• No results found

Van schrijnend verhaal naar mediaschandaal

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Van schrijnend verhaal naar mediaschandaal"

Copied!
57
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Van schrijnend verhaal naar

mediaschandaal

Analyse over ‘het schrijnende geval’ in de media, naar aanleiding van het

mediaschandaal rondom Brandon van Ingen

Geschreven door

Femke Awater

5941692

femkeawater@hotmail.com

Van Ostadestraat 17

06-39268867

Aantal woorden: 19,459

Inlever datum: 27-3-2015

Eerste lezer: Peter Vasterman

Tweede lezer: Mark Deuze

Master Journalistiek en Media

(2)

Inhoudsopgave

Introductie ... 3

Hoofdstuk 1 Theorie ... 8

1.1 Mediaschandalen ... 8

1.2 De rol van de media ... 9

1.3 Mediahype ... 10

1.4 Framing ... 11

1.5 De mens en de media ... 13

Hoofdstuk 2 Methodologie ... 18

2.1 Case-study ... 18

2.2 Het Schrijnend Geval Frame ... 18

Hoofdstuk 3 Verloop mediaschandaal ... 23

3.1 Chronologie van het van schandaal over Brandon van Ingen ... 23

3.2 Verloop van het mediaschandaal over Branon van Ingen. ... 27

3.2.1 Het pre-schandaal ... 27

3.2.2 Het schandaal ... 29

3.2.3. Het hoogtepunt ... 30

3.2.4. De nasleep ... 32

Hoofdstuk 4 De hoofdrolspeler, de media en de politiek ... 35

4.1 De hoofdrolspelers: Iris Mourits, Brandon van Ingen en Petra van Ingen ... 35

4.2 Media ... 36

2.3 Politiek ... 37

(3)

Hoofdstuk 5 Het frame van het schrijnende geval ... 40

5.1 frame in tijdsperspectief ... 40

Deze paragraaf zal het frame door de tijd heen beschrijven. Op de volgende staat een tabel met de uitkomsten van het onderzoek, daarna volgt de uitgebreidere analyse. ... 40

5.1.1 - 8 januari ... 42 5.1.2 - 19 januari ... 43 5.1.3 - 20 januari ... 45 5.1.4 - 21 januari ... 47 5.2 Per categorie ... 49 Conclusie ... 51 Bibliografie ... 55 2

(4)

Introductie

“Er zit een jongen vastgebonden, in de zorg!”

“Ja, maar wat betekent dat?”

“Brandon! Vastgebonden! Moeder! Zielig! Huilen!”

“Jawel, maar nogmaals: wat betékent dat?” “Brandon! Vastgebonden! Schande!”1

Wel een schandaal, niet het verhaal, luidt de titel van de column die Jan Kuitenbrouwer op 26 januari 2011 schreef voor de Nieuwe Reporter. Hierin uit de journalist kritiek op de mediahype die in 2011 uitbarstte nadat de Evangelische Omroep op 18 januari een reportage liet zien van een vastgebonden gehandicapte jongen in de zorg, Brandon. De reportage, zegt Kuitenbrouwer, was niets meer dan stemmingmakerij, een gekleurd beeld van de werkelijkheid en bovenal: een makkelijke manier om te “scoren”. Kuitenbrouwer verbaast zich er dan ook over dat het verhaal van de EO massaal wordt overgenomen door vrijwel alle Nederlandse media. Hij schrijft:

Of men denkt: “Dit is onzin, maar we kunnen niet achterblijven,” of men heeft zo gauw niet door dat het onzin is – het kan allebei en ik zou niet weten wat bedenkelijker is. De politiek vertoont vervolgens exact dezelfde reflex – spoeddebat! – en een nationale ‘affaire’ is een feit. En wat blijkt, als het stof na een paar dagen is neergeslagen: er ís geen schandaal. Er is een verháál, maar geen schandaal.’2

Brandon schrijnende verhaal had nooit een mediaschandaal moeten worden, zegt Kuitenbrouwer, maar daar dacht de rest van Nederland in het voorjaar van 2011 heel anders over.

1 Website Januari 2011 www.denieuwereporter.nl Titel: brandon-wel-een-schandaal-niet-het-verhaal 2 Website Januari 2011 www.denieuwereporter.nl Titel: brandon-wel-een-schandaal-niet-het-verhaal

3

(5)

‘Mijn zoon leeft als een gekooid dier’, met die woorden begint de reportage van de Evangelische Omroep op 18 januari, 2011. We zien een rustige jongen van 18, gefilmd door zijn moeder, vastgeketend aan de muur van een zorginstelling voor mensen met een (geestelijke)handicap. Een jongen zonder crimineel verleden, die eigenlijk naar buiten wil maar de voorgaande drie jaar in één kamer heeft moeten leven omdat hij een handicap heeft. ‘Als een hond aan een lijntje’, benadrukt zijn moeder in de tweede minuut van de reportage terwijl haar ogen vollopen met tranen.

Het is een dramatisch verhaal dat de EO die winteravond drie jaar geleden bekend maakte, het verhaal van de gehandicapte jongen Brandon van Ingen. Door zijn geestelijke handicap en gedragsstoornis kan hij onverwacht agressief worden en om zichzelf en zijn omgeving te beschermen heeft de zorginstelling ervoor gekozen om Brandon van Ingen vast te maken aan de muur. Volgens Iris Mourits, een voormalig verzorgster van deze jongen, leeft deze al drie jaar in dezelfde kamer zonder frisse lucht. De verzorgster vindt de omstandigheden waarin hij leeft inhumaan en kaart dit aan bij de directie en de inspectie maar krijgt geen gehoor. Daarom stapt ze begin 2011 naar de Evangelische Omroep. Zij willen haar verhaal wel vertellen.

Een schot in de roos. Brandon’s verhaal groeit uit tot een nationaal mediaschandaal. Dat is een nationaal schandaal dat in de media groeit en veel losmaakt in de samenleving (Thompson, 2000). In korte tijd wordt Brandon’s verhaal door bijna alle Nederlandse media gebracht, heel Nederland heeft het er over en de Pvda vraagt een spoeddebat aan. Naar aanleiding van dit spoeddebat wordt vervolgens een commissie in het leven geroepen en een wetswijziging in gang gezet.

Jan Kuitenbrouwer verbaast zich hierover. Hoe kan één individu met een zielig verhaal zo veel commotie veroorzaken in Nederland? Deze scriptie behandelt dezelfde vraag maar benadert het vanuit een breder perspectief. Het Brandon-schandaal staat namelijk niet op zichzelf, het staat voor een bredere trend aan mediaschandalen die ontstaat nadat iemand met een schrijnend verhaal naar de media stapt. Neem het mediaschandaal dat afgelopen december ontstond naar aanleiding van een artikel in het Algemeen Dagblad, getiteld: ‘Soms loopt de urine langs haar enkels’. Het mediaschandaal ontstond nadat de vader van Staatssecretaris van Rijn samen met zijn buurman beklag doet over het slecht functioneren van de zorginstelling van zijn vrouw. Of neem het schandaal dat in 2011 losbarstte toen de pleegfamilie van de jonge asielzoeker Mauro de media opzocht omdat de jongen Nederland uitgezet dreigde te worden. Of het mediaschandaal dat in 2012 begon nadat de ouders van Tim Ribberink een overlijdensbericht in de krant zetten waarin duidelijk stond dat hun zoon zelfmoord had gepleegd omdat hij gepest was.

Deze individuele verhalen zijn verschillend. Toch valt op dat de schandalen die ze te weeg brengen bijna precies dezelfde vorm hebben. De media verslaan een nieuw verhaal, maar lijken dezelfde verhaalvorm te gebruiken, ofwel hetzelfde narratief (Vreese, 2005) (Lule, 2001). In dit narratief wordt hetzelfde prototype gebruikt van ‘een schrijnend geval’; een slachtoffer met een verhaal dat zo schrijnend is dat de politiek zich er voor moet verantwoorden. De manier waarop de media de verhalen vertellen doen denken aan de Griekse mythologie. (Lule, 2001) Elke mythe vertelt 4

(6)

uiteindelijk hetzelfde verhaal, heeft dezelfde hoofdrolspelers, dezelfde moraal. Hoewel deze persoonlijke verhalen verschillen, is de vorm van alle verhalen gelijk. Het verhaal dat de media vertellen is persoonlijk, emotioneel, heeft een huilend slachtoffer, een duidelijke dader en heeft een moralistische invalshoek – dat wil zeggen dat de media vooral ingaan op de morele en ethische kant van het verhaal. Via het specifieke mediaschandaal over Brandon van Ingen tracht deze scriptie meer inzicht geven over deze zogenaamde ‘schrijnende gevallen’ in de media. Het onderzoek is maatschappelijk relevant omdat het inzicht geeft in de processen achter dit specifieke soort mediaschandaal. Het bestudeert, aan de hand van deze casus, waarom en op welke manier dit soort verhalen invloed hebben op onze samenleving.

In de sociale wetenschap is al veel geschreven over de invloedrijke rol van de media in een samenleving. Veel literatuur gaat over de relatie van media en politieke beslissingen (Beek, van Krijn; Rouw, Rien en Schillemand, Thomas, 2006) (Brants K. , 2008) (Jocobs, Sandra; Jacoba, Hermina, 2014) Ook in de bestaande literatuur over mediaschandalen komt dit onderwerp vaak naar voren (Vasterman, 2004) (Hinerman, Stephen and Lull, James , 1997) Er is minder geschreven over de relatie tussen media en de hoofdrolspelers – dit zijn personen die in het mediaschandaal de hoofdrol spelen. Hoofdpersonen, en voornamelijk hoofdpersonen die nog nooit in aanraking zijn gekomen met de media, zouden zelf weinig controle hebben op het schandaal en de manier waarop ze in de media komen. (Hinerman, Stephen and Lull, James , 1997, p. 16) Volgens veel literatuur zijn zij slechts de poppen in een poppenkast waarbij voornamelijk de media aan de touwtjes trekken. Deze scriptie onderzoekt mediaschandalen waarbij de hoofdrolspelers zelf met hun verhaal naar de media stappen. Als ‘schrijnend geval’ krijgen hoofdrolspelers de mogelijkheid om uitgebreid met hun verhaal in de media te komen en de politiek te bereiken. Dit onderzoek hoopt meer duidelijkheid te geven over de rol van hoofdrolspelers tijdens een mediaschandaal en de relatie tussen media en publiek.

