• No results found

Mosselverwaterproeven in een beunschip in de periode 18 oktober - 7 november 1973

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Mosselverwaterproeven in een beunschip in de periode 18 oktober - 7 november 1973"

Copied!
29
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

JV(

MOSSELVERWATERPRQEVEN IN EEN BEUNSCHIP IN DE PERIODE 18 OKTOBER - 7 NOVEMBER 1973. Ing. L.Westbroek.

Rapport nr. 74-14.

Projekt 7.27 Mosselverwaterschepen. Afdeling Technisch Onderzoek.

(2)

Inhoud. biz.

Inleiding 1

Opzet van de proef 3

Resultaten G

Conclusie's 21

(3)

Inleiding :

Op de vergadering van de Stuurgroep "projekt kunstmatige Mosselverwaterplaatsen" op 24 september 1973 te Den Haag is het idee gelanceerd om met verwaterschepen de tijd te overbruggen tussen het niet meer kunnen verwateren in de Oosterschelde en het tijdstip, waarop de-in de genoemde vergadering gepresenteerde plannen, betreffende kunstmatig aan te leggen stationaire verwaterplaatsen in het Westelijk Waddengebied operationeel kunnen zijn.

Naar aanleiding hiervan zijn in de periode van 18 oktober tot 8 november 1973 een aantal verwaterproeven genomen met een water aanzuigend beunschip.

In dit rapport zijn de resultaten van deze proeven weerge­ geven. De ligplaats van het schip was de NIQZ/RIVO haven op het Horntje, waar ook de overslag van de mosselen met behulp van containernetten plaats vond vanuit het schip de WR 41 in het verwaterschip (zie bijlage 2).

Voordat met de proeven werd begonnen, zijn een aantal ver­ waterproeven op laboratoriumschaal uitgeprobeerd met mos­

selen in diverse laagdikten, o.m. ter bepaling van de drainage weerstand van het water in de mossellagen in verband met

de verbouwing en de inrichting van het beunschip (zie bijlage 1). Ten aanzien van de manier, waarop de mosselen met het

"verwater"-water in contact worden gebracht, verschilt dit principieël van de tot nu toe onderzochte verwaterprincipe's. Zowel in de natuur als ook op de tot nu toe ontworpen aan te leggen kunstmatige verwaterplaatsen, stroomt het water vrij over de mossellagen. Het is echter ook mogelijk om het water door een mossellaag te laten stromen.

Gesproken kan dan ook worden in het eerste geval van een vrij overstroom principe, en bij de hier gerapporteerde ver-waterproeven van een gedwongen doorstroomprincipe.

In totaal werden een 8-tal proeven gedaan, waarvan de eerste vijf met steeds doorstromend vers zeewater door de mossel-laag en de laatste drie met een hoeveelheid water in circulatie, (zie bladz. 2).

(4)

VERWATERPROEVEN:

Proef Datum Afkomst Laagdikte Hoeveelh. Hoeveelh.

perceel nr. mosselen circulerend water.

I 10 okt. TX 34 (RIVO) 0 ,75 m 200 mt

II 22 okt. TX 37 0 ,75 m 200 mt

III 24 okt. TX 37 en 30 0,75 m 200 mt IV 29 okt. 114 Z. ,0. RAK 0,5 m 135 mt

V 30 okt. TX 34 RIVO 1 m 285 mt

VI (circulatie) 1 nov. 643 (BISCHOT) 0,7 m 185 mt 124 m3

VII(circulatie) 5 nou. TX 34 RIVO 0 ,75 m 200 mt 60 m3

VIII(circulatie) S nou. TX 37 en 30 1,5 m 450 mt 120 m3

PRODUKTGEGEVENS:

Proef Visgewicht % Stukstal Tarra

i

I 20.0 - 20.0 II 27.9 99 20.0 III 26.9 105 25.6 IV 20.2 92 16.0 V 20.0 - 20.0 VI 31.7 60 20.0 VII 20.0 - 20.0 VIII 27.9 102 20.0

(5)

-3-Eer belangrijk punt van beoordeling was, welke hoeveelheid zand na het verwateren in de mosselen aanwezig mocht zijn na een bepaalde verwaterduur.

