochtonen is in deze steekproef hoger dan in de Nederlandse bevolking. In 2016 was namelijk 22,1% van de

Nederlandse bevolking allochtoon (CBS, 2016). Voor dit onderzoek is het echter wenselijk dat de percentages autochtonen en allochtonen in de steekproef dicht bij elkaar liggen, omdat op die manier beide groepen beter met elkaar te vergelijken zijn.

De tweede analyse steekproef is kleiner, omdat de afhankelijke variabele het gewogen netto-inkomen is. Deze variabele bestaat uit het netto huishoudinkomen van de respondent, vermenigvuldigd met het geschatte percentage van zijn of haar bijdrage in dit netto huishoudinkomen. 89 respondenten weten niet wat hun bijdrage in het netto huishoudinkomen is. Deze respondenten zijn daarom niet geselecteerd voor de tweede steekproef. Daarmee bestaat de steekproef uit 223 respondenten (312-89 = 223).

3.2 Methode

In dit onderzoek wordt gebruikgemaakt van lineaire regressie. Een regressieanalyse voorspelt de waarde van de afhankelijke variabele. Daarbij wordt gebruikgemaakt van het statistische computerprogramma SPSS. Door middel van statistische analyses kunnen de hypothesen getest worden. Om te beginnen wordt een

(12)

multivariate regressie uitgevoerd met als afhankelijke variabele ‘netto-inkomen’ en als onafhankelijke variabelen ‘etniciteit’, ‘partner’ en ‘uren’. De verwachting is dat allochtone ondernemers een lager inkomen hebben dan autochtone ondernemers (zie hypothese 1). In een volgende stap worden variabelen aan de regressie

toegevoegd. De onafhankelijke variabelen worden gezien als potentiële verklaringen voor het inkomen. De verwachting is dat de invloed van etniciteit op het netto-inkomen kleiner wordt of helemaal verdwijnt als er gecontroleerd wordt voor

opleidingsniveau. Een overzicht van de beschrijvende statistiek van de gebruikte variabelen is te vinden in tabel 2.

3.3 Operationalisering van de concepten

Afhankelijke variabele

Als afhankelijke variabele is gekozen voor ‘netto huishoudinkomen’. In de NELLS wordt de vraag gesteld: ‘‘Wat is het netto-inkomen van u en uw partner (indien van toepassing) samen?’’ De respondenten kunnen kiezen uit schalen variërend van 0 - € 150 netto per maand, tot € 7.000 of hoger netto per maand. De exacte categorieën zijn in de appendix te vinden. Omdat het inkomen van een respondent samen met dat van een eventuele partner gemeten is, worden de regressies uitgevoerd met ‘partner’ als controlevariabele. Daarnaast wordt gebruikgemaakt van midpoint

strategy. Dit houdt in dat de schaal € 300 - € 500 netto huishoudinkomen per maand gecodeerd wordt als € 400 netto huishoudinkomen per maand.

Daarnaast wordt de volgende vraag gesteld: ‘‘Hoe groot is uw bijdrage in dit inkomen ongeveer?’’ De bijdrage van de respondent in het netto huishoudinkomen wordt uitgedrukt in een percentage. Het netto huishoudinkomen vermenigvuldigd met dit percentage is wat een respondent per maand verdient, onafhankelijk van het eventuele inkomen van een partner. Met dit gewogen netto-inkomen worden

dezelfde regressies uitgevoerd als met het netto huishoudinkomen, alleen wordt de variabele ‘partner’ niet gebruikt als controlevariabele.

Onafhankelijke variabelen

Bij de variabele ‘etniciteit’ wordt ten eerste onderscheid gemaakt tussen autochtonen en allochtonen. Ten tweede wordt onderscheid gemaakt tussen eerste- en

tweedegeneratieallochtonen. Hierbij wordt de definitie van het CBS (2017)

gehanteerd: ‘‘Een autochtoon is iemand wiens ouders in Nederland zijn geboren. Een eerstegeneratieallochtoon is een persoon die in het buitenland is geboren en van wie ten minste één ouder in het buitenland is geboren. Een

tweedegeneratieallochtoon is in Nederland geboren en heeft ten minste één ouder die in het buitenland is geboren.’’ Ten derde wordt onderscheid gemaakt tussen westerse en niet-westerse allochtonen. Het CBS definieert een niet-westerse allochtoon als een allochtoon met als herkomstgroepering een van de landen in Afrika, Latijns-Amerika en Azië (exclusief Indonesië en Japan) of Turkije.‘‘Een westerse allochtoon is een allochtoon met als herkomstgroepering een van de landen in Europa (exclusief Turkije), Noord-Amerika en Oceanië, of Indonesië of

(13)

Japan’’. In de NELLS komen de definities van allochtonen overeen met die van het CBS.

Onder ‘partner’ wordt iemand verstaan waarmee de respondent ten minste drie maanden een relatie heeft. Daarbij wordt niet gevraagd of een respondent samenwoont of getrouwd is met de partner.

De variabele ‘uren’ wordt bepaald door het gemiddeld aantal uren dat een respondent per week werkt. De ene ondernemer werkt meer uren per week dan een andere ondernemer maar dit betekent niet per definitie dat de eerste ondernemer meer verdient. Daarom wordt ook een regressie uitgevoerd zonder de variabele ‘uren’.

‘Geslacht’ is een binaire variabele (0=man, 1=vrouw). Omdat vrouwen in Nederland gemiddeld minder verdienen dan mannen (Schippers & Siegers, 1988), wordt ‘geslacht’ opgenomen als controlevariabele. In de steekproef zitten 115 vrouwen (37%) en 197 (63%) mannen. Dit is een goede afspiegeling van de

ondernemers in Nederland, want in 2014 was de verdeling 37,5% vrouw en 62,5% man (CBS, 2017).

De leeftijd van een respondent werd gemeten op het moment van het

interview, of op het moment van invullen van de enquête. Omdat mensen gemiddeld genomen meer gaan verdienen naarmate ze ouder worden (CBS Statline, 2016), wordt ‘leeftijd’ gebruikt als controlevariabele.

Mediatie variabele

De mediatie variabele is ‘opleidingsniveau’. Dit is de hoogst afgeronde opleiding van een respondent. Op basis van de definitie van het CBS (2017) wordt onderscheid gemaakt tussen drie niveaus:

- Laag opgeleid: basisonderwijs, vmbo, mbo 1, havo-onderbouw - Middelbaar opgeleid: havo, vwo, mbo-2, 3 en 4

- Hoog opgeleid: hbo, wo-bachelor, wo-master, doctor In de steekproef is opleidingsniveau als volgt verdeeld:

Tabel 1. Opleidingsniveau autochtonen en allochtonen

laag opgeleid middelbaar opgeleid

hoog opgeleid

autochtonen 26,6% 35,3% 38,2%

allochtonen 44,6% 20,9% 34,5%

Uit deze tabel is op te maken dat in de steekproef het opleidingsniveau van de autochtonen gemiddeld hoger is dan dat van de allochtonen.

