• No results found

Modale partikels in de vertaling van Nederlandse kinderliteratuur naar het Spaans

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Modale partikels in de vertaling van Nederlandse kinderliteratuur naar het Spaans"

Copied!
65
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

MODALE PARTIKELS IN DE VERTALING VAN

NEDERLANDSE KINDERLITERATUUR NAAR HET SPAANS

Judith Leeuwen (11169141)

judithleeuwen@hotmail.com Masterscriptie

Taalwetenschappen: Vertalen Begeleider: dhr. dr. E.R.G. Metz Tweede lezer: dhr. dr. O.J. Zwartjes

Universiteit van Amsterdam 7 juli 2017

(2)

2

Inhoud

Abstract 3 1 Introductie 4 1.1 Inleiding 4 1.1.1 Relevantie en probleemstelling 4 1.1.2 Doelstelling en onderzoeksvraag 5

1.1.3 Structuur van de scriptie 6

1.2 Descriptieve analyse van modale partikels in de Nederlandse taal 7 1.2.1 Functie en betekenis van modale partikels 7 1.2.2 Clustervorming van modale partikels 11 1.2.3 Multifunctionaliteit van partikels 12 1.3 Vertaalstrategieën: contrastief onderzoek naar het gebruik van modale partikels 14

1.3.1 Nederlands en Engels 15 1.3.2 Nederlands en Frans 17 1.3.3 Nederlands en Portugees 20 1.3.4 Duits en Portugees 22 1.4 Methodologie 23 1.4.1 Data en methode 23

1.4.2 Classificatie van de data 24

2 Resultaten en discussie 28

2.1 Onderzoeksresultaten op basis van frequenties 28

2.2 Vertaalstrategieën 30

2.2.1 Het modale partikel wordt niet vertaald 30 2.2.2 De vertaaloplossing bevindt zich binnen de zin 31 2.2.3 De vertaaloplossing bevindt zich buiten de zin 36 2.2.4 Er is sprake van verandering van de zinsconstructie 38 2.3 De manifestatie van stijl met betrekking tot. het gebruik van vertaalstrategieën 41

3 Conclusie 44

Bibliografische verwijzingen 46

(3)

3

Abstract

De Nederlandse taal wordt als partikelrijke taal gemarkeerd door het gebruik van modale partikels (Braber en McLelland, 2010; Foolen, 1986; Vismans, 1992; Van der Wouden, 2006). Naast de modale functie van deze partikels, vervullen ze in het communicatieproces met name een pragmatische functie in de verhouding of relatie tussen spreker en hoorder (Foolen, 1993; Vismans, 1994). De Spaanse taal maakt daarentegen geen gebruik van modale partikels, waardoor er geen equivalente uitdrukkingsvormen bestaan waarbij in de vertaling van Nederlandse modale partikels naar het Spaans kan worden gekozen voor een één-op-één-vertaling (Pos, 2010). In deze scriptie zal daarom worden onderzocht welke vertaalstrategieën door de vertalers worden gebruikt bij het vertalen van Nederlandse modale partikels naar het Spaans. De onderzoeksresultaten baseren zich op een corpus bestaande uit vijf verschillende verhalen van Annie M.G. Schmidt met corresponderende Spaanse vertalingen. De classificatie van de data uit dit corpus vindt plaats op basis van reeds uitgevoerde contrastieve onderzoeken naar het gebruik van modale partikels in vertaling en preliminaire onderzoeksresultaten uit het corpus van deze scriptie.

In totaal werden 311 modale partikels aangetroffen in het corpus. Uit de onderzoeksresultaten zal blijken dat in het overgrote deel van de data (41,2%) het Nederlandse modale partikel niet wordt vertaald of talig wordt weergegeven in het Spaans. In 58,8% van de gevallen werd door de vertaler wel gekozen voor compensatie van de modale en/of pragmatische functie of betekenis van de modale partikels. De gebruikte vertaalstrategieën bevonden zich binnen de zin (35,4%), buiten de zin (8,4%) of in een verandering van de zinsconstructie (15,1%). In de analyse van geselecteerde data uit het corpus van deze studie zal vervolgens worden onderzocht in hoeverre de modale en/of pragmatische functie of betekenis van de modale partikels deels verloren gaat in het vertaalproces en in hoeverre de toon van de zin verandert. Er zal worden aangetoond dat, hoewel er geen equivalente uitdrukkingsvormen bestaan waarbij in de vertaling naar het Spaans kan worden gekozen voor een één-op-één-vertaling, de Spaanse taal wel degelijk over verschillende taalmiddelen beschikt om modaliteit en de pragmatische betekenis van Nederlandse modale partikels uit te drukken, waarbij slechts in enkele gevallen (voornamelijk bij toch in zinnen met vragende intonatie) de toon van de zin verandert in het vertaalproces. Tot slot zal worden onderzocht hoe stijl met betrekking tot het gebruik van vertaalstrategieën voor het vertalen van modale partikels zich manifesteert. Er bestaan relatief grote verschillen in vertaalstrategieën tussen de vertalers, wat kan wijzen op de gedachte dat de keuze voor een bepaalde vertaalstrategie in zekere mate afhankelijk is van de vertaler en niet als algemeen geldend kan worden gemarkeerd voor het vertalen van modale partikels in het taalpaar Nederlands-Spaans. Er zal echter worden laten zien dat, ondanks deze relatief grote verschillen, verder onderzoek zal moeten uitwijzen in hoeverre preferenties en stijl daadwerkelijk doorslaggevend zijn in de keuze voor een bepaalde vertaalstrategie.

(4)

4

1. Introductie

1.1 Inleiding

Eens, toch, wel, even, dan, maar en zeker: zogenoemde modale partikels die in met name de informele en gesproken Nederlandse taal een opmerkelijk grote rol spelen in communicatiepatronen (Hulshof, 1987; Braber en McLelland, 2010; Van der Wouden, 2002; Foolen, 1993; Vismans, 1994). Ze schakeren of modificeren de gehele zinsinhoud en betekenis op subtiele wijze en brengen veranderingen in toon aan (Van der Wouden, 1999). Het complexe karakter van deze groep partikels wordt bovendien gevormd door de mogelijkheid om modale partikels in clusters bij elkaar te plaatsen (Hoogvliet, 1903; Hulshof, 1987; Vismans, 1994) en door de grammaticalisering van woorden uit verschillende woordklassen met als gevolg dat modale partikels een multifunctioneel karakter hebben en een tegenhanger hebben in een andere woordsoort, zoals interjecties of bijwoorden (Van der Wouden, 2002; Foolen, 1993). Kortom, de Nederlandse taal wordt als partikelrijke taal gemarkeerd door het gebruik van (modale) partikels (Braber en McLelland, 2010; Foolen, 1986; Vismans, 1992; Van der Wouden, 2006). Naast het modale karakter van deze partikels, vervullen ze in het communicatieproces bovendien een pragmatische rol in de verhouding of relatie tussen spreker en hoorder (Foolen, 1993; Vismans, 1994).

1.1.1 Probleemstelling en relevantie

In veel studies werd reeds aangetoond dat partikels zich moeilijk laten definiëren en dat door de enigszins ‘vage’ betekenis van deze groep woorden de afbakening problematisch lijkt te zijn. Onder andere Foolen (1986) concludeerde dat dit grote problemen kan opleveren wanneer in vertaling Nederlandse modale partikels moeten worden uitgedrukt in een andere taal, zoals het Spaans in deze scriptie. In tegenstelling tot het Nederlands is het Spaans namelijk een partikelarme taal en maakt deze taal geen gebruik van modale partikels. Het feit dat het Nederlandse en het Spaanse taalsysteem zo verschillen op het gebied van partikelgebruik maakt het voor de vertaalwetenschap interessant om te kijken naar vertaalproblemen en -strategieën voor het vertalen van Nederlandse modale partikels naar het Spaans. Voor focuspartikels als ook, pas en enkel beschikt de Spaanse taal in veel gevallen wel over een equivalent van een vergelijkbare categorie (también ‘ook’, solo ‘alleen’, etc.), maar dat is niet het geval bij modale partikels als maar, eens en even. De Spaanse vertaling van maar als nevenschikkend voegwoord is pero. Pero kan echter niet worden gebruikt als vertaling voor maar als modaal partikel, bijvoorbeeld in de zin ‘Geef me maar een biertje’: ‘*Tráigame pero una cerveza.’ Het feit dat modale partikels het meest problematisch lijken in de vertaling van het Nederlands naar het Spaans is de reden dat in deze scriptie de focus ligt op deze specifieke groep partikels. Er zal worden onderzocht óf en op welke manier Nederlandse modale partikels in het Spaans worden uitgedrukt.

Nederlandse modale partikels zijn reeds onderzocht door verschillende linguïsten, voornamelijk vanuit syntactisch en pragmatisch oogpunt (Foolen, 1993; Vismans, 1994; Van der Wouden 2002). Onderzoek

(5)

5

naar modale partikels in vertaling is echter schaars. Voor zover ik dat heb kunnen nagaan, is er tot op heden zelfs geen onderzoek verricht naar modale partikels in het taalpaar Nederlands-Spaans waarbij specifiek aandacht wordt besteed aan de vertaalcomponent, zoals in deze scriptie het geval zal zijn. Dit gegeven maakt het onderzoek van deze scriptie eveneens relevant. Onderzoek naar modale partikels in vertaling werd wel gedaan voor onder andere het taalpaar Nederlands-Portugees (Pos, 2010) en Nederlands-Engels (Vandeweghe, 2010).

1.1.2 Doelstelling en onderzoeksvraag

Zoals beargumenteerd in sectie 1.1.1 richt deze masterscriptie zich op het vertalen van Nederlandse modale partikels naar het Spaans. Het doel van deze scriptie is te laten zien van welke vertaalstrategieën gebruik wordt gemaakt in de vertaling van Nederlandse modale partikels naar het Spaans. De onderzochte vertaalstrategieën worden uitvoerig behandeld in sectie 1.4.2.