Een inzicht hierover is verkregen door als verlengstuk van de proeven ongeveer honderd consumenten op Texel, twee vis­ restaurants en een vishandelaar in te schakelen, om de mosselen op zandvrijheid te testen.

Bovendien werd ook de mosselhandel in Zeeland van mosselen voorzien met het verzoek om reaktie te geven op de mate van zandvrijheid en de houdbaarheid, terwijl eveneens mosselen zijn geëxporteerd naar België en Frankrijk.

Opzet van de proef:

Bij de laboratoriumproef werd in een doorzichtige plastic pijp met een diameter van 200 mm verschillende laagdikten mosselen verwaterd.

(voor de schematische opstelling van deze proef zie onderstaande figuur). watertoevoer meting02 waterhoeveelheidsmeter waterafvoer meting 02 1 laagdikte mosselen 4

Uit internationaal onderzoek (m.n. Engeland) blijkt, dat de zuurstofopname en ook de aktiviteit van de mossel afneemt bij

(6)

-4-Als uitgangspunt van de benodigde waterhoeveelheid bij de proewen is er dan ook van uitgegaan, dat het zuurstofgehalte niet lager daalt dan tot + 8G °/o van de verzadigingswaarde van het instromende water.

Met twee gelijktijdig lopende proeven in twee pijpen met de­ zelfde mosselen, die kunstmatig waren verontreinigd werd een verwaterproef gedaan met een laagdikte van 0,9 m en 1.5 m. De verwaterduur was 18 uur. Doel hiervan was of de onderste mosselen zich zouden openen en voldoende verwateren en of de mossellaag niet een te grote waterweerstand zou geven.

Ten aan-zien van het verwaterproces werden de in onderstaande tabel vermelde waarden gevonden.

Laagd. hoeveelh.zand hoeveelh.zand water mossel water zout bij aanvang na 18 uur hoeveelh. hoeveelh. temp. geh. 0 ,9m 1 104 mgr/kg 145 mgr/kg 5 ltr/nin. 20,5 kg 9.5°C 28^o

1,5m 1 104 mgr/kg 64 mgr/kg 8 ltr/iin. 34 kg 9.5°C 28^

De waterweerstand in de mossellaag van 1,5 m was + 1,5 cm W.K. De monsters van de bepaling van de zandrestwaarde werden

genomen uit het onderste deel van de pijp.

Uit deze proef blijkt, dat de zandrestwaarde acceptabel is ver­ geleken met de gemiddelde waarden in de horizontale verwatergoten

en de natuurlijke verwaterplaatsen resp. 100 en 450 mgr/kg. Na deze verwaterproeven zijn op een + 1000 maal grotere schaal-waarde verwater proeven gedaan met het beunschip Grinza VII. Hiertoe werpl een deel van het laadruim als verwatercampartiment ingericht |zie blad 5).

De manier, 'waarop het water door de mossellaag stroomt, is de­ zelfde als bij de genoemde laboratoriumproef. De bevoorrading van het verwaterschip met mosselen gebeurde met het van laadnetten voorziene mosselschip WR 41.

Tijdens de belading werden op diverse plaatsen in de lading, boven en beneden in de laag, monsters in zakjes van netwerk aangebracht, om het verwaterproces tijdens de verwaterduur te kunnen volgen, (zie bijlage 2). Van het in en uitstromende water werd met continue registrerende recorders het zuurstofgehalte gemeten.

Temperatuur, zout en slibgehalte van het water werden eveneens bepaald (zie bijlage 3).

Evenals bij de laboratoriumproef werd de waterhoeveelheid ingesteld op de zuurstofoorsumptis door de mosselen tat sen minium

(7)

5

-r

CO

7

«

M3

/

E o E CN Li_ > LU

o <

CE M

a z

CE M LU CE !— CD < z s CE CL uJ I—I en 2: ld n O UJ

M

U-I

¥

CL CD U 03 -P CD $ u Û) rs -p c CD QJ 3 U 03 03 -p C CD rH c 03 N 3 03 -P en Ü E C !L •H 03 H -i -P E > Ü SCO -P H •H C C a u U œ œ E CÖ 03 u 5M 0 a O 03 03 Ü E rH -P -P C O C > M 03 o œ u S 3 f—1 D1 rH Q3 É-H 03 •H 03 -P 03 03 in D m m a > > U3 N Ü3 o t , G c+_ o o o ; £ RO E ^ a 1

(8)

-fi­

ni veau van 80°/o van de verzadigingswaarde.

