• No results found

De kick van vals spelen : de invloed van geanticipeerde emoties en de modererende rol van de benadeelde

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De kick van vals spelen : de invloed van geanticipeerde emoties en de modererende rol van de benadeelde"

Copied!
43
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Masterthese

De kick van vals spelen

De invloed van geanticipeerde emoties en

de modererende rol van de benadeelde

UvA

Naam: Otsen, L. M.

Studentnummer: 10205934

Programmagroep: Sociale Psychologie Begeleider: Marc Heerdink

(2)

2

Abstract

In dit onderzoek werd de cheater's high, een boost in positieve emoties na immoreel gedrag, onderzocht onder 211 studenten. Zij kregen de mogelijkheid om vals te spelen op een

zogenaamde intelligentietest. Er werd gemanipuleerd of de benadeelde van het vals spelen een individu of een instituut was en of deelnemers schuld, euforie of geen emotie anticipeerden. Geanticipeerde emotie werd gemanipuleerd door middel van emotional priming. Emoties voor en na het vals spelen werden gemeten. Hieruit bleek dat er überhaupt geen cheater's high optrad in deze studie: negatieve emoties namen toe en positieve emoties namen af in alle condities. Wel trad een interactie op tussen benadeelde en geanticipeerde emotie: wanneer schuld geanticipeerd werd had dit positievere gevolgen als de benadeelde een instituut was en negatievere gevolgen als de benadeelde een individu was, dan wanneer euforie of geen emotie geanticipeerd werd. Dit is een aanwijzing dat immoreel gedrag wel degelijk een kick kan geven. Suggesties voor vervolgonderzoek worden gedaan zodat er meer duidelijkheid komt over het bestaan van de cheater's high, de omstandigheden waaronder deze optreedt en de gevolgen die het heeft.

(3)

3 Inhoudsopgave Inleiding Blz. 4 Methode Blz. 10 Resultaten Blz. 29 Conclusies en discussie Blz. 35 Literatuurlijst Blz. 41

(4)

4

Inleiding

Gezien de frequentie van immoreel gedrag en de nadelige gevolgen hiervan voor anderen is er veel onderzoek gedaan naar de factoren die immoreel gedrag zoals

belastingfraude en fraude in de academische setting beïnvloeden (Coricelli, Joffily, Montmarquette, & Villeval, 2010; Tibbets, 1999). Hierbij is veel aandacht besteed aan de invloed van bewuste, economische afwegingen die mensen maken, maar is het belang van emoties vaak over het hoofd gezien (Coricelli, Joffily, Montmarquette, & Villeval, 2010). Een veelbesproken model bij het verklaren van immoreel gedrag dat zich focust op bewuste afwegingen die mensen maken is de Theory of Planned Behavior (Ajzen, 1991). Deze theorie stelt dat de eigen attitude en die van belangrijke anderen over het gedrag en de gevolgen hiervan samen met de mate waarin men zichzelf in staat acht tot het gedrag bepalen wat de intenties tot het gedrag zijn (Ajzen, 1991). Iemand zou bijvoorbeeld intenties hebben om zich immoreel te gedragen wanneer hij gelooft dat dit gevolgen heeft die hij positief waardeert (zoals het verkrijgen van geld), wanneer hij zichzelf ook in staat acht om dit gedrag te vertonen en wanneer hij gelooft dat anderen dit gedrag waarderen. Hieruit blijkt dat de verwachte consequenties van het gedrag een grote invloed hebben op de keuze om het gedrag wel of niet uit te voeren. Deze consequenties kunnen zowel materieel als emotioneel zijn.

Lang werd gedacht dat de emotionele gevolgen van immoreel gedrag negatief zijn (Coricelli et al., 2010); het leidt immers vaak tot schuld (Tracy & Robins, 2006). De reden dat mensen toch immoreel gedrag vertonen moet dan met de positieve materiële gevolgen te maken hebben. Echter, recent onderzoek toont aan dat immoreel gedrag ook positieve emotionele gevolgen kan hebben. Ruedy en collega's (2013) stelden in verschillende studies namelijk de cheater's high vast, een boost in positieve emoties na immoreel gedrag. Deze

boost in positieve emoties werd gevonden nadat deelnemers vals speelden op verschillende

(5)

5

testscore. Dit suggereert dat immoreel gedrag positieve emotionele gevolgen kan hebben die los staan van eventuele positieve materiële gevolgen. Dit idee is niet helemaal nieuw. Uit eerder onderzoek is al naar voren gekomen dat mensen verboden objecten en gedragingen aantrekkelijk vinden (Pechmann & Shih, 1999). Het is interessant om de cheater's high nader te onderzoeken, omdat dit fenomeen mogelijk invloed heeft op de frequentie van immoreel gedrag.

Naast rationele afwegingen hebben emoties namelijk ook, een misschien wel veel grotere, invloed op immoreel gedrag. Sandberg en Conner (2008) vonden in hun meta-analyse over 20 studies dat het toevoegen van geanticipeerde spijt aan het Theory of Planned

Behavior model leidde tot 7 procent meer verklaarde variantie in gedragsintenties. Alhoewel

Ajzen en Sheikh (2013) beargumenteren dat emoties wel degelijk een kleine plaats hebben binnen de TPB (attitudes hebben namelijk een affectieve component), ligt de nadruk op de rol van overtuigingen en rationele afwegingen bij gedrag. Emoties kunnen echter op veel andere manieren gedrag beïnvloeden dan alleen via attitudes. Volgens de feedback theory of emotion wordt gedrag ook beïnvloed door geanticipeerde emoties (Baumeister, Vohs, DeWall, & Zhang, 2007). Geanticipeerde emoties ontstaan als gevolg van eerder ervaren emoties in vergelijkbare situaties. Mensen ontwikkelen dan namelijk een if-then rule: 'als ik in deze situatie ben, dan voel ik me zo.' Deze informatie wordt in een volgende vergelijkbare situatie geactiveerd en beïnvloedt het gedrag. Als iemand negatieve emoties verwacht wordt het gedrag ontmoedigd en als iemand positieve emoties verwacht wordt het gedrag juist

aangemoedigd. Het ervaren van een cheater's high na immoreel gedrag zou een volgende keer dus tot positieve geanticipeerde emoties moeten leiden. Geanticipeerde emoties spelen

daarnaast waarschijnlijk ook een grote rol bij de keuze voor immoreel gedrag, omdat het in onzekere situaties onmogelijk is om een puur rationele beslissing te maken en mensen zich dan laten leiden door het gevoel dat zij verwachten te ervaren (Sierra & Hyman, 2006). De

(6)

6

keuze voor immoreel gedrag is vaak een onzekere situatie; men weet van tevoren niet of het gedrag onopgemerkt blijft en hoe groot de positieve en negatieve gevolgen zullen zijn bij de keuze voor moreel versus immoreel gedrag. Daarom zou een cheater's high immoreel gedrag mogelijk kunnen stimuleren door middel van positieve geanticipeerde emoties.

In eerder onderzoek is reeds een link aangetoond tussen geanticipeerde emoties en immoreel gedrag. Schuld wordt als belangrijkste emotie gezien bij de ontwikkeling van moreel gedrag (Kouchaki, Gino, & Jami, 2014) en er is een correlatie tussen geanticipeerde schuld en verschillende vormen van immoreel gedrag aangetoond (Olthof, 2012; Wang & McClung, 2011). Verder werd in de studie van Steenhaut en Van Kenhoven (2006) een causale positieve invloed van geanticipeerde schuld op ethisch consumentengedrag aangetoond. Doordat immoreel gedrag vaak schuld oproept (Tracy & Robins, 2006) ontwikkelen mensen namelijk een if-then rule die immoreel gedrag koppelt aan schuld, waardoor zij in de toekomst bij een mogelijkheid tot immoreel gedrag schuld anticiperen en minder snel geneigd zullen zijn tot dergelijk gedrag. Ook is er een positieve correlatie

gevonden tussen geanticipeerde euforie en de intentie om vals te spelen (Tibbets, 1999; Sierra & Hyman, 2006). In beide studies ging het om de intentie om vals te spelen op academische toetsen of te frauderen bij het schrijven van papers in de situatie dat een goed cijfer tot een beloning (zoals een academische prijs) zou leiden. Deze beloning zou verantwoordelijk kunnen zijn voor de anticipatie van euforie, maar op basis van de studies van Ruedy en collega's (2013) en Pechmann en Shih (1999) is het waarschijnlijk dat de verwachte kick van het vals spelen zelf ook een belangrijke rol speelde. Ruedy en collega's droegen the thrill of

getting away als een waarschijnlijke oorzaak van de cheater's high aan.

In de bovengenoemde studies ging het voornamelijk om een correlatie tussen geanticipeerde emoties en immoreel gedrag. In deze studie werd daarom de invloed van geanticipeerde emoties op immoreel gedrag onderzocht. Er werd hierbij specifiek gekeken

(7)

7

naar de geanticipeerde negatieve emotie schuld en de geanticipeerde positieve emotie euforie. Voor schuld is gekozen omdat het zoals eerder gezegd als belangrijkste morele emotie gezien wordt (Kouchaki, Gino, & Jami, 2014) en voor euforie omdat dit het dichtst bij de ervaring van een cheater's high komt en er al in eerder onderzoek een link is aangetoond tussen deze emotie en een verhoogde neiging tot vals spelen (Sierra & Hyman, 2006; Tibbets, 1999). Op basis van de feedback theory of emotion werd verondersteld dat geanticipeerde schuld een negatieve invloed en geanticipeerde euforie een positieve invloed heeft op immoreel gedrag. Verwacht werd dat geanticipeerde schuld tot minder en geanticipeerde euforie tot meer immoreel gedrag leidt dan wanneer geen emotie geanticipeerd wordt.