Het onderzoek gebruikt theorieën over mediahypes (Vasterman, 2004) (Beek, van Krijn; Rouw, Rien en Schillemand, Thomas, 2006) en mediaschandalen (Thompson, 2000) (Hinerman, Stephen and Lull, James , 1997) om de dynamiek achter het mediaschandaal te begrijpen. Deze theorieën combineert het met theorieën over de positie van de media in de samenleving. (Grindstaff, 2002) (Couldry, 2001)

De hoofdvraag die deze scriptie tracht te beantwoorden is: Hoe wordt het schrijnende verhaal van één individu een mediaschandaal? De hoofdvraag wordt beantwoord aan de hand van een aantal deelvragen. De eerste vraag is: hoe verliep het mediaschandaal. De tweede vraag is: wie waren er bij dit schandaal betrokken en wie hadden er belang bij dat het verhaal van Brandon een media schandaal werd? De derde vraag is tenslotte: hoe werd Brandon’s vertelt door de media?

Deze vragen worden beantwoord aan de hand van een deductieve framing analyse naar de artikelen en tv-items die er tijdens de mediahype gemaakt zijn. De analyse-methode bouwt voort op bestaande framing-theorie van Claes H. de Vreese. Het gaat ervan uit dat een communicatiebron een onderwerp altijd op een bepaalde manier presenteert en definieert, vanuit een bepaald frame. (Vreese, 5

(7)

2005) Bij een deductief onderzoek bepaalt de onderzoeker van te voren een frame waarnaar hij of zij op zoek gaat. Dit onderzoek naar het Brandon-schandaal maakt gebruik van een zelfontwikkeld frame dat ik het frame van het schrijnende geval noem. Het kijkt in welke mate dit frame wordt gebruikt door de media tijdens het hoogtepunt van het mediaschandaal. De hypothese is dat het frame wordt ingezet door de Evangelische Omroep bij de aflevering van Uitgesproken EO, de aflevering waarin Brandon’s verhaal voor het eerst door de media gebracht wordt, en dat dit frame vervolgens wordt overgenomen door de andere media.

Het eerste en tweede hoofdstuk van deze scriptie gaan dieper in op de achterliggende theorie en de methoden die gebruikt zijn tijdens dit onderzoek. Het derde hoofdstuk beschrijft de mediahype rondom Brandon van Ingen aan de hand van bestaande theorieën. Hoofdstuk vier gaat dieper in op de rolverdeling en dynamiek tussen de politiek, media en de hoofdrolspelers. In hoofdstuk vijf staan de resultaten van het framing-onderzoek naar het mediaschandaal. De scriptie wordt afgesloten met een conclusie.

(8)

Deel I

Theorie en methodologie

(9)

Hoofdstuk 1 Theorie

1.1 Mediaschandalen

Een schandaal is een overschrijding van normen, waarden en morele codes van een samenleving. Het ontstaat dus op het moment dat iemand iets doet, of dat er iets gebeurt, waar we als samenleving niet achterstaan. (Thompson, 1995) (Hinerman, Stephen and Lull, James , 1997) Echter, veel van deze morele codes staan niet zwart of wit geschreven, ze veranderen met de tijd, mede ook door de manier waarop schandalen in het nieuws komen. Onderzoekers James Lull en Stephen Hinderman stellen dat de postmoderne samenleving constant op zoek is naar de morele codes, de grenzen. Wat kan wel en wat kan niet? Waar staan we als samenleving voor? Wie accepteren we wel, wie niet? Schandalen, en vooral mediaschandalen, geven ons de mogelijkheid om die grenzen aan te geven. (Hinerman, Stephen and Lull, James , 1997, p. 3)

Scandals, thus, provide symbolic terrain on which the terms ad boundaries of public morality are negotiated within the provisional framework of post-modernity. ..What audiences want is a moral code they can use to understand and evaluate human conduct. Scandals provide just such opportunities. (Hinerman, Stephen and Lull, James , 1997, p. 3)

Een schandaal spreekt mensen volgens de wetenschappers pas aan als het persoonlijk is en moet duidelijke spelers hebben. Een schandaal is daarom een duidelijk verhaal met een aantal hoofdrolspelers. Tegelijkertijd heeft een schandaal de meeste impact als het voor meerdere uitleg vatbaar is. Immers, wanneer een onderwerp op verschillende manier geïnterpreteerd kan worden, is het aantrekkelijk voor velen. Het verhaal, dat dus simpel en duidelijk is, hoeft dus nog niet helemaal uitgewerkt te zijn. Juist niet, zegt mediaonderzoeker John Thompson, ‘…it is to some extent this open-ended narrative structure combined with the human interest character of scandal as a modern morality tale, which makes the following of scandals a source of pleasure for some and a topic of conversation for many’ (Thompson, 2000, p. 21)

Ondanks de nadruk op het persoonlijke, human-interest aspect van een schandaal is het belangrijk om te onthouden dat we vaak ook moderne instituties verantwoordelijk houden voor het breken van moreel-ethische regels. Juist als de acties van een individu geïnterpreteerd kunnen worden als symbool voor een groter sociaal probleem, is het effect van het schandaal groter. (Hinerman, Stephen and Lull, James , 1997, p. 8)

Lull en Hinterman onderscheiden drie verschillende type schandalen, institutionele schandalen, sterren schandalen en psychodrama schandalen. Een sterrenschandaal is een schandaal rondom een beroemdheid die iets doet dat niet past bij zijn of haar imago. Het roept vragen op over de integriteit van de beroemdheid en versterkt ons idee dat zelfs beroemdheden

(10)

verantwoordelijk moeten worden gehouden voor hun acties. Interessant is dat de morele regels die we als samenleving stellen verschillen per beroemdheid. (Hinerman, Stephen and Lull, James , 1997, p. 15) De morele regels die we als samenleving bijvoorbeeld voor Madonna stellen zijn anders dan de morele regels waaraan iemand van het Nederlandse Koningshuis zich moet houden. Dit leidt ertoe dat er geen media schandaal ontstaat als Madonna vreemdgaat maar waarschijnlijk wel wanneer koning Willem Alexander dat doet.

Het psychodrama schandaal werkt anders. Dit schandaal maakt van “gewone” onbekende mensen met een bijzonder verhaal, publieke figuren. Het psychodrama schandaal moet aantrekkelijk zijn en de karakters moeten aan een stereotype voldoen dat in het verhaal past. Dit soort schandalen raken ons ze diepste emoties, ze raken onze angsten, passies en zwaktes. De spelers in een psychodrama moeten aantrekkelijk of interessant zijn op een herkenbare manier. Helden en slechteriken moeten duidelijk identificeerbaar zijn. (Hinerman, Stephen and Lull, James , 1997, p. 16)

Een institutioneel schandaal ontstaat wanneer de dominante moraal geschaad wordt door acties binnen instituten van de overheid of een bedrijf. Echter, een mediaschandaal moet persoonlijk zijn, bij deze vorm is dat niet anders. Het schandaal speelt zich rondom een hoofdpersoon, of een aantal hoofdpersonen, af. De indiscreties die deze personen binnen deze context ondernemen worden geassocieerd met het instituut waarvoor ze werken. Een anders zo onpersoonlijk en abstract orgaan wordt even concreet. (Hinerman, Stephen and Lull, James , 1997, p. 14)

1.2 De rol van de media

De media hebben effect op de manier waarop een schandaal door de samenleving wordt ontvangen. Lokale schandalen, legt Thompson uit, spelen zich af op een face to face basis. Bij een schandaal dat zich bijvoorbeeld afspeelt in een klaslokaal, beleeft iedereen hetzelfde schandaal. Bij face to face interactie hebben de deelnemers eenzelfde front region, ze delen dezelfde wereld. (Thompson, 2000, p. 9)

Wanneer het schandaal in de media komt verdwijnt dat face to face aspect. Bij een mediaschandaal, en eigenlijk bij alle vormen van media communicatie, verschilt de context waarin deelnemers zitten en dus ook waarmee ze het schandaal interpreteren. Wanneer het schandaal dat zich in het klaslokaal heeft afgespeeld op het journaal verschijnt, kijkt heel Nederland er naar. De context van waaruit mensen kennis nemen van de vermeende grensoverschrijding verschilt voor alle kijkers. Wat voor de mensen in het klaslokaal normaal is, is dat niet meer in het journaal. Door de media verspreidt het schandaal zich snel naar front regions die anders zijn door tijd en plaats. (Thompson, 2000, pp. 9-13)

Bij een mediaschandaal zijn de media leidend. De personen die bij het schandaal betrokken zijn, raken onderdeel van een proces waar ze zelf heel weinig controle op hebben. Individuen die proberen om een bepaald imago van zichzelf neer te zetten in de media merken dat dit vaak moeilijk is en dat sommige vormen van gedrag die ze liever in de back region hadden gelaten, toch naar de front region 9

(11)

worden gehaald. Bij mediated communication is het moeilijker controle te houden op de backregion. (Thompson, 2000, pp. 9-13)

Een karaktertrek van de media is verder dat ze informatie of symbolische content opslaan in een blijvend/duurzaam medium. Vluchtige informatie wordt vastgezet. Hierdoor kan informatie uit de context getrokken worden zonder dat de participanten van het schandaal hier nog iets over te zeggen hebben. Mediaschandalen ontwikkelen met de tijd, maar die ontwikkeling ligt niet meer bij de betrokkenen van het schandaal. De ontwikkeling wordt bepaald door het ritme van het medium. Een mediaschandaal heeft verschillende fasen. Fase één is het pre-schandaal, fase twee in het schandaal zelf, fase drie is het hoogtepunt en fase vier is de nasleep. (Thompson, 2000) Ik zal deze vier fasen in hoofdstuk drie gebruiken om het Brandon-schandaal mee uit een te zetten.