Van der Wouden (1999: 108) stelt dat het belang van modale partikels in de Nederlandse taal enorm groot is, ze fungeren volgens hem zelfs als “smeermiddelen van de communicatie”. Modale partikels schakeren op subtiele wijze de zinsinhoud en betekenis en bepalen in grote mate de toon van de zin. In het communicatieproces vervullen deze partikels met name een pragmatische rol in de verhouding of relatie tussen spreker en hoorder (Foolen, 1993; Vismans, 1994). In de analyse van de data zal daarom worden onderzocht in hoeverre de gekozen vertaalstrategie tot gevolg heeft dat de modale en/of pragmatische functie of betekenis van de Nederlandse modale partikels deels verloren gaat, ofwel gecompenseerd wordt in de vertaling naar het Spaans en in hoeverre de toon van de zin verandert in het vertaalproces. Indien sprake is van compensatie zal tevens worden onderzocht op welke manier gecompenseerd wordt.

Voor de secundaire onderzoeksvraag zal worden onderzocht of de stijl met betrekking tot het gebruik van vertaalstrategieën, die worden gebruikt om de modale en/of pragmatische functie of betekenis van modale partikels te compenseren, een rol speelt bij het vertalen van Nederlandse modale partikels naar het Spaans en hoe deze stijl zich manifesteert en laat zien in de gekozen vertaalstrategie. Met stijl wordt hier bedoeld het meer of minder frequent gebruik van compensatie van de modale en/of pragmatische functie of betekenis van Nederlandse modale partikels door de keuze voor een bepaalde vertaalstrategie. Indien er grote verschillen worden gevonden in partikelgebruik en keuzes voor vertaalstrategieën is dit relevant voor de onderzoeksresultaten in deze scriptie. Het zou dan namelijk kunnen betekenen dat de voorkeur voor een bepaalde vertaalstrategie voor het vertalen van modale partikels niet algemeen geldend is voor het taalpaar Nederlands-Spaans, maar dat de vertaler hier met name een grote rol in speelt.

(6)

6

Samenvattend zijn voor deze scriptie betreffende het vertalen van Nederlandse modale partikels naar het Spaans de volgende onderzoeksvragen opgesteld:

1) Descriptieve onderzoeksvragen:

- Welke vertaalstrategieën worden door de vertalers gebruikt bij het vertalen van Nederlandse modale partikels naar het Spaans?

o Aan welke vertaalstrategieën geven vertalers op basis van frequenties de voorkeur bij het vertalen van Nederlandse modale partikels naar het Spaans?

o In hoeverre gaat de modale en/of pragmatische functie en betekenis van modale partikels deels verloren in het vertaalproces en in hoeverre verandert de toon van de zin in dit proces?

2) Secundaire onderzoeksvraag:

- Hoe manifesteert stijl met betrekking tot het gebruik van vertaalstrategieën zich in de vertaling van Nederlandse modale partikels naar het Spaans?

1.1.3 Structuur van de scriptie

Allereerst zal door middel van een descriptieve taalkundige analyse de functie en betekenis van modale partikels in de Nederlandse taal worden doorgrond (sectie 1.2). Dit is van belang om in de analyse van de data te kunnen beoordelen in hoeverre de pragmatische en modale functie of betekenis van de Nederlandse modale partikels in het Spaans deels verloren gaat, ofwel gecompenseerd wordt en in hoeverre de toon van de zin verandert in het vertaalproces. Vervolgens zal in sectie 1.3 op basis van reeds uitgevoerde contrastieve onderzoeken naar het gebruik van modale partikels in vertaling worden aangetoond van welke vertaalstrategieën door vertalers voornamelijk gebruik wordt gemaakt in andere taalparen. In sectie 1.4 zal de methodologie worden gepresenteerd. Als corpus is gekozen voor verschillende verhalen van Annie M.G. Schmidt: in kinderliteratuur lijken modale partikels veelvuldig te worden gebruikt en door het onderzoeken van verschillende verhalen van verschillende Spaanse vertalers kan tevens worden onderzocht hoe stijl met betrekking tot het gebruik van vertaalstrategieën voor het vertalen van modale partikels zich manifesteert in vertaling (sectie 1.4.1). De codificatie en classificatie van de data uit het corpus (sectie 1.4.2) zal worden gebaseerd op de contrastieve onderzoeken en conclusies die reeds werden getrokken betreffende vertaalstrategieën voor het vertalen van modale partikels voor andere taalparen en op preliminaire onderzoeksresultaten uit het corpus van deze scriptie.

In het tweede hoofdstuk worden de resultaten van het onderzoek gepresenteerd, waarin allereerst op basis van frequenties zal worden aangetoond van welke vertaalstrategieën gebruik wordt gemaakt door de vertalers bij het vertalen van Nederlandse modale partikels naar het Spaans (sectie 2.1). Door middel van de analyse in sectie 2.2 zal worden getracht een antwoord te vinden op de vraag in hoeverre de

(7)

7

pragmatische of modale functie of betekenis van modale partikels deels verloren gaat, ofwel gecompenseerd wordt in het vertaalproces en in hoeverre de toon van de zin verandert in dit proces. De manier waarop stijl met betrekking tot het gebruik van vertaalstrategieën voor het vertalen van modale partikels zich manifesteert in de vertaling van Nederlandse modale partikels naar het Spaans zal worden onderzocht in sectie 2.3. De scriptie wordt afgesloten met de conclusie, waarin onder meer ook aandacht zal worden besteed aan toekomstig onderzoek.

1.2 Descriptieve analyse van modale partikels in de Nederlandse taal

In deze sectie zal door middel van een descriptieve taalkundige analyse uitvoerig aandacht worden besteed aan modale partikels in de Nederlandse taal. Om in de analyse van de data te kunnen beoordelen in hoeverre de pragmatische en modale functie of betekenis van de Nederlandse modale partikels in het Spaans wordt uitgedrukt en in hoeverre de toon van de zin verandert in het vertaalproces is het van belang dat allereerst de pragmatische en modale functie en betekenis (en het gebruik) van Nederlandse modale partikels wordt doorgrond (sectie 1.2.1). Vervolgens zullen de belangrijkste grammaticale eigenschappen van modale partikels in de Nederlandse taal worden beschreven: clustervorming van modale partikels (sectie 1.2.2) en multifunctionaliteit van partikels (sectie 1.2.3). Deze grammaticale eigenschappen hebben betrekking op de data uit het corpus van deze studie. Van specifieke literatuur over Nederlandse modale partikels wordt gebruik gemaakt betreffende ook, misschien, even en dan (Vismans, 1994), nu/nou (Vismans, 1994), soms (Foolen, 1986), maar (Foolen, 1993) zeker, nog en eens (Van der Wouden, 2000), wel (Hogeweg, 2009) en toch (Schermer-Vermeer, 1984; Elffers, 1992). Deze specifieke modale partikels zijn geselecteerd voor het onderzoek en de analyse van deze scriptie op basis van twee criteria: het zijn de meest frequente modale partikels (Van der Wouden, 2002), eveneens in het corpus van deze scriptie, en de betekenis van deze partikels werd in de literatuur het grondigst onderzocht en beschreven (Vismans, 1994; Foolen, 1993; Van der Wouden, 2000).

1.2.1 Functie en betekenis van modale partikels

Het belang van modale partikels in de Nederlandse taal is, zoals al werd vastgesteld in sectie 1.1, enorm groot: modale partikels hebben het vermogen om de gehele zinsinhoud en betekenis op subtiele wijze te schakeren of modificeren. Volgens Van der Wouden (1999: 108) fungeren ze zelfs als “smeermiddelen van de communicatie”. Hoewel partikels binnen het Nederlandse taalsysteem en taalgebruik een prominente rol spelen, zou er tot op heden geen goede partikelbeschrijving bestaan (Van der Wouden en Caspers, 2010), ook niet bij de Algemene Nederlandse Spraakkunst (Hulshof, 1987; Vismans, 1992). Verschillende linguïsten (Elffers, 1992; Foolen, 1993; Vismans, 1992; Van der Wouden, 2002; Van der Wouden en Caspers, 2010) pleiten dan ook voor uitbreiding van het onderzoek naar (modale) partikels, zowel op het gebied van problematiek rondom Nederlandse partikels in het onderwijs Nederlands als vreemde taal (Foolen, 1986; Van Balen et al, 2010) als in vertaling (Pos, 2010; Vandeweghe, 2010). Volgens hen zou er, met het oog op tweede-taalverwerving en vertaling, een partikelwoordenboek

(8)

8

moeten komen met een duidelijke partikelbeschrijving (modale betekenis en pragmatische functie), waarbij er naast grammatica en categorisering onder andere aandacht zou moeten komen voor variatie in partikelgebruik. Echter, zolang dit woordenboek er niet is, zal het onduidelijk blijven over hoeveel (modale) partikels de Nederlandse taal precies beschikt. Volgens Van der Wouden (1999) is het aantal onder meer afhankelijk van de manier waarop je de partikels definieert en categoriseert.

Hoewel modale partikels in tweede-taalverwerving (voor niet-moedertaalsprekers) een enorm struikelblok vormen (Foolen, 1986; Van Balen, Caspers en Van der Wouden, 2010), laat Van der Wouden (1998) door middel van een kort fragment zien dat Nederlandse kinderen al vroeg veelvuldig gebruik maken van (modale) partikels (denk aan zinnetjes als ‘Kom nou!’ en ‘Kom dan!’) en andere modale uitdrukkingsmiddelen en in dit gebruik nauwelijks fouten maken. In het voorbeeld ‘Machtold nou?’ wordt gebruik gemaakt van nou als vraagpartikel/vraag-markeerder ter vervanging van de op die leeftijd moeilijk te vormen vraagzin ‘Waar is Machtold?’