Ook is het belangrijk om te onderzoeken wat de invloed van geanticipeerde emoties op de cheater's high is als mensen eenmaal gekozen hebben voor immoreel gedrag. Is de

cheater's high groter wanneer er negatieve emoties geanticipeerd worden zoals gebeurde in de

studies van Ruedy en collega's (2013) of juist wanneer de positieve emoties wel geanticipeerd worden? Wanneer er meer bekend is over de invloed van geanticipeerde emoties op het optreden van een cheater's high kan hierop ingespeeld worden zodat een positieve associatie met immoreel gedrag zoveel mogelijk beperkt kan worden. Daarom zijn dit relevante vragen om immoreel gedrag in de praktijk beter te begrijpen en worden deze in dit onderzoek behandeld.

Een andere belangrijke vraag betreft de omstandigheden waaronder de cheater's high optreedt. Aangezien in eerder onderzoek vaak gevonden werd dat immoreel gedrag tot schuldgevoelens leidt (Tracy & Robins, 2006), is het interessant om te onderzoeken wanneer dit het geval is en wanneer het juist tot de compleet tegenovergestelde emoties van een

cheater's high leidt. Ruedy en collega's (2013) geven hiervoor als verklaring dat er in hun

studies geen duidelijk zichtbaar slachtoffer was van het immorele gedrag, terwijl dat in andere studies vaak wel het geval was. Deze aanname hebben ze echter niet getest. Wel heeft het

(8)

8

overeenkomsten met slachtofferanonimiteit, waarvoor bewijs is dat het een rol speelt bij immoreel gedrag (Yam & Reynolds, 2014). Yam en Reynolds (2014) vonden namelijk dat er vaker immoreel gedrag wordt vertoond naar onbekende slachtoffers dan naar bekende

slachtoffers en dat dit te maken heeft met de geanticipeerde schuld. Mensen voelen namelijk meer schuld wanneer de psychologische afstand kleiner is. Anonimiteit vergroot de

psychologische afstand juist (Yam & Reynolds, 2014). Bij een duidelijk zichtbaar slachtoffer anticiperen mensen dus meer schuld dan bij een anoniem slachtoffer. Ook vonden Van Zant en Kray (2014) dat mensen eerlijker zijn wanneer zij direct contact met iemand hebben dan via een tussenpersoon, waarbij degene anoniemer en op een grotere afstand is. Mogelijk heeft de anonimiteit van het slachtoffer ook invloed op het wel of niet optreden van de cheater's

high bij immoreel gedrag. De grotere schuldgevoelens bij zichtbare slachtoffers kunnen

mogelijk de cheater's high in de weg staan.

Miao (2011) beargumenteert dat schuld en plezier twee emoties zijn die wel vaak samen gaan, maar dat één van beide overheerst. Welke emotie dominant is hangt af van de interactie tussen verschillende cognitieve en affectieve processen. Onzekerheid over het gedrag of de uitkomst ervan roept in eerste instantie positief affect op, zoals opwinding en plezier (Mao, 2011). Zoals eerder beargumenteerd is er bij immoreel gedrag vaak sprake van onzekerheid over de uitkomsten van het gedrag en dus zal plezier de eerste reactie zijn. Vervolgens treden er cognitieve reacties op, welke vaak ambivalent zijn. In het geval van immoreel gedrag zouden er bijvoorbeeld overtuigingen over eerlijkheid en sociale gepastheid geactiveerd kunnen worden, maar ook overtuigingen over zelfverrijking. Deze cognities hebben invloed op de uiteindelijk affectieve reactie. Wanneer deze voornamelijk negatief zijn zal schuld de dominante emotie zijn en treedt er pleasurable guilt op. Wanneer deze

voornamelijk positief zijn zal plezier de dominante emotie zijn en treedt er guilty pleasure op (Miao, 2011). De cheater's high lijkt beter samen te gaan met guilty pleasure dan pleasurable

(9)

9 guilt. Aangezien er meer schuld optreedt bij een zichtbaar slachtoffer (Yam & Reynolds,

2014), is het aannemelijk dat dit samen gaat met negatievere cognities bij immoreel gedrag met een zichtbaar slachtoffer dan bij immoreel gedrag zonder een zichtbaar slachtoffer en er daarom bij een zichtbaar slachtoffer minder snel een cheater's high optreedt. In dit onderzoek werd dan ook onderzocht wat de rol is van de benadeelde van immoreel gedrag bij het

optreden van de cheater's high. Verondersteld werd dat de anonimiteit van het slachtoffer van immoreel gedrag de cheater's high positief beïnvloedt. Verwacht werd dat immoreel gedrag tot een grotere toename in positieve emoties en een kleinere toename in negatieve emoties leidt bij een anoniem slachtoffer dan bij een zichtbaar slachtoffer.

Als laatst werd gekeken naar de interactie tussen de benadeelde van immoreel gedrag en de geanticipeerde emoties bij het optreden van de cheater's high. Hoewel geanticipeerde schuld immoreel gedrag ontmoedigt (Olthof, 2012; Steenhaut & Van Kenhoven, 2006), stimuleert het vermoedelijk wel een cheater's high wanneer iemand tóch voor het immorele gedrag kiest. Schuld impliceert namelijk dat het gedrag immoreel is en hoe immoreler het gedrag, hoe groter vermoedelijk de kick wanneer men ermee weg komt en dus de cheater's

high. Verder voorspelt de decision affect theory dat dezelfde uitkomsten grotere emotionele

gevolgen hebben wanneer deze onverwacht zijn (Mellers, Schwartz, Ho, & Ritov, 1997). Het is dus te verwachten dat de cheater's high groter is wanneer juist de negatieve emotie schuld geanticipeerd werd, in plaats van de overeenstemmende positieve emotie euforie. Dit geldt alleen bij een anoniem slachtoffer, aangezien vermoedelijk alleen onder deze omstandigheden een cheater's high optreedt. Bij een zichtbaar slachtoffer treedt er waarschijnlijk überhaupt geen cheater's high op vanwege de grotere mate van schuld die hierbij opgeroepen wordt en zijn de geanticipeerde emoties dus niet van invloed. Er werd dus verondersteld dat de

benadeelde van immoreel gedrag de invloed van geanticipeerde emoties op de cheater's high modereert. Verwacht werd dat een zichtbaar slachtoffer tot een grotere toename in negatieve

(10)

10

dan positieve emoties leidt, ongeacht de geanticipeerde emotie. Verder werd verwacht dat een anoniem slachtoffer tot een grotere toename in positieve dan negatieve emoties leidt, maar dat deze toename voor geanticipeerde schuld groter is en voor geanticipeerde euforie kleiner dan wanneer geen emotie geanticipeerd wordt.

Methode

Deelnemers

Deelnemers aan dit online onderzoek waren studenten aan de Universiteit van

Amsterdam. Het grootste gedeelte van de deelnemers was student psychologie of een andere gammawetenschap en er waren 46 studenten psychobiologie, een combinatie van bèta- en gammawetenschap. Deelnemers werden geworven via de proefpersonenwebsite van de Universiteit van Amsterdam waarop verschillende onderzoeken worden geadverteerd.

Studenten doen hieraan mee om de vereiste proefpersoonpunten te halen. Voor deelname aan dit onderzoek werden deelnemers beloond met één proefpersoonpunt.

Van alle deelnemers die het onderzoek in zijn geheel hadden afgerond werden twee deelnemers verwijderd uit de analyses vanwege de lange tijdsduur van hun deelname (882 en 1112 minuten). Hieruit kon opgemaakt worden dat zij de survey niet in één keer afgerond hadden zoals geïnstrueerd, maar dat zij een urenlange pauze hadden genomen. Gezien het experimentele design was het van belang dat de afhankelijke variabelen direct na de

manipulatie van de onafhankelijke variabelen gemeten werden. Wanneer er een lange pauze tussen beide momenten zit, is de kans groot dat het effect van de manipulaties alweer weggeëbd is en er allerlei invloeden op de emoties zijn geweest die buiten het experiment liggen. Ook werd een deelnemer verwijderd vanwege onserieuze antwoorden op de emotievragenlijsten. Deze had bij alle items hetzelfde antwoord ingevuld.

(11)

11

Uiteindelijk bleven er 211 deelnemers over die meegenomen werden in de analyses. Hieronder waren 151 vrouwen en 60 mannen. De gemiddelde leeftijd was 20.35 jaar (min. = 18, max. = 46, SD = 3.08). Het overgrote deel van de deelnemers (205 deelnemers) had Nederlands als enige nationaliteit, vier deelnemers hadden Nederlands als gedeeltelijke nationaliteit en twee deelnemers hadden een andere nationaliteit dan Nederlands (Duits en Duits en Spaans). Deelnemers werden random verdeeld over de zes gecombineerde condities. Tussentijds werd bijgehouden of er ongeveer evenveel valsspelers in alle condities zaten en werd dit zo nodig bijgestuurd.

Operationalisaties

Immoreel gedrag werd in deze studie geoperationaliseerd als de keuze om vals te spelen op een test. De benadeelde van het vals spelen werd omschreven als ofwel een individu, de masterstudent die het onderzoek had opgezet, ofwel een instituut, de Universiteit van

Amsterdam waaraan de student studeert. Hierbij is een individu concreter en dus zichtbaarder dan een instituut en is de psychologische afstand kleiner. De benadeelde werd benadeeld doordat deze zogenaamd het onderzoek gefinancierd had en niks meer aan de resultaten zou hebben wanneer deelnemers vals zouden spelen.