1.3 Mediahype

Over de actieve rol van de media in een mediaschandaal is ook veel geschreven. De nieuwswervelwind waarmee Brandon in no-time nationaal nieuws werd is dan ook geen nieuw fenomeen. Met enige regelmaat zien we dagen, weken en soms maanden lang hetzelfde onderwerp overal in de media terugkomen. Journalisten zoeken verwoed naar nieuwe ontwikkelingen rondom hetzelfde onderwerp, bekendheden geven er hun mening over en niet zelden mengt de politiek zich ook in de discussies. Niet alleen media gaan dus op in de wervelwind, de consumenten gaan er ook in mee. Met opwinding, spanning en emotie volgden ze elk detail rondom de Brandon-casus en zelfs nu, drie jaar later, zorgt een nieuwsitem over Brandon opnieuw voor gesprekken bij de koffieautomaat en aan de keukentafel.

Dit fenomeen, die wervelwind, staat beter bekend als een mediahype. Van Dale beschrijft een hype als ‘iets nieuws dat tijdelijk sterk de aandacht trekt, maar weinig voorstelt’3. Een mediahype lijkt dus vanzelfsprekend iets dat tijdelijk sterk de aandacht trekt en in de media groter gemaakt wordt dan het eigenlijk is. Volgens de Van Dale is een mediahype: een ‘plotselinge algemene (overdreven) belangstelling voor een (vaak onbenullig) fenomeen.’4 In de samenleving wordt de term mediahype dan ook vaak op deze manier gebruikt. Maar omdat deze definitie een waardeoordeel met zich meedraagt gebruiken onderzoekers een andere definitie.

Een van de meest bekende Nederlandse onderzoekers naar mediahypes, Peter Vasterman, definieert een mediahype als een ‘mediabrede, snel piekende nieuwsgolf die één gebeurtenis als startpunt heeft en die voor het grootste deel het gevolg is van zichzelf versterkende processen bij de nieuwsproductie.’ (Vasterman, 2004, p. 31) Een mediahype is dus een nieuwsgolf die groter wordt in de media, ‘door een zichzelf verstekend proces waarbij nieuws niet alleen vervolgnieuws genereert maar ook maatschappelijke gevolgen, die ook weer nieuws opleveren.’ (Vasterman, 2004, p. 23)

3 www.vandale.nl 4

www.vandale.nl

10

(12)

Vasterman onderzoekt welke processen zich afspelen op het moment dat reguliere berichtgeving zich tot een mediahype ontwikkelt. Hij stelt dat er iets gebeurt in het journalistieke productieproces waardoor het levensuur van dit nieuws wordt verlengd. De media gaan zelf nieuws maken rond het onderwerp en doen dat zo massaal en zo omvangrijk dat deze nieuwsgolf allerlei maatschappelijk reacties kan losmaken die ook weer nieuws worden. Op dat moment kan er een zichzelf versterkend proces in werking treden dat telkens nieuwe impulsen kan omzetten in nog meer berichtgeving (Vasterman, 2004, p. 23).

Deze amplificatie noemt Vasterman een ‘selffulfilling prophecy’: de verslaggevers maken er veel werk van omdat ze denken dat het belangrijk nieuws is, vervolgens wordt het maatschappelijk gezien ook daadwerkelijk belangrijk nieuws, omdat de media er veel werk van maken. Een mediahype is volgens Vasterman opgebouwd uit verschillende nieuwslagen. Het kenmerkt zich door de aanwezigheid van:

1. Een mediabrede nieuwsgolf 2. Een sleutelgebeurtenis

3. Intensieve nieuwsmakende activiteiten 4. Interactie tussen media en sociale actoren

De media staan dus niet langs de zijlijn, maar maken deel uit van het maatschappelijke proces dat ze verslaan. Vasterman haalt in zijn boek ook Thompson aan: ‘Rather the media are activelely involved in constituting the social world. By making images and information available to individuals located in distant locales, the media shape and influence the course of events, and indeed, create events that would not have existed in their absence’ (Thompson, 1995, p. 117) .

1.4 Framing

Media schandalen zijn narrated events. Een schandaal wordt altijd gebracht in een media narrative. (Vree, 2006) Dat is het verhaal waarmee het schandaal is geframed, waarmee de karakters worden uitgekozen en de manier waarop de structuur gekozen is. Entman, Matthes en Pellicano geven in hun artikel Nature, Sources, and effect of news framing, een uitgebreide definitie van een frame.

‘A frame repeatedly invokes the same objects and traits, using identical or synonymous words and symbols in a series of similar communications that are concentrated in time. These frames function to promote an interpretation of a problematic situation or actor and (implicit or explicit) support of a desirable response, often along with a moral judgement that provides an emotional charge.’ (Entman, Matthes en Pellicano: 2009)

(13)

Door een frame te herhalen, begrijpen en onthouden mensen de onderwerpen. Ook onthouden ze de associaties die het frame bij het onderwerp oproept. Een frame is dus is een manier om een gebeurtenis of onderwerp te begrijpen. Gamson en Modigliani noemen het een ‘interpretatief pakket’ dat mening geeft aan een onderwerp. ‘Een centraal idee of verhaallijn dat duiding geeft aan een opkomende lijn van gebeurtenissen, om zo een verband tussen de gebeurtenissen aan te geven.’ (Gamson & Modigliani, 1989)

Claes H. de Vreese legt framing, in zijn artikel News framing: Theory and typology, uit als een proces waarbij een communicatiebron, zoals een krant, een onderwerp altijd op een bepaalde manier presenteert en definieert. Communicatie, zegt hij, is nooit statisch. Het is een dynamisch proces van frame-building en frame-setting. Frame-buiding refereert naar de factoren die invloed hebben op het vormen van een frame. Binnen de journalistiek bestaan verschillende factoren die frames bepalen maar die staan nooit los van factoren die buiten de journalistiek staan, zoals politiek en publiek debat. Frame-setting refereert naar de manieren waarop mensen omgaan met de media-frames. De voorkennis die mensen hebben, bepaald hoe ze het frame interpreteren. In de oratie die Frank van Vree op 18 maart 2004 gaf bij de aanvaarding van het ambt van hoogleraar Journalistiek en Cultuur aan de Universiteit van Amsterdam, gaf hij een duidelijk voorbeeld van frame-setting en frame-building. Hij refereerde naar een analyse van Jan Wieten naar berichtgeving van de media in de Bosnische oorlog. Hij stelt dat het perspectief van de berichten grotendeels bepaald was door de publieke herinnering van de Tweede Wereldoorlog en de racistische vervolgingspolitiek. Hij zegt:

Door dit perspectief, dit frame of kader, zoals het in de literatuur wordt genoemd hebben journalisten zich laten leiden bij het benaderen van hun thema’s, het kiezen van hun bronnen, het interpreteren van gebeurtenissen en de presentatie daarvan. Door de context, de politieke, historische en ethische kaders waarin de nieuwsfeiten werden gepresenteerd, werden bepaalde interpretaties geopend en andere juist afgesloten – niet alleen bij de journalisten zelf, maar ook bij het publiek. Het ging hier om een gemeenschappelijk referentiekader: het nieuws over Bosnië activeerde bij de lezers, luisteraars en kijkers herinneringen aan de verschikkingen van de nazi-heerschappij over Europa – met verstrekkende politieke gevolgen. (Vree, 2006, p. 18)

Volgens Entman, Matthes en Pellicano bestaat er een onderscheid tussen strategische en journalistieke frames. Strategische frames worden vaak door politieke leiders gebruikt om hun ideeën over te brengen. Het gebruiken van een frame is hier een strategische en bewuste keuze om het publieke discours te beïnvloeden. Hoewel de media zich dus soms (onbewust) laten lenen voor het overbrengen van strategische frames, is het journalistieke frame iets anders. Een journalistiek frame is eerder een manier voor journalisten om met een berg aan informatie om te gaan. Volgens Dunwoody is het een ‘schema or heuristic, a knowledge structure that is activiated by some stimulus and is then employed by a journalist thoughout story contruction’ (Dunwoody: 1992, p. 78). Het journalistieke frame

(14)

ontstaat door het individuele frame van de journalist maar ook door de gedeelde frames van de journalisten op de redactie. (Scheufele: 2006) Journalisten blijken volgens Scheufele, die aangehaald wordt in het artikel van Etnman, Matthes en Pellicano, vaker informatie te gebruiken die in het bestaande frame past om een consistent verhaal over te brengen. Belangrijke gebeurtenissen kunnen journalistieke frames wel beïnvloeden of veranderen. (Entman, Matthes en Pellicano: 2006 p. 180) De consequenties van frames zijn volgens De Vreese zowel individueel als maatschappelijk. (2005, p. 52) Op individueel niveau kunnen mensen een bepaald beeld van een onderwerp krijgen doordat ze aan een bepaald frame blootgesteld worden.