3.4 Toetsing van hypothesen

Om de hypothesen te toetsen, wordt gebruikgemaakt van kwantitatief, deductief onderzoek. De data wordt geanalyseerd door middel van multivariate

(14)

Hypothese 1

Voor deze hypothese wordt een multivariate regressie uitgevoerd met ‘netto-inkomen’ als afhankelijke variabele, ‘etniciteit’ als onafhankelijke variabele en ‘uren’ als

controlevariabele. Bij netto huishoudinkomen wordt het hebben van een partner als controlevariabele toegevoegd, bij het gewogen netto-inkomen niet. Nadat deze regressies uitgevoerd zijn, worden de controlevariabelen ‘leeftijd’ en ‘geslacht’ toegevoegd.

Hypothese 2

Om het effect van opleidingsniveau op de relatie tussen etniciteit en inkomen vast te kunnen stellen, wordt een multivariate regressie uitgevoerd met als afhankelijke variabele ‘netto-inkomen’ en als onafhankelijke variabelen ‘etniciteit’,

‘opleidingsniveau’ en ‘uren’. Bij het netto huishoudinkomen wordt de variabele ‘partner’ gebruikt als controlevariabele. Daarnaast wordt een regressie uitgevoerd met ‘etniciteit’ als onafhankelijke variabele en ‘opleidingsniveau’ als afhankelijke variabele. Zo wordt getoetst of etniciteit effect heeft op opleidingsniveau, want zonder dit effect kan opleidingsniveau geen mediatie-effect hebben.

3.5 Transparantie en repliceerbaarheid

Als er op een ander tijdstip gemeten zou worden, zouden dan dezelfde resultaten verkregen worden? Omdat het onderzoek betrouwbaar en toetsbaar is, kan deze vraag bevestigend beantwoord worden. De statistische stappen die genomen zijn, kunnen exact gevolgd en dus ook herhaald worden. Daarnaast is een syntax

bijgevoegd, waardoor dit onderzoek helemaal te repliceren is. De NELLS heeft een vast panel respondenten en voert op verschillende momenten onderzoek uit. Het onderzoek van de NELLS is gestructureerd uitgevoerd en er is een rapport van de data. Dit onderzoek heeft geen invloed op de manier waarop het onderzoek van de NELLS uitgevoerd is.

De meetinstrumenten in dit onderzoek zijn valide om de variabelen die in de analyses gebruikt worden te meten. De variabelen komen overeen met de gebruikte concepten. Daarnaast wordt in het theoretisch kader uitgebreid besproken waarom de onafhankelijke variabelen effect hebben op de afhankelijke variabelen.

Van de 417 ondernemers konden er 91 niet geselecteerd worden voor de analyse steekproef omdat onbekend is wat ze verdienen. Daarnaast konden 14 respondenten niet geselecteerd worden, omdat ze geen opleidingsniveau hebben of omdat het opleidingsniveau onbekend is. Als de 105 respondenten (91+14 = 105) gemiddeld evenveel verdienen als de 312 die wel geselecteerd zijn voor de analyse steekproef, dan maakt het niet zoveel uit dat deze respondenten niet geselecteerd zijn. Als deze 105 respondenten wel veel meer verdienen dan de 312 geselecteerde respondenten, dan is de steekproef wellicht geen goede afspiegeling van

ondernemers in Nederland. De analyse steekproef waarbij het gewogen netto-inkomen van de respondenten wordt gemeten, bestaat uit 223 respondenten.

Hiervoor geldt hetzelfde als voor de andere analyse steekproef. Het is belangrijk om de analyse steekproef te vergelijken met alle ondernemers in Nederland. Op die

(15)

manier kan namelijk verduidelijkt worden, of de steekproef een adequate afspiegeling van de bevolking is.

(16)

Tabel 2. Beschrijvende statistiek van de gebruikte variabelen

Bron: NELLS (2010)

N Minimum Maximum Gemiddelde SE

Huishoudinko men 312 75 7000 2960,90 1721,45 Leeftijd 312 15 46 35,51 7,14 Uren per week 312 1 99 43,08 19,31

N Minimum Maximum Percentage

Geslacht (ref. = man) 312 0 1 37,0 Laag opgeleid 312 0 1 34,6 Middelbaar opgeleid 312 0 1 28,9 Hoog opgeleid 312 0 1 36,5 Allochtoon (ref. = autochtoon) 312 0 1 44,5 Autochtoon (ref. = allochtoon 312 0 1 55,5 1e generatie niet-westerse allochtoon 312 0 1 28,2 2e generatie niet-westerse allochtoon 312 0 1 9 1e generatie westerse allochtoon 312 0 1 2,6 2e generatie westerse allochtoon 312 0 1 4.8 Partner 312 0 1 80,1

(17)

4. Resultaten

In dit hoofdstuk worden de resultaten van het onderzoek besproken. 4.1 Beschrijvende statistieken

Het gemiddelde netto huishoudinkomen van de respondenten is € 2.960,90 per maand. Het modaal inkomen in Nederland was in 2010 netto € 1.805,56 per maand (CBS, 2010). Het gemiddelde netto huishoudinkomen van € 2.960,90 lijkt daarom realistisch, aangezien 80,1% van de respondenten een partner heeft en de inkomens van deze respondenten en hun partner bij elkaar opgeteld worden. De

minimumleeftijd van de respondenten is 15 jaar. In Nederland kan men pas een eigen onderneming beginnen als men 18 jaar of ouder is, maar in het verleden zijn er uitzonderingen op deze regel gemaakt. Om deze reden worden de vijf respondenten die nog geen 18 jaar zijn wel meegenomen in de hoofdanalyse. Daarnaast wordt ook een regressie uitgevoerd met de respondenten die 18 jaar of ouder zijn. Vervolgens wordt deze analyse vergeleken met de hoofdanalyse. Indien er geen opvallend verschil is tussen deze regressies, dan worden de 5 respondenten die nog geen 18 jaar zijn niet als missende waarden beschouwd.

4.2 Analyse etniciteit, inkomen en opleidingsniveau

Op basis van gegevens van CBS Statline werd verwacht dat allochtone ondernemers in Nederland gemiddeld een lager inkomen hebben dan autochtone ondernemers. Uit de analyse blijkt inderdaad dat het zijn van een allochtoon een negatief effect heeft op inkomen. Allochtonen hebben een gemiddeld netto huishoudinkomen dat per maand € 389,75 lager is dan dat van autochtonen (zie tabel 6). Ook hebben allochtonen een lager gewogen netto-inkomen dan autochtonen, dit scheelt namelijk € 3,55 per maand (zie tabel 7).

Het effect van etniciteit op inkomen is echter alleen significant (p<.05) bij het netto huishoudinkomen en niet bij het gewogen netto-inkomen. Hypothese 1 kan daarom deels aangenomen worden. Op basis van het netto huishoudinkomen is bij ondernemers in Nederland wel sprake van een etnische inkomenskloof, maar op basis van het gewogen netto-inkomen niet.

Daarnaast blijkt dat het zijn van een allochtoon een significant negatief effect heeft op opleidingsniveau (p<.05), (zie tabel 5).

In de volgende analysen wordt rekening gehouden met westerse of niet-westerse en eerste- of tweedegeneratieallochtonen.