De geanticipeerde emoties schuld en euforie werden gemanipuleerd aan de hand van een inlevingstaak en werden vergeleken met een controleconditie waarin geen geanticipeerde emotie werd gemanipuleerd. Positieve en negatieve emoties werden voor en na de test

gemeten, om zo het effect van het eventuele vals spelen vast te kunnen stellen. Er kan

gesproken worden van een cheater's high wanneer positieve emoties toenemen als gevolg van het vals spelen en deze meer toenemen dan negatieve emoties.

De onderzoeksvragen in deze studie werden dus onderzocht aan de hand van een 3x2x2x2 mixed factorial design, met geanticipeerde emotie (schuld/euforie/controle) en

(12)

12

benadeelde (individu/instituut) als onafhankelijke variabelen en emoties (positief/negatief) voor en na het vals spelen als de afhankelijke variabele. In totaal waren er dus zes

gecombineerde condities van geanticipeerde emotie en benadeelde.

Materialen

• Demografische variabelen: Er werd gevraagd naar leeftijd, sekse, nationaliteit en opleiding.

• Manipulatie benadeelde (individu/instituut): De deelnemers konden vals spelen door af te kijken op een zogenaamde intelligentietest. In de instructie van deze test stond geschreven dat dit nadelig was voor de masterstudent (genoemd bij naam) die het onderzoek opgezet had in de individu-conditie of voor de Universiteit van Amsterdam in de benadeeld-instituut-conditie. Deelnemers benadeelden met het vals spelen de student of de UvA omdat de resultaten van het onderzoek zogenaamd niet bruikbaar zouden zijn bij oneerlijke

antwoorden en de tijd en het geld die in het onderzoek waren gestoken hiermee verspild werden. Ook werd vermeld dat ofwel de student ofwel de UvA een cadeaubon onder de deelnemers zou verloten. Er werd gecontroleerd of de manipulatie geslaagd was aan de hand van de vraag: "Door wie wordt de cadeaubon verloot?" met als antwoordopties "een

masterstudent" en "de Universiteit van Amsterdam". Afhankelijk van de conditie werd ook gevraagd naar de verbondenheid die deelnemers voelden met de masterstudent dan wel met de universiteit met behulp van de vraag: "In hoeverre voel je je verbonden met deze student/de UvA?", om te kijken of deelnemers meer psychologische afstand zouden voelen bij de Universiteit van Amsterdam dan bij de masterstudent.

• Manipulatie geanticipeerde emoties (schuld/euforie/controle): Er werd voor een

emotionele prime gekozen om geanticipeerde emoties te manipuleren omdat de link tussen de manipulatie en de meting van vals spelen op deze manier niet direct duidelijk zou worden. Er

(13)

13

werd een situatie beschreven waarin een denkbeeldig persoon immoreel gedrag vertoont. Dit gedrag was niet hetzelfde als het immorele gedrag dat de deelnemers later zelf konden vertonen, namelijk het vals spelen op een test, zodat het doel van het onderzoek niet gelijk duidelijk zou worden. Afhankelijk van de conditie werd de deelnemer gevraagd in hoeverre deze bepaalde emoties zou voelen in de beschreven situatie. Op deze manier werd de gewenste emotie saillant gemaakt zodat deze onbewust het gedrag zou beïnvloeden in de volgende situatie waarin deelnemers kiezen om wel of niet vals te spelen. Dit effect is onder andere specifiek voor de emotie schuld aangetoond (Zemack-Rugar, Bettman, & Fitzsimons, 2007).

De situatie werd geschetst op basis van de affectmeting in studie 1b in het onderzoek van Ruedy en collega's (2013). Hierin moesten deelnemers zich verplaatsen in een

medewerker bij een groot adviesbureau, genaamd Kris. De naam Kris werd gebruikt omdat deze voor zowel mannen als vrouwen is en op deze manier alle deelnemers zich met de medewerker konden identificeren. Kris moet een urenopgave maken welke bepaalt of Kris wel of geen bonus van €500,- verdient. Bij 500 uur krijgt Kris de bonus, maar Kris heeft 495 uur gemaakt. Kris kan 5 cursusuren declareren om toch aan de bonus te komen, hoewel het declareren van cursusuren tegen de regels van het bedrijf in is. Niemand zal hier echter achter komen. Kris besluit om de cursusuren te schrijven, zodat Kris toch wel in aanmerking komt voor de bonus. Deelnemers werd gevraagd zich in te leven in de situatie van Kris en hen werd gevraagd in hoeverre ze zich in konden leven in de beschreven situatie. Als manipulatie van geanticipeerde emotie werden drie vragen gesteld die te maken hadden met de schuld/euforie (afhankelijk van conditie) die deelnemers zouden ervaren in deze situatie om één van beide emoties te activeren. Een voorbeelditem is: "Hoe schuldig/blij zou je je voelen in de situatie van Kris?". Deze konden beantwoord worden op een zevenpunts Likertschaal van 'helemaal

(14)

14

niet' tot 'heel erg'. In de controleconditie kregen deelnemers geen vragen over specifieke emoties.

• Meting vals spelen: Deelnemers maakten een test van 20 vragen. Hen werd verteld dat dit een intelligentietest was om hen te motiveren om goed te presteren. De test was vrij moeilijk, zodat het voor de meeste deelnemers nodig was om vals te spelen om een goede score te halen. Als extra motivatie werd de deelnemers verteld dat er een cadeaubon verloot zou worden, waarbij ze meer kans hadden om deze te winnen hoe hoger hun score was. De test bestond uit drie verschillende soorten vragen die in eerder onderzoek ook gebruikt waren in tests om vals spelen te meten. Deel één van de test bestond uit zeven anagrammen (NTSV VZW, 2014) waarbij deelnemers de oplossing binnen één minuut in een leeg veld moesten typen. Een voorbeeld is 'periode' met als goede antwoord 'eierdop'. Deel twee van de test bestond uit zes logische puzzels waarbij deelnemers konden kiezen uit vier antwoordopties waarvan één de juiste was (De Ultieme Puzzel Site, z.j.). Hier hadden ze maximaal twee minuten voor. Deel drie van de test bestond uit zeven sommen waarbij tien getallen van één tot en met twintig bij elkaar opgeteld en van elkaar afgetrokken moesten worden1.

Deelnemers moesten binnen dertig seconden het goede antwoord in een leeg veld typen. Bij alle twintig vragen konden deelnemers door op een antwoordknop te klikken zien wat het goede antwoord was. Deze methode met een antwoordknop is gebaseerd op de taak die Teper, Inzlicht en Page-Gould (2011) in hun studie gebruikten. In de huidige studie werd de antwoordknop verantwoord aan de deelnemers door hen een onjuist doel van de studie voor te leggen, namelijk het onderzoeken van de rol van directe versus indirecte feedback bij prestaties. De deelnemers zaten zogenaamd allemaal in de directe-feedback conditie en kregen instructies om gelijk na het geven van hun antwoord op de antwoordknop te klikken om hun antwoord te controleren. Deelnemers konden vals spelen door al op de antwoordknop

1 Deze sommen komen uit de math cheating task van dr. J. Jordan. De opzet van de in deze studie gebruikte

(15)

15

te klikken voordat zij hun antwoord gegeven hadden, omdat de knop zogenaamd wegens technische beperkingen de hele tijd actief was. Er was echter duidelijk gemaakt dat dit niet de bedoeling was. De computer registreerde per vraag op welk moment de deelnemer op de antwoordknop had gedrukt. Op deze manier werd gemeten of en zo ja hoe vaak deelnemers vals speelden. De valsspeelscore staat gelijk aan het aantal keren dat deelnemers bij een vraag op de antwoordknop klikten voordat ze zelf een antwoord gegeven hadden. Dit is dus

minimaal 0 en maximaal 20. Door deelnemers de keuze te geven om wel of niet vals te spelen is de situatie zo realistisch mogelijk en de externe validiteit hoog.

• Meting emoties: Specifieke positieve en negatieve emoties werden gemeten aan de hand van de Differential Emotions Scale (Izard, 1977, aangehaald in Fredrickson, Tugade, Waugh, & Larkin, 2003). Dit werd gedaan op twee momenten, voor en na de intelligentietest waarop de deelnemers de mogelijkheid kregen om vals te spelen, om de verschillen in emoties na het vals spelen vast te kunnen stellen. De oorspronkelijke schaal omvat de emoties boosheid, verdriet, angst, walging, minachting, gêne, schuld, schaamte, blijdschap, nieuwsgierigheid en verrassing. De emoties dankbaarheid, plezier, verwondering, tevredenheid en trots werden toegevoegd, zoals in de studie van Fredrickson en collega's (2003). Tevens werden de emoties spijt, vreugde en opluchting toegevoegd aangezien deze van belang kunnen zijn bij vals spelen en het vaststellen van een cheater's high. De gebruikte emotieschaal bestond dus in totaal uit negentien items, waarvan tien positieve emoties maten en negen negatieve emoties. Een voorbeelditem is: "In hoeverre voel je je op dit moment schuldig?" met antwoordopties van 'helemaal niet' tot 'heel erg' op een zevenpuntsschaal. Er werd een samengevoegde score voor positieve emoties en voor negatieve emoties berekend. Dit gebeurde aan de hand van de gemiddelde score op de positieve emoties en op de negatieve emoties. De minimale score op beide schalen was dus 1 en de maximale score 7.

(16)

16

• Opvultaak: Er werd een persoonlijkheidstest (VDAB, z.j.) als opvultaak gebruikt tussen de eerste meting van emoties en de manipulatie van geanticipeerde emotie, zodat deze meting niet door zou werken in de manipulatie. De manipulatie is namelijk gebaseerd op de

cognitieve activatie van een specifieke emotie en daarom zou het ongunstig zijn als alle emoties waarnaar gevraagd is in de emotiemeting nog actief zouden zijn. Er werd voor een persoonlijkheidstest gekozen als opvultaak omdat deze redelijk emotioneel ongeladen is en aanzet tot nadenken, wat de aandacht van emoties afleidt. De persoonlijkheidstest bestond uit 25 items. Een voorbeelditem is: "Ik ben gewoonlijk... theoretisch/praktisch". Hierbij kan de deelnemers een antwoord kiezen van 1 (theoretisch omschrijft jou veruit het best) tot en met 5 (praktisch omschrijft jou veruit het best).