Journalisten zijn zich te weinig bewust van de consequenties van framing. ‘Zij definiëren hun werkzaamheden meestal in termen van registratie ordening en kennis, zonder stil te staan bij het 'talige' karakter van hun werk. De woorden en beelden waarvan zij zich bedienen, worden – geheel in de traditie van het positivistisch denken – stilzwijgend opgevat als neutrale en transparante instrumenten om de realiteit te beschrijven’ (Vree, 2006, p. 13)

Maar de theorieën over framing laten juist zien dat journalistiek meer is dan dat. Het is ook een proces van betekenisgeving. (Vree, 2006) (Couldry, 2001) (Lule, 2001) Daarnaast is nieuws niet alleen bedoeld om het publiek te informeren maar ook om het te ontregelen, te verbazen, te verbijsteren en te shockeren. Over mediahypes zegt Van Vree dan ook, ‘we zouden kunnen stellen, in antwoord op de vragen die Peter Vasterman in zijn dissertatie heeft opgeworpen, dat mediahypes geen excessen, geen anomalieën vormen, maar een verschijnsel dat in het fenomeen ‘nieuws’ al min of meer besloten ligt’ (Vree, 2006, p. 28)

1.5 De mens en de media

Laura Grindstaff schrijft in haar artikel een opmerkelijke analyse over framing tijdens de productie van talkshows in de Verenigde Staten. Het artikel brengt eerder genoemde theorieën over framing en schandalen op een verrassende manier samen en vormt hierdoor een bruikbare toevoeging in dit theoretisch kader. Voor haar onderzoek liep Grindstaf mee op de set van een aantal Amerikaanse talkshows. Talkshows richten zich traditioneel gezien op lichte entertainment, komedie, muziek en beroemdheden maar gaan ook vaak over meer serieuze maatschappelijke onderwerpen. Talkshows hebben volgens haar een slecht slechte reputatie. Critici noemen het genre scandalous (Grindstaff, 2002, p. 168) Het is een scandalous mediagenre, denkt Grindstaff, omdat talkshows de backstage van een mensenleven nemen en het op de frontstage zetten. Wat talkshows verder uniek maakt is het feit dat “gewone mensen” er de hoofdrol spelen. De combinatie van die twee dingen stuit critici tegen de borst. Grindhoff: ‘Clearly what disturbs such critics is not just the public disclosure of private events, but the manner in which these disclosures are made and the kind of person making them. Talk shows are scandalous because trashy people talk trash and let it all hang out on national television’ (Grindstaff, 2002, p. 169). Op het zelfde moment, zegt Grindhoff, zijn het juist deze aspecten die de 13

(15)

talkshow zo populair maken en daarom zijn het juist deze aspecten waar de producenten van talkshows naar zoeken. (ibid.)

Tijdens haar onderzoek kwam Grindhoff er achter dat elke show toewerkt naar eenzelfde climax, een moment waarbij de gasten een emotionele uitbarsting krijgen. Hoe groter de uitbarsting, zeg Grindstaff, hoe blijer de producent want zo’n uitbarsting levert kijkcijfers op. De hele show draait daarom om dat ene moment: De Moneyshot. Hierover schrijft ze;

Like pornography daytime talk is a narrative of explicit revelation where people “get down and dirty” and “bare it all” for the pleasure, fascination or repulsion of viewers. Like pornography, daytime talk exposes people’s private parts in public. It demands external, visible proof of a guest’s inner emotional state, and the money shot - the dramatic climax when the lie is exposed, the affair acknowledged, the reunion consummated – is the linchpin of the discourse. (Grindstaff, 2002, p. 169)

Bij het zoeken naar onderwerpen vragen de producenten van talkshow zich allerlei dingen af. Spreekt de show het publiek aan? Heeft het een originele invalshoek? Kunnen we “echte” mensen vinden die er iets over willen zeggen? Maar het belangrijkste: is het visueel aantrekkelijk? Uiteindelijk gaat het om de Moneyshot. Visueel aantrekkelijk betekent namelijk: is het emotioneel, controversieel, conflictueus. Met andere woorden: gaan we hier geld mee verdienen? (Grindstaff, 2002, p. 172)

Maar in hoeverre beperken deze vragen zich tot talkshows? Leren journalisten niet ook dat een nieuwsonderwerp pas een onderwerp is als er conflict in zit? Dat het een goed onderwerp is als er openlijk conflict in zit? En dat het een fantastisch onderwerp is als dat conflict een menselijk aspect heeft en emoties oproept? Grindstaff vraagt zich dit ook af. Ze zet zich in haar artikel af tegen de zogenaamde ‘talk show critici’. Talkshows, legt ze uit, hebben in Amerika een slechte reputatie omdat er een aantal keer is uitgekomen dat de “echte” mensen in de shows niet zo echt waren. De waarheid bleek verdraaid te zijn om het verhaal sappiger te maken. Dat is ook zorgelijk, zegt Grindstaff maar zorgelijker is dat de focus alleen maar op de grote manipulaties ligt. Deze manier van denken maskeert de manieren waarop de talk shows iedere dag op een veel subtielere en structurele manier de waarheid beïnvloeden. De manipulaties waar we ons zorgen over zouden moeten maken zijn niet de grote verzinsels die af en toe uit komen maar juist de kleine beslissingen die iedere dag genomen worden. (Grindstaff, 2002, p. 198)

Iedere dag worden onderwerpen in een bepaald frame gestopt om het verhaal aantrekkelijk te maken. Dit gebeurt niet alleen in talkshows, dit gebeurt ook in de krant of op het journaal. Dit is eigenlijk nog zorgelijker, zegt Grindstaff, omdat er bij die laatste twee nooit vragen worden gesteld. We gaan er als samenleving namelijk van uit dat nieuwsmedia de waarheid reflecteren. Maar doen ze dat wel? Ze zegt:

(16)

Day time talk shows, like any other form of media, do not simply hold a mirror up to society, reflecting the world back to itself; indeed, if there is any way the mass media can be said to “ reflect” at all, they do so as Gitlin (1980) has notes, like mirrors in a fun house: by exaggerating, distorting, transfiguring, transforming. (Grindstaff, 2002, p. 186)

De Engelse mediasocioloog Nick Couldy schreef meerdere boeken en artikelen over de positie van media in de samenleving. Het boek Media Rituals en zijn artikel The hidden injuries of media power hebben veel raakvlakken met het artikel van Grindstaff. Net zoals Grindstaff laat Couldry zich kritisch uit over de manier waarop media onze sociale realiteit beïnvloeden. Hij vraagt zich af: ‘what kinds of things become “social facts” and “social realities”? How do media affect the categorizations which enable us to order the social world as a structured space, or landscape, at all?’ (Couldry, 2001, p. 6)

Couldry onderzoekt het concept “media power”. Media power is, volgens Couldry, de symbolische macht van media instituties: ‘that is, the fact that we take it for granted that the media have the power to speak ‘for us all’ - indeed to define the social ‘reality’ that we share - a power which individuals, corporations, pressure groups, professional bodies and even perhaps the state do not have’ (Couldry, 2001, p. 5). Met zijn onderzoek verklaart hij waar die macht vandaan komt. Zijn analyse is gebaseerd op Durkheim’s theorie over religie. De verdeling tussen het heilige en het profane (sacred/profane) zijn volgens Durkheim sociaal geconstrueerd. Religie verdeelt de wereld in twee domeinen, één waarin alles heilig is, en één waarin alles profaan is. Dit wordt door mensen met een religie, als natuurlijk ervaren. Maar bidden is geen heilige handeling op zich, samen maken we het een heilige handeling. Een religie wordt heilig door de sociale ervaring, niet door de ervaring op zich. We framen het als het ware “heilig”. (Couldry, 2001, pp. 6-12)

Couldry noemt de media niet heilig maar hij wil de heilig/profaan verdeling gebruiken om een verschil aan te duiden tussen de “media wereld”, de media producenten, en de “gewone wereld”, de media consumenten. Net zoals het hiërarchische onderscheidt tussen heiligen en profaan volgens Durkheim sociaal gevormd (geframed) is in de religieuze context, zo is ook het hiërarchische verschil tussen de media wereld en de gewone wereld sociaal gevormd. Hierdoor ervaren we de media macht als iets natuurlijks en legitiems. We vinden het normaal dat de media zo’n grote invloed hebben op onze sociale realiteit maar net zoals bij religie, is deze invloed sociaal geconstrueerd.

It cuts across and reshapes social reality, mystifying the process of media production as a world somehow ‘apart’ and reifying the vast sector of social life outside media production as a so-called ‘ordinary’ domain. It also masks the complexities of media production processes themselves. And above all, it disguises, and therefore helps naturalise, the far from natural inequality of symbolic power from which the complex institutional sphere of the media benefits. (Couldry, 2001, p. 11)

(17)

Hierdoor ontstaat een gat tussen “de gewone wereld” en de “media wereld”. Een gat dat er bijvoorbeeld voor zorgt dat een paar minuten op televisie je opeens een beroemdheid kunnen maken. Zodra je als “gewoon persoon” de grens over gaat wordt je een “media persoon”, en krijg je de macht om de sociale realiteit te beïnvloeden.