Zoals beargumenteerd in sectie 1.1.1 is de groep modale partikels interessant in het licht van deze scriptie. Deze zullen dan ook uitvoerig behandeld worden. Modale partikels zijn actief op het niveau van de zin (Van der Wouden, 2006) en “schakeren de gehele zinsinhoud op subtiele wijze” (ANS: 1608). Het modale karakter van deze partikels wordt gevormd door de subtiele betekenisverandering die deze partikels kunnen aanbrengen. Zoals de naam van deze groep partikels al doet vermoeden, zijn ze één van de taalmiddelen van modaliteit, wat volgens de definitie van de ANS (1997: 1608) gelijk staat aan “de in een zin uitgedrukte visie van de spreker of schrijver op de verhouding tussen de in die zin weergegeven situatie en de werkelijkheid en/of zijn attitude met betrekking tot de situatie”. Modaliteit kan zowel betrekking hebben op de verhouding tussen de spreker en de mededelende inhoud, oftewel: de attitude van de spreker ten opzichte van de situatie, als op de verhouding tussen de beschrijving en de werkelijkheid. De werkelijke bedoeling van de spreker ten opzichte van de hoorder kan worden uitgedrukt door het gebruik van modale partikels (Van der Wouden, 1999). Vandeweghe (2010: 147) beschrijft modaliteit als “verhouding waarin, naar het oordeel van de spreker, de inhoud van de zin staat tot de werkelijkheid”. Door het gebruik van modale partikels uit de spreker zijn of haar houding tegenover de inhoud. Het imperatief/bevel ‘Kom!’ kan door de spreker bijvoorbeeld worden afgezwakt of verzacht om vriendelijker over te komen en het meer te laten overkomen als vriendelijke uitnodiging door gebruik te maken van het modale partikel maar: ‘Kom maar!’

In het communicatieproces vervullen modale partikels met name een grote pragmatische rol in de verhouding of relatie tussen spreker en toehoorder (Foolen, 1993): in het communicatieproces drukt de spreker zijn of haar verwachtingen of preferenties betreffende de mededelende inhoud uit ten opzichte van de hoorder. Dit betekent dat de relatie tussen de mededelende inhoud en de context op deze manier wordt bepaald door modale partikels (Hogeweg, 2009). Volgens Van der Wouden (1999) wordt door

(9)

9

het gebruik van modale partikels getracht de juiste toon van de situatie te treffen. Om de pragmatische functie of betekenis van modale partikels aan te tonen, verdeelt Vismans (1994) deze groep partikels in reinforcers en mitigators. Reinforcers (dan, eens, nou, ook toch) hebben een versterkende functie en verhogen de intensiteit van de illocutieve taalhandeling (de bedoeling die de spreker voor ogen heeft met zijn of haar uiting) ten opzichte van de hoorder, bijvoorbeeld wanneer hij ongeduld wil uitdrukken of de hoorder wil overtuigen. Mitigators (even, maar, misschien, soms) hebben daarentegen een verzachtende functie en verminderen de intensiteit van de illocutieve taalhandeling ten opzichte van de hoorder, bijvoorbeeld wanneer de spreker beleefdheid wil overbrengen op de hoorder of de hoorder gerust wil stellen. De modale partikels eens en wel kunnen zowel tot de reinforcers als de mitigators worden gerekend. De pragmatische betekenis waardoor modale partikels de illocutieve betekenis van de zin kunnen modificeren is volgens Foolen (1993), Vismans (1994) en Schermer-Vermeer (1984) onder meer afhankelijk van het zinstype (imperatief, mededelend, vragend, etc.) en de context. Hogeweg (2009) onderzoekt de verschillende interpretatie- en gebruiksmogelijkheden van het partikel wel op basis van het Corpus Gesproken Nederlands (CGN) en onderscheidt op basis van de data uit dit corpus acht verschillende gebruiksmogelijkheden van het polyseme wel. Hierbij moet echter worden opgemerkt dat het niet in alle gebruiksmogelijkheden gaat om een modaal partikel. Ondanks de verschillende interpretatie- en gebruiksmogelijkheden van wel concludeert Hogeweg (2009: 524) dat al deze mogelijkheden kunnen worden toegeschreven aan één kernbetekenis: ze toont aan dat alle gebruiksmogelijkheden gemeen hebben dat ze een ontkenning zijn van een impliciete of expliciete eerdere ontkenning (“a denial of a denial”). Foolen (1993: 176) onderscheidt in zijn proefschrift alleen al voor het modale partikel maar tien verschillende gebruiksmogelijkheden. Enkele voorbeelden zijn ‘toegeving’ (‘Oké, kom dan maar.’), ‘toestemming’ (‘Kom maar binnen.’), ‘(ironische) dreiging’ (‘Ja lach maar, vriendje.’), en ‘aanmoediging’ (‘Spring maar!’).

Het toevoegen van het partikel maar, zichtbaar in de voorbeelden (1) en (2), maakt het imperatief geef minder hard en gebiedend. Van der Wouden (2006) stelt zelfs dat het in dit geval gaat om een advies in plaats van een bevel. Hierbij moet worden opgemerkt dat de zin zonder modale partikels nog steeds een grammaticaal correcte Nederlandse zin zou zijn, maar in dat geval meer een onbeleefde indruk achterlaat:

(1) Geef de boeken hier. (Van der Wouden, 1999: 106) (2) Geef de boeken maar hier.

Foolen (1993) beargumenteert in zijn proefschrift echter dat maar niet alleen afzwakkend kan werken zoals in bovenstaand voorbeeld (2), maar ook een uitdagend effect kan hebben:

(10)

10

De toevoeging van het (onbeklemtoond) partikel eens verzwakt niet alleen de kracht van het imperatief geef en maakt het in zekere zin meer uitnodigend dan opdrachtgevend, maar laat in tegenstelling tot maar juist een meer ongeduldige indruk achter:

(4) Geef de boeken ‘ns hier. (Van der Wouden, 1999: 106)

Foolen (1986) categoriseert de pragmatische functie van modale partikels op basis van hun betekenisdimensie en stelt dat deze partikels een expressieve functie (de spreker drukt bijvoorbeeld verbazing of irritatie uit), een attitudinele functie (de houding van de spreker is bijvoorbeeld vriendelijk, opdringerig of beleefd) en een illocutieve functie (de spreker laat aan de hoorder doorschemeren of zijn of haar uiting bijvoorbeeld zou moeten worden opgevat als verzoek of besluit) kunnen vervullen.

Schermer-Vermeer (1984) levert een belangrijke bijdrage aan het onderzoek naar de betekenis en functie van Nederlandse modale partikels en vergelijkt in haar studie de verschillende gebruiksmogelijkheden van toch door de relatie te leggen tussen betekenis, intonatie en interpretatie. Ze beargumenteert dat er als gevolg van intonatieverschillen ook verschillende interpretatiemogelijkheden van toch bestaan. Ze concludeert dat toch in de oorspronkelijke functie als bijwoord als kernbetekenis zowel een ‘redengevende’ of ‘verklarende’ functie (5) (omdat) als een ‘tegenstellende’ functie (6) (hoewel) kan vervullen, waarbij de precieze betekenis afhankelijk is van intonatie en interpretatie. Ze maakt onderscheid tussen toch ‘beklemtoond’, “wanneer toch in een zin het laatste accent draagt” (Schermer-Vermeer, 1984: 209) en daarmee focus is, en toch ‘niet-beklemtoond’:

(5) Jan, die tôch (al) ziek was, sprong zonder aarzelen in het water. (Schermer-Vermeer, 1984: 209) ‘Omdat Jan (al) ziek was sprong hij zonder aarzelen in het water.’

(6) Jan, die toch (al) ziek was, sprong zonder aarzelen in het water. (Schermer-Vermeer, 1984: 209) ‘Hoewel Jan (al) ziek was sprong hij zonder aarzelen in het water.’

Toch lijkt een eerder gewekte verwachting te weerspreken (Schermer-Vermeer, 1984; Elffers, 1992). Volgens Vismans (1994) kan toch als modaal partikel worden gecategoriseerd als reinforcer. Hij stelt dat, hoewel dit modale partikel in grote mate Schermer-Vermeers (1984) ‘tegenstellende’ functie van toch als bijwoord is kwijtgeraakt, het assertieve karakter behouden is gebleven. Elffers (1997) voegt in de lijn van het onderzoek van Schermer-Vermeer (1984) toe dat modale partikels over het algemeen zowel onbeklemtoond als onbeklemtoonbaar (onaccentueerbaar) zijn. In zinnen met toch als modaal partikel is veelal sprake van vraag- of uitroepintonatie. Enkele voorbeelden die Schermer-Vermeer (1984: 219) geeft zijn: ‘Er komt toch zeker niemand meer in?’, ‘Wat ben ik toch onbesuisd!’ en ‘Een mooie maatschappij toch tegenwoordig!’ In dit soort zinnen met uitroepintonatie spelen

(11)

11

graadaanduidingen en het modale aspect een grote rol. In onderstaand voorbeeld (7) waarin zo beklemtoond is, lijkt de spreker er in (b) in eerste instantie niet aan te willen dat hij zo moe is, waarbij het partikel toch als effect de mate van moeheid (de graadaanduiding) benadrukt:

(7) a. Ik ben zô moe. (Schermer-Vermeer, 1984: 218) b. Ik ben toch zô moe. (Schermer-Vermeer, 1984: 218)

In zinnen met vraagintonatie waarin toch ‘niet-beklemtoond’ is, zoals ‘Je bent toch niet bâng?’, lijkt “het wegnemen van twijfel aan een eigen oordeel” (Schermer-Vermeer, 1984: 217) als modaal aspect voorop te staan: het gedrag van de toegesprokene weerspreekt de mogelijke aanname of verwachting van de spreker dat hij of zij niet bang is of zou moeten zijn.

Tot slot moet worden opgemerkt dat de gebruiksmogelijkheden van partikels, evenals de combinatiemogelijkheden in snel tempo veranderen (Van der Wouden, 2006). Een voorbeeld hiervan is de opkomst van best wel vanaf de jaren ’70 (Van der Wouden, 2002).