Via een regelbare aandrijving van de pomp kon de waterhoeveel-heid warden aangepast. Het verwaterpraces werd gevolgd door om de vier uur onder en boven uit de lading de monsters te nemen. Volgens de gebruikelijke methode werden deze monsters in het la­ boratorium na ^verwaterd en de zandrest bepaald (zie bijlage 3). Proef VI, VII en VIII werden gedaan met circulerend water, waarbij werd nagegaan, hoe groot het volume van het circulerend water moet bedragen t.o.v. het volume te verwateren mosselen. Zuurstof-afname en toename van de afbraakstoffen van de mosselen gemeten als de ammoniakwaarden werden hierbij bepaald.

Samengevat was de doelstelling van de proef:

Bepaal de meest gunstige verwater mogelijkheid van de genoemde pro egelstelling op basis van de variabelen:

1. mossellaagdikte. 2. benodigde waterhoeveelheid. 3. verwaterduur. 4. consumptiegeschiktheid (d.w.z. zandvrij]. 5. houdbaarheid. Resultaten.

De grafieken op de volgende bladzijden tonen het verloop van het verwaterproces de zuurstofinhoud van het in en uitstromende water en de benodigde hoeveelheid water bij alke lading mosselen.

Van de circulatie proeven VI, VII en VIII zijn grafieken toegevoegd van de ammoniaktoename.

De verwaterproces grafiek van proef vlll is niet in dit rapport opgenomen. Er werden namelijk in de monsterreeks van deze proef sterk van elkaar afwijkende hoeveelheden zand in de mosselmonsters.gevonden. Dit is waar­ schijnlijk een gevolg van het feit, dat de mosselen in de monsternetten tijdens het uittrekken uit de mossellaag opnieuw werden vervuild.

Om dit te voorkomen werden de mosselen bij de proeven II, III, IV en V bij een aantal monsternamen drooggezet.

Op deze momenten werd ook een grote hoeveelheid water door de mossellaag gepompt, om het zand en slib tussen de mosselen weg te spoelen.

Het voorgaande verklaart, dat de grafieken op blz. 9,11,13 en 14, die de waterhoeveelheden weergeven, onderbroken zijn en eveneens een piek vertonen. De grafieken op blz 10 geven het verloop weer van het verwater­ proces van dezelfde mosselen in het verwaterschip en in een verwatergoot.

(9)

Su C 03 Cn S) 03 -P X) > CQ 03 c O C Dl TJ O X3 Q E C E •H S-4 k 03 03 03 03 C T3 -P -P •H U • • 01 to 03 C c rH O 0 03 E E CO CO m -P C C Q -p SH •H •H E D r-i -P ~D T3 •n> O 03 C C •H cn CD Cö rH _Q N N (0 CO

O

©

I 1

EI

1 1

(10)
(11)

£ O

• ; *•*./• • - • ; Y— ' en 00 h- (0 m n CN - O

O O O O O O O O

; • - : •

(O O O

(12)
(13)
(14)
(15)
(16)

-13- -14-t CS -ü' i_* 0 CM ÛJ. DJ 0) j "O •±> : - -H-rH |a A3 0 :B.SZ JZ !Q) rM 03 H-> (D OllEfXr -P !0J " 3 O N Q) "IX.

I

g i . ... u aj U 4J 0 -G ' S; y > 1 0) (É +J -U ... . .' E .. ..e s • -H -ril •: C : D '3 f- "fc Sii +> bi tin • ~ - a - —»H" "H ' ! C 3 3 . : . : -H NN Ti i 1 ! : " • 1 • i ! C . 41 i . 4 J E •! m CO , CM i t ... œ . rH : 0) ; w W O ; E E "Ö 1 « n-i . © 03 x: . •HQ) rH - TJ © : (ti O . .r-l x;

V\

/'V

/:/

(X CS CM O CN 00 I •-*;./ II . il «S il

Ii

w

i!