Grindhoff en Couldry hebben het dus allebei over een structuur waarin de “gewone mensen/wereld”, tegenover “de media” staan. Waar Couldry’s theorie over Media Power zich echter enkel richt op de structuur waarin media en mens zitten, wijst Grindstaff ons ook op de beweegruimte van de “gewone mensen” binnen die structuur. “Gewone mensen” zijn geen willoze slachtoffers, zegt Grindstaff, ze kiezen ervoor mee te draaien binnen de structuur. Veel gasten die meedoen in talkshows weten dat ze op een bepaalde manier moeten handelen op het podium. Toch kiezen ze ervoor om hierin mee te gaan. Dit doen ze niet om omdat ze dom of naïef zijn maar omdat ze bewust een podium willen. Ze onderhandelen zelfs over dat podium, ze willen bijvoorbeeld alleen meedoen als ze reclame mogen maken voor een goed doel of iets slechts mogen zeggen over een persoon of instelling. (Grindstaff, 2002, p. 191)

De gasten en het publiek spelen dus wel degelijk een rol in de manier waarop media te werk gaan. Talkshow critici vergeten dat, volgens Grindstaff, vaak. Ze spuien hun gal op talkshows als zijnde goedkope programma’s die misbruik maken van mensen. Maar zo gemakkelijk is het niet. De gasten en mediaconsumenten zijn onderdeel van het systeem. Ze dragen bij aan het frame dat de media neerzet en waarmee de media geld verdient. Hierover zegt Grindstaff:

Perhaps what is most disturbing is that ordinary people understand the parameters, participate willingly anyway, and play their parts well…. Their inclusion does not challenge the established order of the television industry and it does not necessarily improve the representations of marginalized groups. But it does dramatize a larger conflict over the “proper” uses of television, and the ways in which ordinary people enter an arena formerly off-limits to them” (Grindstaff, 2002, pp. 196-197)

Hier komen de verhalen van Grindstaff en Couldry weer bijeen. De positie van de media in de samenleving sluit “gewone mensen” buiten. De manier voor “gewone mensen” om wel een stem te krijgen, is dus bijvoorbeeld door te spreken op een talkshow. Dit betekent dat zij hun verhaal zullen aanpassen zodat het beter past in het format van een talkshow. Ook de gewone media laten niet alle verhalen toe. Sommige verhalen verkopen beter dan andere verhalen. Sommige verhalen kunnen zelfs uitgroeien tot een hype. Met het juiste frame krijg je dus media aandacht. Maar in hoeverre zijn de media dan nog een reflectie van de werkelijkheid? Kijken we zoals Grindhoff hierboven zegt, in de spiegel van een ‘funhouse’? (Grindstaff, 2002, p. 186)

(18)

De theorieën van Couldry en Grinstaff zijn nog niet eerder toegepast op een mediahype of mediaschandaal maar kunnen interessante inzichten geven over de rol van framing en de positie van media in de samenleving. Met name het psychodrama schandaal (dat eerder besproken werd) past goed in de theorieën van Couldry en Grindstaff. Het psychodrama schandaal is een hype waarbij een onbekend persoon, opeens een mediapersoonlijkheid wordt. Niet zelden stappen onbekende zelf met een schandaal naar de media. Niet naar een politieke partij, bedrijf of lobbygroep, maar naar de media. Wat zegt dit over de rol van de media in de samenleving? In hoeverre passen “gewone mensen” en media het verhaal aan om die Moneyshot te bereiken?

(19)

Hoofdstuk 2 Methodologie

2.1 Case-study

In deze scriptie maak ik gebruik van een casestudy over het mediaschandaal dat in 2011 ontstond rondom het verhaal van Brandon van Ingen. Een casestudy is een onderzoek naar één bepaald fenomeen of één bepaalde gebeurtenis. Het is een diepte analyse naar de gebeurtenissen, relaties en processen die plaatsvonden op die gebeurtenis of tijdens het fenomeen. Doordat de onderzoeker zich vastbijt in één case kan hij of zij dingen onderzoeken die bij grotere onderzoeken over het hoofd gezien werden. De uitkomsten van een casestudy kunnen algemene theorieën verrijken, dan wel niet aanvullen. (Denscombe, 2010, p. 51) Een casestudy richt zich op de processen en relaties binnen de zaak die onderzocht wordt. De onderzoeker gaat uit van het principe dat relaties en processen binnen het sociale domein met elkaar verbonden zijn en enkel als geheel bestudeerd kunnen worden. Deze holistische aanpak legt de nadruk op de verbinding tussen sociale processen; om het ene proces te begrijpen is het noodzakelijk om te weten op welke manier het met andere processen verbonden is. (Denscombe, 2010) Deze case-study naar de Brandon-casus onderzoekt de processen en relaties die het mediaschandaal veroorzaakten, en kijkt tegelijkertijd ook naar de sociale processen die er door het schandaal op gang kwamen in de Nederlandse samenleving. De nadruk van dit onderzoek ligt op de mythe van het ‘schrijnende geval’. De studie naar deze specifieke casus hoopt nieuwe inzichten te generen over de onderbelichte rol van hoofdpersonen tijdens mediaschandalen in de Nederlandse samenleving.

2.2 Het Schrijnend Geval Frame

Het onderzoek beperkt zich tot een analyse van items die over Brandon van Ingen gemaakt zijn, op de radio, televisie en op schrift. Een globale telling van alle items die er vanaf 11 januari 2011 tot nu gemaakt zijn, moet uitwijzen wanneer de hype zich voordeed, hoe groot deze was en welke mediaorganisaties er bij betrokken waren. Ik doorzoek alle artikelen uit de landelijke kranten met de termen ‘Brandon’ en ‘Brandon, verstandelijk’, in de database van LexisNexis. Ik doorzoek de database van Beeldbank op items van televisieprogramma’s en radioprogramma’s met de term ‘Brandon’. Ik pas vervolgens een uitgebreidere inhoudsanaluse toe op de items die gemaakt zijn tijdens het hoogtepunt het mediaschandaal (de eerste vier dagen). Het onderzoek beperkt zich tot artikelen en televisie-items uit Telegraaf, Trouw en NRC Handelsblad en de tv-programma’s Uitgesproken, Moraalridders, Pauw en Witteman, De Wereld Draait door, NOS nieuws en RTL nieuws. Deze inhoudsanalyse is er op gericht uit te zoeken op welke manier Brandon in de media

(20)

kwam en in hoeverre het frame waarmee Brandon in de media kwam, beïnvloed is door de hoofdrolspelers zelf.

In het onderzoek naar het frame wat de media hebben gebruikt om Brandon van Ingen neer te zetten, maak ik gebruik van onderzoeksmethode, zoals geformuleerd door Claes H. De Vreese, in het artikel, News framing theory and typology (2005). In dit artikel zet De Vreese uit een hoe nieuwsframes onderzocht kunnen worden. Hij stelt dat er twee manieren zijn om frames in de media te onderzoeken. De eerste manier is de inductieve manier. Inductief framing onderzoek analyseert nieuwsverhalen zonder een van te voren bepaald frame in gedachte. Deze manier krijgt volgens De Vreese veel kritiek omdat dit type onderzoek te specifiek is. Het slaat alleen op de nieuwsverhalen die de onderzoeker geanalyseerd heeft en kan moeilijk herhaald worden. (Vreese, 2005, pp. 53,54)

De tweede manier is deductief onderzoek. Hierbij heeft de onderzoeker van te voren een frame geïdentificeerd waarnaar hij of zij op zoek gaat. Bij deze methode moet de onderzoeker bepalen op welke de ‘framing devices’ hij of zij gaat letten; welke specifieke tekstuele en visuele elementen de onderzoeker meeneemt in het onderzoek. Verschillende onderzoekers, stelt De Vreese, noemen verschillende framing devices. Entman suggereert bijvoorbeeld dat een frame onderzocht kan worden door : ‘the presence or absence of certain keywords, stockphrases, stereotyped images, sources of information and sentences that provide thematically reinforcing clusters of facts or judgments’ (1993, p. 52). De onderzoekers Gamson and Modigliani (1989) noemen de volgende framing devices : metaforen, voorbeelden, ‘catch-phrases’, om/beschrijvingen en visuele beelden. (De Vreese, 2005, p 52)

In mijn onderzoek naar het frame wat de media hebben gebruikt om Brandon van Ingen neer te zetten, maak ik gebruik van de deductieve onderzoeksmethode. Ik onderzoek of er tijdens het mediaschandaal over Brandon van Ingen door de media gebruik wordt gemaakt van een bepaald frame. Het frame waar ik naar op zoek ga noem ik het frame van ‘het schrijnende geval’.

Het schrijnend geval frame is een combinatie van het human interest frame en het moraliteitsframe zoals geformuleerd in hun artikel Framing European Politics: A content analysis of press and

television news. (2000) De media gebruiken het human interest frame om een menselijk gezicht te

geven aan een groter probleem. Ze gebruiken woorden die emoties en empathie opwekken, benadrukken hoe individuen en groepen door maatregelen getroffen worden en gebruiken beeldmateriaal dat emoties en empathie opwekt (Valkenburg, 2000, pp. 95, 100) Een verhaal dat vertelt is vanuit het moraliteitsframe speelt in op collectieve normen en waarden of religie. Door de professionaliteitsnorm van objectiviteit, gebruiken journalisten het frame vaak indirect – door het gebruik van citaten of het opvoeren van bepaalde bronnen bijvoorbeeld. (Valkenburg, 2000, p. 96)

Dit specifieke schrijnend geval frame plaatst de hoofdpersoon van de mediahype heel duidelijk in de universele slachtofferrol, tegenover een partij met de universele dader-rol. Hiermee veranderen de media het verhaal van één individueel verhaal, naar een universeel, tijdloos verhaal waar veel mensen zich mee kunnen identificeren. Vervolgens formuleren ze de kwestie waar ze verslag van doen, als een 19

(21)

morele kwestie. Het verhaal speelt in op collectieve normen en waarden van de Nederlandse samenleving. Samengevat zijn de specifieke indicatoren voor het ‘schrijnend geval frame’:

1. Het is ten eerste een human interest frame. Dat betekent dat het verhaal een menselijk gezicht geeft aan een onderwerp, en vooral de persoonlijke consequenties van de hoofdpersonen vertelt. Het kan ook zijn da het verhaal bepaalde woorden gebruikt die gevoelens van woede, empathie, sympathie of medelijnen opwekken. Beeldmateriaal kan dezelfde gevoelens losmaken.

2. Het is een moraliteitsframe. Dat betekent dat verhaal een morele boodschap verkondigd, refereert naar een religie of dat het verhaal hele specifieke sociale regels voorschrijft over de manier waarop iemand zich moet gedragen.