1.2.2 Clustervorming van modale partikels

Een belangrijke eigenschap van modale partikels is de mogelijkheid om ze in clusters bij elkaar te plaatsen (Hoogvliet, 1903; Hulshof, 1987; Vismans, 1994). Van der Wouden (1999: 106) omschrijft deze eigenschap als “kuddediergedrag” en toont dit gedrag met een bekend voorbeeld van de Amsterdamse leraar klassieke talen J.M. Hoogvliet uit 1903:

(10) Geef de boeken dan nu toch maar ‘es even hier. (Van der Wouden, 1999: 106)

Ook het voorbeeld van Foolen (1993) is een bekende:

(11) Zo is het toevallig dan toch ook nog wel eens even. (Foolen, 1993: 36)

Volgens Vismans (1994) ligt de volgorde van modale partikels in deze clusters eigenlijk altijd vast: elk van bovenstaande partikels heeft een vaste plaats in de zin. Hoogvliet (1903: 98), die destijds sprak van “invoegselwoordjes”, observeert als één van de eersten dat dan in veel gevallen vooraf gaat aan maar en dat toch (bijna) altijd voor eens (of ‘ns) staat. De Vriendt, et al. (1991) voegen hieraan toe dat deze volgorde voornamelijk bepaald wordt door de oorspronkelijke betekenis van de partikels. Hoewel conclusies betreffende de vaste volgorde van de partikels in clusters moeilijk getrokken kunnen worden door het tekortschieten aan onderzoek op dit gebied, ligt de observatie van De Vriendt, et al. (1991) wel op één lijn met de opmerking van Van der Wouden (2006: 126) dat “de oorspronkelijke betekenis van de meest linkse partikels in zo’n cluster verwijzend (deiktisch) is (nou ‘op dit moment’, dan ‘op dat

(12)

12

moment’), volgens Hulshof (1987) uitdrukking van ongeduld, dat de oorspronkelijke betekenis van die aan de rechterkant op de een of andere manier kwantificerend is (even ‘voor een korte tijd’, eens ‘op een zeker moment’), volgens Hulshof (1987) uitdrukking van verzachting, en dat de betekenis van de partikels middenin het moeilijkst te omschrijven is”. Hulshof (1987: 88), die partikelclustering in imperatieve zinnen onderzocht, voegt hieraan toe dat toch en maar zoals in (10) een zeker overgangsgebied vormen van sterker naar zwakker temporeel: “een aanmanende aanmoediging”.

Afwijken van de vaste volgorde brengt ongrammaticaliteit met zich mee, waarbij in (b) het partikel dan te ver naar rechts lijkt te staan en in (c) eens te ver naar links:

(12) a. Ik zal morgen nou dan toch eindelijk maar eens even die boeken bij de bibliotheek gaan inleveren. (Van der Wouden: 2006: 3)

b. * Ik zal morgen nou eens dan toch eindelijk maar even die boeken bij de bibliotheek gaan inleveren.

c. * Ik zal morgen nou toch eindelijk maar eens dan even die boeken bij de bibliotheek gaan inleveren.

Slechts in enkele gevallen is het mogelijk een cluster van veel modale partikels te doorbreken (Van der Wouden, 2006):

(13) Ik zal morgen nou dan toch die boeken eindelijk maar eens even bij de bibliotheek gaan inleveren. (Van der Wouden, 2006: 3)

Tot slot moet worden opgemerkt dat vaste, veelgebruikte modale partikelclusters als eens even (Braber en McLelland, 2010) en maar eens (Van der Wouden, 2006) zich meer en meer lijken te gedragen als woorden of lexicale eenheden. Vismans (1994) toonde al aan dat maar eens een sterke voorkeur heeft voor directieve contexten. Zoals we in sectie 1.2.1 zagen, worden bevelen door het gebruik van maar (eens) afgezwakt. Daarnaast worden mededelingen minder stellig, zoals in voorbeeld (14) waarin de spreker suggereert dat hij misschien wel op andere gedachten gebracht kan worden:

(14) Ik ga maar eens naar huis.

1.2.3 Multifunctionaliteit van partikels

Ter aanvulling op sectie 1.2.1 betreffende de functie en betekenis van modale partikels moet worden opgemerkt dat veel (frequente) partikels meerdere functies hebben (Van der Wouden, 2000; Van der Wouden, 2002; Foolen, 1993). Daarnaast signaleren Hiligsmann en Noiret (2010) en Foolen (1986) dat onder andere maar en toch zowel een lexicale, ofwel syntactische functie (‘Je hebt maar 20 minuten.’,

(13)

13

‘Blij dat je toch gekomen bent!’) als een modale betekenis (‘Kom maar binnen!’, ‘Hou toch op!’) hebben die semantisch geen overeenkomsten meer vertonen. Van der Wouden (1999) laat zien dat eens naast de functie van modaal partikel ook kan fungeren als bijwoord in zinnen als ‘Eens per dag een eetlepel’, met ‘(op) een keer’ als oorspronkelijke betekenis van eens. Eens kan overigens ook fungeren als focuspartikel (niet eens). Dit is een zeer relevant gegeven voor de codificatie en classificatie van de data in deze scriptie. In deze sectie zal worden laten zien dat niet iedere keer dat in het corpus bijvoorbeeld maar, toch of zeker wordt aangetroffen, maar, toch of zeker ook daadwerkelijk als modaal partikel gebruikt wordt.

Van der Wouden (2000) onderzoekt zeker en laat door middel van onderstaande voorbeelden zien dat zeker onder meer kan worden gebruikt als “echt” bijwoord, maar ook als modaal (inclusief toch zeker als vaste combinatie waarbij zeker als versterking van toch lijkt op te treden), focus- (meestal te vervangen door met name, juist, vooral) en schaalpartikel (in de betekenis van ‘minstens’):

(15) Ik weet bijna zeker dat dat Wim Kok is. (bijwoord) (Van der Wouden, 2000: 3) (16) U bent zeker Olga van Marion? (modaal partikel)

(17) Dat is niet moeilijk, zeker niet voor iemand als jij. (focuspartikel) (18) Er zijn hier zeker twintig mensen in de zaal. (schaalpartikel)

Het feit dat er zo veel verschillende gebruiksmogelijkheden van zeker zijn is volgens Van der Wouden (2002) het resultaat van een grammaticalisatieproces. Een interessante observatie van Van der Wouden (2002) is dat zeker niet vaak wordt aangetroffen in partikelclusters, maar wel in vaste combinaties als toch zeker (of zeker niet).

Multifunctionaliteit van modale partikels werd ook aangetoond door Foolen (1993) in zijn proefschrift over maar, dat onder andere gebruikt kan worden als voegwoord (‘klein maar dapper’) en als duratief markeerder (‘het bleef maar regenen’), maar ook in de functie van focuspartikel (‘er zijn maar drie olifanten’) en modaal partikel (als ‘verzwakker van bevelen’: ‘ga maar zitten’). Ook Foolen (1993) verklaart dat de grammaticalisering van woorden uit verschillende woordklassen tot gevolg heeft dat modale partikels als maar en toch een tegenhanger hebben in een andere woordsoort, zoals interjecties of bijwoorden.

Het multifunctionele karakter van (modale) partikels heeft volgens Van der Wouden (2002) bovendien tot gevolg dat de grenzen tussen woordsoorten vervagen en het moeilijk blijkt te zijn om modale partikels te onderscheiden van andere woordsoorten als bijwoorden of interjecties en te categoriseren. Vaak kan maar moeilijk worden bepaald of je überhaupt wel te maken hebt met een modaal partikel. Hij

(14)

14

laat dit zien met onderstaand voorbeeld waarin misschien als modaal bijwoord in voorbeeld (19) qua betekenis maar weinig afwijkt van misschien als modaal partikel in (20):

(19) Jan is misschien wel ziek. (Van der Wouden, 2002: 32)

(20) Mogelijk heb je hierin gelijk dat wij zelf misschien niet eens zo zeer verschillend zijn maar onze idealen zijn dat geheel en al.

1.3 Vertaalstrategieën: contrastief onderzoek naar het gebruik van modale partikels

Zoals beschreven in sectie 1.1 is het doel van deze scriptie te laten zien van welke vertaalstrategieën gebruik wordt gemaakt in de vertaling van Nederlandse modale partikels naar het Spaans. In deze sectie zal een aantal reeds uitgevoerde contrastieve onderzoeken naar het gebruik van modale partikels in vertaling worden besproken. Specifiek wordt een aantal studies besproken dat betrekking heeft op het vertalen van modale partikels van partikelrijke naar partikelarme talen waarin de gevonden vertaalstrategieën uit deze taalparen eveneens toegepast zouden kunnen worden op het vertalen van modale partikels van het Nederlands naar het Spaans: van het Nederlands naar het Engels (Vandeweghe, 2010; Niemegeers, 2009) (sectie 1.3.1), van het Nederlands naar het Frans (Hiligsmann en Noiret, 2010; De Vriendt en Van de Craen, 2008) (sectie 1.3.2), van het Nederlands naar het Portugees (Pos, 2010) (sectie 1.3.3) en van het Duits naar het Portugees (Roschel Nunes, 2008) (sectie 1.3.4). De classificatie van de data zal worden gebaseerd op deze contrastieve onderzoeken en de conclusies die worden getrokken betreffende vertaalstrategieën voor het vertalen van modale partikels in andere taalparen.