4.3 Hoofdanalyse netto huishoudinkomen

Model 1 (zie tabel 3). Gecontroleerd voor ‘partner’ en ‘uren’ heeft het zijn van een

allochtoon een negatief effect op inkomen. Dit geldt echter niet voor westerse

tweedegeneratieallochtonen; dit heeft juist een positief effect op inkomen. Dit effect is echter niet significant. Alleen het zijn van een niet-westerse

eerstegeneratieallochtoon heeft een significant effect op inkomen (p<.05). Ook het hebben van een partner heeft een significant positief effect op inkomen (p<.001). Het

(18)

aantal uren dat een respondent werkt, heeft ook een significant positief effect op inkomen (p<.001).

Model 2 (zie tabel 3). Het zijn van een allochtoon heeft een negatief effect op

inkomen, gecontroleerd voor ‘partner’, ‘uren’, ‘geslacht’, ‘leeftijd’ en ‘opleidingsniveau’. Dit effect is echter alleen significant bij eerstegeneratieallochtonen (p<.05) en niet bij tweedegeneratieallochtonen. Hierdoor kan hypothese 1 slechts deels aangenomen worden. Alleen eerstegeneratieallochtonen hebben een significant lager netto huishoudinkomen dan autochtonen. Daarbij kan niet gesteld worden dat dit aan het percentage eerstegeneratieallochtonen in de steekproef ligt, want dit percentage is aanzienlijk hoger dan dat van tweedegeneratieallochtonen (zie tabel 2). Het hebben van een hoog opleidingsniveau heeft een significant positief effect op inkomen (p<.001). Gecontroleerd voor een hoog opleidingsniveau wordt het effect van

etniciteit op inkomen kleiner. Voor de variabelen ‘uren’ en ‘partner’ geldt in dit model hetzelfde als in model 1; deze variabelen hebben een significant positief effect op inkomen. Het effect van leeftijd op inkomen is significant en positief (p<.05). Het effect van het zijn van een vrouw op inkomen is positief, wat niet strookt met de verwachting. Dit effect is echter niet significant.

4.4 Analyse netto huishoudinkomen zonder uren

(zie tabel 9). Het zijn van een allochtoon heeft een negatief effect op inkomen. In tegenstelling tot de hoofdanalyse is dit effect alleen bij niet-westerse

eerstegeneratieallochtonen significant en niet bij westerse

eerstegeneratieallochtonen. Een ander verschil met de hoofdanalyse is dat het effect van het zijn van een vrouw zijn op inkomen in deze regressie negatief is. Dit effect is echter niet significant. De sterkten van de significante coëfficiënten komen in deze regressie vrijwel overeen met die van de hoofdanalyse. Alleen bij ‘partner’ is het effect sterk afgenomen van € 1003,42 naar € 553,68 netto huishoudinkomen per maand. Omdat deze analyse ten opzichte van de hoofdanalyse geen grote

toevoeging is voor het onderzoek, wordt de variabele ‘uren’ nog steeds gebruikt in dit onderzoek.

4.5 Analyse netto huishoudinkomen met respondenten vanaf 18 jaar

(zie tabel 8). Het zijn van een allochtoon heeft een negatief effect op inkomen. Alleen bij niet-westerse eerstegeneratieallochtonen is dit effect significant (p<.01). De enige andere significante effecten zijn ‘uren’ (p<.05) en het hebben van een hoog

opleidingsniveau (p<.001). Deze variabelen hebben een positief effect op inkomen. Vergeleken met de hoofdanalyse zijn er een paar verschillen: het effect van het zijn van een westerse eerstegeneratieallochtoon is in deze regressie niet significant. Daarnaast is in deze regressie het effect van het hebben van een partner en het effect van uren op inkomen niet significant. De sterken van de significante

coëfficiënten komen in deze regressie vrijwel overeen met die van de hoofdanalyse, alleen het effect van uren is afgenomen van € 22,60 naar € 13,19 netto

(19)

hoofdanalyse, worden de vijf respondenten onder de 18 jaar niet beschouwd als missende waarden.

4.6 Analyse gewogen netto-inkomen

Model 1 (zie tabel 4). Gecontroleerd voor ‘uren’ heeft het zijn van een allochtoon een

negatief effect op inkomen. Dit geldt alleen niet voor westerse

tweedegeneratieallochtonen; dit heeft juist een positief effect op inkomen. Deze effecten zijn echter niet significant. Voor de variabele ‘uren’ geldt in deze analyse ook dat het een significant positief effect heeft op inkomen(p<.001).

Model 2 (zie tabel 4). Het zijn van een westerse tweedegeneratieallochtoon heeft een

positief effect op inkomen, gecontroleerd voor ‘uren’, ‘geslacht’, ‘leeftijd’ en ‘opleidingsniveau’. Dit effect is echter niet significant. De andere categorieën

allochtonen hebben een negatief effect op inkomen, maar ook deze effecten zijn niet significant. Het hebben van een hoog opleidingsniveau heeft een significant effect op inkomen (p<.01). Het zijn van een vrouw heeft een significant negatief effect op inkomen (p<.01). Het effect van ‘leeftijd’ op inkomen is positief maar niet significant.

(20)
(21)
(22)

Tabel 5. Invloed van etniciteit op opleidingsniveau

B SE

constante 2,116 ,064

etniciteit -2,16* ,096

*P<0,05

Tabel 6. Invloed van etniciteit op netto huishoudinkomen

B SE

Constante 3134,538 130,255 Etniciteit -389,753* 195,148

*P<0,05

Tabel 7. Invloed van etniciteit op gewogen netto-inkomen

B SE

Constante 1946,545 130,453 Etniciteit -3,545 194,807

Tabel 8. Regressie met netto huishoudinkomen, ondernemers vanaf 18 jaar

B SE Constante 674.222 624.256 Partner 514.501 261.755 Leeftijd 16.437 15.232 Eerstegeneratie n.w. allochtoon -583.636** 222.910 Tweedegeneratie n.w. allochtoon -150.006 364.973 Eerstegenratie w. allochtoon -1072.979 581.677 Tweedegeneratie w. allochtoon -42.074 460.711 Geslacht -213.402 211.899 Middelbaar opgeleid 146.602 241.020 Hoog opgeleid 961.772*** 233.158 Uren 13.190 5.370 *P<0,05**P<0,01***P<0,001

(23)

Tabel 9. Regressie met huishoudinkomen, zonder uren B SE Constante 1245,595 583,118 Leeftijd 17,817 15,322 Partner 553,678* 262,990 Eerste generatie n.w. allochtoon -546,586* 223,863 Tweede generatie n.w. allochtoon -60,367 463,684 Eerste generatie n.w. allochtoon -1121,733 585,166 Tweede generatie n.w. allochtoon -60,367 463,684 Geslacht -389,743 200,682 Middelbaar opgeleid 122,460 242,406 Hoog opgeleid 930,076*** 234,334 *P<0,05**P<0,01***P<0,001

(24)

5. Conclusie

5.1 Conclusie

In dit onderzoek werd verwacht dat het zijn van een allochtoon een negatief effect op het inkomen van ondernemers in Nederland heeft. Er is gebleken dat het zijn van een allochtoon inderdaad een negatief effect heeft op het inkomen van ondernemers in Nederland, echter is dit effect alleen significant bij het netto huishoudinkomen en niet bij het gewogen netto-inkomen. De eerste hypothese kan daardoor deels

aangenomen worden. In Nederland is dus sprake van een etnische inkomenskloof bij ondernemers, maar dit geldt alleen voor het netto huishoudinkomen.