3. Dit specifieke human interest frame zet de hoofdpersoon neer als een slachtoffer. 4. Creëert één specifieke dader.

Bij elk item dat ik onderzoek, geef ik aan of het item aan deze vijf aspecten voldoet. Per aspect let ik op deze framing devices:

1. De aanwezigheid en afwezigheid van bepaalde trefwoorden die terugkomen zoals: 2. Bronnen die aangehaald worden en aan het woord komen en bepaalde informatie geven. 3. De manier waarop bepaalde dingen (herhaaldelijk) om- en beschreven woorden.

4. Visueel beeld.

(22)

Bij het onderzoek gebruik ik de onderstaande tabel. Bij ieder item dat ik onderzoek geef ik aan of het aan aspecten van de tabel voldoet.

Trefwoorden Bronnen die aangehaald worden Manier van omschrijven Visueel beeld Human interest fame Woorden die emotie en empathie opwekken .

Bronnen die het verhaal een. menselijk gezicht geven

Vooral Brandon’s persoonlijke omstandigheden omschrijven. Brandon structueel omschrijven als een persoon waar je empathie mee hebt. Menselijk kant van het verhaal benadrukken.

Beelden die emotie opwekken, die het verhaal een menselijk gezicht geven.

Slachtoffer Woorden die Brandon als slachtoffer neerzetten.

Bronnen die Brandon als slachtoffer neerzetten. Brandon structureel als slachtoffer portretteren, o.a. doormiddel van beeldspraak, gebruik metaforen en herhaling van zinnen, omschrijven als slachtoffer en/of het vergelijken van Brandon met andere schrijnende gevallen uit het verleden.

Beelden die medelijden met Brandon opwekken.

Dader Woorden die één

partij/persoon negatief en beschuldigend beschrijven.

Bronnen die ’s Heeren Loo aanwijzen als dader.

Duidelijk één partij/persoon omschrijven als dader.

Beeld waardoor een partij structureel als dader neergezet wordt.

Moraliteitsframe Woorden en zinnen die er de nadruk op leggen dat dit in Nederland niet kan.

Bronnen die het moraliserend maken.

De situatie van Brandon wordt neergezet als een situatie we in Nederland veroordelen.

-

(23)

Deel II

Resultaten – Antwoord op deelvragen

(24)

Hoofdstuk 3 Verloop mediaschandaal

In deze paragraaf zal de ontwikkeling de het mediaschandaal worden beschreven. Paragraaf 3.1 zal een kort overzicht geven van het schandaal. In dit overzicht wordt de chronologie van het schandaal beschreven en de verschillende fasen tijdens het schandaal geïdentificeerd. Voor dit overzicht wordt gebruik gemaakt van de fasen zoals die beschreven staan in het boek Political Scandal: power and visability in the media age, door John Thompson. Paragraaf 3.2 gaat dieper in op de processen die zich tijdens de verschillende fasen hebben afgespeeld, het koppelt de theorie over mediahypes en mediaschandalen aan het Brandon-schandaal.

3.1 Chronologie van het van schandaal over Brandon van Ingen

Een mediaschandaal kan niet voor altijd duren en heeft verschillende fasen. Fase één is het pre-schandaal, fase twee is het schandaal zelf, fase drie is het hoogtepunt, fase vier is de nasleep. Deze fasen zijn ook te herkennen bij het Brandon-schandaal. (Thompson, 2000)Het pre-schandaal van de Brandon-zaak begint wanneer hulpverleenster Iris Mourits vraagtekens zet bij de hulp die Brandon krijgt in zorginstelling ’s Heeren Loo. Deze fase is niet zichtbaar in Figuur 1 omdat de media hier nog niet betrokken zijn. De volgende fase, het schandaal, duurt 11 dagen. Het is de gehele periode dat Brandon’s verhaal de media in haar greep houdt. Zoals in Figuur 1 en 2 te zien is, is het niet zo dat Brandon tijdens die 11 dagen iedere dag in de media voorkomt, maar de media houden het verhaal wel warm door iedere paar dagen nieuws over de Brandon-zaak te brengen. Alleen tijdens het hoogtepunt van de hype is Brandon non-stop in de media. Dit hoogtepunt valt op de eerste 4 dagen, waarbij opvalt dat de kranten ook de vijfde dag nog veel artikelen schrijven over Brandon, en de televisieprogramma’s eigenlijk alleen de eerste drie dagen veel aandacht hebben voor het verhaal. Een artikel over Brandon staat tijdens het hoogtepunt in totaal vijf keer op de voorpagina. De volgende fase, de nasleep, duurt veel langer. In Figuur 1 is te zien dat Brandon tot 8 februari 2011 nog met enige regelmaat in de kranten verschijnt en in Figuur 2 en 3 is te zien dat Brandon’s verhaal ook daarna nog vaker terugkomt. In Figuur 4, waar de feitelijke chronologie van Brandon’s verhaal wordt weergegeven, is te zien waarom de nasleep zo lang duurt. Dit komt omdat het Brandon-schandaal langdurige politieke gevolgen heeft, waarover de media blijven rapporteren.

(25)

Figuur 1

*Geschreven media die onderzoek zijn: Volkskrant, Trouw, Spits, Metro, NRC, NRC Next, Metro, Telegraaf, ANP, Algemeen Dagblad.

Figuur 2

* Televisie- en radioprogramma’s die onderzocht zijn: EO (Uitgesproken, Dit is de dag, Moraalridders, Knevel en van Den Brink, De vijfde dag) Nos (Journal, Radio1 Journaal, Nieuwsuur, Met het oog op morgen) Vara (Pauw en Witteman, De Wereld Draait Door), NTR, VPRO, NPS, NCRV (Knooppunt Kranenborg, Lumch!, Nederland 24), Omroep Max (De perstriubune, Twee Dingen, Tijd voor Max) BNN (MADIWOEDOVRIJZAZOSHOW) TROS (Twee Vandaag) KRO (Tijd voor Twee)WNL(Uitgeproken) Radio 1 IKON (Spraakmakende zaken) FUNX, AVROTROS, AVRO (Een Vandaag) 3 20 29 17 9 0 4 1 4 2 0 0 0 3 0 1 2 0 0 1 0 0 0 5 10 15 20 25 30 35 18 -ja n 19 -ja n-1 1 20 -ja n-1 1 21 -ja n-1 1 22 -ja n-1 1 23 -ja n-1 1 24 -ja n-1 1 25 -ja n-1 1 26 -ja n-1 1 27 -1-201 1 28 -ja n-1 1 29 -1-201 1 30 -ja n-1 1 31 -ja n-1 1 1-fe b-11 2-fe b-11 3- 2-2011 4- 2-2011 5- 2-2011 6- 2-2011 7- 2-2011 8- 2-2011 Hoogtepunt Schandaal nasleep Aa nt al a rt ik el en i n de g es chr ev en m edi a

Verloop mediaschandaal in geschreven

media*

3 16 7 0 1 2 0 0 0 0 1 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 2 4 6 8 10 12 14 16 18 18 -ja n 19 -ja n-1 1 20 -ja n-1 1 21 -ja n-1 1 22 -ja n-1 1 23 -ja n-1 1 24 -ja n-1 1 25 -ja n-1 1 26 -ja n-1 1 27 -1-201 1 28 -ja n-1 1 29 -1-201 1 30 -ja n-1 1 31 -ja n-1 1 1-fe b-11 2-fe b-11 3- 2-2011 4- 2-2011 5- 2-2011 6- 2-2011 7- 2-2011 8- 2-2011 Hoogtepunt Schandaal nasleep Aa nt al it ems o p TV e n ra di o

Verloop mediaschandaal op televisie

en radio*

(26)

Figuur 3

*Geschreven media die onderzoek zijn:Volkskrant, Trouw, Spits, Metro, NRC, NRC Next, Metro, Telegraaf, ANP, Algemeen Dagblad.

Figuur 4

*Televisie- en radioprogramma’s die onderzocht zijn: EO (Uitgesproken, Dit is de dag, Moraalridders, Knevel en van Den Brink, De vijfde dag) Nos (Journal, Radio1 Journaal, Nieuwsuur, Met het oog op morgen) Vara (Pauw en Witteman, De Wereld Draait Door), NTR, VPRO, NPS, NCRV (Knooppunt Kranenborg, Lumch!, Nederland 24), Omroep Max (De perstriubune, Twee Dingen, Tijd voor Max) BNN (MADIWOEDOVRIJZAZOSHOW) TROS (Twee Vandaag) KRO (Tijd voor Twee)WNL(Uitgesproken) Radio 1 IKON (Spraakmakende zaken) FUNX, AVROTROS, AVRO (Een Vandaag)

124 11 10 14 0 20 40 60 80 100 120 140 2011 2012 2013 2014

Totaal aantal artikelen in geschreven

media* per jaar

43 5 1 0 0 10 20 30 40 50 2011 2012 2013 2014

Totaal aantal items over Brandon op

televisie en radio*

Series2

(27)

Figuur 5

Tijdlijn

Feitelijke gebeurtenissen rondom Brandon-hype

2004

Brandon (14 jaar) verhuist van zijn ouderlijk huis

naar zorginstelling 's Heeren Loo

2007

Brandon moet een tuigje om omdat hij

onvoorspelbaar (en soms aggressief) handelt.

18 januari 2011

EO uitzending zorgt voor mediahype Inspectie bezoekt Brandon

19 januari 2011

Spoeddebat Tweede Kamer 20 januari 2011

Staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten, van Volksgezondheid bezoekt Brandon

17 maart 2011

Veldhuijzen van Zanten installeert Denktank Complexe Zorg

18 maart 2011

Begeleiders Brandon maken bekend dat Brandon verhuist naar Sliedrecht.

28 April 2011

Denktank Complexe Zorg aan het werk 28 November 2011

Rapport Inspectie voor de Gezonheidszorg:

vrijheidsbeperking in de gehandicapte zorg verloopt niet goed.