• Meting intentie tot vals spelen in de toekomst: Dit werd gemeten met de items: "In een volgende vergelijkbare intelligentietest zou ik de antwoorden afkijken (indicatief)/zou ik de vragen eerlijk beantwoorden (contra-indicatief)." De antwoordopties hierbij waren van 'helemaal oneens' tot 'helemaal eens' op een zevenpuntsschaal. De totaalscore op deze maat werd berekend aan de hand van het gemiddelde op de twee items, waarbij het

contra-indicatieve item omgescoord werd. De minimumscore is dus 1 en de maximumscore 7. Deze manier om intenties te meten komt overeen met die van Wang en McClung (2011) om intenties om illegaal te downloaden te meten. Hierbij was de betrouwbaarheid α = .97.

• Meting neiging tot doorvertellen: Aangezien het onderzoek online plaatsvond, was het meten van online doorvertellen (oftewel delen op sociale media) een makkelijke en subtiele manier om naar de neiging tot doorvertellen te vragen. Dit werd met de vraag gemeten: "Hoe graag zou je je score op de intelligentietest willen delen met anderen, bijvoorbeeld via

Facebook?". Aangezien de deelnemers allemaal studenten zijn werd ervan uitgegaan dat zij bekend zijn met Facebook. Er werden echter ook drie meer algemene vragen gesteld, zodat het zeker was dat alle deelnemers deze konden beantwoorden. Deze vragen waren: "Hoe

(17)

17

graag zou je dit onderzoek willen bespreken met studiegenoten/vrienden?" en "In hoeverre zou je deelname aan dit onderzoek aanmoedigen bij studiegenoten?". Alle vier de vragen hadden de antwoordopties van 'helemaal niet' tot 'heel erg' op een zevenpunts Likertschaal. Ook hier werd de totaalscore berekend aan de hand van het gemiddelde op de vier items en was de minimumscore 1 en de maximumscore 7.

Procedure

Het onderzoek bestond geheel uit een online survey met een duur van ongeveer een uur. Deelnemers vulden deze op eigen gelegenheid in maar werden geïnstrueerd de survey in één keer af te ronden en niet tussentijds te pauzeren. Zij vulden eerst een aantal

demografische gegevens in, waarna ze drie verschillende taken kregen die zogenaamd ongerelateerd aan elkaar waren.

Eerst vulden deelnemers de emotievragenlijst in, waarbij de negentien items gerandomiseerd werden aangeboden. Hierna volgde de opvultaak waarin deelnemers een persoonlijkheidsvragenlijst invulden. De tweede taak werd voorgedaan als een onderzoek naar het inlevingsvermogen maar was in werkelijkheid de manipulatie van de geanticipeerde emotie. Op deze manier werd de inleving gestimuleerd, wat noodzakelijk was voor het slagen van de manipulatie.

Vervolgens maakten de deelnemers de intelligentietest waarin ze de mogelijkheid kregen om vals te spelen door op de antwoordknop te klikken. In de benadeeld-individu conditie werd gezegd dat het belangrijk was om op een eerlijke manier tot de antwoorden te komen omdat anders de resultaten niet bruikbaar zouden zijn en de tijd en het geld die de masterstudent (genoemd bij naam) in het onderzoek gestoken had verspild zouden zijn. In de benadeeld-instituut conditie werd de naam van de masterstudent vervangen door 'de

(18)

18

waarbij altijd vermeld stond dat dit een goede score was gezien de moeilijkheid van de test. Op deze manier werd geprobeerd om deelnemers een goed gevoel te geven over de test ondanks dat deze erg lastig was, zodat eventuele negatieve gevoelens door het maken van de test niet de cheater´s high in de weg zouden staan.

Hierna werd opnieuw de emotievragenlijst afgenomen om te meten in hoeverre de verschillende positieve en negatieve emoties veranderd waren na het maken van de test waarbij deelnemers wel of niet vals gespeeld hadden. Als laatste werd nog een aantal

afsluitende vragen gesteld. Eerst werd gevraagd wat deelnemers dachten dat het belangrijkste doel van het onderzoek was, om te controleren of deelnemers door hadden dat het onderzoek over vals spelen ging. Hierna werd de neiging om de ervaring met het onderzoek en de score op de intelligentietest te delen met vrienden en studiegenoten en de intentie om in een volgende vergelijkbare situatie af te kijken of juist eerlijk te antwoorden gemeten. Ook werd hier de vraag gesteld wie de benadeelde van het vals spelen was en werd gevraagd in hoeverre deelnemers zich verbonden voelen met de Universiteit van Amsterdam/de masterstudent, afhankelijk van conditie. Verder was er nog een aantal opvulvragen waardoor het doel van deze afsluitende vragen niet overduidelijk was.

Na afloop van het gehele onderzoek kregen deelnemers via de e-mail een debriefing over het doel van het onderzoek. Ook werd hierin uitgelegd dat de VVV Cadeaubon wel verloot zou worden maar dat alle deelnemers hier evenveel kans op maken, aangezien het niet eerlijk zou zijn om de cadeaubon te verloten op basis van de scores op de intelligentietest waarop deelnemers in verschillende maten hebben vals gespeeld.

Exploraties

Aangezien niet alle deelnemers ervoor kozen om vals te spelen, werd er exploratief gekeken naar het verschil in positieve en negatieve emoties tussen valsspelers en niet

(19)

19

valsspelers. Het is denkbaar dat de valsspelers positievere emoties ervaren door de kick van het vals spelen maar ook dat de niet valsspelers juist positievere emoties ervaren bijvoorbeeld door de trots dat zij de verleiding om vals te spelen hebben weerstaan. Eveneens is het

denkbaar dat de valsspelers negatievere emoties ervaren door de schuld die vals spelen op kan roepen maar ook dat de niet valsspelers juist negatievere emoties ervaren doordat zij spijt hebben dat zij de mogelijkheid om zichzelf te verrijken hebben laten liggen. Meer kennis over de emoties die een rol spelen bij wel of niet vals spelen kan nuttige informatie geven over hoe mensen beïnvloed kunnen worden om niet vals te gaan spelen.

Ook werd er exploratief gekeken naar de gevolgen van een cheater's high wanneer deze optreedt. Het is goed voor te stellen dat het ervaren van een cheater's high de kans op

toekomstig vals spelen vergroot, gezien de feedback theory of emotion. Doordat iemand na het vals spelen de positieve emoties die bij een cheater’s high horen heeft ervaren, wordt vals spelen namelijk in een volgende vergelijkbare situatie gestimuleerd. Daarnaast werd gekeken naar de sociale gevolgen van een cheater's high. Bij een cheater's high zijn er sterke positieve emoties aanwezig en volgens Fredrickson (1998) zetten positieve emoties aan tot actie in brede zin, zo ook tot sociale toenadering. Het is interessant om te onderzoeken of in het geval van een cheater's high de valsspelers de neiging krijgen om hun ervaring te delen met

anderen.

Resultaten

Datacontrole

Voordat de hypothesen getoetst werden, werd er een aantal datacontroles uitgevoerd. Ten eerste werd er gecontroleerd voor outliers op de vier metingen van emoties (de voor- en nameting van positieve en negatieve emoties) aan de hand van z-scores. Er werden twee

(20)

20

metingen gevonden op de voormeting van negatieve emoties waarbij de z-score groter dan 3.29 was. Deze metingen werden vervangen door de score die hoorde bij een z-score van 3.29.

Ook werd de data getest op de assumptie van normaal verdeelde data. Er werd gevonden dat de negatieve emotieschaal op de voormeting significant afweek van een

normaalverdeling, D(90) = 0.15, p < .001. Op basis van de histogrammen, P-P-plots, kurtosis en skewness kon dit ook geconcludeerd worden, maar was eveneens te zien dat de positieve emotieschaal op de voor- en nameting zeer goed op een normaalverdeling leken. De geplande parametrische analyses werden dan ook uitgevoerd.

Verder werd de betrouwbaarheid van de emotieschalen vastgesteld. Deze was goed; Cronbach's α = .87 voor de voormeting van positieve emoties, Cronbach's α = .90 voor de nameting van positieve emoties, Cronbach's α = .90 voor de voormeting van negatieve emoties en Cronbach's α = .91 voor de nameting van negatieve emoties.

Door technische mankementen is bij de logische puzzels in de intelligentietest niet bij alle deelnemers geregistreerd of zij op deze zes opdrachten vals hadden gespeeld. Hierdoor kon bij 34 deelnemers niet vastgesteld worden of zij wel of niet vals hadden gespeeld. Bij een aantal deelnemers kon wel vastgesteld worden dat zij vals gespeeld hadden aan de hand van de andere opdrachten, maar kon niet worden bepaald hoe vaak zij in totaal vals hadden gespeeld. Daarom is besloten om in de hypotheseanalyses alleen te kijken naar wel of niet vals spelen en niet naar de mate waarin deelnemers hadden vals gespeeld. Hypothesen 2 en 3 gaan specifiek over de deelnemers die vals hadden gespeeld en de bijbehorende analyses werden dan ook alleen over de deelnemers uitgevoerd waarvan zeker was dat ze vals hadden gespeeld. Dit waren er negentig. De verdeling over de condities is weergegeven in Tabel 1.