De eerste steekproef is groter dan de tweede. Hierdoor kan het feit dat

etniciteit in de eerste steekproef een significant effect heeft op inkomen en niet in de tweede steekproef, niet aan de grootte van de steekproef liggen. Wellicht ligt het aan het feit dat het gewogen netto-inkomen een genuanceerder beeld geeft van het inkomen van ondernemers, omdat het hierbij niet gaat om het inkomen van een eventuele partner. Dit sluit aan bij het idee van meritocratie waarin het inkomen van een persoon niet bepaald wordt door etniciteit.

Als er gekeken wordt naar de verschillende categorieën allochtonen, blijkt dat het zijn van een eerstegeneratieallochtoon een significant negatief effect heeft op het netto huishoudinkomen en het zijn van een tweedegeneratieallochtoon niet. Dit zou te maken kunnen hebben met assimilatie van tweedegeneratieallochtonen, waardoor het effect van etniciteit op inkomen kleiner wordt. Met assimilatie wordt het proces bedoeld waarbij een etnische minderheid zich mengt met een etnische meerderheid en de cultuur daarvan steeds meer overneemt (Glazer, 1993). In het geval van allochtonen zou dit betekenen dat ze omgaan met autochtonen en zich steeds meer aanpassen aan de cultuur van autochtonen.

Uit de regressieanalyse is gebleken dat het hebben van een hoog

opleidingsniveau een significant positief effect heeft op inkomen. Dit sluit aan bij de theorie van Becker (1964) en de theorie van Bol (2011), waarin ook gesteld wordt dat opleidingsniveau een positief effect heeft op inkomen. De tweede verwachting van dit onderzoek was dat er gecontroleerd voor opleidingsniveau, geen sprake is van een etnische inkomenskloof bij ondernemers in Nederland. De verwachting vloeide voert uit de theorie van De Lange et. al, waarbij gesteld wordt dat verworven kenmerken een sterker effect hebben op inkomen dan toegeschreven kenmerken. Gecontroleerd voor hoog opleidingsniveau heeft etniciteit nog steeds een significant negatief effect op het netto huishoudinkomen. Dit betekent dat de tweede hypothese niet

aangenomen kan worden.

Daarnaast is uit de regressieanalyse gebleken dat het zijn van een allochtoon een significant negatief effect heeft op opleidingsniveau. Het effect van etniciteit op netto huishoudinkomen is kleiner als gecontroleerd wordt voor opleidingsniveau, dus is er sprake van een mediatie-effect van opleidingsniveau. De etnische

inkomenskloof bij netto huishoudinkomen zou deels verklaard kunnen worden door het verschil in opleidingsniveau tussen allochtone en autochtone ondernemers in Nederland.

(25)

5.2 Beleidsadvies

In Nederland zijn er steeds meer allochtone ondernemers. Tussen 1994 en 2004 is hun aantal bijna verdrievoudigd (Dagevos & Gesthuizen, 2005). Etnisch

ondernemerschap is belangrijk voor de maatschappij, want het vormt een sterke stimulans voor inburgering en integratie van allochtone bevolkingsgroepen (MKB-Nederland, 2012). Uit gegevens van de NELLS uit 2010 blijkt dat allochtone

ondernemers in Nederland gemiddeld een lager netto huishoudinkomen hebben dan autochtone ondernemers. Op normatieve gronden is deze etnische inkomenskloof niet wenselijk omdat etniciteit onveranderlijk is.

Autochtone ondernemers hebben gemiddeld een hoger opleidingsniveau dan allochtone ondernemers in Nederland. Opleidingsniveau heeft een positief effect op inkomen en een deel van de etnische inkomenskloof bij ondernemers in Nederland zou dus verklaard kunnen worden door het verschil in opleidingsniveau.

Het beheersen van de Nederlandse taal is mede bepalend voor de kansen die iemand krijgt in Nederland. Zo stelt Kuiken dat de beste manier om ervoor te zorgen dat leerlingen vanuit groep acht naar een zo hoog mogelijk niveau van voortgezet onderwijs doorstromen, het voorkomen is dat ze al bij binnenkomst in het

basisonderwijs een (taal)achterstand hebben (Bureau Onderzoek en Statistiek, 2015, p.109). Niet iedereen in Nederland beheerst de taal even goed, waardoor het niet voor iedereen even makkelijk is om een opleiding te volgen. Uitgaande van het streven dat een overheid voor iedereen gelijke kansen wil creëren valt het te

overwegen om als overheid meer aan scholing voor allochtone ondernemers te doen. Dit zou bijvoorbeeld gedaan kunnen worden door gratis Nederlandse lessen aan te bieden aan allochtone ondernemers die de taal nog niet (goed) spreken en schrijven. Ook zou meer onderzoek gedaan kunnen worden naar de wijze waarop allochtonen geholpen kunnen worden om een hoger opleidingsniveau te bereiken.

Als kanttekening zou gesteld kunnen worden dat de data niet meer

representatief zijn, omdat deze uit 2010 komen. Onderzoek bij het CBS zou in kaart kunnen brengen hoe het vandaag de dag gesteld is met de etnische inkomenskloof bij ondernemers in Nederland. Aan de andere kant is er weinig reden om aan te nemen dat de etnische inkomenskloof anno 2017 kleiner geworden is. Dit zou betekenen dat verder onderzoek naar de huidige cijfers niet nodig is.

5.3 Discussie

Een minpunt van dit onderzoek is dat de steekproef relatief klein is (N = 312). Als de steekproef groter was geweest, dan zou dit waarschijnlijk een betere afspiegeling gegeven hebben van de ondernemers in Nederland.

Bij het meten van het netto huishoudinkomen is gebruikgemaakt van midpoint

strategy. Een nadeel hiervan is dat het onbekend is hoe de respondenten verdeeld

zijn over een schaal. Stel: 30 respondenten hebben een netto huishoudinkomen tussen € 2.000 en € 2.500 per maand, dan zou het kunnen dat hun daadwerkelijke netto huishoudinkomen rond € 2.450 per maand is. De midpoint van € 2.250 per maand is dan niet adequaat. De reden dat toch gekozen is voor midpoint strategy is omdat het exacte netto huishoudinkomen per respondent onbekend is in de NELLS.

(26)

Bovendien is het mogelijk dat het soort onderneming en de grootte van de onderneming invloed heeft op het inkomen. Een IT-er die 300 mensen in dienst heeft, verdient waarschijnlijk meer dan een groenteboer die twee mensen in dienst heeft. Wellicht kiezen allochtonen vaker voor een bepaald soort onderneming en

autochtonen vaker voor een ander soort onderneming. In de NELLS is het soort onderneming en de grootte ervan niet opgenomen. Daardoor kan geen uitspraak worden gedaan over het effect hiervan op het inkomen.