24 Juni 2012

Staatssecretaris stuurt aangepast wetsvoorstel naar de Kamer over vastbinden van gehandicapten

19 september 2013

Wetsvoorstel aangenomen in Tweede Kamer 31 januari 2014

Moeder Brandon maakt bekend dat ze

schadevergoeding van instelling 's Heerenloo wil. 31 mei 2014

Brandon (24 jaar) loopt weg en wordt een paar uur vermist. Daarna wordt hij weer gevonden. Hij loopt vaker weg en komt daardoor telkens weer in de media.

(28)

3.2 Verloop van het mediaschandaal over Branon van Ingen.

3.2.1 Het pre-schandaal

Het pre-schandaal is de fase die vóór de hype afspeelt. In deze fase brengt de media dus nog niets naar buiten. Het kan gaan om een onderzoek van journalistiek of politie dat leidt tot het vinden van informatie dat kan leiden tot een schandaal. De periode van het pre-schandaal wordt gekenmerkt door roddels en gepraat tussen individuen die iets met het schandaal te maken hebben maar het nog niet publiek maken. (Thompson, 2000, p. 18)

Het pre-schandaal van de Brandon-zaak begint wanneer hulpverleenster Iris Mourits vraagtekens zet bij de hulp die hij krijgt in zorginstelling ’s Heeren Loo. Maar om het schandaal te begrijpen is ook de voorgeschiedenis van Brandon belangrijk. Het eerste document waarin informatie over Brandon te vinden is, is een rapport over het Europroject Hand in Hand, dat uitkwam in 2007. In het rapport staan onder andere de resultaten van de behandeling die Brandon tussen 2004 en 2007 kreeg in zorginstelling ’s Heeren Loo. In het rapport staat ook veel achtergrond informatie over Brandon van Ingen.

Brandon is 1993 geboren in Amsterdam en heeft twee oudere zussen. Volgens zijn moeder was hij een moeilijke baby en kind. Hij was onvoorspelbaar, zag geen gevaar en wilde altijd weglopen. Zijn ouders gingen met hem naar artsen en psychiaters maar die zeiden Brandon gewoon een moeilijke jongen met ADHD was. Toen het gezin uiteindelijk in gezinstherapie ging werd duidelijk dat er met Brandon meer aan de hand was. In die tijd werd de vader van Brandon ernstig ziek en stierf hij. Volgens Petra van Ingen was de dood van haar man traumatisch voor Brandon.

Hierna wist Petra van Ingen niet meer hoe ze haar zoon kon aanpakken. Daarom bracht ze hem naar een observatiecentrum voor kinderen met psychiatrische problemen. Daar is hij vijf jaar gebleven omdat er geen plek voor hem was in Nederland. In 2004 kon Brandon eindelijk terecht bij zorginstelling ’s Heeren Loo. Hij was toen 11 jaar oud. ’s Heeren Loo Zorggroep is een zorggroep voor mensen met een verstandelijke beperking en heeft instellingen in heel Nederland. In het afscheidsrapport dat ’s Heeren Loo van de dagopvang kreeg stonden termen als: ADHD, PDD-NOS, psychiatrische klachten, hechtingsangst, emotioneel zeer beperkt, verlatingsangst, uit geobserveerd, geen toekomstperspectief.

In 2007 tekende Europroject Hand en Hand een rapport op over de eerst drie jaar die Brandon in ’s Heeren Loo heeft gewoond. In het rapport wordt hij als volgt beschreven:

Brandon van Ingen is veertien jaar. Een kind nog, zeker qua postuur. Een drukke, springerige krullenbol. Maar, in Brandon‘s hoofd huizen twee stemmen die hem onophoudelijk zeggen wat hij moet doen en die het samen nooit eens zijn. Van de ene stem moet hij obscene dingen 27

(29)

zeggen, aan seks denken, pesten, schelden, vechten, slaan, schoppen, spugen, bijten, weglopen, dingen kapotmaken, óók de dingen die hij mooi vindt en waar hij van houdt. De andere stem zegt: ‚Hou op, Brandon. Niet naar de billen en borsten van de meisjes op straat kijken, geen vieze dingen tegen die meisjes en het personeel roepen, niet vechten, niet weglopen, niet schoppen. Rustig blijven! Rustig blijven!!!5

In het rapport wordt beschreven dat Brandon vaak wegliep en dan gevaarlijke dingen deed. Desondanks zeggen de begeleiders in het rapport dat ze verwachten dat het steeds beter met Brandon zal gaan. Toch zat Brandon vanaf 2007 steeds vaker vast in een tuigje. Omdat hij sterker werd, zich onvoorspelbaar gedroeg en steeds vaker uitbrak, besloot de instelling in Ermelo om hem een groot gedeelte van de dag vast te maken in een tuigje aan de muur. Uit het rapport dat de Inspectie van Volksgezondheid maakte naar aanleiding van dit uitzending Uitgesproken EO op 18 januari 2011, bleek dat Brandon van 2009 tot 2011 niet meer naar buiten ging.

In dat rapport staat verder dat de situatie met Brandon ook voor de instelling en de moeder van Brandon ingewikkeld was. Over de relatie tussen de moeder en het zorgcentrum staat: ‘Er is een door moeder ondertekend zorgplan dat dateert uit mei 2009. Een herziene versie uit 2010 is aan moeder aangeboden. Er is nog geen ondertekend plan retour ontvangen ondanks herhaaldelijk aandringen’. Verderop staat:

Men ervaart dat afstemming met moeder niet altijd goed verloopt. Moeder geeft volgens ’s Heerenloo wisselende informatie en vragen af. Er vindt regelmatig en frequent overleg tussen moeder en zorgcoördinator plaats. (Inspectieverslag Brandon van Ingen, 18 januari 2011)6

Iris Maurits was sociaal pedagogisch hulpverlener bij ’s Heerenloo en in 2011 een jaar lang Brandon’s hulpverlener. In de eerste uitzending van de Evangelische Omroep (EO), de uitzending waarmee de mediahype rondom Brandon begint, is Iris Mourits een van de hoofdpersonen. In de uitzending zien we dat zij naar de EO is gestapt met het verhaal over Brandon. Dit deed zij naar eigen zeggen omdat de instelling en inspectie geen gehoor gaven aan haar verhaal. In de uitzending zegt Iris Mourits:

Ik kon het niet meer die diensten draaien bij hem. Een invalsdienst draaien kon dan nog wel maar bij hem zijn ruimte binnen gaan [kon ik eigenlijk niet]. Ik had het gevoel dat hij het bij

5 Rapport Project, E. (2007). Hand in Hand.

6 Inspectieverslag Brandon van Ingen door Inspectie van Volksgezondheid ,18 januari 201.1’s Heeren Loo.

28

(30)

mij tot in de poriën kon merken dat ik het er niet mee eens was. Ik vind het een hele foute situatie. Ik vind ook dat hij vals gemaakt wordt op deze manier. 7

Iris stapte daarom naar de Evangelische Omroep. Daar pakten journalisten en het verhaal op en betrokken zij de moeder van Brandon ook bij het verhaal. Tijdens het onderzoek dat de journalisten deden interviewden ze ook een expert en politici.

3.2.2 Het schandaal

Het schandaal begint met het openbaar maken van een actie of een evenement, de onthulling van de

transgression, dat het proces van verantwoording in gang zet. (Thompson, 2000, p. 18) Dit zet het

mediaschandaal in werking. Het hoeft maar een klein bericht te zijn dat opgevangen wordt door andere media en hierna escaleert. De media gebruiken volgens Thompson een ‘framing device’ waarmee ze de focus legen op 1 individu of 1 activiteit en dit laten ze niet meer los. Ook niet als er andere informatie komt of andere meningen. Dan volgt er een strategisch gevecht tussen de media, organisaties en mensen die aan hun kant van het verhaal staan, en de tegenstanders. Hierbij hoort: ontkenning, bedreiging tot sancties etc. De tegenpartij kan de media beschuldigen, een counter schandaal in gang proberen te zetten. (Thompson, 2000, p. 18)

De Evangelische Omroep besloot het verhaal van Iris te gebruiken voor het programma Uitgesproken. Uitgesproken was een actualiteiten programma van de Nederlandse Publieke Omroep, dat in 2010 en 2011 op televisie te zien was. Samen met de Vara en Wakker Nederland maakten de Evangelische omroep dagelijks een programma waarin het nieuws van de dag besproken werd. Vara zond op maandag en vrijdag een aflevering uit, WNL op woensdag, de EO op dinsdag en donderdag.

In de reportage, die de EO op 18 januari 2011 uitzond zitten interviews met Petra van Ingen, de moeder van Brandon, medeweker Iris Mourits van ’s Heeren Loo, orthopedagoog Ad Peelen, kamerleden Sabine Uitslag (CDA) en Agnes Wolbert (PvdA). In de Studio waren tijdens de uitzending regiomanager Frank van der Linden van 's Heeren Loo en directeur Wim Drooger van belangenorganisatie voor verstandelijk gehandicapten Platform VG. Het programma werd gepresenteerd door Jan Tromp.

De aflevering begint met shots van Brandon in zijn kamer, gefilmd door zijn moeder, en beelden van de moeder van Brandon die in tranen naar die beelden kijkt. Petra vertelt dat Brandon al jaren niet meer buiten is geweest. Daarna zien we medewerker Iris Mourits die vertelt dat ze naar de media is gestapt omdat ze de situatie mensonterend vindt en de instelling en de inspectie niet naar haar luisterde. Vervolgens komt orthopedagoog Ad Peelen in beeld. Hij zit in zijn kantoor en bekijkt de beelden van Brandon op zijn computer. Hij zegt dat er tientallen mensen in dezelfde situatie leven

7

Uitgesproken, televisieprogramma EO, 18 januari

29

(31)

maar dat dit niet zou moeten kunnen. Hij denkt dat Brandon op een andere manier geholpen zou moeten worden.