Partikels en dan met name modale partikels veroorzaken serieuze vertaalproblemen (Van der Wouden en Caspers, 2010; De Vriendt en Van de Craen, 2008; Pos, 2010; Vandeweghe, 2010). Deze problemen zijn veelvoorkomend bij het vertalen van partikelrijke naar partikelarme talen, maar Braber en McLelland (2010) laten in hun vergelijkend onderzoek (onder andere op basis van het Corpus Gesproken Nederlands (CGN)) naar modale partikels in het Nederlands en het Duits zien dat het gedrag van modale partikels in deze nauw verwante, beide partikelrijke talen zo verschillend is dat ook gemakkelijk problemen kunnen optreden bij het vertalen tussen deze talen. Partikels met vergelijkbare semantiek als wohl/wel, doch/toch en denn/dan corresponderen in betekenis en gebruik vaak niet. Van der Wouden en Caspers (2010) voegen toe dat het Nederlandse leenpartikel überhaupt door de ondergane (taal)ontwikkeling van het partikel zelden nog als vertaling gebruikt kan worden van het Duitse überhaupt. Bovendien concluderen Braber en McLelland (2010) dat clustervorming in het Duits veel minder gebruikelijk is dan in het Nederlands en dat clusters van modale partikels bovendien minder lang zijn: de data laten zien dat in het Duits clusters van maximaal drie modale partikels gevormd kunnen worden en dat deze bovendien erg zeldzaam zijn (3,7%). Clusters van drie tot vijf modale partikels kwamen in het Nederlands in 20% van de gevallen voor (Braber en McLelland, 2010). Hoogvliet (1903)

(15)

15

en Hulshof (1987) lieten al zien dat in de Nederlandse taal clusters van zes modale partikels zelfs tot de mogelijkheden behoren.

1.3.1 Nederlands en Engels

Niemegeers (2009) signaleert dat, hoewel de Engelse taal in enkele gevallen over modale partikels (just, now) beschikt, deze partikels veel minder frequent zijn dan in het Nederlands. Op basis van een parallel corpus bestaande uit fictie (toneelstukken en romans) en non-fictie (krantenartikelen en politieke toespraken) analyseert ze het gebruik van de modale partikels maar en wel in zowel de vertaalrichting Nederlands-Engels als de richting Engels-Nederlands.

Een interessant gegeven uit de data van Niemegeers (2009) is dat de onderzochte modale partikels frequenter zijn in fictie dan in non-fictie, wat ze verklaart op basis van subjectiviteit: het beoogde objectieve karakter van krantenartikelen verklaart het feit dat in mindere mate gebruik wordt gemaakt van modale partikels die subjectiviteit van de spreker uitdrukken. Wat betreft de vertaalstrategieën voor het vertalen van Nederlandse modale partikels naar het Engels maakt Niemegeers (2009) onderscheid tussen modale Engelse equivalenten en niet-modale Engelse equivalenten. Modale Engelse equivalenten drukken epistemische modaliteit uit: modale werkwoorden (21), mental state predicates (22), modale bijwoorden (23) en modale adjectieven (24):

(21) They might come in handy. (Niemegeers 2009: 61)

(22) I guess you want to go now. (Niemegeers, 2009: 60)

(23) He probably thinks I’m being sarcastic, but I’m not. (Niemegeers, 2009: 61)

(24) It is possible that he will come tomorrow. (Niemegeers, 2009: 61)

Bij niet-modale Engelse equivalenten drukken bijwoorden van graad de mate of intensiteit uit door middel van amplifiers (25) of downtoners (26) of wordt gebruik gemaakt van focusing subjuncts (additief of restrictief) (27):

(25) Die oudste die is wel een beul, zeg. (Niemegeers, 2009: 62) ‘That older one, he’s a regular bull.’

(26) Eigenlijk was ik wel gevleid. (Niemegeers, 2009: 62) ‘I was somewhat flattered.’

(16)

16

(27) Dat klopte indertijd ook wel min of meer. (Niemegeers, 2009: 62) ‘Which was at least partly true, then.’

Niemegeers (2009) concludeert echter dat in bovengenoemde vertaalmogelijkheden het betekenisaspect van ‘subjectiviteit’ verloren is gegaan in de vertaling, wat impliceert dat er geen totale equivalentie bestaat tussen de Nederlandse modale partikels maar en wel en de voorgestelde vertaalmogelijkheden in het Engels.

Op basis van een vertaalkundige corpusstudie onderzoekt Vandeweghe (2010) modale partikels in vertaling. Zijn onderzoeksresultaten zijn gebaseerd op een pilootstudie van Niemegeers (2009) met aanvullende data uit twee parallelle corpora (vertaalcorpora), waaronder een prerelease van het DPC, waarbij de focus ligt op de modale partikels maar en wel. Zijn onderzoek bestaat uit twee gedeelten. Allereerst wordt onderzocht wat er in het algemeen gebeurt met modale partikels in de vertaling van partikelrijkere talen (Nederlands) naar partikelarmere talen (Engels en Frans). Daarnaast wordt onderzocht of er een significant verschil bestaat tussen vertaald Nederlands en onvertaald Nederlands (origineel Nederlands) betreffende het gebruik van modale partikels. Omdat het laatstgenoemde aspect niet relevant is in het licht van deze scriptie, zal enkel het eerste aspect hier worden belicht.

De Unique Items Hypothesis van Tirkkonen-Condit (2004) voorspelt dat modale partikels door hun unieke karakter in de Nederlandse taal en hun afwezigheid in talen als het Engels en het Frans (gebrek aan beschikbare tegenhangers/stimuli) minder frequent zullen zijn in vertaalde dan in originele teksten. In de lijn van de Unique Items Hypothesis veronderstelt Vandeweghe (2010: 19) dat “verlies zal optreden wanneer uit het Nederlands wordt vertaald naar partikelarmere talen als het Engels of het Frans”. Zijn onderzoek bevestigt echter in grote lijnen de onderzoeksresultaten van Niemegeers (2009) dat de Engelse taal over verschillende taalmiddelen beschikt om Nederlands modale partikels in het Engels uit te drukken. Zo laat hij door middel van onderstaand voorbeeld (28) zien dat in de vertaling veelvuldig gebruik wordt gemaakt van een constructie met een bijwoord, in dit geval better, om maar ter verzachting van het imperatief te compenseren:

(28) Luister maar. (Vandeweghe, 2010: 24) ‘You better listen.’

Aan de onderzoeksresultaten van Niemegeers (2009) voegt Vandeweghe (2010) toe dat, vergelijkbaar met de Franse vertalingen in sectie 1.3.2, in het corpus in veruit de meeste gevallen het Nederlandse modale partikel in het Engels niet wordt vertaald of talig wordt weergegeven, zoals in voorbeeld (29) waarin het modale partikel wel een retorische vraag markeert:

(17)

17

(29) Wie denken jullie wel dat jullie zijn? (Vandeweghe, 2010: 24) ‘Who do you think you are?’

Echter, de onderzoeksresultaten van Vandeweghe (2010) tonen aan dat in een enkel geval wel gebruik kan worden gemaakt van een equivalent van een Nederlands modaal partikel, zoals just in (30):

(30) Vertel maar. (Vandeweghe, 2010: 24) ‘Just tell me.’

De data uit het corpus-Niemegeers tonen overigens wel aan dat Engels vertaald uit het Nederlands significant veelvuldiger gebruik maakt van equivalenten van modale partikels, zoals just als equivalent voor het Nederlandse maar, dan origineel Engels. Dit gegeven kan worden verklaard door de Unique Items Hypothesis van Tirkkonen-Condit (2004: 26): “de aanwezigheid van een stimulus in de bron bevordert het gebruik van bepaalde items in de doeltaal”.

1.3.2 Nederlands en Frans

Hoewel onder andere Van de Wouden (2002) signaleerde dat modale partikels met name een fenomeen zijn van informele en gesproken (spontane) taal, is opvallend genoeg bijna al het onderzoek naar het vertalen van modale partikels gebaseerd op geschreven materiaal, zo ook bij Pos (2010) en Vandeweghe (2010). Hiligsmann en Noiret (2010: 282) maken in hun onderzoek naar het vertalen van Nederlandse modale partikels naar het Frans dan ook gebruik van tien stripverhalen van Suske en Wiske, waarin gebruik wordt gemaakt van “gesproken taal die is neergeschreven” en waarin zowel emoties (denk aan verbazing, verwondering en angst) als bevelen, uitroepen en wensen worden uitgedrukt. In dit soort zinnen is het gebruik van modale partikels veelvoorkomend (Foolen, 1986). Onderzocht zijn de partikels dan, nu/nou, toch, nog, maar, eens, even, ook, wel en zeker (al dan niet in clusters) waarbij eens en maar de meest frequente modale partikels in het corpus zijn.

Modale partikels zijn in de Franse taal minder frequent dan in het Nederlands (Van der Wouden, 2002; Hiligsmann en Noiret, 2010; De Vriendt en Van de Craen, 2008). Volgens Hiligsmann en Noiret (2010) bestaan er echter wel andere mogelijkheden om modaliteit uit te drukken in het Frans. Ze stellen een lijst op van mogelijke strategieën om Nederlandse modale partikels te vertalen of weer te geven in het Frans. Optie (3), (4) en (5) betreffen uitdrukkingen die in de zin zijn opgenomen en optie (6) en (7) bevinden zich als ware buiten de zin:

(18)

18

Op basis van de data uit het corpus concluderen Hiligsmann en Noiret (2010) dat de vertalers in veruit de meeste gevallen (46,43%) ervoor kiezen om het modale partikel niet te vertalen, met name in uitroepende en imperatieve zinnen:

(31) Ga maar rustig zitten. (Hiligsmann en Noiret, 2010: 288) ‘Assieds-toi !’

(32) Kom eens kijken. Ik heb hier iets ontdekt! (Hiligsmann en Noiret, 2010: 288) ‘Viens voir ! Jái découvert quelque chose !’

(33) Wacht even, Wiske! (Hilingsmann en Noiret, 2010: 288) ‘Attends, Bobette !’

(2) “De vertaler heeft een totaal andere vertaling opgegeven. Hier is geen verband te bespeuren tussen de Nederlandse tekst en de Franse vertaling.” (Hiligsmann en Noiret, 2010: 287) (31,96%)

(3) “De vertaler heeft een beroep gedaan op bijwoorden/bijwoordelijke uitdrukkingen binnen de zin.” (Hiligsmann en Noiret, 2010: 287) (6,61%)

Deze bijwoorden en bijwoordelijke uitdrukkingen, zoals donc, hebben in het Frans een uitgesproken modale functie:

(34) Zeg eens, vriend, waar is die kop van jou? (Hiligsmann en Noiret, 2010: 289) ‘Dis donc, camarade, où est ta… tête ?’