In dit onderzoek is geen aandacht besteed aan het sociaal kapitaal van de ondernemers. Met sociaal kapitaal, in 1893 gemunt door Emile Durkheim, wordt het ondersteunende netwerk van een individu bedoeld. Hierbij staat de kwaliteit van sociale relaties centraal. Over sociaal kapitaal zijn een aantal dingen bekend: het correleert met opleidingsniveau en het heeft een positief effect op inkomen (Glaeser, 2002). Om deze redenen zou sociaal kapitaal in vervolgonderzoek gebruikt kunnen worden als mogelijke voorspeller voor inkomen. De reden dat gekozen is om sociaal kapitaal niet te onderzoeken, is omdat meerdere onderzoeken hebben aangetoond dat sociaal kapitaal geen garantie is voor economisch succes (Van den Tillaart, 2007). Er zijn zelfs onderzoeken die hebben aangetoond dat sociaal kapitaal nadelig kan zijn voor economisch succes (Ibid.).

Een interessante factor voor het inkomen van ondernemers zou de Nederlandse taalvaardigheid kunnen zijn. Deze variabele kon niet worden

opgenomen in dit onderzoek, omdat de taalvaardigheid in de NELLS alleen aan bod kwam bij allochtonen en niet bij autochtonen.

Daarnaast heeft een respondent aangegeven gemiddeld 90 uur per week te werken. Een andere respondent gaf aan gemiddeld 99 uur per week te werken. In theorie zou dit bij een werkweek van zeven dagen kunnen, maar het is niet

waarschijnlijk. Het zou beter geweest zijn deze respondenten als outliers te beschouwen.

In de NELLS worden respondenten bovendien naar hun geslacht gevraagd. De antwoordopties zijn ‘man’ of ‘vrouw’. Het is niet mogelijk om ‘ongedefinieerd’ aan te geven, terwijl er wellicht respondenten zijn die liever voor deze optie zouden kiezen. Het zou een goed idee zijn als in het vervolg ook de antwoordoptie ‘ongedefinieerd’ wordt gegeven.

Tot slot is de term ‘allochtoon’ onderwerp van politiek debat. Verschillende politici stelden voor om de term af te schaffen. Voormalig minister van justitie Hirsch Ballin zei in 2008 dat de woorden ‘autochtoon’ en ‘allochtoon’ valse tegenstellingen creëren (NRC, 2016). In dit onderzoek is niet ingegaan op dit debat. In

(27)

6. Bibliografie

Becker, G. S. (1964). Investment in human capital: A theoretical analysis. Journal of

political economy, 70(5, Part 2), 9-49.

Bol, T. (2011). Onderwijsexpansie en onderwijs als positioneel goed. Tijdschrift voor

Arbeidsvraagstukken, 27(4), 437-454.

Brynin, M., & Güveli, A. (2012). Understanding the ethnic pay gap in Britain. Work,

employment and society, 26(4), 574-587.

Bureau Onderzoek en Statistiek, (2015). Armoede in Amsterdam. Geraadpleegd via: https://admin.dezwijger.nl/wp-content/uploads/2015/05/Armoede-in-Amsterdam.pdf CBS (2011). Inkomens van afgestudeerden, 2007-2009. Geraadpleegd via:

https://www.cbs.nl/NR/rdonlyres/F5336C46-8EF5-444B-9ABA-C266CD41B5DE/0/2011x4213.pdf

CBS (2014). Vrouwelijke ondernemers maken inhaalslag. Geraadpleegd via:

https://www.cbs.nl/nl-nl/nieuws/2016/10/vrouwelijke-ondernemers-maken-inhaalslag CBS Statline. (2016) Dossier Migratie en Integratie. Geraadpleegd via:

https://www.cbs.nl/nl-nl/dossier/dossier-migratie-en-integratie

CBS (2017). Begrippen. Geraadpleegd via: https://www.cbs.nl/nl-nl/onze-diensten/methoden/begrippen?tab=n

Cohen, J. (2011). Meritocratie is niet genoeg. Geen mens kiest zijn eigen talenten. Geraadpleegd via: https://www.nrc.nl/nieuws/2011/11/19/job-cohen-meritocratie-is-niet-genoeg-geen-mens-kiest-12079145-a161141

Dagevos, J., & Gesthuizen, M. (2005). Niet-westerse allochtonen met een stabiele

arbeidsmarktpositie: aantallen en ontwikkelingen. Sociaal en Cultureel Planbureau.

Dienst Maatschappelijke Ontwikkeling (2007). Basisschooladviezen en etniciteit. Afdeling Onderwijs, Team Monitoring & Bedrijfsvoering.

(28)

Fairlie, R. W., & Robb, A. M. (2008). Race and entrepreneurial success: Black-, Asian-, and White-owned businesses in the United States. MIT Press Books, 1.

Glaeser, E. L., Laibson, D., & Sacerdote, B. (2002). An economic approach to social capital. The Economic Journal, 112(483), 437-458.

Glazer, N. (1993). Is assimilation dead?. The annals of the American academy of

political and social science, 530(1), 122-136.

Kanas, A., Van Tubergen, F., & Van der Lippe, T. (2009). Immigrant

self-employment: Testing hypotheses about the role of origin-and host-country human capital and bonding and bridging social capital. Work and Occupations, 36(3), 181-208.

Kloosterman, R., & Rath, J. (1996). Gangsta's paradise in Holland?. Migrantenstudies (12), (2), 94-100.

Kloosterman, R. C., van der Leun, J. P., & Rath, J. (1997). De economische

potenties van het immigrantenondernemerschap in Amsterdam. Een

Inventariserende en Explorerende Studie in het Kader van Ethnic Minorities

Participation (or) Involvement in Urban Market-Economy (EMPORIUM). Amsterdam: Amsterdam Municipal Council, Department of Economic Affairs/Research.

Lange, de M., Tolsma, J., & Wolbers, M. H. (2015). Opleiding als sociale scheidslijn.

Een nieuw perspectief op een oude kloof. Maklu.

MKB-Nederland (2012). Waar vind ik een netwerk voor etnische ondernemers? Geraadpleegd via: http://www.mkbservicedesk.nl/930/waar-vind-netwerk-voor-etnische.htm

Rekenkamer (2017). De theorie van het menselijk kapitaal. Geraadpleegd via: http://www.rekenkamer.nl/Scholierenonderzoek/Scholierenonderzoek:18441/Onderz oeksverantwoording/Model/Theorie_model

Schippers, J. J., & Siegers, J. J. (1988). Beloningsverschillen tussen mannen en vrouwen in Nederland. Tijdschrift voor Arbeidsvraagstukken, 4(2), 34-46.

Schravezande, F. (2016). De opkomst en ondergang van de term ‘allochtoon’. Geraadpleegd via: https://www.nrc.nl/nieuws/2016/11/01/elke-term-raakt-uiteindelijk-beladen-5089788-a1529611

Van den Tillaart, H. (2007). Etnisch ondernemerschap in Nederland: ontwikkelingen en perspectieven. Migrantenstudies, 23(2), 76-98.