(21)

21

Tabel 1

Het aantal valsspelers per gecombineerde conditie van benadeelde en geanticipeerde emotie

Conditie benadeelde Conditie geanticipeerde emotie Aantal deelnemers

Individu Schuld 19 Euforie 17 Controle 12 Totaal 48 Instituut Schuld 14 Euforie 13 Controle 15 Totaal 42 Totaal Schuld 33 Euforie 30 Controle 27 Totaal 90 Manipulatiecontroles

Ook werd voorafgaand aan de hypothesetoetsing gekeken of de manipulatie van de benadeelde en van geanticipeerde emotie geslaagd waren. De manipulatiecontrole van

geanticipeerde emotie werd gedaan aan de hand van de vraag naar inleving en de gemiddelde score op de drie vragen naar de specifieke emotie schuld/euforie (afhankelijk van conditie) bij de inlevingstaak. In de geanticipeerde-schuld conditie hadden deelnemers op een

zevenpuntsschaal een gemiddelde score van 4.15 (SD = 1.68, min. = 1, max. = 7) op

geanticipeerde schuld en 5.43 (SD = 1.33) op inleving. In de geanticipeerde-euforie conditie hadden deelnemers een gemiddelde score van 3.31 (SD = 1.25, min. = 1, max. = 6) op

(22)

22

geanticipeerde euforie en 5.24 (SD = 1.23) op inleving. In de controleconditie hadden deelnemers een gemiddelde score van 5.54 (SD = 1.26) op inleving. Hieruit kan opgemaakt worden dat deelnemers zich over het algemeen goed in konden leven in de situatie, wat noodzakelijk was voor het slagen van de manipulatie. Ook kan gesteld worden dat de

manipulatie van geanticipeerde schuld en geanticipeerde euforie redelijk goed geslaagd zijn, met name die van geanticipeerde schuld. Er kwamen echter wel zeer lage scores van 1 voor op zowel geanticipeerde schuld als geanticipeerde euforie als inleving. Daarom werd gekeken of de mate van inleving en de mate van geanticipeerde euforie/schuld (afhankelijk per

conditie) van invloed waren op de mate waarin emoties veranderden na het vals spelen volgens de verwachtingen.

De manipulatiecontrole van de benadeelde werd gedaan aan de hand van de vraag over wie de cadeaubon zou verloten en de gerapporteerde verbondenheid die deelnemers met de benadeelde voelden. Negenentwintig van de 211 deelnemers hadden de cadeaubonvraag fout beantwoord. Hieronder waren veertien valsspelers. Deze deelnemers werden toch

meegenomen in de analyses, omdat zij mogelijk wel begrepen hebben wie het onderzoek uitvoerde en wie dus benadeeld werd door zogenaamd onbruikbare onderzoeksuitkomsten bij vals spelen. Mogelijk hadden deze deelnemers niet begrepen dat degene die het onderzoek uitvoerde ook degene was die de cadeaubon betaalde. Alsnog had ruim 86 procent de vraag goed beantwoord en kan gesteld worden dat de manipulatie in deze zin over het algemeen goed geslaagd is. Verder werd gekeken naar de gerapporteerde verbondenheid met de benadeelde. De manipulatie werkt zoals bedoeld als deelnemers meer verbondenheid

rapporteren in de benadeeld-individu conditie dan in de benadeeld-instituut conditie. Dit werd getoetst door middel van een onafhankelijke t-toets met verbondenheid als afhankelijke variabele. Levene's test was significant F = 11.32, p < .01 en daarmee was de assumptie van gelijke varianties niet bevestigd. Deelnemers in de benadeeld-individu conditie (M = 3.94, SD

(23)

23

= 1.44) rapporteerden over het algemeen een lagere verbondenheid met de benadeelde dan deelnemers in de benadeeld-instituut conditie (M= 5.56, SD = 1.01), t(158.08) = -9.22, p < .001, d = -1,28. De manipulatie was dus niet geslaagd op de voorspelde manier. Het is echter mogelijk dat het verwachte modererende effect van de benadeelde van het vals spelen via een ander mechanisme dan verbondenheid werkt. De analyses werden daarom wel

uitgevoerd. Ook is het mogelijk dat verbondenheid wel het achterliggende mechanisme is van de benadeelde, maar dat de manipulatie hierin een tegenovergesteld effect heeft gehad. Om dit te achterhalen werd een exploratieve analyse uitgevoerd naar het verband tussen

verbondenheid en de ervaren emoties na het vals spelen.

Als laatste controle werd gekeken of deelnemers het doel van het onderzoek hadden geraden. Zevenenveertig deelnemers (22.3 procent) hadden een vermoeden dat het onderzoek met vals spelen of eerlijkheid te maken had. De overgrote meerderheid had het doel dus niet geraden. Wat wel opviel was dat veel deelnemers bij deze vraag aangaven dat zij de test heel lastig en stressvol vonden. Hiermee moet rekening worden gehouden bij het interpreteren van de resultaten, aangezien dit een invloed op de emoties kan hebben gehad buiten de

manipulaties om. De uitgevoerde analyses en de gevonden resultaten staan hieronder per hypothese beschreven.

Hypothese 1: Geanticipeerde schuld heeft een negatieve invloed en geanticipeerde euforie een positieve invloed op vals spelen: geanticipeerde schuld leidt tot minder vals spelen en

geanticipeerde euforie tot meer vals spelen dan geen geanticipeerde emotie.

Er werd verwacht dat wel of niet vals spelen af zou hangen van de geanticipeerde emotie; hoe negatiever de geanticipeerde emotie hoe kleiner de proportie vals spelers. Om dit te toetsen werd een chi-kwadraat toets uitgevoerd over de 177 deelnemers waarvan bekend was of zij wel of niet vals hadden gespeeld. Zoals in Tabel 2 te zien is was er

(24)

24

tegenovergesteld aan de verwachting een groter percentage valsspelers in de geanticipeerde-schuld conditie dan in de geanticipeerde-euforie conditie, maar de associatie tussen

geanticipeerde emotie en vals spelen was niet significant, χ2 (2) = 0.69, p = .71, Cramer's V = 0.06. Hypothese 1 is dus niet bevestigd; geanticipeerde emoties hadden geen invloed op wel of niet vals spelen.

Tabel 2

De verwachte en geobserveerde aantallen deelnemers die wel en niet vals gespeeld hebben met bijbehorende percentages per conditie van geanticipeerde emotie

Wel vals gespeeld Niet vals gespeeld Geanticipeerde Aantal 33 27

schuld Verwacht aantal 30.5 29.5 Percentage 55.0% 45.0% Geanticipeerde Aantal 30 33 euforie Verwacht aantal 32.0 31.0

Percentage 47.6% 52.4%

Controle Aantal 27 27

Verwacht aantal 27.5 26.5 Percentage 50.0% 50.0%

(25)

25 Hypothese 2: De benadeelde van het vals spelen beïnvloedt de cheater's high: vals spelen leidt tot een grotere toename in positieve emoties en een kleinere toename in negatieve emoties wanneer een instituut benadeeld wordt dan wanneer een individu benadeeld wordt.

Er werd een interactie-effect verwacht tussen benadeelde, emotie en tijd. Om dit te toetsen werd een mixed factorial ANOVA uitgevoerd met emoties (positief/negatief) en tijd (voormeting/nameting) als binnenproefpersonen variabelen en benadeelde (individu/instituut) als tussenproefpersonen variabele. Tegen verwachting in werd er geen significant interactie-effect gevonden tussen benadeelde, emotie en tijd, F(1, 88) = 1.30, p = .26, partiële η2 = .02. De bijbehorende gemiddelden en standaard deviaties zijn weergegeven in Tabel 3. Te zien is dat de patronen op de scores op negatieve emoties wel volgens verwachting zijn; er is een grotere toename in negatieve emoties in de individu conditie dan in de benadeeld-instituut conditie. Dit verschil is echter niet significant. Wel werd er een hoofdeffect

gevonden van emotie; deelnemers rapporteerden over het algemeen een hogere mate van positieve emoties (M = 3.34, SD = 1.04) dan negatieve emoties (M = 2.27, SD = 1.05), F(1, 88) = 56.38, p < .001, partiële η2 = .39. Ook werd een significant interactie-effect gevonden tussen emotie en tijd, F(1, 88) = 33.32, p < .001, partiële η2 = .28. Zoals weergegeven in Tabel 3 (achter totaal) waren positieve emoties op de nameting afgenomen ten opzichte van de voormeting en waren negatieve emoties juist toegenomen. Dit duidt niet op het optreden van een cheater's high. Deelnemers in de benadeeld-individu en benadeeld-instituut conditie verschilden niet significant in de afname van positieve emoties of de toename van negatieve emoties. Hypothese 2 werd dus niet bevestigd.

(26)

26

Tabel 3

De gemiddelde scores op positieve en negatieve emoties en standaard deviaties (tussen haakjes) op de voor- en nameting per conditie-benadeelde (individu/instituut) en totaal

Benadeeld individu Benadeeld instituut Totaal Positieve Voormeting 3.70 (1.05) 3.46 (0.91) 3.59 (0.99) emoties Nameting 3.08 (1.15) 3.12 (1.04) 3.10 (1.09) Effect -0.62 -0.34 -0.49 Negatieve Voormeting 2.10 (1.00) 1.94 (0.97) 2.03 (0.99) emoties Nameting 2.63 (1.20) 2.38 (1.02) 2.51 (1.12) Effect 0.53 0.44 0.48

Noot. Het effect is de score op de nameting min de score op de voormeting.