! ( 11 l\ w ^ \ I } / CN S/ ' f 00

•\\

l Ii

I

fl n i1 l\ \ \ . i .. As <0 CS // i< !T Q, O) 00 i«JC

V

<0 O O <0 m o o m O

o

n O

o

co cs o o cs o o O O

(17)

(18)

ex -\i O* E. 1 . R. • T3 crr •H: cvi , 03. 1 .SZ CM CJ t—1' CVJO GD • en _Q a> O -p - U to JZ CL -P. E CD; CD D2 m -P c Ol h to -P OD > 3 -P C D o (ß N 5 tO LU O CC JX, (O E 8 u-0} j i -P -p tn co "D *- C 03 c U ... . - - "TD rH rH 03 3 i CO P E *0 O •TH O E O ; CD 13 "O -rH OD •03 03 -p

£

_c r—1 1—1 •H ü) 03 T3 -03 ü) D) > > 03 03 • m ü O .1—1 Ü x: O O u -P CO c u 03 k -P o x: 0 ü > td CU 03 -P -P e s •H -H 3 3 !H U D) tjl -H -H 3 3 N N esj CNj j : 1 ! CN O

i

H >• !! H i" ii

u

ü ii li M li-ii

H

;l il il '1 11 •) n ti

!i

n !! U '1 it

il

h I ! y / S O O) CO <0 in ro CM Ö-o" O O O o O

(19)

-17-CM c « D) : E O : U X3 0 tiH cxi cn r-i QI 1 si 0 CD ! • -P: U •H: a as: -P e m -Ci ai cn Q)'+J C Ol ^ (Ö -pi CD 3 -P ai co cd N. . 03 O M M > U 03 SH -P • O u r > to QJ CD -P •p e Q •H •tj £ E-a 3 b U' U -p Dl GD m •H •H c 3 3 •r N N CNJ c>g =?

?

I I \

V

i \ : X Ol CM O CM 00 <o CN 00 <0 CM \ X \ ,^JL LU O CC CL -! 2 O) CO <0 m co CN r-I ... . lör . O O O O t?' O O c

(20)

-18-s P •H "O S C\l T~ -C 1 j rH LT) LT) CD C\j ! "• -û

*

01 CD

*

CD P r-J ; « U P r-J CL P CO (fl -C

©

D) 03 -P . £ tn CÖ P Q} . > 3 P C O m ŒJ N

?

h 0) P O SZ a y >

$

03 0) •p p g E E Q •H •rH O D 3 U p to •H •rf Ü) En è 3 •rH N CsJ CNJ O O I I 03 •H P Cß I—I Ü •H <t3 Ö cc CL tO E ; a OJ • i

,

u 03 P -P j E 10 ? O m V> c 0 c u. 03 03 . ..M 1—i C—i • É 03 3. U3 Ü lO 0} Sh •» O •H E o-13 "D •> •H •H 03 CD sz _C rH i—1 •rl 03 03 *o 03 03 Ö > > S 03 03 (C O O rf J= _C © o § o o o M

(21)

-19-18-1 x 100 mg N-NH3/m3 Q : 180 m3/uur proef - VI T 1 1 1 1 1 1 1 1 r —1 1 1 2 4 6 8 10 12 14 16 18 20 22 24 26 uur 14—1 xlOOmg N-NH3/ m3 17r • • 10- . . 8- 6-t • Q : 190 m 3/uur proef vu * 2-1 1 1 1 i 1 1 —i 1 • 2 4 6 8 10 12 14 16 « uur

(22)

-20-3 3 ' ® M M M > « O O

E

\

z

E

i— >o CN n X Z

z

<y I

z

g • M 0 Z 1

z

X

"X

CN

~r

8 -T -00 -T-«

T

-5 -S -8 -8 -S •Ä _ <j _ CN

(23)

Conclusies:

De belangrijkste punten van beoordeling die het al of niet slagen van de proef bepalen,zijn ;

a , zandvrij hei cl

b, houdbaar heid

Uit de geregistreerde gegevens van de proef zelf en uit de reakties van de handel en de consument is gebleken, dat ten aanzien van punt a het verwateren van mosselen in een verwaterschip volgen s de beproefde methode met vers en circulerend zeewater zeer goed mogelijk is.