(29)

Tonkens, E. & Swierstra, T. (2013). De meritocratie is meedogenloos. Geraadpleegd via: https://www.trouw.nl/opinie/de-meritocratie-is-meedogenloos~a6c7b560/

UWV (2014). Succesvol zelfstandig. Geraadpleegd via:

http://www.uwv.nl/overuwv/Images/Succesvol%20zelfstandig_def.pdf

Van der Vliet, R. (2005), Krijgen allochtone werknemers minder betaald?,

Sociaal-economische trends, (1), p. 39-48.

Wet IB 2001. (2000). Geraadpleegd via:

http://wetten.overheid.nl/BWBR0011354/2017-04-01

Jurisprudentie:

(30)

7. Appendix

7.1 Categorieën netto huishoudinkomen

A61. Wat is het netto-inkomen per maand van u en uw partner (indien van toepassing) samen? Het gaat hier om een partner waarmee u samenwoont of getrouwd bent.

1. Minder dan € 150 per maand 2. € 150 - € 299 per maand 3. € 300 - € 499 per maand 4. € 500 - € 999 per maand 5. € 1.000 - € 1.499 per maand 6. € 1.500 - € 1.999 per maand 7. € 2.000 - € 2.499 per maand 8. € 2.500 - € 2.999 per maand 9. € 3.000 - € 3.499 per maand 10. € 3.500 - € 3.999 per maand 11. € 4.000 - € 4.499 per maand 12. € 4.500 - € 4.999 per maand 13. € 5.000 - € 5.499 per maand 14. € 5.500 - € 5.999 per maand 15. € 6.000 - € 6.999 per maand 16. € 7.000 of meer per maand

7.2 Syntax

DATASET ACTIVATE DataSet1.

RECODE w1fa61 (99=0) (ELSE=1) INTO income_new. VARIABLE LABELS income_new 'incomenew'.

EXECUTE. USE ALL.

COMPUTE filter_$=(income_new = 1).

VARIABLE LABELS filter_$ 'income_new = 1 (FILTER)'. VALUE LABELS filter_$ 0 'Not Selected' 1 'Selected'. FORMATS filter_$ (f1.0).

FILTER BY filter_$. EXECUTE.

DATASET ACTIVATE DataSet1. DESCRIPTIVES VARIABLES=w1fa40 /STATISTICS=MEAN STDDEV MIN MAX. *Hercoderen zelfstandig of loondienst.

RECODE w1fa40 (2=1) (1=0) INTO zelfstandigofloondienst.

VARIABLE LABELS zelfstandigofloondienst 'zelfstandigofloondienstnew'. EXECUTE.

(31)

USE ALL.

COMPUTE filter_$=(zelfstandigofloondienst = 1).

VARIABLE LABELS filter_$ 'zelfstandigofloondienst = 1 (FILTER)'. VALUE LABELS filter_$ 0 'Not Selected' 1 'Selected'.

FORMATS filter_$ (f1.0). FILTER BY filter_$. EXECUTE.

*Filter aanmaken om alleen de ondernemers in de dataset te gebruiken. USE ALL.

COMPUTE filter_$=(w1fa40 = 2).

VARIABLE LABELS filter_$ 'w1fa40 = 2 (FILTER)'. VALUE LABELS filter_$ 0 'Not Selected' 1 'Selected'. FORMATS filter_$ (f1.0).

FILTER BY filter_$. EXECUTE.

USE ALL.

COMPUTE filter_$=(income_new = 1).

VARIABLE LABELS filter_$ 'income_new = 1 (FILTER)'. VALUE LABELS filter_$ 0 'Not Selected' 1 'Selected'. FORMATS filter_$ (f1.0).

FILTER BY filter_$. EXECUTE.

FREQUENCIES VARIABLES=filter_$ w1fa40

/STATISTICS=STDDEV VARIANCE MINIMUM MAXIMUM SEMEAN MEAN MEDIAN

/ORDER=ANALYSIS.

DESCRIPTIVES VARIABLES=filter_$ w1fa40 /STATISTICS=MEAN STDDEV MIN MAX.

DESCRIPTIVES VARIABLES=filter_$ zelfstandigofloondienst income_new /STATISTICS=MEAN STDDEV MIN MAX.

USE ALL.

COMPUTE filter_$=(w1fa40 = 1).

VARIABLE LABELS filter_$ 'w1fa40 = 1 (FILTER)'. VALUE LABELS filter_$ 0 'Not Selected' 1 'Selected'. FORMATS filter_$ (f1.0).

FILTER BY filter_$. EXECUTE.

USE ALL.

COMPUTE filter_$=(w1fa40 = 2).

VARIABLE LABELS filter_$ 'w1fa40 = 2 (FILTER)'. VALUE LABELS filter_$ 0 'Not Selected' 1 'Selected'. FORMATS filter_$ (f1.0).

(32)

EXECUTE.

*Inkomen is gehercodeerd in 'inkomenbekend'.

RECODE w1fa61 (99=0) (ELSE=Copy) INTO inkomen_new2. VARIABLE LABELS inkomen_new2 'inkomenbekend'.

EXECUTE.

RECODE w1fa61 (99=SYSMIS) (ELSE=Copy) INTO inkomen_new2. VARIABLE LABELS inkomen_new2 'inkomenbekend'.

EXECUTE.

*Hercoderen etniciteit in autochtoon en system missing. RECODE w1cethnic (9=1) (ELSE=SYSMIS) INTO autochtoon. VARIABLE LABELS autochtoon 'autochtoon'.

EXECUTE.

*Hercoderen etniciteit in allochtoon en system missing. RECODE w1cethnic (9=SYSMIS) (ELSE=Copy) INTO allochtoon. VARIABLE LABELS allochtoon 'allochtoon'.

EXECUTE.

RECODE w1cethnic (9=SYSMIS) (ELSE=1) INTO allochtoon. VARIABLE LABELS allochtoon 'allochtoon'.

EXECUTE. USE ALL.

COMPUTE filter_$=(inkomen_new2 = 1).

VARIABLE LABELS filter_$ 'inkomen_new2 = 1 (FILTER)'. VALUE LABELS filter_$ 0 'Not Selected' 1 'Selected'. FORMATS filter_$ (f1.0).

FILTER BY filter_$. EXECUTE.

*Geslacht hergecodeerd. man = 0 vrouw=1. RECODE w1csex (2=1) (1=0) INTO geslachtnew. VARIABLE LABELS geslachtnew 'geslachtnew'. EXECUTE.

*Hercoderen partner.

RECODE w1fb1 (1=Copy) (2=0) INTO partnernew. VARIABLE LABELS partnernew 'partnernew'. EXECUTE.

*Hercoderen opleiding.

RECODE w1fa23b02 (2=0) (1=Copy) INTO Lagereschool. VARIABLE LABELS Lagereschool 'lagere school afgerond'. EXECUTE.

RECODE w1fa23b03 (2=0) (1=2) INTO lbo_vmbokb _bbl.

VARIABLE LABELS lbo_vmbokb _bbl 'lbo vmbo-kb /bbl afgerond'. EXECUTE.