Hypothese 3: De benadeelde van het vals spelen modereert de invloed van geanticipeerde emoties op de cheater's high: wanneer vals spelen een individu benadeelt leidt dit tot een grotere toename in negatieve emoties dan positieve emoties, ongeacht de geanticipeerde emotie. Echter wanneer een instituut benadeeld wordt leidt dit tot een grotere toename in positieve emoties dan negatieve emoties, maar is deze toename voor geanticipeerde schuld groter en voor geanticipeerde euforie kleiner dan bij geen geanticipeerde emotie.

Gezien het uitgebreide karakter van deze hypothese werd deze opgedeeld in drie verwachtingen die elk afzonderlijk getoetst werden met een mixed factorial ANOVA. Op deze manier bleven de resultaten interpreteerbaar. Ten eerste werd verwacht dat deelnemers in de benadeeld-individu conditie meer negatieve emoties zouden rapporteren dan deelnemers in de benadeeld-instituut conditie en dat dit verschil niet verschilde per geanticipeerde-emotie conditie. Tevens werd verwacht dat deelnemers in de benadeeld-instituut conditie meer

(27)

27

positieve emoties zouden rapporteren dan deelnemers in de benadeeld-individu conditie en dat dit verschil het grootst was bij geanticipeerde schuld, gevolgd door de controleconditie en geanticipeerde euforie. Deze verwachting werd getoetst met een mixed factorial ANOVA met emoties op de nameting (positief/negatief) als binnenproefpersonen variabele en benadeelde (individu/instituut) en geanticipeerde emoties (schuld/euforie/controle) als

tussenproefpersonen variabelen. Hiermee kon de verhouding tussen positieve en negatieve emoties na het vals spelen bekeken worden voor de zes verschillende condities. Met behulp van een poweranalyse werd berekend dat er 162 deelnemers nodig zijn voor deze analyse. Met 90 valsspelers was het dus lastig om een effect aan te tonen.

Er werd zoals verwacht een interactie-effect gevonden tussen emotie, benadeelde en geanticipeerde emotie, F(2, 84) = 7.40, p = .001, partiële η2 = .15. Deelnemers rapporteerden over het algemeen meer positieve en minder negatieve emoties in de benadeeld-instituut conditie dan in de benadeeld-individu conditie, al was het verschil klein. In de geanticipeerde-schuld conditie waren de verschillen opvallend groter. In de geanticipeerde-euforie conditie en controleconditie was juist het tegenovergestelde patroon te zien; deelnemers rapporteerden minder positieve en meer negatieve emoties in de benadeeld-instituut conditie dan in de benadeeld-individu conditie. Over het algeheel rapporteerden deelnemers wanneer een instituut benadeeld werd dus meer positieve en minder negatieve emoties in de

geanticipeerde-schuld conditie dan in de andere twee condities, zoals verwacht. In de

geanticipeerde-euforie conditie rapporteerden deelnemers echter meer positieve emoties dan in de controleconditie. Dit is tegenovergesteld aan de verwachting. Ook rapporteerden deelnemers in de geanticipeerde-euforie conditie meer negatieve emoties dan in de controleconditie, wat wel volgens verwachting is. Wanneer een individu benadeeld werd, worden in de geanticipeerde-schuld conditie juist minder positieve en meer negatieve emoties gerapporteerd dan in de andere twee condities, terwijl verwacht werd dat dit niet zou

(28)

28

verschillen. Dit betekent dat wanneer een instituut benadeeld werd het patroon overeenkomt met de verwachtingen wat betreft de geanticipeerde schuld conditie vergeleken met de andere twee condities. De bijbehorende gemiddelden en standaard deviaties zijn weergegeven in Tabel 4 en de interactie is grafisch weergegeven in Figuur 1.

Ook werd weer een hoofdeffect gevonden van emotie; deelnemers rapporteerden een hogere mate van positieve emoties (M = 3.10, SD = 1.09) dan van negatieve emoties (M = 2.51, SD = 1.12), F(1, 84) = 15.08, p < .001, partiële η2 = .15. Deze resultaten bevestigden hypothese 3 dus slechts gedeeltelijk. Er werd wel een interactie gevonden tussen emotie, benadeelde en geanticipeerde emotie maar deze liep alleen wat betreft geanticipeerde schuld tne opzichte van de andere twee condities samen (deels) volgens verwachting.

Tabel 4

De gemiddelde scores op positieve en negatieve emoties en standaard deviaties (tussen haakjes) op de nameting voor de gecombineerde condities van geanticipeerde emotie en benadeelde Geanticipeerde schuld Geanticipeerde euforie Controle Totaal Positieve Benadeeld individu 2.61 (0.97) 3.29 (1.35) 3.54 (0.88) 3.08 (1.15) emoties Benadeeld instituut 3.47 (1.04) 3.08 (1.00) 2.83 (1.03) 3.12 (1.04) Negatieve Benadeeld individu 3.05 (1.37) 2.37 (0.91) 2.36 (1.18) 2.63 (1.20) emoties Benadeeld instituut 1.94 (0.69) 2.71 (1.12) 2.49 (1.10) 2.38 (1.02)

(29)

29 Figuur 1. Het interactie-effect tussen geanticipeerde emotie en benadeelde op gerapporteerde

positieve en negatieve emoties.

Ten tweede werd verwacht dat positieve emoties toe zouden nemen na het vals spelen in de benadeeld-instituut conditie en dat deze toename het grootst zou zijn bij geanticipeerde schuld, gevolgd door de controleconditie en geanticipeerde euforie. In de benadeeld-individu conditie werd verwacht dat positieve emoties af zouden nemen of in ieder geval minder sterk toe zouden nemen en dat dit niet verschilde per geanticipeerde-emotie conditie. Om dit te testen werd een factorial ANOVA uitgevoerd met de verschilscore op positieve emoties (nameting minus voormeting) als afhankelijke variabele en benadeelde (individu/instituut) en geanticipeerde emoties (schuld/euforie/controle) als tussenproefpersonen variabelen. Op deze manier kon het verschil in positieve emoties voor en na het vals spelen bekeken worden voor de zes verschillende condities, om zo beter het effect op positieve emoties vast te kunnen stellen. Er werd tegen verwachting in geen interactie gevonden tussen benadeelde en geanticipeerde emotie, F(2, 84) =0.27, p = .76, partiële η2 = .01. De bijbehorende

gemiddelden en standaard deviaties zijn weergegeven in Tabel 5. Hierin is te zien dat er een algemene trend van afname van positieve emoties te zien is. Dit duidt er opnieuw op dat er

(30)

30

over het algemeen geen cheater's high is opgetreden; de positieve emoties zijn juist afgenomen na het vals spelen. Hypothese 3 werd hierdoor dus niet bevestigd. Tabel 5

De gemiddelde verschilscores (nameting-voormeting) op positieve emoties en standaard deviaties (tussen haakjes) voor de gecombineerde condities van geanticipeerde emotie en benadeelde

Geanticipeerde schuld Geanticipeerde euforie Controle Benadeeld individu -0.58 (1.03) -0.61 (1.03) -0.69 (1.24) Benadeeld instituut -0.09 (0.74) -0.43 (0.96) -0.49 (0.63)

Als laatst werd verwacht dat in de benadeeld-individu conditie vals spelen tot een toename in negatieve emoties zou leiden en in de benadeeld-instituut conditie er geen of in ieder geval een minder sterkte toename in negatieve emoties zou zijn. Er werd verwacht dat dit gelijk was voor de verschillende geanticipeerde-emotie condities. Er werd dus een

interactie tussen tijd en benadeelde verwacht. Zodoende werd er een mixed factorial ANOVA uitgevoerd met negatieve emoties (voormeting/nameting) als binnenproefpersonen variabele en benadeelde (individu/instituut) als tussenproefpersonen variabele. Hiermee kon het verschil in negatieve emoties voor en na het vals spelen bekeken worden voor de twee

benadeelde-condities, om zo beter het effect op negatieve emoties vast te kunnen stellen. Deze analyse is reeds uitgevoerd als onderdeel van een grotere analyse bij hypothese 2, maar wordt hier opnieuw gerapporteerd met alleen de voor deze verwachting relevante gegevens. De interactie tussen tijd en benadeelde was tegen verwachting in niet significant, F(1, 88) = 0.28,

p = .60, partiële η2 = .00. De gemiddelden en standaard deviaties zijn weergegeven in Tabel 6. Wel werd er een hoofdeffect gevonden van tijd; op de nameting (M = 2.51, SD = 1.12)

(31)

31

werden er hogere scores op negatieve emoties gerapporteerd dan op de voormeting (M = 2.03,

SD = 0.99), F(1, 88) = 26.94, p < .001, partiële η2 = .23, wat zoals eerder benoemd niet typerend is voor een cheater's high. Ook deze resultaten bevestigden hypothese 3 dus niet.

Uit deze drie analyses kan geconcludeerd worden dat hypothese 3 niet is bevestigd, alhoewel er wel resultaten zijn die in de voorspelde richting wijzen. Er werd namelijk een interactie gevonden tussen geanticipeerde emotie, benadeelde en emotievalentie na het vals spelen. Hieruit bleek dat geanticipeerde schuld tot tegenovergestelde reacties aan

geanticipeerde euforie en geen geanticipeerde emotie leidde, deels zoals verwacht was. Er werd echter geen interactie gevonden tussen geanticipeerde emotie, benadeelde en het verschil tussen positieve emoties voor en na het vals spelen. Ook werd geen interactie

gevonden tussen benadeelde en negatieve emoties voor en na het vals spelen. Er zijn dus geen overtuigende bewijzen voor hypothese 3.

Tabel 6

De gemiddelde scores op negatieve emoties op voor- en nameting en standaard deviaties (tussen haakjes) per conditie-benadeelde

Benadeeld individu Benadeeld instituut Voormeting 2.10 (1.00) 1.94 (0.97)

Nameting 2.63 (1.20) 2.38 (1.02)

Effect 0.53 0.44

Noot. Het effect is de score op de nameting min de score op de voormeting.