Bij een mossellaagdikte tot + 1 m is de verwaterduur van 6-12 uur voldoende, om tot een aanvaardbaar zandrestniveau te komen

van + 200 mgr/kg. Proef VIII is uitgevoerd met een laagdikte van 1,5m. Het gaf moeilijkheden om uit deze grote laagdikte tijdens het ver­ wateren monsters te nemen, toch kan uit de verkregen gegevens worden vastgesteld, dat deze laagdikte na + 18 uur voldoende was verwaterd. Overigens is deze proef als circulatieproef uitgevoerd en is niet bekend in hoeverre de verwaterduur bij het gebruik van vers zee­ water zou zijn beinvloed.

Gebleken is, dat de onderste mosselen een groter zandrest niveau hebben, dan de mosselen in het bovenste deel van de laag na een bepaalde verwatertijd.

Een vergelijking van de gemiddelde zandresten in de mosselen na het verwateren op de natuurlijke verwaterplaatsen, in het verwaterschip en in de goten, waarbij de verwaterduur buiten beschouwing wordt gelaten geeft resp. restwaarden van + 450 ,200 en 100 mgr zand per kilo mosselen.

Op blz. 10 is een vergelijking gegeven van een gelijktijdige ver^-watering van dezelfde mosselen in het verwaterschip bij een laag­ dikte van 0,75 m en in een verwatergoot in een laagdikte van + 5 cm. Hieruit blijkt, dat het verwaterproces in het verwaterschip, zelfs bij een laagdikte die 15 x groter is, sneller verloopt. De benodigde hoeveelheden water zijn gemiddeld 90m3 per 100 m ton,

aanmerkelijk minder dan bij het vrije overstroomprincipe. Ten aan­ zien van punt b kan worden gesteld, dat^de bemonstering is gebleken, dat dit verwaterproces geen aanwijsbare nadelige effecten geeft op het vochtverlies en de houdbaarheid.

(24)

-22-Op dit punt was de reaktie van de handel echter niet altijd positief, dit kan mede verklaard worden doordat voor proef IV mosselen zijn gebruikt afkomstig van een kweekperceel uit het Z.O. Rak.

Deze mosselen staan bekend als moeilijk te verwateren d.w.z. zijn fysiologisch zwak en hebben een minder sterke schelp.

Rekening moet echter worden gehouden met de gunstige seizoensomstan— digheden t.w. lage watertemperaturen en goede conditie van de

mosselen waarmee de proeven zijn uitgevoerd.

Aanvullende proeven in de winter, het voorjaar en de nazomer zullen daarom"noodzakelijk zijn, om zekerheid te verkrijgen of dit verwater-principe in het gehele seizoen voldoet.

De verwachting is echter dat op basis van proeven in de verwater-goten (onderzoekingen de Vooys) geen moeilijkheden t.a.v. het zandvrijmaken zijn te verwachten. Wel zal er meer water nodig zijn als gevolg van de afname van het zuurstofgehalte in het water bij hogere temperatuur en de verhoogde aktiviteit, dus verhoging van het zuurstofverbruik van de mosselen.

Uit de circulatieproeven is gebleken, dat bv. gedurende 48 uur kan worden gecirculeerd zonder extra toevoeging van zuurstof. Een simpele beluchting was hier voldoende (zie bijlage 4}.

Door het water meer of minder snel rond te pompen kan het zuurstof­ gehalte op peil worden gehouden.

De ammoniak productie varieerde tussen 0,5 en 2,0 mgr N-(NH /kg

3

vis/uur (blz 19, 20).

Een snelle begin_productie kan verklaard worden door opgehoopt NHg/NHj + in schelpvocht en/of een verhoogde uitscheiding na een zuurstofloze stofwisseling, wanneer de mosselen droog liggen . Metingen verricht in verwatergoten (.aquarium) als verschil tussen in een uitstroom gaven waarden van 2v8 mgr N-NHg/kg vis/uur.

o

Bij een temperatuur van + 9 C blijkt de productie tijdens verti­ kale verwatering een faktor ongeveer 4 lager te.liggen.