RECODE w1fa23b04 (2=0) (1=3) INTO mavo_vmbotl. VARIABLE LABELS mavo_vmbotl 'mavo vmbo-tl afgerond'. EXECUTE.

(33)

RECODE w1fa23b05 (2=0) (1=4) INTO havo. VARIABLE LABELS havo 'havo afgerond'. EXECUTE.

RECODE w1fa23b06 (2=0) (1=5) INTO vwo_gymnasium.

VARIABLE LABELS vwo_gymnasium 'vwo gymnasium afgerond'. EXECUTE.

RECODE w1fa23b07 (2=0) (1=6) INTO mbokort_prim. VARIABLE LABELS mbokort_prim 'kmbo primair afgerond'. EXECUTE.

RECODE w1fa23b08 (2=0) (1=7) INTO mbotussenlang_secu.

VARIABLE LABELS mbotussenlang_secu 'mbo tussen /lang secundair afgerond'. EXECUTE.

RECODE w1fa23b09 (2=0) (1=8) INTO hbo. VARIABLE LABELS hbo 'hbo afgerond'. EXECUTE.

RECODE w1fa23b10 (2=0) (1=9) INTO unibachelor.

VARIABLE LABELS unibachelor 'universiteit bach. afgerond'. EXECUTE.

*Hercoderen buitenlandse opleidingen laag/midden/hoog: RECODE w1fa23b13 (2=0) (1=1) INTO opl_buitenland_laag.

VARIABLE LABELS opl_buitenland_laag 'buitenl. opleiding laag afgerond'. EXECUTE.

RECODE w1fa23b14 (2=0) (1=2) INTO opl_buitenland_midden.

VARIABLE LABELS opl_buitenland_midden 'buitenl. opleiding midden afgerond'. EXECUTE.

RECODE w1fa23b15 (2=0) (1=3) INTO opl_buitenland_hoog.

VARIABLE LABELS opl_buitenland_hoog 'buitenl. opleiding hoog afgerond'. EXECUTE.

RECODE w1fa23b11 (2=0) (1=10) INTO unimaster.

VARIABLE LABELS unimaster 'universiteit master afgerond'. EXECUTE.

RECODE w1fa23b12 (2=0) (1=11) INTO promotietraject. VARIABLE LABELS promotietraject 'promotietraject afgerond'. EXECUTE.

*Variabele maken hoogst afgeronde opleiding. COMPUTE

hoogstafgerondeopleiding=MAX(Lagereschool,lbovmbokb bbl,mavovmbotl,havo,vwog ymnasium,

(34)

mbokortprim,mbotussenlangsecu,hbo,unibachelor,unimaster,promotietraject). EXECUTE.

*Hercoderen buitenlandse opleidingen laag/midden/hoog. RECODE w1fa23b13 (2=0) (1=1) INTO opl_buitenland_laag.

VARIABLE LABELS opl_buitenland_laag 'buitenl. opleiding laag afgerond'. EXECUTE.

RECODE w1fa23b14 (2=0) (1=2) INTO opl_buitenland_midden.

VARIABLE LABELS opl_buitenland_midden 'buitenl. opleiding midden afgerond'. EXECUTE.

RECODE w1fa23b15 (2=0) (1=3) INTO opl_buitenland_hoog.

VARIABLE LABELS opl_buitenland_hoog 'buitenl. opleiding hoog afgerond'. EXECUTE. COMPUTE hoogst_afgeronde_opleiding_nl_en_buitenland=MAX(buitenland_hoogst_afgerond_o pleiding, hoogstafgerondeopleiding). EXECUTE.

RECODE hoogstafgerondeopleiding (1=1) (2=1) (3=1) (6=1) (4=2) (5=2) (7=2) (8 thru 11=3) INTO

hoogstafgerondeopleidingnlnew.

VARIABLE LABELS hoogstafgerondeopleidingnlnew 'opleidingnlnew'. EXECUTE. COMPUTE new_hoogste_afgeronde_opleiding_nlenbuitenland=MAX(hoogstafgerondeopleiding nlnew, buitenland_hoogst_afgerond_opleiding). EXECUTE.

RECODE new_hoogste_afgeronde_opleiding_nlenbuitenland (0=SYSMIS) (1 thru 3=Copy) INTO

newnewhoogstafgerondeopleidingnlenbuitenland.

VARIABLE LABELS newnewhoogstafgerondeopleidingnlenbuitenland 'newnewopleiding'.

EXECUTE.

*Beschrijvende statistieken.

DESCRIPTIVES VARIABLES=w1cage /STATISTICS=MEAN STDDEV MIN MAX. DESCRIPTIVES VARIABLES=inkomen_new2 /STATISTICS=MEAN STDDEV MIN MAX. DESCRIPTIVES VARIABLES=geslachtnew /STATISTICS=MEAN STDDEV MIN MAX. DESCRIPTIVES VARIABLES=etniciteitnew /STATISTICS=MEAN STDDEV MIN MAX. DESCRIPTIVES VARIABLES=partnernew /STATISTICS=MEAN STDDEV MIN MAX.

(35)

/STATISTICS=MEAN STDDEV MIN MAX. *Hercoderen inkomen.

RECODE inkomen_new2 (1=75) (2=225) (3=400) (4=750) (5=1250) (6=1750) (7=2250) (8=2750) (9=3250)

(10=3750) (11=4250) (12=4750) (13=5250) (14=5750) (15=6500) (16=7000) (ELSE=SYSMIS) INTO inkomenmidpoint.

VARIABLE LABELS inkomenmidpoint 'inkomenmidpoint'. EXECUTE.

*Bijdrage inkomen.

RECODE w1fa62 (1=0) (2=0.1) (3=0.2) (4=0.3) (5=0.4) (6=0.5) (7=0.6) (8=0.7) (9=0.8) (10=0.9) (11=1)

INTO bijdrageinkomen.

VARIABLE LABELS bijdrageinkomen 'bijdrageinkomen'. EXECUTE.

COMPUTE interactie_inkomen=inkomenmidpoint * bijdrageinkomen. EXECUTE.

RECODE bijdrageinkomen (1=0) (2=0.1) (3=0.2) (4=0.3) (5=0.4) (6=0.5) (7=0.6) (8=0.7) (9=0.8)

(10=0.9) (11=1) (12=SYSMIS) INTO bijdrageinkomen2. VARIABLE LABELS bijdrageinkomen2 'bijdrageinkomen2'. EXECUTE.

DATASET ACTIVATE DataSet1. *Hercoderen opleiding.

RECODE newnewhoogstafgerondeopleidingnlenbuitenland (1=Copy) (2=Copy) (3=Copy) (SYSMIS=10) INTO

newnewnewopleiding.

VARIABLE LABELS newnewnewopleiding 'newnewnewopleiding'. EXECUTE.

USE ALL.

COMPUTE filter_$=(newnewnewopleiding < 8).

VARIABLE LABELS filter_$ 'newnewnewopleiding < 8 (FILTER)'. VALUE LABELS filter_$ 0 'Not Selected' 1 'Selected'.

FORMATS filter_$ (f1.0). FILTER BY filter_$. EXECUTE.