Uit de resultaten op de drie hypothesen kan verder opgemaakt worden dat er überhaupt geen cheater's high werd vastgesteld in dit onderzoek. Hoewel er over het algemeen een hogere mate van positieve emoties dan van negatieve emoties gevonden werd, kwam door de

(32)

32

herhaalde metingen ook naar voren dat positieve emoties over het algemeen juist waren afgenomen na het vals spelen en negatieve waren toegenomen. Bij een afname in positieve emoties kan er duidelijk niet van een cheater's high gesproken worden. De positieve emoties die in deze studie gemeten zijn, zijn echter vrij breed en niet allemaal indicatief voor een

cheater's high. Wellicht werd hierdoor geen cheater's high vastgesteld, welke vooral te maken

heeft met de intensere positieve emoties. Daarom werd er exploratief gekeken of er wel een interactie tussen geanticipeerde emotie, benadeelde en tijd gevonden zou worden wanneer een selectievere schaal met de intensere positieve emoties gebruikt zou worden, namelijk plezier, blijdschap en vreugde. De betrouwbaarheid van deze schaal was goed; Cronbach's α = 0.90 voor de voormeting en Cronbach's α = 0.91 voor de nameting. Er werd een factorial ANOVA over de 90 valsspelers uitgevoerd met het verschil op deze geselecteerde positieve emoties tussen de voor- en nameting als afhankelijke variabele en geanticipeerde emotie en

benadeelde als tussenproefpersonen variabelen. Er werd echter ook nu geen significant interactie-effect gevonden tussen geanticipeerde emotie en benadeelde, F(2, 84) = 0.32, p = .73, partiële η2

= .01. Ook een analyse over de positieve emoties die kenmerkend zijn voor een cheater's high laat dus niet de verwachte patronen zien.

Verder werd exploratief gekeken of niet valsspelers in deze studie dezelfde toename in negatieve emoties en afname in positieve emoties lieten zien als valsspelers. Er werd een

mixed factorial ANOVA uitgevoerd met emoties (positief/negatief) en tijd

(voormeting/nameting) als binnenproefpersonen variabelen en valsspeler (ja/nee) als

tussenproefpersoon variabele. Deze analyse werd uitgevoerd over de 177 deelnemers waarvan bekend was of ze wel of niet vals hadden gespeeld. Net als in de eerdere analyses over alleen de vals spelers werd er een hoofdeffect gevonden van emotie, F(1, 175) = 209.74, p < .001, partiële η2

= .55: er werden meer positieve dan negatieve emoties gerapporteerd. Ook werd zoals eerder een interactie-effect gevonden tussen emotie en tijd, F(1, 175) = 63.47, p < .001,

(33)

33

partiële η2

= .27: positieve emoties namen af met de tijd, terwijl negatieve emoties juist toenamen. Hiernaast werd een interactie-effect tussen emotie en vals spelen gevonden, F(1, 175) = 9.06, p < .01, partiële η2 = .05: er was een groter verschil tussen gerapporteerde positieve en negatieve emoties voor niet valsspelers dan voor valsspelers. Niet valsspelers rapporteerden meer positieve emoties en minder negatieve emoties dan valsspelers. De effectgrootte was echter middelmatig. Op basis van deze resultaten kan niet gesteld worden dat niet valsspelers een kleinere toename in negatieve emoties of afname in positieve emoties rapporteerden dan valsspelers, aangezien er geen significante interactie was tussen vals spelen, emotie en tijd. De valsspelers en de niet valsspelers lieten dus beide een afname in positieve emoties en toename in negatieve emoties zien die niet significant van elkaar verschilden.

Ook werd nog een aantal exploratieve analyses uitgevoerd om te kijken of ondanks dat er geen cheater's high aangetoond werd in deze studie, de verandering in positieve emoties wel de neiging tot vals spelen in de toekomst en de neiging tot het delen van de ervaring kon voorspellen. Hiertoe werden twee regressieanalyses uitgevoerd over de 90 deelnemers die vals hadden gespeeld. Het verschil tussen positieve emoties op de voor- en nameting werd als voorspeller ingevoerd. Het verschil in positieve emoties voorspelde niet significant de neiging tot het delen van de ervaring, F(1, 88) = 0.95, p = .33, R2 = 0.01. Wel werd gevonden dat het verschil in positieve emoties significant de intentie tot vals spelen in de toekomst voorspelde,

F(1, 88) = 4.51, p < .05, R2 = .05. Een toename in positieve emoties voorspelde een afname in de intentie om vals te spelen in de toekomst, β = -0.33. Aan de hand van dit resultaat werd nog een derde regressieanalyse uitgevoerd, om te kijken of een toename in negatieve emoties dan ook een toename in de intentie om vals te spelen voorspelde. Dit zou de feedback theory

(34)

34

echter niet significant de intentie om vals te spelen in de toekomst, F(1, 88) = 0.80, p = .37, R2 = .01.

Verder werd exploratief onderzocht of verbondenheid invloed had op de emoties die ervaren werden na het vals spelen. Uit de manipulatiecontrole van de benadeelde bleek

namelijk dat deelnemers over het algemeen meer verbondenheid voelden met het instituut dan met het individu, waardoor de manipulatie niet werkte zoals bedoeld. Door naar de invloed van verbondenheid in plaats van de benadeelde te kijken, kan gecompenseerd worden voor het averechtse effect van de manipulatie. Er werden twee regressieanalyses uitgevoerd met verbondenheid als predictor en de ene keer het verschil in positieve emoties en de andere keer het verschil in negatieve emoties als criterium. Verbondenheid voorspelde niet significant het verschil in positieve emoties, F(1, 88) = 0.37, p = .55, R2 = .00, en ook niet het verschil in negatieve emoties tussen voor- en nameting, F(1, 88) = 0.55, p = .46, R2 = .01.

Als laatst werd exploratief gekeken of de mate van geanticipeerde schuld/euforie (afhankelijk van conditie) en de mate van inleving invloed hadden op de emoties na het vals spelen, omdat er een aantal zeer lage scores voorkwam bij de manipulatiecontrole van geanticipeerde emotie. Aangezien in de benadeeld-instituut conditie een verschil in positieve emoties werd verwacht tussen de verschillende geanticipeerde-emotie condities, werd

gekeken naar de verwachtingen die hier betrekking op hadden. Ten eerste werd een regressieanalyse uitgevoerd over de veertien valsspelers in de benadeeld instituut-geanticipeerde schuld conditie om te kijken of een hogere mate van inleving en van

geanticipeerde schuld zouden leiden tot een grotere toename in positieve emoties. De mate van inleving en van geanticipeerde schuld voorspelden echter niet het verschil in positieve emoties tussen de voor- en nameting, F(2,11) = 0.31, p = .74, R2 = .05. Ten tweede werd een

regressieanalyse uitgevoerd over de dertien valsspelers in de benadeeld instituut-geanticipeerde euforie conditie om te kijken of een hogere mate van inleving en van

(35)

35

geanticipeerde euforie zouden leiden tot een kleinere toename in positieve emoties. De mate van inleving en van geanticipeerde euforie voorspelden ook niet het verschil in positieve emoties tussen voor- en nameting, F(2,10) = 0.15, p = .86, R2 = .03. Hierbij moet wel

opgemerkt worden dat het aantal deelnemers om deze analyses uit te voeren klein is, waardoor moeilijk effecten vast te stellen zijn.

Conclusies en discussie

In deze studie werd de invloed van geanticipeerde emoties op het optreden van de

cheater's high onderzocht en werd gekeken naar de modererende rol van de benadeelde van

het vals spelen. Aangezien er eerder een link tussen geanticipeerde emoties en immoreel gedrag gevonden was (Tibbets, 1999; Sierra & Hyman, 2006; Steenhaut & Van Kenhove, 2006; Wang & McClung, 2011), werd eerst gekeken of in deze studie een causale invloed van emoties op vals spelen aangetoond kon worden door geanticipeerde emoties te manipuleren. Er werd echter geen effect van geanticipeerde emoties op vals spelen gevonden. Dit is opvallend gezien de resultaten uit bovengenoemde eerdere studies.

Vervolgens werd gekeken naar de emotionele gevolgen van vals spelen. Vaak lijkt immoreel gedrag negatieve emoties op te roepen (Tracy & Robins, 2006), maar recent

onderzoek heeft aangetoond dat het soms juist ook tot positieve emoties kan leiden (Ruedy et al., 2013), de zogenoemde cheater's high. In deze studie werd onderzocht of de benadeelde van vals spelen beïnvloedde of dit gedrag tot een toename in positieve of juist negatieve emoties zou leiden. Dit werd niet gevonden. Over het algemeen namen negatieve emoties toe en positieve emoties af, onafhankelijk van wie de benadeelde was. Er was wel een tendens in de voorspelde richting te zien; een zichtbare benadeelde leidde tot iets meer negatieve emoties en een anonieme benadeelde tot iets meer positieve emoties, maar deze verschillen waren niet significant.

(36)

36

Als laatst werd onderzocht of de benadeelde en geanticipeerde emoties een interactie-effect hadden op de emoties als gevolg van het immorele gedrag. Er waren na het vals spelen meer negatieve en minder positieve emoties bij een zichtbare, persoonlijke benadeelde dan bij een onpersoonlijke benadeelde. Wanneer schuld geanticipeerd werd was dit effect het sterkst. Dit was deels in lijn met de verwachtingen. Er werd echter verwacht dat geanticipeerde emotie helemaal geen invloed zou hebben op ervaren positieve en negatieve emoties na het vals spelen als de benadeelde een zichtbaar persoon was. Dit lijkt niet te kloppen. Geen van de drie hypothesen werd dus overtuigend bevestigd, ook niet wanneer er specifiek naar de intensere positieve emoties gekeken werd die het meest kenmerkend zijn voor de cheater's

high.