Na deze beelden gaat de uitzending verder met een live-interview in de studio met regiomanager Frank van der Linden van ‘s Heeren Loo en directeur Wim Drooger, van Platform VG. Van der Linden zegt dat hij niet specifiek over Brandon mag spreken maar dat hij kan verzekeren dat ’s Heeren loo volgens de wet gehandeld heeft. ‘Er is sprake van objectief vastgesteld gevaar, waarbij de rechter een beoordeling gemaakt.' Wel zegt Van der Linden dat hij bereid is om te zoeken naar een alternatief voor Brandon. ‘Dit is niet zoals je een jong leven wil zien’

De uitzending sluit af met twee interviews met Kamerleden Sabine Uitslag (CDA) en Agnes Wolbert (PvdA). Beiden zijn werkzaam geweest in de zorg en zijn geschokt door de beelden. Sabine Uitslag vraagt zich af of de situatie komt door een personeelstekort of handelsonbekwaamheid en Agnes Wolbert geeft aan dat ze hoopt dat de situatie zo snel mogelijk verandert voor Brandon. Ze geeft aan dat de Pvda een spoeddebat wil aanvragen over Brandon.

De aflevering van de EO is het begin van het mediaschandaal rondom Brandon. Deze uitzending vormt dan ook de sleutelgebeurtenis waarop de rest van de media reageert. De uitzending zorgde voor een kettingreactie in de media en bracht een nieuwsbrede mediagolf tot stand (Vasterman, 2004, p. 23). ANP pikte het verhaal Brandon het eerst op en plaatste nog dezelfde dag een bericht over Brandon. De dag daarna schreef bijna elke grote landelijke krant8 over Brandon. Allemaal plaatsten ze het artikel op één van de eerste pagina’s van de krant. NRC, Volkskrant en de Telegraaf zetten het zelfs op de voorpagina.

Het verhaal van Brandon kreeg in de media opeens een hele andere lading dan voordat het in de media verscheen. Het veranderde van een lokaal ‘verhaal’, dat zich binnen de muren van de instelling en binnen het beroepsveld van de gehandicaptenzorg afspeelde, naar een schandaal dat opeens in elke huiskamer te zien was. Terwijl vrijheidsbeperking van gehandicapten binnen het beroepsveld een veel besproken onderwerp was (waar men in principe niet mee wil werken, maar bij moeilijke gevallen soms niet zonder kan), was het buiten het beroepsveld een onderbelicht onderwerp. Dit soort

backstage onderwerpen, zijn vaak onderwerp voor een schandaal. (Thompson, 2000) Een verhaal wat

zich achter gesloten deuren afspeelt is aantrekkelijk omdat iedereen het zijn eigen manier kan interpreteren en er zijn fantasie en op los kan laten.

3.2.3. Het hoogtepunt

Dit is de fase waarin de consequenties van de mediahype duidelijk worden. Deze fase kan leiden tot schuld bekennen en bijvoorbeeld vervolging of verandering maar het kan ook gebeuren dat de media de zaak tegen die ene individu moet laten gaan. (Thompson, 2000, p. 19)

8 NRC, Volkskrant, Spits, Metro, AD, NRC en Trouw, de Telegraaf.

30

(32)

De Brandon-hype roept niet alleen in de media maar ook in de politiek vragen op. Dezelfde dag als de uitzending plaatsvindt (18 januari) krijgt ’s Heeren Loo een bezoek van de inspectie. Hier weet de EO overigens niets van af. In het spoeddebat, dat de volgende dag (19 januari) plaatsvindt, biedt Staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten, van Volksgezondheid de kamer het inspectierapport aan, samen met meer informatie over Brandon. Uit die informatie en het inspectierapport blijkt dat ’s Heeren Loo inderdaad volgens de wet heeft gehandeld. Desalniettemin zegt mevrouw Veldhuijzen van Zanten, net als alle partijleden die spreken in het debat, geschokt te zijn door de beelden.

Wat duidelijk naar voren komt in het debat is dat niet de Nederlandse wet maar de Nederlandse moraal onder druk staat. In de uitzending de EO komt verschillende keren ‘Dat kan toch niet in Nederland?’(vraag van de journalist) ‘Dit zou in Nederland niet moeten mogen’ (orthopedagoog Ad Peelen) Bijna alle sprekers in het debat nemen deze vragen uit de uitzending van de EO over. Ze refereren naar ‘ons Nederland’, waar dit soort dingen niet zouden moeten mogen.

Een aantal voorbeelden:

Mevrouw Wolbert (PvdA): ‘Dit roept onmiddellijk de vraag op hoe het zo ver kan komen in een beschaafd land als Nederland.’

Mevrouw Leijten (SP): ‘De hele Kamer vindt dat wij in Neder- land geen mensen moeten vastbinden. Daarover bestaat geen verschil van mening tussen de SP en welke andere partij ook. Allemaal vinden wij dit mensonwaardig.’

Mevrouw Voortman (GroenLinks): ‘Het verbaast velen van ons dat dit anno 2011 in Nederland kan voorkomen en dat er blijkbaar nog 40 andere gevallen zijn.’

De heer Van der Staaij (SGP): ‘Dit moeten wij niet "nor- maal" gaan vinden. Dat vind ik ook het belang van dit de- bat en van deze discussie.’

Mevrouw Wolbert (PvdA): ‘Het gaat er niet om wie hier steken heeft laten vallen en wie hier zwartepieten aan het toespelen is. Het gaat wat mij betreft enkel en alleen over de morele vraag of wij het in Nederland acceptabel vinden dat kinderen zoals Brandon en volwassenen zo- als Brandon vastzitten en niet buiten komen en over het feit dat er kennelijk berusting is bij die situatie.’

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie): ‘Mijn antwoord op de morele vraag die mevrouw Wolbert nu stelt, is ook van harte "nee". Dit willen wij niet. Ik vraag mij

(33)

nu heel sterk af in wat voor land wij wonen als wij de media nodig hebben om deze beelden uiteindelijk op het netvlies te krijgen.’9

In het spoeddebat wordt daarom besloten dat er verder onderzoek gedaan moet worden naar de hoeveelheid mensen die leven zoals Brandon en wat hier aan gedaan moet worden. Veldhuijzen van Zanten benadrukt dat vastbinden nooit de ‘norm’ mag zijn. Het moet onderzocht worden of de wet hiervoor aangepast moet worden. Verder spreekt de staatssecretaris af dat ze ook gaat kijken wat specifiek voor Brandon kan doen.

De volgende dag bezoekt Veldhuijzen van Zanten Brandon daarom persoonlijk in instelling ’s Heeren Loo. Ze zegt dat ze gaat kijken wat ze voor Brandon kan doen. Iets minder dan een maand later, op 17 maart, installeert ze de Denktank Complexe zorg, de groep mensen in deze Denktank onderzoeken in de maanden die volgen hoe complexe zorg in Nederland er voor staat en hoe het eventueel verbetert kan worden. Een dag later, op 18 maart, maakt ’s Heeren Loo bekent dat Brandon (zeer waarschijnlijk) naar een andere instelling verhuist in Sliedrecht. Daar hoeft hij niet vast te zitten in een tuigje.

Wat in deze fase heel duidelijk naar voren komt is dat de mediahype niet alleen verslag deed van het nieuws maar zelf ook een sterke rol had in het generen daarvan. De media en de politiek werden deel van het zichzelf versterkende proces dat Peter Vasterman in zijn onderzoek naar mediahypes, de self-fulfilling prophecy noemt. (Vasterman, 2004, p. 23)Het schandaal genereerde niet alleen vervolgnieuws maar ook maatschappelijke gevolgen, die op hun beurt ook weer nieuws opleverden. Hierdoor kon het verhaal van Brandon heel snel, heel groot worden. De interactie tussen media en sociale actoren is hierbij ook cruciaal. Tijdens de hype zorgde interviews met politici, experts en slachtoffers ervoor dat de hype gevoed bleef.

3.2.4. De nasleep

De nasleep is een periode waarin alle betrokken partijen reflecteren op het schandaal. Soms wordt er een commissie of een rondvraag in het leven geroepen om verandering in gang te zetten. (Thompson, 2000, p. 19) Voor Brandon kwam de verandering al snel. In maart 2011 verhuisde hij naar Sliedrecht waar hij meer vrijheid kreeg en volgens zijn moeder gelukkiger is.10 Hij liep soms wel weg uit de instelling. Een aantal keer kwam hij zelf terug en een aantal keer moest de politie helpen met zoeken. Hierdoor kwam hij ook nog een paar keer in de media (laatste keer op 2 juni 2014). Toen

9 Verslag van het spoeddebat in de Tweede Kamer, 19 januari

32

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De bedrijven en organisaties geven verschillende redenen voor hun keuze: Het bedrijf of organisatie ligt in het gebied de Hondsrug, het is de streek waar er gewerkt wordt, het

Een leesdoel voor kinderen kan in dit geval bijvoorbeeld in de vorm van een leesvraag, in de trant van: ‘Na het lezen wil ik graag van jullie weten….’ Het moet

[r]

Bouwer & Koster (2016) stellen ook dat er niet te veel feedback in een keer gegeven moet worden en dat de feedback gericht moet zijn op het grootste probleem van de

Deze bijzondere dagen willen ons niet laten vergeten wat er in de geschiedenis van het joodse volk gebeurd is en roepen steeds weer in herinnering de levensverhalen van mensen

Wat we tot nu toe niet wisten is of dat alleen maar het gevolg is van de persoonlijke aandacht die de ouderen kregen, of dat er ook iets veran- derde in de wijze waarop de

Niet iedereen is het daar mee eens; één van de direct betrokken ambtenaren van de gemeente Rotterdam: ‘Mijn gevoel zegt dat we weinig putten uit de bestaande kracht van de wijk, het

Principieel door te kiezen voor een samenwerkingsmodel met de Gemeente als opdrachtgever van een gedwongen winkelnering bij de NCG, Praktisch door die opdrachtgeversrol niet waar