(35) Doe maar, hoor! (Hiligsmann en Noiret, 2010: 289) ‘Faites donc !’

(4) “Het modale partikel is weergegeven door een specifieke tijd van het werkwoord (bijvoorbeeld de conditionalis of de imparfait) of een conditionele bijzin.” (Hiligsmann en Noiret, 2010: 287) (4,82%)

Zoals we in de analyse van de onderzoeksresultaten van deze scriptie (sectie 2.2) zullen zien, kan ook de subjunctief een rol spelen.

(36) Je moet me dan eens zien opleven, man! (Hiligsmann en Noiret, 2010: 290) ‘Ah, vous devriez me voir revivre !’

(19)

19

(37) Wacht maar tot ik die kat te pakken krijg! (Hiligsmann en Noiret, 2010: 290) ‘Ah, si je tenais ce maudit chat !’

(38) We zullen vandaag eens naar het dorp trekken, Wiske. (Hiligsmann en Noiret, 2010: 290)

‘Si nous retournions au village aujourd’hui, Bobette ?’

(5) “De vertaler heeft een ‘tournure présentative’ gebruikt.” (Hiligsmann en Noiret, 2010: 287) (2,32%)

Een verklaring voor het feit dat deze optie zelden werd aangetroffen in de data kan zijn dat stripverhalen kort en bondig (moeten) zijn en zich daarom in veel mindere mate lenen voor deze structuur:

(39) Wie zou er nu vóór mij bij de pagode willen zijn? (Hiligsmann en Noiret, 2010: 290) ‘Je me demande qui se promène dans ce coin?’

(40) Het apinnetje zal wel ontsnapt zijn! (Hiligsmann en Noiret, 2010: 290) ‘Je crois qu’elle a pu s’échapper !’

(6) “Het modale partikel is vertaald door middel van één of meer elementen die in de aanloop van de zin staan.” (Hiligsmann en Noiret, 2010: 287) (7,50%)

Ook aanloopelementen (elementen buiten het eigenlijke zinsverband zoals maar als nevenschikkend voegwoord dat een tegenstelling uitdrukt) kunnen in het Frans een modaal effect hebben:

(41) Vertel eens aan Wiske wat er aan de hand is. (Hiligsmann en Noiret, 2010: 289) ‘Allons, raconte-moi ton gros chagrin !’

(42) Tante, denk toch aan je hart! (Hiligsmann en Noiret, 2010: 289) ‘Mais, tantine, pense à ton coeur !’

(7) “Het modale partikel is vertaald door middel van één of meer elementen die na de eigenlijke zin staan (d.i. in de uitloop).” (Hiligsman en Noiret, 2010: 287) (0,35%)

(43) Zeg, daar gaan we toch geen ruzie om maken! (Hiligsmann en Noiret, 2010: 284) ‘Tu ne vas pas me faire des cachotteries, hein?’

(20)

20

De Vriendt en Van de Craen (2008) doen eveneens onderzoek naar modale partikels in de vertaling van Nederlands naar Frans en trachten te beantwoorden wat in het Frans beantwoordt aan de Nederlands modale partikels. Het corpus bestaat uit 3 bronnen: (1) Pinters The Birthday Party vertaald in het Frans door Van het Reve; (2) Claus’ Het verdriet van België en (3) Hergés Kuifje en de zeven kristallen bollen.

In The Birthday Party werden 186 modale partikels aangetroffen waarvan 29 gevallen werden vertaald in het Frans (ongeveer 15%). Deze conclusie ligt op één lijn met de conclusie van Hiligsmann en Noiret (2010) dat in veruit de meeste gevallen modale partikels niet worden vertaald in het Frans. Het zou hierbij vooral gaan om de partikels maar, dan en even. Ook Foolen (1986) constateerde in zijn onderzoek naar modale partikels in leermethodes NT2 dat deze groep partikels veelal wordt genegeerd in de vertalingen van teksten en woordenlijsten en niet expliciet behandeld wordt. Optie (4) uit Hiligsmann en Noiret werd slechts eenmaal aangetroffen (nou vertaald met een conditionalis) in de data van De Vriendt en Van de Craen (2008).

Slechts enkele modale partikels lijken op basis van de data een equivalent te hebben in het Frans. Het gaat dan om toch in declaratieve zinnen (toch in ‘Dat zullen ze toch wel gezegd hebben.’ vertaald als tout de même of quand-même), toch in exclamatieve of vragende zinnen met hoofdzinsorde (toch in ‘Dit huis staat toch zeker op de lijst?’ vertaald als n’est-ce pas? of non?) en wel in declaratieve zinnen (wel in ‘Ik hou wel van een sigaret, hoor.’ vertaald als certainement, vraiment, il est vrai que of bien). Echter moet hierbij worden opgemerkt dat het de vraag is of woorden als bien in onvertaald Frans even vaak gebruikt zouden worden als in vertaald Frans vanuit het Nederlands.

1.3.3 Nederlands en Portugees

In een descriptieve analyse vanuit taalkundig perspectief beschrijft Pos (2010) de problemen die kunnen optreden bij de vertaling van partikels naar en vanuit het Portugees. Het Portugees is een partikelarme taal, wat betekent dat partikels veel minder frequent voorkomen dan in het Nederlands en het Duits met als belangrijk gevolg dat er maar weinig over partikels wordt geschreven in de Portugeestalige onderzoeksliteratuur, woordenboeken en grammatica’s (Pos, 2010). Dit verklaart eveneens in grote mate het beperkte onderzoek dat is gedaan naar Spaanse partikels, eveneens een partikelarme taal.

Pos (2010) onderzoekt in hoeverre en op welke manier Nederlandse partikels kunnen worden uitgedrukt in het Portugees en concludeert dat er geen equivalente uitdrukkingsvormen bestaan waarbij in vertaling kan worden gekozen voor een één-op-één-vertaling. Context, betekenis en functie spelen een belangrijke rol: de betekenis en functie van partikels “[zijn] door grammaticalisatie gaan afwijken van de betekenis en functie die de oorspronkelijke (bij)woorden volgens het woordenboek hebben” (Pos, 2010: 9). Volgens Pos (2010) worden partikels dan ook vaak ten onrecht als bijwoorden gecategoriseerd. Deze observatie wordt ondersteund door Van Balen, Caspers en Van der Wouden (2010) dat modale partikels

(21)

21

polyfunctioneel en polyseem zijn: niet alleen kunnen woorden als maar als partikel verschillende gebruiksmogelijkheden en betekenissen hebben, ze kunnen daarnaast voorkomen als andere woordsoort (zie ook sectie 1.2.4).

Een voorbeeld is sobretudo, wat vooral betekent. Onmogelijk is het echter om vooral te vertalen met sobretudo in de ironische zin ‘dat moet je vooral doen’. Hetzelfde geldt voor também, wat ook betekent, maar voor vertaalproblemen kan zorgen in zinnen als ‘dat is maar goed ook’, ‘hou dan ook je mond’ en ‘het is ook zo’n watje’ (Pos, 2010: 11): de woorden functioneren simpelweg op een andere manier en een woord als também is veel minder gegrammaticaliseerd dan ook in het Nederlands.

Hoewel Pos (2010) aantoont dat partikels in de Portugese taal wel degelijk bestaan (zoals lá als verzachtend aanmoedigingspartikel in ‘Diz lá’ (‘Zeg het maar’) of als verzoenende verzachter in ‘Deixa lá’, (‘Laat maar’)), benadrukt hij twee belangrijke verschillen met partikels in het Nederlands (en het Duits). Ten eerste is het aantal partikels in het Portugese taalsysteem beperkt en zijn ze minder breed inzetbaar en ten tweede is het niet mogelijk om Portugese partikels met elkaar te combineren of te clusteren.

Tot slot stelt Pos (2010) dat het Portugese taalsysteem gebruik maakt van werkwoordsvormen om modaliteit uit te drukken, vergelijkbaar met de modale functie van Nederlandse partikels. Voorbeelden zijn het imperfectum (imperfeito), de voorwaardelijke wijs (condicional) en de aanvoegende wijs (conjuntivo). Anders dan in het Nederlands worden deze werkwoordstijden niet gevormd door gebruik te maken van een hulpwerkwoord (analytisch), maar zijn ze een verbogen vorm van het werkwoord (synthetisch), zoals voorbeeld (44) laat zien:

(44) Ik zou best wel eens willen weten… (Pos, 2010: 12) ‘Bem gostaria de saber…’

De manier waarop de partikelfunctie door de modale werkwoordsvorm wordt vervuld in het Portugees maakt Pos (2010: 12) duidelijk door middel van de volgende uitleg: “Het werkwoord gostar de (‘houden van’) heeft hier de betekenis ‘graag willen’. De werkwoordsvorm gostaria is een ‘condicional simples’, de ovt van de voorwaardelijke wijs (onvoltooid verleden toekomende tijd) in het Nederlands. Gostaria de op zich betekent dus al ‘zou graag willen’. Het modale aspect ‘graag’ wordt in het Nederlands uitgedrukt door de partikelconstructie wel eens, en best is als een versterking van dat wensaspect op te vatten. De versterkende factor is weergegeven in het Portugese bem.”