Toch kan gesteld worden dat er wel aanwijzingen zijn dat de benadeelde van vals spelen een modererende rol speelt bij de invloed van geanticipeerde emoties op de ervaren emoties na dit gedrag. Vooral geanticipeerde schuld lijkt hierbij van invloed te zijn, met positievere emoties bij een onzichtbare benadeelde en negatievere emoties bij een zichtbare, persoonlijke benadeelde. De benadeelde van vals spelen lijkt aan de hand van deze resultaten wel degelijk een rol te spelen bij de ervaren emoties. Een onzichtbare benadeelde lijkt

positievere emotionele gevolgen te hebben dan een zichtbare benadeelde, al geldt dit alleen wanneer schuld geanticipeerd wordt. Deze bevindingen passen goed bij de theorie over verboden objecten (Pechmann & Shih, 1999). Dit is namelijk een aanwijzing dat mensen over het algemeen verboden objecten of gedrag aantrekkelijk vinden, mits hier geen duidelijk zichtbaar slachtoffer van is. Schuld is namelijk een indicatie voor immoraliteit en dus als het ware ook 'verboden gedrag'. Wanneer het immorele gedrag dan tóch vertoond wordt geeft dit een kick, mits hier niemand zichtbaar mee benadeeld wordt. Wanneer dit wel zo is, heeft geanticipeerde schuld een tegenovergesteld effect. Geanticipeerde schuld leidt blijkbaar tot een verhoogde waarneming van immoraliteit, ook al is het gedrag hetzelfde. Hierdoor leidt

(37)

37

geanticipeerde schuld tot verhoogde negatieve emoties bij immoreel gedrag. Deze aanname zou in vervolgonderzoek onderzocht moeten worden door waargenomen immoraliteit te meten in verband tot verschillende geanticipeerde emoties.

Als laatst kan er geconcludeerd worden dat er geen cheater's high is vastgesteld in deze studie, aangezien er over het algemeen een afname van positieve emoties werd vastgesteld ongeacht geanticipeerde emotie en benadeelde. Wat dat betreft zijn de uitkomsten van de studie van Ruedy en collega's (2013) waarin de cheater's high voor het eerst werd vastgesteld zijn niet gerepliceerd. Het is daarom de vraag of de cheater's high daadwerkelijk bestaat. Om hier een voorlopig antwoord op te kunnen vinden wordt gekeken naar mogelijke

tekortkomingen in de huidige onderzoeksopzet en verschillen met de opzet van de studies van Ruedy en collega's (2013).

Een belangrijk verschil tussen de studies van Ruedy en collega's (2013) en de huidige studie dat mogelijk het verschil in bevindingen kan verklaren zit in de manipulatie van geanticipeerde emoties. In de studies van Ruedy en collega's (2013) werden geanticipeerde emoties niet gemanipuleerd, maar een taak die zij gebruikten om geanticipeerde emoties te meten werd in de huidige studie gebruikt om geanticipeerde emoties te manipuleren. De gedachte hierachter was emotional priming. Echter is op deze manier mogelijk niet alleen een emotie geprimed, maar ook het concept immoraliteit. Het scenario dat voor deze manipulatie gebruikt werd had namelijk ook betrekking op immoraliteit, evenals de valsspeeltaak die volgde. Doordat het concept immoraliteit reeds geactiveerd was, leidde het vals spelen mogelijk niet tot een kick omdat het spontane en daarmee de verrassing van het kiezen voor immoreel gedrag eraf was. Een meer pure manipulatie van geanticipeerde emotie die in vervolgonderzoek gebruikt zou kunnen worden is mogelijk de manipulatie die Steenhaut en Van Kenhove (2006) in hun studie gebruikten voor geanticipeerde schuld. Zij verhoogden geanticipeerde schuld door de negatieve inter-persoonlijke consequenties van het immorele

(38)

38

gedrag te benadrukken. Deze vorm is wellicht mogelijk voor geanticipeerde euforie door de positieve consequenties van het immorele gedrag voor diegene zelf te benadrukken.

Een ander aspect uit deze studie die mogelijk invloed heeft gehad op het optreden van de cheater's high is de intelligentietest. Zoals eerder vermeld gaven deelnemers aan de test heel lastig en stressvol te vinden. Hierdoor heeft de test mogelijk een grotere invloed op emoties gehad dan het eventuele vals spelen. Dit kan de algemene trend van toename in negatieve emoties en afname in positieve emoties verklaren. Als de toename in negatieve emoties voornamelijk door het vals spelen zou komen, zou deze toename sterker bij de valsspelers te zien moeten zijn. Uit exploratieve analyses kwam echter dat er geen verschil was in toename van negatieve emoties en afname in positieve emoties tussen wel en niet valsspelers. Het lijkt er dus op dat de moeilijkheid van de test een mogelijke cheater's high overschaduwt. Er was gekozen voor een lastige intelligentietest omdat dit de kans op vals spelen zou vergroten en zo een zo hoog mogelijke power bereikt zou worden voor de analyses over de valsspelers. In een volgend onderzoek waarin een intelligentietest gebruikt wordt als mogelijkheid tot vals spelen is het aan te raden om een test te ontwikkelen die wel lastig genoeg is om vals spelen te stimuleren maar niet zo lastig dat het maken van de test de effecten van het wel of niet vals spelen overschaduwt. Daarom is het raadzaam om de test eerst te pretesten op moeilijkheid onder de te onderzoeken populatie.

Een andere beperking van dit onderzoek is dat de manipulatie van de benadeelde van het vals spelen niet uitpakte zoals verwacht. Het was de bedoeling dat een masterstudent meer als een zichtbaar slachtoffer gezien zou worden dan de Universiteit van Amsterdam en de psychologische afstand tot de student kleiner en de verbondenheid met de student groter zou zijn. Dit werd echter niet gevonden. Wanneer naar de invloed van verbondenheid op emoties na het immorele gedrag gekeken werd, werd ook geen effect gevonden. Mogelijk was de manipulatie van de benadeelde niet sterk genoeg. Hoewel een student persoonlijker is dan een

(39)

39

universiteit, kenden de deelnemers de student niet in persoon. De Universiteit van Amsterdam kenden de deelnemers wel en hoorden hier zelfs bij, waardoor deze misschien zelfs

zichtbaarder was dan het benadeeld individu. Bij een sterkere manipulatie is te verwachten dat de effecten op positieve en negatieve emoties na het vals spelen groter worden. In

vervolgonderzoek zou de zichtbare benadeelde daarom levendiger gemaakt moeten worden, zodat deze ook letterlijk zichtbaarder wordt. Er zou bijvoorbeeld iets over de persoon verteld kunnen worden, een foto laten zien kunnen worden of zelfs een ontmoeting plaats kunnen vinden, afhankelijk van de verdere onderzoeksopzet. De anonieme benadeelde zou geheel onbekend voor de deelnemers moeten zijn, zodat identificatie hiermee onmogelijk is.

Een laatste kanttekening betreft de setting waarin het onderzoek plaatsvond. De

deelnemers vulden de online survey op eigen gelegenheid in, dus was er geen controle over de omstandigheden waarin zij zich bevonden. Hierdoor konden meer factoren van buitenaf invloed uitoefenen op de emoties van de deelnemers dan in het laboratorium het geval was geweest. Er kunnen bijvoorbeeld afleidende stimuli in de omgeving zijn geweest, deelnemers kunnen een (korte) pauze hebben genomen of met meerdere dingen tegelijk bezig zijn

geweest. Door mogelijk verminderde aandacht kunnen de manipulaties ook minder sterk zijn geweest, waardoor mogelijk effecten zijn onderdrukt. Voor deze setting werd gekozen om meer deelnemers te kunnen werven. Echter aangezien het onderzoek naar de cheater's high nog in de beginschoenen staat is het wellicht beter om eerst het theoretisch kader verder te ontdekken in een meer gecontroleerde setting. Om voldoende statistische power te krijgen is het praktisch om het onderzoeksdesign in het begin simpeler te houden en de relaties met verschillende variabelen in aparte studies te onderzoeken.

Ondanks deze tekortkomingen zijn er in deze studie toch aanwijzingen gevonden dat het per situatie verschilt in welke mate er positieve emoties na het vals spelen zijn. Onder de omstandigheden dat een instituut benadeeld wordt en schuld geanticipeerd wordt zijn er

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Het positieve effect van een emotionele beleving op de oordeelsvorming ontstaat doordat het beleven van een emotie of het (gedeeltelijk) herbeleven van eerder beleefde emoties de

De koppeling van de hoogte of verschuldigdheid van rente aan de omzet leidt naar mijn mening niet tot een winstafhankelijke rente omdat er, zoals hierboven uiteengezet, niet voldoende

that adolescents with relatively weak behavioral control at age 11 and high reward sensitivity at age 16 are at the greatest risk for risk behaviors at age 16, such as alcohol

Using the models, we explained the effects of temporal stimulus parameters on thresholds in a human subject study.. Both models have similar psychophysical curves, but the hazard

If you believe that this document breaches copyright please contact us providing details, and we will remove access to the work immediately and investigate your claim4. Downloaded

BUN indicates blood urea nitrogen; CRP, C-reactive protein; EPO, erythropoietin; ESAM, endothelial cell-selective adhesion molecule; GDF-15, growth differentiation factor 15;

Using examples and calculations on the Wikipedia graphs for nine different languages, we show why these rank correlation measures are more suited for measuring degree assortativity

These incentives will remain in place, although Ernst Berndt and coauthors (Feb 2015) express alarm about the future of pharmaceutical innovation, given the decreasing economic