De productie vanN-NHg per kg vis in de eerste 20 uur: (proef 7:16 uur):

(25)

Proef nr. hoeveelh. vis tarra N.NH3/kg vis volume verh. temperatuur

mosselen gew. % in mgr. mossel/water water C kg °/o

VI 18.500 31.7 20 30.7 1:4.5 9.0

VII 20.000 28.0 20 12.0 1:2. 9.5

VIII 45.000 27.9 20 10.5 1:2. 9,5-11

In proef VUI (blz. 20 en 18) nemen de ammoniak productie en het 02 verbruik na 35 uur circuleren sterk toe.

Een mogelijke oorzaak hiervan is, dat de snelheid van de

bakteriële afbraakprocessen hoger wordt als gevolg van rotting van de tarra.

Wat de invloed is van andere afbraakstoffen in het water op het ver-waterproces en de houdbaarheid van de mosselen is niet bekend. Dok is dit het geval met het effect van de voedselafname in het circulerende water.

Onderzoek op dit punt heeft uigewezen, dat de 0g opname door de

mosselen met + 25% afneemt in water zonder voedsel.

Uit de circulatieproeven is verder gebleken, dat voor een gegeven volume mosselen het dubbele volume water in circulatie kan worden gebracht. Kenmerkend van het beproefde verwaterproces is, dat de mosselen snel kunnen worden verwaterd. Bij proef UI konden de mosselen binnen 24 uur vanaf de kweekplaatsen in de Waddenzee geschoond en opgezakt in Zeeland worden afgeleverd.

In een juiste procesgang van kweek naar consument d.w.z. waarbij de kwaliteit van de mosselen, het opvissen, het verwaterproces de verwerking en het transport naar de detailhandel op elkaar

worden afgestemd, zal deze verwatermethode zeker bruikbaar zijn. Rest nog mijn dank aan de betreffende medewerkers van het

Mosselproefstation voor de hulp bij de proeven en de uitwerking van de in dit rapport vermelde gegevens.

L. Westbroek Texel, 28-12»73.

(26)

Voorbereidende verwaterproeven in het laboratorium op 16 oktober 1973 .

Mossellaagdikten G.9 en 1.5 m.

\

Verbouwing GFŒNZA VII tot verwaterschip 17 oktober 1973. j

(27)

vullen.van de monsternetten plaatsen van de monsternetten

het overslaan van de mosselen m.b.v. containernetten uit de WR 41 in de GRINZA VII

(28)

meetapparatuur aan boord van het schip.

continue zuurstofmeting en slibmeter.

pompaggregaat

naverwatering in het labora­ torium van de getrokken mon­

sters .

ligplaats schip NIOZ/RIVO haven.

(29)

beladen van het beunschip h i <•-? "vs:: -<?., y/•?' i ..jï^f*' ' * ~ J T, k * ' * W« ^v»»* t/'Mf j'"jfft

l

i

l

#

/

wÊÊÊËmwm^^

lossen na het verwateren

^èrrt^f *--* • Yrv'Ç- ""• -'-•^ .. ,W • -,

.-^•

£:

*^l4Sätz

i

"«K»""

circulâtieproef beluchten van het water bij BIJLAGE 4

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

− Het aandeel Poolse immigranten dat in de vier grote steden woont, is kleiner dan dat van de Bulgaren, omdat de Polen in sectoren werken (land- en tuinbouw, woningbouw) waarin

Gat in Zeylen, komende van benoorden soo myd de Noord-Wal, en Seylt by het Zuyd Eylant in en daar digt by langs, soo laat gy de Blinde aan Bak-Boort en hout soo u Koerts tot dight

Het multidimensionale karakter van vertrouwen uit zich in een brede waaier van factoren die de beslissing al dan niet te vertrouwen sturen. De factoren vertonen onderlinge

Deze middelen worden ingezet voor het integreren van de sociale pijler (onder andere wonen – welzijn – zorg) in het beleid voor stedelijke vernieuwing en voor

Uit het onderhavige onderzoek blijkt dat veel organisaties in de quartaire sector brieven registreren (van 51% in het onderwijs tot 100% of bijna 100% in iedere sector in het

Een nadere analyse waarin naast de in de vorige regressieanalyse genoemde controlevariabelen ook alle individuele campagne-elementen zijn meegenomen, laat zien dat

Omdat de bezoekers op elk willekeurig moment in een van deze groepen ingedeeld werden en baliemedewerkers niet op de hoogte waren van het type handvest (ambities, weinig ambitieus,

[r]