(22)

22

1.3.4 Duits en Portugees

De conclusie van Pos (2010) dat enkel een contextuele vertaling als vertaaloplossing kan gelden bij talen die qua modaliserende functies zo verschillen als het Nederlands en het Portugees wordt bevestigd door Roschel Nunes (2008) in haar proefschrift As partículas modais da língua alemã: um problema para a tradução? (‘De Duitse modale partikels: een vertaalprobleem?’). Op basis van een uitgebreide analyse van het corpus bestaande uit de verhalen Nachts schlafen die Ratten doch van Wolfgang Borchert en Berlin Bolero van Ingo Schulze stelt ze zich als doel om een aantal oplossingen te presenteren voor de vertaalproblemen rondom het vertalen van Duitse modale partikels naar het Portugees (vanaf pagina 93 staat een overzicht van de in het corpus voorkomende partikels inclusief context en de daarbij voorgestelde vertalingen in Braziliaans Portugees). Ze bestudeert de Duitse partikels ja, doch, denn, wohl, eben, mal, aber en ruhig functioneel in hun context.

Roschel Nunes (2008) stelt dat, hoewel het Duits en het Portugees zo verschillend werken wat betreft modaliserende functies en dat de Portugese taal niet of nauwelijks beschikt over equivalenten van de Duitse partikels, dit niet wil zeggen dat er direct sprake is van een vertaalprobleem: het Portugees heeft andere middelen om modaliteit uit te drukken. In sommige gevallen zijn context en intonatie voldoende om de contextuele, connotatieve betekenis van de Duitse modale partikels weer te geven in het Portugees en is het niet nodig om de modale partikels talig te vertalen. Roschel Nunes (2008) pleit dat er in andere gevallen gebruik kan worden gemaakt van lexicale elementen, zoals in (45) en (46), of van syntactische structuren, zoals in (47) en (48):

(45) Aber sie musste ja nicht arbeiten. (Roschel Nunes, 2008: 95) ‘Mas ela não precesiva mesmo trabalhar.’

(46) Aber gehst du denn gar nicht nach Hause? (Roschel Nunes, 2008: 93) ‘Então você nem vai pra casa?’

(47) Du musst doch essen. (Roschel Nunes, 2008: 95) ‘Mas você tem que comer.’

(48) Da leben sie doch von. (Roschel Nunes, 2008: 95) ‘Não é disso que elas vivem?’

In deze sectie werd op basis van reeds uitgevoerde contrastieve onderzoeken aangetoond van welke vertaalstrategieën vertalers gebruik maken bij het vertalen van modale partikels in de taalparen Nederlands-Engels, Nederlands-Frans, Nederlands-Portugees en Duits-Portugees. Met uitzondering van enkele strategieën, zoals Niemegeers’ (2009) mental state predicates, Vandeweghes (2010)

(23)

23

equivalenten en Hiligsmann en Noirets (2010) tournure présentative, kunnen de overige vertaalstrategieën voor het vertalen van modale partikels eveneens worden toegepast op het taalpaar Nederlands-Spaans. Zo liet Pos (2010) zien dat Romaanse talen gebruik maken van werkwoordsvormen om modaliteit uit te drukken, wees Roschel Nunes (2008) op het feit dat lexicale elementen en syntactische structuren in vertaling eveneens een modale functie kunnen vervullen en onderstreepten Hiligsmann en Noiret (2010) de uitgesproken modale functie van bijwoorden, werkwoorden en adjectieven. Omdat in het Spaans deze taalmiddelen eveneens worden gebruikt om een modale en/of pragmatische functie uit te drukken, helpen de inzichten uit deze sectie om de classificatie van de data in deze scriptie op te stellen voor het taalpaar Nederlands-Spaans.

1.4 Methodologie

In deze sectie zal naast een uitgebreide beschrijving van het corpus van deze scriptie worden toegelicht waarom specifiek is gekozen voor kinderliteratuur als corpus en voor verhalen van verschillende vertalers. Tot slot zal de codificatie en classificatie van de data worden beschreven op basis van de onderzochte vertaalstrategieën.

1.4.1 Data en methode

Modale partikels zijn met name een fenomeen van informele en gesproken taal en worden veelal aangetroffen in dialogen (Hulshof, 1987; Braber en McLelland, 2010; Van der Wouden, 2002; Foolen, 1993; Vismans, 1994). Het aanleggen van een gesproken corpus met materiaal dat vanuit het Nederlands naar het Spaans is vertaald is vrij moeilijk. Echter, in kinderliteratuur komt “als het ware gesproken taal voor die neergeschreven is” (Hiligsmann en Noiret, 2010: 282). Bovendien spelen (informele) dialogen en het uitdrukken van emoties, bevelen, uitroepen en wensen een grote rol in kinderliteratuur. In dit soort situaties is het gebruik van modale partikels veelvoorkomend (Foolen, 1986). Het corpus van deze scriptie bestaat daarom uit verschillende verhalen van Annie M.G. Schmidt.

Als corpus zijn vijf boeken van Annie M.G. Schmidt geselecteerd met bijbehorende Spaanse vertaling:

1) Abeltje (1953) met de vertaling Abel, el ascensorista (1989) door M. Lepêtre (eerste vijf hoofdstukken);

2) Otje (1980) met de vertaling Oti y papá Gastón (1989) door J. Yáñez Vázquez (eerste zes hoofdstukken).

3) Minoes (1970) met de vertaling Minusa (1987) door M. Huarte Luxán (eerste drie hoofdstukken);

4) Pluk van de Petteflet (1971) met de vertaling Pluk el del Torrificio (1988) door A. Morales (eerste zeven hoofdstukken);

(24)

24

5) Jip en Janneke, eerste boek (1963) met de vertaling Mila y Yaco (1989) door L. Schröder (eerste zestien hoofdstukken);

Om te kunnen onderzoeken hoe stijl met betrekking tot het gebruik van vertaalstrategieën zich manifesteert in de vertaling van modale partikels, zoals beschreven in sectie 1.1.2, is gekozen voor Spaanse vertalingen van verschillende vertalers van de verhalen van Annie M.G. Schmidt, om naast conclusies met betrekking tot vertaalstrategieën eveneens verschillende vertalers met elkaar te kunnen vergelijken en conclusies met betrekking tot stijl te kunnen trekken. De manier waarop stijl met betrekking tot het gebruik van vertaalstrategieën in deze scriptie zal worden onderzocht is op basis van frequentie: het meer of minder frequent gebruik van compensatie van de modale of pragmatische functie of betekenis van Nederlandse modale partikels en de keuze voor een bepaalde vertaalstrategie. De vertaalstrategieën bij vertaler A zullen worden vergeleken met die bij B, C, D en E. Zoals reeds verklaard in sectie 1.1.2, kan het vinden van grote verschillen relevant zijn voor het onderzoek in deze scriptie.

Met het doel een representatief doch qua omvang overzichtelijk corpus te creëren is ervoor gekozen om de eerste paar hoofdstukken van elk geselecteerd boek te analyseren. Het exacte aantal te analyseren hoofdstukken is tot stand gekomen op basis van het aantal woorden en aantal pagina’s van de hoofdstukken, zodat ieder boek ongeveer een vijfde deel van het corpus omvat. Op deze manier kunnen zowel kwalitatieve als beperkte kwantitatieve conclusies worden getrokken met betrekking tot vertaalstrategieën voor het vertalen van Nederlandse modale partikels naar het Spaans.

De methode en analyse van deze scriptie zijn zowel kwalitatief als kwantitatief van aard. Door middel van een vergelijkend onderzoek zullen op basis van de data uit het corpus op basis van frequentie conclusies worden getrokken betreffende vertaalstrategieën voor het vertalen van Nederlandse modale partikels naar het Spaans. Door onderscheid te maken tussen de vijf verschillende vertalers van de verhalen van Annie M.G. Schmidt zal worden onderzocht hoe stijl met betrekking tot het gebruik van vertaalstrategieën voor het vertalen van modale partikels zich manifesteert in de vertaling. Opvallende voorbeelden uit het corpus zullen daarnaast linguïstisch worden geanalyseerd om te kunnen beoordelen in hoeverre de modale en/of pragmatische functie of betekenis van Nederlandse modale partikels deels verloren gaat, ofwel gecompenseerd wordt, en in hoeverre de toon van de zin verandert in de vertaling.

1.4.2 Classificatie van de data

Met als doel het identificeren van vertaalstrategieën die zijn toegepast in de vertaling van Nederlandse kinderliteratuur van Annie M.G. Schmidt naar het Spaans zijn alle data zoals beschreven in sectie 1.4.1 gedigitaliseerd in een Excelbestand. Zoals verklaard in sectie 1.2 is de selectie voor de onderzochte modale partikels in deze scriptie (dan, nu/nou, toch, nog, maar, eens, even, ook, zeker, wel, soms en misschien, al dan niet in clusters) tot stand gekomen door het feit dat dit de meest frequente modale

(25)

25

partikels zijn (Van der Wouden, 2002), eveneens in de data van deze scriptie, en dat de betekenis van deze partikels in de literatuur het grondigst werd onderzocht en beschreven (Vismans, 1994; Foolen, 1993; Van der Wouden, 2000). Zoals in sectie 1.2.3 werd beschreven is clustervorming een belangrijke eigenschap van modale partikels. Naast de observaties van onder andere Hoogvliet (1903), De Vriendt, et al. (1991) en Vismans (1994) dat (modale) partikels altijd een vaste plaats in de zin en binnen de clusters hebben, observeerden Braber en McLelland (2010) en Van der Wouden (2006) dat veelgebruikte modale partikelclusters zich meer en meer lijken te gedragen als woorden of lexicale eenheden. De data uit het corpus van deze studie laten inderdaad zien dat partikelclusters veelvoorkomend zijn. Deze clusters zullen daarom ook als lexicale eenheid worden beschouwd in de classificatie van de data met betrekking tot functie en betekenis.