*Hercoderen inkomen midpoint.

RECODE inkomenmidpoint (SYSMIS=5) (ELSE=Copy) INTO inkomenmidpoint2. VARIABLE LABELS inkomenmidpoint2 'inkomenmidpoint2'.

EXECUTE. USE ALL.

COMPUTE filter_$=(inkomenmidpoint2 ~= 5).

VARIABLE LABELS filter_$ 'inkomenmidpoint2 ~= 5 (FILTER)'. VALUE LABELS filter_$ 0 'Not Selected' 1 'Selected'.

FORMATS filter_$ (f1.0). FILTER BY filter_$. EXECUTE.

(36)

USE ALL.

COMPUTE filter_$=((inkomenmidpoint2 ~= 5) & (newnewnewopleiding ~= 10)). VARIABLE LABELS filter_$ '(inkomenmidpoint2 ~= 5) & (newnewnewopleiding ~= 10) (FILTER)'.

VALUE LABELS filter_$ 0 'Not Selected' 1 'Selected'. FORMATS filter_$ (f1.0).

FILTER BY filter_$. EXECUTE.

*Hercoderen etniciteit.

RECODE w1cethnic (1=1) (2=2) (3=1) (4=2) (5=1) (6=2) (7=3) (8=4) (9=5) INTO ethnicnew.

VARIABLE LABELS ethnicnew 'ethnicnew'. EXECUTE.

DESCRIPTIVES VARIABLES=ethnicnew /STATISTICS=MEAN STDDEV MIN MAX.

DESCRIPTIVES VARIABLES=newnewnewopleiding geslachtnew partnernew w1cage w1fa47 inkomenmidpoint2

/STATISTICS=MEAN STDDEV MIN MAX.

*Nieuwe variabele maken voor gewogen netto-inkomen.

COMPUTE interactienewinkomen=inkomenmidpoint2 * bijdrageinkomen. EXECUTE.

DESCRIPTIVES VARIABLES=interactienewinkomen /STATISTICS=MEAN STDDEV MIN MAX.

*Hercoderen allochtonen.

RECODE ethnicnew (1=1) (ELSE=0) INTO eerstegeneratienw. VARIABLE LABELS eerstegeneratienw 'eerstegeneratienw'. EXECUTE.

RECODE ethnicnew (2=1) (ELSE=0) INTO tweedegeneratienw. VARIABLE LABELS tweedegeneratienw 'tweedegeneratienw'. EXECUTE.

RECODE ethnicnew (3=1) (ELSE=0) INTO eerstegeneratiew. VARIABLE LABELS eerstegeneratiew 'eerstegeneratiew'. EXECUTE.

RECODE ethnicnew (4=1) (ELSE=0) INTO tweedegeneratiew. VARIABLE LABELS tweedegeneratiew 'tweedegeneratiew'. EXECUTE.

*Regressies. REGRESSION

/MISSING LISTWISE

/STATISTICS COEFF OUTS R ANOVA /CRITERIA=PIN(.05) POUT(.10)

/NOORIGIN

(37)

/METHOD=ENTER eerstegeneratienw tweedegeneratienw eerstegeneratiew tweedegeneratiew allochtoon

opl_mid_new opl_hoog_new w1cage geslachtnew partnernew w1fa47. REGRESSION

/MISSING LISTWISE

/STATISTICS COEFF OUTS R ANOVA /CRITERIA=PIN(.05) POUT(.10)

/NOORIGIN

/DEPENDENT inkomenmidpoint2

/METHOD=ENTER eerstegeneratienw tweedegeneratienw eerstegeneratiew tweedegeneratiew opl_mid_new

opl_hoog_new w1cage geslachtnew partnernew w1fa47 etniciteitnew. REGRESSION

/MISSING LISTWISE

/STATISTICS COEFF OUTS R ANOVA /CRITERIA=PIN(.05) POUT(.10)

/NOORIGIN

/DEPENDENT inkomenmidpoint2

/METHOD=ENTER eerstegeneratienw tweedegeneratienw eerstegeneratiew tweedegeneratiew opl_mid_new

opl_hoog_new w1cage geslachtnew partnernew w1fa47. REGRESSION

/MISSING LISTWISE

/STATISTICS COEFF OUTS R ANOVA /CRITERIA=PIN(.05) POUT(.10)

/NOORIGIN

/DEPENDENT interactie_inkomen

/METHOD=ENTER eerstegeneratienw tweedegeneratienw eerstegeneratiew tweedegeneratiew opl_mid_new

opl_hoog_new w1cage geslachtnew w1fa47. REGRESSION

/MISSING LISTWISE

/STATISTICS COEFF OUTS R ANOVA /CRITERIA=PIN(.05) POUT(.10)

/NOORIGIN

/DEPENDENT interactienewinkomen

/METHOD=ENTER eerstegeneratienw tweedegeneratienw eerstegeneratiew tweedegeneratiew opl_mid_new

opl_hoog_new w1cage geslachtnew w1fa47. REGRESSION

/MISSING LISTWISE

/STATISTICS COEFF OUTS R ANOVA /CRITERIA=PIN(.05) POUT(.10)

/NOORIGIN

(38)

/METHOD=ENTER eerstegeneratienw tweedegeneratienw eerstegeneratiew tweedegeneratiew w1fa47.

REGRESSION

/MISSING LISTWISE

/STATISTICS COEFF OUTS R ANOVA /CRITERIA=PIN(.05) POUT(.10) /NOORIGIN /DEPENDENT newnewhoogstafgerondeopleidingnlenbuitenland /METHOD=ENTER etniciteitnew. REGRESSION /MISSING LISTWISE

/STATISTICS COEFF OUTS R ANOVA /CRITERIA=PIN(.05) POUT(.10)

/NOORIGIN

/DEPENDENT inkomenmidpoint2

/METHOD=ENTER w1cage partnernew eerstegeneratienw tweedegeneratienw eerstegeneratiew

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Especially in the case of narratives in vivid (Ching, Tong, Chen, &amp; Chen, 2013) or verbal (Lien &amp; Chen, 2013) media; transportation is strengthened, resulting in improved

The man in the middle wears a blue shirt (image 3.9), which was probably also painted with smalt: in the shadows the paint is wrinkly, discoloured and degraded, while the lit areas

Opvallend is dat de vijf bibliotheken (zwart) die aangeven dat het aanzienlijk vergemakkelijken van de 

Dit betekent dat ook wanneer er sprake is van een hoge mate van identificatie met de referentiegroep er geen significant verschil is tussen de deelnemers die de tekst hebben

Likewise considering the high costs of classic measurement methods, we initiated the development of a highly flexible multi-sensor platform using an Unmanned

Het monitoren van de steekmuggenpopulaties voor, tijdens en na de herinrichting van de waterbergingsgebieden Peize en Roden-Norg, zowel van broedplekken van larven en poppen als van

Een nadere analyse waarin naast de in de vorige regressieanalyse genoemde controlevariabelen ook alle individuele campagne-elementen zijn meegenomen, laat zien dat

Students who participate actively in sport had significantly lower levels of negative affect, somatic symptoms, symptoms of depression and pessimistic life orientation,