De 311 gevallen waarin sprake is van één van deze modale partikels zijn gecodificeerd met bijbehorende vertaalstrategie. Hierbij moet worden opgemerkt dat, zoals benadrukt in sectie 1.2.1, er in de huidige literatuur geen eenduidige definitie bestaat van een ‘modaal partikel’ en dat een duidelijke partikelbeschrijving met oog voor modale en pragmatische functies ontbreekt. De categorisering wordt eveneens bemoeilijkt door het multifunctionele karakter van partikels als gevolg van een grammaticalisatieproces, dat de grenzen tussen woordsoorten vervaagt. Het bleek moeilijk te zijn om modale partikels te onderscheiden van andere woordsoorten als bijwoorden of interjecties, zoals beschreven in sectie 1.2.4. Omdat de grens qua categorisering niet altijd duidelijk is, kan er discussie bestaan over de classificatie van de data. De definities betreffende betekenis en functie van Van der Wouden (2002, 2006) zoals beschreven in sectie 1.2.1 zijn echter leidend voor de codificatie en classificatie van de data in deze scriptie. De classificatie van de data vindt plaats op basis van reeds uitgevoerd contrastief onderzoek naar modale partikels in vertaling van partikelrijke naar partikelarme talen zoals uitvoerig beschreven in sectie 1.3 en op basis van preliminaire onderzoeksresultaten uit het corpus van deze studie.

Op basis van de geraadpleegde contrastieve onderzoeken naar modale partikels in vertaling door (Vandeweghe, 2010), Niemegeers (2009), Hiligsmann en Noiret (2010), De Vriendt en Van de Craen, 2008), Pos (2010) en Roschel Nunes (2008) kan samenvattend onderstaande classificatie worden opgesteld:

1) Het modale partikel wordt niet vertaald of talig weergegeven (Vandeweghe, 2010; Niemegeers, 2007; Hiligsmann en Noiret, 2010; De Vriendt en Van de Craen, 2008; Roschel Nunes, 2008); 2) De vertaaloplossing bevindt zich binnen de zin, bijvoorbeeld door:

a. Constructie met bijwoord (Vandeweghe, 2010; Niemegeers, 2007; Niemegeers, 2009; Hiligsmann en Noiret, 2010) of bijwoordelijke uitdrukkingen (Hiligsmann en Noiret, 2010);

(26)

26

b. Specifieke tijd van het werkwoord (Niemegeers, 2009; Hiligsmann en Noiret, 2010; Pos, 2010) of conditionele bijzin (Hiligsmann en Noiret, 2010);

c. Modaal werkwoord, bijwoord of adjectief (Niemegeers, 2009; Hiligsmann en Noiret, 2010);

d. Lexicale elementen (Roschel Nunes, 2008).

3) De vertaaloplossing bevindt zich buiten de zin, bijvoorbeeld door:

a. Elementen in de aanloop van de zin (Hiligsmann en Noiret, 2010; Roschel Nunes, 2008) b. Elementen in de uitloop van de zin (Hiligsmann en Noiret, 2010)

Bij bovenstaande classificatie moet worden opgemerkt dat de vertaalstrategie waarbij gebruik wordt gemaakt van een equivalent van het Nederlandse modale partikel zoals, hoewel in beperkte mate, werd aangetroffen in het Engels (Vandeweghe, 2010; Niemegeers, 2009) en in het Frans (Hiligsmann en Noiret, 2010; De Vriendt en Van de Craen, 2008) niet als zodanig wordt opgenomen als aparte categorie in de classificatie van de data van deze studie. Pos (2010) concludeerde voor het taalpaar Nederlands-Portugees al dat er geen equivalente uitdrukkingsvormen bestaan waarbij in vertaling kan worden gekozen voor een één-op-één-vertaling. De betekenis en functie van partikels “[zijn door grammaticalisatie gaan afwijken van de betekenis en functie die de oorspronkelijke (bij)woorden volgens het woordenboek hebben” (Pos, 2010: 9). Zowel in het Portugees als in het Spaans zijn (bij)woorden van een op het eerste gezicht vergelijkbare categorie veel minder gegrammaticaliseerd dan in het Nederlands en functioneren op een andere manier. In de data zijn daarom ook geen gevallen aangetroffen waarin sprake is van totale equivalentie: de Spaanse taal wordt niet gekenmerkt door het gebruik van modale partikels.

Bovendien kan in het Spaans, zoals eveneens werd aangetoond door Niemegeers (2009) voor het Engels en door Roschel Nunes (2008) voor het Portugees, gebruik worden gemaakt van intonatie om een modaal effect te creëren. Omdat intonatie niet kan worden onderzocht in een geschreven corpus zoals in deze studie, zal deze fonologische “vertaalstrategie” dan ook niet worden opgenomen als categorie en buiten beschouwing worden gelaten in de analyse.

Op basis van preliminaire onderzoeksresultaten uit het corpus van deze studie wordt aan bovenstaande classificatie van de data een vierde categorie toegevoegd die specifiek voor vertaling van het Nederlands naar het Spaans lijkt te gelden:

(27)

27

Hoewel in Roschel Nunes (2008) niet zodanig als aparte categorie behandeld, lijkt voorbeeld (48) uit haar onderzoek betreffende de vertaling van het Duits naar het Portugees vergelijkbaar te zijn met vertaalstrategie (4) in het onderzoek van deze scriptie:

(48) Da leben sie doch von. (Roschel Nunes, 2008: 95) ‘Não é disso que elas vivem?’

Van alle 311 gevallen waarin sprake is van een modaal partikel in de Nederlandse brontekst is genoteerd hoe dit modale partikel is vertaald in de Spaanse doeltekst inclusief corresponderende vertaalstrategie. In figuur (1) wordt de classificatie van de data weergegeven. In de bijlage verschijnen alle geanalyseerde data uit het corpus van deze scriptie. Het codeerschema is als volgt: de gevallen waarin het modale partikel niet wordt vertaald of talig wordt weergegeven zijn geclassificeerd met het nummer 1, de gevallen waarin de vertaaloplossing zich binnen de zin bevindt zijn geclassificeerd met het nummer 2 en de gevallen waarin de vertaaloplossing zich buiten de zin bevindt met het nummer 3, tot slot zijn alle gevallen waarbij er sprake is van verandering van de zinsconstructie geclassificeerd met het nummer 4.

(28)

28

2. Resultaten en discussie

2.1 Onderzoeksresultaten op basis van frequenties

In deze sectie zullen op basis van de classificatie van de data zoals beschreven in voorafgaande sectie 1.4.2 de onderzoeksresultaten worden gepresenteerd en worden aangetoond welke vertaalstrategieën door de vertalers worden gebruikt bij het vertalen van Nederlandse modale partikels naar het Spaans en, op basis van frequenties, aan welke vertaalstrategieën vertalers de voorkeur geven.

In totaal werden in het corpus bestaande uit verschillende verhalen van Annie M.G. Schmidt 311 modale partikels aangetroffen. De codificatie en classificatie van alle data is als bijlage toegevoegd aan deze scriptie. Onderstaande tabel (1) laat door middel van de frequenties (N) en percentages (%) de verdeling van de data over de verschillende vertaalstrategieën zien.

VERTAALSTRATEGIE N %

Modaal partikel niet vertaald 128 41,2% Vertaaloplossing binnen de zin 110 35,4% Specifieke tijd werkwoord (condicional, imperfecto) 20 6,4% Modaal werkwoord (poder, querer, deber que) 26 8,4% (Modaal) bijwoord (perfectamente) 14 4,5% Modaal adjectief (seguro que…, a lo mejor) 14 4,5% Lexicaal element (pues, entonces, por favor, diablos) 36 11,6% Vertaaloplossing buiten de zin 26 8,4%

In aanloop (y…, pero…) 19 6,1%

In uitloop (…, ¿verdad?, …, ¿no?, …, ¿no crees?) 5 1,6% In “toevoeging schrijver” (-se ofrece-, -asegura-) 2 0,6% Verandering zinsconstructie 47 15,1%

¿Por qué no…? 2 0,6%

¿A quién se le ocurre…? 2 0,6%

¿Quieres ser tan amable de…? 1 0,3% Overige veranderingen zinsconstructie 24 7,7% Spaanse uitdrukking of gezegde (Me importa un pito.) 5 1,6% Verandering in zinstype (imperatief naar vragend) 13 4,2%

TOTAAL 311 100%

Tabel 1: De frequenties en percentages van de vertaalstrategieën aangetroffen in het corpus

Het overgrote deel van de modale partikels werd niet vertaald of talig weergegeven en representeert daarmee 41,2% van het totaal. Dat betekent eveneens dat in de overige 58,8% de vertaler koos voor compensatie van de modale of pragmatische functie of betekenis van het Nederlandse modale partikel. Deze compensatie bevond zich binnen de zin, buiten de zin of in een verandering van de zinsconstructie. In 35,4% van de gevallen bevond de vertaaloplossing zich binnen de zin, in 8,4% van de gevallen buiten de zin en in 15,1% was er sprake van een verandering van de zinsconstructie. Met name de

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

The comparison of private and social products is neither here nor there." Geluidshinder is slechts één aspect van Schiphol, het is onredelijk de luchthaven wel te belasten voor

In verband met het bovenstaande werd een oriënterend onderzoek verricht (38) met het antibioticum Pimaricine, dat ons ter beschikking werd gesteld door de Koninklijke

Aangezien het accommodatievermogen verloren gaat, wordt deze ingreep meestal niet bij jongere patiënten uitgevoerd.. Oog-

De verpleegkundigen in het werkveld, maar ook docenten en studenten, moeten gesensibili- seerd en getraind worden in het actief gebruiken van evidence based kennis en tools (on the

Formaties duren langer naarmate de raad meer versplinterd is, gemeenten groter zijn, er na verkiezingen meer nieuwe raadsleden aantreden en anti-elitaire partijen meer

• Indien uw gemeente geen goedkeurende controleverklaring over het verslagjaar 2016 heeft ontvangen: Wat zijn de belangrijkste beperkingen geweest rondom de verantwoording van

In de berekening voor het stikstof-totaal bodemoverschot wordt gekeken naar het verschil tussen de totale aanvoer van stikstof (via dierlijke mest, kunstmest en compost) en

De FSMA verwacht dat de sector inspanningen levert om onder meer de duidelijkheid en de begrijpelijkheid van de KID’s te verbeteren, om zo de duidelijke doelstelling